21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 898 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2016

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 15 februari jl. heeft plaatsgevonden. Nederland zat deze Raad voor.

Ik geef in deze brief daarnaast uitvoering aan de motie van het lid Lodders (Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 109) waarin mij gevraagd is de Kamer voor 1 maart 2016 te informeren over het tijdspad en de wijze waarop de Kamer en de sector betrokken worden bij de Nederlandse inzet voor de review van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in 2017. Ook informeer ik uw Kamer over de stand van zaken wat betreft de verordening over het meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn en de uitkomsten van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tuna (ICCAT) die van 10 tot en met 17 november 2015 plaatsvond in Malta.

Tenslotte informeer ik u over mijn toezeggingen uit het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad op 11 februari jongstleden over een terugkoppeling van de lunchdiscussie tijdens de Raad over de marktsituatie en de import van paardenvlees uit derde landen in relatie tot dierenwelzijn.

Op de Raad geagendeerde onderwerpen

Marktsituatie

Informatie van de Poolse en Spaanse delegatie en lunchdiscussie

In door hen aangevraagde diversenpunten, hebben Polen en Spanje hun zorgen geuit over de marktsituatie in diverse landbouwsectoren (zie respectievelijk ST 5886/16 en ST 5882/16). Daarnaast heeft Frankrijk al daags voor de Raad een document verspreid (ST 5892/16) waarin het maatregelen voor de korte en lange termijn voorstelt. Tijdens de lunchdiscussie hebben de Ministers van gedachten gewisseld over de marktsituatie. Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg van 11 februari jl. over deze Landbouw- en Visserijraad, geef ik graag een terugkoppeling van deze lunchdiscussie.

Frankrijk stelt voor de zuivelsector conjuncturele maatregelen voor zoals een tijdelijke verhoging van de interventieprijs, buitengewone promotiemaatregelen en exportkredieten. Daarnaast stelt Frankrijk als structurele maatregel voor een high-level group in te stellen die moet werken aan een herziening van de referentieprijzen en interventieprijzen en nieuwe mechanismen op het gebied van crisisbeheer. Frankrijk denkt bij dit laatste aan een vroegtijdig alarmeringssysteem om crises te duiden, het definiëren van verschillende crisisniveaus, instrumenten om ondernemingen en productiezones te ondersteunen die worden bedreigd door een sterk onevenwichtige markt en een steunmechanisme voor producenten die vrijwillig hun productievolume terugdringen in tijden van prijsdaling. Tot slot geeft Frankrijk aan een verplichte herkomstaanduiding voor zuivel en zuivelproducten te willen en vroeg de Europese Commissie in dit kader een voorstel te doen voor regelgeving rondom traceerbaarheid en etikettering.

Voor de varkenssector stelt Frankrijk voor de particuliere opslagregeling te verlengen, versterkt in te zetten op toegang tot de Russische markt door het sanitaire embargo op te heffen, meer inzet van de Europese Commissie bij het openen van nieuwe markten en het opheffen van zowel tarifaire als non-tarifaire handelsbelemmeringen. Daarnaast moeten ook in de varkenssector buitengewone promotiemaatregelen ingesteld worden en herinnert Frankrijk de Europese Commissie aan de resolutie van het Europees Parlement waarin zij opgeroepen wordt met wetgevingsvoorstellen te komen voor herkomstetikettering van vlees in verwerkte producten.

Alle lidstaten onderstreepten de zorgelijke situatie van de landbouwmarkten, maar de opvattingen over de oplossingsrichtingen liepen uiteen. Meerdere lidstaten ondersteunden de Europese Commissie dat er nieuwe oplossingsrichtingen verkend moeten worden, binnen de huidige kaders van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De Europese Commissie werd verzocht om soepel om te gaan met boetes. Dit zou op de korte termijn kunnen bijdragen aan verbetering van de liquiditeit van landbouwers. Veel lidstaten zagen meer in het bevorderen van promotie van landbouwproducten of het instellen van mechanismen voor exportkredieten. Ook het belang van het openen van nieuwe markten en het slechten van handelsbarrières werd alom ondersteund. Daarnaast werd er gesproken over het belang van een betere monitoring en analyse van de markten en werd het oprekken van de ruimte in de mededingingsregelgeving door enkele lidstaten ter sprake gebracht.

