9 Aanvragen voedselpatenten door multinationals

Aan de orde is het dertigledendebat over het aanvragen van voedselpatenten door multinationals. 

De voorzitter:

Wij zijn een beetje overvallen door het grote aantal deelnemers aan dit debat. Er wordt soms pas laat ingeschreven. Toen wij het debat planden, waren er nog niet zo veel deelnemers als het er nu zijn. Dat mag natuurlijk altijd wel, dus daar zeg ik niets over. 

Ik stel voor dat we het aantal interrupties beperken tot twee in de eerste termijn. Dan kunnen we in ieder geval het debat met de regering zo veel mogelijk voeren. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. 

Mevrouw Ouwehand, ik heb begrepen dat u vandaag jarig bent. Mag ik u hartelijk feliciteren met uw verjaardag? 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Er zijn waarschijnlijk kaboutertjes die u dat hebben ingefluisterd. Of weet u dat uit uw hoofd van alle 150 Kamerleden? Nee hè? Dat dacht ik niet. Hartelijk dank voor de felicitaties. Dat is lief; dank u wel. 

Voorzitter. Knolraap, lof, schorseneren en prei; dit debat gaat over groente. Het gaat eigenlijk best goed. Nederland is goed in het veredelen van groentegewassen, zodat zij resistent worden voor bijvoorbeeld meeldauw. Er zijn honderden soorten aardappels, waarvan de ene soort geschikt is voor frietjes, de andere soort voor aardappelpuree en weer een andere soort voor droge gebieden. Het is razend gezond en er is volop keuze, voor elk wat wils. De Partij voor de Dieren zegt het niet heel gauw, maar op deze sector zijn wij echt trots. Misschien heeft dat te maken met het feit dat wij vegetariërs zijn; dat zou zomaar kunnen. 

Het is belangrijk om deze kennis en kunde goed te borgen. Het zou zo moeten zijn — daar staat Nederland ook voor — dat je gebruik mag maken van de materialen van planten via klassiek veredelen, waarmee je ervoor zorgt dat rassen kunnen kruisen, en dat daar geen patenten op kunnen worden aangevraagd. De kennis die we daarmee vergaren, moet immers breed beschikbaar zijn voor andere veredelaars en andere boeren, zodat zij daar verder mee kunnen werken. Daar staat de secretaris voor, samen met de Kamer, maar we worden in de weg gezeten door de Europese bio-octrooirichtlijn. De staatssecretaris doet haar uiterste best — dank daarvoor — om ervoor te zorgen dat die in Europa afgesproken octrooirichtlijn er niet toe leidt dat ten koste van die Nederlandse vinding, die zo ongelofelijk belangrijk is voor het beschikbaar houden van planteigenschappen, onze voedselvoorziening in handen komt van een paar grote spelers. Henry Kissinger zei het al: "If you control the food supply, you control the people". Het zou heel slecht zijn als Monsanto, Bayer en Syngenta gaan bepalen welke rassen nog geteeld en verkocht gaan worden. Dus dank voor de inzet van de staatssecretaris, maar de Partij voor de Dieren heeft zorgen. Wij zouden graag van de staatssecretaris horen hoe het staat met haar pogingen om de bio-octrooirichtlijn zo aan te passen dat die veredelingsvrijstelling echt wordt gegarandeerd. Kunnen wij nog iets doen als Kamer? 

Wat de Partij voor de Dieren betreft, is de hete aardappel in dit debat de keuze die de staatssecretaris zou moeten maken tussen haar inzet om de veredelingsvrijstelling echt te borgen — daar zijn wij haar dankbaar voor en daar steunen wij haar in — versus de onderhandelingen over TTIP. De Amerikanen zien dit namelijk helemaal niet zitten. De Amerikanen willen ongeveer alles kunnen octrooieren. De vraag aan dit kabinet is dus of dit een breekpunt wordt. Dit debat gaat wat de Partij voor de Dieren betreft echt om de keuze die het kabinet moet maken voor die veredelingsvrijstelling, waar het kabinet voor staat, de toekomst van onze landbouw en de vrije beschikbaarheid van voedselgewassen, die rechtstreeks wordt bedreigd door de inzet op TTIP. Ik wil graag van het kabinet weten wat de keuze wordt: veredelingsvrijstelling en de toekomst van ons voedsel of een deal met de Verenigde Staten? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Gisteren voerden we in deze zaal het debat over de aanbesteding van de NS in Limburg. Dat heeft ons een belangrijke les geleerd. Waar publieke belangen door de markt en door marktpartijen moeten worden behartigd, ligt onethisch handelen zomaar op de loer. We hebben dat gezien bij de NS op het punt van het publieke belang van goed openbaar vervoer. Ook vandaag hebben we het over een groot publiek belang, namelijk voldoende genetische variatie en het recht op vrije toegang tot plantenzaden om daarmee te veredelen, dus ons kwekersrecht, dat bijdraagt aan het borgen van voedselzekerheid. Mede door dat kwekersrecht hebben Nederlandse veredelingsbedrijven veel innovaties kunnen doen die de samenleving ten goede komen. Mijn fractie vindt het van groot belang dat dit publieke belang goed geborgd blijft. In dat licht is het dan ook ronduit onacceptabel dat grote multinationale zaadbedrijven tegenwoordig het octrooirecht gebruiken, of misschien kan ik beter zeggen: dat zij het octrooirecht misbruiken. Steeds meer natuurlijke planteneigenschappen die via kruisen en selecteren in nieuwe plantenrassen worden ingebracht — dit zijn de zogenaamde wezenlijk biologische processen — worden gepatenteerd. Dit is strijdig met het publieke belang van een vrije toegang tot uitgangsmateriaal. De betrekkelijk eenvoudige wijze waarop Monsanto een patent heeft gekregen op broccoli met een lange steel, geeft dan ook te denken. 

Onlangs heeft de Hoge Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau bepaald dat octrooien mogelijk blijven op planteneigenschappen die via kruisen en selecteren in nieuwe plantenrassen worden ingebracht. Dat zijn dus octrooien zonder dat er sprake is van een echte uitvinding van de zaadbedrijven. De ChristenUnie is van mening dat het kwekersrecht hiermee onevenredig wordt ingeperkt. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze uitspraak? Wat zijn de gevolgen voor de positie van kwekers, telers en consumenten? Wat heeft deze uitspraak in Europa losgemaakt in het proces om te komen tot een uitgebreide kwekersvrijstelling? Welke stappen gaat de staatssecretaris nu al zetten, in de aanloop naar het voorzitterschap volgend jaar? 

In afwachting van de uitspraak van de Hoge Kamer zitten er al veel patentaanvragen op klassiek veredelde groenten in de pijplijn. Men verwacht dan ook dat in de komende tijd veel patenten zullen worden verleend. Deelt de staatssecretaris mijn zorg hierover? Kan zij zeggen of het inderdaad klopt dat er ruim honderd patenten zijn aangevraagd terwijl er nu slechts een stuk of twintig zijn verleend? Wat zijn de consequenties als alle patenten inderdaad ook verleend zullen worden? 

Eerder heeft de ChristenUnie er samen met de SGP voor gezorgd dat er een onderzoek kwam naar de monopolisering in de Nederlandse veredelingssector. We zien nu dat deze monopolisering, door de overname van kleine bedrijven en door de patentering van natuurlijke planteneigenschappen, steeds meer een reëel gevaar is. Een paar jaar geleden bleek al uit het onderzoek dat er sprake was van een sterke concentratie in de aardappel- tomaten- en paprikasector. Wat gaat de staatssecretaris doen als de concentratie te sterk wordt en monopolisering daadwerkelijk dreigt? Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris in het mededingingsrecht om monopolisering te voorkomen? Want als publieke belangen door de markt moeten worden opgepakt, horen daar uiterst heldere spelregels bij. Die moeten die publieke belangen borgen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb net geluncht. Ik heb een heerlijke tomaten-broccolisalade gegeten. Ik dacht dat die groenten onschuldig waren, maar nu blijken ze gepatenteerd te zijn door multinationals als Monsanto en Bayer. Die bedrijven claimen de natuurlijke eigenschappen van deze groenten als hun uitvinding, als ware ze hun "bezit". Ze verdienen dik geld met die patenten op broccoli en op tomaten. Mijn lunch kreeg een nasmaak; dat zult u begrijpen, voorzitter. 

Er zijn psychiatrische patiënten die denken dat ze God zijn. Maar er zijn nu ook multinationals die denken dat ze God zijn. Ze vinden dat ze eigenaar zijn van de natuur, van groenten als tomaat, paprika en broccoli. Ze nemen er een patent op alsof het een mobiele telefoon is. Voorzitter, u begrijpt dat ik er extra veel moeite mee heb als dit met de tomaat gebeurt. Want vindt u ervan dat Monsanto een monopolie krijgt op onze gewassen? Vindt u ervan dat een broccoli hetzelfde is als een iPhone? Wat vindt de staatssecretaris ervan dat alleen multinationals de middelen hebben om dit soort patenten aan te vragen? De kleinere bedrijven hebben daarvoor niet de middelen. 

Waar psychiatrische patiënten in een inrichting belanden, krijgen multinationals ruim baan van de Europese rechter. Hoe is dat mogelijk? Als grote bedrijven namelijk patent krijgen op ons eten, dan zijn we aan de goden overgeleverd. Of beter gezegd: dan zijn we aan de multinationals overgeleverd. Vindt u dat aanvaardbaar, voorzitter? 

Er rest maar één conclusie. De Europese bio-octrooirichtlijn deugt niet en moet zo snel mogelijk worden herzien. Ook de staatssecretaris vindt dat, maar haar inspanningen hebben tot nu toe weinig opgeleverd. Er worden nog altijd patenten op gewassen aangevraagd. Uit de uitzending van ZEMBLA begreep ik dat patent op veredeling zelfs nu al verboden is. Hoe kan dat? Gaat de staatssecretaris aanscherping van de richtlijn tot een erekwestie maken tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie, begin volgend jaar? Hoe staat het met initiatieven in die richting? Mijn advies: ga in gesprek met Duitsland en Frankrijk en vorm een coalitie. We hoeven geen nieuw onderzoek of ander uitstelgedrag. Meer dan 100 octrooiaanvragen op gewassen, zoals de tomaat, worden nu in behandeling genomen. Het liefst zien we helemaal geen octrooi op natuurlijke eigenschappen van planten en dieren, maar als de staatssecretaris de volledige kwekersvrijstelling binnensleept, ben ik ook dik tevreden. Want we hebben als Nederland een prachtige plantveredelingssector. Het rapport Veredelde Zaken toonde in 2010 al aan dat de innovatiekracht van die sector ernstig in gevaar komt door al die patenten. Nu al geven grote biotechnologiebedrijven in de VS meer geld uit aan juristen dan aan plantveredeling. Dergelijke juridisering moeten we niet willen. Het is slecht voor de sector en voor onze voedselvoorziening. Er komen talloze rechtszaken met als inzet: wil de enige echte uitvinder van de tomaat nu opstaan? 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. In onze samenleving is er angst voor monopolies die een bedreiging vormen voor de voedselzekerheid en de biodiversiteit. Zo maar allerlei patenten op ons voedsel is niet aanvaardbaar. Een appel is geen Apple. De Nederlandse familiebedrijven in voedsel hebben hierbij steeds meer het nakijken. Zo'n beetje de grootste agrohandelaar, met een omzet van rond de 17 miljard dollar, het voormalige Nederlandse bedrijf Nidera, is eind 2014 door het Chinese staatsconcern COFCO gekocht. 

Nu is angst een slechte raadgever. Maar we vragen de staatssecretaris wel wat de gevolgen zijn van overnames in het Nederlandse agrofoodcomplex. Wat onderneemt zij om de angst in onze samenleving weg te nemen? Een eensgezinde Kamer en een bewindspersoon die het met de Kamer eens is. Dat is het uitgangspunt bij de debatten die we voeren over de uitgebreide kwekersvrijstelling. Graag verneem ik van de staatssecretaris wat de laatste stand van zaken is op dit punt. De uitspraak van de Hoge Kamer van het Europees Octrooibureau van afgelopen maart was zeer teleurstellend. Is de staatssecretaris het met mij eens dat dit de noodzaak om Europees te komen tot regels voor een kwekersvrijstelling of beperking van de octrooibaarheid vergroot? 

