19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1956 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 maart 2015

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 20 november 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over opvang en terugkeer.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Ypma

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Azmani, Fritsma, Gesthuizen, Jadnanansing, Kuiken, Oskam, Schouw en Voordewind,

en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 13.05 uur.

De voorzitter: Ik heet de Staatssecretaris, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en mijn collega’s welkom. Wij hebben afgesproken om zeven minuten spreektijd en twee interrupties per fractie te hanteren.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik spreek vandaag ook namens de fractie van GroenLinks, omdat mevrouw Ellemeet bij een plenaire behandeling moet zijn.

Ik begin met de oproep van Duitsland aan de Europese landen om meer solidariteit te tonen met de Syrische vluchtelingen. Duitsland is zelf bereid gebleken om 5.000 vluchtelingen op te nemen. De Staatssecretaris heeft op de brief van Duitsland gereageerd met de opmerking dat Nederland niet van plan is meer mensen op te nemen dan de 250 extra hervestigingen. De Staatssecretaris heeft onderzoek laten verrichten. Is daaruit gebleken dat de nadelige effecten die hij van een betere regeling verwacht, zich daadwerkelijk voordoen in bijvoorbeeld Duitsland en de Scandinavische landen, die ruimhartig zijn met het uitnodigen van vluchtelingen? Zo nee, is hij dan alsnog bereid om de huidige regeling te verruimen?

Het tweede punt is een heet hangijzer: de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR). Dat heeft definitief beslist dat het Nederlandse beleid dat asielzoekers die de procedure hebben doorlopen geen recht meer hebben op de basale voorzieningen, indruist tegen het Europees Sociaal Handvest (ESH). Eerst was de mantra van het kabinet dat het een voorlopige uitspraak betrof en dat de definitieve uitspraak werd afgewacht. Nu wordt de opmerking gemaakt dat de uitspraak niet juridisch bindend is. Wat betekent het eigenlijk dat wij een handvest, dat wij zelf hebben ondertekend, aan onze laars lappen? Mij doet dat vrezen voor toekomstige ontwikkelingen op allerlei andere gebieden, maar ook voor de functie die Nederland binnen de EU vervult en voor de mogelijkheden voor Nederland om andere landen erop aan te spreken, wanneer deze hun verplichtingen die af te leiden zijn uit allerlei internationale afspraken, niet nakomen. Is de Staatssecretaris bereid om, gedurende het afwachten van het standpunt, de praktijk op één lijn te brengen met de uitspraak van het ECSR? De burgemeester van Den Haag heeft al aangegeven dat hij niet van plan is om in strijd met de uitspraak te handelen. Natuurlijk is de opvang van uitgeprocedeerde mensen de verantwoordelijkheid van het Rijk. Is de Staatssecretaris bereid om niet in strijd met de uitspraak te handelen, totdat het Comité van Ministers met een standpunt komt? Kan voor deze periode een moratorium worden afgekondigd? Klopt de berichtgeving dat Nederland in Brussel druk aan het lobbyen is om onder de verplichting uit te komen, door de andere lidstaten zover te krijgen dat zij in januari met een voor Nederland, en wellicht ook voor andere landen die niet aan deze regeling willen voldoen, gunstig standpunt komen? Dat zou mij zeer verontrusten.

De ChristenUnie, GroenLinks en de SP hebben al voor de zomer het initiatief genomen om de handen ineen te slaan en een gezamenlijke initiatiefnota te schrijven. Deze wordt binnenkort in de Kamer behandeld. Wij zijn als indieners druk bezig met het geven van antwoorden op de vragen die de verschillende fracties hebben ingediend. Het standpunt van mijn fractie is helder: vanuit opvang van vluchtelingen kan beter gewerkt worden aan terugkeer. De SP staat er namelijk achter dat uitgeprocedeerde mensen, die geen recht op verblijf in Nederland hebben, moeten werken aan terugkeer. Daarnaast is het vanuit humanitair oogpunt bijzonder onwenselijk om mensen op straat te laten leven, zeker in de winter. Het is niet alleen onwenselijk omdat het voor die mensen heel slecht is, maar ook omdat je het probleem daarmee over de schutting van de gemeenten, en dus ook van de bevolking, kiepert.

In het rapport van de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa staat onder meer dat er te veel bestuursrechtelijke detentie van asielzoekers en immigranten is. De Mensenrechtencommissaris merkt op dat asielzoekers niet als criminelen mogen worden behandeld. Hij heeft signalen opgevangen van mensen die in detentie werden geplaatst met als doel uitzetting, terwijl vooraf duidelijk was dat uitzetting niet haalbaar was. Het gaat dan dus niet om een ultimum remedium. Dat kan niet, aldus de Mensenrechtencommissaris. De reactie van het Nederlandse kabinet op het rapport was teleurstellend voorspelbaar. Nederland herkent zich niet in de kritiek en doet alsof de Mensenrechtencommissaris zeurt. De signalen herken ik. Ik heb ze eerder gekregen van andere onafhankelijke instanties, die het lef hadden om Nederland op de vingers te tikken op het punt van mensenrechten van vreemdelingen. Wanneer mogen de Kamer en de Mensenrechtencommissaris een serieuze reactie van het kabinet ontvangen?

Een ander punt is de aanbesteding van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Ik heb begrepen dat de aanbesteding voor de verbouwing van een jeugdgevangenis tot asielzoekerscentrum in Den Helder voor een bepaalde prijs gegund is, maar dat er vervolgens van de gunningscriteria is afgeweken. De zaak is onder de rechter. Ik snap dat de Staatssecretaris zich niet kan uitlaten over een zaak die bij de rechter ligt, maar ik heb twee vragen. Is het COA voldoende op de hoogte van alle aanbestedingsprocedures en weet het dat het in geval van twijfel en problemen zelf naar de Commissie van Aanbestedingsexperts mag stappen? Waarom is er geen antwoord gegeven op de vragen van een andere inschrijver naar aanleiding van de in zijn ogen zeer curieuze gunning? Als men netjes antwoord geeft, wordt juridisering voorkomen en hoeft niet voor de rechter uitgevochten te worden of een gunning wel of niet terecht is. Het lijkt mij logisch om dit soort zaken te voorkomen. Ik krijg graag een helder antwoord op deze vraag.

Ik kom bij het punt over de uitzetting naar Italië. De recente uitspraak van het EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens) in de zaak van de familie Tarakhel tegen Zwitserland, wijst uit dat er in het geval van Dublin-claims niet zonder meer uitgezet kan worden naar Italië. De Staatssecretaris schrijft in de vanochtend door ons ontvangen brief dat hij voortaan om individuele waarborgen zal vragen. Als ik het goed heb begrepen, gaat het alleen om gezinnen met minderjarige kinderen. Is het geen idee om ook voor andere kwetsbare mensen individuele waarborgen te vragen en niet uit te zetten als die niet ontvangen worden?

Nog geen maand geleden heeft de Raad van State gezegd dat uitzettingen naar Somalië op dit moment geen optie zijn. Vervolgens schrijft de Staatssecretaris een paar weken later dat de situatie intussen is veranderd, dat er een MoU (memorandum of understanding) komt en dat er weer uitgezet kan worden. Ik kan deze dingen niet met elkaar rijmen. Wat is er in de tussentijd volgens de Staatssecretaris veranderd? Wil hij de Kamer daar tijdens dit algemeen overleg uitgebreid over informeren?

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Verreweg het belangrijkste punt dat vandaag besproken wordt, is de uitspraak van de Raad van Europa, die erop neerkomt dat in Nederland verblijvende illegalen van opvang moeten worden voorzien. In de ogen van de PVV is deze uitspraak in één woord absurd. Iedereen ziet immers dat wij de opvang van asielzoekers niet meer aankunnen. Laat staan dat daarnaast ook nog alle illegalen van opvang moeten worden voorzien. Het gaat hierbij om mensen die hier niet eens mogen zijn en die niet meewerken aan hun verplichte vertrek naar het land van herkomst. Degenen die dat wel doen, krijgen, zoals bekend, gewoon opvang aangeboden. Als men de prioriteit niet legt bij het regelen van een betere verzorging van onze eigen ouderen, maar bij het verzorgen van deze illegalen, zet men de wereld helemaal op zijn kop.

Ook als men de uitspraak beoordeelt binnen de context van het bestaande vreemdelingenbeleid, kan er maar één conclusie zijn: het uitvoeren van de uitspraak zal een rampzalig effect hebben. In de eerste plaats zullen de terugkeercijfers, die nu al verschrikkelijk slecht zijn, verder verslechteren wanneer illegalen opvang krijgen. In de tweede plaats zal Nederland voor veel asielzoekers aantrekkelijker worden als land van bestemming. Dat kunnen wij natuurlijk niet hebben bij de nu al totaal uit de hand lopende asielinstroom. Ook moet gekeken worden naar de kosten. De opvang van asielzoekers kost nu al honderden miljoenen euro’s. Daar komt veel geld bij als ook illegalen opvang krijgen. Kortom: de uitspraak van de Raad van Europa is onwerkbaar, maatschappelijk onuitlegbaar en destructief voor het vreemdelingenbeleid, met name het terugkeerbeleid. De PVV roept het kabinet dan ook op om de uitspraak niet uit te voeren. Dat hoeft gelukkig ook niet, omdat de uitspraak juridisch niet bindend is. Graag krijg ik een heldere reactie hierop.

Het kabinet schuift een duidelijke stellingname over de kwestie voor zich uit. Daarmee kan natuurlijk geen genoegen worden genomen. Als de Staatssecretaris dit punt nog maandenlang boven de markt laat hangen, doet hij het vreemdelingenbeleid ernstig geweld aan. Illegalen houden dan hoop op opvang en blijven hier. Bovendien zijn gemeenten al bezig om de opvang vorm te geven. Onder die omstandigheden kan men natuurlijk niet wachten met het geven van duidelijkheid. De PVV vraagt nogmaals om de opvang niet te bieden en te garanderen dat er voor illegalen in Nederland geen vestiging komt van de firma Fred and Breakfast.

Het goede nieuws is dat de PVV deze discussie vooruithelpt. Wij hebben het onderzoeksbureau van Maurice de Hond namelijk uit laten zoeken wat de Nederlandse burger, de kiezer, ervan vindt. Dat is natuurlijk niet onbelangrijk. Wat blijkt? Maar liefst 66% van de Nederlanders is tegen illegalenopvang. Slechts 23% is voor. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de kwestie binnen de coalitie helemaal geen probleem hoeft te zijn. Zowel de meerderheid van VVD-kiezers als van PvdA-kiezers wil die illegalenopvang niet. Daarmee is het probleem dus eigenlijk weg en verwacht ik naast de toezegging van de Staatssecretaris om er niet aan te beginnen, een soortgelijke mededeling van de coalitiepartijen. Dan zijn wij eruit en kan het indienen van een motie achterwege blijven.

Sommige gemeenten zijn tegen alle afspraken in al begonnen met het opvangen van illegalen. Sommige zijn er nooit mee opgehouden. Dat geeft aan dat de Staatssecretaris geen gezag bij de gemeenten heeft. Keer op keer laat hij over zich heenlopen, bijvoorbeeld door de burgemeester van Amsterdam. De mededeling van de Staatssecretaris is dat hij liever eerst de dialoog zoekt. Dat heeft echter helemaal geen zin, want hij is de enige die dat wil. De burgemeesters trekken zich helemaal niets van de Staatssecretaris aan en doen met illegalenopvang gewoon wat zij willen. Een nieuw dieptepunt in het ondermijnen van het vreemdelingenbeleid door gemeenten is het nieuws dat de VVD-burgemeester van Boxmeer een uitkering geeft aan een illegale fraudeur. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dit gedrag van de gemeente? Hoe beoordeelt hij het feit dat illegalen vaak een betere opvang krijgen dan daklozen, die hier niet illegaal zijn? Is de Staatssecretaris eindelijk bereid om gemeenten die zijn vreemdelingenbeleid constant in de wielen rijden, aan te pakken? Of blijft hij het goed vinden dat burgemeesters het vreemdelingenbeleid bij hem wegkapen? Ik krijg hierover graag helderheid en hoop op een gezonde portie daadkracht.

Dorpen en steden krijgen honderden asielzoekers tegelijk in hun maag gesplitst. Daar gaat heel veel bij mis. Het opvangen van zo veel asielzoekers kan Nederland allang niet meer aan. Om het probleem op te lossen, moet je beginnen bij de bron. Dweilen met de kraan open helpt niet, dus de PVV blijft het kabinet oproepen om de asielstroom te stoppen. De Staatssecretaris zegt steeds dat hij dat niet wil. Dat roept de vraag op waar voor hem de grens ligt. Bij welk aantal wil hij er wel voor zorgen dat wij niet meer ongelimiteerd asielzoekers blijven opnemen? Moet de asielstroom verdubbelen of verdriedubbelen? De Staatssecretaris hoort hierover een visie te hebben en die wil ik nu weleens weten. In dit kader vraag ik ook waar het geld voor de COA-opvang vandaan moet komen. Dit jaar ligt het budget rond de 800 miljoen, maar het is nu al duidelijk dat de voor 2015 begrote 400 miljoen te weinig is als de Staatssecretaris niets doet.

De PVV wil weten welke gevolgen de Staatssecretaris verbindt aan het nieuws van vanochtend over de massale vechtpartij van vannacht in het asielzoekerscentrum te Overloon. Tientallen geweldplegers begonnen met stokken op elkaar in te slaan. Hoeveel zijn opgepakt en hoeveel van hen zet de Staatssecretaris het land uit? Dit soort geweldplegers hoort hier natuurlijk niet thuis.

Ik wil uitgebreid stilstaan bij de onderprestatie van de Staatssecretaris op het gebied van terugkeer. Uit de rapportage Vreemdelingenketen blijkt dat de toch al beroerde terugkeercijfers in de eerste helft van 2014 nog verder zijn verslechterd. Het aantal mensen dat gedwongen vertrokken is, is in twee jaar tijd met maar liefst een derde afgenomen. Dit is echt onacceptabel. Hoe kan dit? Hoe wordt hier zo snel mogelijk verbetering in aangebracht?

Zoals wij weten moet de Vreemdelingendienst 4.000 dossiers overdragen aan de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V). Wordt dit gehaald? Dat is wel het minste wat je bij een stagnerende terugkeer moet kunnen verwachten.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Mijn fractie wil van deze gelegenheid gebruikmaken om een aantal kwesties aan de Staatssecretaris voor te leggen. Ik begin met het Kinderrechtenverdrag, dat vandaag 25 jaar bestaat. Er valt goed nieuws te melden, want er wordt vooruitgang geboekt door bijvoorbeeld het inrichten van nieuwe kleinschalige opvanglocaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv), een uitvoering van de motie-Voortman/Sjoerdsma. De betrokken organisaties zoals Defence for Children hebben wel een aantal punten van zorg en onduidelijkheid, die ik de Staatssecretaris wil voorleggen. Hoe wordt deze nieuwe opvang anders ingericht dan de campus? Krijgt het COA-personeel aanvullende training voor begeleiding van de amv’s? Kunnen kinderen ouder dan 15 jaar alsnog in een pleeggezin worden geplaatst? Waarom gaat het nieuwe model pas per 1 januari 2016 in en worden niet alle kinderen onder de 15 jaar per direct in een pleeggezin geplaatst?

Een ander punt op de agenda is de wijziging van de Vreemdelingenwet. Die is heel keurig en chic geëvalueerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). In dat rapport valt één belangrijk ding op: het lichte inreisverbod is slecht te handhaven. Het is mijn fractie niet helemaal duidelijk op welke manier de Staatssecretaris omgaat met die conclusie uit het rapport. Kan hij daarover iets zeggen?