Terugvallen op oude mechanismen zoals aanbodregulering werd niet wenselijk geacht. Veel lidstaten benadrukten dat prikkels die een toename van productie veroorzaken, vermeden moeten worden, zoals het tijdelijk verhogen van de interventieprijzen of exportrestituties. Al zagen enkele lidstaten dat wel als een tijdelijke korte termijnoplossing voor de liquiditeitsproblemen van landbouwers.

Met betrekking tot de problematiek in de zuivelsector werden de Franse voorstellen door een aantal lidstaten gesteund. Verschillende lidstaten ondersteunden het Franse voorstel voor het instellen van een high-level group voor zuivel. Met betrekking tot de varkenssector, werd het heropenen van de particuliere opslagregeling voor varkensvlees door sommige lidstaten als goede korte termijn oplossing gezien. Andere lidstaten waren hier nadrukkelijk tegen en wezen erop dat het varkensvlees ook weer op de markt zou komen, waardoor de regeling alleen maar zorgt voor uitstel van het probleem.

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 december 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 891), heb ik het Nederlandse standpunt toegelicht.

De Europese Commissie gaf aan dat de moeilijkheden hardnekkiger zijn en langer aanhouden dan verwacht. De zuivel- en varkensvleessector kampen met dalende prijzen. Dit geldt ook voor de groente- en fruitsector, al is de oorzaak hiervan anders van aard. Zij gaf aan dat de Europese Commissie eind 2015 snel en adequaat heeft gereageerd en dat alle mogelijkheden die ter beschikking staan door de Europese Commissie inmiddels gebruikt zijn. De problemen in de zuivel- en varkenssector lijken van structurele aard. Dat is ook de reden waarom de Europese Commissie de taskforce voor landbouwmarkten ingesteld heeft, onder leiding van dhr. Veerman. De situatie vraagt om een nieuwe manier van denken, maar wel binnen de bestaande wettelijke en financiële kaders. De Europese Commissie riep de lidstaten op om met innovatieve en creatieve voorstellen te komen hoe de zorgelijke marktsituatie verbeterd kan worden, die echter wel binnen het wettelijke en financiële kader passen.

Het Nederlandse voorzitterschap heeft de lidstaten verzocht om voorstellen in te dienen die kunnen zorgen voor verbetering van de marktsituatie voor landbouwproducten. Het voorzitterschap zal de inbreng van alle lidstaten coördineren en deze bundelen. Dit samenvattende document zal de basis worden voor de bespreking in de Landbouw- en Visserijraad van 14 maart aanstaande, waarin er verder over de marktsituatie gesproken zal worden en de Europese Commissie gevraagd zal worden te reageren op de voorstellen van de lidstaten.

Werkprogramma Voorzitterschap

Presentatie van het Voorzitterschap

Tijdens de Raad heb ik een presentatie gegeven over het werkprogramma van het voorzitterschap op het terrein van de Landbouw- en Visserijraad. Ik heb uw Kamer over dit werkprogramma eerder geïnformeerd in de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 december (Kamerstuk 21 501-32, nr. 889) en in de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 15 februari jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 893).

De Europese Commissie complimenteerde het voorzitterschap met het ambitieuze werkprogramma en zegde volledige medewerking toe.

Duurzaam beheer externe visserijvloot

Presentatie van de Europese Commissie

De Europese Commissie heeft in de Raad het voorstel voor een nieuwe verordening voor het beheer van de externe vloot gepresenteerd (ST 5609/16).

Met het voorstel geeft de Europese Commissie invulling aan de externe dimensie van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid. Dit beleid is erop gericht om de visserij meer duurzaam te maken en rekening te laten houden met het mariene ecosysteem. De criteria waaraan de EU-visserijvloot binnen het Gemeenschappelijk Visserijbeleid in de EU-wateren moeten voldoen, zijn dezelfde als die in de externe wateren. Ook visserijvloten van derde landen die in EU-wateren vissen moeten voldoen aan de criteria, zoals beschreven in het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

Ook sluit het voorstel beter aan op de Controleverordening en de verordening om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te bestrijden. Het algemene doel van het voorstel is een beter beheer en een betere controle van de activiteiten van de externe vloot. Zo gaf de Europese Commissie aan met één elektronische databank te komen van EU-visserijschepen die machtigingen hebben om te vissen in externe wateren.

