21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1117 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 januari 2012

De vaste commissie voor Europese Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken met betrekking tot de Raad Algemene Zaken van 27 januari 2012 en enige andere punten.

De minister en de staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 26 januari 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag)

De voorzitter van de commissie, Knops

Adjunct-griffier van de commissie, Van Haaster

Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 27 januari 2012

Meerjarig financieel kader 2014–2020 (MFK)

De leden van de fractie van de VVD nemen er kennis van dat in de geannoteerde agenda de Nederlandse inzet wordt weergeven om de EU-begroting vanaf 2011 met maximaal de inflatie te laten stijgen. In eerder antwoord op schriftelijke vragen van het lid Dijkhoff (VVD) over het verzoek van de EU om 550 miljoen euro extra middelen (ingezonden 22 november 2011) gaf u aan bij het vaststellen van nieuwe vastleggingenplafonds ook rekening te houden met de grote omvang van de RAL (Reste à liquider). Zal dit eveneens ter sprake komen bij de Raad Algemene Zaken van 27 januari? Zo ja, hoe zal er bij het nieuwe Meerjarig Financieel Kader gezorgd worden dat de RAL niet meer tot een dergelijke omvang zal uitgroeien? Is er van de kant van de Europese Commissie inmiddels meer duidelijkheid gekomen over de RAL, na uw verzoeken hiertoe?

Antwoord van het kabinet:

Hoewel de RAL-problematiek niet geagendeerd is voor de Raad Algemene Zaken (RAZ) van 27 januari, zal Nederland, samen met enkele gelijkgezinde lidstaten, dit onderwerp zelf opbrengen. De omvang van de RAL, die in deze periode aanzienlijk groter is dan in de vorige periode, zal een impact hebben op de betalingen voor de volgende periode. Wat het kabinet betreft moet dit onderwerp daarom worden meegenomen in de onderhandelingen en dient ermee rekening te worden gehouden bij de vaststelling van de vastleggingen voor de nieuwe MFK-periode. Ondanks verzoeken van Nederland en enkele andere gelijkgezinde landen heeft de Commissie nog niet alle informatie gegeven die Nederland zou wensen en die nodig is om meer inzicht te krijgen in de exacte totstandkoming van de RAL. Nederland zal hier, met deze gelijkgezinden, tijdens de komende RAZ nogmaals om vragen.

Het doet de leden van de VVD-fractie deugd dat de regering de motie-Lucas (33 000 VIII, nr. 84) in de geannoteerde agenda als ondersteuning van de inzet tijdens de onderhandelingen over het MFK omschrijft. Een moderne EU-begroting gericht op innovatie en economische groei is volgens de leden van de VVD-fractie onmisbaar voor een sterke Europese economie. Daar hoort ook bij dat er gesneden moet worden in de cohesie-, landbouw- en structuurfondsen. Zijn er naast Nederland nog andere lidstaten die inzetten op de lijn zoals weergegeven in de motie-Lucas? Is er binnen de Europese Raad steun voor het hieruit voortvloeiende Nederlandse standpunt over een nominale bevriezing van de landbouwfondsen? Zijn er ook landen die pleiten voor een verlaging? De VVD-fractie is van mening dat Nederland niet moet uitsluiten, ook met het oog op de motie-Lucas, in te zetten op verlaging van het GLB wanneer dit tot de mogelijkheden behoort. De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering de Kamer accuraat en tijdig op de hoogte te houden over (op handen zijnde) veranderingen in de Nederlandse inzet voor de zaken die genoemd zijn in de motie-Lucas, te weten verlagingen van de cohesie-, landbouw- en structuurfondsen en de Europese investeringen voor onderwijs, onderzoek en innovatie.

Antwoord van het kabinet:

Er is noch binnen de RAZ noch in de ambtelijke Friends of the Presidency groep gesproken over de financiële inzet van lidstaten op het totaal plafond. Dat zal voor het eerst gebeuren tijdens de aanstaande RAZ. Op basis van informele contacten met gelijkgezinden blijkt dat meerdere lidstaten inzetten op een verlaging van de structuurfondsen. Ook zetten sommige lidstaten in op nominale bevriezing of verlaging van de landbouwfondsen, terwijl anderen inzetten op een reële bevriezing. Verschillende lidstaten pleiten, net als Nederland, voor een groter aandeel voor concurrentiekracht, onderzoek, onderwijs en innovatie binnen een sober totaalplafond.

De leden van de VVD-fractie willen nogmaals onderstrepen groot voorstander te zijn van het invoeren van macro-economische conditionaliteiten bij het verkrijgen van Europees geld. Wanneer landen zich niet aan afgesproken regels houden met betrekking tot bijvoorbeeld begrotingsdiscipline, moet het mogelijk zijn om betaling van Europese subsidies op te schorten.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 27 januari 2012. De leden hebben nog enkele vragen bij de voorliggende agenda. De leden zijn verheugd te zien dat Nederland nog steeds bereid is om in te zetten op een verlaging van het plafond van het totaalbudget; dit hebben zij in eerdere debatten over dit onderwerp herhaaldelijk aangeven. Ook het gegeven dat er binnen de Europese Commissie brede steun is om het nieuwe MFK nauw aan te sluiten op de Europa 2020-strategie stemt de leden gerust.

Op 13 december jl. is de motie-Lucas aangenomen waarin de regering verzocht wordt om tijdens de onderhandelingen over de voorgestelde EU-begroting 2014–2020 te pleiten voor verlagingen van de cohesie-, landbouw- en structuurfonden en de Europese investeringen voor onderwijs, onderzoek en innovatie te ontzien. De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid kunnen zich voorstellen dat tijdens de oriënterende discussie deze onderwerpen wellicht de revue zullen passeren. Kan de regering toelichten wat haar inzet zal zijn bij deze gesprekken?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zal tijdens de RAZ zijn inzet uitdragen zoals verwoord in de geannoteerde agenda. Het zal daarbij aangeven dat ten opzichte van het Commissievoorstel op alle onderdelen bezuinigd kan worden, maar dat daarbij de fondsen voor onderzoek, onderwijs en innovatie zoveel mogelijk ontzien moeten worden en de nadruk moet liggen bij de structuurfondsen, die fors omlaag kunnen, en de landbouwfondsen die nominaal bevroren dienen te worden.

De leden hebben in eerder debatten aangeven dat zij bij het cohesiebeleid graag meer nadruk zouden willen zien op maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO); kan de regering toelichten in hoeverre dit een rol speelt in de onderhandelingen en wat haar insteek precies zal zijn?

Antwoord van het kabinet:

MVO is wat het kabinet betreft uitgangspunt bij vrijwel alle thema’s en uitdagingen onder het cohesiebeleid. Hoewel MVO niet als zelfstandig thema wordt genoemd, is het verankerd in de Europa 2020-strategie die leidraad is voor het nieuwe cohesiebeleid. Zo zijn duurzame ontwikkeling, klimaatverandering, gelijkheid van mannen en vrouwen en het tegengaan van discriminatie horizontale onderwerpen die mede kunnen worden geadresseerd in het kader van programma’s en projecten gefinancierd uit de structuurfondsen.