Ook bij grensdetentie is er wat betreft kinderen sprake van lichte vooruitgang. Gezinnen met kinderen die aan de grens asiel aanvragen, worden in beginsel niet meer in grensdetentie geplaatst. Een aantal partijen pleit daar al heel erg lang voor. Het is goed dat daarin een stapje is gezet. Onduidelijk is waarom meerderjarige asielzoekers nog wel in grensdetentie geplaatst worden. Voor mijn fractie is het onacceptabel dat asielzoekers die in Nederland bescherming vragen, gedurende hun asielprocedure in detentie worden gezet. Volgens het College voor de Rechten van de Mens eist geen enkele internationale verplichting, ook de Schengengrenscode niet, dat grensdetentie standaard wordt toegepast. Waarom doet de Staatssecretaris het wel? Waarom hebben landen als Frankrijk en Duitsland dat beleid niet? De Staatssecretaris geeft aan dat grensdetentie als ultimum remedium moet worden toegepast. Deze werkwijze wordt in de praktijk niet zo ervaren, als ik luister naar de geluiden van Vluchtelingenwerk. Kan de Staatssecretaris heel precies definiëren wat onder ultimum remedium wordt verstaan? Hoe is deze last resort gedefinieerd?

Een andere kwestie heeft te maken met de toestroom van vluchtelingen en de opvang die georganiseerd moet worden. Ik wil alle mensen die daaraan meewerken, niet alleen de ambtenaren van het ministerie en het COA maar ook de mensen van Vluchtelingenwerk, Amnesty International en alle andere betrokken organisaties, heel veel dank zeggen dat zij zo goed en zo kwaad als het gaat, opvang proberen te realiseren.

Als mensen uiteindelijk in Nederland mogen blijven, moeten er woningen gezocht worden. De Staatssecretaris heeft vorige week een brief gestuurd waarin staat dat er gezocht moet worden naar tienduizend woningen. Die zijn natuurlijk niet zomaar vrij beschikbaar. Er ontstaan dus enorme wachtlijsten. Ik koppel dit punt aan de discussie over de woningbouwcorporaties en de verkoop van maatschappelijk vastgoed, die vaak in de Kamer is gevoerd. Die wachtlijsten zullen eerder zullen toenemen dan afnemen. Ik vind dat een probleem waaraan de Kamer te weinig aandacht heeft besteed. Kan de Staatssecretaris verschillende scenario’s voor oplossingen hiervoor ontwikkelen? Als wij hierop niet met meer kracht inzetten of er op een creatieve manier naar kijken, worden wij straks geconfronteerd met jarenlange wachtlijsten met mensen die niet geplaatst kunnen worden en daardoor ook niet kunnen integreren. Ik denk dat zelfs de heer Fritsma dat niet wil.

Mevrouw Gesthuizen zei al dat wij de uitspraak van het ECSR vaker hebben besproken. Naar aanleiding van een conceptrapport zei een aantal fracties dat er gehandeld moest worden. Wij hebben ons toen geschaard achter de opmerking van de Staatssecretaris dat er gewacht moest worden op het definitieve rapport. Dat ligt er nu. De vraag is of er moet worden gehandeld of niet. Het is interessant om te bekijken of er een politieke meerderheid is die aan dat gezaghebbende rapport gevolg wil geven. De Staatssecretaris heeft gelijk dat het rapport niet juridisch bindend is, maar het kan wel juridische gevolgen hebben. Als je met dit rapport naar de rechter gaat om rechten af te dwingen voor een individu of een bepaalde groep, sta je behoorlijk sterk. Kan de Staatssecretaris deze redenering bevestigen?

Mijn fractie vindt dat het asielbeleid streng, rechtvaardig maar ook humaan moet zijn. Met het rapport in de hand is de D66-fractie van mening dat door Rijk en gemeenten een tussentijdse regeling moet worden bedacht om bed, bad en brood te regelen voor mensen die anders de komende wintermaanden op straat staan.

Ik heb mij nogal opgewonden over de list die de Staatssecretaris heeft bedacht door er opeens een Comité van Ministers in te fietsen dat een finaal oordeel moet geven over een op zich zelfstandig rapport. Dat Comité van Ministers is een clubje Ministers van Buitenlandse Zaken dat ongeveer twee keer per jaar bij elkaar komt om te brainstormen. Niemand weet wanneer het de komende maanden bij elkaar komt. Ik heb in ieder geval geen datum kunnen vinden; ik ben dus benieuwd wat de Staatssecretaris daarover zegt. Er zijn tientallen onderwerpen die daar besproken worden. De Staatssecretaris en dit kabinet lopen weg voor het nemen van een noodzakelijke beslissing die voor, en niet na, de winter genomen moet worden. Mijn fractie zal, afhankelijk van de beantwoording van de Staatssecretaris, vandaag nog een uitspraak van de Kamer op dit punt eisen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Een asielbeleid moet rechtvaardig, humaan en ook streng zijn. Dat betekent dat iedereen die recht op een vergunning heeft, die ook moet krijgen, dat mensen die uitgeprocedeerd zijn moeten terugkeren naar hun land van herkomst, maar ook dat er opvang moet zijn voor diegenen die nog niet terug kunnen keren om wat voor reden dan ook. Er ligt een belangrijke uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten. Wij hebben er begrip voor dat de definitieve aanbevelingen van het Comité van Ministers daarbij horen, maar ik vraag de Staatssecretaris om in de tussentijd met gemeenten over de ontstane situatie in gesprek te treden. Veel gemeenten hebben aangegeven opvang te gaan aanbieden, omdat zij een zorgplicht zien in afwachting van de definitieve aanbevelingen. Dat lijkt mij logisch.

De heer Schouw (D66): Ik wil mevrouw Kuiken complimenteren. Wat zij zegt is geheel conform datgene wat mevrouw Maij eerder zei: opvang moet er komen, de vraag is alleen hoe en wanneer. Heb ik dat goed begrepen?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Het huidige terugkeerbeleid werkt onvoldoende voor mensen die uitgeprocedeerd zijn of om andere redenen niet teruggaan. Daarom zoek ik naar andere oplossingen. Ik wil voorkomen dat er risico’s ontstaan voor de mensen zelf of voor de omgeving en daarom is een vorm van opvang wenselijk.

Wij hadden de verwachting dat het Comité van Ministers op 12 november jl. met aanbevelingen zou komen. Die laten nog even op zich wachten. Ik heb er begrip voor dat de kabinetsreactie na die tijd komt.

De heer Schouw (D66): Dit is belangrijk. Als ik goed tel, is er een politieke meerderheid voor het regelen van opvang voor uitgeprocedeerden. De vraag is alleen wanneer en in welke vorm dat gaat gebeuren. Is het dan redelijk om van het Rijk te vragen een deel van de kosten voor de opvang voor zijn rekening te nemen?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik vind dat wij de aanbevelingen van het Comité van Ministers moeten afwachten. Tot die tijd nemen gemeenten hun verantwoordelijkheid. Dat vind ik ook goed. Het is een misvatting om te denken dat mensen, die om wat voor reden dan ook niet kunnen terugkeren, op straat belanden. Dat zal niet gebeuren. Uiteindelijk zullen de concrete aanbevelingen volgen en een kabinetsreactie moet daarop aansluiten.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb begrepen dat PvdA-politici de straat op worden gestuurd om beter naar de kiezer te luisteren. Waarom begint de PvdA niet met het luisteren naar de kiezer op het punt van de illegalenopvang? Uit de resultaten van de enquête van Maurice de Hond van vandaag blijkt dat een meerderheid van de PvdA-stemmers die opvang helemaal niet wil. Laten wij een eind maken aan de discussie. Luister naar de achterban en ga niet verder drammen op het punt van illegalenopvang.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik ken de opzet van het onderzoek niet precies, maar het verbaast mij niet dat ook PvdA-stemmers vinden dat mensen die uitgeprocedeerd of illegaal zijn, terug moeten naar het land van herkomst. Daarover gaat de vraag echter niet. Die betreft wat wij in de tussentijd doen, als mensen niet kunnen terug kunnen door praktische belemmeringen als ziekte of vanwege andere redenen. Als het beleid niet leidt tot meer terugkeer en dus niet werkt, wil ik zoeken naar andere praktische oplossingen. Dat verhaal vertel ik ook aan onze kiezers.

De heer Fritsma (PVV): Met alle respect, dat is onzin. Er is namelijk al opvang voor zieken. Mensen die meewerken aan terugkeer, krijgen al opvang van de Staatssecretaris aangeboden. Dat benadrukt hij keer op keer. Het gaat om de categorie van illegalen die niet meewerken aan terugkeer. Die wil mevrouw Kuiken in Nederland houden. De PvdA-kiezer wil dat gelukkig niet. Luister naar het gelijk van de achterban en stop met het pleidooi voor deze zinloze illegalenopvang. Mevrouw Kuiken beschermt hiermee de verkeerde mensen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Het zou de heer Fritsma sieren als hij niet meteen met woorden als «onzin» begint als hij zijn gelijk niet krijgt. Het gaat hier om te doen wat werkt. Het huidige terugkeerbeleid werkt onvoldoende en daarom zeg ik dat er gezocht moet worden naar oplossingen die wel werken en dat voorkomen moet worden dat mensen op straat belanden of voor onveiligheid in de omgeving zorgen. Dat kan de heer Fritsma wel of niet leuk vinden, maar doe vooral wat werkt en ga niet op een principiële toren zitten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat zijn woorden uit mijn hart: zorg dat mensen niet op straat terechtkomen. De eerdere PvdA-woordvoerder zei dat als er een definitieve uitspraak zou komen, die uitgevoerd zou moeten worden. Die uitspraak ligt er nu. Ik begrijp dat mevrouw Kuiken verwachtte dat het Comité van Minister twee dagen na de uitspraak van de ECSR ook een uitspraak zou doen. Die laat echter een aantal maanden op zich wachten. Wij worden door de Raad van Europa afgerekend op de uitvoering van het besluit. Wij hebben begrepen dat het Comité van Ministers maar in 1 van de 350 eerdere uitspraken afgeweken is. Het ligt voor de hand en het is vanuit humanitair oogpunt belangrijk dat de PvdA in de tussentijd de opvang wil financieren. De ChristenUnie heeft hiertoe samen met GroenLinks en de SP een amendement ingediend. Is de PvdA bereid dat amendement te steunen?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik heb de Staatssecretaris gevraagd om in overleg met de gemeenten te treden. Er komt nog een definitieve aanbeveling. Ik vind het amendement dus voorbarig. Het is een misvatting dat mensen het risico lopen op straat belanden. Gemeenten hebben hun voorbereidingen getroffen. Wij kennen al vele jaren winteropvang. Wij moeten dus geen spookbeelden creëren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Geen spookbeelden creëren? Wij kennen de schrijnende situaties van asielzoekers die op straat leven of in leegstaande, gevaarlijke panden moeten verblijven. Er is al een zwaargewonde gevallen, toen een trapleuning kapot was. Dat zijn onverantwoorde situaties. Wij gaan nu de derde winter in. Mevrouw Kuiken vraagt de Staatssecretaris om nog een keer in gesprek te gaan met de VNG. Die zal vragen om tot winteropvang te komen. Steunt mevrouw Kuiken die oproep van de VNG?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Laten wij eerst de gesprekken met de gemeenten afwachten. Ik vind het voorbarig. Wij gaan de winter in, maar wij kennen daarvoor opvang. Veel gemeenten nemen de verantwoordelijkheid vanuit de zorgplicht die zij voelen. Dat lijkt mij prima.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik maak mij toch een beetje zorgen over het gemak waarmee de PvdA de verantwoordelijkheid bij de gemeenten legt. Wij zijn door de gemeenten keer op keer benaderd met de vraag of ze dit niet helemaal alleen hoeven op te lossen. Gemeenten lopen tegen hun financiële grenzen aan. Als er een strenge winter komt, zal er veel gebruik worden gemaakt van de winteropvang. Wat zeggen wij tegen gemeenten die tegen de grenzen van hun kunnen aanlopen en, als zij het goed regelen, wellicht nog meer mensen binnen hun gemeentegrenzen krijgen die op opvang rekenen? Wat moeten wij in de tussentijd, totdat er een beslissing ligt van het kabinet – waarvan ik mij eerlijk gezegd afvraag hoe die zal uitvallen – tegen de gemeenten zeggen? Kunnen zij op enige steun van de PvdA-fractie rekenen?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Mevrouw Gesthuizen zegt heel terecht dat dit een tussentijdse situatie is. Uiteindelijk moeten wij kijken naar een duurzame oplossing. Daar gaat het kabinet op reageren. Ik wacht af wat die reactie is.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik herhaal wat de heer Voordewind net heel terecht zei: wij zitten voor het derde opeenvolgende jaar in deze situatie en de winterperiode komt eraan. Het is niet verstandig om een paar maanden de tijd te nemen om hierover na te denken. Met de informatie die je nu hebt, moet je toch duidelijkheid kunnen geven aan degenen die het probleem moeten oplossen, de gemeenten. Wellicht is dit geen definitieve oplossing waar de coalitiepartners zich in kunnen vinden, zo realistisch ben ik ook wel. Wat mogen de gemeenten van het kabinet verwachten?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik vraag de Staatssecretaris om in overleg te treden met gemeenten over de tussentijdse situatie. Gemeenten nemen hun eigen maatregelen. Ik herhaal dat wij in een tussentijdse situatie zitten. Wij zullen naar een duurzame oplossing moeten zoeken. Dat zal ik ook aan de gemeenten vertellen.

De heer Schouw (D66): Ik vind dit onbevredigend. De PvdA zegt: er moet een duurzame oplossing komen, maar de komende maanden kieperen we het probleem over de schutting van de gemeenten en sluiten we even de ogen. Wat verhindert de PvdA om het kabinet nu te manen tot een duurzame oplossing? Linksom of rechtsom, die oplossing moet er komen. Dat zegt de PvdA ook. Wat verhindert dat? Mag het niet van de VVD?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik zei aan het begin van dit overleg al dat ik had verwacht dat er op 12 november een definitieve aanbeveling van het Comité van Ministers zou volgen. Die laat echter op zich wachten. Het advies raakt meer dan de opvang van ongedocumenteerden. Het is een breed advies. Ik heb er begrip voor dat de kabinetsreactie na de concrete aanbeveling zal volgen. Die wacht ik af.

De heer Schouw (D66): Als ik het kabinet oproep om zo snel mogelijk, bijvoorbeeld volgende week met de gemeenten te overleggen over een winterregeling, steunt de PvdA dat dus niet?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik vraag de Staatssecretaris om zelf in overleg met de gemeenten te treden. Gemeenten hebben hun verantwoordelijkheid genomen in de zorgplicht die zij ervaren. Dat lijkt mij prima, maar dit is een tussentijdse situatie. Wij moeten uiteindelijk, linksom of rechtsom, tot een definitieve oplossing komen. Daaraan wordt nu gewerkt. De heer Schouw zegt terecht dat dit een tussentijdse situatie is.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is belangrijk om duidelijkheid te krijgen van de PvdA. De PvdA heeft het nu over een tussenstap. Zij zegt niet meer dat zij drie maanden afwacht tot de uitspraak komt, maar dat zij het gesprek tussen de Staatssecretaris en de VNG afwacht. Dat is winst. Wij weten echter dat eerdere gesprekken, waar de PvdA ook om had gevraagd, tot niets hebben geleid. Als de VNG ronduit en duidelijk aan de PvdA vraagt om met een overbruggingsfinanciering voor de winteropvang te komen, steunt de PvdA die oproep dan, omdat zij ziet dat er een nood is vanuit de VNG en dat het Rijk verantwoordelijk is voor de financiering van het asielbeleid?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dat vind ik voorbarig.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorbarig? Het verzoek van de VNG ligt er al een tijdje. De PvdA kan het niet voor zich uit blijven schuiven en om gesprekken blijven vragen. Is de PvdA bereid om aan de Staatssecretaris te vragen geen mensen op straat te zetten nu de winter in aantocht is, totdat wij de definitieve uitspraak van het Comité van Ministers hebben? Dat zou de druk op de noodopvang nog meer verhogen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Daarover zijn vragen gesteld. Het lijkt mij handig dat de Staatssecretaris de kans krijgt om daarop te reageren. Dat lijkt mij de koninklijke weg.