De doelstellingen van het voorstel werden door vele lidstaten onderschreven. Maar wel wezen meerdere lidstaten op de extra administratieve lasten die dit voorstel met zich brengt; met name die voor de kleine visvaartuigen in de Middellandse Zee. De Europese Commissie gaf aan open te staan voor voorstellen van de lidstaten om de administratieve lasten in dit voorstel te verminderen en rekening te houden met de kleine vissers. Tevens wilden meerdere lidstaten verduidelijking in het voorstel over de uitwerking van de bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Commissie en de lidstaten inzake de verlening van visvergunningen. Ook gaven lidstaten aan het van belang te vinden dat het voorstel in lijn is met de afspraken van de regionale visserijmanagement organisaties en met de bepalingen uit de Controleverordening.

Het Nederlandse standpunt over dit voorstel is u toegezonden in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2016). Het Nederlands voorzitterschap streeft naar een algemene oriëntatie in de Landbouw- en Visserijraad van juni. Het Europees Parlement zal in april met de behandeling van het voorstel beginnen.

Dierenwelzijn

Presentatie van een position paper van Denemarken, Duitsland, Zweden en Nederland

Duitsland presenteerde namens Zweden, Denemarken en Nederland een position paper met suggesties aan de Europese Commissie voor de oprichting van een EU-platform voor dierenwelzijn (ST 5708/16). Het beoogde platform kan discussies met lidstaten en belanghebbende organisaties faciliteren en zou kunnen bijdragen aan uitwisseling van ervaringen en goede praktijken, netwerken, gecoördineerde acties, versterking van partnerschappen en toewijding van belanghebbenden om te werken aan de bevordering van dierenwelzijn. Tevens kan het platform zorgen voor discussie ter versterking en aanscherping van dierenwelzijnsstandaarden en de verbetering van bestaande wetgeving.

Er was in de Raad brede steun voor de oprichting van een dergelijk platform. Een substantieel aantal lidstaten gaf aan dat het EU-platform zich zou moeten richten op de uitwisseling van informatie en goede praktijken en de goede implementatie en controle van de bestaande regelgeving. Ook benadrukten verscheidene lidstaten dat het platform niet moet toewerken naar extra of aanscherping van regelgeving op het gebied van dierenwelzijn. Volgens deze lidstaten is het tevens van belang dat, met het oog op internationale handelsakkoorden met derde landen, getracht wordt een gelijk speelveld te bewerkstelligen waarin ook aandacht is voor dierenwelzijnseisen.

De Europese Commissie gaf aan het initiatief voor de oprichting van een EU-platform voor dierenwelzijn te ondersteunen en wil de interesse bij belanghebbende organisaties hiervoor op korte termijn tijdens een bijeenkomst met dergelijke organisaties gaan peilen. Ook vertegenwoordigers van lidstaten zullen bij dit overleg worden betrokken.

Internationale handel in landbouwproducten

Presentatie van de Europese Commissie

De Europese Commissie heeft een presentatie gegeven over de stand van zaken van de internationale handel in landbouwproducten (ST 5888/16). De EU-export van agrarische producten is ondanks de boycot van landbouwproducten door Rusland, in 2015 gestegen met 6% ten opzichte van 2014. De totale export bedroeg in 2015 129 miljard euro. De Europese Commissie gaf aan meer financiële middelen voor promotieregelingen voor export van agrarische producten beschikbaar te hebben (totaal 111 miljoen euro). De Europese Commissie riep lidstaten op deze regelingen onder de aandacht van de sector te brengen en te zorgen voor de benodigde cofinanciering van deze regelingen.

De Europese Commissie gaf verder een presentatie van de onderhandelingen over de handelsakkoorden die momenteel lopen. Zo wordt met Mexico getracht tot een modernisering van het bestaande handelsakkoord te komen en is de Europese Commissie met Colombia bezig om handelsbelemmeringen op te heffen. Ook met China, Nepal, de Verenigde Staten, Japan, de Filipijnen en Vietnam vinden onderhandelingen plaats om (verdere) toegang te krijgen voor EU-landbouwproducten op hun markten en non-tarifaire belemmeringen te beslechten.

Verder gaf de Europese Commissie aan dat de onderhandelingen met Rusland over toegang tot zijn markt moeizaam verlopen. De WTO-geschillenprocedure over het importverbod van EU-varkensvlees loopt nog (zie Kamerstuk 21 501-32, nrs. 874 en 888). De Europese Commissie verwacht op korte termijn de uitkomst van de WTO-geschillenprocedure te vernemen.

Tevens zal de Europese Commissie op korte termijn een onderhandelingsmandaat vragen aan de lidstaten voor besprekingen voor handelsakkoorden met Nieuw-Zeeland en Australië. De Europese Commissie wil in 2017 met deze onderhandelingen starten.

Zij gaf ook aan dat de conferentie die begin juni van dit jaar in Amsterdam wordt gehouden met landbouwministers van de Afrikaanse Unie en Europese Unie, hopelijk zal leiden tot een nauwere samenwerking tussen deze continenten; ook op het gebied van landbouw. De Europese Commissie organiseert deze conferentie tezamen met het Nederlands voorzitterschap.

Tevens ging de Europese Commissie in op de uitkomsten van de 10e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie, die in december jongstleden plaatsvond in Nairobi. Hier zijn onder andere afspraken gemaakt over het afschaffen van exportsubsidies met ingang van 1 januari 2016 en het beperken van andere vormen van verstorende steun in de landbouw.

Over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) benadrukte de Europese Commissie dat sanitaire en fytosanitaire maatregelen, non-tarifaire onderwerpen en geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen ook onderdeel van een TTIP akkoord deel moeten uitmaken. De volgende TTIP-onderhandelingsronde vindt plaats in Brussel van 22 tot 26 februari 2016. De Europese Commissie gaf aan een goed gebalanceerd akkoord te prefereren boven een haastig akkoord. Veel lidstaten gaven aan de Europese Commissie hierin te steunen en benadrukten ten algemene dat handelsakkoorden, naast het slechten van tarifaire belemmeringen, ook non-tarifaire belemmeringen moeten opheffen.

De Europese Commissie gaf tenslotte aan momenteel een studie uit te voeren naar de cumulatieve effecten van handelsakkoorden. Deze zal naar verwachting binnen zes maanden gereed zijn.

Lange termijn strategie voor landbouwonderzoek

Presentatie door de Europese Commissie en gedachtewisseling

De Europese Commissie heeft haar paper «Strategische EU-benadering van onderzoek en innovatie in de landbouw» gepresenteerd en een terugkoppeling gegeven van de conferentie «Designing the path: a strategic approach to EU agricultural research and innovation» die zij heeft georganiseerd op 27 en 28 januari jl. in Brussel (ST 5999/16). De Europese Commissie zal de strategie in april 2016 presenteren. De strategie is bedoeld als input voor de programmering van de laatste drie jaren van het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, Horizon 2020. De strategie zal ook als leidraad dienen voor landbouwonderzoek na 2020. De strategie zal zich richten op voedselzekerheid, duurzaamheid, innovatie en het stimuleren duurzame groei op het platteland.

Tijdens de conferentie is aangegeven dat samenwerking tussen onderzoeksinstituten en synergie tussen onderzoek en agrarische praktijk van belang is.

Het paper «Strategische EU-benadering van onderzoek en innovatie in de landbouw» werd door de lidstaten verwelkomd. Enkele lidstaten gaven aan dat onderzoek gericht op bosbouw meer in de lange termijn onderzoeksstrategie zou moeten terugkomen. Andere lidstaten gaven aan dat er meer focus gelegd zou moeten worden op de onderwerpen die in hun lidstaat spelen waardoor deze lidstaten meer onderzoeksmiddelen van Horizon 2020 kunnen ontvangen. Sommige lidstaten gaven aan dat de relatie tussen de onderzoeksstrategie en bio-economie en de circulaire economie versterkt kan worden. Een aantal landen wil een duidelijkere verbinding met de levensmiddelenverwerkende industrie, de ketenaanpak en gezonde voeding.

De Europese Commissie gaf aan rekening te houden met de gemaakte opmerkingen van de lidstaten bij het opstellen van de strategie.

Diversen

Conferentie Antimicrobiële resistentie

Informatie van het voorzitterschap

Tijdens de Raad heb ik een terugkoppeling gegeven van de uitkomsten van de Ministeriële Conferentie over antimicrobiële resistentie (AMR) die in Amsterdam op 9 en 10 februari jl. heeft plaatsgevonden. Deze conferentie heb ik samen met mijn collega van VWS in het kader van het Nederlandse EU-voorzitterschap georganiseerd. Delegaties uit alle EU-lidstaten, Noorwegen, Zwitserland, en de FAO, Wereldgezondheidsorganisatie en de Europese Commissie hebben de conferentie bijgewoond. Het was voor het eerst dat op dit niveau vertegenwoordigers van zowel volksgezondheid als landbouw bijeen waren om de gezamenlijke aanpak van antibioticaresistentie te bespreken.

Ik heb aangegeven tevreden te zijn met de discussie en de uitkomsten van de conferentie. Alle op de conferentie aanwezige delegaties erkenden dat AMR een grensoverschrijdende bedreiging vormt voor de humane en diergezondheid, die op nationaal, Europees en mondiaal niveau moet worden bestreden. Tevens werd benadrukt dat voor een effectieve aanpak van AMR goede samenwerking en afstemming tussen de humane gezondheidszorg en diergezondheid nodig is: een «One Health»-aanpak.

Tijdens de conferentie is geconcludeerd dat er verdere inzet nodig is voor de ontwikkeling en implementatie van nationale One Health actieplannen, een nieuw EU One Health actieplan en versterking van multilaterale en bilaterale EU afspraken voor zorgvuldig antibioticagebruik. Tevens werd het belang onderstreept om effectief beleid voor de aanpak van AMR tussen landen uit te wisselen en de voortgang te bespreken van de nationale implementatie van AMR beleid.

Ook is geconcludeerd dat er op veterinair terrein maatregelen nodig zijn voor infectiepreventie en het bevorderen van zorgvuldig gebruik van antibiotica; met name het beperken van het gebruik van antibiotica die van kritisch belang zijn voor de humane volksgezondheid.

Deze punten voor het bevorderen van zorgvuldig veterinair antibioticagebruik zijn onderdeel van de behandeling van de voorstellen van de Europese Commissie voor een Verordening diergeneesmiddelen en een Verordening gemedicineerde diervoeders. Deze voorstellen zijn thans in onderhandeling in de Raad en het Europees Parlement.

In de Raad was er steun van de lidstaten voor de uitkomsten van de conferentie. Een aantal lidstaten benadrukten dat er goede gecoördineerde actie benodigd is van de kant van de Europese Commissie op veterinair en humaan gezondheidsterrein inzake AMR. De Europese Commissie gaf aan dat de uitkomst van de conferentie een solide basis vormt voor de volgende stap in de aanpak van AMR. One Health samenwerking en de vorming van een One Health Network (overigens zonder nieuwe structuren op te tuigen) is hierbij van belang. Verder gaf de Europese Commissie aan dat het vijfjarige Actieplan AMR (2011–2016) dit jaar afloopt; de evaluatie van het huidige Actieplan, de uitkomsten van de conferentie en de te vormen Raadsconclusies vormen een aanzet voor een nieuw Europees actieplan.

Het Nederlands voorzitterschap gaf aan te streven naar de aanname van Raadsconclusies in de Raad van juni.

Afrikaanse Varkenspest

Informatie van de Poolse delegatie

Polen heeft aandacht gevraagd voor de recente verzwaring van beperkende maatregelen in Polen naar aanleiding van enkele gevallen van Afrikaanse varkenspest (AVP) bij wilde zwijnen (ST 5664/16). Daarnaast heeft Polen aandacht gevraagd voor de AVP-situatie in Oekraïne en de risico’s van insleep van de ziekte naar de Europese Unie.

Polen is van mening dat de AVP-situatie stabiel is, dat het aantal AVP-gevallen bij wilde zwijnen afneemt en dat met het monitoringsprogramma besmettingen snel worden gedetecteerd en dat uitbreiding van de regio met beperkende maatregelen door gevallen bij wilde zwijnen niet noodzakelijk is. De Europese Commissie gaf aan dat de uitbreiding van de maatregelen binnen de daarvoor gestelde wet- en regelgeving ter bestrijding van dierziekten heeft plaatsgevonden. De Europese Commissie wees erop dat meer uitbraken de economische schade voor Polen en andere lidstaten zou vergroten. Veel lidstaten steunden de Europese Commissie hierin.

Polen, gesteund door een aantal andere lidstaten, heeft ook zijn zorgen uitgesproken over de AVP-situatie in de Oekraïne. Polen en andere lidstaten zijn bang voor de insleep van de ziekte uit dit land en riepen de Europese Commissie op om de Oekraïne te ondersteunen bij de bestrijding van AVP. Een aantal lidstaten wees er voorts op dat meer landen, die grenzen aan de Europese Unie, getroffen zijn door AVP en verzochten de Europese Commissie ook deze landen te ondersteunen bij de bestrijding van deze dierziekte.