Dit leden van de PvdA-fractie willen in dit kader nog benadrukken dat zij het teleurstellend vinden dat er een aantal zaken niet aan de orde zijn gekomen in stand-van-zakenbrieven van de regering over de onderhandelingen over het MFK. De leden benadrukken in dit verband dat Europese groei veel meer is dan alleen versterking van de economische samenwerking; het gaat ook om het behouden van de Europese waarden en het uitdragen daarvan. Een beter Europa is een Europa dat markten reguleert, dat de bestaanszekerheid en het welzijn van de mensen dient, dat streeft naar een matiging van de ongelijkheid, en dat ambitieus werkt aan een schonere, meer duurzame economie. Een beter Europa betekent ook dat de politieke samenwerking moet worden versterkt. Een Europa dat zich bezig houdt met onderwerpen als onderwijs, sociale vraagstukken en met milieu. De PvdA had dit graag zien terugkomen in het MFK. Gaan deze onderwerpen nog een rol van betekenis spelen in het mandaat van Nederland?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet in op een sobere en moderne EU-begroting. De hoofddoelstelling van het kabinet is een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten. Het kabinet is van mening dat ambitieus Europees beleid ook mogelijk is met een soberder begroting. Het gaat er om slimme keuzes te maken: niet méér, maar béter uitgeven. Richten op zaken waar de EU toegevoegde waarde heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de maatschappelijke uitdagingen zoals deze in de Europa 2020-strategie zijn verwoord. Voorbeelden zijn vergrijzing, het energievraagstuk, klimaatverandering en schaarste van hulpbronnen. Sleuteltechnologieën zoals biotechnologie, nanotechnologie en ICT. Fondsen voor onderwijs, onderzoek en innovatie spelen hierbij een belangrijke rol. Nederland steunt de ambitie van de Commissie om 20% van alle EU-uitgaven te laten bijdragen aan het bereiken van klimaatdoelen.

Inhoudelijk wil de Commissie het externe beleid meer richten op gebieden waar de EU internationaal het verschil kan maken, zoals energie, infrastructuur en regionale samenwerking. De externe instrumenten zullen volgens de Commissie inzet op globale uitdagingen zoals de bescherming van mensenrechten, goed bestuur, illegale migratie, stabiliteit en klimaat moeten faciliteren. De leden van de PvdA-fractie horen graag of de regering deze mening deelt en, indien dit het geval is, op welke wijze deze genoemde uitdagingen aansluiten op de Nederlandse visie op het externe EU-beleid.

Antwoord van het kabinet:

Met haar voorstellen voor de toekomstige inrichting van de instrumenten van het externe EU-beleid beoogt de Commissie meer samenhang aan te brengen in het extern beleid en kiest ze voor een gedifferentieerde benadering waarbij schaarse middelen worden ingezet waar ze het hardst nodig zijn. Democratie, mensenrechten en rechtsstatelijkheid vormen een rode draad in het extern beleid, zowel voor de kandidaat-lidstaten (pre-toetredingsinstrument), de nabuurschapslanden en de landen die in aanmerking komen voor ontwikkelingssamenwerking. Conditionaliteit («more for more») vormt hierbij een belangrijk uitgangspunt. Wat het kabinet betreft moet ook de keerzijde daarvan («less for less»: minder hulp bij achterblijvende hervormingen) nadrukkelijker uit de verf komen, zeker ook waar het de verstrekking van begrotingssteun betreft. Het kabinet vindt het goed dat de EU hulp vooral inzet op gebieden waar sprake is van Europese meerwaarde en een duidelijk Europees belang: dat geldt voor mensenrechten, goed bestuur en rechtsstaat (waar de EU een stevigere vuist kan maken dan bilaterale donoren) en ook op het gebied van inclusieve en duurzame ontwikkeling (de tweede pijler van het nieuwe ontwikkelingsbeleid), waaronder duurzame landbouw, energie, infrastructuur en regionale samenwerking. Dat de EU met landen die hun eigen ontwikkeling kunnen financieren een partnerschap aangaat, gebaseerd op wederzijde belangen (global public goods waaronder klimaatverandering), juicht het kabinet toe.

De leden van de fractie van de PVV achten het gematigd positief dat het kabinet inzet op een reductie van het Europees uitgavenplafond. Wat de PVV betreft mag dit echter nog forser. Dit ook in het licht van de minimaal één miljard korting op de Nederlandse afdracht, welke is opgenomen in het regeer- en gedoogakkoord. Kan de regering een toelichting geven op de stand van zaken hieromtrent (concrete afdrachtkorting van minimaal één miljard)?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet in op behoud van de korting, verlaging van het uitgavenplafond en behoud van de huidige perceptiekostenvergoeding. Dit alles moet bijdragen aan een substantiële vermindering van de afdrachten. Ten aanzien van de korting voor Nederland heeft de Commissie in haar voorstel een bedrag opgenomen. Dit is naar de mening van het kabinet niet voldoende. Nederland heeft dit al bij verschillende gelegenheden en op verschillende niveaus kenbaar gemaakt en zal dit blijven doen. Een definitief akkoord over de kortingen voor Nederland en andere landen zal pas aan het eind van de onderhandelingen bereikt worden.

In Brussel doet men nog steeds net alsof andermans geld hun op de rug groeit. De Europese Commissie wil een nieuw logo invoeren voor haar dienst. De kosten hiervan lopen in de miljoenen. De Duitse socialist Martin Schulz stelt als kersvers Voorzitter van het Europees Parlement maar liefst 36 stafleden aan! Wie vraagt zich nog af hoe de EU zou kunnen bezuinigen in de huidige crisissfeer? Is de regering het met de Partij voor de Vrijheid eens dat deze actie volkomen waanzinnig en wereldvreemd is? En is de regering ook bereid dit in duidelijke taal richting Brussel te communiceren?

Antwoord van het kabinet:

De inzet van het kabinet is, zoals bekend, een nominale nulgroei van de administratieve uitgaven. Nederland draagt dit standpunt uit in alle dossiers waar sprake is van een stijging van administratieve uitgaven en zal dit tot inzet maken bij de onderhandelingen over een nieuw Meerjarig Financieel Kader (2014–2020). Stijgingen van administratieve uitgaven zullen daarom altijd binnen dezelfde uitgavencategorie moeten worden gecompenseerd.

Het nieuwe logo van de Commissie is bedoeld om een aantal andere logo’s te vervangen en zo de visuele herkenbaarheid van de producten en diensten van de Commissie te vergroten. De Commissie stelt dat hierdoor op termijn kosten worden bespaard.

Het aantal stafleden van Parlementsvoorzitter Schultz is ten opzichte van zijn voorganger niet uitgebreid. Het betreft naast adviseurs ook woordvoerders, bodes, chauffeurs en protocolmedewerkers.

De leden van de CDA-fractie danken de regering voor het toezenden van de geannoteerde agenda. De leden van de CDA fractie steunen de regering om te streven naar evenwichtige en transparante Financiële Perspectieven. De leden van de fractie hebben echter de vraag hoe de regering in haar strategie rekening houdt met het terugverdieneffect door middel van de diverse fondsen naar Nederland, met inachtneming van de motie-De Mos/Koopmans (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 115).

Antwoord van het kabinet:

Dit kabinet zet in op een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten en een moderne begroting. De focus ligt op een lager totaalplafond en behoud van de korting en perceptiekostenvergoeding. Dit leidt gelijktijdig tot een verbetering van de nettopositie, die het kabinet in de MFK-onderhandelingen niet uit het oog zal verliezen.

Tevens vragen de leden op welke wijze de synergiemotie door de regering binnen het kader van het MFK wordt ingebracht.

Antwoord van het kabinet:

De mogelijkheid om synergievoordelen te bereiken door samenwerking op Europees niveau is een vast element van het Nederlandse beleid. Dit komt bijvoorbeeld evident naar voren bij de samenwerking op het gebied van buitenlandse vertegenwoordigingen van de EU en van de diverse lidstaten, in het kader van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). De motie van de heer Ormel c.s. is dan ook aangemerkt als een ondersteuning van het kabinetsbeleid. Ook in de besprekingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) wordt deze overweging uitdrukkelijk betrokken. De door de staatssecretaris op 2 september aan uw Kamer gezonden brief over het MFK (Kamerstuk 21 501-20, nr. 553 ) refereert daarom ook expliciet aan de motie Ormel c.s.