Voorzitter. Bij een humaan asielbeleid hoort alles: het verlenen van een vergunning, terugkeer en opvang waar dat nodig is. Is de Staatssecretaris bereid om te bekijken wat wij kunnen leren van de ervaringen en best practices van de landen om ons heen, zoals Duitsland en de Scandinavische landen? Wellicht kunnen wij van de daar lopende programma’s leren hoe het beter kan. Uiteindelijk hebben wij als doel dat mensen terugkeren wanneer zij uitgeprocedeerd zijn.

Er is een internationaal vergelijkend onderzoek verricht naar de manier waarop landen om ons heen omgaan met de terugkeer van vreemdelingen met een medische indicatie. Ik heb een aantal specifieke vragen over mensen met een hiv-infectie. Als de Staatssecretaris die niet direct kan beantwoorden, mag het ook per brief. Ik krijg niet helder hoeveel mensen met een hiv-infectie het land moeten verlaten. Ik wil daar graag meer duidelijkheid over krijgen. In hoeverre wordt er rekening gehouden met de criteria van de World Health Organization (WHO) bij de beoordeling of mensen wel of niet in Nederland mogen blijven? Wanneer wordt geacht dat er voldoende medische zorg aanwezig is, met name op het punt van internetapotheken? Zijn die er voldoende of niet? Hoe lang kunnen mensen geen medicijnen ontvangen, zonder dat er een probleem is? Ik krijg graag een antwoord van de Staatssecretaris op deze vragen.

Gemakshalve sluit ik mij aan bij de vragen van D66 over de huisvesting van mensen die een vergunning hebben gekregen. Ik heb begrepen dat er op gemeentelijk niveau met corporaties wordt bekeken op welke manier met het probleem van huisvesting moet worden omgegaan. Wat is de betrokkenheid van de Staatssecretaris? Welke creatieve oplossingen worden er bedacht?

In het programma en de pilot Safe Return wordt bekeken hoe je mensen die slachtoffer zijn geworden van mensenhandel kunt helpen. Hoe gaat men verder met deze pilot?

Tot slot heb ik een aantal positieve punten. Er zijn in de afgelopen jaren duidelijke verbeteringen aangebracht. Ik complimenteer de Staatssecretaris daarmee. De PvdA is blij dat bij grensdetentie er in beginsel geen kinderen meer in de cel worden geplaatst en dat vrijheidsbeperking, wanneer die toch noodzakelijk is, slechts plaatsvindt in relatief kindvriendelijke gesloten gezinslocaties. Daarnaast beperkt de Staatssecretaris de grensdetentie voor mensen van wie wij het idee hebben dat zij in aanmerking komen voor asiel. Ook voor kwetsbaren wordt bekeken hoe de detentieperiode zo kort mogelijk gehouden kan worden. Dat lijken mij belangrijke winstpunten.

Een ander winstpunt is de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Het is goed dat zij naar kindvriendelijke locaties gaan. Ik vind dit positief. Dit is mede een gevolg van de motie die mijn collega Maij heeft ingediend. Ik dank de Staatssecretaris voor de ruimhartige toepassing van deze motie. Mijn D66-collega heeft hierover vragen gesteld. Ik heb een aanvulling daarop. De Staatssecretaris heeft in de beantwoording van vragen hierover gesteld dat hij, indien mogelijk, al onderdelen wil toepassen, voor het invoeren hiervan in 2016. Is daar al meer zicht op?

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Vandaag staan de bevindingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten inzake de opvang van illegalen centraal. De 3b-regeling voor bed, bad en brood is wat mij betreft de blijf, belemmer en beloon-regeling, waarvan een slecht signaal uitgaat. De Nederlandse overheid ondersteunt uitgeprocedeerde asielzoekers bij het voldoen aan hun vertrekplicht door tijdelijke opvang te bieden. Daarbij stelt zij de logische voorwaarde dat men bereid is om mee te werken aan vertrek. Dat is een inspanningsverplichting. De VVD vindt het dan ook verkeerd om mensen die hieraan niet willen voldoen en daarmee bewust hun vertrek versjteren, te belonen.

Het moet mij van het hart dat ik het erg bijzonder vind dat een comité dat toezicht houdt op de correcte uitvoering van een verdrag, het zelf niet nodig vindt om de tekst van het verdrag te respecteren. Die tekst laat geen enkele ruimte voor twijfel over het toepassingsgebied van het verdrag. In de bijlage bij het verdrag is bepaald dat het Handvest slechts rechten toekent aan legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende personen. De kleine uitzonderingen hierop zijn zeker niet van toepassing.

In het rapport staat een redenering waarom het Europees Sociaal Handvest van toepassing zou zijn op uitgeprocedeerde vreemdelingen. Die overtuigt mij niet en voelt meer als een politiek statement. Ik ben dan ook erg benieuwd hoe het Comité van Ministers het gaat zien. Nu de bevindingen van het Europees Comité aan het Comité van Ministers gericht zijn en niet aan de afzonderlijke verdragspartijen, wacht de VVD de aanbevelingen van het Comité van Ministers af.

De heer Fritsma (PVV): Ik wil de heer Azmani graag de volgende zin uit het regeerakkoord voorleggen. «Bij een restrictief en rechtvaardig immigratiebeleid hoort ook een actief en consequent terugkeerbeleid. Wie hier niet mag blijven moet vertrekken of wordt uitgezet.» Erkent de VVD dat het PvdA-pleidooi voor illegalenopvang keihard in tegenspraak is met het regeerakkoord? In het verlengde daarvan: kan de heer Azmani garanderen dat de VVD-fractie het niet laat gebeuren dat die illegalenopvang er komt?

De heer Azmani (VVD): Ik ga niet over de woorden van de fractiewoordvoerder van de PvdA. Ik heb mijn eigen woorden en volgens mij zijn die heel erg duidelijk. Ik vind het een slecht signaal om mensen die bewust hun vertrek frustreren, opvang te bieden. Ik wacht echter de beslissing van het Comité van Ministers af. Ik doe dat met interesse. De heer Fritsma zal gemerkt hebben dat ik de bevindingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten grondig heb bekeken en dat die mij ten hoogste hebben verbaasd.

De heer Fritsma (PVV): Verbazing is iets anders dan uitsluiten dat die illegalenopvang er komt. Als de VVD dat niet uitsluit, zoals nu gebeurt, houd ik rekening met het ergste. Mevrouw Kuiken zei net dat zij het prima vindt dat gemeenten illegalen al opvangen. De praktijk is dat de PvdA illegalenopvang nu al accordeert. Wat vindt de heer Azmani daarvan? Waarom laat hij de PvdA over zich heenlopen? Hij zit erbij en hij kijkt ernaar.

De heer Azmani (VVD): Het is heel aardig wat de heer Fritsma zegt, maar daarover hoeft hij zich geen zorgen te maken. Mijn standpunt is heel helder. Het is een slecht signaal om mensen die bewust hun vertrek frustreren, opvang te bieden. Wij kennen al opvang voor uitgeprocedeerden en daar geeft het Rijk ondersteuning aan. De enige voorwaarde die wij in dat kader stellen, is dat iemand mee moet werken aan vertrek. Dat lijkt mij erg logisch wanneer je in een rechtstaat leeft.

Mevrouw Gesthuizen (SP): We zullen dan nu wel het volgende krijgen. Als uiteindelijk iedereen heeft gezegd dat het op deze manier moet en er een definitieve beslissing ligt, stelt de VVD de grond waarop de beslissing is genomen ter discussie. Ik heb de uitspraak erbij gepakt. Precies het punt dat de heer Azmani maakt, wordt door het Comité zelf ontkracht. Dat stelt dat je geen langdurige accommodatie hoeft te bieden, maar dat je mensen in dit soort situaties niet zomaar uit de noodopvang mag gooien. Die vangnetten moeten er wel zijn. Als ik de woorden van de coalitiepartners proef, krijg ik niet het idee dat ze in een stabiel huwelijksbootje zitten. Ik vraag de heer Azmani om nog eens op de uitspraak te reflecteren.

De heer Azmani (VVD): Die heb ik grondig gelezen. Ik wijs op de paragrafen 70, 71, 73 en 75. In de bijlage van het Handvest staat dat het gaat om mensen die legaal op het grondgebied van een van de verdragspartijen aanwezig zijn. Aan hen biedt het Verdrag rechten. Ik ben blij dat Nederland kennelijk een niet-ontvankelijkverweer heeft gevoerd. Ik ben van huis uit jurist en ik vind het altijd interessant om dit soort zaken te lezen. Ik concludeer echter dat ik het niet snap. Ik ben heel erg benieuwd wat het Comité van Ministers zal vinden.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Volgens mij is er al geanticipeerd op de punten die de heer Azmani naar voren brengt. Er wordt gesteld dat niet iedereen die illegaal in een land verblijft langdurige opvang moet krijgen, maar dat er wel voor gezorgd moet worden dat er geen onmenselijke situaties bestaan. De heer Azmani zegt dat dat clubje mensen een beetje heeft zitten prutsen en dat wij ons helemaal niets hoeven aan te trekken van wat op papier is gezet.

De heer Azmani (VVD): Ik kan in herhaling vallen, maar volgens mij ben ik heel helder en duidelijk over de bevindingen. Veel mensen menen dat er sprake is van een uitspraak. Nee, dit is geen juridische uitspraak en heeft ook geen juridische consequenties. Het zijn bevindingen van een comité van een aantal mensen dat toepassing geeft aan het Europees Sociaal Handvest. Als ik de bijlage bij dat Handvest bekijk, begrijp ik de redenering niet. Ik zie geen juridische redenering, maar een politiek statement.

Voorzitter. Omdat sommigen met deze bevindingen aan de haal gaan en omdat men denkt dat er sprake van een gerechtelijke uitspraak, ben ik heel benieuwd wat de Staatssecretaris vindt van de gang van zaken bij de gemeenten. Ik vraag de Staatssecretaris om geen cent bij te dragen.

Dat het niet werkt, zien wij overigens terug in de brief over de situatie in Denemarken. Dat vangt ook uitgeprocedeerden op. De opvangcapaciteit daar staat onder druk, omdat de uitstroom zeer gering is. Eind 2013 bestond een derde van de bewoners in de opvanglocaties in Denemarken uit uitgeprocedeerden.

Op dit moment kunnen wij met moeite opvang voor echte vluchtelingen regelen. Wij moeten zelfs uitwijken naar de IJsselhallen, met alle consequenties van dien. Aangezien gemeenten niet snel genoeg werk maken van het bieden van woonruimte aan statushouders, is het onbegrijpelijk dat gemeenten wel opvang voor illegalen willen regelen. Ik zie graag dat de Staatssecretaris juist deze gemeenten in het vizier houdt om bijvoorbeeld extra COA-opvang te regelen en doorstroom van woningen te bevorderen. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat zij dit weigeren.

Ik vraag mij af hoe het staat met de situatie met het Vluchtgebouw in Amsterdam, voorheen de Vluchthaven, en de Vluchtgarage. In het vorige algemeen overleg hebben wij stilgestaan bij het feit dat de grootste groep geen kans maakt op verblijf hier te lande. Er is voor hen geen perspectief en er spelen voor het grootste deel ook geen psychische problemen. Ik heb het toen ook gevraagd en ik ben benieuwd: vinden er inmiddels al uitzettingen plaats?

Uit de evaluatie van de Terugkeerrichtlijn komt naar voren dat een aantal lidstaten van de Europese Commissie het niet zo nauw neemt met deze richtlijn. Door de Europese Commissie zijn zelfs formele procedures gestart. Om welke landen gaat het? Ze werden niet bij name genoemd. Is dat inmiddels wel het geval? Wat is de voortgang? Het vervelende is dat de Europese Commissie bereid is om dwingende richtsnoeren en aanbevelingen voor eenieder voor te stellen. Wat is de stand van zaken hierbij? Nederland, dat de richtlijn wel op de juiste wijze heeft geïmplementeerd, heeft geen behoefte aan verplichtende en dwingende aanbevelingen en richtsnoeren. De richtlijn brengt de nodige regeldruk met zich mee. Nederland zou dat aangeven bij de Europese Commissie. Is er op dat punt een verbond met de andere lidstaten te sluiten?

De nationale evaluatie van het WODC stelt mij erg teleur. E zijn 25.000 terugkeerbesluiten genomen, maar slechts 8.000 inreisverboden opgelegd. Dat hadden er meer kunnen zijn. Ook worden overtredingen van het licht inreisverbod lang niet altijd bestraft. In de onderzochte periode werden 451 mensen staande gehouden omdat zij zich niet aan de vertrektermijn hielden, maar werd slechts een zesde van hen geconfronteerd met een inreisverbod. Slechts 21 keer is een boete opgelegd, terwijl het inreisverbod 467 keer is overtreden. Prioriteitstelling, eigen oordeel en effectiviteit zijn redenen waarom de politie verzaakt uit te voeren wat wij in dit land hebben afgesproken. De Staatssecretaris stelt een beleidswijziging voor. Is dat verstandig? Waarom zou de politie nu wel bereid zijn om prioriteit te stellen aan deze taken? Wat is daar voor nodig? Dit doet mij denken aan de afgesproken doelstellingen ten aanzien van het aantal te leveren dossiers aan de DT&V. De heer Fritsma sprak daar ook over. Dat aantal wordt ook niet gehaald. Kortom, vreemdelingenbeleid lijkt voor de politie geen prioriteit te hebben. Wat gaat de Staatssecretaris daaraan doen? Handhaving heeft natuurlijk invloed op de legitimiteit van beleid. Als de politie al niet wil handhaven, wie dan wel?

Uit de kabinetsreactie op het rapport Opvang en woongezinnen van Nidos blijkt dat 80% à 90% van de kinderen door het Nidos in het kader van gezinshereniging in een opvanggezin met niet-biologische ouders wordt geplaatst. Hoe kunnen deze cijfers zo hoog zijn? In hoeverre is daadwerkelijk sprake van een feitelijke gezinsband in het land van herkomst?

Net als mevrouw Kuiken complimenteer ik de Staatssecretaris met de introductie van de bewaringsmodaliteit van gesloten gezinsvoorzieningen als alternatief voor grensdetentie. Is deze inmiddels van start gegaan? Worden gezinnen met kinderen daar thans in bewaring geplaatst tot het moment van uitzetting?

De Staatsecretaris introduceert in de brief van 5 september 2014 een nieuw opvangmodel voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Kleinschaligheid is daarbij het belangrijkst. Er zal meer gebruik worden gemaakt van opvang door gezinnen. Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen telt Nederland in 2014? Hoeveel aanvragen worden afgewezen? Ik heb het gevoel dat dit een groot deel is. Wat vergt dit van de opvanggezinnen? Die worden geconfronteerd met kinderen die hier maar tijdelijk mogen zijn. Welke inspanningen worden verricht voor de introductie van opvangvoorzieningen in de landen van herkomst? Zijn die vergelijkbaar met die in Mulemba in Angola, waar uiteindelijk niemand verbleef omdat de amv’s niet alleenstaand bleken te zijn?