Uit de laatste berichtgeving bekroop mij het gevoel dat het kabinet vlucht in een argument dat er nog onvoldoende effectenonderzoek en studie naar het belang is gedaan. Hoe staat het daarmee? Wanneer kunnen we de resultaten verwachten? Want als Nederland aan de bal wil blijven, zal de staatssecretaris bij de overige lidstaten actie moeten gaan ondernemen. Heeft de staatssecretaris al een brief geschreven aan de huidige Commissie, waarin ze de Nederlandse inzet bepleit? 

De vandaag jarige mevrouw Ouwehand — bij dezen nog gefeliciteerd — zei bij het aanvragen van het debat: als wij het eens zijn met elkaar, laten we dan samen een goed aanvalsplan bedenken en daarover een debat voeren, zodat we kunnen voorkomen dat de voedselvoorziening in handen komt van een handjevol bedrijven. Het plan ligt er al geruime tijd. De aanval is aan het kabinet. Laten we ons als Kamer niet laten leiden door angst, maar het kabinet controleren of het doet wat het heeft beloofd. Bij Commissie en Raad moeten urgentie en noodzaak van de vrijheid van gebruik van plantenmateriaal hoog op de agenda staan. Ik verzoek de staatssecretaris of ze haar lobby bij haar Europese collega's gaat intensiveren en of ze bereid is, de uitgebreide kwekersvrijstelling op Raadsniveau in te brengen en te laten bespreken. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Geurts zegt terecht: Kamerbreed. Het gebeurt niet zo heel vaak dat PvdD en CDA elkaar kunnen vinden, maar als het gebeurt, is doorgaans de hele Kamer het met elkaar eens. Dat is op dit dossier het geval. We waarderen de inzet van de staatssecretaris, die we proberen te helpen en aan te moedigen. Maar naast de inzet om de octrooirichtlijnen aan te passen, hangt wel de grote donkere wolk van TTIP ook weer boven dit dossier. We maken ons grote zorgen over de gevolgen voor de landbouw. Als die TTIP-deal doorgaat, heeft alles wat wij hier doen niet zo veel zin meer en hetzelfde geldt voor alle inspanningen van de staatssecretaris. Sluit het CDA zich bij de Partij voor de Dieren aan in haar oproep aan het kabinet om hier een breekpunt van te maken? Als de kwekersvrijstelling, waar wij met z'n allen voor staan, niet geborgd is, dan kunnen wij niet instemmen met TTIP. 

De heer Geurts (CDA):

Breekpunten en het CDA zijn geen goede combinatie, dus dat zullen we niet doen. Althans, ik doe dat niet. Het lijkt me niet verstandig breekpunten te benoemen. Wij zijn het wel eens over het feit dat er goed en keihard moet worden onderhandeld met Amerika. Dat doet de Europese Commissie. Onder leiding van de Europese Commissie wordt ook een groot deel besproken in het Europees Parlement. In de praktijk zal het geen effect hebben om hier nu gelijk een punt van te maken door te zeggen: dan stoppen we ook overal mee. Ik zeg dat op dit moment dus niet. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat verbaast me dan toch een beetje, want het is nu al behoorlijk ingewikkeld. Met de Nederlandse uitvinding van de kwekersvrijstelling, het kwekersrecht, lopen we al tegen Europa aan. Europa staat op het punt om daarover nog een keer te onderhandelen met de Amerikanen. Zo naïef is de heer Geurts toch niet? Hij staat toch voor een gezonde Nederlandse landbouw en voor een krachtige Nederlandse veredelingssector? Daar mag TTIP toch niet als een dreigende donderwolk boven blijven hangen? 

De heer Geurts (CDA):

Ik dank mevrouw Ouwehand voor haar opmerking dat we voor de sector staan. Dit is een mooie bevestiging van het beleid dat wij proberen te voeren en proberen uit te dragen, maar laten we een aantal dingen niet met elkaar verwarren. Het gaat op dit moment om de vraag wat we in Europa kunnen doen. Wat kan Nederland in Europa doen? Wij moeten inzetten op die uitgebreide kwekersvrijstelling. Laten we dit niet verwarren met de discussie over TTIP. Als wij die uitgebreide kwekersvrijstelling vrij snel in Europa voor elkaar krijgen, kan deze gewoon onderdeel zijn van de TTIP-onderhandelingen. Laten we niet wachten; laten we op volle stoom doorgaan op dit onderwerp. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Voedsel is een eerste levensbehoefte en alleen al om die reden is het niet de bedoeling dat dit in eigendom is van enkelen. Het kan niet zo zijn dat wij voor onze voedselvoorziening, zelfs niet voor een deel van onze voedselvoorziening, afhankelijk zijn van enkele giganten, van enkele enorme bedrijven op deze wereld. Dit speelt enorm bij het octrooirecht. Wij zijn laatst geconfronteerd met een uitspraak van de Hoge Kamer van Beroep van het Europees Octrooi Bureau. Na deze nogal stevige en onverwachte uitspraak over de toepassing van het Europees octrooirecht, is het echt alle hens aan dek. De Kamer is het op dit punt bijna unaniem of wellicht volledig unaniem eens. We weten dat de staatssecretaris er ook voor gaat, maar dat betekent nog niet dat het daarmee ook geregeld is. Ik zie de staatssecretaris knikken. Dat kan ik me voorstellen. 

Laat het duidelijk zijn: we moedigen de staatssecretaris heel graag nogmaals aan om maximaal in te zetten op een verandering van de Europese regelgeving. Tegelijkertijd vragen we haar om er gaandeweg voor te zorgen dat alles in het werk gesteld wordt om te voorkomen dat er een veelheid aan octrooien komt op allerlei voedselproducten. Meer specifiek wil ik van de staatssecretaris weten wat de stand van zaken is. Hoever zijn we? Hoelang kan het duren als er maximaal wordt ingezet op een verandering van de EU-regelgeving? Moet dit jaren duren of kan het misschien ook binnen één jaar? Soms kan de Europese Unie ook heel snel zijn in wetgevingstrajecten. Daar zijn ook voorbeelden van. Zijn er in de tussentijd nog verdere juridische stappen mogelijk? Speelt het Europees Hof hierin nog een rol? Biedt het voorzitterschap van Nederland van de EU een kans om het proces wellicht te versnellen? 

In navolging van mevrouw Ouwehand maken we ons er zorgen over dat het TTIP-verhaal hier tussendoor speelt of tussendoor kan spelen. We hebben er onlangs weer een buitengewoon onaangenaam voorbeeld van mogen meemaken bij de pesticiden. Dit lijkt me ook typisch zoiets wat via de lobby van de Monsanto's van deze wereld, als ik ze zo mag noemen, en via het TTIP-proces ons voor de voeten kan lopen. Kan de staatssecretaris hierop ingaan? 

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik neem u even mee naar de Tweede Wereldoorlog, naar Leningrad in 1941. Terwijl de nazi's de stad belegerden, zaten enkele tientallen wetenschappers in het Pavlovsk Experimental Station. Tot de opening van de zaadcollectie later op Spitsbergen, lag in Leningrad 's werelds beroemdste zadenbank. Te midden van die enorme collecties eetbare zaden, zakken rijst en aardappels, stierven deze wetenschappers een hongerdood. Je kunt je afvragen waarom ze die collectie niet gewoon opaten. Ze aten die niet op omdat ze het belang van die zaden voor de toekomst van het land heel goed hebben begrepen. Zo vertelt de overlevering in ieder geval. Dit is even een korte, historische introductie om het belang van zaden, de diversiteit ervan en de vrije toegang ertoe, te benadrukken. Met name dat laatste staat vandaag natuurlijk centraal. 

Vorige week debatteerden wij in deze Kamer over Roundup, dat onder andere door Monsanto wordt geproduceerd. Nu spreken we over het aanvragen van voedselpatenten door multinationals, met opnieuw een hoofdrol voor dat enorme bedrijf, Monsanto. Mijn fractie is heel erg voor marktwerking. Uit evaluatierapporten hebben we echter geleerd dat wanneer de markt te sterk wordt, je ook moet zorgen voor een sterke overheid. De centrale vraag vandaag is eigenlijk: hoe voorkomen we monopolisering en octrooiering van de wereldvoedselproductie? Ik wil de staatssecretaris graag laten reflecteren op vier punten die een beetje in het verlengde liggen van wat voorgaande sprekers ook hebben gezegd. Dat is ook logisch, aangezien we het ontzettend met elkaar eens zijn. 

Het eerste punt heeft te maken met mededinging. Wat zijn nationaal, Europees, maar misschien ook wel mondiaal, de mogelijkheden om via mededingingsautoriteiten dit soort zaken te voorkomen? Mijn tweede punt betreft de creativiteit. Welke maatregelen zou je kunnen nemen om die marktmacht een beetje te breken? Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan — ik noem maar een beetje in het wilde weg — het niet meer verlenen van octrooien aan monopolisten die een te zware markt hebben of, naar analogie van de supermarkten die ook niet mogen domineren in bepaalde regio's, afstoot of vrijgave van patenten als een te hoog percentage van een voedselsoort in één hand komt. Wordt daarover nagedacht in nationaal of internationaal verband? Mijn derde punt heeft te maken met het EU-voorzitterschap in 2016 en de biotechnologierichtlijnen. Ik denk dat de staatssecretaris dat wil aangrijpen om dit punt te agenderen. Lukt dat ook? Mijn vierde punt heeft betrekking op de coalition of the willing. Welke landen werken nu een-op-een samen met de staatssecretaris? 

De heer De Liefde (VVD):

Ik was even benieuwd of de heer Schouw en de D66-fractie het met de VVD eens zijn dat het punt dat we hier behandelen, alleen betrekking heeft op voedsel en niet op de octrooiering van andere zaken, zoals medicijnen, ontwikkelingen in de chemische industrie en anderszins. 

De heer Schouw (D66):

Ja, dat ben ik eens met de woordvoerder van de VVD. Ik vraag me alleen af waar de vraag vandaan komt. De titel van het debat is toch "het aanvragen van voedselpatenten"? 

De heer De Liefde (VVD):

Ja, maar diverse partijen maken zich ook zorgen over het feit dat octrooiering van voedsel zou kunnen betekenen dat het overslaat naar de medische en de chemische industrie. Wellicht dat dit na 1 augustus … 

De heer Schouw (D66):

Dat is van een andere categorie, waarbinnen weer andere mechanismen spelen. Dit is een waardevolle interventie, maar het gaat natuurlijk vooral over voedsel. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Het gebeurt niet zo vaak dat zoveel verschillende partijen — volgens mij zijn het zelfs alle partijen — het eens zijn. Je zou je dan ook kunnen afvragen of dit de meest efficiënte manier is om met elkaar te debatteren. Er is een keer een debat geweest waarin Koos van den Berg, mijn voorganger bij de SGP, namens alle fracties het woord voerde. Dat hoeft overigens niet per se iemand van de SGP te zijn; het mag ook wel een keer iemand anders zijn! Hij werd toen echter gekozen vanwege zijn kennis op waterstaatkundig gebied. Ik vind het mooi dat we ten aanzien van dit onderwerp, vanuit verschillende overtuigingen, tot hetzelfde standpunt komen. Ik zeg met de heer Jasper van Dijk dat wij tegen het claimen van planteigenschappen zijn die door God, onze Schepper, aan de mensheid zijn gegeven. Dat moet niet bij bedrijven liggen. Dominantie is genoemd; dat delen wij. Er is diversiteit nodig en dat wordt belemmerd. Ik denk dat de staatssecretaris zich gesteund voelt in haar aanpak. Ook wij steunen haar aanpak. Er zou een nadere octrooirichtlijn moeten komen evenals een brede kwekersvrijstelling. Gelukkig zit de staatssecretaris op die lijn. Dus dat is eigenlijk het probleem niet. Het probleem is veel meer dat we dit al jaren met elkaar vinden — ik herinner mij nog een debat van vijf jaar geleden waarbij we ook tot die conclusie kwamen — maar dat het er ondertussen maar niet van komt. Dus ik zou een scherpe inschatting van de staatssecretaris willen hebben of dit een mooi debat is dat we in dit parlement met elkaar voeren maar dat er helaas nog onvoldoende draagvlak is of dat zij, wat ik hoop, ruimte ziet om het deze keer wel te realiseren en, zo ja, of zij daarin dan vaart kan maken. Ik denk namelijk wel dat we vaart moeten maken. Het momentum is er nu ook voor, want met deze besluitvorming is, als we niet oppassen, wel het hek van de dam. En als het hek eenmaal van de dam is, dan wordt het alleen maar nog moeilijker. Dus kan de staatssecretaris vaart maken en schat zij in dat dit realistisch is? Ziet zij voldoende kansen om dit te realiseren? 

