29 628 Politie

Nr. 473 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2014

Conform toezegging (Kamerstuk 29 628, nr. 415) informeer ik u over het onderzoek «Langdurig verzuim bij de Nederlandse politie» dat door TNO is uitgevoerd. Het onderzoeksrapport van 21 juli 2014 bied ik u met deze brief aan1. Met deze brief doe ik ook het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie gestand. Het onderzoek is in opdracht van het programma Versterking Professionele Weerbaarheid Politie uitgevoerd. Doel van het onderzoek was om meer inzicht te krijgen op de omvang en achtergronden van het langdurig arbeidsverzuim bij de politie, zodat er doelgericht beleid kan worden ontwikkeld op basis waarvan passende preventie- en interventiestrategieën kunnen worden geïmplementeerd. De politie wil een goed werkgever zijn die haar medewerkers optimaal begeleidt bij ziekteverzuim. Dit komt ten goede aan een snelle re-integratie van de medewerker en aan de algemene inzetbaarheid binnen de politieorganisatie. Het onderzoek laat echter zien dat de aanpak en registratie van het langdurig verzuim tekortschieten. Ik vind dit zeer ernstig. Maatregelen zijn per direct geboden. Op de korte termijn moeten de registratie, de dossiers en de begeleiding van de huidige langdurig verzuimers op orde worden gebracht. Voor de lange termijn verwacht ik dat de politie een adequaat verzuimbeleid, zowel procedureel als inhoudelijk, duurzaam verankert binnen haar organisatie.

Ik zal allereerst met een samenvatting van het onderzoek de belangrijkste conclusies en aanbevelingen weergeven. Vervolgens geef ik mijn beleidsreactie op dit onderzoek.

Samenvatting onderzoek

TNO heeft het onderzoek naar langdurig verzuim bij de politie uitgevoerd in 5 eenheden en bij de dienst ICT. In totaal zijn 31.426 medewerkers in dienst bij deze organisatieonderdelen. Dit komt neer op grofweg de helft van het totale aantal medewerkers dat in dienst is bij de politie. Het onderzoek bestond uit dossieronderzoek. Het ging hierbij om de geanonimiseerde P-dossiers van alle werknemers uit de geselecteerde eenheden en dienst ICT die langer dan 3 maanden verzuimden.

Het onderzoek geef inzicht in de mate en achtergronden van langdurig verzuim. Door de onderzoekers zijn in de geselecteerde regionale eenheden en de dienst ICT 1.280 gevallen van langdurig verzuim aangetroffen. Het gaat hierbij om verzuim van meer dan drie maanden. Van deze 1.280 gevallen zijn 982 dossiers onderzocht. Van de overige 298 gevallen zijn geen dossiers aangetroffen of beschikbaar gesteld aan de onderzoekers. De onderzoekers constateren dat de toegankelijkheid en volledigheid van de aangeleverde langdurig verzuimdossiers ernstig onvoldoende zijn om te kunnen voldoen aan de Wet Verbetering Poortwachter. Verplichtingen en termijnen uit deze wet worden over de gehele linie onvoldoende nagekomen. In meer dan een kwart van de dossiers ontbreekt de verplichte probleemanalyse en het plan van aanpak. Het niet op orde hebben van de administratie en het niet tijdig kunnen voorzien in benodigde informatie leiden tot opvallend veel loonsancties van het UWV en in veel gevallen tot een verder oplopende verzuimduur. In 13% van de onderzochte gevallen duurt het verzuim langer dan de wettelijke termijn van 2 jaar toestaat. Daarnaast merken de onderzoekers op dat een aanzienlijk deel van het verzuim het zogenaamde 1% verzuim betreft. Dit wordt volgens de onderzoekers onterecht toegepast. Het gaat hierbij volgens de onderzoekers om medewerkers die wel werken, maar niet (volledig) op hun eigen functie terug kunnen keren.

In het rapport wordt opgemerkt dat onduidelijkheden over rollen en verantwoordelijkheden in het re-integratieproces een goede bedrijfsvoering en regie parten spelen. Ook is er gebrek aan kennis en expertise op het gebied van verzuimmanagement en preventie. Het hogere management lijkt de urgentie van de problematiek onvoldoende te erkennen. Direct-leidinggevenden zijn onvoldoende geëquipeerd en ondersteund om adequaat te handelen. Van HR-medewerkers wordt verwacht dat zij wel de expertise en middelen hebben, maar zij blijken niet voldoende mandaat en inzicht in de individuele gevallen te hebben. Deze dynamiek geeft alle betrokkenen (inclusief de verzuimers) te veel mogelijkheden om onder hun verantwoordelijkheden uit te komen.