De leden van de SP-fractie steunen ten volle de inzet van de Nederlandse regering om nu eerst de omvang van het Meerjarig Financieel Kader te bespreken en daar natuurlijk in te zetten op een bevriezing en het liefst een verlaging van de omvang. Prioriteiten horen gekozen te worden binnen budgettaire kaders en het kan volgens deze leden niet zo zijn dat lidstaten worden gedwongen fiks te bezuinigen maar de Europese begroting toeneemt.

De leden van de SP-fractie steunen in principe de regeringsinzet dat vooral gesneden dient te worden in de landbouw- en cohesiefondsen en dat onderwijs, onderzoek en innovatie worden ontzien. Deze leden vragen wel ervoor te waken dat ook deze laatste gebieden hun meerwaarde dienen te bewijzen ten opzichte van uitgaven die nationaal aan deze gebieden worden besteed. Deze leden wijzen op het risico dat door toenemende bezuinigingen nationale instellingen proberen hun tekorten te compenseren met Europees geld. Krijgen we dan niet hetzelfde rondpompen met geld dat nu bij de structuurfondsen plaatsvindt, vragen de leden van de fractie van de SP zich af.

Antwoord van het kabinet:

Het bevorderen van onderzoek en innovatie op EU-niveau leidt aantoonbaar tot realisatie van schaalvoordelen en kan op die manier meerwaarde hebben. Zo worden er in EU-verband zaken tot stand gebracht, denk aan grote onderzoeksfaciliteiten, die lidstaten afzonderlijk niet kunnen realiseren. Ook wordt door Europese coördinatie versnippering en dubbel werk tegengegaan, en heeft het opzetten van een Europese competitie voor het verwerven van onderzoeksmiddelen een positief effect op de kwaliteit van onderzoek en innovatie van Europa als geheel. Bovendien stimuleert het Europese geld de keuze voor een gezamenlijke strategie, de betrokkenheid van meerdere partijen en prikkelt het private partijen om meer in R&D te investeren.

Anders dan bij structuurfondsen, geldt bij toewijzing van gelden voor onderzoek en innovatie het criterium van excellentie. Alleen het allerbeste onderzoek maakt kans op financiering uit deze programma’s. De Europese onderzoeks- en innovatiegelden zijn daarom niet zo zeer een substituut voor nationale financiering, als wel een aanvulling die bovengenoemde meerwaarde heeft. Indien instellingen meer middelen uit de Europese programma’s halen, toont dit vooral aan dat deze instellingen tot de absolute top van Europa horen. Nederlandse instellingen doen het overigens erg goed in de Europese programma’s voor onderzoek en innovatie. Nederland krijgt meer terug dan het bijdraagt aan dit onderdeel van de EU-begroting.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom Nederland niet eerst de inhoudelijke prioriteiten wil vaststellen voordat over het plafond wordt besloten. Deelt de regering de mening van GroenLinks dat de hoofdzaak moet zijn dat het geld goed besteed wordt en dat in dat geval een verhoging van de Europese begroting ook in het Nederlands belang kan zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord van het kabinet:

Tijdens de aanstaande RAZ zal, voor het eerst, worden gesproken over de inzet van lidstaten ten aanzien van de totaalbedragen voor het MFK. Daarbij worden geen besluiten genomen. Voor de onderhandelingen over het MFK geldt dat «nothing is agreed, until everything is agreed». Het kabinet acht het zinvol dat niet alleen wordt gekeken naar de inhoudelijke prioriteiten van lidstaten, maar ook naar de posities van lidstaten omtrent het totaalplafond, zodat een beter beeld ontstaat binnen welk financieel kader deze prioriteiten vormgegeven kunnen worden

Ziet de regering mogelijkheden om cohesiegelden en het CEF in te zetten voor het creëren van groeiperspectieven voor lidstaten in financiële problemen? Is de regering bereid om akkoord te gaan met een lagere korting op het cohesiefonds indien dit voor een groter deel wordt ingezet in de armste lidstaten?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht eraan dat de inzet van structuurfondsen sterker gericht wordt op het bevorderen van economische groei, werkgelegenheid en concurrentiekracht. Middelen moeten daar worden ingezet waar zij het hardste nodig zijn en het meeste effect sorteren. Deze benadering brengt met zich mee dat het budget voor het cohesiebeleid fors naar beneden kan.

Presentatie Deens voorzitterschapsprogramma

De leden van de PvdA-fractie merken op dat binnen het thema «Een veilig Europa» er een stevig coördinerende rol voor de Hoge Vertegenwoordiger ingezet dient te worden. De leden vragen in hoeverre dit niet een overbodige toevoeging is. Dient de Hoge Vertegenwoordiger deze rol niet al te vervullen? Wat is de opvatting van de regering over deze nieuwe «stevig coördinerende rol?»

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is met de PvdA fractie van mening dat de Hoge Vertegenwoordiger (HV) een stevige coördinerende rol moet vervullen. Zoals neergelegd in het Verdrag van Lissabon is de HV, in haar hoedanigheid van vicevoorzitter van de Commissie en voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken, verantwoordelijk voor de coördinatie van het gehele externe beleid van de Unie. Het kabinet is tevreden over de wijze waarop de HV deze coördinerende taak vervult, zoals bijvoorbeeld bij het formuleren en de EU-reactie op de ontwikkelingen in de Arabische regio.

De PVV-fractie is zeer kritisch op het huidige EU-voorzitterschap van Denemarken. Het is helaas overduidelijk zichtbaar geworden dat de centrumrechtse regering recentelijk is ingewisseld voor een linkse coalitie. De Deense premier stelde kort geleden over het voorzitterschap dat we in crisistijden «geloof moeten hebben in onze instellingen». Alsof de geloofwaardigheid van Europese instellingen daarvan zou moeten afhangen!

De leden van de PVV-fractie zien in het Deense voorzitterschapprogramma een sterke nadruk op klimaatdoelen en milieuregels. Deze leden zijn het totaal niet eens met de stelling dat de EU leiderschap moet tonen in internationale klimaatonderhandelingen; dit is een veel te grote broek en daarnaast ook een buitengewoon kostbaar voornemen. Voorop lopen in de onderhandelingen en het streven naar een leidende positie zal namelijk ongetwijfeld resulteren in vreemde subsidies en regels. De recente CO2-taks (ETS-systeem) is hiervan een voorbeeld. De concurrentiepositie van Europa wordt door dit soort initiatieven sterk ondermijnd met alle financiële gevolgen van dien. Hoe kijkt de regering aan tegen deze ambitie van de Denen en is dit in lijn met het Nederlandse beleid?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet spant zich met de EU in voor een mondiaal, alle partijen bindend klimaatinstrument. In Durban is afgesproken dat zo’n instrument er in 2015 zou moeten liggen. Voor het kabinet zijn de Europese doelen voor een duurzame energievoorziening leidend. Het is van belang marktpartijen zekerheid te bieden voor de periode na 2020 met een voorwaardelijk CO2-reductiedoel voor 2030; het is vanzelfsprekend van belang dat de concurrentiepositie van Europese bedrijven die mondiaal concurreren daarbij gewaarborgd blijft. Nederland zal zich binnen de EU inspannen voor de formulering van een helder standpunt over een reductiedoel van 40% in 2030, inclusief de voorwaarden, tussentijdse monitoring van de Europese concurrentiepositie en daarop volgende actie indien nodig.

Versterking van de interne markt, daar kan niemand tegen zijn. De PVV pleit ook al lang voor een vermindering van regels en administratieve rompslomp. Een reductie van de ambtelijke kosten alsmede een administratieve verlichting voor bedrijven zijn goede uitgangspunten.

Het is dan ook vreemd dat het programma tegelijkertijd ook spreekt over het cohesiebeleid als zijnde een verzekering voor een meer competitieve EU. Een subsidie die een enorme bureaucratie vereist en daarnaast geen garantie is voor aanhoudende groei, zoals wordt gesteld. Ziet de regering dergelijk subsidiebeleid als zekerheid voor continue groei?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet spant zich ervoor in dat cohesiebeleid zich moet richten op minst welvarende regio’s in minst welvarende lidstaten. Hierdoor verbetert het concurrentievermogen van gehele EU en wordt bijgedragen aan groei. Daarvan profiteert (ook) Nederland. Zo kunnen Nederlandse bedrijven inspelen op kansen die worden gecreëerd door investeringen in minst welvarende lidstaten. De inzet op de minst welvarende regio’s in de minst welvarende lidstaten moet leiden tot substantiële daling van het aandeel structuurfondsen in de EU-begroting. Net als de PVV wil het kabinet dat de Europese Commissie zich ertoe verplicht de administratieve lasten voor overheden en bedrijven te verlagen. Dit zal volgens het Kabinet moeten worden vastgelegd in de nieuwe verordeningen voor het cohesie-beleid. Daarnaast ziet het kabinet een belangrijke rol weggelegd voor de Europese Commissie, zowel bij de keuzes van investeringen als bij controle en audits. Ook hecht het aan een sterke rol voor de Europese Rekenkamer, die zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid van de investeringen controleert. Het betrekken van Commissie en Rekenkamer draagt volgens het kabinet bij aan het tegengaan van fraude en fouten. Het kabinet zich er bij de uitwerking van het toekomstige cohesie-beleid inspannen voor voldoende flexibiliteit en proportionaliteit.

Corruptie kost de Europese lidstaten ontzettend veel geld. Het woord «corruptie» komt in het hele voorzitterschapprogramma echter totaal niet voor! In oktober werd duidelijk dat in 1,27 procent van de uitgaven van EU-gelden sprake is van vastgestelde fraude. De Europese Rekenkamer heeft afwijkingen geconstateerd bij 3,7 procent van de betalingen. Europese subsidies zijn een geliefd doelwit van corrupte ambtenaren. Is de regering bereid om op dit punt te pleiten voor opsporing van fraude met Europese subsidies en ook voor de terugbetaling van deze ontvreemde gelden?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat een goede verantwoording van de besteding van EU-fondsen van groot belang is en dat elke vorm van corruptie moet worden aangepakt. Corruptie schaadt het vertrouwen van burgers en bedrijven. Misstanden dienen daarom met kracht te worden tegengegaan. Het kabinet pleit voor een steviger positie van het Europese anti-fraudebureau (OLAF). Voorstellen daartoe (verbeteren meldingen fraude, versnellen opsporingsonderzoek, betere monitoring) kan Nederland grotendeels steunen. Het kabinet zal ook de MFK-onderhandelingen aangrijpen om te pleiten voor strengere aanpak van onregelmatigheden en fraude bij besteding van Europese fondsen. Indien er sprake is van fraude met Europese subsidies, dienen deze middelen uiteraard terug te worden betaald.

De Denen pleiten voor meer diversiteitsbeleid ten aanzien van de hoeveelheid vrouwen in de top van private bedrijven: «Het Deense voorzitterschap zal een focus plaatsen op de hoeveelheid vrouwen in de besturen van private bedrijven» (zie pagina 12 van het voorzitterschapprogramma). Het lijkt de leden van de PVV-fractie niet de taak van de Europese Unie om zich te mengen in het personeelsbeleid van nationale, private bedrijven. In het regeerakkoord staat dat selectie op basis van kwaliteit moet plaatsvinden, in plaats van dat er voorkeursbeleid op basis van geslacht en etnische afkomst wordt gehanteerd. Het Nederlandse regeringsstandpunt staat dus haaks op de Deense visie die wordt uitgedragen in dit voorzitterschapprogramma. Waarom financieren we als Nederland nog steeds Europees diversiteitsbeleid en is dit niet in strijd met het subsidiariteitsbeginsel?

Antwoord van het kabinet:

Het Kabinet is van mening dat het belang en de waarde van diversiteit in de overheidssectoren onverminderd groot is. Dit hangt samen met de kwaliteit en herkenbaarheid van de overheid. Bovendien is het, met het oog op het verwachte tekort op de arbeidsmarkt in de komende tien jaar en veranderingen in de samenstelling van het arbeidsaanbod, van belang om als overheid een aantrekkelijke werkgever te blijven. Dit kabinet stopt echter wel met kwantitatieve doelstellingen ten aanzien van het eigen diversiteitsbeleid.

Het vergroten van de hoeveelheid vrouwen aan de top van private ondernemingen ziet het kabinet in de eerste plaats als verantwoordelijkheid van de private sector zelf. Wel ondersteunt het kabinet ter bevordering van dit doel het «Charter Talent naar de Top». Instellingen en bedrijven zijn vrij zich hierbij aan te sluiten en hun eigen doelstellingen te formuleren. Het kabinet heeft voorts een wet in voorbereiding die bepaalt dat de grootste vennootschappen een wettelijk streefcijfer krijgen opgelegd van ten minste 30% vrouwen en ten minste 30% mannen in raden van bestuur en raden van commissarissen. Hierbij geldt de formule «Pas toe of leg uit». Dit wetsvoorstel, aangekondigd in Staatsblad 2011 275, zal bij koninklijk besluit op een nader te bepalen datum in werking treden. Zodra de Europese Commissie ter zake concrete EU-wetgeving voorstelt zal het kabinet zich erop beraden of dit mogelijk indruist tegen het subsidiariteitsbeginsel.

De PVV maakt bezwaar tegen de stelling dat vrij verkeer van personen per definitie de groei van de EU zou stimuleren, zoals wordt beweerd in het programma (zie pagina 14 van het voorzitterschapprogramma). We hebben in Nederland ontzettend veel problemen met MOE-landers. De werkgelegenheid neemt af en tegelijkertijd zie je hun aandeel in de vermogenscriminaliteit in Nederland toenemen. In de landen van herkomst neemt de criminaliteit juist af. Zo is het aantal autodiefstallen in Polen na de Schengenakkoorden met bijna 77 procent gedaald. De sterkste afname deed zich voor in 2004, toen Polen lid werd van de Europese Unie. Tegelijkertijd stijgt de georganiseerde criminaliteit in West-Europa en daalt fors in Midden- en Oost-Europa. De gevolgen zijn in West-Europa een toename van prostitutie, diefstal en misbruik van de sociale voorzieningen. Alleen al in en rond Rotterdam is het aantal delicten door Litouwers toegenomen van 200 in 2007 tot ruim 2300 dit jaar. Het rapport van de «Tijdelijke commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie» bevestigt dat er ook fractiebreed in Nederland bepaalde zorgen zijn op dit gebied. De commissie heeft zich bij haar onderzoek vooral geconcentreerd op problemen die in Nederland zijn ontstaan als gevolg van arbeidsmigratie en is van oordeel dat het kabinet op korte termijn deze negatieve effecten van arbeidsmigratie voortvarend zou moeten bestrijden. Brussel is naar de mening van de PVV-fractie een sta in de weg op dit punt, gezien het gegeven dat keer op keer enkel de vermeende positieve kanten van arbeidsmigratie worden belicht. Is de regering bereid deze tendens te doorbreken door de problemen omtrent arbeidsmigratie in Brussel prominent op de agenda te zetten?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft wel degelijk het voornemen om problemen omtrent arbeidsmigratie in Brussel op de agenda te zetten. Het kabinet is sinds de presentatie aan de Tweede Kamer van de brief «Maatregelen inzake arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa» (Kamerstuk 29 407, nr. 118)) in gesprek met vertegenwoordigers van andere EU-landen en van de Europese Commissie over de schaduwzijden van arbeidsmigratie in de EU en over mogelijkheden om hier ook via aanpassingen in het Europees beleid oplossingen voor te vinden. Meer specifiek wordt in dit verband gewezen op de inzet van het kabinet om «uitkeringstoerisme» tegen te gaan door in Europees verband te pleiten voor een aanpassing van de Richtlijn Vrij Verkeer van Personen.

Daarnaast treft het kabinet de nodige nationale maatregelen om de negatieve effecten van arbeidsmigratie tegen te gaan, zoals aangegeven in bovengenoemde brief en de kabinetsbrief van 18 november 2011 (Kamerstuk 29 407, nr. 132) met onder meer een reactie op het rapport van de Tijdelijke commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie van 18 november 2011.

Dan tot slot: het uitbreidingsbeleid. In het voorzitterschapprogramma staat letterlijk: «Het uitbreidingsproces gaat door als een verantwoord uitbreidingsbeleid» (zie pagina 21). Dus met andere woorden: verantwoord uitbreiden, maar dat er uitgebreid gaat worden staat dus onomstotelijk vast! Verdere uitbreiding van de Unie is voor de PVV uiteraard onbespreekbaar. We hebben al problemen genoeg en de meerderheid (60%) van Nederland wil helemaal geen verdere uitbreiding. Hoe denkt de regering invulling te geven aan deze gevoelens die bij een meerderheid van de Nederlandse bevolking leeft?

Antwoord van het kabinet:

In de Kamerbrief over de kabinetsappreciatie EU-uitbreiding d.d. 28 oktober 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 23 987, nr. 120) is uw Kamer geïnformeerd dat in lijn met het regeerakkoord, toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU alleen plaats kan vinden wanneer zij voldoen aan de strikte criteria daarvoor, met name de Kopenhagen-criteria en de uitbreidingsstrategie van 2006, waaronder het absorptievermogen van de EU.

Het uitbreidingsproces is aan strikte regels gebonden. Het kabinet blijft erop toezien dat die regels worden nageleefd. Kandidaat-lidstaten kunnen pas toetreden tot de EU als zij onomstotelijk hebben aangetoond dat de hervormingen die zij hebben doorgevoerd duurzaam en onomkeerbaar zijn.

De leden van de D66-fractie stellen vast dat het Pools voorzitterschap na de Europese Raad van 9 december 2011 concludeerde dat Nederland de grootste teleurstelling onder het Pools voorzitterschap was. Nederland sprak als enige land een veto uit tegen de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen. Ook het Deens voorzitterschap heeft de toetreding van deze landen tot Schengen hoog op de agenda gezet. Wat is de reactie van de regering op deze kritiek? Blijft de regering toetreding van de twee landen eenzijdig blokkeren?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft steeds als voorwaarde voor de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Schengenzone gesteld dat beide lidstaten onomkeerbare en duurzame vooruitgang laten zien als het gaat om hervormingen van de rechtsstaat en bestrijding van corruptie en, in Bulgarije, georganiseerde criminaliteit. Om dit te kunnen vaststellen zijn ten minste twee opeenvolgende positieve CVM-rapporten noodzakelijk.

Situatie in Hongarije

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid steunen de lijn die nu door de Europese Commissie is ingezet. Hiermee wordt een krachtig signaal afgegeven dat men niet met twee maten meet: ook bestaande leden dienen zich conform Europese regelgeving te gedragen.

De leden van de PVV-fractie stellen vast dat de onafhankelijkheid van de Hongaarse centrale bank, de rechterlijke macht en de toezichthouder op databescherming volgens de Europese Commissie niet zouden overeenkomen met de Europese regelgeving. In eerste instantie is deze situatie aan de Hongaren zelf. De huidige regering is democratisch gekozen en veel van het beleid vloeit voort uit beloftes die gedaan zijn in de verkiezingstijd. De PVV vindt het hoogst opmerkelijk dat de steun aan Griekenland, een land dat veel financiële regels aan haar laars lapte, nooit zo controversieel is geweest als de steun aan Hongarije. Dit is een vorm van selectieve verontwaardiging. Is de regering het met de PVV eens dat Hongarije een democratisch land is en dit in eerste instantie een aangelegenheid van een soeverein land zelf is?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is, net als de Europese Commissie en veel van onze Europese collega’s, bezorgd over verschillende wetswijzigingen die de regering Orbán het afgelopen jaar heeft geïnitieerd. Wetgevingsprocessen moeten transparant, zorgvuldig en inclusief verlopen, met inachtneming van trias politica en alle internationale standaarden en verdragen waaraan Hongarije gehouden is. Op Hongarije rust de verantwoordelijkheid de breed gevoelde zorgen over de wetgeving en de wetgevingsprocessen weg te nemen, in eerste instantie door de vragen van de Commissie over de recente wetgeving snel en volledig te beantwoorden.

De CDA-fractie ziet de Europese Commissie als hoeder van de onderlinge afspraken en steunt de Commissie in het toezien dat de lidstaten dit nakomen. De rechtsstaat is elementair voor de Europese waardengemeenschap en de CDA-fractie steunt daarom de aanpak van de Commissie om dit te waarborgen.

De leden van de SP-fractie hameren al tijden erop dat ook de reeds toegelaten lidstaten moeten blijven voldoen aan de minimumvoorwaarden die het lidmaatschap aan hen stelt. Zo dringen deze leden al een tijd aan op het snel tot stand komen van een rechtsstaatmonitor. Ook deze leden maken zich zorgen over de signalen die ze uit Hongarije krijgen, echter zij wijzen wel op het belang dat een onderzoek naar mogelijke schending van de EU-lidmaatschapseisen zeer zorgvuldig dient te gebeuren. Deze leden zijn dan ook benieuwd waarom de Nederlandse regering aandringt op een apart verslag voor Europese lidstaten naast de reeds aangekondigde acties van de Europese Commissie. Geeft zij daarmee aan dat het niet uiteindelijk aan het Europees Hof van Justitie is om vast te stellen of Hongarije nog steeds aan de minimumvoorwaarden voldoet, maar het een politieke beslissing van de lidstaten zelf moet zijn? En indien dat laatste het geval zou zijn, kan de Nederlandse regering dan ook aangeven waar voor haar de meeste zorgen liggen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de visie van de SP-fractie dat de situatie in Hongarije zeer zorgvuldig bekeken moet worden, evenals de visie van de CDA- en PvdA-fracties dat lidstaten bestaande regelgeving moeten nakomen. Het kabinet acht het derhalve nodig dat tijdens de RAZ de Commissie en Hongarije gelegenheid wordt geboden toelichting te geven. Dit heeft de Benelux willen bevorderen. Op geen enkele wijze wordt daarmee vooruitgelopen op het verdere verloop van de infractieprocedures, noch op andere mogelijke stappen door Commissie, het Hof of de Raad.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van de agendapunten voor de Raad Algemene Zaken van 27 januari 2012. Deze leden hebben enkele opmerkingen en vragen. Zij hebben instemmend kennisgenomen van het feit dat Nederland samen met Luxemburg en België de Europese Commissie en Hongarije heeft gevraagd om opheldering over mogelijke schending van beginselen van EU-recht door Hongarije. Deze leden maken zich ernstige zorgen over de situatie in Hongarije. De grondrechten en democratische waarden in het EU-land staan ernstig onder druk. De regering-Orbán heeft in Hongarije de onafhankelijkheid van de centrale bank, de media en het constitutionele Hof ingeperkt. De Hongaarse Grondwet verwijst sinds kort naar christelijke beginselen en een nieuwe godsdienstwet schrapt de erkenning van honderden religieuze organisaties.

De fractieleden van D66 vinden dat de regering meer moet doen om Hongarije tot de orde te roepen. Wat zijn concreet de volgende stappen? Deze leden benadrukken nogmaals de mogelijkheid van artikel 7 van het Verdrag van Lissabon. Is de regering bereid zich in de Raad Algemene Zaken hard te maken voor het starten van artikel 7 van het Verdrag van Lissabon? De leden van de D66-fractie zijn blij met de inbreukprocedure van de Europese Commissie, maar verzoeken het kabinet zich in te zetten op een EU-onderzoek naar de grondrechtensituatie in Hongarije. Kan de regering hier op reageren?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering bereid is om de inbreukprocedures tegen Hongarije ook op de agenda van de Europese Raad te zetten indien er geen toezeggingen worden gedaan door de Hongaarse regering.

Antwoord van het kabinet:

In reactie op de vragen van de fracties van D66 en GroenLinks meent het kabinet dat met de drie infractieprocedures, de agendering op de RAZ en de gesprekken die premier Orbán heeft gehad met zowel Europarlementariërs als Commissievoorzitter Barroso sterke signalen zijn afgeven over de zorgen die leven over de recente Hongaarse wetgeving. Het is bemoedigend dat premier Orbán de dialoog aangaat en te kennen heeft gegeven zich ten volste te zullen inspannen de zorgen weg te nemen. Ook zal de Venetië Commissie van de Raad van Europa, mede op verzoek van de Hongaarse regering, de recente wetgeving onder de loep nemen. Het kabinet acht het op dit moment niet nodig om daarbovenop te pleiten voor het starten van een artikel 7-procedure uit het Verdrag van de Europese Unie, of agendering op de Europese Raad. De reeds gestarte processen van hoor-en-wederhoor dienen nu eerst hun beloop te krijgen.

Voorbereiding van de Europese Raad d.d. 1 en 2 maart 2012

De leden van de fractie van GroenLinks stellen vast dat in het conceptverdrag voor het begrotingspact is opgenomen dat deelname aan het ESM verplicht is voor de ondertekenaars. Hoe schat de regering de kans in dat in de verdragstekst van het ESM wordt gerefereerd aan het begrotingspact? Zal deelname aan het begrotingspact een verplichting zijn om in aanmerking te komen voor steun van het ESM? Deelt de regering de inschatting van GroenLinks dat dit tot onrust kan leiden op de financiële markten omdat het twijfel zaait over de bereidwilligheid om eurolanden bij te staan die de ratificatieprocedure niet of moeizaam doorlopen? Deelt de regering de mening dat nationale parlementen buitenspel worden gezet als deelname aan het begrotingspact een voorwaarde is voor bijstand door het ESM?

Antwoord van het kabinet:

Voor beantwoording van deze vragen van de GroenLinks-fractie verwijzen wij u naar de Kamerhandelingen, plenair debat d.d. 24 januari jl. over de informele Europese Raad van 30 januari a.s. Tijdens dit debat is uitvoerig van gedachten gewisseld tussen uw Kamer en het kabinet over de link tussen het ESM en het Verdrag voor stabilisatie, coördinatie en governance in de EMU.

Stand van zaken van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader van de EU voor de periode 2014–2020 (MFK)

In de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over de onderhandelingen over het MFK wordt wederom een uitgebreide weergave gegeven van de verschillende overkoepelende onderwerpen die aan de orde zijn gekomen tijdens de onderhandelingen, zo stellen de leden van de fractie van de VVD vast. Ook de Nederlandse inzet wordt nogmaals weergegeven. Er lijken echter weinig nieuwe feiten in de brief te staan. Betekent dit dat op geen enkel terrein een akkoord in zicht is en dat de Nederlandse inzet op de verschillende terreinen nog geen aanpassing nodig heeft gehad?

Antwoord van het kabinet:

Het Pools Voorzitterschap wilde de lidstaten vooral de gelegenheid geven de Commissie om nadere toelichting te vragen over haar MFK-voorstel op de verschillende beleidsterreinen. De echte onderhandelingen zijn onder het Deens voorzitterschap begonnen. Het is mogelijk dat gedurende de onderhandelingen de Nederlandse inzet aanpassing behoeft. Uw Kamer zal daar in dat geval uiteraard spoedigst over geïnformeerd worden.

Antwoord van het kabinet:

In de brief van 22 december jl. over de stand van zaken van de onderhandelingen over het MFK staat dat er «begin volgend jaar» een reactie zal komen van de regering op de motie-Lucas. Over deze motie wordt ook kort bericht in de geannoteerde agenda. Kan de regering aangeven wanneer de Kamer een wat meer uitgebreide reactie kan verwachten?

Antwoord van het kabinet:

Wij hebben in de geannoteerde agenda voor de aanstaande RAZ onze reactie op hoofdlijnen uiteengezet.

In dezelfde brief staat ook het uitkomen van de het programma «Creative Europe» vermeld. Hierbij wordt € 1,8 miljard geïnvesteerd in cultuurprogramma’s. Dat is een stijging van maar liefst 37% ten opzichte van de vorige meerjarenbegroting. De VVD-fractie is van mening dat logica hier ver te zoeken is. In een Europese begroting die gericht zou zijn op innovatie en economische groei hoort deze buitenproportionele stijging niet thuis. Wat is de inzet van de Nederlandse regering hierbij? Deelt u de mening van de VVD dat een stijging van dit cultuurbudget in de vorm van «Creative Europe» zeker in deze tijden misplaatst en onwenselijk is?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is geen voorstander van de voorgestelde verhoging van het EU-budget voor cultuur. Cultuurbeleid is immers vooral een zaak van individuele lidstaten. De voorgestelde verhoging past dan ook niet in het streven van het kabinet naar een sobere en moderne begroting. Vandaar dat het kabinet ook dit programma betrekt bij de aanzienlijke bezuinigingen ten opzichte van het Commissievoorstel.

In de brief over de onderhandelingen over het MFK staat ook weergegeven dat de posities over de wenselijkheid van een financiële transactiebelasting zeer verdeeld zijn. De Tweede Kamer heeft zich hier met de motie-Dijkhoff stevig over uitgesproken. De VVD staat hier nog steeds achter: geen financiële transactiebelasting als eigen middel van de EU. De leden van de VVD-fractie zouden willen weten of de Nederlandse regering dit standpunt actief heeft ingenomen in de Europese Raad en hierbij ook gezocht heeft naar medestanders.

Antwoord van het kabinet:

De discussie over een financiële transactiebelasting (FTT) is tijdens de Europese Raad van 23 oktober jl. besproken in de context het agendapunt G20. Nederland blijft tegenstander van een FTT als eigen middel voor de EU. Nederland staat hierin niet alleen. Op korte termijn zal het kabinet uw Kamer een inhoudelijke reactie sturen naar aanleiding het recente CPB rapport hierover.

Bij een belangrijk onderwerp als een mogelijke financiële transactiebelasting, waar de Kamer een motie over heeft aangenomen, zou de VVD-fractie het op prijs stellen als in het vervolg uitgebreider wordt bericht. Hierbij denken de leden van de VVD-fractie aan een weergave van het krachtenveld, een herhaling van het Nederlandse standpunt, waar de presentatie van het Nederlandse standpunt toe geleid heeft en eventueel een weergave van de noodzaak het standpunt aan te passen.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet neemt hier goede nota van.

De leden van de D66-fractie zijn content met het kwartaaloverzicht van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020. Kan de regering ingaan op de inzet op het gebied van verbeterde verantwoording over de EU-middelen met betrekking tot de onderhandelingen over het MFK? Zal dit voortaan worden meegenomen in de rapportage?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet neemt de stand van zaken in de discussie over verbeterde verantwoording over EU-middelen mee in de kwartaalrapportages over de MFK-onderhandelingen. Deze discussie vindt hoofdzakelijk plaats in het kader van de onderhandelingen over de herziening van het Financieel Reglement. Over de inzet van het kabinet in deze besprekingen wordt uw Kamer regelmatig geïnformeerd door de minister van Financiën, zoals afgesproken tijdens het AO Behandelvoorbehoud over het Financieel Reglement.

Kan de regering aangeven welke concrete en haalbare doelen er zijn voor de onderhandelingen over het MFK?

Antwoord van het kabinet:

Zoals de staatssecretaris uw Kamer eerder heeft gemeld heeft het kabinet als onderhandelingsinzet een sobere en effectieve begroting, die toekomstbestendig is en waarvan de lasten evenwichtig worden verdeeld. Deze inzet moet leiden tot het realiseren van de doelstellingen uit het regeerakkoord: een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium, met name concurrentievermogen, innovatie en samenwerking op het terrein van justitie, migratie en asiel. Dit zal ook tot gevolg moeten hebben dat de Nederlandse nettopositie meer in lijn ligt met die van lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau. Over de specifieke inzet op de wetgevende voorstellen die binnen het MFK 2014–2020 worden gefinancierd is uw Kamer geïnformeerd met BNC-fiches. Een overzicht hiervan is opgenomen in de MFK-kwartaalrapportage van 22 december jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 601).

De D66-fractieleden hechten veel waarde aan transparantie en verantwoording van de EU-middelen. Ook de regering pleit voor het verplicht stellen van de openbare nationale lidstaatverklaringen. Nederland stuit echter op weerstand in de Raad. De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe het krachtenveld binnen de Raad verdeeld is. Kan de regering in een brief aangeven wat de voornaamste bezwaren zijn van het Voorzitterschap en wat de individuele overwegingen van andere lidstaten zijn met betrekking tot het komen tot een nationale lidstaatverklaring?

Antwoord van het kabinet:

Uw Kamer wordt dit voorjaar, in geval er in de triloog met het Europees Parlement voortgang is geboekt, met een separate brief geinformeerd over de details van de recentelijk weer opgestarte onderhandelingen over de herziening van het Financieel Reglement. Dit conform verzoek van uw Kamer (Kamerstuk 32 437, nr. 7).

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering inzet op een nominale bevriezing van het budget voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid ten opzichte van het huidige Meerjarig Financieel Kader. Dit komt neer op een verlaging van 9%. Blijft dit de inzet van de regering? Wat betekent een daling voor het budget van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid voor de beleidsmatige invulling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid? Wat zijn de consequenties voor Nederland?

Antwoord van het kabinet:

De Nederlandse inzet voor de MFK-onderhandelingen is een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting, die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. Het kabinet vindt dat de landbouwuitgaven nominaal bevroren moeten worden. Een nominale bevriezing van de landbouwfondsen komt in reële termen neer op een verlaging van 9% ten opzichte van de huidige MFK-periode. Als in de loop van de onderhandelingen de Nederlandse inzet om op het cohesiebeleid forse besparingen te realiseren niet haalbaar blijkt, waardoor de hoofddoelstelling van substantieel lagere afdrachten niet kan worden gerealiseerd, zal het kabinet bezien of een inzet op een verdere verlaging van de landbouwuitgaven wenselijk is.

Het kabinet zet in op een forse modernisering van het GLB en zal dit blijven doen. Dat is inhoudelijk noodzakelijk, maar ook belangrijk voor legitimiteit en draagvlak voor Europees landbouwbeleid. De Europese landbouw moet concurrerender, innovatiever en duurzamer worden. Het GLB heeft daaraan belangrijke bijdrage te leveren. Het kabinet wil daarom:

  • Directe betalingen op termijn vervangen door doelgerichte betalingen voor maatschappelijke prestaties en versterking van concurrentiekracht en innovatievermogen van de sector.

  • Markt- en prijsbeleid niet uitbreiden, maar beperken tot een vangnet voor ernstige marktverstoringen.

  • Vereenvoudiging van het GLB, in combinatie met een versterking van het financieel beheer en financiële verantwoording, met een verlaging van administratieve lasten voor de boer en uitvoeringslasten voor de overheid.

De Commissie voorziet een herverdeling over de lidstaten van de middelen voor directe betalingen, de huidige inkomenssteun. Nederland behoort tot de landen met de hoogste ontvangsten per hectare, zodat een herverdeling al snel ten koste zal gaan van onze ontvangsten. Omdat de huidige verschillen groot zijn, heeft het kabinet begrip voor een zeker mate van herverdeling. Het zal daarbij echter wel scherp de gevolgen voor de Nederlandse netto-positie in het oog houden.

De regering kondigt aan te pleiten voor een forse verlaging van de cohesie- en structuurfondsen. De D66-fractieleden vinden een verlaging op zijn plaats, maar willen benadrukken dat het geld veel meer moet worden ingezet voor structurele hervormingen in de zwakkere economieën, zoals Griekenland en Portugal. Zij wensen dat de regering zich zal inspannen voor structurele hervormingen in plaats van de kortlopende projecten. Is de regering bereid dit te doen? Wat zijn de concrete consequenties van een verlaging van de cohesie- en structuurfondsen voor Nederland en andere lidstaten?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht eraan dat de inzet van structuurfondsen sterker gericht wordt op het bevorderen van economische groei, werkgelegenheid en concurrentiekracht. Middelen moeten daar worden ingezet waar zij het hardste nodig zijn en het meeste effect sorteren. Deze benadering brengt met zich mee dat het budget voor het cohesiebeleid fors naar beneden kan. Dit zal tot gevolg hebben dat lidstaten, waaronder Nederland, minder structuurfondsen ontvangen. Echter, als vergelijkbare landen als Nederland toch structuurfondsen blijven ontvangen, zal Nederland zich hard maken voor zijn «fair share».

Kabinetsreactie inzake de Europese Groeianalyse 2012 van de Europese Commissie («Annual Growth Survey»)

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat, voor wat betreft de Annual Growth Survey, de Europese Commissie aangegeven heeft een versnelde implementatie van voorstellen op belangrijke EU-dossiers, zoals bijvoorbeeld interne markt, noodzakelijk te vinden. De leden van de VVD-fractie zouden graag willen weten of de regering het eens is met dit standpunt en of zij een aantal voorbeelden kan noemen van voorstellen waarbij snelle implementatie noodzakelijk zou zijn.

Antwoord van het kabinet:

De interne markt is de motor voor economische groei in Europa. Het kabinet onderschrijft daarom de noodzaak om snel door te pakken ten aanzien van concrete maatregelen op het gebied van de interne markt. Concrete voorbeelden zijn spoedige afronding van de besluitvorming over het unitair octrooipakket, voltooiing van de implementatie van de Dienstenrichtlijn en maatregelen op het gebied van de digitale interne markt, zoals modernisering van het EU-auteursrechtregime

De VVD-fractie is voorstander van snelle implementatie van EU-maatregelen, zeker op belangrijke gebieden als interne markt. De regering deelt de mening van de VVD-fractie dat het door de Commissie geconstateerde achterblijven van implementatie van nationale en EU-maatregelen zorgelijk is. Welke nadelen ondervindt Nederland van het achterblijven van deze implementatie?

Zijn er ook in Nederland voorbeelden van maatregelen waarvan de implementatie achterblijft? De VVD-fractie verzoekt de regering in de Europese Raad nogmaals te wijzen op het belang van snelle implementatie van EU-maatregelen. Immers, zeker in tijd van crisis is het belangrijk dat iedere lidstaat zich houdt aan eerder gemaakte afspraken.

Antwoord van het kabinet:

Een mogelijk nadeel van implementatie-achterstand is verstoring van het level playing field op de interne markt, waardoor bijvoorbeeld Nederlandse bedrijven nog niet optimaal kunnen profiteren van de voordelen die de interne markt in andere landen te bieden heeft. Ook in Nederland is evenwel sprake van implementatie-achterstand. Binnenkort ontvangt uw Kamer het reguliere kwartaaloverzicht over de stand van zaken eind 2011. Het kabinet onderschrijft het belang van snelle implementatie van EU-maatregelen en zal zich hiervoor sterk maken tijdens de aanstaande Europese Raad.

De leden van de SP-fractie zien weinig nieuws in de Annual Growth Survey (AGS) ten opzichte van die van vorig jaar. In het algemeen zien zij vele doelstellingen die sympathiek zijn zoals het verminderen van werkeloosheid en armoede en het versterken van het MKB. De wijze waarop deze doelen vervolgens door de Nederlandse regering worden uitgewerkt, wijzen zij af. Met betrekking tot begrotingsconsolidatie zouden zij graag zien dat er onderscheid wordt gemaakt in de AGS tussen de snelheid waarmee begrotingen op orde worden gemaakt afhankelijk van de economische toestand waarin lidstaten zich bevinden. Ook zouden ze graag zien dat ingezet wordt op het creëren van werk en werkbehoud in plaats van het vergroten van de onzekerheid van werknemers. Zij zijn ook teleurgesteld dat de regering wel constateert dat het opleidingsniveau niet altijd aansluit bij de vraag vanuit de werkgevers maar zich niet verzet tegen bezuinigingen op het onderwijs. Tot slot op dit punt constateren de leden van de SP-fractie dat in de AGS te veel de nadruk wordt gelegd op wat landen individueel kunnen doen en kansen om Europees gezamenlijk groei te stimuleren laten liggen, zoals door in te zetten op een vergaande vergroening van de Europese economie.

Met betrekking tot de Annual Growth Survey willen de leden van de fractie van GroenLinks de volgende vragen stellen aan de regering. Op welk type macro-economische onevenwichtigheden duidt de regering wanneer het dat stelt? Deelt de regering de visie dat de Europese problematiek voor een groot deel ook wordt veroorzaakt door onevenwichtigheden tussen lidstaten en dat dus ook Noord-Europese lidstaten deel uitmaken van deze onevenwichtigheden? Is de regering bereid om maatregelen te nemen in Nederland om de onevenwichtigheden in de Europese economie weg te nemen? Wat vindt de regering van de verontwaardiging in Portugal over het feit dat veel grote Portugese bedrijven in Nederland zijn gevestigd vanwege het voordeel dat dit oplevert in de vennootschapsbelasting? Wat is in de ogen van de regering het nut van een dergelijke vorm van belastingconcurrentie tussen lidstaten?

Antwoord van het kabinet:

Wat betreft het type macro-economische onevenwichtigheden wordt verwezen naar de brief van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van Financiën van 17 oktober 2011 over Europese economische stabiliteit en groeivermogen. Deze brief licht toe welke indicatoren en welke drempelwaardes worden gebruikt in de nieuwe macro-economische onevenwichtigheden procedure. Het kabinet acht het implementeren van maatregelen die groei en concurrentievermogen versterken en schadelijke macro-economische onevenwichtigheden tegengaan van groot belang. Landen met een groot tekort op de lopende rekening zijn daarbij veel kwetsbaarder dan landen met een overschot, omdat zij afhankelijk zijn van externe financiering. Bij het aanpakken van macro-economische onevenwichtigheden moet veruit de meeste aandacht dan ook uitgaan naar tekortlanden met een slechte concurrentiepositie. Vandaar dat de Commissie in de macro-economische onevenwichtigheden procedure asymmetrische grenswaarden heeft vastgesteld bij de indicator voor de lopende rekening. Dit is in lijn met de inzet van het kabinet. Het is van belang te erkennen dat het eurogebied geen gesloten economie is en landen ook handelen met landen buiten de EU.

Ten aanzien van de vennootschapsbelasting wijst het kabinet erop dat Nederland voldoet aan de internationale standaarden voor het tegengaan van schadelijke belastingconcurrentie die zijn opgesteld door de EU en de OESO. Het kabinet hecht aan de nationale soevereiniteit op het gebied van belastingwetgeving en -tarieven. Dit laat onverlet dat belastingcoördinatie, zoals die in Europees verband wordt gevoerd, nuttig is.

Fiche inzake Verordening aanpassing bezoldiging en pensioenbijdrage personeel van de EU

De leden van de PVV-fractie stellen dat ook de salarisontwikkeling van de EU-ambtenaren (1,7% stijging) uiteraard niet op steun van de PVV kan rekenen. Verbazingwekkend is dat de Europese Commissie stelt in een reactie dat de economische crisis niet ernstig genoeg is! De PVV vraagt zich af in welke wereld de Europese Commissie leeft. De fractie van de PVV vindt enig besef dat elke euro afkomstig is van de Europese burger op zijn plaats. De Europese salarissen zijn al fors; een kwart van de EU-ambtenaren verdient bijna vier keer modaal. Terwijl veel burgers uit diverse lidstaten drastisch inleveren of werkloos geraken, doet men in Brussel alsof er niets aan de hand is. Ziet de regering nog mogelijkheden om dit tegen te houden?

De leden van de SP-fractie steunen het voornemen van de Nederlandse regering om niet in te stemmen met de salarisverhoging van EU-ambtenaren. Zij zouden graag zien dat de regering erop inzet om structureel de inkomenspositie in lijn te brengen met nationale ambtenaren, met name door de excessieve onkostenregeling voor hen aan te passen

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is het met de PVV en de SP eens dat een salarisstijging van EU-ambtenaren met 1,7% in deze tijd ongepast is. Het kabinet heeft dan ook een verzoek van de Raad aan de Commissie gesteund waarbij de Commissie wordt gevraagd gebruik te maken van de uitzonderingsclausule. Deze stelt de Commissie in staat af te wijken van de reguliere rekenmethode om salarissen vast te stellen. Nu de Commissie dit verzoek naast zich heeft neergelegd, maar de Raad nog steeds niet kan instemmen met de voorgestelde salarisverhoging, zal de Europese rechter een uitspraak moeten doen.

Naast bevriezing van de salarissen bepleit Nederland versobering van de arbeidsvoorwaarden. De Nederlandse inzet voor de onderhandelingen over de Verordeningen aangaande aanpassing bezoldiging en pensioenbijdrage van het personeel van de EU ontving uw Kamer eerder al in het betreffende BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 1311).

Volledige agenda

  • 1. Verslag Raad Algemene Zaken d.d. 5 december 2011 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1110)

  • 2. Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken d.d. 27 januari 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1115)

  • 3. Fiche inzake Mededeling kader voor de volgende generatie innovatieve financiële instrumenten (Kamerstuk 22 112, nr. 1272)

  • 4. A-punt Milieuraad inzake afwijzing Commissievoorstel EU-ambtenarensalarissen (Kamerstuk 32 502, nr. 20)

  • 5. Stand van zaken van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader van de EU voor de periode 2014–2020 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 601)

  • 6. Kabinetsreactie inzake de Europese Groeianalyse 2012 («Annual Growth Survey») van de Europese Commissie (Kamerstuk 21 501-20, nr. 600)

  • 7. Fiche inzake Verordening aanpassing bezoldiging en pensioenbijdrage personeel van de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 1311).


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), ondervoorzitter, Staaij, C.G. van der (SGP), Albayrak, N. (PvdA), Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Dam, M.H.P. van (PvdA), Knops, R.W. (CDA), voorzitter, Roon, R. de (PVV), Jansen, P.F.C. (SP), Voordewind, J.S. (CU), Broeke, J.H. ten (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Bontes, L. (PVV), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Driessen, J.H.A. (PVV) en Caluwé, I.S.H. de (VVD).

Plv. leden: Irrgang, E. (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Jacobi, L. (PvdA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Haverkamp, M.C. (CDA), Elissen, A. (PVV), Raak, A.A.G.M. van (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Hazekamp, A.A.H. (PvdD), Hernandez, M.M. (PVV), Dikkers, S.W. (PvdA), Peters, M. (GL), Berckmoes-Duindam, Y. (VVD), Veldhoven, S. van (D66), Tongeren, L. van (GL), Pechtold, A. (D66), Huizing, M.E. (VVD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV) en Azmani, M. (VVD).

Naar boven