Verder wijs ik erop dat het Octrooibureau wat ons betreft misbruik maakt van onze Rijksoctrooiwet. In die wet staat dat wezenlijke biologische processen, zoals de klassieke veredeling, niet vatbaar zijn voor octrooi en ook de voortbrengselen daarvan niet. In de EU-richtlijn staat dat wezenlijke biologische processen niet vatbaar zijn voor octrooi zonder die voortbrengselen te specificeren of nader te duiden. Dus concludeert het Octrooibureau dat de formulering in de EU-richtlijn niet doelt op de voortbrengselen van wezenlijke biologische processen. Maar dan slaat het volgens mij de plank mis. In de toelichting op onze wet staat heel duidelijk dat Nederland de EU-richtlijn zo geïnterpreteerd heeft — dat is ook goedgekeurd — dat voortbrengselen ook onder de beoogde vrijstelling vallen. Voor de duidelijkheid is dat er in de wettekst expliciet bijgezet. Gaat de staatssecretaris dit misbruik aankaarten? Is het bijvoorbeeld mogelijk om deze zaak aan het Europese Hof van Justitie voor te leggen? 

De heer De Liefde (VVD):

Voorzitter. In de Westlandse kassen wordt 1 kilo tomaten geteeld met slechts 4 liter water, terwijl een traditionele tomatensoort op een open veld 50 liter water nodig heeft voor diezelfde kilo. Dat is nou mede mogelijk gemaakt door jarenlange innovatie. Dat is dus innovatie in de agrarische sector die we moeten bevorderen. Maar hoe doen we dat dan? Door aan de ene kant veredelaars in staat te stellen hun investeringen terug te verdienen en aan de andere kant de toegang tot uitgangsmateriaal goed te regelen. Net als andere partijen in dit huis maakt de VVD zich zorgen over het toenemende aantal octrooien in de veredeling. Door een octrooi wordt de toegang tot een bepaalde eigenschap voor andere veredelaars geblokkeerd. Just in deze sector is het van groot belang dat veredelaars met elkaars producten verder kunnen om nog betere producten in de toekomst te maken. 

Laat het helder zijn: de VVD is niet tegen octrooien. Die bestaan met recht en zijn nodig om het simpel kopiëren van een uitvinding te voorkomen, maar octrooien als instrument werken niet het beste voor elke sector. De voedselsector is wat ons betreft daar een voorbeeld van. Je haalt letterlijk de voedingsbodem voor verdere veredeling weg door de toegang voor twintig jaar af te schermen. Hoe dan wel? Met de beperkte kwekersvrijstelling zijn we al een eindje op weg en daar zijn we blij mee. Eigenschappen beschermd door octrooien kunnen nu gebruikt worden zonder toestemming voor verdere veredeling maar voor de commerciële exploitatie daarvan, als er sprake van succes is, moet nog steeds een licentie worden verkregen. Zo'n blokkade heeft uiteindelijk niet onze voorkeur als het gaat om voedsel. Maar hoe krijgen veredelaars toegang tot het beschikbaar uitgangsmateriaal en kunnen ze dat op de markt brengen als ze echt met een nieuw gewas komen? Wereldwijde innovatie in die verdelingssector moet mogelijk blijven en is ook nodig om het groeiend aantal monden op deze wereld te kunnen voeden, want deze planeet wordt niet groter. 

Wat wij willen, kunnen wij niet alleen in Nederland regelen. Het Europees Octrooiverdrag moet worden aangepast. De staatssecretaris heeft dat in eerdere debatten al weleens toegezegd en daar zijn we haar ook dankbaar voor. Hoe kansrijk denkt zij echter te zijn? Ik heb die vraag weleens eerder gesteld en de staatssecretaris gaf toen een wat mij betreft realistisch antwoord, namelijk dat die kansen klein zijn. Ik ben daarom benieuwd hoe zij aankijkt tegen het International Licensing Platform, dat sinds ruim een jaar bestaat. Daarbij wordt zonder discriminatie en met voorwaarden vooraf toegang verkregen tot alle octrooien die daarin zijn opgenomen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben er oprecht blij mee dat de Kamer hierin eensgezind optrekt en dat de VVD en de Partij voor de Dieren op dit punt in hetzelfde kamp zitten. Ik dank de VVD-fractie daarvoor, maar ik zou van die fractie ook graag het volgende willen weten. De onderhandeling over TTIP gaat ook over intellectueel eigendom en het doel is om de regels zo veel mogelijk te harmoniseren. De Amerikanen vinden dat zo ongeveer alles patenteerbaar is, dus ook dieren, planteigenschappen, noem het maar op. Dat is dus een bedreiging voor de inzet van de staatssecretaris, die namens ons allemaal probeert de bio-octrooirichtlijn aan te passen en de kwekersvrijstelling veilig te stellen. Hoe ziet de VVD-fractie de spanning tussen enerzijds dit aspect van TTIP, en anderzijds de doelen waarvan we allemaal heel graag willen dat de staatssecretaris ze gerealiseerd krijgt in Europa? 

De heer De Liefde (VVD):

Ik denk dat wij in dit huis met elkaar een aantal doelen onderschrijven, al staan we wellicht wat verschillend in de vraag welke instrumenten ingezet moeten worden om die doelen veilig te stellen. De VVD-fractie vindt het ontzettend belangrijk dat veredelaars op de schouders van reuzen kunnen staan en verder kunnen veredelen. Ik vind het iets minder relevant of dat nu per se bereikt moet worden met een uitgebreide kwekersvrijstelling, of dat een sluitend ILP, het platform dat ik eerder noemde, de juiste weg is. We weten immers dat de staatssecretaris ons eerder weleens heeft verteld dat de kansen om die uitgebreide kwekersvrijstelling te realiseren vrij beperkt zijn. Het gaat mij dus om het einddoel. Dat einddoel moet zijn dat er toegang is tot het uitgangsmateriaal en dat iedereen op de wereld die wil veredelen dat ook kan doen, maar ook dat de mensen die erin investeren daar geld aan kunnen verdienen. Van de VVD mag dat, namelijk. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat mag van de Partij voor de Dieren ook. Volgens mij is dat ook zo geregeld, zoals wij het met z'n allen hier voor ons zien. Als je zo'n uitvinding hebt gedaan, mag je wel geld verdienen aan de vermarkting, maar het materiaal moet beschikbaar zijn voor andere veredelaars. Laat ik het als volgt formuleren. Voor de VVD staat het einddoel dus voorop, en dat is mooi. Vindt de VVD-fractie dat TTIP dat doel niet in gevaar mag brengen? 

De heer De Liefde (VVD):

Mevrouw Ouwehand begon haar interruptie ermee — ik vertaal het maar even zo — dat zij niet enthousiast is over het patenteren van intellectueel eigendom. Die indruk wekte ze in ieder geval in haar inleiding. Wij zijn niet tegen octrooiering en bescherming van intellectueel eigendom. Wel vinden wij het van belang dat er toegang blijft tot uitgangsmaterialen voor anderen voor verdere innovaties. Daarom gaf ik ook aan dat de voedselsector wel wat anders in elkaar steekt dan bijvoorbeeld de medische of een andere sector. Wij laten echter wel ruimte open voor het verdienen van geld aan innovaties. 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

De heer De Liefde zei dat veredelaars op schouders van reuzen mogen staan, maar het is natuurlijk andersom. De reuzen staan op de schouders van onze veredelaars. Een bedrijf als Monsanto wordt rijk van innovaties die door veredelaars ontdekt zijn. Dat vind ik heel spijtig. Ik wil graag hom of kuit van de heer De Liefde. Wil hij wel of geen patenten op voedsel? Ik maak het nog wat specifieker: wil hij wel of geen patenten op plantmateriaal? 

De heer De Liefde (VVD):

Als het werkbaar is, en als de uitgebreide kwekersvrijstelling niet mogelijk blijkt — daar gaat de staatssecretaris ons straks inzicht in geven — en als wij moeten dealen met de realiteit dat er patenten bestaan, niet omdat wij dat willen, maar omdat dat gewoon de realiteit is, dan moeten wij werken aan een ander systeem. Ik vind het een beetje flauw dat mevrouw Dikkers de woordkeus en de vergelijking gebruikt van de reuzen, want die sloeg absoluut niet op de reuzen die zij daarmee bedoelt, maar die sloeg gewoon op de slimmeriken. Dat zijn reuzen en die zitten bij grote en kleine bedrijven. Ik kom hier op voor alle veredelaars, groot en klein, en ik vind dat zij allemaal op elkaars schouders moeten kunnen staan. 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Het is fijn dat collega De Liefde dat verduidelijkt, want het was mij inderdaad niet duidelijk wie dan die reuzen zouden zijn. Hij laat echter nog steeds ruimte voor patenten op voedsel. Zou het niet beter zijn als wij hier met zijn allen een eenduidig signaal laten horen? Wij willen geen patenten op plantaardig materiaal dat wordt gebruikt voor voedsel. Als wij dat in de hele EU laten horen, kunnen wij tenminste een krachtige vuist maken. 

De heer De Liefde (VVD):

Uit de geschiedschrijving blijkt — ik hoop dat mij dat juist verteld is — dat er in het verleden in een verdrag, het TRIPs-verdrag — ik kijk even met een schuin oog naar de staatssecretaris — onbedoeld een tekstuele ruimte is ontstaan, om te gaan patenteren. Van de opstellers van het verdrag was dat nooit de bedoeling. Dat is gejuridiseerd waardoor het wel mogelijk is geworden. Dat is de realiteit waar wij mee van doen hebben. Als die uitgebreide kwekersvrijstelling er kan komen, is dat top. Ik ben echter ook een realist en we moeten in de politiek ook realistisch zijn. De realiteit is — ik hoop dat ik de staatssecretaris goed heb begrepen in het vorige debat — dat er erg weinig steun is in Europa om patentering van planteigenschappen onmogelijk te maken. Dan kijk ik weer verder naar het doel dat wij met elkaar nog steeds onderschrijven. Dat is dat veredelaars, groot en klein, op elkaars schouders kunnen staan en kunnen blijven doorveredelen. Dat staat voor mij voorop. Dan vind ik het instrument minder relevant. 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid is trots op de Nederlandse veredelingssector. Meer dan 35% van de groentezaden wereldwijd die gebruikt worden voor voedselproductie, komt bij onze nationale veredelaars vandaan. Het is goed om daar even bij stil te staan, want dat is echt iets heel bijzonders. Onze veredelaars zijn jarenlang bezig met innoveren, om ervoor te zorgen dat hun producten verbeteren en weerbaar zijn, en zijn op die manier bezig met het aanboren van nieuwe markten. Dat is precies wat wij in Nederland willen: innovatie ten top! Dat doen ze doordat ze gebruikmaken van elkaar uitvindingen, waarbij ze zich beschermd weten door het kwekersrecht. Wij hechten aan dat kwekersrecht en maken ons zorgen over de macht die grote bedrijven als Monsanto en Syngenta, die overigens bovendien fusieplannen hebben, over ons voedsel hebben. 