Beleidsreactie

Het onderzoek laat zien dat de aanpak en registratie van langdurig verzuim niet op orde is. Ik onderschrijf de conclusies en aanbevelingen uit het rapport. Iedere politiemedewerker moet er op kunnen rekenen dat ziekteverzuim goed wordt begeleid en hij of zij snel weer kan re-integreren. Een correcte registratie, complete dossiervorming, helderheid over rollen en verantwoordelijkheden en voldoende deskundigheid zijn hiervoor randvoorwaardelijk.

Het verzuimbeleid maakt deel uit van het grotere domein Veilig en Gezond Werken (VGW). Ik vind het belangrijk dat de politie VGW op een goede manier inricht en toepast. Op diverse aspecten zoals PTSS en geweld tegen politie heb ik u al regelmatig geïnformeerd over intensiveringen van de aanpak2.

De resultaten en aanbevelingen van het onderzoek maken het noodzakelijk om in de breedte van VGW met spoed een verbeterslag te maken.

Belangrijke punten bij de aanpak van langdurig verzuim zijn:

  • 1. Om per direct vaart te maken met de re-integratie van de huidige groep verzuimers heeft de politie een taskforce langdurig verzuim opgericht. Deze taskforce is in oktober van start gegaan en ondersteunt samen met het Politiedienstencentrum (PDC) de eenheden bij de aanpak van langdurig verzuim dossiers. Het doel is om de langdurig zieke collega’s zorgvuldig en zo snel als mogelijk terug te geleiden in het arbeidsproces naar passend werk binnen of buiten de politieorganisatie. Daarnaast brengt de taskforce nog dit jaar in kaart hoe het met het langdurig verzuim gesteld is in de overige eenheden. Medio 2015 dienen alle dossiers op orde te zijn.

  • 2. Op 1 januari 2015 implementeert de politie een landelijk verzuimvolgsysteem. Dit systeem ondersteunt de leidinggevende bij de registratie en eenduidige dossiervorming op het gebied van verzuim. Ook helpt het de leidinggevende bij het tijdig en kwalitatief goed begeleiden van de verzuimende medewerker gedurende de gehele verzuimperiode en binnen de geldende wet- en regelgeving, o.a. door de ingebouwde workflow (het systeem herinnert de leidinggevende aan uit te voeren acties). Daarnaast zal de politie landelijk re-integratiebeleid (waaronder landelijk herplaatsingsbeleid) ontwikkelen dat uiterlijk halverwege 2015 gereed zal zijn.

  • 3. Leidinggevenden zullen in de nieuwe inrichting ondersteund en gecoacht worden door o.a. arbeidsdeskundigen bij het managen van verzuim en het maken van re-integratieplannen. Tot die tijd vindt ondersteuning plaats door de taskforce. Daarnaast zal binnen een jaar meer en expliciet aandacht komen voor de aanpak van verzuim in de leiderschapsopleidingen van de Politieacademie.

  • 4. De politie richt dit jaar een kennis- en expertisecentrum in met in- en externe deskundigen op het gebied van verzuim, waaronder een medewerker van het UWV. Tot hun taken behoren het analyseren, beoordelen en adviseren ten aanzien van verzuim dat langer dan 6 maanden duurt, het toetsen van de toepassing van het 1% verzuim en het analyseren van financiële stromen teneinde loonsancties van het UWV en verspilling te voorkomen.

De politie zal de noodzakelijke verbeteringen voortvarend oppakken zodat het verzuim wordt beperkt en de aanpak wordt geprofessionaliseerd. Zij zal er alles aan doen om de politiecapaciteit optimaal beschikbaar te hebben voor het uitoefenen van de politietaken voor een veiliger Nederland. De politie zal eind 2015 een audit naar langdurig verzuim laten uitvoeren. In het jaarverslag zal de politie van de vorderingen op de aanpak van het verzuim verslag doen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 29 628, nr. 468; Kamerstuk 29 628, nr. 450; Kamerstuk 29 628, nr. 437; Kamerstuk 29 628, nr. 433; Kamerstuk 29 628, nr. 415; Kamerstuk 29 628, nr. 335.

Naar boven