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Voor het CDA staat voorop dat het asielbeleid bescherming moet bieden aan mensen die vervolgd worden vanwege hun ras, godsdienst of mening. Het recht op bescherming moet in een snelle, zorgvuldige procedure worden vastgesteld. Als een asielverzoek echter door de overheid en de rechter is afgewezen, kan dat niet zonder gevolgen blijven. Het draagvlak voor ons asielbeleid en het rechtsgevoel worden ondermijnd als vreemdelingen deze oordelen negeren en zelf gaan bepalen of zij blijven of vertrekken. De lijn is duidelijk: voor wie meewerkt wordt gezorgd, voor wie niet meewerkt niet, tenzij het schrijnende gevallen betreft.

Onlangs heeft het Europees Comité een uitspraak over uitgeprocedeerde asielzoekers gedaan. Het CDA heeft ten aanzien van deze discussie altijd het standpunt gehad dat, alhoewel er veel over de gemeenten wordt gesproken, het asielbeleid een verantwoordelijkheid van het Rijk is. Dat betekent dat de overheid consequent moet zijn en geen valse hoop moet wekken door het verblijf te rekken. Dat punt heeft de Europese Commissie bij de evaluatie van de Terugkeerrichtlijn ook gemaakt.

De actualiteit laat zien dat vanuit de lokale samenleving veel druk op de gemeente wordt uitgeoefend om toch iets te doen voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Bovendien zijn er gerechtelijke uitspraken dat kwetsbare zieken en alleenstaande moeders met kinderen een vorm van opvang gegarandeerd moeten krijgen. Het Rijk heeft ter bescherming van de rechten en belangen van minderjarige kinderen inmiddels gezinslocaties ingericht. De gemeentelijke noodopvang moet in beginsel alleen in acute noodsituaties uitkomst bieden. Voor de rest blijft het de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris. Terugkeerbeleid lijkt niet te zijn gediend met een uitbreiding van de gemeentelijke noodvang, hoe begrijpelijk de reactie van de gemeenten en de burgemeesters op de tekortschietende uitvoering door het Rijk ook is. De Staatssecretaris moet de handschoen oppakken en de effectiviteit van zijn terugkeerbeleid verbeteren. Het aantal mensen dat zelfstandig, al dan niet met ondersteuning, direct na afwijzing van het asielverzoek vertrekt, moet vermeerderd worden. Het zoeken naar alternatieven voor vreemdelingenbewaring is prima, maar op dit moment is onduidelijk hoe de nieuwe aanpak eruit ziet en of er wel genoeg geld voor is. De agenda voor het terugkeerbeleid moet concreter en overtuigender worden ingevuld, anders zullen de opvangproblemen voor de gemeenten alleen maar toenemen. Wat zijn de voorstellen van de Staatssecretaris hieromtrent?

De CDA-fractie wil weten hoe de Staatssecretaris omgaat met de gemeenten die naar aanleiding van de uitspraak van het Europees Comité het rijksbeleid anders interpreteren, zoals Amsterdam, Utrecht en Den Haag.

Een ander punt is het vergroten van het draagvlak, want asielbeleid heeft voor een groot deel met het draagvlak van de Nederlandse bevolking te maken. Op dit moment regelt het COA de opvang. De grotere instroom van asielzoekers heeft het afgelopen jaar het nodige kunst- en vliegwerk gevraagd, zowel van de gemeenten als van het COA. Het draagvlak onder de bewoners voor de komst van grote groepen asielzoekers is essentieel. Ik heb begrepen dat het beleid is dat de opvanginrichting geschikt moet zijn voor ongeveer 500 asielzoekers, omdat dit handig is voor de schaalvergroting en het toezicht. Wij kennen allemaal het dorp Oranje, waar het aantal asielzoekers groter is dan het aantal inwoners. Ik heb begrepen dat in de regio gemeenten best asielzoekers willen opnemen. Het kan echter niet zo zijn dat de groep asielzoekers groter is dan het aantal inwoners. Is de Staatssecretaris bereid om naar een kleinere opvang te kijken? Ik begrijp dat die meer kosten meebrengt, omdat de schaalvergroting niet wordt gehaald, maar er is dan wel draagvlak en er zijn meer mogelijkheden om mensen op te vangen.

Mijn fractievoorzitter heeft onlangs geopperd om de ontheemdenstatus te verlenen, waardoor aan de grote extra instroom van vluchtelingen adequaat opvang verleend kan worden. Die status was er ook in de jaren negentig, toen de Joegoslaven naar ons land kwamen en wij die stroom eigenlijk niet aankonden. De ontheemdenstatus heeft voor- en nadelen. Wil de Staatssecretaris bekijken of hij op basis van artikel 45 mogelijkheden ziet en wil hij aangeven of hij dit een goed idee vindt?

Het onderzoek van het WODC naar de Terugkeerrichtlijn is al door meerdere collega’s genoemd. Wij hebben er met interesse kennis van genomen, net als van de evaluatie van de Europese Commissie. Ik heb vragen hierover en over de beleidswijziging die de Staatssecretaris voorstelt in het kader van de zogenaamde trap-op-trap-afconstructie. Collega Azmani zei al dat uit het rapport naar voren komt dat onrechtmatig verblijf van vreemdelingen zelden een licht inreisverbod oplevert wanneer vreemdelingen voor de eerste keer staande worden gehouden. Formeel zou dit inreisverbod opgelegd kunnen en zelfs moeten worden, wanneer er eerder een terugkeerbesluit is uitgevaardigd. Men moet tenslotte wel handhaven. Er zijn verschillende redenen om dat niet te doen zoals de opbouw van maatregelen, tijdgebrek en, begrijpelijk, humanitaire overwegingen. De CDA-fractie verneemt van de Staatssecretaris wat hij verstaat onder een vreemdeling die bereid is om te vertrekken. Gaat het dan om een uitgeprocedeerde asielzoeker die binnen de gestelde termijn van de vertrekplicht van 28 dagen vrijwillig vertrekt? Of gaat het ook om mensen die vrijwillig vertrekken binnen de verlenging van twaalf weken die het Rijk biedt. Welke groepen heeft de Staatssecretaris voor ogen?

Grensdetentie vindt plaats als een asielzoeker zonder geldig reisdocument of financiële middelen het land binnenkomt. Deze kan ook toegepast worden vanwege redenen van openbare orde of nationale veiligheid. In het rapport over de vreemdelingenketen is te lezen dat van de 780 toeganggeweigerde asielzoekers, 600 alsnog toegang tot Nederland kregen. Er blijft dus een groep van 180 geweigerde personen over. Wat waren voor deze mensen de bezwaren? Wij zijn ook benieuwd naar het aantal ongedocumenteerden. Wij horen namelijk nog steeds geluiden dat mensen op weg naar Nederland hun paspoort kwijtmaken. De Staatssecretaris zou voor de luchtvaartmaatschappijen komen met een uitgewerkt plan voor het aantal inkomende vluchten van buiten de EU waarvoor Advance Passenger Information (API) verstrekt moeten worden. Het CDA wil graag weten hoe het staat met de API-verplichting en of die kan worden uitgebreid.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begin met de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten. De Kamer heeft lang op die uitspraak moeten wachten. Het gaat echter niet om de Kamer, maar om al die mensen – ze zijn vandaag op het Plein en hier in de zaal – die al jarenlang in onzekerheid verkeren over hun recht op opvang.

De Raad van Europa heeft een duidelijke uitspraak gedaan. Deze is weliswaar niet juridisch bindend, maar wel gezaghebbend. Wij hebben afgelopen week de reactie van de PvdA op Radio 1 gehoord, namelijk dat iedere vreemdeling recht op opvang heeft. Nu zegt de PvdA dat dit nog even niet het geval is. Dat betreuren wij zeer. Het betekent dat deze mensen nog een winter in moeten, terwijl zij hun hoop op deze uitspraak hadden gesteld.

Ik heb twee concrete vragen aan de Staatssecretaris, die ook de PvdA heeft doorgeleid. Is de Staatssecretaris bereid de VNG tegemoet te komen, in ieder geval tot het Comité van Ministers uitspraak doet, als zij aangeeft gelden voor de noodopvang nodig te hebben? Is de Staatssecretaris van plan om in de tussenliggende periode geen mensen op straat te zetten, zodat de druk op de noodopvang van de gemeenten niet verder toeneemt? Dit zijn mijn belangrijkste vragen en ik hoop dat de Staatssecretaris daar welwillend op zal antwoorden.

De heer Azmani (VVD): Ruim twee jaar geleden, in de zomer van 2012, werd ik woordvoerder op dit dossier. De heer Voordewind was toen al de woordvoerder van de ChristenUnie-fractie. Toen waren er tentenkampen aan de Noodweg, daarna werd het de Vluchtkerk en zo hebben wij heel wat vluchtgebouwen gehad. De heer Voordewind geeft zelf aan dat wij alweer twee jaar verder zijn. Ik grijp even terug op de evaluatie van de Vluchthaven. De Staatssecretaris was toen best bereid om met de heer Van der Laan mee te denken en te bekijken of er een mogelijkheid voor opvang was voor de mensen die daar zaten, als ze meer bereid zouden zijn om mee te werken aan vertrek. De conclusie is dat dat project gefaald heeft. In de stukken staat dat het overgrote deel sub-kansloos of kansloos voor verblijf is en men voor het grootste deel niet wil meewerken aan vertrek. Als het overgrote deel totaal geen kans heeft in Nederland, wat wil de heer Voordewind dan bereiken? Vindt de heer Voordewind dat deze mensen moeten vertrekken of niet?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Als de heer Azmani de cijfers goed leest, staat er dat volgens de laatste stand van zaken 30 mensen van de 159 uit de Vluchtkerk alsnog een status hebben gekregen en dat 39 mensen in procedure zijn genomen. Na herscreening blijkt dus dat er fouten zijn gemaakt of nieuwe feiten aan de orde zijn, bijvoorbeeld omdat sommige mensen uit een land komen waar nu oorlog is. Denk maar aan Irak en Somalië. De Staatssecretaris heeft jarenlang geprobeerd om mensen gedwongen terug te sturen naar die landen en dat is tot op heden niet gelukt. Als de heer Azmani die cijfers leest, moet hij constateren dat er wel degelijk wat aan de hand is en dat bijna de helft van deze mensen alsnog in procedure is gekomen.

De heer Azmani (VVD): Als mensen uit Syrië of Irak komen, kunnen ze gewoon een aanvraag indienen en hoeven ze niet te verblijven in de Vluchthaven. Het project van de Vluchthaven is in de zomer afgerond en daarna is er een evaluatie verricht. Uit die eindevaluatie blijkt dat 102 van de 117 gevallen sub- of totaal kansloos zijn voor verblijf. Ik vraag nogmaals aan de heer Voordewind of hij vindt dat deze mensen moeten vertrekken als ze geen kans op verblijf hebben. Ja of nee?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het blijkt maar weer dat de situatie niet zo zwart-wit is als de VVD doet voorkomen. Het Rijk heeft daar ervaring mee. Het Rijk heeft bijvoorbeeld jarenlang Somaliërs in vreemdelingendetentie laten zitten, terwijl het niet lukte om deze mensen terug te sturen naar het land van herkomst. Dat was ook het geval bij de Irakezen. De situatie in Irak is alleen maar erger geworden, daar hoef ik verder geen woorden aan te wijden. Wat doet de Staatsecretaris? Hij definieert de grenzen van het ISIS-gebied heel duidelijk. Als mensen daarvandaan komen, hoeven ze niet terug, maar als mensen van twee kilometer buiten het ISIS-gebied komen en dagelijks bedreigd worden door datzelfde ISIS, kunnen ze prima terug. Ik geef het je te doen om dit uit te leggen aan de mensen die uit dat gebied komen. Een en ander ligt veel genuanceerder. Sommige mensen kunnen niet terug, omdat hun ambassades simpelweg niet meewerken. Wij moeten oog hebben voor dit soort schrijnende situaties. De heer Azmani zegt dan dat die mensen voor het buiten schuldcriterium in aanmerking komen, maar hij weet ook dat maar enkelen per jaar daarvoorvoor in aanmerking komen, omdat de criteria zo hoog liggen.

Voorzitter. Ik las tot mijn verbazing in Elsevier dat de Staatssecretaris over de 250 uit te nodigen Syrische vluchtelingen zegt: er ligt al enige tijd een aangenomen motie van de heer Voordewind, maar omdat er zo veel asielzoekers instromen, wordt dit heel erg lastig. De motie is een jaar geleden aangenomen en zou voor het einde van het jaar worden uitgevoerd. Het betreft uitgenodigde Syrische vluchtelingen. Wij doen het deze kwetsbare mensen toch niet aan dat ze een boottocht over de Middellandse Zee moeten ondernemen? Is de Staatssecretaris bereid om die 250 mensen te accepteren? Wij hebben nog maar vijf weken te gaan. De Staatssecretaris heeft het steeds maar uitgesteld. Als hij dit niet doet, moet ik constateren dat hij de motie weigert uit te voeren. Dan heeft hij de meerderheid van de Kamer tegenover zich, want ook coalitiepartij PvdA heeft deze motie gesteund. Graag krijg ik een reactie op dit punt.

In beginsel worden gezinnen voor maximaal twee weken in gesloten gezinslocaties geplaatst als zij dreigen zich aan het toezicht van het Rijk te onttrekken, zegt de Staatssecretaris. Wat betekent «in beginsel». Het kan dus langer dan twee weken duren. Hoe lang dan? Krijgen mensen die in de reguliere gezinslocaties zitten en medische verzorging nodig hebben, in de gesloten gezinslocaties geen of veel slechtere medische opvang? Hoe gaat de Staatssecretaris dat voorkomen?

Ook in het rapport van het College van de Rechten van de Mens wordt geconstateerd dat Nederland vooralsnog de grensdetentie laat bestaan. Het college en Vluchtelingenwerk constateren simpelweg dat dit zinloos en schadelijk is. Mensen die over land Nederland binnenkomen, komen gewoon in Ter Apel terecht, gaan naar een azc en worden in procedure genomen, terwijl de mensen die met het vliegtuig komen in de gevangenis belanden. Vanwaar dat onderscheid? De Staatssecretaris zegt dat de gezinnen gescreend worden, zodat ze kunnen worden doorgestuurd naar Ter Apel. Waarom voert de Staatssecretaris die screening niet uit bij individuen? Dan kunnen die gewoon door naar Ter Apel.

In het rapport van de werkgroep Kind in azc wordt een duidelijk signaal gegeven. De Staatssecretaris zegt dat het een dom rapport is. Hij moet toch erkennen dat verblijf in een gezinslocatie tot immateriële schade leidt? Kinderen lijden aan een gebrek aan nachtrust, privacy, et cetera. Hoelang gaat de Staatssecretaris door met de gesloten gezinslocaties?

Ik sluit aan bij de vragen van collega Schouw over de alleenstaande minderjarige asielzoekers. Waarom worden deze niet standaard geplaatst bij pleegouders, in plaats van in kleinere locaties? Ik prijs de Staatssecretaris ervoor dat de grootschalige locaties worden afgeschaft. Het gaat soms om jonge kinderen van onder de 15 jaar. Het zou toch beter zijn om hen in pleeggezinnen te plaatsen?

Wij hebben een gesprek gehad met het Nidos. Daarbij kwam de vraag naar voren of de Staatssecretaris wil bekijken of het Nidos de minderjarigen ook na het achttiende levensjaar kan monitoren of in schrijnende situaties kan doorgaan met opvang. Wij verliezen elk jaar honderden kinderen uit het oog en vrezen dat zij in handen van mensenhandelaren vallen of in de prostitutie belanden. Is de Staatssecretaris bereid om dat gesprek aan te gaan?