De Partij van de Arbeid vindt dat een patent op natuurlijke eigenschappen van plantmateriaal niet kan en wil niet zwichten voor de marktmacht. Wij menen dat octrooiwetgeving niet gericht moet zijn op de natuurlijke eigenschappen van voedsel en betreuren in hoge mate de uitspraak van de Hoge Kamer van Beroep van het EU Octrooibureau waardoor broccoli en tomaat onder het patentrecht komen te vallen. Als ware het een telefoon of een auto! Ik vind dat een ongewenste situatie, die wij veroordelen en waar mogelijk bestrijden. 

Bedrijven die belang hebben bij het patenteren van onze voedselvoorziening, hebben vaak grote juridische afdelingen. De lidmaatschapslijst van een organisatie als CIOPORA, een belangenclub van sierteelt- en fruitveredelaars die in Brussel lobbyt voor meer patenten op natuurlijk plant- en uitgangsmateriaal, bestaat voor een groot deel uit advocatenkantoren. Dat zegt natuurlijk genoeg! Je kunt als veredelaar tegenwoordig beter rechten gestudeerd hebben dan biotechnologie, wil ik maar meteen even meegeven aan iedereen die van plan was om veredelaar te worden. Wij vinden dat een onwenselijke zaak en zijn zoekende naar manieren om veredelaars te helpen. Zou het niet een idee zijn om te komen tot een Europees fonds waarmee bijvoorbeeld kwekers geholpen kunnen worden die de juridische strijd moeten aanbinden met de krachten van Monsanto of Syngenta? Het gaat ons niet speciaal om het middel, het gaat niet om de vraag of het een fonds moet zijn of iets anders, maar wij maken ons zorgen over het feit dat de juridische afdelingen van de grote bedrijven veel macht, mankracht en geld hebben om het juridische pleit te kunnen beslechten ten faveure van zichzelf en ten nadele van de veredelaars. Wellicht wil de staatssecretaris onderzoek doen naar de mogelijkheden hiervan? Wij overwegen een motie op dit punt. 

Wij maken ons zorgen over de toekomst van ons voedsel, om de monopoliepositie van patenthouders en om de boterham van onze veredelaars. Ik vind de handelswijze van bedrijven als Monsanto, zoals we die gezien hebben ten aanzien van broccoli en tomaat, abject. Wij vragen de staatssecretaris hier stevig tegen in het verweer te komen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik maak van de gelegenheid gebruik om een vraag te stellen die ik ook aan de staatssecretaris had willen stellen. Die was me in mijn eigen termijn echter even ontschoten. Ik stel de vraag nu uiteraard aan mevrouw Dikkers. Dat is de orde. De vraag gaat over het TTIP-verdrag waarover nu wordt onderhandeld. Daar staan octrooien op zich wel op de agenda. Mag ik uit het heldere pleidooi van mevrouw Dikkers opmaken dat het naar haar mening niet de bedoeling is dat octrooien op planten en plantaardige onderdelen, op de gewassen waar we het nu over hebben, deel uitmaken van dat verdrag? 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Dat mag de heer Van Dijk inderdaad uit mijn woorden opmaken. Ik plaats daarbij natuurlijk wel de kanttekening dat sommige eigenschappen van planten gebruikt worden in de farmaceutische industrie of in andere industrieën. Dat men daar innovaties ontwikkelt die men via het patentrecht wil beschermen, prima! Maar innovaties die gebruikt worden voor onze voedselvoorziening, voor de mondiale voedselvoorziening; nee, die moeten niet octrooieerbaar zijn, die moeten niet onder het patentrecht vallen. Ik ben ook benieuwd wat de staatssecretaris daarvan vindt. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat wilde ik net zeggen. Dan gaan we luisteren of de staatssecretaris dat met ons eens is en desgewenst actie gaat ondernemen. Wordt vervolgd! 

De heer De Liefde (VVD):

Wat vindt de PvdA-fractie van het vorig jaar in werking getreden International Licensing Platform; een instrument dat door veel grote en kleine bedrijven wordt toegepast op hun octrooien? 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Er is nog niks uitgekomen. Dat weet collega De Liefde ook. Er is nog geen enkele zaak voorgelegd. Op dit moment is het dus nog een leeg instrument, omdat onder andere Monsanto nog niet aan boord is. Dat bedrijf wil zich nog niet conformeren aan de afspraken die wellicht gemaakt worden. Ik vind het niet zozeer een slecht of af te wijzen instrument, maar het heeft nog geen enkele werkzaamheid bewezen. Ik zou het jammer vinden als we dat gebruiken, terwijl we ook nog gewoon de strijd voeren om het kwekersrecht. Wat ons betreft, is die strijd nog niet beslecht. 

De heer De Liefde (VVD):

Dat begrijp ik, maar mevrouw Dikkers wijst het dus niet af als een mogelijk alternatief. De voorkeur van mevrouw Dikkers is helder, die blijkt glashard uit haar betoog, maar ze wijst het ILP niet af. 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ik zou eerst alles willen proberen om te komen tot kwekersvrijstellingen, tot het Europese handhaven van een kwekersrecht. Dat heeft echt onze voorkeur, en ik begrijp dat dit ook de voorkeur heeft van de VVD-fractie. Laten we dat eerst afwachten, voordat we allerlei nieuwe ballen in de kerstboom ophangen. 

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris wil zich heel even voorbereiden op de beantwoording. 

De vergadering wordt van 15.03 uur tot 15.13 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Economische Zaken voor haar beantwoording in eerste termijn. Ik sta maximaal twee interrupties toe. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik denk dat een aantal leden de spijker op de kop hebben geslagen toen zij zeiden dat wij in de discussie over het patenteren van voedsel hier allemaal aan dezelfde kant van de streep staan. Zo heb ik dat ook van begin af aan ervaren. Ik ben blij om te zien dat we, ieder vanuit onze eigen motivatie, ook tot hetzelfde standpunt komen. De een doet dat vanuit de gedachte dat wat van God gegeven is, niet kan worden overgeleverd aan het bezit van een bedrijf. Ik zou vanuit mijn achtergrond kunnen zeggen dat je hier te maken hebt met een klassiek verdelingsvraagstuk, waarbij het er echt om gaat dat zaken die van ons allemaal zijn nooit slechts in handen van een enkeling kunnen worden gelegd. Ik zie al meteen bijval vanuit mijn linker ooghoek, dat doet mij deugd. 

Maar tegelijkertijd stel ik vast, zoals een aantal leden ook hebben aangegeven, dat wij hier te maken hebben met een uitermate weerbarstig onderwerp. Dat is niet alleen vanwege de grote inhoudelijke en financiële belangen die gemoeid zijn met dit hele verhaal en de juridisering die je bij een dossier als dit al snel op je af ziet komen. Het heeft ook te maken met iets anders. Om de werkelijkheid naar onze hand te zetten vanuit de gedachte dat een radijsje geen radio is en dat de appel iets anders is dan de Apple — een prachtige vondst, ik zeg het de heer Geurts na — en om die werkelijkheid echt te willen wijzigen, zullen wij een internationaal verdrag moeten wijzigen, TRIPs, waarbij er heel veel nodig is om tot het ideale model te komen, namelijk dat van de volledige kwekersvrijstelling. Ofwel zullen wij, als alternatieve route, toch echt moeten komen tot een beperking van het octrooirecht. Ik ben het met de heer De Liefde eens dat het daarbij wel van belang is om heel precies te zijn. 

Dat is ook de reden waarom wij naar mijn mening toch een van de rapporten wel nodig hebben waarvan een enkeling hier meende dat wij die toch niet nodig hadden. Die hebben wij namelijk nodig om heel precies te kunnen zijn in de afbakening van de agenda. Wat hoe voorkom je nu dat je doordat je een aantal zaken niet meer octrooieerbaar maakt het kind met het badwater weggooit als het gaat om de innovatie en de doorontwikkeling van bijvoorbeeld medicijnen? Dat zal heel precies moeten worden bekeken. Om die reden hebben we toch echt een aantal acties nodig om ook sterker voor den dag te komen in deze discussie. 

Ik wil heel graag iets zeggen over wat wij nu al hebben gedaan en wat er op stapel staat. De rode lijn in de bijdragen was hoe het er nu voor staat, met een inschatting van de kansen, een vraag naar creativiteit en een reactie op de huidige uitspraak van de Kamer van Beroep van het Europees Octrooi Bureau over octrooien, die inderdaad vraagt om een versnelling en die er de urgentie van laat zien dat wij toch echt nog steviger voor den dag moeten komen dan wij al van plan waren te doen. 

Sinds 2010 is er natuurlijk op verschillende terreinen al actie ondernomen. Ik heb zelf bij mijn aantreden diverse verzoeken aan de Europese Commissie gericht om te komen tot een herziening van de biotechnologierichtlijn. Op verzoek van Nederland is er ook speciale aandacht voor de octrooi- en kwekersproblematiek. Die verzoeken hebben ook geleid tot de instelling van een zogenaamde expertgroep, die een rapportage van de Europese Commissie moet voorbereiden. We kennen ook door inspanningen van voorgaande kabinetten inmiddels een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet, die 1 juli vorig jaar is ingegaan. Er is in 2013 een unitair octrooipakket tot stand gekomen en op Nederlands aandringen is de beperkte veredelingsvrijstelling ook in dat pakket terechtgekomen. Daarmee is die in Europa breed geïntroduceerd. Ik zal zo nog zeggen wat dat voor onze wetgeving betekent en hoe zich dat tot de recente juridische uitspraken verhoudt, want ook daarnaar vroeg u. 

Op aandringen van het ministerie van Economische Zaken hebben groenten-, zaad- en veredelingsbedrijven een gedragscode ten aanzien van licenties opgesteld. Uiteindelijk heeft dat geleid tot het in november 2014 opgerichte International Licensing Platform. Dat is een betekenisvolle stap. Verder zijn er in opdracht van mijn ministerie diverse rapporten over de problematiek van de samenloop van het octrooi- en kwekersrecht in de plantveredeling opgesteld. Een daarvan, Veredelde zaken, werd al genoemd, maar we hebben ook het rapport Plantenveredeling uit 2012 en het rapport-Trojan. Van belang voor ons allemaal is bovendien dat er dit najaar nog een rapport van de WUR over octrooien met betrekking tot natuurlijke eigenschappen verschijnt. Dat kan ons helpen bij de opstelling van de position paper voor onze Europese collega's en bij de mogelijke wijziging van het Europese octrooirecht. 

Zo meteen zal ik nog iets zeggen over het rapport van SEO over de effecten van de uitgebreide veredelingsvrijstelling. Het verslag van de Europese Commissie over de biotechnologierichtlijn komt zo spoedig mogelijk. 

Wat betekent dit nu voor onze actie? In de uitzending van Zembla heb ik vastgesteld dat velen van u mij hebben gevraagd of het verder aanjagen van de voortgang op dit dossier geen onderwerp voor het Nederlands voorzitterschap kan zijn. Eerder heb ik gezegd dat mij dat inderdaad heel verstandig lijkt. Het startschot voor de formele Europese discussie zal dan dat bewuste verslag van de Europese Commissie over de biotechnologierichtlijn zijn. Zoals gezegd, werkt de Europese expertgroep daaraan. Eind dit jaar of begin 2016 wordt het verwacht. Dat valt exact samen met ons voorzitterschap. Eurocommissaris Bienkowska heb ik dan ook opgeroepen om er de vaart in te houden. We hebben de Europese Commissie ook al meerdere malen op hoog ambtelijk niveau gevraagd om snel met de rapportage over de biotechnologierichtlijn en de aanpassing daarvan te komen. Naar aanleiding van de eerder genoemde zaken met betrekking tot de uitspraak van de Raad van Beroep ben ik van plan om dit onderwerp onder het punt any other business te agenderen voor de Landbouwraad in juli of de Concurrentieraad, zodat de Commissie ook via publieke kanalen wordt gevraagd om hiermee haast te maken. 

Vooruitlopend op de wijziging van de biotechnologierichtlijn kunnen we bij de Europese Commissie aandringen op een mogelijk andere duiding van de octrooieerbaarheid van resultaten van klassieke veredeling. Dat doen we ook. Zo kunnen wij bijvoorbeeld vragen of de Commissie de inkleuring van de richtlijn, de betekenis ervan, in lijn wil brengen met de reeds vastgestelde Nederlandse en Duitse octrooiwetgeving. Wij zijn verder bezig met het opstellen van een position paper over de wenselijkheid van het wijzigen van het Europees octrooirecht. Daarvoor vergaren wij inderdaad steun. Met name de Duitse en de Franse collega's willen die steun wel verlenen, omdat zij met dezelfde sectoren te maken hebben, maar andere Europese lidstaten vinden het blijkbaar lastig. Het onderwerp staat wat verder van ze af. Op deze weerbarstigheid heb ik u eerder gewezen. 

Bij de FAO zal ik dit onderwerp ook agenderen. Ik vind namelijk oprecht dat het eigenaarschap voor small-holder farmers een eerst aangelegen punt moet zijn. Daarvoor moet de FAO strijden. Uiteraard vraag ik zowel aan onze eigen ACM als aan de Europese Commissie om de fusieplannen, die ik inderdaad ook via de media langs zie komen, nauwlettend te volgen. Daarvoor hebben we regels, waaraan men zich zal moeten houden. Ik heb nog een hele stapel meer technische vragen. Die ga ik nu beantwoorden. Mijn voorstel zou zijn om daarna in te gaan op de stappen die ik van plan ben te zetten. Dit debat kwam voor mij ook wat onverwacht, laat ik het zo zeggen. Op 24 juni hebben wij een algemeen overleg over de biotechnologie. Het lijkt mij goed om de Kamer toe te zeggen dat wij alle stappen die wij al hebben gezet, maar vooral ook de stappen die wij nog op stapel hebben staan, op papier aan de Kamer zullen doen toekomen. Dan hebt u een actieplan op papier en als de Kamer dat wil, kunnen wij daar uiteraard verder over spreken. 

De heer Schouw (D66):

Ik waardeer deze inleiding zeer, maar ik probeer even te proeven of de sense of urgency in Europa net zo wordt gevoeld als hier vandaag. Mijn conclusie is eigenlijk nee. Er zijn maar een beperkt aantal landen die Nederland volgen. De Europese Commissie heeft volgens mij ook niet echt een hard standpunt ingenomen. Klopt dat? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, en dat is ook precies mijn zorg. De recente uitspraken in de casussen broccoli en tomaat hebben bij mij en bij u en ik denk bij een heel aantal anderen die sense of urgency alleen maar vergroot. 

De heer Schouw (D66):

Zijn wij er dan wanneer wij al die sporen volgen die de staatssecretaris zo mooi beschreef? Dit is een meedenkvraag, hoor, zo moet de staatssecretaris hem echt verstaan. Moeten wij bijvoorbeeld de consumentenorganisaties niet meer op het schild heffen en zeggen: onze voedselveiligheid wordt op zeer korte termijn bedreigd? Moeten wij niet onconventionele wegen gaan bewandelen om die sense of urgency tussen de oren te krijgen bij de leiders in Europa? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik zou eerder het woord voedselzekerheid noemen dan voedselveiligheid. Ik denk wel dat het goed is dat alle actoren zich gaan roeren. Dat helpt natuurlijk altijd. De Kamer kan dat ook doen. U spreekt waarschijnlijk ook collega-parlementariërs, al dan niet in Cosac-verband. Ook het voorzitterschap van de vaste commissie voor Europese Zaken van de Kamer zou, indien u dat wilt, kunnen worden ingezet om dit onderwerp bij de lidstaten aan te kaarten. Wij moeten ook vaststellen dat de maatschappelijke organisaties niet stilzitten. Gelukkig, zeg ik erbij. Dat geldt overigens ook voor een heleboel bedrijven, die met zorg kijken naar wat er op dit moment allemaal aan ontwikkelingen speelt. 

De heer Schouw vroeg hoe wij monopolisering van de voedselproductie voorkomen. Dat is inderdaad de kern; daar gaat het over. Wij moeten dat gaan borgen, door de beperkte en de volledige en kwekersvrijstelling dan wel door een beperking van het octrooirecht als alternatieve route. De heer De Liefde had er gewoon gelijk in dat je die route echt moet openhouden. Ik ben het met mevrouw Dik Faber eens dat dit een publiek belang dient. Als je een sterke markt hebt, moet daar inderdaad een sterke overheid tegenover staan. 

Mevrouw Dik-Faber vroeg of het klopt dat er steeds meer patenten worden verleend. Die kans is aanwezig. Het Europees Octrooibureau toetst echter wel al veel strenger op de vereisten voor octrooi, te weten nieuwheid, inventiviteit en toepasbaarheid. De uitspraak van de Grote Kamer van Beroep betekent een stap terug en wat mij betreft een extra reden om actie te ondernemen. 

Mevrouw Dik-Faber heeft mij ook gevraagd om een oordeel over het vonnis. De Grote Kamer van Beroep heeft een tussenvonnis gewezen en uitspraak gedaan in de zaken broccoli en tomaat. Het is misschien goed om nog even te zeggen dat het een tussenvonnis is. Het is een sterk juridisch gemotiveerd tussenvonnis. Het lijkt primair gebaseerd op het Europees Octrooiverdrag, waaraan het Europese Octrooibureau zich moet houden bij de uitvoering. Het gaat in onze ogen wel voorbij aan maatschappelijke aspecten en zorgen. Daar wordt wel begrip voor getoond, maar het leidt niet tot een andere uitspraak. Het EOB heeft geen wetgevende bevoegdheid. Om die reden is de grote kamer van beroep terughoudend om een beperkende interpretatie te geven van de biotechrichtlijn. Nederland en Duitsland hebben dat in hun eigen octrooiwetgeving wel gedaan. Dat mocht, maar het ligt Europees nog niet op die manier voor. We wachten nu op de einduitspraak van de technische kamer van beroep. Die moet nog bekijken of er aan alle andere voorwaarden voor octrooiverlening is voldaan. Het effect van deze uitspraak is echter dat, alleen al voor het gevoel, het octrooieren van plantgerelateerde uitvindingen gemakkelijker is geworden. Het maakt het des te urgenter — ik zei het al — om actie te ondernemen. 

De heer Dijkgraaf vroeg of de uitspraak van het EOB bij het Hof van Justitie kan worden aangekaart. Hij memoreerde al dat de Nederlandse wetgeving anders is. Onze interpretatie is beperkter, net als de Duitse wetgeving. De biotechrichtlijn laat ruimte voor verschillende interpretaties. Het Hof van Justitie zou zich daarover kunnen uitlaten. Er moet dan echter wel een zaak aan hen worden voorgelegd. Dat kan niet door een lidstaat gebeuren en dat is dus niet iets wat ik kan doen. Het zou overigens ook een zaak van lange adem zijn, want zo'n procedure duurt één tot meerdere jaren. Ik weet niet of we daarop kunnen wachten. Ik denk het eigenlijk niet. 

In het kader van het creatieve meedenken vroeg de heer Grashoff welke andere juridische stappen er in de tussentijd mogelijk zijn. Octrooien kunnen natuurlijk voor de rechter worden aangevochten. Ik wil zelf echter niet overgaan tot verdere juridisering, ook vanwege de reden die ik net noemde. Het duurt heel erg lang. Je kunt beter het probleem bij de wortel aanpakken en de regelgeving aanpassen. Dat is, in the end, veel effectiever. Dat zou dan minimaal de biotechrichtlijn moeten zijn. We hebben daar wel steun voor van andere lidstaten — ik vertelde dat al — maar het is nog geen overweldigende meerderheid. Daar zal echt nog heel wat voor moeten worden gedaan. 

De heer Schouw vroeg of er nog een mogelijkheid is om bijvoorbeeld patenten vrij te geven bij te hoge concentraties van eigenaarschap in de markt. Ik heb mij laten vertellen dat dat theoretisch een optie is. Er kan een dwanglicentie worden verleend. Er is echter ongelooflijk veel nodig om dat voor elkaar te krijgen. De verwachting is niet dat het heel kansrijk is, nog los van de tijd die het vraagt. De mededingingsautoriteiten kunnen dit onderwerp wel een rol laten spelen bij het beoordelen van een fusie. Het is dus van belang om daarnaar te kijken en te bekijken of er geen sprake is van machtsmisbruik. 

De heer Van Dijk vroeg of ik het aanvaardbaar vind dat multinationals groente patenteren en dat alleen multinationals dit kunnen doen. Op het eerste deel van de vraag heb ik in mijn inleiding al antwoord gegeven. We moeten echter vaststellen dat het echt niet alleen de multinationals zijn die patenten op groente-eigenschappen aanvragen. Soms zijn het kleinere bedrijven. Dit neemt niet weg dat mijn standpunt daarover niet gewijzigd is. Voor de geschiedschrijving is het wel van belang om dat hier te vermelden. Blijkens de analyse van het octrooicentrum vragen ook kwekers octrooirechten aan. Ook Nederlandse kwekers doen dat, om hun positie in de markt te beschermen. Zij leggen uit dat zij dat eigenlijk liever niet willen, maar dat zij het toch doen, omdat dit op het moment de spelregels zijn waar zij vanuit anderen mee te maken krijgen. 

Dan kom ik op de effectstudie. De heer Geurts vroeg naar het SEO-onderzoek naar de effecten van de uitgebreide veredelingsvrijstelling. Dat onderzoek bestaat uit een deskstudie, uit diepte-interviews en uit een enquête onder relevante bedrijven. In het onderzoek worden de effecten bekeken van een uitgebreide veredelingsvrijstelling op de sectoren plantveredeling, biotechnologie, chemische en farmaceutische industrie en op de bedrijven die actief zijn in de biobased economy. Dat komt precies neer op wat de heer De Liefde naar mijn smaak heel treffend weergaf: je wilt er wel voor zorgen dat de voedselproductie, de voedselvoorziening en de voedselveiligheid publiek zodanig geborgd zijn dat er vrije toegang toe is, maar er zijn ook uitvindingen die van groot belang zijn en die je wilt beschermen in andere, aanpalende sectoren. Dat vraagt heel veel precisie. Als je dan wijzigingen in je regelgeving doorvoert, moet je kijken waar die wijziging begint, maar vooral ook waar die weer ophoudt en wat voor effect ze heeft. Het rapport komt in het najaar. Dat kan een goede invalshoek zijn om de discussie op Europees niveau weer scherper te krijgen. Dan kunnen we wellicht ook mensen die twijfelen om met ons mee te gaan, overtuigen dat we over de mogelijke nadelen van een wijziging echt goed hebben nagedacht en dat we eventueel met een voorstel kunnen komen dat daar recht aan doet. 

De heer Geurts vroeg naar de gevolgen van overnames in het agrofoodcomplex en wat we doen om de zorgen die daarover leven, weg te nemen. Soms zie je dat overnames ook ertoe leiden dat er meer onderzoek gedaan kan worden. Ook dat heeft natuurlijk weer alles te maken met een balans. Hoe voorkom je dat er bijvoorbeeld monopolies ontstaan? Hoe voorkom je dat wat van ons allemaal is, in handen van slechts enkelen terechtkomt? Daarom is het van belang dat we de mededingingsautoriteit heel goed laten kijken naar al die bewegingen die nu gaande zijn. Wij moeten ook goed en kritisch blijven kijken naar wat er rondom die uitvindingen aan aanvragen loopt. 

De heer De Liefde verwees naar de commercialisering en vroeg hoe we ervoor kunnen zorgen dat de veredelaars een stap verder kunnen zetten dan de beperkte veredelingsvrijstelling. Daar werken we hard aan, maar we moeten nu ook met de verslagen van de expertgroep verder kunnen. Dat is voor ons een belangrijk instrument om ook in het Europese weer houvast te vinden om verder te praten. 

Even kijken wat nog aan vragen voorligt. Ik kan een heleboel dingen overslaan, omdat ik die al heb meegenomen. De heer Geurts vroeg nog naar de stand van zaken bij de uitgebreide veredelingsvrijstelling. Mij lijkt dat het ook goed is om daarop in de brief terug te komen. We hebben dus het Europese spoor en we hebben eigenlijk ook een nationaal spoor, maar we hebben eveneens een internationaal spoor, de FAO, waar we dat willen agenderen en waar we bezig zijn om ook wereldwijd steun voor onze positie te verwerven. 

Ik heb inderdaad een brief geschreven, zo zeg ik tegen de heer Geurts, aan de Commissie, aan de nieuwe Commissaris. We hebben haast bedongen bij de rapportage over de biorichtlijn. We hebben ook feilloos aangegeven dat we een aanpassing willen, dus daar zit geen woord Spaans bij, zou je kunnen zeggen. 

De heer Grashoff vroeg wat het tijdsbeslag is waar we rekening mee moeten houden. Het verslag van de Commissie komt eind dit jaar. Daarna volgt dus hopelijk, wat mij betreft tijdens het Nederlands voorzitterschap, de politieke discussie over de wijziging van de richtlijn. Hoe lang dat nog duurt, hangt af van hoe die discussie verloopt. Als je ook internationale verdragen gaat wijzigen, dan kun je daar rustig weer een hele tijd bij optellen. Dat zal niet eenvoudig zijn. 

De heer De Liefde vroeg mij nog naar een iets diepgaandere appreciatie van het ELP. Het ELP Vegetables voor groentegewassen beoogt, groenteveredelingsbedrijven snel en tegen acceptabele voorwaarden — dat gaat over fair, redelijk, niet-discriminerend — toegang te verlenen tot biologisch materiaal dat beschermd wordt door een octrooi. Dat is, zoals gezegd, in november 2014 opgericht door elf groenteveredelingsbedrijven. Dat zijn onder andere beursgenoteerde bedrijven, familiebedrijven uit Duitsland, Frankrijk, Japan, Nederland en Zwitserland. Het staat ook open voor andere geïnteresseerde partijen, ook voor wetenschappelijke instituten. Mogelijk komen er bijvoorbeeld voor siergewassen of landbouwgewassen vergelijkbare platforms. Men heeft een openbaar patentregister met 123 octrooien. Bedrijven onderhandelen eerst bilateraal. Als dat niet lukt, gaat men over tot arbitrage. Ik vind dat op zich een heel goed initiatief, want men probeert eigenlijk los van de regelgeving al te komen tot een werkbaar model waarmee de toegang tot het materiaal gegarandeerd wordt. Maar ja, de recente uitspraken zetten natuurlijk wel druk op deze zaak. Dat maakt het ook voor de voorlopers toch weer kwetsbaar; dat merk je ook als je spreekt met mensen die daaraan hebben meegewerkt. Wat dat betreft, is het van belang dat we nu met een aantal zaken echt snel verder komen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat de duur van een discussie over wijziging van de Europese regelgeving mede kan afhangen van het wijzigen van internationale verdragen. Dat is voor mij nieuw. Op welke verdragen zou dat dan betrekking hebben? 

Staatssecretaris Dijksma:

Onder andere het TRIPs-verdrag. Als je wilt komen tot het ideale model, een volledige kwekersvrijstelling, zul je in ieder geval via die route moeten werken. Het alternatief is een aanpassing van de biorichtlijn, waarbij je als het ware het mogelijk maken van octrooien op planteigenschappen beperkt. Dan fiets je echter als het ware naar hetzelfde effect, maar wel via de andere route. Dat is in het ideale model niet de route die de Kamer al jarenlang heeft bepleit; dat weet ik vanuit de tijd waarin ik dit als woordvoerder bepleitte. Er zijn in dit geval meerdere wegen die naar Rome leiden. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn fractie ziet eigenlijk twee grote risico's en daar hebben we het in dit debat ook steeds over, namelijk de patentering en de monopolisering. Over dat laatste zei de staatssecretaris dat we het mededingingsrecht hebben. In Nederland bewaakt de Autoriteit Consument & Markt dit allemaal goed. De staatssecretaris zei dat hier echt goed naar moet worden gekeken, maar welke mogelijkheden zijn er precies? Ik moet opbiechten dat ik mij afvraag welke mogelijkheden er zijn voor het toepassen van het mededingingsrecht ten aanzien van internationale bedrijven. Onze ACM heeft natuurlijk zeggenschap over het Nederlandse grondgebied, maar ik zie hier ook echt grote internationale spelers. Is er dan een internationale autoriteit die hier dan ook nog iets van kan vinden? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, namelijk de Europese Commissie. Die kijkt natuurlijk ook naar marktmacht. Die kan hier dus ook iets van vinden. Het lijkt mij goed dat dit onderwerp ook in de orde komt in de brief die ik de Kamer heb beloofd voor het algemeen overleg en dat we daar nog wat nader op ingaan: wat kunnen we nu? Het is niet zo dat we nieuwe regels hebben. Men zal dus beoordeeld worden op basis van de huidige regelgeving en de huidige mededingingsregelgeving. Het lastige bij dit type fusies is dat zij vaak over verschillende thema's gaan. Je denkt dat twee bedrijven samengaan, maar daaronder zit het net iets complexer: het ene onderwerp van veredeling komt van het ene bedrijf vandaan en het andere onderwerp komt van het andere bedrijf. Daarmee heb je dan niet op voorhand een zodanige marktpositie dat je weer een meerderheidspositie hebt. Dat is echt voer voor juristen, maar het lijkt mij goed om de Kamer iets meer inzicht te geven in hoe dit precies werkt en in wat we op dat punt kunnen doen. Ik heb al toegezegd dat we de ACM en de Europese Commissie natuurlijk zullen vragen om hiernaar te kijken, niet omdat zij dat niet zouden gaan doen maar om de urgentie hiervan aan te geven. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik wacht de brief met belangstelling af. Bedankt. 

Staatssecretaris Dijksma:

Mevrouw Dikkers vroeg, ook in het kader van de creativiteit, of er een Europees fonds kan komen om veredelaars te helpen om zich te wapenen tegen de grote jongens, de grote bedrijven; ik denk dat zij het zo bedoelde. Ik begrijp de zorg van mevrouw Dikkers, maar ik denk niet dat een fonds hiervoor nou een goed instrument is. Mijn inzet is er echt veel meer op gericht, die hele juridisering bijna tegen te gaan door het voeren van bronbeleid, namelijk door toch een wijziging van de regels. Nog los van de vraag of je het sympathiek of niet sympathiek vindt, is het niet zo dat je dit zomaar kunt regelen. Wie heeft er immers recht op? Het zal volgens mij heel ingewikkeld zijn om dat voor elkaar te krijgen. De route via crowdfunding vanuit de samenleving zou volgens mij veel sneller zijn dan het regelen via de Europese kanalen. Ik denk even creatief met u mee, mevrouw Dikkers. 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Waarvoor waardering. Ik heb ook waardering voor de inzet van de staatssecretaris. Ze zegt: we doen het bovenlangs en we zorgen ervoor dat het goed geregeld wordt in Brussel. Maar ondertussen gaat de patentering door en kunnen Nederlandse veredelaars, of althans de kleine jongens onder hen, niet mee in die stroom. Zij verliezen mogelijk hun markt of hun investering. Is de staatssecretaris bereid om gewoon eens een inventariserend onderzoekje te laten doen naar de mogelijkheden die er wél zijn om deze veredelaars daarin bij te staan? Wellicht gaat het daarbij om juridische ondersteuning of om … Nou, mijn creativiteit is vandaag niet zo heel groot. Ik ben zoekende. Hoe kunnen we deze veredelaars bijstaan? De winkel is namelijk gewoon open terwijl er wordt verbouwd. 

Staatssecretaris Dijksma:

De heer De Liefde heeft natuurlijk al geprobeerd om het idee van het International Licensing Platform warm bij u aan te bevelen. Daarmee wordt aan bedrijven toch als het ware gevraagd om dingen ondertussen met elkaar te regelen. Dat komt echter onder druk te staan als er uitspraken van de Hoge Kamer van Beroep komen zoals de uitspraak die aan de orde is geweest. Zo'n platform zou op zichzelf wel een middel kunnen zijn om er "for the time being" voor te zorgen dat de toegang tot materiaal blijft bestaan. Dat is volgens mij een van de zaken die natuurlijk voor iedereen van groot belang is. 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Toegang tot materiaal is een van de zaken die van belang zijn. Een andere zaak is dat er financiële middelen moeten komen om de juridische strijd aan te gaan. Die middelen ontbreken bij de kleine kwekers. Daarover maak ik mij zorgen. Deze bedrijven worden vatbaarder voor overname. Zij moeten zich in de schulden steken. Ik ben voor crowdfunding en welke vorm van funding dan ook, maar ik zou me ook heel goed kunnen voorstellen dat de staatssecretaris het interessant vindt om vanuit het departement eens na te denken over de vormen van ondersteuning die geboden zouden kunnen worden. 

Staatssecretaris Dijksma:

Mijn vorm van ondersteuning is de beleidsinzet die ik net heb geschetst. Daar zetten we maximaal op in. Ik kan echter niet nu als het ware iets bedenken om kosten van juridische strijd van anderen te gaan vergoeden. Volgens mij moeten we dat niet willen, en in alle oprechtheid moet ik zeggen dat we er het geld ook niet voor hebben. Daarover moeten we gewoon helder zijn. 

Last but not least kom ik bij mevrouw Ouwehand en TTIP. Ik denk dat het toch wel van belang is om vast te stellen dat de Europese Commissie onderhandelt, maar ook dat we het uitgangspunt hebben dat er in deze hele kwestie een acquis communautaire moet komen. Dat klinkt heel fraai, maar wat betekent het? Het betekent wat mij betreft dat de biotechrichtlijn die we zouden willen, gewoon leidend is. Op dit moment is er in het kader van de onderhandelingen ook echt geen keuze aan de orde. 

Tot zover mijn bijdrage, voorzitter. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het einde van de bijdrage van de staatssecretaris was er ineens. Haar laatste zin was: op dit moment is het ook niet aan de orde. Zoiets heb ik verstaan. Dat is inderdaad het punt waar mijn fractie bovenop zit. Dit is een omstreden verdrag. Zegt de staatssecretaris nu eigenlijk dat patenten op gewassen of op eigenschappen van planten of dieren, geen onderdeel zijn van die TTIP-onderhandelingen? 

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, ik zeg heel precies dat het zogenaamde acquis communautaire het uitgangspunt in de onderhandelingen is. Dat betekent eigenlijk: de regelgeving die nu geldt, blijft gelden. Dat is van belang. U en ik, wij met elkaar vinden echter dat die regelgeving niet op orde is en dat zij moet veranderen. Als u mij vraagt wat mijn standpunt is, dan zou ik zeggen: dat Acquis Communautair moet u zo zien dat we dan voor de ideale biorichtlijn gaan en niet voor zoals ze nu is. Maar dat is wel het uitgangspunt in de onderhandelingen. U zegt dat wij er bovenop zitten. Ik kan u verzekeren dat we dat allemaal doen. Dat gaat niet alleen over dit thema, maar ook over dierenwelzijn en nog een heleboel andere zaken die we van belang vinden bij de onderhandelingen over dit verdrag. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is een heel helder en interessant antwoord. Dat maakt het nog belangrijker dat wij als Kamer scherp zijn en de staatssecretaris een steuntje in de rug geven. Het staand beleid is immers niet het beleid dat zijzelf wil. Het zou daarom goed zijn als we dat aanpassen, ook in het mogelijk toekomstige TTIP. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, even heel precies: we willen staand beleid aanpassen. Uitgangspunt voor TTIP is dat staand beleid geldt. Uitgangspunt voor ons is dat het staand beleid net iets beter moet zijn dan het nu is. Maar dat staat los van de TTIP-onderhandelingen. Ik probeer heel precies antwoord te geven op uw vraag. Het punt is dat de huidige biorichtlijn de basis is voor hoe we werken. Ze is uitgangspunt voor de onderhandelingen. Zelf vind ik en u ook dat de huidige biorichtlijn niet goed genoeg is. We hebben gewoon een apart traject om voor elkaar te krijgen dat die richtlijn wordt gewijzigd. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De interruptie van de heer Van Dijk en het antwoord van de staatssecretaris maken mij eerlijk gezegd nog wat bezorgder op dit punt. Want als ik het goed begrijp, betekent dit — als ik het mis heb, kan de staatssecretaris dat ongetwijfeld uitleggen — dat als er in de tussentijd fors tempo wordt gemaakt met TTIP en weinig tempo met de aanpassing van de biorichtlijn, er op enig moment een onmogelijkheid kan bestaan om die richtlijn nog aan te passen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nou, daar wil ik mij nu niet aan wagen, want ik ben niet de eerste onderhandelaar namens het kabinet over TTIP. Ik durf echt niet te zeggen of het werkt zoals u dat schetst. Dat is een vraag voor juristen. Het lijkt me beter dat we die vraag op een ander moment beantwoorden. De inzet kent u, namelijk dat staand beleid uitgangspunt is. Daar gaat het over. Ik heb niet de indruk dat er vervolgens een extra blokkade komt. Maar nogmaals, dat moet ik dan maar in de al toegezegde brief toelichten. Daar wil ik heel graag met mijn mensen over kunnen sparren. 

De voorzitter:

U bedoelt de brief die komt naar aanleiding van de Raad van volgende week. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, dat is een brief ... 

De voorzitter:

Dat was een vorig debat. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat was inderdaad het vorige debat. Dit gaat om een brief die de Kamer krijgt naar aanleiding van het algemeen overleg op 24 juni aanstaande over biotechnologie. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik kan de staatssecretaris slechts zeer van harte uitnodigen om daar uitgebreid op in te gaan, want ik heb het gevoel dat hier een mogelijk precedent ligt voor een heleboel zaken. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik denk dat dat wel meevalt. Ik hoop dat u ongelijk hebt. Maar laten we gewoon even de brief afwachten. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Helaas, ondanks de goede ambities en de inzet van de staatssecretaris hangt TTIP dus als een donderwolk boven iets waarvan we niet zomaar willen dat ze een ietsje beter wordt, namelijk de bio-octrooirichtlijn. Die maakt nu dat bedrijven als Monsanto en Syngenta patenten kunnen aanvragen op broccoli's, paprika's en tomaten. We willen het niet een beetje beter, we willen dat het Nederlandse kwekersrecht de norm wordt. TTIP gaat rechtstreeks uit van het maximaal haalbare en de regels houden zoals ze zijn, maar aanscherping gaat nooit meer gebeuren. Daarom is het hoognodig dat we een piketpaal slaan: dit willen we niet. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het kwekersrecht ondernemers in staat stelt om hun investeringen in onderzoek terug te verdienen zonder verdere innovatie te belemmeren; 

constaterende dat octrooiering in de plantenveredelingssector innovatie belemmert en een bedreiging vormt voor de wereldvoedselvoorziening; 

constaterende dat bij de onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord tussen de EU en de VS (TTIP) waarbij wordt ingezet op het harmoniseren van regelgeving, ook wordt gesproken over intellectueel eigendom; 

spreekt uit dat het kwekersrecht niet in gevaar mag worden gebracht door TTIP; 

verzoekt de regering, dit standpunt uit te dragen bij de Europese Commissie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 302 (27428). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. Ik dank de staatssecretaris voor alle antwoorden die zij heeft gegeven. Een aantal punten wordt nog uitgezocht. De antwoorden hierop komen in een brief voor de commissievergadering op 23 juni. Laten we dan met elkaar het debat verder voeren. Er zijn vandaag veel relevante punten aan de orde geweest. Ik heb de informatie uit de brief nodig om daar verder over te spreken en stappen te zetten. Ik zie dus uit naar het debat op de 24ste. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb twee moties. Het doel van de eerste motie is om aanpassing van de richtlijn tot erekwestie te maken van het voorzitterschap. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het rapport "Veredelde zaken" reeds in 2010 aantoonde dat de innovatiekracht van de plantveredelingssector in gevaar komt door de huidige vormgeving van de Europese Bio-octrooirichtlijn en dat deze daarom herziening behoeft; 

verzoekt de regering, herziening van de Europese Bio-octrooirichtlijn prioriteit te maken van het Nederlands voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in de eerste helft van 2016, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 303 (27428). 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mijn tweede motie slaat op het laatste interruptiedebatje over TTIP. De staatssecretaris zegt dat het staande beleid niet het beleid is zoals wij dit wensen, maar dat het wel inzet is bij de TTIP-onderhandelingen. Dat motiveert mij extra om deze motie in te dienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

spreekt uit dat het onaanvaardbaar is indien patenten op gewassen of op eigenschappen van planten of dieren onderdeel worden van de TTIP-onderhandelingen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 304 (27428). 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik heb, zeker na deze discussie, het gevoel dat zij hard aan het onderwerp trekt. Als we geen voortgang met de veredelingsvrijstelling maken in Europa, zijn we niet meer aan de bal. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat als Nederland een uitgebreide veredelingsvrijstelling wil bewerkstelligen er actie ondernomen moet worden; 

verzoekt de regering, de Europese lobby te intensiveren; 

verzoekt de regering voorts, een uitgebreid veredelingsvrijstellingsvoorstel voor eind 2015 op Raadsniveau in te brengen en te laten bespreken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 305 (27428). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Hoewel er in dit debat weinig tegengestelde meningen tevoorschijn kwamen, wat vrij opvallend is in deze Kamer, heb ik toch het gevoel dat het zinvol was om er vanmiddag met elkaar over door te praten. De urgentie is heel duidelijk. Ik dank de staatssecretaris voor alle antwoorden en moedig haar nogmaals aan om hierop maximaal inzet te plegen. 

Ik vestig op één punt nog heel specifiek de aandacht. Ondanks de woorden van de staatssecretaris maak ik me toch ernstig zorgen over het samenvallen van de processen van TTIP en het veranderen van de richtlijn. In dat opzicht zal ik van harte de motie van collega Ouwehand ondersteunen. 

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording. We hebben een zeer serieus probleem aan de orde. Ik ben een opgewekt mens, maar ik heb niet het idee — ik zeg het maar even een beetje serieus — dat we echt verder kunnen komen. We zijn namelijk zo verschrikkelijk afhankelijk van tegengestelde belangen en allerlei sleutelfiguren. Ik ben bang dat het een papieren tijger aan het worden is. Ik zie geen duidelijke positie van de Europese Commissie in dit dossier. Ik zie het onderwerp ook niet op het bordje van de minister-president liggen. Dat is eigenlijk wel een voorwaarde om verder te komen. Ik zie ook geen echte versnelling in het aanpassen van het TRIPs-verdrag. We kunnen daar liefdevol met elkaar over spreken, maar ik zie niet waar het gaat gebeuren. Ondertussen zie ik wel een enorme toename aan allerlei producten die gepatenteerd worden. 

Ik vraag de staatssecretaris om ten behoeve van het overleg binnenkort te komen met een duidelijke roadmap en een heldere timetable voor de manier waarop we het TRIPs-verhaal kunnen aanpakken. Misschien moeten we dan maar serieus met elkaar bekijken of het haalbaar is of niet. 

Er was net even een interruptie over TTIP en TRIPs. Graag krijg ik helder uitsluitsel van de staatssecretaris hierover. Dat kan natuurlijk ook in de brief. 

Voorzitter, dank voor de gelegenheid. 

De voorzitter:

De heer Dijkgraaf heeft zich afgemeld voor de voortzetting van het debat omdat hij ergens anders moest zijn. Ik geef het woord dus aan de heer De Liefde. 

De heer De Liefde (VVD):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris danken voor de heldere beantwoording en de toegezegde stukken die ons in het komende jaar nog gaan bereiken. Naar aanleiding van mijn vragen sprak de staatssecretaris over het International Licensing Platform. Ik wil haar naar aanleiding daarvan nog een suggestie doen. We weten dat nog niet alle grote partijen, nationaal en internationaal, meedoen aan dit platform. Dat platform kan echter een alternatief zijn, mochten alle inspanningen van de staatssecretaris in Nederland niet het gewenste resultaat bereiken. Staat de staatssecretaris ervoor open om zich te vervoegen bij die bedrijven die op dit moment nog niet meedoen aan dat platform, om zo het belang van het platform kracht bij te zetten en de bedrijven over te halen om hieraan te gaan deelnemen? 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een fonds waarmee internationale ngo's kunnen worden geholpen als zij juridische bijstand nodig hebben in de strijd tegen bedrijven. Analoog hieraan dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat Nederlandse veredelaars en kwekers een belangrijke rol spelen in de internationale veredeling van planten en dat ze voor de bescherming van hun uitvinding tot volle tevredenheid van de betrokkenen gebruikmaken van het kwekersrecht; 

constaterende dat bedrijven als Monsanto vooral gebruikmaken van wetgeving op het gebied van octrooien om planteigenschappen te patenteren en dat ze bij twijfel over de eigendom van plantmateriaal de strijd juridisch voeren; 

constaterende dat kleinere veredelingsbedrijven vaak wel het recht aan hun kant lijken te hebben, maar geen financiële middelen hebben om dat bij een rechter te bewijzen; 

overwegende dat dit een onevenredig zware last voor veel veredelaars is, maar dat ondersteuning van deze bedrijven door een overheidsfonds mogelijk als staatssteun wordt gezien; 

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheden, binnen de regels met betrekking tot staatssteun, van een fonds waarop veredelaars een beroep kunnen doen als het ze aan de financiële middelen ontbreekt wanneer ze de juridische strijd moeten aangaan met grote patenthouders, en de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek uiterlijk dit najaar te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers, Ouwehand en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 306 (27428). 

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris zal zich nu heel even voorbereiden op haar antwoorden. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Economische Zaken voor haar beantwoording in tweede termijn. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zal mijn oordeel geven over de ingediende moties en zal tevens een enkele vraag die gesteld is beantwoorden. 

Waar het gaat om een aantal moties waarop ik bij brief nader wil ingaan, is mijn vraag aan de indieners om die brief af te wachten. Rondom het TTIP-debat wordt bijna een soort conspiracy gezien. Ik denk niet dat dit nodig is, maar ik zou toch graag de gelegenheid willen hebben wat preciezer op papier te zetten hoe het precies zit. Om die reden vraag ik mevrouw Ouwehand — ik zal dat straks aan de indieners van de andere moties waarop ik doel ook vragen — om haar motie aan te houden. Zij kent mijn inzet. Ik vind dat het kwekersrecht moet worden uitgebreid in plaats van verder worden beperkt. Dat is de inzet die wij vanuit het kabinet al geruime tijd hebben. Over de relatie die er eventueel is met het TTIP-verdrag en de onderhandelingen daarover zal ik in de brief een nadere duiding geven. Ik zal er ook over moeten overleggen met mijn collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Mijn vriendelijk verzoek aan mevrouw Ouwehand is dus om mij ten minste de gelegenheid te geven om in de brief daarop nader in te gaan en de motie in afwachting daarvan aan te houden. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik aarzel een beetje. Wij vragen heel vaak informatie van het kabinet, maar hoe het precies zit met de inzet voor TTIP en hoe een en ander gaat werken is mij eigenlijk wel duidelijk. De staatssecretaris zei het zelf: de bestaande regels zijn inzet. Wij vinden de bestaande regels niet goed genoeg. Het kost ons al ontzettend veel moeite om dat Europees naar het niveau te trekken dat wij graag zouden zien. En daar komt bij dat de bestaande regels alleen nog maar inzet zijn in de TTIP-onderhandelingen. Dus we staan op twee punten achter. Dat is mij gewoon duidelijk. Ik zou willen dat we beginnen met het slaan van piketpalen. Gelukkig heeft de PvdA-fractie dat al op een aantal punten gedaan en de Kamer vraagt er ook voortdurend om. Dus daar gaat deze motie over. Ik vind het prima om even te wachten op de brief, maar de staatssecretaris is het toch met mij eens dat er sprake is van een inzet en niet van een resultaatsgarantie, waarbij de bestaande regels leidend zijn? Dit terwijl wij niet tevreden zijn over de bestaande regels. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, maar de vraag wat er precies in zit en op welk aggregatieniveau het eventueel in TTIP aan de orde komt, is echt uitermate relevant voor de vraag of het al dan niet een echte relatie heeft met de discussie van vandaag. Soms zit de werkelijkheid net even een slag ingewikkelder in elkaar dan je zou denken. Het lijkt mij goed om dat even voor u uit te schrijven. U kent mijn inzet; ik wil graag die biorichtlijn veranderen. Daar gaan we ook voor. Dus daar is volgens mij tussen ons geen enkele discussie over. Ten aanzien van de vraag of dat eventueel wel of niet raakt aan de onderhandelingen, is mijn reactie: geef mij de gelegenheid om dat gewoon even mee te nemen. U krijgt daar een goede tekst over en als u die niet voldoende vindt of als u denkt dat het allemaal verkeerd afloopt, dan ligt die motie van u er. Dan zal de Kamer vanzelf daar haar oordeel over uitspreken en ik uiteraard ook. Dit is mijn procedurele voorstel. Als dat niet zo kan, ontraad ik de motie om procedurele redenen, niet vanwege de inhoud. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Die voelde ik natuurlijk al aankomen. Er komt een brief. Wordt dat een gezamenljke brief van u en de minister voor Buitenlandse Handel en wanneer komt die precies? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja of mede namens, maar in ieder geval ga ik daar natuurlijk even langs. Dat snapt u. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

En wanneer komt die brief? 

Staatssecretaris Dijksma:

Voor 24 juni. 

De voorzitter:

Voor 24 juni, want dan is het AO. Dan kan de motie eventueel nog in stemming worden gebracht … 

Staatssecretaris Dijksma:

Nog voor het zomerreces. 

De voorzitter:

… voor het zomerreces. Mevrouw Ouwehand, betekent dit dat u uw motie aanhoudt? 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (27428, nr. 302) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb zomaar de indruk dat de staatssecretaris hetzelfde over mijn motie gaat zeggen. Daarom geef ik u, voorzitter, alvast in overweging om de stemmingen na de ontvangst van die brief te doen plaatsvinden. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voor de heer Van Dijk had ik helaas een ander oordeel in petto. Ik zal zo uitleggen waarom. Sorry. 

Ik kom eerst even op zijn motie op stuk nr. 303. Ik heb het niet nodig om een motie van de heer Van Dijk te krijgen om dit een belangrijk onderdeel te maken bij het Nederlandse voorzitterschap. Ik heb dat zelf ook al aangekondigd. Nu vraagt hij mij eigenlijk of ik een motie kan omarmen waar ik zelf het initiatief toe heb genomen. Ik heb dit namelijk zelf als eerste op deze manier naar buiten gebracht. Ik heb zelf ook een tijd in de Kamer rondgelopen en ik vind zulke moties niet de sterkste. Ik ontraad deze motie, want ik heb deze aansporing niet nodig. De heer Van Dijk weet waar ik sta, ik weet ook waar hij staat. Het is best fijn om ook een keer aan dezelfde kant te staan. Laten we dat volhouden. Dan moeten we dit niet gaan juridiseren, zou ik zeggen, maar dan moet hij mij gewoon steunen. Dat zou best fijn zijn. 

Dan kom ik op de derde motie, de motie op stuk nr. 304. Die moet ik helaas ook ontraden, maar dan om inhoudelijke redenen. Ik zal uitleggen waarom. Als we de route van de volledige kwekersvrijstelling niet snel nabij hebben, dan is het mogelijk dat we de alternatieve route, namelijk de aanpassing van de biorichtlijn en het beperkt maken van de octrooien, als uitgangspositie nemen. In zijn motie schrijft de heer Van Dijk: er mag helemaal nooit een patent zijn. Daarmee sluit hij die route nu al helemaal af, terwijl het op dit moment misschien wel een route is die uiteindelijk genomen zou moeten worden, als we via het ideale model van de volledige kwekersvrijstelling niet verder komen. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij bedoelt de heer Van Dijk hier een voorkeur mee uit te spreken. Die voorkeur deel ik wel, maar vervolgens worden alle nooduitgangen dichtgegooid. Dat moet je volgens mij niet doen. Om die inhoudelijke reden zou ik het niet fijn vinden, ook niet na de brief of op een later moment, als de Kamer die nooduitgang op voorhand dichtgooit of die route eigenlijk onmogelijk maakt. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik begin met de motie op stuk nr. 303. Daarvan zegt de staatssecretaris: fantastisch, geweldig, ik had het idee zelf ook al en ik ga haar uitvoeren. Die motie trek ik dus in. 

De voorzitter:

Aangezien de motie-Jasper van Dijk (27428, nr. 303) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank u wel. Even voor de notulen: er wordt geapplaudiseerd. Voor de motie op stuk nr. 304 ligt het ingewikkelder. Ten eerste merk ik op dat het een uitspraak aan de Kamer is. Het is natuurlijk heel fijn als de staatssecretaris daar een oordeel over geeft, maar het is aan de Kamer om daarover te oordelen. De staatssecretaris geeft er wel een interessante toevoeging aan. Ik wil mij daar even op beraden. Zij zal later van mij horen; wellicht pas ik de motie aan. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik wacht het af. Het is overigens ook altijd aan het kabinet om een appreciatie van een motie te geven. Ik zeg de heer Van Dijk daarom wat hij hiermee in mijn ogen doet en dat ik dat heel onverstandig vind. De motie van de heer Geurts op stuk nr. 305 moet ik ook ontraden. Ik ben het eens met de strekking en het is ook mijn prioriteit, maar ik kan niet zelf een voorstel indienen. Dat is het exclusieve mandaat van de Europese Commissie, dus de tekstformulering klopt in ieder geval al niet. Op deze wijze kan deze motie niet van een welwillend oordeel worden voorzien, dus die ontraad ik. 

De heer Geurts (CDA):

Ik probeer de weg binnendoor te zoeken en dat lukt niet. Heeft de staatssecretaris dan een ander tekstvoorstel? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik zit niet bij de heer Geurts in de fractie! 

De heer Geurts (CDA):

Dat is een aardige grap, maar de staatssecretaris snapt de urgentie wel. Ik heb het ook in mijn bijdrage gezegd: Nederland moet aan de bal blijven. Als wij niet oppassen, dan zijn wij het kwijt. Op welk tijdstip gaat de staatssecretaris dan wel een voorstel indienen? Zij kan wel een voorstel indienen, zij kan agenderen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nogmaals, ik heb de heer Geurts gezegd — daar was geen verschil van mening over en ik heb ook niets gezegd wat het tegendeel zou kunnen bewijzen — dat wij aan de bal moeten blijven. We schrijven dit najaar een position paper, we zijn bezig om de Europese Commissie onder druk te zetten, we doen ons uiterste best om in ieder geval het debat wel versneld los te trekken. Ik ben dan net iets optimistischer dan de heer Schouw. Of dat in the end tot de gewenste uitkomst leidt, valt niet te voorspellen. De heer Geurts krijgt wel alle urgentie die hij vraagt. Dan geldt voor zijn motie toch wel een beetje hetzelfde als voor die van de heer Van Dijk. Ik heb daar geen motie voor nodig, want met overbodige moties kun je de gracht dempen. Dat moeten we denk ik niet doen. 

De heer Geurts (CDA):

Ik begrijp wat de staatssecretaris zegt, maar wij blijven rapporten maken. Op enig moment moeten wij gewoon doordrukken. De tijd gaat verder, en we zien de patenten en alles wat wij vanmiddag hebben bediscussieerd ook voortschrijden. Wil de staatssecretaris dan helder maken wanneer zij denkt: nu is het genoeg, nu wil ik hom of kuit? Dan weten wij dat als Kamer ook. 

Staatssecretaris Dijksma:

De door de heer Schouw gevraagde road map, het hele idee van een stappenplan met termijnen, is precies de gedachte achter de brief die u van mij zult ontvangen. Dan kan de heer Geurts beoordelen of wij er voldoende bovenop zitten. Daarna kan de heer Geurts de motie altijd nog indienen, maar dan moet hij haar inderdaad wel van een kleine tekstwijziging voorzien, want het is de Commissie die een voorstel indient. Dan zullen we het waarschijnlijk ook niet eens zijn, maar dat zien we dan wel weer. Deze klopt ook gewoon niet. 

De heer Geurts (CDA):

Ik houd de motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn motie (27428, nr. 305) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dijksma:

Het antwoord op de vraag van de heer Schouw is dus ja. De Kamer krijgt die roadmap. Het antwoord op de vraag van de heer De Liefde is ook ja. Ik wil graag doen wat hij vraagt. Ik ben bereid om bedrijven die niet meedoen, te verleiden om dat wel te doen. Ik zou ook mevrouw Dikkers willen vragen om haar motie aan te houden. Ik ga daar in de brief nader op in. Dan zal ik ook aangeven welke mogelijkheden er zijn en hoe het in elkaar zit. Anders moet ik ook de motie op stuk nr. 306 echt ontraden. Ik heb dat geld namelijk niet zomaar. Het is dan feitelijk een ongedekte cheque. Dat kan niet. Ik wil daar in de brief gewoon nog even op ingaan. Dan kunnen we daarna kijken waar we staan. 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

De motie vraagt om een onderzoek naar de mogelijkheid. Ik vind het prima als de staatssecretaris in de brief op die mogelijkheid ingaat. Ik wil haar de suggestie doen om daarover contact op te nemen met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, want die heeft een dergelijk fonds. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, die heeft ook heel veel meer geld. 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Dat snap ik wel. Ik heb gevraagd om een Europees fonds. Ik weet dat er in Europa ook fondsen op landbouwgebied zijn. Ik wil gewoon kijken naar de mogelijkheden op dat vlak. Ik wil de motie best aanhouden, maar ik zie dan wel graag dat de staatssecretaris in overleg met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de mogelijkheden bekijkt voor een dergelijk fonds dat niet in strijd is met de regels van de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dijksma:

Misschien kunnen we het bestaande ngo-fonds inzetten? Dat zullen we dan bespreken. 

De voorzitter:

De staatssecretaris komt daarop terug in haar brief. Mevrouw Dikkers, betekent dit dat u de motie aanhoudt? 

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Dat is inderdaad het geval. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Dikkers stel ik voor, haar motie (27428, nr. 306) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De heer De Liefde (VVD):

Ik ben blij dat de staatssecretaris de bedrijven die nog niet meedoen met het ILP, gaat verleiden. Mag ik dat verleiden wat concreter maken door haar te vragen om te bevestigen dat zij persoonlijk met die bedrijven in gesprek zal gaan? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, dat gaat alleen niet meer voor de zomer lukken. Dat zeg ik er wel bij. Maar dat ga ik niet doen. 

De voorzitter:

Ik heb nog een verzoek namens de Kamer. Op 24 juni vindt het grote algemeen overleg plaats. U hebt een brief toegezegd. De Kamer zou het heel fijn vinden om die brief tijdig te ontvangen, zodat de woordvoerders de inhoud daarvan ook nog tot zich kunnen nemen voordat het AO plaatsvindt. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat heb ik goed begrepen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven