21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 891 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2015

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die 14 en 15 december 2015 plaatsvond in Brussel.

Ik geef daarnaast uitvoering aan de motie van het lid Dijkgraaf over uitstel van de aanlandplicht (Kamerstuk 34 300-XIII, nr. 143).

Tot slot informeer ik u over de voortgang op het dossier over invasieve exoten.

Onderwerpen geagendeerd op de Raad

Vangstmogelijkheden 2016 in EU- en niet-EU-wateren en de Zwarte Zee

(politiek akkoord)

Vangstmogelijkheden 2016 in EU- en niet-EU-wateren (ST 13765/1/15 REV 1, 13765/15 ADD 1 + 2, 14729/1/15 REV 1)

Het voorzitterschap heeft na lange onderhandelingen een politiek akkoord bereikt over de vangstmogelijkheden («quota») voor 2016. Het gaat hierbij om visbestanden in onder meer de Noordzee, de Atlantische Oceaan, het Engelse Kanaal en de Zwarte Zee.

De Europese Commissie benadrukte het belang van duurzame visserij. Tegen die achtergrond zijn de vangstmogelijkheden in overeenstemming met de doelstellingen en uitgangspunten van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Dit komt niet alleen de visbestanden maar ook de visserijsector ten goede. Het uitgangspunt is om de Maximale Duurzame Opbrengst (MSY) in 2016 te bereiken en alleen bij uitzondering uiterlijk 2020. Hoewel veel lidstaten dit onderschreven, pleitten sommige lidstaten echter voor een meer geleidelijke invoering van de MSY vanwege sociale en economische overwegingen. Naar aanleiding van het verzoek van lidstaten om een ophoging van de quota vanwege de aanlandplicht, gaf de Europese Commissie aan hier billijke compensatie voor te verlenen.

Ik heb aangegeven de aanpak van de Europese Commissie te steunen. MSY voor bestanden moet gehaald worden in 2016.

De Europese Commissie heeft op mijn verzoek de maximale toegestane vangsthoeveelheid (TAC) voor tong is verhoogd met 10%. Deze ophoging is in lijn met de tweede fase van het meerjarenplan en MSY.

Voor grote zilvervis en geassocieerde soorten heeft de Raad, mede op Nederlands verzoek, besloten tot een status quo (roll over) van de TACs. Een roll over van de TACs voor deze soorten is in lijn met de Nederlandse inzet en voldoet aan de MSY benadering.

De TAC voor roggen is op verzoek van verschillende lidstaten verhoogd met 4%. Dit was mogelijk door de kwetsbare soorten verboden te verklaren.

Met betrekking tot de gegevensarme bestanden volgt de Europese Commissie de voorzorgbenadering. Ik ben het met de Europese Commissie eens dat waar geen meerjarenplannen beschikbaar zijn, MSY het streven moet zijn. Ik ben content dat de Europese Commissie ook de noodzaak van een geval tot geval benadering heeft omarmd.

Zoals ik in het Algemeen Overleg van 9 december jl. ter voorbereiding van deze Raad heb aangegeven, heb ik stringente maatregelen voor het bestand zeebaars gesteund, maar heb ik bij de Europese Commissie wel gepleit voor flexibiliteit ten behoeve van kleinschalige vissers. De Europese Commissie heeft deze wens ingewilligd. Hiermee worden de kleinschalige kustvissers ontzien, aangezien de maatregelen voor hen grote sociale en economische gevolgen hebben. Ook de recreatieve visserij op zeebaars kan in het eerste deel van het jaar doorgaan. De Europese Commissie heeft hierbij wel de voorwaarde gesteld dat de gevangen zeebaars onmiddellijk weer ongedeerd teruggezet wordt. De handlijn- en staandwant vissers hebben een kortere sluiting in het voorjaar gekregen, met een aparte maandelijkse vangstlimiet.

Voorts heeft de Europese Commissie op verzoek van veel lidstaten een roll over van de zeedagen toegekend.

Daarnaast heeft de Europese Commissie alsnog een akkoord bereikt met Noorwegen over de blauwe wijting en atlanto scando haring. Ik heb samen met andere lidstaten aangegeven dat de uitgangspunten voor het vaststellen van een TAC gebaseerd moeten zijn op een gelijk speelveld voor beide partijen. Het bilaterale akkoord is ook belangrijk om toegang te krijgen tot de Noorse zone om op atlanto scando haring te kunnen vissen. Tevens heeft de Raad een hoeveelheid gereserveerd voor een aanvullende uitruil van blauwe wijting en arctische kabeljauw.

Verder hebben de betrokken lidstaten en marge van de Raad gesproken over de haring ten westen van Schotland en Ierland. De Europese Commissie wil dat de TACs van de noordelijke en zuidelijke bestanden medio 2016 worden vastgesteld. STECF wordt om aanvullend advies verzocht over de vangstmogelijkheden en vraagt de lidstaten een wetenschappelijk onderzoeksprogramma te ontwikkelen.

Aanlandplicht

Zoals in het Algemeen Overleg van 9 december jl. ter voorbereiding van de Landbouw- Visserijraad met uw Kamer is gewisseld, heb ik ter uitvoering van de motie Dijkgraaf c.s. (Kamerstuk 34 300-XIII, nr. 143) tijdens de Raad de aanlandplicht aangekaart.

Ik heb in de Raad nadrukkelijk aangegeven dat het Nederlandse parlement mij verzoekt om na afstemming met de Noordzee-landen, de administratieve verplichtingen van de aanlandplicht met een half jaar uit te stellen. Ik heb in de Raad een reactie van de Europese Commissie gevraagd en daarnaast heb ik mijn collega's van de Noordzee landen hierop bilateraal aangesproken.

Eurocommissaris Vella wees er in zijn reactie op dat de aanlandplicht onderdeel uitmaakt van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid, zoals dat twee jaar geleden is hervormd. Hij wees er op dat deze hervorming een unanieme beslissing van de Raad is geweest en dat ook Nederland heeft voorgestemd. Vanwege de Europese regelgeving is uitstel van de aanlandplicht niet mogelijk. Het registreren van vangsten is namelijk een EU-verplichting die geldt op basis van de controle verordening. Lidstaten zijn gehouden het naleven van deze verplichting te verzekeren. Als Nederland eenzijdig zou besluiten om deze verplichting niet uit te voeren, zal de Europese Commissie tegen Nederland een inbreukprocedure instellen. Dit kan resulteren in een veroordeling door het Europese Hof en kan leiden tot het opleggen van aanzienlijke boetes en dwangsommen.

Ook de Noordzee-lidstaten gaven nadrukkelijk aan dat uitstel van aanlandplicht of uitstel van administratieve verplichtingen, voor hen niet aan de orde is. Tegelijkertijd wezen ook verschillende andere lidstaten op de geweldige opgave waarvoor de EU staat en wezen op de noodzaak van flexibiliteit in de handhaving bij de invoering van de aanlandplicht, maar van uitstel van de aanlandingsplicht kan geen sprake zijn.

Eurocommissaris Vella gaf wel aan dat bij de invoering van de aanlandplicht een pragmatische aanpak kan worden toegepast. Tegen deze achtergrond heb ik met de Noordzee-lidstaten nader overlegd over de invulling van een pragmatische aanpak bij de handhaving, met voor het eerste halfjaar een gepaste vorm van handhaving. Hierbij kan ervaring met de handhaving worden opgedaan en is stringente handhaving alleen noodzakelijk bij ernstige inbreuken en schendingen (opzettelijke overtreding) van de aanlandplicht. Ook onderschreven de andere Noordzee-lidstaten de noodzaak om tot harmonisatie van de handhaving in de verschillende lidstaten te komen. Afgesproken is om hierover in januari 2016 in de Scheveningen groep tot nadere afspraken te komen.

Vangstmogelijkheden 2016 in de Zwarte Zee (ST 14379/15 + ADD 1, 14730/15)

Ten aanzien van de verordening van de vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee voor 2016 heeft de Europese Commissie een politiek akkoord bereikt in de Raad. Voor tarbot en doornhaai is in een wetenschappelijk advies vastgesteld dat er sprake is van een niet duurzame uitbuiting. De Europese Commissie is tegemoet gekomen aan bezwaren van een enkele delegatie over de sluiting van de vangst van deze twee bestanden (DS 1628/15). De Europese Commissie gaf daarnaast aan dat alle kuststaten van de Zwarte Zee, dus ook de lidstaten van de EU, zich in moeten spannen om illegale visserij aan te pakken. Nederland heeft geen visserijbelangen in de Zwarte Zee. Ik heb ingestemd met het voorstel van de Europese Commissie en de verordening is aangenomen met een gekwalificeerde meerderheid.

Verordening gemedicineerde diervoeders en Verordening diergeneesmiddelen

(stand van zaken besprekingen)

Het Luxemburgse voorzitterschap heeft de stand van zaken van de behandeling van de voorstellen voor de verordening diergeneesmiddelen en de verordening gemedicineerde diervoeders in de Raad gepresenteerd.

Zij gaf aan dat de eerste technische behandeling van het voorstel voor de verordening diergeneesmiddelen in Raadswerkgroepen is afgerond. De behandeling van het voorstel voor de verordening gemedicineerde diervoeders in Raadswerkgroepen is ook bijna afgerond. In verband met de samenhang tussen beide voorstellen, met name op het gebied van het tegengaan van antimicrobiële resistentie, zal de vaststelling van het mandaat voor de trilogen over de Verordening gemedicineerde diervoeders moeten wachten tot de behandeling in de Raadswerkgroepen van de verordening diergeneesmiddelen ook is afgerond. Dit is een wens van het Europees Parlement, waarmee ook de Raad heeft ingestemd.

Ik heb aangegeven het voorstel voor de verordening voor diergeneesmiddelen belangrijk te vinden vanwege de maatregelen die het voorstel heeft voor de verbetering en de vereenvoudiging van toelatingen, handel en gebruik van diergeneesmiddelen. Het voorstel voor het gebruik van gemedicineerde diervoeders is al in een vergevorderd stadium en is een belangrijk voorstel waarmee de productie en het gebruik van gemedicineerde diervoeders wordt geharmoniseerd. Beiden voorstellen bevatten maatregelen om de vorming van antimicrobiële resistentie te voorkomen. Dit is een prioriteit op het gebied van de volks- en diergezondheid en vraagt om Europese maatregelen. Ik heb nogmaals de «One Health»-conferentie onder het voetlicht gebracht, die Nederland op 9 en 10 februari 2016 zal organiseren. Ik heb aangegeven beide voorstellen voortvarend verder te behandelen tijdens het Nederlandse voorzitterschap.

Verschillende lidstaten spraken hun vertrouwen uit in een goede afhandeling onder Nederlands voorzitterschap. Meerdere lidstaten bevestigden nogmaals dat deze voorstellen gelijktijdig behandeld moeten worden en in werking moeten treden vanwege de nauwe samenhang.

De Europese Commissie gaf aan dat er al veel voortgang is geboekt en vroeg de lidstaten om steun om de verordeningen snel af te ronden.

Duurzame landbouw, bossen en visserij in de bioeconomie

(gedachtewisseling)

De Raad heeft van gedachten gewisseld over welke elementen uit de toekomstverkenning van het Permanent Comité voor Landbouwkundig Onderzoek (SCAR)1 belicht moeten worden in de voorbereiding van een lange termijn strategie van de Europese Unie voor landbouwkundig onderzoek en innovatie (ST 14927/15).

De lange termijn strategie van de EU voor landbouwkundig onderzoek en innovatie zal gepresenteerd en bediscussieerd worden tijdens een grote conferentie georganiseerd door de Europese Commissie op 26 tot en met 28 januari 2016 in Brussel. De lange termijn strategie en de toekomstverkenning zullen beide als input dienen voor de herziening van de bioeconomie strategie2 van de Europese Commissie in 2016 en de programmering van de resterende jaren van Horizon 2020 evenals programmering voor onderzoek en innovatie na 2020.

De bioeconomie omvat die delen van de economie die hernieuwbare biologische bronnen uit land en zee (zoals gewassen, bossen en vis) gebruiken om voedsel, materialen en energie te produceren. De Europese Commissie gaf aan dat de bioeconomie daarom kan bijdragen aan multidimensionale uitdagingen als voedselzekerheid, energiezekerheid, klimaatverandering, milieubescherming en industriële vernieuwing. De toekomstverkenning van SCAR doet hiervoor aanbevelingen.

Lidstaten gaven aan de belangrijke rol van de landbouw, bosbouw en visserij bij het oplossen van mondiale vraagstukken op het gebied van onder andere voedselzekerheid, energiezekerheid en klimaatverandering te onderschrijven. Het is van belang de benutting van biomassa te verbeteren en de productie van biomassa te verhogen. Een duurzame productie van gewassen is daarbij van groot belang. Verscheidene lidstaten benadrukten dat voedselzekerheid, in het kader van een groeiende wereldbevolking, centraal moet staan in de bioeconomie en voorrang moet krijgen boven andere thema’s zoals energiezekerheid. Daarnaast gaven meerdere lidstaten aan dat er ingezet moet worden op onderzoek en verspreiding van de resultaten van onderzoek. Meerdere lidstaten gaven aan uit te kijken naar een eerste concept van de lange termijn strategie en de bioeconomie strategie van de Europese Commissie.

Diversen

Schoolfruit- en schoolmelkregeling

(informatie van het voorzitterschap)

Het Luxemburgs voorzitterschap gaf een terugkoppeling van de resultaten van de triloogbesprekingen tussen de Raad, het EP en de Europese Commissie over de herziening van de schoolmelk en schoolfruitregeling (ST 15219/15). Tijdens de triloogbespreking van 10 december jl. is er onder voorbehoud een akkoord bereikt. In dit akkoord, dat op details nog verder uitgewerkt zal worden voor het einde van het jaar, zijn de belangrijkste punten:

  • Er komt 250 miljoen euro beschikbaar voor de regeling, waarvan 150 miljoen euro voor fruit en groenten en 100 miljoen euro voor melk en melkproducten.

  • De toewijzing van de steun aan lidstaten zal gebaseerd zijn op het percentage kinderen in de leeftijd 6 tot 10 jaar oud, het historische gebruik van de steun en de ontwikkelingsstatus van de regio’s.

  • Er zal een overdracht van 20% mogelijk zijn tussen het schoolmelk- en schoolfruitbudget, tot maximaal 25% in gerechtvaardigde gevallen.

  • De nationale autoriteiten voor gezondheid en voeding zullen bepalen in hoeverre toevoegingen van stoffen toegestaan zijn. Dit zal worden vastgelegd in een gedelegeerde handeling.

  • De lijst met producten die steun ontvangen zal zowel verse producten als verwerkte producten bevatten.

  • Er komt geen verplicht gekwantificeerd doel of logo.

  • De nieuwe regeling zal gelden vanaf augustus 2017.

  • Het Europees Parlement zal mede beslisbevoegd zijn tezamen met de Raad op de bepalingen over steun, criteria en overdracht. Het vaststellen van de verdeling van de steun over de lidstaten en het vaststellen van het percentage voor begeleidende maatregelen en gerelateerde kosten, is uitsluitend bevoegdheid van de Raad.

Het voorzitterschap gaf aan dat deze uitkomst bevredigend is voor de Raad en een verbetering is vergeleken met de huidige programma’s voor schoolfruit en schoolmelk. Het speciale landbouw comité, dat een voorportaal van de Raad is, zal de uitkomsten nog nader analyseren en de laatste hand leggen aan de tekst. Het voorzitterschap wil haast maken met de afronding zodat de verordeningen zo snel mogelijk van kracht gaan, mede omdat het herziene programma deel uitmaakt van het maatregelenpakket van 500 miljoen euro, dat door de Europese Commissie is ingesteld ter stabilisering van de markt en het verlichten van de moeilijke situatie van landbouwers in de EU.

De Europese Commissie gaf aan dat zij van mening is dat er een evenwichtig akkoord voorligt, dat zowel voor kinderen als boeren goed is. Verscheidene lidstaten hebben hun steun voor het voorlopige akkoord uitgesproken, maar er was ook een aantal lidstaten met kritische opmerkingen en verduidelijkende vragen op verschillende punten, zoals de rechtsbasis, productlijst en de toewijzingscriteria.

Ik heb wederom onderstreept dat ik op basis van het subsidiariteitsbeginsel geen voorstander ben van regelingen voor schoolfruit en schoolmelk op Europees niveau. Dit heb ik uw Kamer ook toegezegd tijdens het Algemeen Overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 9 december jl. Ik heb aangegeven dat ik wel de doelstelling van de regeling ondersteun, namelijk het bevorderen van de consumptie van verse groenten, fruit en melk en het aanleren van gezonde eetgewoonten bij kinderen. Om die reden kan ik het niet begrijpen dat ook producten met toegevoegde suikers en vetten gesubsidieerd worden in dit compromisvoorstel. Ik heb aangegeven dat ik daar teleurgesteld in ben.

Hoewel ik nog steeds van mening ben dat de bevoegdheid voor beslissingen over de steunbedragen uitsluitend bij de Raad zou moeten liggen, kan ik op dit punt wel met het voorlopige akkoord instemmen.

Het voorlopige akkoord sluit overigens wel aan bij de inhoudelijke positie van Nederland, zoals vastgesteld in BNC-fiche over de verordeningen schoolfruit- en schoolmelkprogramma’s (Kamerstuk 22 112, nr. 1807). Zo is er een budgetplafond voor schoolmelk ingesteld, zijn de administratieve lasten vereenvoudigd en beperkt en dragen de versterkte educatieve maatregelen bij aan het aanleren van gezond gedrag bij kinderen en de toename van de consumptie van groenten, fruit en melk. Scholen kunnen zelf bepalen of zij gebruik maken van de regeling.

Situatie varkensvleesmarkt

(informatie van de Poolse delegatie)

De Poolse delegatie heeft aandacht gevraagd voor de situatie op de varkensvleesmarkt, die blijft verslechteren (ST 14979/15). Polen herinnerde de Raad er aan dat de varkensvleesmarkt sinds begin 2014 onder druk staat door lage prijzen, mede als gevolg van de boycot door Rusland vanwege enkele uitbraken van Afrikaanse varkenspest in de Europese Unie. Het steunbedrag dat gereserveerd is voor de particuliere opslagregeling voor varkensvlees, die begin 2016 opengesteld zal worden, is volgens Polen niet voldoende. De Poolse delegatie pleitte ervoor deze regeling sneller te openen. Polen is van mening dat er meer maatregelen nodig zijn om de markt te stabiliseren, aangezien het opgeslagen vlees over enige tijd ook weer op de markt komt, waardoor de prijzen wederom onder druk komen te staan. Polen stelt daarom voor om exportrestituties voor varkensvlees in te stellen als crisismanagement instrument om zo permanent het teveel aan varkensvlees te reguleren. Verder gaf Polen aan dat de marktsituatie voor de lange termijn geanalyseerd moet worden en er aan lange termijn oplossingen voor de toekomst van de sector gewerkt moet worden.

Ik heb, net als in de Raad van 16 november jl., aangegeven dat er in de varkenssector een toekomst- en marktgeoriënteerde herstructurering nodig is, waar samenwerking in de keten, versterking van de exportpositie en verkleining van de varkenshouderij deel van uitmaken. Alleen op die manier kan een vitale varkenshouderij worden gerealiseerd. Dit werd onderschreven door meerdere lidstaten. Extra maatregelen zoals voorgesteld door Polen, acht ik niet opportuun. De aangekondigde steunmaatregelen worden immers nog niet volledig toegepast en de opslagregeling voor varkensvlees moet nog worden opengesteld. Ik heb daarbij ook benadrukt dat deze opslagregeling geen antwoord is op de structurele problemen in de varkenssector, evenmin als exportrestituties dat zijn. Enkele lidstaten steunden het verzoek van Polen om exportrestituties in te stellen, maar andere lidstaten gaven, net als ik, juist aan dat dit een verkeerd signaal is en voor verdere marktverstoring kan zorgen. Mijns inziens is het goed om de evaluatie af te wachten van het maatregelenpakket, die de Europese Commissie heeft aangekondigd voor begin 2016. In de tussentijd is het echter uiterst belangrijk om toegang te krijgen tot gesloten en nieuwe markten. In dat kader heb ik gevraagd naar de voortgang van de Europese Commissie hierin, met name voor de Russische markt. Ook enkele andere lidstaten vroegen hiernaar.

In het Algemeen Overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 9 december jl. heb ik dat ook toegezegd aan uw Kamer. Meerdere lidstaten deelden de zorgen over de varkensvleesmarkt. Enkele lidstaten vroegen ook aandacht voor de ongunstige marktsituatie voor zuivel, die ook moeizaam blijft.

De Europese Commissie gaf een opsomming van de maatregelen die zij heeft ingesteld, zoals de particuliere opslagregeling voor varkensvlees en de steun uit het maatregelenpakket van 420 miljoen euro. De opslagregeling zal 4 januari opengesteld worden. Het openen van nieuwe en gesloten markten, blijft een prioriteit voor de Europese Commissie. Deze aanpak levert succes op, aangezien de EU-export met 6% is toegenomen in vergelijking met vorig jaar. De Europese Commissie gaf aan geen oplossing te zien in exportrestituties.

Eurocommissaris Hogan is momenteel bezig met het opzetten van een taskforce die zal bekijken hoe de positie van de landbouwers in de keten verbeterd kan worden. Hij maakte bekend dat oud-landbouwminister en professor aan de universiteit van Wageningen, Cees Veerman, voorzitter van deze taskforce zal worden. De Eurocommissaris roemde hem om zijn kennis en kunde en hier sluit ik mij graag bij aan. De verdere samenstelling van de groep zal binnenkort bekend worden gemaakt.

Codex Alimentarius

(informatie van het voorzitterschap)

Het voorzitterschap heeft een terugkoppeling gegeven van over de resultaten van de Codex Alimentarius van het afgelopen jaar (ST 15027/15).

De Codex Alimentarius is een dochterorganisatie van FAO (Land- en Tuinbouworganisatie van de VN) en WHO (Wereldgezondheidsorganisatie). Het doel van de Codex Alimentarius is enerzijds de gezondheid van consumenten beschermen en anderzijds eerlijke handel bevorderen. Dit gebeurt door het ontwikkelen van internationale standaarden voor voedselveiligheid en -kwaliteit.

De EU baseert haar standaarden in de Algemene Levensmiddelenverordening op de Codexnormen. Die standaarden zijn ook richtinggevend bij internationale besprekingen over sanitaire en fytosanitaire maatregelen en bij handelsconflicten binnen de WTO. In het afgelopen jaar is uitvoerig gesproken over verbeteringen in het werkproces en beslisprocedure binnen het Codex systeem en daarnaast over de voorgestelde standaard voor een maximum residuniveau voor recombinant Bovine Somatotropin (rBST), dat de melkproductie in melkvee verhoogt. De verwachting is dat antimicrobiële resistentie de komende jaren een steeds grotere rol in de discussies van de Codex gaat spelen. Het voorzitterschap benadrukte het belang van actieve deelname van alle EU-lidstaten in bijvoorbeeld de expertbijeenkomsten en de Codex Alimenatarius Commissie.

De Europese Commissie gaf aan dat zij zich inzet voor de belangen van de EU in de Codex. Specifiek let zij er op dat de Codex standaarden geen negatieve gevolgen hebben voor de EU-handel. Zij riep de lidstaten op zich actief op te stellen binnen de Codex en nauw samen te werken met de Europese Commissie.

Terugkoppeling jonge landbouwers seminar

(informatie van het voorzitterschap)

Van 1 tot en met 3 juli 2015 vond er in Luxemburg een internationaal seminar over jonge boeren plaats, met als thema «Empowering Young farmers – a pillar of Europe 2050». Het Luxemburgse voorzitterschap gaf een terugkoppeling van dit seminar dat georganiseerd was door de Europese (CEJA) en Luxemburgse jonge boeren organisatie (ST 15012/15). Tijdens dit seminar werd onder meer de toekomst van het landbouwbeleid na 2030 besproken. Er werd onder meer geconcludeerd dat doelgerichte maatregelen nodig zijn voor toegang tot land en krediet, die moeten leiden tot meer jonge boeren en een duurzame en productieve toekomst voor de sector.

Enkele lidstaten onderstreepten het belang van verjonging van de landbouwsector. Toegang tot land, krediet, kennis en kennisuitwisseling werden daarbij als belangrijke elementen genoemd. Plattelandsontwikkeling werd eveneens gezien als een belangrijk middel om de concurrentiekracht en aantrekkelijkheid van het platteland te bevorderen.

Kwaliteit geïmporteerde honing in de EU en concurrentiekracht Europese bijensector

(informatie van de Hongaarse delegatie)

De Hongaarse delegatie heeft een toelichting gegeven op de zorgen die zij heeft over de kwaliteit van geïmporteerde honing in de EU en de concurrentiekracht van de Europese bijensector (ST 15212/15). Bulgarije, Tsjechië, Polen en Slovenië ondersteunden de inbreng van dit punt. De EU produceert onvoldoende honing om zelf te voldoen aan de vraag en daarom wordt een groot deel geïmporteerd uit derde landen. Via het huidige etiketteringssysteem is de exacte herkomst niet aanwijsbaar en dit geeft problemen bij het controleren van de kwaliteit. Hongarije pleit daarom voor vermelding van de herkomst van de honing op het product. Als deze honing ook nog eens voor een lagere prijs aangeboden wordt, dan levert dit oneerlijke concurrentie op voor de Europese bijensector. Hongarije vraagt de Europese Commissie daarom om meer actief gebruik te gaan maken van de nieuwste laboratoriumtechnieken om de samenstelling en kwaliteit te controleren. Het is belangrijk om voedselveiligheid, herkomstaanduiding en kwaliteit te garanderen. Dit kan daarnaast bereikt worden door systemen waarin fraude gedocumenteerd wordt, uit te breiden en te integreren op EU-niveau.

Verscheidene lidstaten onderschreven de zorgen van Hongarije. Deze lidstaten benadrukten het belang van controles op kwaliteit, mede om het consumentenvertrouwen niet te schaden, en herkomstaanduiding. Een enkele lidstaat was echter kritisch op het voorstel van Hongarije om strengere herkomstaanduiding toe te passen, omdat dit mogelijk de handel kan belemmeren en moeilijk te controleren is.

De Europese Commissie onderstreepte het belang van bijen voor milieu en economie. Zij gaf aan dat er om die reden ook instrumenten in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid beschikbaar zijn om de bijensector te ondersteunen. De kwaliteit van honing moet voldoen aan de eisen zoals die zijn vastgelegd in de verordening voor honing. Zij gaf aan hiervoor de nieuwste laboratoriumtechnieken te gaan inzetten. Ook opsporing van fraude is een belangrijk punt voor de Europese Commissie. Om die reden heeft de Europese Commissie een controleplan opgesteld. De eerstvolgende rapportage zal halverwege volgend jaar komen en op basis daarvan zal bekeken worden of er aanvullende actie nodig is.

Overige onderwerpen niet op de Raad geagendeerd

Eerste Europese Unielijst invasieve exoten aangenomen

Graag informeer ik u over de voortgang op het dossier over invasieve exoten. Op 4 december 2015 heeft het Comité invasieve uitheemse soorten ingestemd met de eerste lijst van invasieve exoten die de Europese Commissie heeft opgesteld onder de «exotenverordening 3.

Met de term invasieve uitheemse soorten ofwel invasieve exoten wordt gedoeld op soorten die zich door menselijk handelen hebben verspreid buiten hun natuurlijke leefgebied en daar schade toebrengen. De exotenverordening gaat over soorten die schade toebrengen aan biodiversiteit en/of ecosysteemdiensten.

De exotenverordening is sinds januari 2015 van kracht, en geeft de Europese Commissie de bevoegdheid een lijst vast te stellen van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten («de Unielijst»). Verordening en bijbehorende Unielijst hebben rechtstreekse werking in Nederland. Over de Unielijst wordt gestemd in een Comité waarin lidstaten zijn vertegenwoordigd. De Unielijst kan op initiatief van de Europese Commissie worden aangepast.

Nederland is voor een Europese aanpak van invasieve exoten, maar was tegen de huidige Unielijst. Reden waren de belangen ten aanzien van de commercieel beviste wolhandkrab, het nagenoeg ontbreken van een overgangsperiode voor plantenkwekers en de beperkte tijd voor stakeholderoverleg en implementatie. Nu een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten voor de lijst heeft gestemd zal deze vermoedelijk in januari 2016 worden gepubliceerd in het Europees Publicatieblad en in februari 2016 van kracht worden

Voor de soorten op de lijst gelden onder meer verboden op bezit, handel, kweek, transport en import, en verplichtingen voor lidstaten rond monitoring, rapportage, eliminatie en beheer.

Ik tref thans voorbereidingen voor de implementatie in nationale wetgeving, vormgeving van communicatie en douanecontroles. Ik zal uw Kamer daar nader over berichten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
2

Innovating for sustainable growth, a bioeconomy for Europe (COM(2012) 60 final)

X Noot
3

Verordening (EU) Nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten

Naar boven