Ik krijg graag een reactie van de Staatssecretaris op het rapport van de universiteiten van Groningen, Kent en Washington. De belangrijkste aanbeveling daaruit is om in de asielprocedure een grotere plaats te geven aan godsdienst.

De vergadering wordt van 14.20 tot 14.35 uur geschorst.

De voorzitter: Wij zijn gekomen bij de eerste termijn van de Staatssecretaris. Ik sta per fractie drie korte interrupties zonder inleidingen toe.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun opmerkingen. Ik kom eerst te spreken over het standpunt van het Europees Comité voor Sociale Rechten. Daarna spreek ik over opvang van asielzoekers en vergunninghouders en vervolgens over het nieuwe amv-model en de hervestiging van Syriërs. Mevrouw Kuiken heeft een aantal specifieke vragen gesteld, die ik daarna zal bespreken. Vervolgens kom ik op de evaluatie van de Terugkeerrichtlijn en eventuele terugkeer. We komen ook te spreken over de grensdetentie. Ik dank de leden die complimenten hebben gemaakt over de inrichting van de gesloten gezinsvoorziening. Mevrouw Gesthuizen heeft een aantal vragen gesteld over Somalië en ten slotte volgt nog een aantal losse onderwerpen.

De klachtprocedures die aanhangig zijn onder het Europees Sociaal Handvest, staan op de agenda, maar het oordeel van het kabinet is dat het te vroeg is om het hier inhoudelijk met de Kamer over te hebben. Wij missen het oordeel van het Comité van Ministers. Pas als dat er is, is de collectieve klachtenprocedure afgerond. Op 9 juli jl. zijn de rapporten van de ECSR naar aanleiding van twee Nederlandse zaken toegezonden aan het Comité van Ministers. Het standpunt van het Europees Comité voor Sociale Rechten is openbaar, maar het Comité van Ministers moet nog een standpunt innemen. Dat standpunt wordt verwacht in februari 2015. Ik heb dit al eerder meegedeeld, dus het mag geen verrassing zijn dat het kabinet het standpunt en de conclusie van het Comité van Ministers wil afwachten. Het ECSR richt haar rapporten aan het Comité van Ministers en vervolgens is het aan het Comité van Ministers welke aanbevelingen het in de richting van de lidstaten doet. Dit is de feitelijke gang van zaken. Het besluit van het Comité van Ministers is van wezenlijk belang voor de vraag hoe een lidstaat met dit onderwerp moet omgaan.

Ik vind het belangrijk om eerst het besluit van het Comité van Ministers te kennen. Daarna kan ik ingaan op de vraag in hoeverre de Nederlandse regering er gevolg aan geeft. Ik kan dan ook de initiatiefnota van de SP, GroenLinks en de ChristenUnie bij dat overleg betrekken. Over die nota zijn relevante schriftelijke vragen gesteld, die nog op antwoord van de initiatiefnemers wachten. Mevrouw Gesthuizen sprak daar al over. Als die antwoorden er zijn, kunnen wij daarover spreken.

De voorzitter: Op deze algemene inleiding is al een tweetal interrupties. Ik stel voor die nu te doen, want ik heb verzuimd om aan het begin te zeggen dat ik graag wil dat de Staatssecretaris eerst een blok behandelt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De aftrap van de Staatssecretaris is helder. Hij wacht de uitspraak van het Comité van Ministers af, die ergens in februari komt. De PvdA vroeg de Staatssecretaris om in gesprek te gaan met de VNG om te bezien of er tegemoet gekomen kan worden aan de wens voor een overbrugging. Ik hoor graag de reactie van de Staatsecretaris op dit politieke feit. De PvdA heeft een tweede verzoek doorgeleid aan de Staatssecretaris. Is de Staatssecretaris bereid om tot de definitieve uitspraak van het Comité bekend is, niemand uit de azc’s op straat te zetten?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik wil ervoor waken dat er namens een andere partij vragen worden gesteld. Bovendien komen de antwoorden op mijn vragen nog. Anders wordt het een raar debat.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb een vraag gesteld aan mevrouw Kuiken en die heeft zij doorgeleid naar de Staatssecretaris. Vandaar dat ik erop kwam. Ik wacht de reactie van de Staatssecretaris af, maar omdat hij zich zo duidelijk uitsprak over het afwachten van de uitspraak van het Comité van Minister, vind ik het belangrijk om deze vragen te herhalen. Laat ik ze dan bij mijzelf houden.

De voorzitter: Deze vragen zijn dus de vragen van de heer Voordewind zelf. Mevrouw Kuiken maakt een terecht punt.

Staatssecretaris Teeven: Dan zal ik de vragen van de heer Voordewind meteen beantwoorden. Hij heeft twee duidelijke vragen gesteld. Is het kabinet bereid gelden ter beschikking te stellen aan gemeenten die op dit moment verplichtingen aangaan en zich daartoe gedwongen zien door het standpunt van het Europees Comité voor Sociale Rechten? Het antwoord is: nee, daar wil het kabinet geen gelden voor beschikking stellen. Als gemeenten verplichtingen aangaan naar aanleiding van het standpunt, zal het Rijk daar geen bijdrage aan geven.

De tweede vraag is: is de Staatssecretaris bereid om ervoor te zorgen dat er hangende de uitspraak geen mensen op straat worden gezet? Dat moet van geval van geval worden bekeken. Ons uitgangspunt is niet dat wij iedereen op straat zetten. De Kamer weet dat er in Utrecht iemand was die een keer per week even zijn daggeld bij het COA kwam ophalen, maar niet in het COA verbleef en daardoor ook geen recht meer had op opvang. Als zo’n situatie zich voordoet, kan het best gebeuren dat iemand op straat wordt gezet. Blijkbaar heeft zo iemand dan ergens anders in de gemeente opvang en komt die niet onder de blote hemel te slapen en dat is dan een heel andere situatie.

Dezelfde vraag is vervat in de brief van het Landelijk Overleg Gemeentebesturen inzake Opvang- en terugkeerbeleid (LOGO), die ik deze week heb ontvangen. De heer Voordewind vroeg of wij het beleid bevriezen. Nee, wij gaan gewoon door met het beleid van het kabinet. Er vindt geen beleidswijziging plaats. Dat heb ik mevrouw Kuiken overigens ook niet horen vragen. Mevrouw Kuiken heeft gevraagd of ik bereid ben om met de VNG in gesprek te gaan. Jazeker, maar ik ken het standpunt van de VNG en daar zitten zaken in waarover de VNG en ik het niet eens zijn. Als gemeenten op dit moment verplichtingen aangaan op basis van het standpunt van het Europees Comité voor Sociale Rechten, zal het Rijk die op generlei wijze compenseren. Daar is geen overeenstemming of afspraak over.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat is een helder antwoord op de vragen over het gesprek. De Staatssecretaris kent de houding van de VNG en geeft aan geen stuiver of cent mee te willen betalen aan de winteropvang ...

Staatssecretaris Teeven: Ik ben het met mevrouw Kuiken eens dat de heer Voordewind iemand geen woorden in de mond moet leggen. Ik zei heel duidelijk dat het Rijk niet zal bijdragen aan verplichtingen die gemeenten op dit moment menen te moeten aangaan naar aanleiding van het standpunt van het Europees Comité voor Sociale Rechten. Er vindt geen beleidswijziging van het Rijk plaats. Dit antwoord wordt vermengd met de winteropvang, maar er is al sinds jaren een winterkouderegeling, zoals mevrouw Kuiken al zei. Er is al jaren een regeling dat als het vriest, mensen die geen recht meer hebben op opvang, bij het COA kunnen blijven tot het niet meer vriest. Dat is een heel andere situatie. Ik heb mij niet in de discussie gemengd, maar het moet mij van het hart dat je niet alles met elkaar moet vermengen. Opvangfaciliteiten hebben niets te maken met de winterkouderegeling die al tien jaar bestaat.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik maak er bezwaar tegen dat ik mijn vraag niet heb kunnen afmaken. De Staatssecretaris gaat ervanuit dat ik een bepaalde richting op wil. Mijn vraag was of er gedurende de winter door de gemeenten noodopvang georganiseerd kan worden om de situatie te overbruggen totdat er een definitieve uitspraak van het Comité van Ministers is. Ik begrijp dat de vraag negatief wordt beantwoord. Dan heb ik nog een vraag. Tot nu toe heeft de Staatssecretaris altijd tegen de gemeenten gezegd dat noodopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers niet mag. Is de Staatssecretaris daarover van gedachten veranderd, in ieder geval totdat het Comité van Ministers een uitspraak doet? Als dat zo is, weten de gemeenten waar ze aan toe zijn. Ze krijgen dan misschien geen geld – wellicht kan de Kamer daar wat voor organiseren – maar ze worden ook niet gestraft als ze mensen opvangen die op straat worden gezet.

Staatssecretaris Teeven: Er is een bestuursakkoord van het Rijk en de gemeente dat dateert uit 2007. Het hangt heel erg af van de manier waarop gemeenten invulling geven aan hun zorgplicht of dat in strijd is met het bestuursakkoord of niet. Het is een gedifferentieerd verhaal. Soms doen gemeenten het zonder in strijd te komen met het bestuursakkoord. Soms komen zij dat wel, omdat ze er een dagopvang van maken. Het betreft dan niet meer een enkele nachtopvang voor daklozen, maar ze breiden die verder uit. Het gaat om een heel wankel evenwicht tussen het Rijk en de gemeenten. Ik heb vorig jaar geprobeerd om samen met het gemeentebestuur van Amsterdam eruit te komen, door in de Havenstraat een locatie in te richten waar mensen op krachten konden komen en niet continu de druk zouden ervaren dat ze worden uitgezet. Je kunt zeggen dat het een totale mislukking was of dat het niet zo’n groot succes was, afhankelijk van hoe je ertegenaan kijkt. De waarheid zal in het midden liggen, maar ik was er niet zo positief over. Dat experiment heeft mij in ieder geval niet gesterkt in de opvatting dat wij er langs deze weg uitkomen.

Dat laat onverlet dat ik de vragen van de heer Voordewind met nee moet beantwoorden. Gaat het Rijk geld bijdragen aan gemeenten die verplichtingen aangaan naar aanleiding van het standpunt van het Europees Comité? Nee. Gaat het Rijk samenwerken met gemeenten? Nee. Natuurlijk gaat het Rijk spreken met de gemeenten, net zoals vorig jaar. Er zijn gemeenten die effectieve opvangfaciliteiten hebben, zoals de gemeente Rotterdam. Daar worden mensen opgevangen op een wijze die ertoe leidt dat ze zelfstandig Nederland verlaten. Men is daar buitengewoon effectief. Ik heb er vandaag met de burgemeester van Rotterdam over gesproken. Ik constateer dat er een grote bereidheid tot zelfstandig vertrek is. Blijkbaar lukt het in die gemeente wel om mensen die niet meer in Nederland mogen zijn, te bewegen zelfstandig te vertrekken. Wij blijven ook in gesprek met gemeenten die andere opvattingen hebben, maar wij zijn het niet eens met wat een aantal gemeenten denkt te kunnen doen en wij gaan dit zeker niet financieren.

De voorzitter: Mijnheer Voordewind, dit is uw tweede interruptie.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik besteed mijn interrupties hieraan, omdat ik het heel belangrijk vind om duidelijkheid te krijgen. Voor een deel heb ik duidelijke antwoorden gekregen, maar voor een deel ook niet. De Staatssecretaris zegt dat hij in gesprek met gemeenten is om te bezien welke effectieve mogelijkheden er zijn. Hij noemt Rotterdam. Is de Staatssecretaris bereid de inventarisatie van effectieve methoden van opvang met de Kamer te delen middels een brief? De Staatssecretaris zegt dat deze opvang volgens het bestuursakkoord niet mag, maar dat er ook een zorgplicht is en dat hij wil bekijken wat eventueel mogelijk is. Daarbij noemt hij de nachtopvang als een mogelijkheid. Kan ik concluderen dat de nachtopvang een handreiking aan de gemeenten is om de tijd te overbruggen tot het Comité van Ministers met een uitspraak komt?

Staatssecretaris Teeven: Nee, dat kan de heer Voordewind niet concluderen. Zijn eerste vraag gaat over de opvang van uitgeprocedeerden. Die mogelijkheid is er al. Als mensen willen meewerken aan terugkeer bestaat de mogelijkheid van twaalf weken opvang in een vrijheidsbeperkende locatie. Als een gemeente effectief blijkt te zijn doordat zij hetzelfde doet als het Rijk en mensen daadwerkelijk vrijwillig vertrekken, is dat ook een mogelijkheid. Ik voel niks voor het opvangen van uitgeprocedeerde mensen. Mensen die niet meewerken aan vertrek of dat belemmeren, moeten in het kader van de Vreemdelingenwet het land verlaten. Dan moeten wij die mensen dus niet gaan opvangen. Een standpunt hierover van het ECSR ligt er al en er komt een beslissing van het Comité van Ministers. Die wacht ik af en vervolgens zal het kabinet er opnieuw over spreken. In dit standpunt zit dus geen ruimte voor enige financiële tegemoetkoming aan gemeenten die denken dat de uitspraak van het ECSR een vrijbrief is om financiële verplichtingen aan te gaan. Die zal het Rijk niet vergoeden.

Er is al een vorm van nachtopvang. Als er in gemeenten sprake is van daklozenopvang, kunnen zij nachtopvang geven. Dat is niets nieuws en niet in strijd met het bestuursakkoord van 2007. Het is ook geen nieuw systeem. Daarbij moet het echter wel blijven. Als burgemeesters spreken over een nachtopvang om dakloosheid te vermijden en de betreffende mensen zeggen dat zij die niet willen omdat die nachtopvang te kaal is, hebben wij een probleem. Daarbij laat ik overigens in het midden of dit een taak voor de gemeenten of voor het Rijk is. Die discussie zal pas in 2015 gevoerd worden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij krijgen toch iets meer helderheid. Ik concludeer dat de nachtopvang bespreekbaar kan zijn, maar dat er slagen om de arm gehouden worden. Ik constateer ook dat de Staatssecretaris zegt dat er effectieve wijzen van opvang zijn voor degenen die meewerken aan hun vertrek, zoals in Rotterdam het geval is. Ik vroeg of de Staatssecretaris die op een rijtje kan zetten, zodat de Kamer een overzicht heeft van de effectieve methoden. Als hij iets een effectieve methode vindt, is hij dan bereid om de gemeenten daarvoor financieel tegemoet te komen? Anders zitten die mensen in de azc’s.

Staatssecretaris Teeven: Nee, dat is niet zo. Mensen moeten meewerken aan vertrek. Dan krijgen zij twaalf weken opvang. Als zij meewerken aan vertrek verlaten zij het land. Een effectieve gemeente kan een methode hebben die een aanvulling kan zijn op de vertrekregeling die wij al kennen. Dat is niets nieuws. Het is interessant om met de VNG in gesprek te gaan over de effectieve gemeenten en de gemeenten die tegen het bestuursakkoord in gaan. Het Rijk gaat er nu in ieder geval geen cent aan uitgeven. Ik ben daar volstrekt helder over geweest. Ik weet dat er een plan ligt van de VNG om er op een bepaalde manier vorm aan te geven. Een van de uitgangspunten, gebaseerd op het standpunt van het ECSR, is dat het Rijk zou moeten meewerken en meebetalen aan de opvang. Ik ben er helder over geweest dat het standpunt van het ECSR op dit moment volstrekt geen aanleiding voor het Rijk is om mee te denken en mee te betalen.

De heer Fritsma (PVV): De Staatssecretaris schuift de zaak voor zich uit door te wachten op de beslissing van het Comité van Ministers. Dat is natuurlijk een zwaktebod. Waarom is de Staatssecretaris niet in staat om zijn eigen vreemdelingenbeleid te verdedigen? Illegalenopvang past daar duidelijk niet in. Waarom zegt hij niet gewoon dat illegalenopvang niet strookt met het vreemdelingenbeleid, omdat deze niet in het Nederlands belang is en dat we het gewoon niet doen, wat het Comité van Minister ook zegt?

Staatssecretaris Teeven: Volgens mij zeg ik dat ook. Opvang van illegalen is in strijd met het kabinetsbeleid en daarin gaat het kabinet niet bewegen. Volgens mij bedien ik de heer Fritsma op dit punt volledig. Jammer dat hij dit niet meepikt. Het is ook zo dat wij moeten afwachten wat de beslissing van het Comité van Ministers is. Daarna spreekt het Nederlandse kabinet er opnieuw over. Op dit moment wordt het Nederlandse beleid niet veranderd.

De heer Fritsma (PVV): Mijn zorg zit in de zinsnede «op dit moment». De Staatssecretaris houdt nog steeds de optie open om van mening te veranderen en toch illegalenopvang te faciliteren, als het Comité van Ministers vasthoudt aan de uitspraak. Ik vraag het nog één keer in het licht van de huidige omstandigheden. Nederland kampt op dit moment met een gigantische asielinstroom. Tienduizenden asielzoekers komen naar Nederland. De Staatssecretaris heeft geen idee waar hij al die mensen moet opvangen. Hoe kan hij in dat licht de optie openhouden om naast asielzoekers ook nog eens een keer illegalen op te vangen? Kan hij daar scherp op antwoorden? Graag met de toezegging dat illegalenopvang er hoe dan ook niet komt, ook niet als het Comité van Ministers iets anders wil.

Staatssecretaris Teeven: Het kabinet wil geen opvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen, van illegalen. Dat heb ik duidelijk gezegd. Gemeenten die daarvoor op dit moment en de komende maanden verplichtingen aangaan, worden niet financieel gecompenseerd. Het Rijk wil er ook niet over meedenken. Het heeft weinig zin om allerlei als-danbespiegelingen te houden. Ik heb meermalen gezegd dat er een grote instroom is van mensen die een vergunning krijgen. Het kost heel veel moeite om deze statushouders te laten uitstromen naar gemeenten. Er is dus al heel veel druk op de gemeenten en op het Rijk. Wij moeten die druk vooral niet vergroten. Dat is op dit moment het standpunt van het kabinet.

De heer Fritsma (PVV): Dan gebruik ik mijn tweede interruptie maar. Dit is natuurlijk wartaal. De Staatssecretaris zegt steeds dat hij op dit moment geen illegalen gaat opvangen. Nogmaals, hoe is het, gelet op de huidige problemen met de asielstroom, in hemelsnaam mogelijk dat hij de optie openhoudt om naast asielzoekers ook illegalen op te vangen? Er komende tienduizenden asielzoekers naar Nederland en de Staatssecretaris heeft geen idee waar hij die mensen moet huisvesten. Ik wil antwoord op die vraag. Hoe is het mogelijk dat de Staatssecretaris überhaupt die optie openhoudt?

Staatssecretaris Teeven: Volgens mij houd ik helemaal geen opties open. Er is een uitspraak van het ECSR waarover een aantal leden vragen stelt. Ik heb daarop duidelijk geantwoord. Daarover kan geen misverstand bestaan. Er komt in februari of maart, dat is nog volstrekt onhelder, een uitspraak van het Comité van Ministers. Dan is er weer een nieuw moment. Het kabinet staat echter geen opvang van illegalen voor. Gemeenten die verplichtingen aangaan om die wel op te vangen, moeten daar zelf voor dokken. Duidelijker kan ik niet wezen.

De heer Fritsma (PVV): «Duidelijker kan ik niet wezen»? Wat een onzin. De Staatssecretaris schuift de zaak voor zich uit door te wachten op een oordeel van het Comité van Ministers. Hij is kennelijk te laf om te zeggen dat bij het Nederlandse vreemdelingenbeleid geen illegalenopvang hoort, dat het niet in het Nederlands belang is om illegalenopvang te creëren, zeker niet in het licht van de huidige problemen, en dat we het dus gewoon niet doen. Waarom zet de Staatssecretaris het laatste restje daadkracht op het spel? Waarom zegt hij niet: we doen het niet, punt?

Staatssecretaris Teeven: Ik ben helemaal nergens te laf voor. Volgens mij ben je laffer als je het kabinetsbeleid voor een streng en rechtvaardig asielbeleid uitdraagt en daarvoor van het een op het andere moment, op 23 april 2012, wegloopt. Dat vind ik meer een vorm van lafheid, maar dat terzijde.

Het gaat om verantwoordelijkheid nemen.

De heer Fritsma (PVV): Ik wil een punt van orde maken.

Staatssecretaris Teeven: Ik maak bezwaar tegen de term «lafheid».

De voorzitter: Mijnheer Fritsma, de Staatssecretaris is aan het woord. U krijgt zo meteen weer ...

De heer Fritsma (PVV): Ik mag altijd een punt van orde maken. De Staatssecretaris wijst op de gedoogperiode. Als zijn voorganger Leers hier had gezeten, had ik die hierop aangesproken, maar die zit hier niet meer. Helaas niet meer, zou ik bijna zeggen als ik dit zo hoor. De Staatssecretaris kan dus niet wijzen op die periode, want zijn voorganger zit er niet meer om het beleid te verdedigen. De Staatssecretaris zit hier en ik spreek hem aan op zijn beleid. Hij moet kunnen uitleggen wat er gebeurt met het wel of niet opvangen van illegalen. Zo simpel is het.

Staatssecretaris Teeven: Ik zal het beleid gaarne uitdragen, maar de kwalificatie «lafheid» laat ik mij door dit lid niet zeggen. Als je je verantwoordelijkheid neemt, betekent dat dat je verantwoordelijkheid neemt als regeringspartij. Ik wil graag verantwoordelijkheid nemen, maar het woord «lafheid» hoort daar niet bij. De heer Fritsma zou er verstandig aan doen die woorden niet te gebruiken, want die dragen niet bij aan de kwaliteit van zijn betoog. Dit terzijde, maar het moet even gezegd zijn.

Laat volstrekt helder zijn dat het kabinet geen illegalen wil opvangen. Dat is ook niet het beleid. Ik zeg dat nu geloof ik voor de zevende keer. Er gebeurt wel iets om ons heen, in Europa. De uitspraak va het ECSR is juridisch niet bindend; de een vindt deze zeer gezaghebbend en de ander een beetje gezaghebbend, maar je kunt er niet omheen. Het standpunt van het kabinet is dat wij afwachten of er een aanbeveling komt aan Nederland als lidstaat. De uitspraak van het ECSR was geen aanbeveling. Als die aanbeveling komt, ontstaat er een nieuwe situatie en moet het kabinet zich opnieuw beraden. Maar illegalenopvang is geen uitgangspunt. Illegalenopvang is iets anders dan de mogelijkheid die gemeenten in het kader van daklozenopvang hebben om hun verantwoordelijkheid te nemen voor mensen die over straat zwerven. Sommige gemeenten doen dat en dat is niet in strijd met het bestuursakkoord. Dat deden ze overigens ook al in de regeerperiode waarin de fractie van heer Fritsma aan de gedoogconstructie deelnam. De opwinding van de heer Fritsma op dit punt snap ik dus niet helemaal. Sommige gemeenten doen dit buiten de grenzen en mogelijkheden van het bestuursakkoord om. Een aantal fracties hoor ik pleiten voor een financiële genoegdoening aan die gemeenten. Die zit er niet in. Duidelijker kan ik niet zijn.

De heer Schouw (D66): Ik zal de Staatssecretaris die deze martelgang moet ondergaan niet laf noemen, maar wel een beetje naïef. Hij weet dondersgoed dat hij bezig is met een achterhoedegevecht. De conclusies van het ECSR worden in 99 van de 100 gevallen overgenomen door het Comité van Ministers, dat in het algemeen ervaren wordt als een soort stempelkussen. Ik begrijp niet waarom de Staatssecretaris hier zo naïef in is. Misschien kan hij daarover duidelijkheid geven. Daarnaast proef ik dat hij zich verzet tegen de conclusies uit het rapport. Ik vraag hem ons deelgenoot te maken van de strategie die moet voorkomen dat de conclusies van het ECSR worden overgenomen door het Comité van Ministers.

Staatssecretaris Teeven: De Kamer kent het standpunt van het Nederlandse kabinet. Wij voeren naast een inhoudelijk verweer ook een ontvankelijkheidsverweer. Het Comité heeft een standpunt ingenomen en we zullen zien of de aanbeveling aanleiding geeft tot een resolutie. Het mag als bekend worden verondersteld, dat het kabinet het niet eens is met het standpunt van het ECSR, maar moet afwachten of er een resolutie van het Comité van Ministers komt. Meer is er niet aan de hand. Een strategie? Er wordt verweer door Nederland gevoerd en wij wachten de bijeenkomst van het Comité van Ministers af.

De heer Schouw (D66): Dat vind ik dus een wat naïeve houding. De stelling die de Staatssecretaris betrekt, is bekend. Het is fijn dat hij die herhaalt. Het is ook bekend dat het Comité van Ministers in 99 van de 100 gevallen de conclusies van het ECSR overneemt. Ik vind de Staatssecretaris op dit punt buitengewoon naïef. Kennelijk heeft hij geen strategie om dit te verhinderen.

Mijn vervolgvraag heeft te maken met de positie van de gemeenten. De heer Voordewind is volstrekt helder. Begrijp ik goed dat de Staatssecretaris zegt dat hij, totdat er een definitieve conclusie van de stempelkussenclub is, de situatie in de gemeenten gedoogt en dat die de opvang naar eigen inzicht mogen regelen, maar niet bij hem moeten komen met de rekening?

Staatssecretaris Teeven: Ik ben blij dat ik in de gelegenheid wordt gesteld om het nog een keer te herhalen. Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat er sowieso geen geld komt als gemeenten verplichtingen aangaan. Het Rijk gaat nergens aan meebetalen. Sommige gemeenten blijven met de manier waarop zij daklozenopvang organiseren, binnen de grenzen van de mogelijkheden van het bestuursakkoord. Daar kan ik dus geen bezwaar tegen maken. Er zijn echter ook gemeenten die daarbuiten gaan. Dat raad ik die gemeenten af. Ik zie ook geen noodzaak om bij te dragen, want er is een vrijheidsbeperkende locatie waar het Rijk twaalf weken opvang regelt voor mensen die willen meewerken. Dat is de feitelijke situatie en die is niet gewijzigd door het standpunt van het ECSR. De wereld is daardoor in Nederland niet anders geworden. Dat wordt door sommigen misschien gedacht, maar dat is niet zo.

De voorzitter: Ik vraag de Staatssecretaris om zijn betoog te vervolgen en de leden om te wachten met interrupties tot een blok is afgerond.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik heb al veel vragen over dit onderwerp beantwoord, ook de vraag over vreemdelingen die in de opvang van het COA verblijven. Voor hen neemt het Rijk zijn verantwoordelijkheid. Als er sprake is van vrieskou, zal de opvang voor uitgeprocedeerde vreemdelingen tijdelijk niet worden beëindigd, als er geen alternatief onderdak is. Overigens was dat ook zo tijdens de regeerperiode van het kabinet-Rutte I en daarvoor. Dit is geen nieuw beleid.

De heer Fritsma vroeg hoe het zit met de uitkering die in de gemeente Boxmeer wordt verstrekt en waar uit eigen middelen een gezin wordt ondersteund. Gezinnen met minderjarige kinderen zonder rechtmatig verblijf kunnen sinds halverwege 2012 terecht in een gezinslocatie waar aan vertrek gewerkt kan worden. De gemeente Boxmeer lijkt dat perspectief volledig te missen. Op deze manier ondersteuning geven aan mensen met een bijstandsuitkering, vindt het Rijk echt verkeerd. Ik zie niet in waarom Boxmeer daarvoor schaarse financiële middelen vanuit het gemeentebudget heeft vrijgemaakt. Er is van rijkswege onderdak in een vrijheidsbeperkende locatie mogelijk en in dit geval zelfs in een gezinslocatie, omdat het een gezin met kinderen betreft. Er is dus geen enkele reden voor de gemeente Boxmeer om een bijstandsuitkering aan dit gezin te verstrekken. Ik zal mij met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstaan over de consequenties die dit voor de gemeente moet hebben.

Mevrouw Gesthuizen zei dat het ECSR concludeert dat Nederland het ESH schendt. Wij moeten scherp houden dat het geen uitspraak van een rechtscollege betreft, maar een standpunt van een comité. Ik wacht op de besluitvorming van het Comité van Ministers en wil daar niet op vooruitlopen.

Mevrouw Gesthuizen vroeg om een serieuze reactie op het rapport van de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa. Mijn reactie aan de Kamer is zeer serieus. Ik heb de indruk dat mevrouw Gesthuizen zich daar inhoudelijk niet in kan vinden. Dat kan ik begrijpen, maar dat mag zich niet vertalen in de opmerking dat mijn reactie niet serieus is. Die is wel serieus, maar mevrouw Gesthuizen en ik zijn het niet met elkaar eens. Dat is iets anders.

De heer Azmani vroeg of er inmiddels uitzettingen plaatsvinden van mensen uit de Vluchtgarage. Vijf personen uit de Vluchtgarage zijn vrijwillig teruggekeerd naar hun land van herkomst. Die vreemdelingen zijn geholpen en gefaciliteerd door de DT&V. Gedwongen terugkeer heeft nog niet plaatsgevonden.

De heer Azmani vroeg ook welke inspanningen ik verricht ten aanzien van opvangvoorzieningen in het land van herkomst. De DT&V financiert via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) een aantal opvangplekken in weeshuizen in Congo en Angola. De heer Azmani noemde dat zelf al. Hij zei dat daar niet veel gebruik van wordt gemaakt. Dat klopt. Er is weinig tot niet gebruikgemaakt van die opvangplekken, omdat vreemdelingen die terugkeren, nagenoeg altijd worden opgevangen door familie. Daarbij komt dat de instroom uit die landen laag is.

De heer Schouw (D66): De Minister zegt dat hij mevrouw Kuiken bedient en in overleg gaat met de gemeenten. Ik ben benieuwd wat de inzet van de Staatssecretaris is. Als gemeenten zich niet houden aan dat bestuursakkoord van jaren geleden, wat gaat de Staatssecretaris dan doen? Den Haag en Amsterdam doen dat niet en daar zitten ook VVD-wethouders. Gaat de Staatssecretaris handhaven? Krijgen ze een brief? Of gedoogt hij dit?

Staatssecretaris Teeven: Het bestuursakkoord van 2007 is er gekomen, omdat er toen overeenstemming was dat gemeentelijke noodopvang geen juiste en goede ontwikkeling was en niet meer mogelijk moest zijn. Ik blijf met de gemeenten in gesprek over oplossingen en blijf meedenken. Dat heb ik de afgelopen twee jaar ook gedaan. In Amsterdam hebben wij vorig jaar geëxperimenteerd. Het Rijk is niet zo enthousiast over dat experiment, zoals men zal begrijpen. Het is geen loos gebaar om met gemeenten in gesprek te gaan. Het lokaal bestuur wordt geconfronteerd met serieuze problemen en het kan niet zo zijn dat het Rijk niet thuis geeft als daarover gesproken moet worden. Maar als gemeenten een lijn inzetten op basis van het standpunt van het ECSR en daaraan een blanco cheque hangen die het Rijk mag betalen, is mijn antwoord nee.

De heer Schouw (D66): Op het gevaar af dat de Staatssecretaris en ik langs elkaar heen praten zeg ik het nog eens: gemeenten anticiperen op de definitieve uitspraak en gaan opvang organiseren. De Staatssecretaris zegt dat hij die niet gaat betalen. Dan zullen de gemeenten de opvang misschien voor eigen rekening nemen. De Staatssecretaris zegt stoer dat hij die opvang niet wil. Gaat hij dat handhaven of gedoogt hij de opvang tot de definitieve uitspraak?

Staatssecretaris Teeven: Volgens mij is de situatie ten opzichte van de afgelopen twee jaar niet gewijzigd. Ik ben steeds met gemeenten in gesprek om oplossingen te vinden. Dat zal ik blijven doen. De CDA-fractie heeft daarvoor bij de begrotingsbehandeling van 2014 aandacht gevraagd. Ik blijf gemeenten erop wijzen dat het Rijk aan mensen die willen meewerken aan hun vertrek, opvang kan geven en dat de dienst Terugkeer & Vertrek bereid is om met gemeenten samen te werken, als ze erin slagen om zelf medewerking te organiseren. Soms brengt een ontwikkeling van de internationale situatie, zoals in Irak, mee dat de problemen aanzienlijk kleiner worden, omdat een bepaalde groep de mogelijkheid krijgt om opnieuw in procedure genomen te worden. Als gemeenten willen voorsorteren of anticiperen op iets wat gaat gebeuren, ben ik duidelijk: daar ben ik het niet mee eens. Het Nederlandse kabinet voert daar ook verweer tegen. Wij wachten de volgende stap, het besluit van het Comité van Ministers, af, maar dat betekent niet dat wij mee gaan denken met de gemeenten.

De heer Azmani (VVD): De Staatssecretaris zei dat vijf mensen vrijwillig de Vluchtgarage hebben verlaten. Ik wil meer inzicht hebben in de inspanningen van de DT&V. Ik geloof dat de mensen tegenwoordig weer in het Vluchtgebouw zitten en dat de Vluchthaven gesloten is. Het grootste deel heeft geen kans om hier te mogen verblijven en heeft totaal geen problemen. Het enige argument is dat men niet wil meewerken aan vertrek. Van de mensen in de Vluchtgarage wisten wij dat al. Die mensen wilden bij elkaar blijven en niet individualiseren. Welke inspanningen worden verricht? De Staatssecretaris hoeft deze vraag niet vandaag te beantwoorden, maar ik zou het antwoord graag op schrift ontvangen.

Staatssecretaris Teeven: Ik kan er wel iets over zeggen. In de stad Rotterdam worden veel inspanningen verricht om mensen ertoe te bewegen vrijwillig terug te keren. Met betrekking tot een aantal mensen van Marokkaanse en Algerijnse herkomst is Rotterdam hierin zeer succesvol door die mensen voor een bepaalde duur opvang te geven in een vrijheidsbeperkende locatie. Als er in andere steden mogelijkheden zijn om dit te bewerkstelligen, zullen wij dat zeker doen. Mensen vrijwillig laten vertrekken is altijd beter dan gedwongen. Ik wijs de heer Azmani erop dat het voor mensen met bepaalde nationaliteiten die in de grote steden verblijven niet mogelijk is gedwongen terugkeer te realiseren, omdat ze in het geval van gedwongen terugkeer niet worden geaccepteerd door hun land van herkomst. Ik ben bereid om een totaaloverzicht te geven van de aantallen in alle grote steden. Dan kan de commissie een vergelijking trekken. Ik zal ook aangeven voor wie gedwongen terugkeer geen mogelijkheid is en wie daarom is veroordeeld tot vrijwillige terugkeer.

De heer Azmani (VVD): Ik ben de Staatssecretaris erkentelijk voor deze toezegging.

Mijn andere punt gaat over het antwoord over alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Het voorstel is om de opvang te herzien: geen opvang in campussen maar in gezinslocaties. Hoe groot is het issue met amv’s? In het verleden kwam een verhoogde instroom uit Angola, maar welke landen betreft het nu? Welke inspanningen worden verricht om daar opvangvoorzieningen te creëren, zodat er geen verblijfsrecht in Nederland is?

Staatssecretaris Teeven: Ik kom direct te spreken over de amv’s. Concreet zijn de landen met een verhoogde instroom van amv’s Syrië en Eritrea. Het is op dit moment volstrekt onmogelijk om in die landen een opvangvoorziening te creëren.

Voorzitter. Mevrouw Gesthuizen vroeg naar de locatie in Den Helder en waarom men niet in gesprek is gegaan met de andere partij. Het COA heeft niet gekozen voor de gang naar de rechter, dat heeft de afgewezen partij gedaan. Het COA is met dit feit geconfronteerd. Het COA heeft het gunningsvoornemen conform de aanbestedingsregels kenbaar gemaakt. Daartegen kan bezwaar gemaakt worden bij de gebruikelijke instanties. De uitspraak in deze zaak wordt verwacht op vrijdag 21 november.

De heer Schouw en mevrouw Kuiken vroegen wat ik doe om de gemeenten te ondersteunen bij het in goede banen leiden van de huisvesting van statushouders. Het aantal statushouders loopt op. De vergunninghouders worden verdeeld over alle 407 gemeenten. Niet overal is de woningmarkt ontspannen genoeg om snel de vereiste woningen ter beschikking te stellen. De suggestie van mevrouw Kuiken is een goede. Ik heb een afspraak staan met de Minister van Wonen en Rijksdienst om met de woningcorporaties te bezien of er een groter contingent aan huurwoningen beschikbaar kan komen. Ik wil dit met Minister Blok bespreken. Wij hebben hiertoe een overlegplatform opgericht met daaronder een operationeel projectteam. Dat projectteam gaat aan de slag met het zoeken van mogelijkheden om het huisvestingsproces te optimaliseren en de woningmarkt optimaler te benutten. Wij hebben afgesproken te bezien in hoeverre leegstaand maatschappelijk vastgoed, zoals leegstaande scholen en verzorgingstehuizen, benut kunnen worden voor de huisvesting van nieuwkomers. Dat speelt bijvoorbeeld in Rotterdam, waar in Noord wordt gekeken naar een verzorgingshuis dat niet meer in gebruik is.

Wij proberen er ook voor te zorgen dat meerdere personen in één woning kunnen worden gehuisvest als voordeurdelers. Dat gebeurt al, maar wij moeten bekijken of dat op grotere schaal kan. Volgend jaar moeten naar verwachting 29.000 mensen een woning krijgen. Dat betekent dat wij met de gemeenten goede prestatieafspraken moeten maken. Vanuit het Rijk is iemand aangesteld die een speciale rondtoer maakt langs alle lokale bestuurders om ervoor te zorgen dat daar enthousiaster aan gewerkt wordt.

De heer Fritsma vroeg hoe in 2015 de opvang door het COA wordt gefinancierd. Volgende week bespreken wij de begroting. Daarin is de financiering van de opvang neergelegd. Als blijkt dat die onvoldoende is, zal dat binnen het kabinet besproken moeten worden. Voor een groot deel worden de opvangkosten toegerekend aan het ODA-budget van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De heer Oskam vroeg of ik ook zoek naar kleinschalige opvang. Afgelopen vrijdag heeft het COA in de gemeente Utrechtse Heuvelrug een opvang geopend met 120 plaatsen, die uitgebreid kan worden tot 200 plaatsen. Het COA is natuurlijk afhankelijk van geschikte opvanglocaties en van de snelheid waarmee die kunnen worden ingezet. Dat hangt af van bestuurlijke trajecten, maar daar zit eigenlijk niet het grootste knelpunt. Dat zit op het juridische vlak, bij het bestemmingsplan en de bouwvergunning. Daardoor wordt de keuzevrijheid van het COA ingeperkt. Vooropstaat dat iedereen die recht heeft op opvang, opvang moet krijgen en dat wij ervoor moeten zorgen dat er geen noodsituaties ontstaan. In 2015 verwachten wij een toename van de asielzoekersstroom en dus ook een toename van de druk op de COA-voorzieningen.

De heer Fritsma (PVV): Dat is slecht nieuws. De Staatssecretaris verwacht een toename, terwijl de situatie al uit de hand is gelopen. Hij zegt dat ouderen de verzorgingshuizen uitgaan en asielzoekers erin komen. Dat is tekenend voor de situatie. Er worden meer huurwoningen voor asielzoekers in stelling gebracht. Dat is nieuw voor mij. Dat gaat natuurlijk ten koste van andere woningzoekenden, die vaak al jarenlang op de wachtlijst staan. Je kunt een hele tijd doorgaan met dit soort voorbeelden, maar waar ligt de grens volgens de Staatssecretaris? Wat is de bottomline? De stroom van tienduizenden asielzoekers kunnen wij niet aan. Waar ligt de grens? Wanneer zegt de Staatssecretaris: nu moet er iets aan de asielstroom gebeuren, want wij kunnen het niet aan? Moeten wij naar de 50.000, de 100.000 of de 200.000? De Staatssecretaris moet daar een idee over hebben.

Staatssecretaris Teeven: Dit hebben wij in eerdere overleggen veelvuldig met elkaar gewisseld. De oplossing voor de opvang van asielzoekers uit met name het Midden-Oosten en Oost-Afrika ligt natuurlijk niet in Europa, maar in opvang in de regio. Opvang in Europa kan nooit een definitieve oplossing bieden. Het is een feit dat die mensen in grote getalen, zeker vanuit Syrië, in de richting van Europa komen en dat ze zich niet evenredig verdelen over de 28 landen. Naar 7 landen gaan meer mensen dan naar de andere 21. Wij moeten in Europees verband naar oplossingen kijken. Dat betekent mogelijk een betere bewaking van de buitengrenzen en een andere verdeling van asielzoekers over Europa. Het is echter geen verhaal dat Nederland even op kan lossen. Ik heb scherp naar het inwilligingspercentage van de verschillende Europese lidstaten gekeken. Als je de nareis eruit haalt, ligt het inwilligingspercentage van Nederland van met name Syrische asielzoekers verhoudingsgewijs op hetzelfde niveau als dat van de andere zes landen waar veel mensen naartoe gaan.

De heer Fritsma (PVV): Nederland kan de druk allang niet meer aan. De Staatssecretaris zegt dat er nog meer asielzoekers komen, dus dat er nog meer huurwoningen ter beschikking gesteld moeten worden, en dat de oplossing voor de opvang in de regio ligt. Natuurlijk ligt de oplossing in de regio, maar het huidige beleid om iedere asielzoeker die zich in Nederland meldt, op te nemen, is daarmee in tegenspraak. Ik stel nogmaals de vraag: bij welk aantal komt er een verandering in de situatie dat wij alle asielzoekers die zich in Nederland melden, moeten opnemen? Ligt de grens bij 50.000, bij 100.000 of bij 200.000? Daar gaat het om.

Staatssecretaris Teeven: Nee, dat is niet het punt waarom het hier gaat. De beslissing of mensen in Nederland worden toegelaten, wordt door de immigratieautoriteiten genomen. Dat is geen kwestie van beleid, maar van een individuele beslissing. Als er mensen uit landen als Syrië komen, waar mensen weg worden gebombardeerd en grote problemen zijn, zoals iedereen elke dag in de media kan zien, is het niet reëel om bij een bepaald aantal een grens te trekken. De heer Fritsma heeft wel gelijk dat, als de asielinstroom hoog is en het inwilligingspercentage voor sommige groepen middelhoog en hoog is, dit druk geeft op voorzieningen in Nederland. Het is echter buitengewoon ingewikkeld om de situatie in bijvoorbeeld Syrië te beïnvloeden. Wij proberen dat vanuit Nederland te doen, zoals andere Europese landen dat ook proberen, maar dat leidt niet ogenblikkelijk tot een lagere asielinstroom. Laten we daar gewoon realistisch over zijn. Het is niet zo dat als het Nederlandse kabinet zegt dat het niet meer dan 40.000 asielzoekers voor Nederland wil, het er geen 41.000 worden. Zo zit de wereld niet in elkaar. Wij kunnen dat niet beïnvloeden en dat weet de heer Fritsma vanuit zijn ervaring bij de IND natuurlijk al jaren.

De heer Oskam (CDA): Fijn dat het in Utrechtse Heuvelrug is gelukt om kleinschaliger opvang te regelen. Dit heeft te maken met locatie, bestemmingsplannen en bestuurlijke wil. Mij bereiken echter geluiden dat burgemeesters wel willen, maar dat de opvang dan echt kleinschaliger moet zijn. Dit heeft te maken met het draagvlak. Erkent de Staatssecretaris dat het draagvlak belangrijk is voor het opvangen van mensen? Wil het ministerie actief met die kleinere plaatsen aan de gang gaan?

Staatssecretaris Teeven: De heer Oskam heeft gelijk. Het draagvlak is buitengewoon belangrijk. De heer Oskam noemde in zijn inbreng de gemeente Midden-Drenthe, waar 1.400 mensen zouden komen. Dat is in eerste instantie afgetopt op 500 mensen. Ik heb met wethouders en gemeentebestuurders gesproken, ook van de partijen die hier aan tafel zijn vertegenwoordigd. Als het Rijk oftewel het COA afspraken met gemeenten maakt, is het belangrijk dat toezeggingen ook uitgevoerd worden. In Midden-Drenthe werd het draagvlak hierdoor beïnvloed en dat was desastreus. Als je zegt dat er mensen uit Syrië komen en er komen in zo’n kleine gemeenschap 200 Eritrese alleenstaande mannen, dan bevordert dat het draagvlak niet. Die fouten moet het COA niet maken. Ik begrijp dat die soms gemaakt worden, want er wordt onder hoge druk gewerkt. Als je iets anders zegt dan je uiteindelijk doet, beïnvloedt dat het draagvlak. Dat soort fouten moeten wij voorkomen. Ik stel desalniettemin vast dat het draagvlak in Nederlandse gemeenten om aan de mensen die een vergunning krijgen opvang te verlenen en de uithuisplaatsing voor hun rekening te nemen, best groot is. Het is niet zo, zoals sommigen in de commissie suggereren, dat er absoluut geen draagvlak meer is. Dat bespeur ik helemaal niet, maar wij moeten er voorzichtig mee omgaan.

Voorzitter. De heer Schouw heeft aan mij gevraagd of het COA-personeel aanvullende training krijgt en opgeleid wordt om in lijn met de rechten van kinderen te werken. Het COA heeft een lange ervaring met de opvang van minderjarigen in kleinschalige woonvoorzieningen. Er is door het Nidos en het COA gezamenlijk een methodiek ontwikkeld voor de begeleiding van amv’s. Maatwerk is belangrijk. Je kunt natuurlijk niet elk kind in een pleeggezin plaatsen. Dat is schier onmogelijk.

De heer Schouw vroeg of ook kinderen boven de 15 jaar in een pleeggezin geplaatst kunnen worden. Dat is wel het uitgangspunt, maar daarvan wordt afgeweken als de instroom hoog is. Wij proberen maatwerk te leveren, maar dat is onder de huidige omstandigheden moeilijk. Ik hoor wat organisaties als Defence for Children en Vluchtelingenwerk Nederland daarvan vinden en ik sta open voor hun argumenten, maar het is ingewikkeld om het altijd zo te doen.