De Europese Commissie gaf aan hiervoor inspanningen te verrichten. De Europese Commissie is bereid om Oekraïne hulp te bieden, maar is in afwachting van een bestrijdingsplan van de Oekraïense overheid.

De AVP-situatie zal verder worden gemonitord door de Europese Commissie en het voorzitterschap heeft aangegeven dat bestrijding van AVP ook in het Standing Committee on Plant, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) verder kan worden besproken.

Overige punten niet op de Raad geagendeerd

Review Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Bij de begrotingsbehandeling in december heeft Uw Kamer via een motie van het lid Lodders (Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 109) mij gevraagd de Kamer voor 1 maart 2016 te informeren over het tijdpad en de wijze waarop de Kamer en de sector betrokken worden bij de Nederlandse inzet voor de review van het GLB in 2017. De Europese Commissie moet, zoals vastgelegd in artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013, uiterlijk op 31 maart 2017 een evaluatieverslag voorleggen over het aandeel Ecologisch Aandachtsgebied dat landbouwers moeten realiseren. Dit rapport dient in voorkomend geval vergezeld te gaan van een voorstel om het in de basisverordening vastgelegd percentage van 5% te verhogen naar 7%.

Dit in de verordening vastgelegde evaluatiemoment over het aandeel Ecologisch Aandachtsgebied, zou aanleiding kunnen zijn voor een bredere Mid Term Review van het GLB. Of de Commissie daadwerkelijk met voorstellen voor een Mid Term Review zal komen, is momenteel nog onduidelijk. Zodra daar meer duidelijkheid over komt, zal ik u nader informeren over de voorbereidingen van de Nederlandse inzet en over het tijdpad en de wijze waarop de Kamer en de sector daarbij worden betrokken.

Ondertussen is de Europese Commissie bezig met een eerste review van de gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen van de vergroening. Deze review is er vooral op gericht om knelpunten bij de landbouwers en in de uitvoering te identificeren en om binnen de in 2013 gestelde beleidsmatige kaders de mogelijkheden voor vereenvoudiging te verkennen. In dit kader organiseert de Europese Commissie een publieke consultatie over de eerste resultaten en ervaringen. Zoals gemeld in mijn brief van 9 februari jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 233) zal ik op de door de Europese Commissie uitgezette enquête met een paper aan de Europese Commissie reageren. Ik zal u hier separaat over informeren.

Voorstel voor een verordening meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn

De Europese Commissie heeft een voorstel voor een verordening gedaan voor de implementatie van aanpassingen in het meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn, in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee (COM(2015)180. Hiermee worden de tussen 2012 en 2014 aangenomen aanbevelingen van ICCAT (International Commission on Conservation of Atlantic Tuna) omgezet in EU-wetgeving.

Het desbetreffende in 2006 aangenomen herstelplan, wordt op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten regelmatig herzien in de ICCAT-jaarvergaderingen. Uw Kamer wordt daarover telkens geïnformeerd. Door ICCAT zijn tussen 2012 en 2014 aanbevelingen gedaan voor het herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Deze goedgekeurde maatregelen zijn nu opgenomen in het meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in dat gebied.

Het voorliggende voorstel voor omzetting van de ICCAT-aanbevelingen in EU-wetgeving heeft mijn steun.

Zowel de Raad als het Europees Parlement hebben in eerste lezing op hoofdlijn hun steun uitgesproken voor het Commissievoorstel dat deze technische omzetting van de ICCAT-aanbevelingen in EU-wetgeving dient te waarborgen. De komende weken zullen de Raad en het Europees Parlement het Commissievoorstel in triloog bespreken en naar verwachting accorderen.

Uitkomsten jaarvergadering International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT)

Van 10 tot en met 17 november 2015 vond in Malta de jaarvergadering van ICCAT plaats. Tijdens deze vergadering stond de herziening van het beheerplan voor grootoogtonijn als het voornaamste onderwerp op de agenda. Op basis van de wetenschappelijke bestandsbeoordeling voor de grootoogtonijn is geconstateerd dat dit bestand overbevist is. Daarom heeft de EU-delegatie, met Nederland als waarnemend voorzitter (en zoals gebruikelijk de Europese Commissie als woordvoerder) ingezet op de aanpassing van het geïntegreerde beheerplan voor tropische tonijn, ten gunste van de grootoogtonijn. De vangstlimiet voor grootoogtonijn voor 2016 tot en met 2018 is nu vastgesteld op 65.000 ton, een daling van 20.000 ton. Tevens bevat het herziene beheerplan een groter sluitingsgebied voor de purse seiners visserijschepen voor één maand per jaar en een maximum aantal lokvlotten per purse seiner visserijschip, wat moet zorgen voor een daling van de bijvangst van de jonge grootoogtonijn. De TAC en de aangenomen beheermaatregelen voor de jonge grootoogtonijn passen binnen het wetenschappelijk advies. Naar verwachting wordt het integrale beheerplan voor tropische tonijn in 2016, naar aanleiding van de bestandsbeoordeling van geelvintonijn, opnieuw herzien.

De blauwvintonijn stond niet op de agenda van de jaarvergadering; niettemin gaf het wetenschappelijk comité tijdens de jaarvergadering aan dat de volledige bestandsbeoordeling in verband met de kwaliteit en kwantiteit van de beschikbare data tot 2017 uitgesteld wordt. Ik had deze bestandsbeoordeling liever in 2016 gezien, maar geef voorkeur aan een volledig assessment met een hogere kwaliteit.

Met betrekking tot de aanscherping van de controle en handhaving in het beheerplan voor de blauwvintonijn is na vier jaar van inspanningen een elektronisch vangstdocumentatiesysteem voor de blauwvintonijn aangenomen. Dit systeem moet fungeren als een belangrijk instrument voor de instandhouding van deze vissoort.

Belangrijke vervolgstappen zijn gezet voor het amenderen van het ICCAT-verdrag met betrekking tot de bescherming van haaien. Hiermee wordt de ICCAT gemandateerd om beheermaatregelen voor haaien vast te stellen. Tevens hebben de EU en Canada na jaren discussie een compromis bereikt over het beschermen van de haringhaai, waardoor uitsluitend Canada een kleine hoeveelheid haringhaai als bijvangst mag aanlanden.

Ten slotte vond dit jaar de bestandsbeoordeling van de blauwe haai plaats. Hoewel er geen eenduidige aanwijzing was dat het bestand overbevist is, had ik graag een maximum vangstniveau gezien voor de blauwe haai. Hoewel er binnen de EU voldoende steun was voor deze beheermaatregel, werd zowel dit voorstel als het EU-voorstel voor een verbod op het ontvinnen van haaien, door met name een aantal Aziatische landen geblokkeerd.

De jaarvergadering liet duidelijk zien dat de EU veel forser inzet op beheermaatregelen voor haaien dan in het verleden. Er is echter nog meer aandacht nodig voor de bescherming en een duurzaam beheer van de haaien in de tonijnvisserij.

Import paardenvlees uit derde landen in relatie tot dierenwelzijn

Tijdens het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 11 februari jl. heb ik u toegezegd in te gaan op de vraag waarom de import van paardenvlees uit derde landen niet vanwege dierenwelzijnsomstandigheden bij houderij en transport verboden kan worden, mede gelet omdat een handelsverbod op zeehondenproducten dat wel mogelijk bleek.

Ik verwijs u hiervoor naar de brief van 2 juni 2015 (Kamerstuk 28 286, nr. 814) en de beantwoording van Kamervragen in het schriftelijk overleg Landbouw en Visserijraad van 10 juli 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 849). In deze brieven is ingegaan op de WTO-regels die in beeld komen bij het stellen van eisen aan het vervoer van slachtpaarden in Noord- en Zuid-Amerika ten behoeve van de export van paardenvlees of producten waarin paardenvlees is verwerkt voor de Nederlandse markt. In de brieven is verder aangegeven dat bij het handelsverbod op zeehondenproducten het beroep op de publieke moraal in de EU over het welzijn van zeehonden als rechtvaardigingsgrond is geaccepteerd. Om een importverbod op paardenvlees in te kunnen stellen zou – naast andere randvoorwaarden – onderbouwd moeten worden dat een publieke moraal met betrekking tot het welzijn van paarden geschonden wordt. Er moet dan aangetoond worden dat een moreel gebod in het geding is, bijvoorbeeld – zoals bij het handelsverbod op zeehondenproducten – op basis van wetgevingsgeschiedenis, een traditie van wetgeving in de EU en haar lidstaten en van verdragen. Hierin verschilt de situatie van paardenvlees met die van zeehondenbont. Bovendien gaat het bij de zeehondenproducten om een handelsverbod, ook binnen de EU, en niet om een importverbod voor producten uit derde landen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven