21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 849 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 juli 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 3 juli 2015 over de Landbouw- en Visserijraad op 13 juli 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 848).

De vragen en opmerkingen zijn op 7 juli 2015 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 10 juli 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, Haveman-Schüssel

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Land- en tuinbouw

De leden van de VVD-fractie hebben eerder aangegeven zich zorgen te maken over de schoolmelk- en fruitregeling. Dit is in de ogen van de leden van de VVD-fractie geen taak van de Europese Unie en behoeft dus geen Europese bemoeienis. Het is aan de lidstaten om een dergelijke regeling in te voeren. De Staatssecretaris deelt deze mening. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de haalbaarheid is om het Nederlandse programma te laten bestaan zonder dat dat negatief wordt beïnvloed door een nieuw EU-programma? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe er kan worden voorkomen dat het nieuwe EU-programma allerlei extra eisen zal stellen aan het Nederlandse programma?

Op het punt van de herkomstetikettering willen de leden van de VVD-fractie de Staatssecretaris vragen om bij de totstandkoming van het standpunt de afweging mee te nemen tussen het doel van herkomstetikettering en de negatieve effecten zoals lastenverzwaring als administratieve lasten en uitvoeringskosten. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe er met deze afweging zal worden omgegaan? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat er geen Nederlandse koppen op Europees beleid worden toegevoegd? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat dit voorstel niet mag leiden tot hogere kosten voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Klopt het dat er nog steeds een productieheffing op quotumsuiker wordt geheven? Tot wanneer wordt deze heffing geheven? Omdat de maatregelen, zoals exportrestituties voor suiker, inmiddels zijn afgeschaft lijkt deze heffing niet rechtvaardig temeer omdat deze, in totaal 162 miljoen euro, direct in de algemene EU-begroting valt. Kan de Staatssecretaris een toelichting geven op de productieheffing? En is de Staatssecretaris van mening dat deze zo snel als mogelijk afgeschaft dient te worden? Is zij bereid dit in Brussel te bepleiten?

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 13 juli 2015 zal de Europese Commissie haar voorstel om de toelating van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) weer terug te leggen bij lidstaten toelichten. De Kamer heeft hierover een negatief subsidariteitsadvies naar de Commissie gestuurd. De leden van de VVD-fractie hebben bij meerdere gelegenheden grote zorgen geuit over de effecten van het voorstel op de werkgelegenheid, de interne markt en de economie. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen of zij namens Nederland de Europese Commissie zal vragen het voorstel in te trekken gezien de grote consequenties? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe in dit verzoek de aangenomen motie van de leden De Liefde en Leenders (Kamerstuk 34 214, nr. 8) wordt meegenomen? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe andere lidstaten hierin staan en welke lidstaten Nederland steunen?

De Staatssecretaris schrijft dat Estland en Letland melden dat zij wegens onrechtmatigheden in laboratoria en inrichtingen geen vis meer mogen exporteren naar Rusland. Ook schrijft de Staatssecretaris dat deze twee landen vermoeden dat het hier niet gaat om onregelmatigheden, maar om een uitbreiding van het Russische exportverbod. Kan de Staatssecretaris aangeven wat volgens haar de oorzaak is van deze importbeperking door Rusland? En kent de Staatssecretaris meerdere voorbeelden van nieuwe importbeperkingen door Rusland?

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het hete hangijzer over een open of gesloten importregime nog niet beslecht is. Kan de Staatssecretaris aangeven of het Luxemburgse voorzitterschap hier een prioritair punt van gaat maken? De VVD-fractie wil zo snel mogelijk duidelijkheid op dit dossier zodat onze ondernemers weten waar zij aan toe zijn. Indien ook het Luxemburgse voorzitterschap dit dossier niet kan afronden, is de Staatssecretaris dan voornemens om hier tijdens het Nederlandse voorzitterschap een klap op te geven? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat zij het met de leden van de VVD-fractie eens is dat een open importsysteem belangrijk is voor de Nederlandse exportsector?

Visserij

Op de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 13 juli 2015 staat ook de elektrische verdoving van ongewervelde dieren. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen om de mogelijke effecten op de visserij bij invoering van elektrisch verdoven. De Staatssecretaris geeft aan dat er mogelijk een vervolgonderzoek komt naar deze methode. Wat zijn de kosten voor dit onderzoek? De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen of zij bij het vervolgonderzoek ook wil meenemen wat deze maatregelen betekenen voor de werkbaarheid voor de vissers? En daarnaast wat de kosten voor de visserijsector zijn om deze maatregelen in te voeren? Wat gaat het aan extra manuren kosten, en wat betekenen de maatregelen voor de ruimte aan boord? De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen alvorens verdergaande stappen te ondernemen eerst de mogelijke lastenverzwaring voor de visserijsector in kaart te brengen.

De leden van de VVD-fractie willen graag de inzet weten van de Staatssecretaris op de maatregelen in het Nederlandse aalbeheerplan, mede in het licht van de aangenomen motie van het lid Visser c.s. (Kamerstuk 29 664, nr. 129) om meer rekening te gaan houden met veranderende omstandigheden zoals de veranderende watertemperatuur?

Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie wederom aandacht vragen voor de aanlandplicht en de stand van zaken. Wat is de stand van zaken in het proces? Welke vorderingen worden er gemaakt en blijven de vissers betrokken bij de implementatie van de maatregel?

De leden van de VVD-fractie willen tevens aandacht vragen voor het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). De leden van de VVD-fractie willen graag van de Staatssecretaris weten hoe er namens Nederland aandacht zal worden gevraagd voor de knelpunten binnen het GVB, en het vissen in Natura 2000-gebieden, zoals ook aangegeven in de aangehouden motie van het lid Geurts c.s. (Kamerstuk 29 664, nr. 128). Kan de Staatssecretaris aangeven hoe andere lidstaten hiermee omgaan en of hier verschillen tussen zitten? En dan vragen de leden van de VVD-fractie vooral aandacht voor die lidstaten waar Nederland gedeelde Natura 2000-gebieden mee heeft.

Daarnaast krijgen de leden van de VVD-fractie signalen dat Nederland anders omgaat met het varen door windmolenparken op zee dan andere lidstaten, zoals het Verenigd Koninkrijk. Vissers moeten nu om het park heen varen met vele extra zeemijlen tot gevolg. Kan de Staatssecretaris aangeven of er inderdaad verschil zit tussen een lidstaat zoals het Verenigd Koninkrijk en Nederland? Zo ja, waar zit dit verschil in en waarom is er een verschil in beleid? Is de Staatssecretaris daarnaast bereid te kijken wat de mogelijkheden zijn op dit punt om het voor vissers mogelijk te maken door een windpark heen te varen?

De Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (ICES) is met haar rapport over de visstanden gekomen. ICES geeft aan dat de Total Allowable Catch’s (TAC’s) voor haring, schol en kabeljauw volgend jaar omhoog kunnen. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris naar haar appreciatie vragen van dit ICES-rapport. En op welke manier er invulling gaat worden gegeven aan de adviezen van ICES?

Naar aanleiding van het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 16 juni jl. hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen. Ten aanzien van de vangstmogelijkheden op de Middellandse Zee lezen de leden van de VVD-fractie dat de visstanden verbetering behoeven. Vervolgens wordt er een focus gelegd op de die bestanden waar uitsluitend de Europese vloot op vist. De leden van de VVD-fractie vragen of er ook een focus komt op die bestanden die door de niet-Europese vloot worden bevist? De leden van de VVD-fractie vrezen wanneer dit niet gebeurt het dweilen met de kraan open zal zijn, met gevolgen voor de Europese vloot.

De Staatssecretaris zet in op een nieuw beheerplan voor de Noordzee in het kader van het nieuwe GVB. De leden van de VVD-fractie willen graag de inzet weten van de Staatssecretaris op dit nieuwe beheerplan. Ziet de Staatssecretaris kansen in het nieuwe beheerplan voor de visserijsector? Houdt de Staatssecretaris daarnaast ook rekening met mogelijke bedreigingen? De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd welke opties er nu worden uitgewerkt en of de sector bij de verdere uitwerking betrokken wordt.

Ten aanzien van de aanpassing verordening vangstmogelijkheden 2015 hebben de leden van de VVD-fractie de volgende vragen. Wat betekent de herziening voor de Nederlandse visserijsector? Weke gevolgen kan dit hebben voor de Nederlandse visserijsector? Op welke wijze zal er met de visserijsector gecommuniceerd worden? De Staatssecretaris schrijft in het verslag dat er samen met andere lidstaten en de Europese Commissie zal worden gewerkt aan een nieuw beheerplan voor herstel op langere termijn. Kan de Staatssecretaris aangeven welke opties hier voorliggen? Kan de Staatssecretaris al aangeven wat de inzet van Nederland zal zijn binnen dit beheerplan? Tot slot willen de leden van de VVD-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor de visserijsector van het verhogen van de minimummaat voor zeebaars van 36 centimeter naar 42 centimeter?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Slachtpaarden in Noord- en Zuid-Amerika

De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris of zij kan toelichten waarom er geen sprake is van een «publieke moraal» als Nederland op basis van de behandeling van Amerikaanse paarden, zoals getoond in de aflevering van Radar van 23 maart 2015, het vlees van deze dieren niet langer wil importeren. Kan de Staatssecretaris verduidelijken waar het exacte verschil ligt tussen «publieke moraal» en «maatschappelijke voorkeur»? Deze leden vragen de Staatssecretaris welke argumenten de World Trade Organization (WTO) gaf om de manier waarop paarden in verschillende Amerikaanse landen worden vervoerd onder «maatschappelijke voorkeur» te scharen, in plaats van «publieke moraal». Deze leden vragen de Staatssecretaris daarnaast of het mogelijk is tegen deze uitspraak in beroep te gaan om dit alsnog tot «publieke moraal» te laten verklaren en daarmee een verbod op de import van dit vlees te kunnen afdwingen. Zo ja, is de Staatssecretaris bereid dit te doen?

De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris of de behandeling van slachtpaarden, zoals in de uitzending van Radar werd getoond, voldoet aan de World Organisation for Animal Health (OIE) richtlijnen. Zo nee, welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten om te voorkomen dat paarden- (of ander) vlees dat afkomstig is van dieren die niet volgens de OIE normen zijn behandeld (zowel uit verschillende Amerikaanse als uit andere landen) op de Nederlandse markt komt? Is de Staatssecretaris bereid de verschillende Amerikaanse overheden (eventueel via de EU) aan te spreken op de behandeling van deze dieren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke verwachtingen heeft de Staatssecretaris hiervan? Kan de Staatssecretaris in haar beantwoording hiervan ook de uitspraak meenemen van Food and Veterinary Office (FVO) directeur Scannell in een hoorzitting in het Europees parlement dat de bevoegde autoriteiten in onder andere verschillende Amerikaanse landen volledig falen in hun toezichthoudende taak op de slachterijen?

De leden van de fractie van de PvdA zijn bezorgd dat de OIE geen handhavende functie heeft, en daarom de behandeling van dieren volgens de normen van de OIE moeilijk of niet te handhaven is. Deelt de Staatssecretaris deze zorgen? Zijn er naast het, via de EU, aanspreken van landen op het naleven van de OIE-standaard stappen die Nederland kan zetten? De leden van de fractie van de PvdA denken hierbij bijvoorbeeld aan een stop op de import van vlees uit landen waar aantoonbaar de OIE standaarden niet worden nageleefd. Kan de Staatssecretaris een reactie geven op dit idee?

Vogel- en habitatrichtlijn (VHR)

De leden van de PvdA-fractie zijn blij dat voor de Staatssecretaris de Europese natuurdoelen niet ter discussie staan. De leden van de PvdA-fractie benadrukken nogmaals dat ze voorstander zijn van een krachtige en effectieve natuurbescherming op Europees niveau. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de Europese Commissie in het rapport «the state of nature» helder is over de onvoldoende staat van Europese natuur.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris nader in te gaan op hoe de voorgestelde optimalisering van de uitvoering van de VHR (meer integrale toepassing) gaat bijdragen aan een beter en sneller bereik van de natuurdoelen. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd, maar ook beducht, voor de koppeling van natuurontwikkeling aan andere maatschappelijke vraagstukken en verzoeken de Staatssecretaris hoe bij de verknoping van natuur- en economische belangen de natuurbescherming wordt gewaarborgd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben vragen in het kader van de Landbouw- en Visserijraad op 13 juli 2015.

De leden van de CDA-fractie horen graag welke stappen de Staatssecretaris zet om de uitvoering van de Nitraatrichtlijn ter discussie te stellen, met name ten aanzien van het fosfaatplafond. Is de Staatssecretaris het met de leden van de CDA-fractie eens dat het fosfaatplafond geen rekening houdt met de veranderingen sinds de instelling van het plafond, met name duurzaam gebruik door verbranding en de export van fosfaat? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel meer fosfaat in mest wordt geëxporteerd of gebruikt ten behoeve van duurzame energie sinds de instelling van het plafond? Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de CDA-fractie dat het plafond geen rekening houdt met export en duurzaam aanwenden door verbranding van mest? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de Nitraatrichtlijn zijn doel voorbijschiet met het fosfaatplafond, omdat de Nitraatrichtlijn dient ter verbetering van de waterkwaliteit waarbij het gaat om de aanwending op het land van mest en niet de productie? Is de Staatssecretaris bereid om de Nitraatrichtlijn, en met name de onhoudbaarheid van het Nederlandse fosfaatplafond te agenderen bij de komende Landbouwraad? Zo nee, waarom niet?

Tijdens het verzamel algemeen overleg Landbouw (inclusief mestbeleid) op 1 juli 2015 is gesproken op basis van welke cijfers de gebruiksnormen van het vijfde actieprogramma nitraatrichtlijn zijn bepaald. In dat kader vragen de leden van de CDA-fractie wat de Staatssecretaris gaat doen met de uitkomsten van het WUR-rapport nr. 486608 «Meststofgebruiksruimte in relatie tot opbrengstniveaus, mestsoort en rijenbemesting: Verkenning van equivalente maatregelen met het WOG 2.0 rekenmodel»? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de opbrengsten van stikstof van gewassen is toegenomen en daarom meer stikstof nodig is om de bodem in balans en vruchtbaar te houden? Uit het rapport blijkt dat met name de teelt van snijmais en prei op zand en suikerbieten op klei meer stikstof gebruiken dan tien jaar geleden. Gaat de Staatssecretaris bewerkstelligen dat er actuelere cijfers gebruikt gaan worden om de gebruiksnormen aan te passen? Op welke termijn acht de Staatssecretaris dat mogelijk? Het vijfde actieprogramma is niet meer te wijzigen, maar welke mogelijkheden zijn er om maatwerk mogelijk te maken? Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?

De Staatssecretaris van Economische Zaken is al ruim een jaar in gesprek met de sector over equivalente maatregelen. Wanneer geeft de Staatssecretaris haar akkoord voor het voorstel van de sector voor equivalente maatregelen? Waar is het wachten nog op volgens de Staatssecretaris? Voor onze bodemvruchtbaarheid is het heel belangrijk dat er met spoed een akkoord komt over deze equivalente maatregelen. De leden van de CDA-fractie verzoeken de Staatssecretaris met klem om hier spoedig tot een overeenstemming over te komen zodat hiervan snel gebruik gemaakt kan worden.

In het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van 15 april 2015 heeft de Staatssecretaris toegezegd om de Kamer voor de zomer te informeren over de uitvoeringskosten van een mogelijk gespreide betaling van de superheffingen. Wanneer komt de Staatssecretaris met deze onderbouwing, zo vragen de leden van de CDA fractie. Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven welke andere lidstaten gebruik gaan maken van deze mogelijkheid? Gezien de moeilijke marktomstandigheden in de zuivelsector op dit moment zouden de leden van de CDA-fractie willen dat mogelijke maatregelen die deze moeilijke marktomstandigheden verzachten worden ingezet.

De leden van de CDA-fractie hebben gelezen dat de schoolfruitregeling, zoals bekend gemaakt door de Staatssecretaris in het najaar van 2014, is gewijzigd. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten op welke punten de regeling is gewijzigd en waarom?

De leden van de CDA-fractie constateren dat onder het Luxemburgs voorzitterschap aandacht besteed zal worden aan de marktontwikkelingen van landbouwproducten. De Staatssecretaris constateert dat de prijzen van varkensvlees de laatste weken zijn gestegen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse varkenshouders daarvan financieel hebben gemerkt? Wat wordt de inzet van de Staatssecretaris indien de marktontwikkelingen voor de varkenshouderij verslechteren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad gelezen. Zij willen graag nog enkele vragen stellen.

Tweede evaluatie van het Nederlandse aalbeheerplan

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich ernstig zorgen over het voortbestaan van de aal. Het volwassen palingbestand in Nederland is in vijftig jaar met 95% afgenomen. In Europa is het glasaalbestand (jonge paling) minder dan 5% van wat het in de jaren tachtig was. De paling is hierdoor toegevoegd aan de lijst uitstervende soorten. Commerciële visserij is een grote oorzaak van de afname van het palingbestand.

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de tweede evaluatie van het Nederlandse aalbeheerplan Zij constateren dat vooral visserij beperkende maatregelen effectief zijn op de korte termijn, met name omdat het onzeker is in hoeverre overige maatregelen effectief zijn en deze pas op de lange termijn te meten zijn. Deze leden willen er dan bij de Staatssecretaris op aandringen om haar beleid ten aanzien van visserij beperkende maatregelen te handhaven en zelfs uit te breiden. Het huidige vangstverbod in de maanden september, oktober en november mag wat betreft de fractie van de PvdD uitgebreid worden naar een algeheel vangstverbod. Alleen een algeheel vangverbod zal de paling voor uitsterven behoeden en de bescherming geven tot herstel van het bestand. Graag een reactie van de Staatssecretaris hierop.

Deze leden vragen waarom het niet behalen van de belangrijke doelstellingen van het aalbeheerplan niet leidt tot een aanscherping van dit Nederlandse plan. De doelstelling dat jaarlijks ongeveer 4.000 ton schieraal uit de Nederlandse wateren naar zee zou moeten trekken om te paaien, wordt niet gehaald. In werkelijkheid is dit slechts 1.000 ton. Het doel van het passeerbaar maken voor schieraal van gemalen wordt slechts voor 25% gerealiseerd. De leden van de fractie van de PvdD vragen of het effect op het schieraalbestand van de inname en het lozen van koelwater voldoende is meegewogen? En zo niet, is de Staatssecretaris bereid om hier extra maatregelen op te treffen?

De leden van de fractie van de PvdD staan positief tegen het oplossen van vismigratieknelpunten. Jonge palingen hebben op dit moment vrijwel geen mogelijkheid om zelfstandig langs onze kustbarrières te komen vanwege onder andere de aanleg van stuwen en gemalen in watersystemen. Hierdoor worden migratieroutes van vissen afgesloten waardoor leefgebieden niet meer kunnen worden bereikt en in gemalen worden palingen beschadigd en vermalen. In 1996 heeft Nederland met België en Luxemburg afgesproken dat voor 2010 er vrije vismigratie mogelijk zou zijn in het stroomgebied van de Benelux. De Staatssecretaris neemt echter tot 2027 de tijd om deze vismigratieknelpunten op te lossen. Dit betekent dat de paling de komende zeventien jaar vogelvrij is verklaard. Voor de PvdD-fractie is dit onacceptabel. Is de Staatssecretaris bereid om te stoppen met de overeengekomen temporisering van de aanpak van de knelpunten en om in de begroting budget te reserveren om de knelpunten voor de vismigratie versneld op te lossen?

Kan de Staatssecretaris aangeven of er bij het onderzoeksproject naar het kweken van paling in gevangenschap wel voldoende rekening wordt gehouden met de effecten van gebruikte methoden om paling tot voortplanting te krijgen, onder andere met veelvuldig toedienen van hormonen, op het welzijn van de betreffende palingen? De leden van de PvdD-fractie willen graag een reactie van de Staatssecretaris hierop.

Tevens vragen de leden van de PvdD-fractie of de ernstige staat van de paling reden is om de stroperij van paling harder aan te pakken en meer capaciteit vrij te maken voor de handhaving op dit gebied? Is de Staatssecretaris bereid om de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hiertoe opdracht te geven?

De Staat van de Europese Zeeën

De leden van de fractie van de PvdD willen graag een reactie op het kabinet op het recent gepubliceerde rapport «de Staat van de Europese Zeeën» door het Europees Milieuagentschap (http://www.eea.europa.eu/media/publications/state-of-europes-seas). De leden verzoeken het kabinet nadrukkelijk in te gaan op de rol van de Nederlandse vloot in de mate van vervuiling en de ongezonde biodiversiteit van de mariene ecosystemen.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Beantwoording Kamervragen Schriftelijk Overleg Landbouw- en Visserijraad

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Schoolfruit- en schoolmelkregeling

De leden van de VVD-fractie hebben eerder aangegeven zich zorgen te maken over de schoolmelk- en fruitregeling. Dit is in de ogen van de leden van de VVD-fractie geen taak van de Europese Unie en behoeft dus geen Europese bemoeienis. Het is aan de lidstaten om een dergelijke regeling in te voeren. De Staatssecretaris deelt deze mening. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de haalbaarheid is om het Nederlandse programma te laten bestaan zonder dat dat negatief wordt beïnvloed door een nieuw EU-programma? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe er kan worden voorkomen dat het nieuwe EU-programma allerlei extra eisen zal stellen aan het Nederlandse programma?

Naast Nederland zijn er vrijwel geen lidstaten die tegen een EU-programma voor schoolfruit en schoolmelk zijn. Niettemin zal ik wederom in dit kader wijzen op het subsidiariteitsbeginsel. De verwachting is echter dat de nieuwe regeling er gaat komen. Om deze reden zal mijn inzet erop gericht zijn het voorstel over de producten die onder het programma verstrekt kunnen worden, zoveel mogelijk te laten aansluiten op de huidige praktijk van het schoolfruit- en schoolmelkprogramma (verse onbewerkte groenten en fruit en halfvolle/magere zuivelproducten zonder toegevoegde suiker). Daarnaast blijf ik inzetten op vereenvoudiging en beperking van administratieve lasten en voldoende ruimte voor lidstaten om een eigen invulling te geven aan de schoolprogramma’s.

Herkomstetikettering

Op het punt van de herkomstetikettering willen de leden van de VVD-fractie de Staatssecretaris vragen om bij de totstandkoming van het standpunt de afweging mee te nemen tussen het doel van herkomstetikettering en de negatieve effecten zoals lastenverzwaring als administratieve lasten en uitvoeringskosten. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe er met deze afweging zal worden omgegaan? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat er geen Nederlandse koppen op Europees beleid worden toegevoegd? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat dit voorstel niet mag leiden tot hogere kosten voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Zoals ik u al eerder heb aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen die door de Partij voor de Dieren zijn gesteld naar aanleiding van het Schriftelijk Overleg Informele Landbouwraad van 27 mei jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 843) zal het kabinet bij het bepalen van zijn standpunt een afweging maken tussen de eventuele lastenverzwaringen voor het bedrijfsleven en toezichthouders en de belangen van de consument. Het kabinet streeft daarbij naar een gelijk speelveld binnen de Europese Unie.

Productieheffing quotumsuiker

Klopt het dat er nog steeds een productieheffing op quotumsuiker wordt geheven? Tot wanneer wordt deze heffing geheven? Omdat de maatregelen, zoals exportrestituties voor suiker, inmiddels zijn afgeschaft lijkt deze heffing niet rechtvaardig temeer omdat deze, in totaal 162 miljoen euro, direct in de algemene EU-begroting valt. Kan de Staatssecretaris een toelichting geven op de productieheffing? En is de Staatssecretaris van mening dat deze zo snel als mogelijk afgeschaft dient te worden? Is zij bereid dit in Brussel te bepleiten?

Als gevolg van de verlenging van het suiker quotasysteem tot en met 30 september 2017 zijn de bepalingen over de productieheffing tot die datum van toepassing. De bekostiging van het suikerquotasysteem vindt plaats door onder andere de productieheffing. Op 1 oktober 2017 komt er een einde aan het suikerquotasysteem en aan de inning van die productieheffing.

Nederland steunde het oorspronkelijke Commissievoorstel voor beëindiging van het quotasysteem met ingang van 1 oktober 2015, zodat ook de productieheffingen vanaf die datum niet langer van toepassing zouden zijn.

Genetisch gemodificeerde organismen

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 13 juli 2015 zal de Europese Commissie haar voorstel om de toelating van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) weer terug te leggen bij lidstaten toelichten. De Kamer heeft hierover een negatief subsidariteitsadvies naar de Commissie gestuurd. De leden van de VVD-fractie hebben bij meerdere gelegenheden grote zorgen geuit over de effecten van het voorstel op de werkgelegenheid, de interne markt en de economie. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen of zij namens Nederland de Europese Commissie zal vragen het voorstel in te trekken gezien de grote consequenties? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe in dit verzoek de aangenomen motie van de leden De Liefde en Leenders (Kamerstuk 34 214, nr. 8) wordt meegenomen? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe andere lidstaten hierin staan en welke lidstaten Nederland steunen?

Voor de positie van Nederland op dit onderwerp verwijs ik u naar de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 13 juli 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 848). De door de Tweede Kamer aangenomen motie (Kamerstuk 34 214, nr. 8) zal meegenomen worden in de impact assessment (light), die ik uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg van 17 juni jl. heb toegezegd. Tijdens de Raad zal er voor het eerst over dit voorstel van de Europese Commissie worden gesproken.

Russisch importverbod op vis uit Estland en Letland

De Staatssecretaris schrijft dat Estland en Letland melden dat zij wegens onrechtmatigheden in laboratoria en inrichtingen geen vis meer mogen exporteren naar Rusland. Ook schrijft de Staatssecretaris dat deze twee landen vermoeden dat het hier niet gaat om onregelmatigheden, maar om een uitbreiding van het Russische exportverbod. Kan de Staatssecretaris aangeven wat volgens haar de oorzaak is van deze importbeperking door Rusland? En kent de Staatssecretaris meerdere voorbeelden van nieuwe importbeperkingen door Rusland?

De veterinaire en fytosanitaire dienst van Rusland, Rosselhoznadzor, heeft aangegeven onrechtmatigheden te hebben vastgesteld in Estse en Letse laboratoria en inrichtingen die betrokken zijn bij de export van vis en daarom de import van vis(producten) uit deze landen te weren sinds 4 juni 2015. Er zijn mij geen andere voorbeelden van nieuwe importbeperkingen door Rusland bekend.

Importregime plantgezondheid

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het hete hangijzer over een open of gesloten importregime nog niet beslecht is. Kan de Staatssecretaris aangeven of het Luxemburgse voorzitterschap hier een prioritair punt van gaat maken? De VVD-fractie wil zo snel mogelijk duidelijkheid op dit dossier zodat onze ondernemers weten waar zij aan toe zijn. Indien ook het Luxemburgse voorzitterschap dit dossier niet kan afronden, is de Staatssecretaris dan voornemens om hier tijdens het Nederlandse voorzitterschap een klap op te geven? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat zij het met de leden van de VVD-fractie eens is dat een open importsysteem belangrijk is voor de Nederlandse exportsector?

De onderhandelingen binnen de Raad op dit punt zijn afgerond. De grote druk die het Letse voorzitterschap in de afgelopen maand op het dossier Plantgezondheid heeft gezet, heeft ertoe geleid dat er op 30 juni 2015 met een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten een onderhandelingsmandaat van de Raad ten behoeve van de onderhandelingen met het Europees parlement is vastgesteld. Nederland heeft niet ingestemd met het mandaat, juist vanwege het fytosanitaire importstelsel. Nederland staat echter alleen op dit punt. Er is een gekwalificeerde meerderheid voor het mandaat. De huidige voorzitter van de Raad – Luxemburg – zal in september de onderhandelingen met het Europees parlement beginnen op basis van het vastgestelde mandaat. Deze komende onderhandelingen worden nu bepalend voor de uiteindelijke tekst van deze Verordening Plantgezondheid. Indien de onderhandelingen niet geheel kunnen worden afgerond tijdens het Luxemburgse Voorzitterschap, dan zal dit proces dit tijdens het Nederlandse Voorzitterschap worden voortgezet.

Nederland heeft gedurende de afgelopen twee jaar op alle niveaus in de Raad gestreden vóór het open importregime zoals beschreven in het Commissievoorstel. Het nu vastgestelde mandaat van de Raad presenteert inderdaad in beginsel een open importregime zoals beschreven in het Commissievoorstel. Dit houdt in dat er geen importverboden zonder onderbouwing in de basistekst van de regelgeving staan. Echter, er is nu een mechanisme voorzien, waarmee hoog-risicoplanten en plantaardige producten op basis van een voorlopige beoordeling van het risico op een importverbodslijst gezet kunnen worden. Hiervoor is wel een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten nodig. Dit mechanisme zou tot gevolg kunnen hebben dat veel planten en plantaardige producten op deze lijst komen al is dit risico enigszins ingeperkt door de procedure. Het toepassingsgebied van dit mechanisme is niet alleen beperkt tot bomen en struiken, maar ook groenten, fruit en snijbloemen vallen eronder. De producten op de importverbodslijst kunnen, wanneer er op basis van een volledige risicobeoordeling een aanvaardbaar fytosanitair risico blijkt te zijn, weer van de lijst worden afgevoerd.

Verder zal de verplichting van certificering van plantaardige producten als groenten, fruit en snijbloemen voor import in de EU fors worden uitgebreid. Voor deze producten is echter geen systematische importinspectie vereist.

Ik heb steeds gepleit voor een importregime dat is gebaseerd op feitelijke risico’s bij de handel van plant en plantaardig materiaal en dat zo min mogelijk impact heeft op de handel. Om die reden heb ik mij steeds sterk gemaakt voor het open importregime voor planten en plantaardige producten zoals in het Commissievoorstel en kon ik niet instemmen met het mandaat.

Visserij

Elektrisch verdoven ongewervelde dieren

Op de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 13 juli 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 848) staat ook de elektrische verdoving van ongewervelde dieren. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen om de mogelijke effecten op de visserij bij invoering van elektrisch verdoven. De Staatssecretaris geeft aan dat er mogelijk een vervolgonderzoek komt naar deze methode. Wat zijn de kosten voor dit onderzoek? De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen of zij bij het vervolgonderzoek ook wil meenemen wat deze maatregelen betekenen voor de werkbaarheid voor de vissers? En daarnaast wat de kosten voor de visserijsector zijn om deze maatregelen in te voeren? Wat gaat het aan extra manuren kosten, en wat betekenen de maatregelen voor de ruimte aan boord? De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen alvorens verdergaande stappen te ondernemen eerst de mogelijke lastenverzwaring voor de visserijsector in kaart te brengen.

Ik heb in de geannoteerde agenda (Kamerstuk 21 501-32, nr. 848) aangegeven dat momenteel onder andere in Ierland nader onderzoek wordt gedaan naar pijnbeleving bij krabben en kreeften. Ik begrijp de zorg van de VVD-fractie als het gaat om de kosten. Ik kijk daarom juist met belangstelling uit naar de resultaten van het Iers onderzoek. Afhankelijk daarvan zal ik bezien of er vervolgonderzoek nodig is. De werkbaarheid en lastenverzwaring voor de sector zullen in een eventueel vervolgonderzoek meegenomen worden.

Aalbeheerplan

De leden van de VVD-fractie willen graag de inzet weten van de Staatssecretaris op de maatregelen in het Nederlandse aalbeheerplan, mede in het licht van de aangenomen motie van het lid Visser c.s. (Kamerstuk 29 664, nr. 129) om meer rekening te gaan houden met veranderende omstandigheden zoals de veranderende watertemperatuur?

Ik heb Imares gevraagd een analyse uit te voeren waaruit moet blijken of het visseizoen binnen Nederland aan veranderde omstandigheden onderhevig is. De sectororganisaties worden hierbij betrokken. Ik zal u voor 1 september a.s. informeren over de resultaten van de analyse en de conclusie die ik hieraan verbind.

Aanlandplicht

Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie wederom aandacht vragen voor de aanlandplicht en de stand van zaken. Wat is de stand van zaken in het proces? Welke vorderingen worden er gemaakt en blijven de vissers betrokken bij de implementatie van de maatregel?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van zaken over de aanlandplicht. In mijn brief van 1 juni jl. heb ik de Kamer het stappenplan voor de invoering van de aanlandplicht in de Nederlandse demersale visserij in de Noordzee en het Kanaal toegestuurd (Kamerstuk 29 675, nr. 180). Deze brief en daarmee de stand van zaken van de aanlandplicht hebben wij besproken tijdens het Algemeen Overleg op 10 juni 2015.

Aanvullend kan ik uw Kamer melden dat de Scheveningengroep, waar Nederland deel van uitmaakt, 4 juni jl. gemeenschappelijke aanbevelingen voor een discardplan voor de invoering van de demersale aanlandplicht voor advies aan het Wetenschappelijk en Technisch Comité voor de visserij (STECF) heeft toegezonden. Naar verwachting zal het STECF half juli een advies uitbrengen. Op basis van dit advies kunnen betrokken lidstaten overwegen de gemeenschappelijke aanbevelingen aan te passen. In oktober zal de Europese Commissie een besluit nemen over het ingediende voorstel en de gedelegeerde handeling publiceren.

Gemeenschappelijk Visserijbeleid

De leden van de VVD-fractie willen tevens aandacht vragen voor het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). De leden van de VVD-fractie willen graag van de Staatssecretaris weten hoe er namens Nederland aandacht zal worden gevraagd voor de knelpunten binnen het GVB, en het vissen in Natura 2000-gebieden, zoals ook aangegeven in de aangehouden motie van het lid Geurts c.s. (Kamerstuk 29 664, nr. 128). Kan de Staatssecretaris aangeven hoe andere lidstaten hiermee omgaan en of hier verschillen tussen zitten? En dan vragen de leden van de VVD-fractie vooral aandacht voor die lidstaten waar Nederland gedeelde Natura 2000-gebieden mee heeft.

De leden van de VVD-fractie vragen naar knelpunten binnen het gemeenschappelijk visserijbeleid en de visserij in Natura 2000-gebieden zoals dit is verwoord in de aangehouden motie Geurts cs. (Kamerstuk 29 664, nr. 128). Zoals ik in mijn reactie op bedoelde motie op 1 juli 2015 heb toegezegd, onderzoek ik momenteel de posities van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk in deze en zal ik de Kamer uiterlijk september a.s. hierover nader informeren.

Windmolens

Daarnaast krijgen de leden van de VVD-fractie signalen dat Nederland anders omgaat met het varen door windmolenparken op zee dan andere lidstaten, zoals het Verenigd Koninkrijk. Vissers moeten nu om het park heen varen met vele extra zeemijlen tot gevolg. Kan de Staatssecretaris aangeven of er inderdaad verschil zit tussen een lidstaat zoals het Verenigd Koninkrijk en Nederland? Zo ja, waar zit dit verschil in en waarom is er een verschil in beleid? Is de Staatssecretaris daarnaast bereid te kijken wat de mogelijkheden zijn op dit punt om het voor vissers mogelijk te maken door een windpark heen te varen?

De leden van de VVD-fractie hebben vragen over verschillen in aanpak tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland van het varen door windmolenparken. In het Verenigd Koninkrijk is geen grens gesteld voor de omvang van de schepen die door de windparken mogen varen. In Nederland is op dit moment doorvaart en medegebruik van windparken op zee niet toegestaan. In de Ontwerp Beleidsnota Noordzee 2016–2021 is de intentie aangekondigd om operationele windparken onder voorwaarden open te stellen. Dit onder andere om doorvaart mogelijk te maken voor vaartuigen kleiner dan of gelijk aan 24 meter lengte.

Visserij is nu al toegestaan rondom windparken met uitzondering van 500 meter rondom een windpark als veiligheidszone. In de Ontwerp Beleidsnota Noordzee 2016–2021 is de intentie aangekondigd om medegebruik, dus ook visserij, mogelijk te maken voor activiteiten die niet leiden tot bodemberoering.

De gesprekken met de stakeholders, waaronder de visserijsector, zijn nog niet afgerond. Na de zomer wordt een advies «Doorvaart en medegebruik in windparken» opgesteld over de mogelijkheden voor onder meer de visserij bij of in windparken.

De definitieve besluitvorming over doorvaart en medegebruik vindt in december 2015 plaats in het kader van de vaststelling van het Nationaal Waterplan 2.

Rapport ICES over visstanden

De Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (ICES) is met haar rapport over de visstanden gekomen. ICES geeft aan dat de Total Allowable Catch’s (TAC’s) voor haring, schol en kabeljauw volgend jaar omhoog kunnen. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris naar haar appreciatie vragen van dit ICES-rapport. En op welke manier er invulling gaat worden gegeven aan de adviezen van ICES?

Op 30 juni 2015 heeft ICES zijn wetenschappelijke vangstadviezen voor 2016 voor de bestanden in de Noordzee gepresenteerd. Deze laten een divers beeld zien. Het gaat steeds beter met de visbestanden in de Noordzee. Voor het eerst is kabeljauw boven het biologisch minimum. Een verdere verlaging van de visserijdruk is echter nodig om het bestand op Maximale Duurzame Opbrengst (MSY) niveau te krijgen, het doel van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid. Tong, schol en haring doen het goed en zijn (bijna) op MSY. Met zeebaars gaat het slecht. ICES heeft het vangstadvies voor 2016 drastisch verlaagd. Volgens de planning van de Europese Commissie wordt het voorstel voor de verordening vangstmogelijkheden 2016 in oktober 2015 gepresenteerd. Dit voorstel zal gebaseerd zijn op de principes zoals gepresenteerd en besproken tijdens de Landbouw- en Visserijraad van juni (consultatie). Dat houdt onder meer in het volgen van meerjarenplannen waar van toepassing, en het volgen Maximale Duurzame Opbrengst of het voorzorgprincipe in overige gevallen. Ook zal de Commissie voor sommige bestanden die in 2016 onder de aanlandplicht vallen, voorstellen de quota te verhogen om rekening te houden met de aftrek van vangsten van ondermaatse vis van de quota. Ik steun deze aanpak, al zal ik voor sommige gegevensarme bestanden wel van geval tot geval een afweging maken. In oktober zal ICES adviezen geven over bestanden in de westelijke wateren en de Atlantische Oceaan. Een aantal vangstmogelijkheden wordt in overleg met Noorwegen en andere derde landen afgesproken. Uiteindelijk zullen in de Landbouw- en Visserijraad van december de quota vastgesteld worden.

Vangstmogelijkheden Middellandse Zee

Naar aanleiding van het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 16 juni jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 847) hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen. Ten aanzien van de vangstmogelijkheden op de Middellandse Zee lezen de leden van de VVD-fractie dat de visstanden verbetering behoeven. Vervolgens wordt er een focus gelegd op de die bestanden waar uitsluitend de Europese vloot op vist. De leden van de VVD-fractie vragen of er ook een focus komt op die bestanden die door de niet-Europese vloot worden bevist? De leden van de VVD-fractie vrezen wanneer dit niet gebeurt het dweilen met de kraan open zal zijn, met gevolgen voor de Europese vloot.

Bij de presentatie van de vangstmogelijkheden voor 2016 in de Landbouw- en Visserijraad op 16 juni jl. heeft Eurocommissaris Vella nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de verbetering van het visserijbeheer in de Middellandse Zee. Juist vanwege het zichtbare succes van het visserijbeheer in de noordelijke wateren ziet de Commissaris aanleiding om de EU-inspanningen voor goed beheer in de Middellandse zee op te voeren.

Ik steun deze inzet. Onmiskenbaar wordt er in de Middellandse zee ook door de niet-Europese vloot gevist. Dit ontslaat de EU echter niet van het nemen van een eigen verantwoordelijkheid om voor de EU-vloot en de EU-wateren beheersplannen en effectievere regionale plannen te ontwikkelen. Ook bouwt de EU daarmee de noodzakelijke geloofwaardigheid op om in de besprekingen met de landen rond de Middellandse Zee tot afspraken voor een duurzame visserij te komen.

Beheerplan Noordzee

De Staatssecretaris zet in op een nieuw beheerplan voor de Noordzee in het kader van het nieuwe GVB. De leden van de VVD-fractie willen graag de inzet weten van de Staatssecretaris op dit nieuwe beheerplan. Ziet de Staatssecretaris kansen in het nieuwe beheerplan voor de visserijsector? Houdt de Staatssecretaris daarnaast ook rekening met mogelijke bedreigingen? De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd welke opties er nu worden uitgewerkt en of de sector bij de verdere uitwerking betrokken wordt.

De leden van de VVD vragen naar mijn inzet voor een nieuw beheerplan voor de Noordzee. Het voorstel voor het Meerjarenplan voor de gemengde visserij op de Noordzee zal de Europese Commissie naar verwachting in de tweede helft van dit jaar presenteren. Daar dit voorstel nog niet beschikbaar is, is een gedetailleerde beoordeling op dit moment niet mogelijk. Ten algemene geldt dat ik voorstander ben van de toepassing van meerjarenplannen voor het beheer van visbestanden. Ik zal het voorstel zowel beoordelen op het voldoen ervan aan de bepalingen van het hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid alsook op de uitvoerbaarheid ervan voor de visserijsector. Zoals gebruikelijk zal ik met de sector in overleg treden, nadat het voorstel door de Europese Commissie wordt gepresenteerd.

Verordening vangstmogelijkheden 2015

Ten aanzien van de aanpassing verordening vangstmogelijkheden 2015 hebben de leden van de VVD-fractie de volgende vragen. Wat betekent de herziening voor de Nederlandse visserijsector? Weke gevolgen kan dit hebben voor de Nederlandse visserijsector? Op welke wijze zal er met de visserijsector gecommuniceerd worden? De Staatssecretaris schrijft in het verslag dat er samen met andere lidstaten en de Europese Commissie zal worden gewerkt aan een nieuw beheerplan voor herstel op langere termijn. Kan de Staatssecretaris aangeven welke opties hier voorliggen? Kan de Staatssecretaris al aangeven wat de inzet van Nederland zal zijn binnen dit beheerplan? Tot slot willen de leden van de VVD-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor de visserijsector van het verhogen van de minimummaat voor zeebaars van 36 centimeter naar 42 centimeter?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de impact van de herziening van de vangstmogelijkheden 2015 op de Nederlandse sector en de inzet met betrekking tot zeebaars. De belangrijkste wijziging in verordening EU 960/2015 betreffende de vangstmogelijkheden van 2015 heeft betrekking op de zeebaars. De Raad heeft een voorstel van de Europese Commissie voor de invoering van maandelijkse aanvoerbeperkingen aangenomen. Tevens heeft de Europese Commissie de minimummaat van zeebaars verhoogd van 36 naar 42 cm. Gelet op de slechte toestand van zeebaars acht ik deze maatregelen noodzakelijk. Beide maatregelen zullen een aanzienlijke impact hebben op met name de kottersector. Aanlandingen zullen met ongeveer 20–25% teruglopen. De sector is hierover geïnformeerd. Voor 2016 en de langere termijn zijn aanvullende maatregelen nodig, om dit bestand in de periode 2015–2020 op MSY-niveau te krijgen. Er vindt regelmatig overleg plaats met sector en stakeholders over zeebaars. Onlangs nog over de kennishiaten ten behoeve van inzet voor de langere termijn. Mijn inzet is er op gericht dat er een meerjarenaanpak voor de zeebaars komt, bij voorkeur in het nieuwe meerjarenplan voor de gemengde visserij in de Noordzee. Ik wacht nog op advies van IMARES hierover en zal dit meenemen bij het bepalen van mijn inzet.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Slachtpaarden in Noord- en Zuid-Amerika

De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris of zij kan toelichten waarom er geen sprake is van een «publieke moraal» als Nederland op basis van de behandeling van Amerikaanse paarden, zoals getoond in de aflevering van Radar van 23 maart 2015, het vlees van deze dieren niet langer wil importeren. Kan de Staatssecretaris verduidelijken waar het exacte verschil ligt tussen «publieke moraal» en «maatschappelijke voorkeur»? Deze leden vragen de Staatssecretaris welke argumenten de World Trade Organization (WTO) gaf om de manier waarop paarden in verschillende Amerikaanse landen worden vervoerd onder «maatschappelijke voorkeur» te scharen, in plaats van «publieke moraal». Deze leden vragen de Staatssecretaris daarnaast of het mogelijk is tegen deze uitspraak in beroep te gaan om dit alsnog tot «publieke moraal» te laten verklaren en daarmee een verbod op de import van dit vlees te kunnen afdwingen. Zo ja, is de Staatssecretaris bereid dit te doen?

Er loopt op het vlak van vervoer van paarden in verschillende Amerikaanse landen geen zaak bij de WTO. Er is derhalve ook geen uitspraak door een geschillenbeslechtingsorgaan hierover gedaan. In de brief van 2 juni jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 814) van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking mede namens mij, is ingegaan op mogelijke parallellen en verschillen in vergelijking met de aangevoerde rechtsgronden in de zaak rond zeehonden (WTO zaak DS400). In die zaak is door de EU op grond van «publieke moraal» een importverbod van zeehondenproducten ingesteld met beroep op artikel XX (a) (GATT). Dit is de eerste zaak in WTO-verband waarin dit onder voorwaarden als rechtvaardigheidsgrond is gehonoreerd. Daartoe heeft de EU een groot aantal argumenten naar voren gebracht dat de maatregel «noodzakelijk is ter bescherming van de publieke moraal». Hierover heeft zich in de loop van de jaren op grond van een aantal zaken van geschillenprocedures (zoals US-gambling zaak DS285) ook jurisprudentie ontwikkeld. Op grond van hetgeen het geschillenbeslechtingsorgaan heeft geoordeeld, gaat publieke moraal verder dan maatschappelijke zorg: publieke moraal omvat een algemeen diepgeworteld en aantoonbaar oordeel van de maatschappij als geheel over principiële zaken als «goed» of «fout». Een precieze scheidslijn is op basis van de WTO-jurisprudentie vooraf moeilijk aan te geven en hangt sterk af van de voorliggende zaak. Voorts is op basis van «noodzakelijkheid» van groot belang in hoeverre de maatregelen handelsbeperkend zijn en of op een minder beperkende wijze de beoogde doelen bereikbaar zijn. In geval van paarden in Amerikaanse landen is daarbij voor te stellen dat verbetering van uitvoering van de bestaande regelgeving in de betreffende landen ook in belangrijke mate zal bijdragen aan het beoogde doel.

De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris of de behandeling van slachtpaarden, zoals in de uitzending van Radar werd getoond, voldoet aan de World Organisation for Animal Health (OIE) richtlijnen. Zo nee, welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten om te voorkomen dat paarden- (of ander) vlees dat afkomstig is van dieren die niet volgens de OIE normen zijn behandeld (zowel uit verschillende Amerikaanse als uit andere landen) op de Nederlandse markt komt? Is de Staatssecretaris bereid de verschillende Amerikaanse overheden (eventueel via de EU) aan te spreken op de behandeling van deze dieren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke verwachtingen heeft de Staatssecretaris hiervan? Kan de Staatssecretaris in haar beantwoording hiervan ook de uitspraak meenemen van Food and Veterinary Office (FVO) directeur Scannell in een hoorzitting in het Europees parlement dat de bevoegde autoriteiten in onder andere verschillende Amerikaanse landen volledig falen in hun toezichthoudende taak op de slachterijen?

Een aantal behandelingen van slachtpaarden zoals in de uitzending van Radar getoond, lijkt niet te voldoen aan de standaarden van de OIE. Zoals reeds aangegeven in de brief aan uw Kamer van 2 juni jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 814) zal ik de Europese Commissie verzoeken om landen aan te spreken op het naleven van de OIE-standaarden. Dit geschiedt deels al in het kader van audits van de FVO (de FVO kijkt ook naar dierenwelzijnsomstandigheden bij de slachthuizen en deels ook bij transport). Nederland heeft de FVO zoals toegezegd reeds geadviseerd om in het kader van de audits bij de slachthuizen meer in te zetten op onaangekondigde bedrijfsinspecties en korte-termijnwijzigingen in bezoekprogramma’s binnen de uitgevoerde inspectiemissies. Dit, om een realistischer beeld te verkrijgen van de naleving ter plaatse en het functioneren van het toezichtssysteem van de bevoegde autoriteiten in dat land. Wanneer de FVO tijdens haar audits constateert dat bevoegde autoriteiten in derde landen volledig falen in hun toezichthoudende taak op de slachterijen, dan zal de FVO hierover rapporteren en zullen corrigerende maatregelen worden geëist. Indien een land daarbij in gebreke blijft kunnen de erkenningen van slachterijen voor export naar de EU worden ingetrokken. Deze problemen hebben de aandacht van de FVO en zij zullen hiermee rekening houden tijdens de geplande inspectiemissies.

De leden van de fractie van de PvdA zijn bezorgd dat de OIE geen handhavende functie heeft, en daarom de behandeling van dieren volgens de normen van de OIE moeilijk of niet te handhaven is. Deelt de Staatssecretaris deze zorgen? Zijn er naast het, via de EU, aanspreken van landen op het naleven van de OIE-standaard stappen die Nederland kan zetten? De leden van de fractie van de PvdA denken hierbij bijvoorbeeld aan een stop op de import van vlees uit landen waar aantoonbaar de OIE standaarden niet worden nageleefd. Kan de Staatssecretaris een reactie geven op dit idee?

De OIE kent inderdaad geen handhavende rol ten aanzien van haar standaarden. De OIE-lid-landen worden geacht zelf de betreffende standaarden in hun land te implementeren en ten uitvoer te laten brengen. Wanneer er bewijzen zijn dat derde landen OIE-standaarden onvoldoende hebben geïmplementeerd of naleven, dan kunnen deze landen hier vanuit de EU over worden aangesproken. Het aantoonbaar maken dat de welzijnsstandaarden bij transport naar een slachthuis in een derde land structureel niet goed worden nageleefd is in de praktijk zeer moeilijk uitvoerbaar. Ook dat maakt het moeilijk om nadere, juridische stappen te zetten. Voor het overige verwijs ik u naar de in de brief van 2 juni jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 814) weergegeven WTO-regels waar WTO-leden zich aan te houden hebben.

Vogel- en habitatrichtlijn (VHR)

De leden van de PvdA-fractie zijn blij dat voor de Staatssecretaris de Europese natuurdoelen niet ter discussie staan. De leden van de PvdA-fractie benadrukken nogmaals dat ze voorstander zijn van een krachtige en effectieve natuurbescherming op Europees niveau. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de Europese Commissie in het rapport «the state of nature» helder is over de onvoldoende staat van Europese natuur.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris nader in te gaan op hoe de voorgestelde optimalisering van de uitvoering van de VHR (meer integrale toepassing) gaat bijdragen aan een beter en sneller bereik van de natuurdoelen. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd, maar ook beducht, voor de koppeling van natuurontwikkeling aan andere maatschappelijke vraagstukken en verzoeken de Staatssecretaris hoe bij de verknoping van natuur- en economische belangen de natuurbescherming wordt gewaarborgd?

Zoals ik in mijn brief van 29 juni jl. (Kamernummer 26 407, nr. 99) heb aangegeven, is in Nederland de afgelopen decennia veel geïnvesteerd in de natuur en lijkt de achteruitgang van de biodiversiteit tot stilstand te zijn gebracht. We moeten echter nog belangrijke stappen zetten om de biodiversiteit verder te verbeteren. Daarvoor is een optimalisatie van de uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn noodzakelijk. Deze optimalisatie beoogt niet alleen het beter mogelijk maken van een koppeling tussen natuurontwikkeling en andere maatschappelijke opgaven. Het beoogt ook versterking van de natuur, zoals bij de aanleg van de vismigratierivier. Juist door meer ruimte te geven voor de dynamiek in de natuurontwikkeling en door de koppeling aan maatschappelijke opgaven zoals waterveiligheid, kunnen de natuurdoelen mijns inziens beter en sneller worden bereikt. Er ontstaat een meer robuuste natuur met sturing op een groter schaalniveau.

Een zorg kan zijn of met sturing op een groter schaalniveau de Europese natuurdoelen nog wel voldoende bewaakt kunnen worden. Dit heeft mijn nadrukkelijke aandacht bij de uitwerking van de optimalisering van de uitvoering, waarbij de bestaande Europese natuurdoelen voor mij absoluut voorop staan.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Nitraatrichtlijn

De leden van de CDA-fractie hebben vragen in het kader van de Landbouw- en Visserijraad op 13 juli 2015.

De leden van de CDA-fractie horen graag welke stappen de Staatssecretaris zet om de uitvoering van de Nitraatrichtlijn ter discussie te stellen, met name ten aanzien van het fosfaatplafond. Is de Staatssecretaris het met de leden van de CDA-fractie eens dat het fosfaatplafond geen rekening houdt met de veranderingen sinds de instelling van het plafond, met name duurzaam gebruik door verbranding en de export van fosfaat? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel meer fosfaat in mest wordt geëxporteerd of gebruikt ten behoeve van duurzame energie sinds de instelling van het plafond? Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de CDA-fractie dat het plafond geen rekening houdt met export en duurzaam aanwenden door verbranding van mest? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de Nitraatrichtlijn zijn doel voorbijschiet met het fosfaatplafond, omdat de Nitraatrichtlijn dient ter verbetering van de waterkwaliteit waarbij het gaat om de aanwending op het land van mest en niet de productie? Is de Staatssecretaris bereid om de Nitraatrichtlijn, en met name de onhoudbaarheid van het Nederlandse fosfaatplafond te agenderen bij de komende Landbouwraad? Zo nee, waarom niet?

In de derogatiebeschikking bij de Nitraatrichtlijn die de Europese Commissie aan Nederland heeft verstrekt, is opgenomen dat Nederland het fosfaatproductieniveau van 2002 niet mag overschrijden. Die voorwaarde is sinds 2006 opgenomen in de derogatiebeschikking om te voorkomen dat door ruimere bemestingsnormen ruimte zou komen voor een verdere intensivering in de Nederlandse veehouderij. Zo staat het ook letterlijk in de overwegingen: «Teneinde te voorkomen dat door de toepassing van de gevraagde derogatie intensivering optreedt, moeten de bevoegde instanties ervoor blijven zorgen dat de mestproductie wat zowel stikstof als fosfor betreft het niveau van het jaar 2002 niet overschrijdt.»

Sinds 2006 is de plaatsingsruimte gedaald van 184 miljoen kilogram fosfaat naar 137 kilogram fosfaat in 2014 (cijfers CBS statline). Het nationale mestoverschot is daardoor flink gestegen. Op dit moment wordt een deel van dat overschot, maar niet het hele overschot, verwerkt. Zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld (Kamerstuk 33 037, nr. 138), is het mijn ambitie om via de mestverwerkingspercentages in het stelsel verplichte mestverwerking te sturen op het bereiken van evenwicht op de Nederlandse mestmarkt in 2017.

De Nitraatrichtlijn is gericht op de verbetering van de waterkwaliteit. Daartoe zijn lidstaten verplicht om gebruiksnormen in te voeren. De Nitraatrichtlijn schrijft echter ook voor (artikel 5, lid 5) dat een lidstaat door hen noodzakelijk geachte aanvullende maatregelen moeten nemen om de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn te realiseren. In de Nederlandse situatie betekent dit beperking van de productie (via stelsels van varkens- en pluimveerechten) en borgen dat het mestoverschot niet drukt op de Nederlandse mestmarkt. Zoals gezegd is de situatie van evenwicht op de Nederlandse mestmarkt nog niet bereikt.

Handhaving van het fosfaatproductieplafond is een voorwaarde om van derogatie gebruik te mogen maken waardoor de facto meer stikstof uit dierlijke mest kan worden aangewend dan op basis van de Nitraatrichtlijn is toegestaan. Ik ben niet voornemens om het fosfaatplafond te agenderen bij de komende Landbouw- en Visserijraad.

Tijdens het verzamel algemeen overleg Landbouw (inclusief mestbeleid) op 1 juli 2015 is gesproken op basis van welke cijfers de gebruiksnormen van het vijfde actieprogramma nitraatrichtlijn zijn bepaald. In dat kader vragen de leden van de CDA-fractie wat de Staatssecretaris gaat doen met de uitkomsten van het WUR-rapport nr. 486608 «Meststofgebruiksruimte in relatie tot opbrengstniveaus, mestsoort en rijenbemesting: Verkenning van equivalente maatregelen met het WOG 2.0 rekenmodel»? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de opbrengsten van stikstof van gewassen is toegenomen en daarom meer stikstof nodig is om de bodem in balans en vruchtbaar te houden? Uit het rapport blijkt dat met name de teelt van snijmais en prei op zand en suikerbieten op klei meer stikstof gebruiken dan tien jaar geleden. Gaat de Staatssecretaris bewerkstelligen dat er actuelere cijfers gebruikt gaan worden om de gebruiksnormen aan te passen? Op welke termijn acht de Staatssecretaris dat mogelijk? Het vijfde actieprogramma is niet meer te wijzigen, maar welke mogelijkheden zijn er om maatwerk mogelijk te maken? Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?

De Staatssecretaris van Economische Zaken is al ruim een jaar in gesprek met de sector over equivalente maatregelen. Wanneer geeft de Staatssecretaris haar akkoord voor het voorstel van de sector voor equivalente maatregelen? Waar is het wachten nog op volgens de Staatssecretaris? Voor onze bodemvruchtbaarheid is het heel belangrijk dat er met spoed een akkoord komt over deze equivalente maatregelen. De leden van de CDA-fractie verzoeken de Staatssecretaris met klem om hier spoedig tot een overeenstemming over te komen zodat hiervan snel gebruik gemaakt kan worden.

Ik heb kennisgenomen van het genoemde WUR-rapport. De consequenties daarvan voor de hoogte van de gebruiksnormen moeten worden bezien. Het ligt overigens het meest voor de hand een eventuele aanpassing van de normen door te voeren met ingang van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn vanaf 2018.

Het vijfde actieprogramma biedt de mogelijkheid voor maatwerk in gebruiksnormen, via de zogenaamde equivalente maatregelen. Voorwaarde daarbij is dat het milieuresultaat van nieuwe maatregelen equivalent is aan de generieke maatregelen, de maatregelen wetenschappelijk zijn onderbouwd en er sprake is van een adequate borging. Ik hanteer als uitgangspunt dat maatregelen die aan deze voorwaarden voldoen, als equivalente maatregel kwalificeren. Zoals ik in het Algemeen Overleg op 1 juli jl. heb aangegeven, kunnen equivalente maatregelen in regelgeving worden opgenomen, zodra de benodigde onderbouwingen beschikbaar zijn en overleg met de Europese Commissie heeft plaatsgevonden.

Gespreid betalen superheffing

In het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van 15 april 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 842) heeft de Staatssecretaris toegezegd om de Kamer voor de zomer te informeren over de uitvoeringskosten van een mogelijk gespreide betaling van de superheffingen. Wanneer komt de Staatssecretaris met deze onderbouwing, zo vragen de leden van de CDA fractie. Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven welke andere lidstaten gebruik gaan maken van deze mogelijkheid? Gezien de moeilijke marktomstandigheden in de zuivelsector op dit moment zouden de leden van de CDA-fractie willen dat mogelijke maatregelen die deze moeilijke marktomstandigheden verzachten worden ingezet.

Van de belangrijkste zuivellanden (grote overschrijders) hebben alleen Polen, Ierland en Denemarken aangegeven van de regeling gebruik te gaan maken. Duitsland heeft «private arrangements» tussen de producenten en de staatsbank. Ik heb de consequenties bezien indien ik zelf uitvoering zou geven aan deze regeling. Dit levert het Ministerie van Economische Zaken extra uitvoeringskosten op van ca. 110.000 euro, omdat het quotasysteem in feite nog drie jaar gemonitord moet worden en er (langer) controles uitgevoerd dienen te worden. Ik vind het niet wenselijk om deze voorziening met rijksgeld te financieren en daarom heb ik de zuivelfabrieken (kopers) gevraagd om de mogelijkheid van gespreide betaling zelf ter hand te nemen en dit eigenstandig met de producenten te regelen. Daarbij dragen de kopers de volledige aan hen opgelegde superheffing uiterlijk op 1 oktober 2015 af aan de lidstaat. Ondanks de moeizame situatie op de zuivelmarkt ben ik samen met de sector nog steeds positief over de lange termijnontwikkelingen op de zuivelmarkt.

Schoolfruitregeling

De leden van de CDA-fractie hebben gelezen dat de schoolfruitregeling, zoals bekend gemaakt door de Staatssecretaris in het najaar van 2014, is gewijzigd. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten op welke punten de regeling is gewijzigd en waarom?

Op 29 juni 2015 is de Regeling schoolfruit 2015 gepubliceerd, die in de plaats komt van de Regeling schoolfruit 2014. Deze regeling betreft het schooljaar 2015–2016, dat start per 1 augustus 2015 en loopt tot en met 31 juli 2016. De regeling moest onder meer worden gewijzigd om scholen en leveranciers de mogelijkheid te bieden zich in te schrijven voor deelname aan de schoolfruitregeling in het schooljaar 2015/2016. Leveranciers kunnen zich inschrijven tussen 17 en 31 augustus 2015, voor scholen staat de inschrijving open van 31 augustus t/m 11 september 2015.

In de regeling is een aantal wijzigingen doorgevoerd die de uitvoerbaarheid van de regeling voor de leveranciers van het schoolfruit verbeteren.

Zo worden de kosten met ingang van 2015–2016 vergoed op basis van een vaste vergoeding (forfaitair bedrag) van € 0,21 per portie groenten/fruit. Dit bedrag omvat zowel een vergoeding voor de kosten voor het product als voor distributie en vervoer. In deze vaste vergoeding zijn ook de loonkosten van leveranciers alsmede een redelijke marge inbegrepen. Het EU-cofinancieringspercentage voor deze regeling bedraagt 75%. Uitgangspunt is dat het forfaitaire bedrag van € 0,21 overeenkomt met 75% van de gemiddelde werkelijke subsidiabele kosten. Evenals in eerdere jaren dienen leveranciers zelf te zorgen voor financiering van de overige 25% van de subsidiabele kosten. Er is gekozen voor het hanteren van een forfaitair tarief in plaats van vergoeding op basis van werkelijk gemaakte en betaalde kosten om de werkwijze te vereenvoudigen, zowel voor leveranciers als voor de uitvoerende diensten.

Leveranciers die komend schooljaar willen deelnemen moeten in staat zijn om minimaal 200 scholen te beleveren (was minimaal 80 in 2014–2015). Om versnippering en stijging van de uitvoeringskosten vanwege een groot aantal leveranciers te voorkomen, wordt het aantal deelnemende leveranciers gemaximaliseerd. Er worden maximaal acht leveranciers erkend, op volgorde van binnenkomst van een volledige erkenningsaanvraag.

In 2015/2016 zal via loting worden bepaald welke scholen kunnen deelnemen, in het geval er overtekening plaatsvindt. Toelating van scholen vindt dus niet meer plaats op volgorde van inschrijving.

De schoolfruitleveringen zullen 2 november 2015 starten en een periode van 21 weken omvatten, tot 22 april 2016. Dit biedt scholen de gelegenheid om daarna door te gaan met een eigen schoolfruitbeleid (in 2014–2015 liepen de leveringen tot 5 juni).

Het is verder de bedoeling om in de loop van het schooljaar 2015–2016 in het kader van de begeleidende maatregelen de mogelijkheid te openen voor geïnteresseerde organisaties om bedrijfsbezoeken aan tuinbouwbedrijven aan te bieden aan deelnemende scholen. Openstelling van een tenderprocedure hiervoor zal plaatsvinden nadat de EU-uitvoeringsbepalingen over onder andere de te hanteren criteria voor de selectie van aanbieders van bedrijfsbezoeken zijn vastgesteld en gepubliceerd. Hiertoe zal de Regeling schoolfruit 2015 te zijner tijd worden aangepast.

Marktontwikkelingen varkensvleessector

De leden van de CDA-fractie constateren dat onder het Luxemburgs voorzitterschap aandacht besteed zal worden aan de marktontwikkelingen van landbouwproducten. De Staatssecretaris constateert dat de prijzen van varkensvlees de laatste weken zijn gestegen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse varkenshouders daarvan financieel hebben gemerkt? Wat wordt de inzet van de Staatssecretaris indien de marktontwikkelingen voor de varkenshouderij verslechteren?

Ten algemene hebben betere prijzen van varkensvlees een positieve invloed op de (winst)marges. Daarbij spelen echter ook andere factoren dan alleen de prijzen van varkensvlees, zoals de prijzen van biggen en de kosten van het voer. Ten algemene is de situatie voor de varkenshouderij al enige tijd niet gunstig in de Europese Unie. De komende maanden zal de situatie aandacht blijven vragen. Samen met de Europese Commissie blijf ik de situatie nauwgezet volgen. Mijn inzet blijft onveranderd gericht op het open krijgen en open houden van onze belangrijkste exportmarkten.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Tweede evaluatie van het Nederlandse aalbeheerplan

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich ernstig zorgen over het voortbestaan van de aal. Het volwassen palingbestand in Nederland is in vijftig jaar met 95% afgenomen. In Europa is het glasaalbestand (jonge paling) minder dan 5% van wat het in de jaren tachtig was. De paling is hierdoor toegevoegd aan de lijst uitstervende soorten. Commerciële visserij is een grote oorzaak van de afname van het palingbestand.

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de tweede evaluatie van het Nederlandse aalbeheerplan Zij constateren dat vooral visserij beperkende maatregelen effectief zijn op de korte termijn, met name omdat het onzeker is in hoeverre overige maatregelen effectief zijn en deze pas op de lange termijn te meten zijn. Deze leden willen er dan bij de Staatssecretaris op aandringen om haar beleid ten aanzien van visserij beperkende maatregelen te handhaven en zelfs uit te breiden. Het huidige vangstverbod in de maanden september, oktober en november mag wat betreft de fractie van de PvdD uitgebreid worden naar een algeheel vangstverbod. Alleen een algeheel vangverbod zal de paling voor uitsterven behoeden en de bescherming geven tot herstel van het bestand. Graag een reactie van de Staatssecretaris hierop.

Nederland heeft gekozen voor een aalbeheerplan met een veelzijdig pakket aan maatregelen, omdat het aalherstel niet alleen afhangt van visserijbeperking, maar ook van andere factoren zoals bijvoorbeeld het vrij naar zee kunnen migreren van aal. Belangrijke maatregelen in dat verband zijn het oplossen van migratieknelpunten bij de waterkrachtcentrales en de talrijke sluizen en gemalen. Andere maatregelen zijn het onderzoeken van de fysiologie van de aal, zodat deze in de toekomst gekweekt kan worden zonder inzet van wilde aal en het jaarlijks uitzetten van glasaal, hetgeen op termijn een bijdrage zal leveren aan het aalherstel. Daarnaast is het herstel van de aal mede afhankelijk van wat in de overige Europese landen gebeurt. De Europese aal behoort immers tot één soort die voorkomt in verschillende lidstaten.

Deze leden vragen waarom het niet behalen van de belangrijke doelstellingen van het aalbeheerplan niet leidt tot een aanscherping van dit Nederlandse plan. De doelstelling dat jaarlijks ongeveer 4.000 ton schieraal uit de Nederlandse wateren naar zee zou moeten trekken om te paaien, wordt niet gehaald. In werkelijkheid is dit slechts 1.000 ton. Het doel van het passeerbaar maken voor schieraal van gemalen wordt slechts voor 25% gerealiseerd.

De jaarlijkse uittrek van schieraal bedraagt momenteel 1.000 ton. Dit zal de komende jaren steeds meer worden. Uiteindelijk zal dit uit moeten komen op 4.000 ton schieraal per jaar, zijnde het streefdoel van Nederland. Als dit aantal bereikt is dan is de aalpopulatie in Nederland hersteld en hebben de maatregelen hun effect gehad. Zover is het nog niet, mede omdat de aal een lange levenscyclus heeft.

De leden van de fractie van de PvdD vragen of het effect op het schieraalbestand van de inname en het lozen van koelwater voldoende is meegewogen? En zo niet, is de Staatssecretaris bereid om hier extra maatregelen op te treffen?

Aangenomen wordt dat de inname van koelwater slechts een beperkt effect heeft op de mortaliteit van glasaal. Daarom wordt dit niet meegenomen in de berekeningen. Imares heeft daarin met name de bronnen die het meeste effect hebben op de aalmortaliteit meegenomen.

Vismigratie

De leden van de fractie van de PvdD staan positief tegen het oplossen van vismigratieknelpunten. Jonge palingen hebben op dit moment vrijwel geen mogelijkheid om zelfstandig langs onze kustbarrières te komen vanwege onder andere de aanleg van stuwen en gemalen in watersystemen. Hierdoor worden migratieroutes van vissen afgesloten waardoor leefgebieden niet meer kunnen worden bereikt en in gemalen worden palingen beschadigd en vermalen. In 1996 heeft Nederland met België en Luxemburg afgesproken dat voor 2010 er vrije vismigratie mogelijk zou zijn in het stroomgebied van de Benelux. De Staatssecretaris neemt echter tot 2027 de tijd om deze vismigratieknelpunten op te lossen. Dit betekent dat de paling de komende zeventien jaar vogelvrij is verklaard. Voor de PvdD-fractie is dit onacceptabel. Is de Staatssecretaris bereid om te stoppen met de overeengekomen temporisering van de aanpak van de knelpunten en om in de begroting budget te reserveren om de knelpunten voor de vismigratie versneld op te lossen?

Vismigratieknelpunten worden door de Minister van I&M onder de Kaderrichtlijn Water structureel aangepakt, bijvoorbeeld door aanpassingen aan het sluisbeheer en de aanleg van vistrappen. In de planperiode 2009–2015 zijn vele maatregelen uitgevoerd en daardoor veel belangrijke knelpunten opgelost. Het aanpakken van knelpunten is het meest kosteneffectief als wordt aangesloten bij bestaande vervangingsprogramma's of andere lopende projecten. Daarnaast dienen middelen en uitvoeringscapaciteit beschikbaar te zijn. In 2021 zal voor de rijkswateren het grootste deel van het KRW-maatregelenprogramma uitgevoerd zijn.

Paling

Kan de Staatssecretaris aangeven of er bij het onderzoeksproject naar het kweken van paling in gevangenschap wel voldoende rekening wordt gehouden met de effecten van gebruikte methoden om paling tot voortplanting te krijgen, onder andere met veelvuldig toedienen van hormonen, op het welzijn van de betreffende palingen? De leden van de PvdD-fractie willen graag een reactie van de Staatssecretaris hierop.

Het onderzoeksproject naar het kweken van paling in gevangenschap en de experimenten die in dat kader gedaan worden zijn conform de wettelijke eisen. De experimenten zijn er op gericht om het toedienen van hormonen te vervangen door natuurlijke factoren. Uiteindelijk zou dit kunnen leiden tot een protocol dat door het bedrijfsleven kan worden toegepast waarin het toedienen van hormonen geheel is vervangen.

Tevens vragen de leden van de PvdD-fractie of de ernstige staat van de paling reden is om de stroperij van paling harder aan te pakken en meer capaciteit vrij te maken voor de handhaving op dit gebied? Is de Staatssecretaris bereid om de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hiertoe opdracht te geven?

In het handhavingsplan van de NVWA is blijvende aandacht voor stroperij en speciaal voor het 3-maandelijks aalvisverbod. De NVWA heeft vier visserijteams verdeeld over Nederland, die illegale visserij activiteiten opsporen. De NVWA zoekt daarbij ook samenwerking met de buitengewoon opsporingsambtenaren van sportvisfederaties.

De Staat van de Europese Zeeën

De leden van de fractie van de PvdD willen graag een reactie op het kabinet op het recent gepubliceerde rapport «de Staat van de Europese Zeeën» door het Europees Milieuagentschap (http://www.eea.Europa.eu/media/publications/state-of-europes-seas). De leden verzoeken het kabinet nadrukkelijk in te gaan op de rol van de Nederlandse vloot in de mate van vervuiling en de ongezonde biodiversiteit van de mariene ecosystemen.

Het kabinet beraadt zich nog op dit rapport. De Minister van I&M zal u na het zomerreces een reactie sturen. Daarin wordt mede ingegaan op de door u genoemde onderwerpen betreffende de rol van de Nederlandse vloot in de mate van vervuiling en de ongezonde biodiversiteit van de mariene ecosystemen.

Toegevoegde diversenpunten op de Landbouw- en Visserijraad 13 juli a.s.

Kwekersrecht en de uitspraak van het Europees Patentbureau

(informatie van de Nederlandse delegatie)

Ik zal conform mijn toezegging tijdens het dertig leden debat over Aanvragen voedselpatenten door multinationals op 10 juni jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 94, item 9), het herstellen van de balans tussen octrooirecht en kwekersrecht op de Landbouw- en Visserijraad aan de orde stellen.

Ik wil de lidstaten en de Europese Commissie wijzen op de gevolgen die de recente uitspraak van de Grote Kamer van Beroep van het Europees patentbureau kan hebben. De uitspraak maakt het mogelijk dat uitvindingen met betrekking tot planteneigenschappen kunnen worden gepatenteerd, ook als ze het gevolg zijn van klassieke veredelingsarbeid. Ik vrees dat dit ten koste gaat van de keuzevrijheid van kwekers, telers en consumenten, wat negatieve gevolgen kan hebben voor de voedselzekerheid. Ik wil daarom verdergaande wijzigingen doorvoeren in het octrooirecht ten gunste van de kwekers waarvoor in ieder geval wijziging van de Europese regelgeving nodig zal zijn, maar wel met inachtneming van belangen van bedrijven in andere sectoren dan de plantenveredeling.

Ik zal in de komende Raad een Position paper aankondigen dat ik na de zomer in Europees verband wil bespreken met gelijk gestemde lidstaten.

Het actieplan met de te nemen stappen, dat ik u tijdens het genoemde debat heb toegezegd, zal ik u op korte termijn doen toekomen.

Duurzame gewasbescherming

(informatie van de Nederlandse delegatie)

Ik heb uw Kamer in mijn brieven van 30 oktober 2014 (Kamerstuk 27 858, nr. 276), 2 december 2014 (Kamerstuk 27 858, nr. 279) en 16 april 2015 (Kamerstuk 27 858, nr. 304) gemeld dat ik mij inzet voor het realiseren van de transitie naar een vergroening van gewasbeschermingsmiddelen en naar een voedselproductie die minder afhankelijk is van risicovolle gewasbeschermingsmiddelen. Dit doe ik zowel op nationaal niveau als op EU-niveau. Ik zal in de aankomende Raad dan ook oproepen tot een EU-actieprogramma voor de versnelling van de verduurzaming van de gewasbescherming. Als één van de elementen van dit programma zal ik ervoor pleiten om binnen de Europese Unie onderzoek te stimuleren naar niet-chemische alternatieven en lagere-risico middelen. Tevens zal ik pleiten voor de bevordering van de toelating van lagere-risico middelen. Ik zal andere lidstaten in de Raad vragen met Nederland samen te werken en ideeën naar voren te brengen, zodat het een gezamenlijk actieprogramma wordt.

Situatie van de varkensvleessector

(informatie van de Oostenrijkse delegatie)

De Oostenrijkse delegatie heeft aangegeven de prijsontwikkeling in de varkenssector te bespreken. Een document hiervoor heb ik nog niet ontvangen. Ik zal in ieder geval de Europese Commissie oproepen om de prijsontwikkelingen in de gaten te houden.

Toelichting op een initiatief over koolstofopslag in grond in het kader van klimaatverandering

(informatie van de Franse delegatie)

De Franse delegatie heeft aangekondigd graag een toelichting te geven over koolstofopslag in de grond in het kader van klimaatverandering. Ik heb hiervoor nog geen document ontvangen.

Internationale Blue Week in Lissabon

(informatie van de Portugese delegatie)

De Portugese delegatie heeft aangegeven een terugkoppeling te willen geven over de resultaten van de Blue Week in Lissabon, die van 5–7 juni 2015 heeft plaatsgevonden. Hiervoor is nog geen document beschikbaar.

Visserij-onderwerpen

Mauritanië

Aanvullend informeer ik uw Kamer hierbij dat de onderhandelingen over een nieuwe visserijprotocol met Mauritanië 7 juli jl. zijn hervat. Zoals de Kamer laatstelijk per brief van 9 juni 2015 (bijlage bij Kamerstuk 21 501-32, nr. 846) gemeld, lagen de onderhandelingen over een nieuw protocol sinds eind 2014 stil. In vier onderhandelingsrondes bleken partijen niet in staat nader tot elkaar te komen. Het oude protocol is

15 december 2014 verlopen.

Ook in deze 5e onderhandelingsronde baseer ik mij geheel op het mandaat dat ik uw Kamer in mijn brief van 7 februari 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 764) heb voorgelegd en waarmee de Kamer heeft ingestemd. Zodra de onderhandelingen tot een overeenkomst leiden, zal ik de Kamer deze uitkomst ter goedkeuring voorleggen.

III Volledige agenda

Geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 13 juli 2015, brief regering d.d. 03-07-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma, Kamerstuk 21 501-32, nr. 848

Verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 16 juni 2015, brief regering d.d. 25-06-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma, Kamerstuk 21 501-32, nr. 847

Vijfde Voortgangsrapportage omtrent het Plant- en diergezondheidspakket, brief regering d.d. 09-06-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma, Kamerstuk 33 643, nr. 17

Eisen aan het vervoer van slachtpaarden in Noord- en Zuid-Amerika ten behoeve van de export van paardenvlees of producten waarin paardenvlees is verwerkt voor de Nederlandse markt, brief regering d.d. 02-06-2015, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen, Kamerstuk 28 286, nr. 814

Aanbieding van de ingevulde vragenlijst over de Fitness Check van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR), brief regering d.d. 09-06-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma, Kamerstuk 33 576, nr. 44

Overzicht visserijpartnerschapovereenkomsten, brief regering d.d. 09-06-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma, Kamerstuk 21 501-32, nr. 846

Tweede tussentijdse evaluatie Nederlands aalbeheerplan, brief regering d.d. 18-06-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma, Kamerstuk 29 664, nr. 125

Naar boven