Met kleinschalige voorzieningen bedoelen wij woonvoorzieningen met maximaal zestien tot twintig bedden. De begeleiding is in principe 24 uursbegeleiding. Amv’s die bij hun aanmelding 17,5 jaar of ouder zijn, worden in kleinschalige woonvoorzieningen op een azc opgevangen, zodat zij bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar in het azc kunnen instromen als zij nog recht hebben op opvang. Op die manier borgen wij een goed vervolgtraject.

De heer Schouw vroeg waarom het nieuwe opvangmodel, dat pas op 1 januari 2016 ingaat, niet nu al kan ingaan, zodat alle kinderen onder de 15 jaar in opvanggezinnen worden geplaatst. Dit moet zorgvuldig gebeuren. Als ik er ruimte voor zie, zal ik de Kamer daarover opnieuw informeren. Op dit moment stuit het af op capaciteitsoverwegingen.

De heer Azmani vroeg naar de cijfers van gezinshereniging met niet-biologische ouders. Waarom zijn die zo hoog en is er wel altijd sprake is van een feitelijke gezinsband? Ja, er is sprake van een feitelijke gezinsband. Kinderen kunnen voor de komst naar Nederland in een pleeggezin zijn opgevangen en er kan sprake zijn van het feitelijk behoren tot het gezin. Dit kan ook gedurende de reis naar Nederland zijn gebeurd. Die kinderen kunnen voor gezinshereniging met hun in Nederland verblijvende niet-biologische ouders in aanmerking komen. Zij moeten daarvoor wel een mvv (machtiging tot voorlopig verblijf) aanvragen. De IND stelt dan vast of er sprake is van een feitelijke gezinsband die al voor aankomst in Nederland bestond.

Waarom ligt het percentage mvv’s zo hoog? De oorzaak daarvoor is het hoge aantal toegekende mvv’s aan Somaliërs in 2013. Het aantal is in 2014 weer afgenomen. Zoals de Kamer bekend is, bevinden zich binnen die groep relatief veel pleegkinderen, wat wordt veroorzaakt door de geweldsituatie in het land van herkomst.

De heer Azmani vraagt hoeveel aanvragen van amv’s worden afgewezen. In de eerste tien maanden van 2014 zijn circa 640 aanvragen van amv’s afgehandeld. Van die aanvragen zijn er ongeveer 130 afgewezen en zo’n 510 ingewilligd. Een aanzienlijk deel van die inwilligingen valt te verklaren door de grote instroom van Eritrese amv’s in april en mei.

Hoeveel amv’s zijn er in 2014 ingestroomd, vroeg de heer Azmani. In de eerste tien maanden van 2014 hebben ongeveer 900 amv’s een asielaanvraag ingediend.

De heer Voordewind had een vraag over Nidos. Ik heb de Kamer toegezegd om te onderzoeken of meer maatwerk nodig is bij het begeleiden van amv’s in de beschermde opvang en te bezien of Nidos als coach kan blijven fungeren na het achttiende jaar. Op basis van het gezamenlijke voorstel van het COA en Nidos is besloten om in 2015 een pilot te starten voor de duur van één jaar. Die bestaat uit drie onderdelen: voortzetting van de beschermde opvang na het achttiende jaar, het treffen van aanvullende voorzieningen in azc’s en het niet abrupt laten eindigen van de begeleiding door Nidos voor jongeren in de beschermde opvang. De formele rol wordt natuurlijk wel beëindigd als een jongere 18 jaar wordt. Ik start die pilot omdat het programma in de beschermde opvang niet altijd rond het achttiende levensjaar is afgerond.

Mevrouw Gesthuizen heeft mede namens de GroenLinks-fractie gevraagd of er nadelige effecten zijn van de ruimhartige regelingen voor Syriërs die andere EU-landen hebben aangedaan. Daar is geen onderzoek naar gedaan, maar wij hebben er wel informele signalen over gekregen. Ik hoor veelvuldig dat Syriërs die op tijdelijke voorwaarden naar landen als Duitsland zijn gekomen, vervolgens vrij massaal asiel aanvragen. Dat is een dubbele belasting voor het systeem. Dat sterkt mij in het eerder ingenomen standpunt dat tijdelijke arrangementen zoals in Duitsland en Oostenrijk, niet tijdelijk zijn en dat die extra regelingen niet wenselijk zijn naast onze asielprocedure en het hervestigingsbeleid. Bovendien heeft de Kamer er bij herhaling aandacht voor gevraagd, dat ik wel degelijk moet kijken naar de herkomst van Syrische vluchtelingen en scherp moet letten op 1F-indicaties. Dat kan niet met een aparte regeling waarin geen enkel toetsingsmoment zit.

Mevrouw Kuiken vroeg of ik bij andere Europese lidstaten kan vragen naar de best practices ten aanzien van terugkeer. Dat doen wij binnen het Eurint-netwerk. Dat netwerk bestaat uit 21 migratie- en terugkeerorganisaties en Frontex. Een van de doelen van Eurint is het uitwisselen en delen van de best practices ten aanzien van terugkeer. Een onderdeel dat op dit moment gerealiseerd wordt, is het via het Europees Asiel Ondersteuningsbureau (EASO) maken van gemeenschappelijke ambtsberichten over de stand van zaken en de gevaarzetting in het land van herkomst. Wij hebben dat onlangs gedaan voor Somalië.

Mevrouw Kuiken vraagt hoe wij verdergaan met het project Safe Return. Op de slotconferentie van dat project op 25 september jl. en in antwoord op Kamervragen van mevrouw Rebel van 20 oktober jl. hebben Staatssecretaris Van Rijn en ik onze waardering uitgesproken voor de ontwikkelde methodiek. Het is belangrijk dat slachtoffers een realistisch beeld van hun toekomst hebben en in staat worden gesteld vanuit eigen kracht – een woord dat de heer Voordewind zal aanspreken – een geïnformeerde beslissing over hun eigen toekomst te nemen. De projectorganisatie heeft in kaart gebracht op welke manier zij de methodiek wil uitrollen en wat zij daarvoor nodig heeft. Als ik dat plan heb ontvangen, ga ik samen met Staatssecretaris Van Rijn met de projectorganisatie bespreken op welke manier dit zo snel mogelijk gestalte kan krijgen.

Mevrouw Kuiken vraagt hoeveel vreemdelingen met hiv de afgelopen jaren zijn uitgezet. Door de DT&V wordt de medische achtergrond van vreemdelingen niet geadministreerd in het informatiesysteem. Zij vroeg ook of het klopt dat veel hiv-geïnfecteerden in een soort niemandsland verblijven, omdat zij moeten terugkeren maar niet daadwerkelijk worden uitgezet. Dat beeld herken ik niet. Het is primair de verantwoordelijkheid van iedere niet-toegelaten vreemdeling om zelf zijn vertrek te organiseren. Dat geldt ook voor vreemdelingen met een hiv-problematiek. De IOM en de DT&V kunnen de vreemdeling daarbij ondersteunen. In het geval dat een vreemdeling niet zelfstandig vertrekt, kan de vreemdeling worden uitgezet, maar dan is het aan de DT&V om bepaalde reisvoorwaarden te vervullen. De medewerking van de vreemdeling is daarbij essentieel om het vertrek en de fysieke overdracht efficiënt te laten verlopen. Als die reisvoorwaarden niet zijn geregeld, kan een vreemdeling niet worden uitgezet. De DT&V kan in dat geval aan de IND een zwaarwegend advies geven om rechtmatig verblijf toe te kennen op grond van artikel 64 of het buitenschuldbeleid.

Mevrouw Kuiken vroeg waarom terugkeer naar het land van herkomst niet langer getoetst wordt aan de criteria van de WHO. De artsen van het Bureau Medische Advisering (BMA) moeten onderzoeken of in het land van herkomst een medische behandeling voor specifieke klachten van een vreemdeling beschikbaar is. Dat gebeurt aan de hand van bronnen als International SOS en vertrouwensartsen. De rapportages van de WHO zijn daarvoor vaak te algemeen. De informatie is niet vergelijkbaar met die van International SOS of een vertrouwensarts en daardoor niet bruikbaar voor de beoordeling die het BMA moet maken.

Hoe gaat het trap-op-trap-afsysteem waarover geschreven wordt in de evaluatie van de Terugkeerrichtlijn er concreet uitzien? Dat systeem wordt op dit moment uitgewerkt. Het is van belang dat het nieuwe beleid goed aansluit bij de bestaande wet- en regelgeving. Ik zal de Kamer voor het eind van dit jaar informeren over de verdere uitwerking van het systeem.

De heer Azmani en anderen hebben opgemerkt dat de politie geen prioriteit geeft aan het licht inreisverbod. Zij vroegen of een beleidswijziging op dit punt wel zin heeft. Het klopt dat de boete voor de overtreding van het inreisverbod niet de hoogste prioriteit krijgt bij een hoge werklast. De hoogste prioriteit gaat natuurlijk naar het vertrek van criminele en overlastgevende vreemdelingen. Dat hebben wij eerder afgesproken. Een beleidswijziging beoogt ook geen wijziging te brengen in de prioritering van het vreemdelingentoezicht, maar de belemmerende werking die het inreisverbod kan hebben op het vertrek van illegale vreemdelingen, te minimaliseren. Dat houdt in de praktijk in dat de vreemdeling die de verantwoordelijkheid neemt door actief te werken aan vertrek en vervolgens daadwerkelijk vertrekt, een korting krijgt op de duur van het inreisverbod. De vreemdeling die langdurig tegen de regels in verblijft en niet de verantwoordelijkheid neemt om actief mee te werken aan vertrek, krijgt een langdurend inreisverbod, het zogenaamde verzwaard inreisverbod. Door hard op te treden waar nodig en soepel te zijn waar kan, kunnen wij een stimulans aan vertrek geven. Het voorstel wordt op dit moment uitgewerkt en ik zal de Kamer hierover voor het eind van dit jaar informeren.

De heer Schouw vroeg of in de toekomst nog wel wordt gehandhaafd. Ik heb al gezegd dat de politie nauw betrokken is bij de uitwerking van het nieuwe beleid. Dat botst weleens met andere prioriteiten van de politie, waar ook de D66-fractie veel prioriteit aan geeft. Het is ook onderdeel van de gesprekken over de prioritering en de handhaving van het vreemdelingenbeleid die wij met de politie voeren. Als het nieuwe beleid gestalte krijgt, wordt de Kamer daarover nader geïnformeerd. Ik doe dat samen met de Minister van Veiligheid en Justitie. De Kamer weet dat de politie vele beleidsprioriteiten op haar bordje heeft. De heer Schouw mompelde mij al wat toe over het uitzitten van gevangenisstraffen en het executeren van straffen. Straffen die de rechter oplegt, moeten worden uitgevoerd. Daar vraagt de D66-fractie bij herhaling aandacht voor. Dat is een belangrijke prioriteit die soms strijdig is met de prioriteiten van het licht inreisverbod.

De heer Azmani vroeg naar de stand van zaken van de richtsnoeren en aanbevelingen van de Europese Commissie naar aanleiding van de evaluatie van de Terugkeerrichtlijn. De EC is met de Europese lidstaten in gesprek over een concepttekst voor het handboek. De Commissie verwacht het handboek in de loop van het komend jaar af te ronden. Het handboek moet een hulpmiddel worden voor de uitvoerende diensten bij de uitoefening van hun taken in het kader van het terugkeerproces. De inhoud van het handboek is natuurlijk niet juridisch bindend.

De VVD-fractie wil andere prioriteiten bij de politie. Het gezag dat ik uitoefen over de Vreemdelingenpolitie moet verenigd worden met andere onderdelen van de politie waarover de Minister en ik ook het gezag uitoefenen.

De heer Oskam vroeg naar concrete voorstellen om de terugkeeragenda concreter en overtuigender te maken door er meer body aan te geven. Door de ngo’s en de IOM worden verschillende projecten voor duurzame terugkeer gesubsidieerd. In de rapportage over de vreemdelingenketen over de eerste helft van 2014 staat dat er aantoonbaar meer zelfstandig vertrek heeft plaatsgevonden. Dat is winst in het kader van het terugkeerbeleid. Het gaat er niet alleen om dat je mensen de vliegtuigen naar het land van herkomst indraagt, maar ook dat mensen uit zichzelf vertrekken. Dat is eigenlijk veel beter. Als mensen uit zichzelf vertrekken en de kans krijgen om zelf een bestaan op te bouwen in het land van herkomst, is dat beter dan als mensen gedwongen worden om te vertrekken. Daarnaast zet het kabinet zich in voor de strategische landenbenadering en het verbeteren van de bereidheid van landen van herkomst om mee te werken aan het bevorderen van gedwongen terugkeer. De DT&V maakt ook bilaterale afspraken met landen over terugkeer, bijvoorbeeld met Somalië.

Mevrouw Gesthuizen vroeg wat er met betrekking tot Somalië is veranderd. Er heeft inmiddels weer gedwongen terugkeer plaatsgevonden en er is zicht op uitzetting. Dat betekent dat er met betrekking tot Somalië weer vreemdelingenbewaring kan plaatsvinden. Dat is een wijziging ten aanzien van de zeer recente uitspraak van de Raad van State die oordeelde dat er geen zicht op uitzetting was. Er is nu wel zicht op uitzetting en er kan weer vreemdelingenbewaring plaatsvinden.

De heer Schouw vroeg waarom we nog volwassenen in grensdetentie plaatsen. Het zonder individuele beoordeling standaard opheffen of niet toepassen van grensdetentie na indiening van een asielverzoek, is niet aan de orde. Dan zou immers dat iedere vreemdeling die de toegang geweigerd is, door het indienen van een asielverzoek de toegang tot Nederland kunnen bewerkstelligen. Ontzegging van verdere toegang en de daarop volgende grensdetentie zijn in het belang van een efficiënte grensbewaking. Als je dat niet doet, krijgen vreemdelingen ten onrechte toegang tot het Schengengebied en ook tot Nederland. Dat moet je niet willen. De IND schenkt wel aandacht aan kwetsbare vreemdelingen. Daartoe hebben wij recentelijk de formele, openbare werkinstructie gepubliceerd. Deze wordt in de praktijk al toegepast.

De heer Schouw merkte op dat asielzoekers volgens de Schengengrenscode de toegang niet geweigerd mag worden. Dat klopt, maar aan asielzoekers mag wel op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet de verdere toegang tot het grondgebied worden ontzegd. Ook ontzegging van de verdere toegang vormt een grond voor grensdetentie. Dit is geheel in lijn met de jurisprudentie van de afdeling bestuursrechtspraak. Het grensbewakingsbelang kan het opleggen van een individuele maatregel van grensdetentie, ook voor asielzoekers, rechtvaardigen. Dat is toegestaan op grond van de Europese regelgeving. Het vindt ook plaats, bijvoorbeeld als een volwassen asielzoeker zonder geldig reisdocument of voldoende financiële middelen het land binnenkomt. Of er is een grond voor detentie vanwege redenen van openbare orde of nationale veiligheid of op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.

De heer Schouw (D66): De Staatssecretaris zegt dat het is toegestaan volgens Europese regelgeving. Mijn vraag was andersom. Moet het vanuit Europese regelgeving? Mijn stelling is dat dit niet zo is, want landen als Duitsland en Frankrijk doen niet aan grensdetentie.

Staatssecretaris Teeven: Het moet soms wel, want het is niet verstandig om mensen zonder geldig reisdocument of bij wie het vermoeden bestaat van een 1F-indicatie, ogenblikkelijk het grondgebied te laten betreden. Het mag van Europa. Het moet niet, maar het is verstandig om het wel te doen, omdat er ongewenste aanzuigende effecten zijn als je het niet doet. Nederland wil hiermee doorgaan.

De heer Schouw (D66): Dan moet de Staatssecretaris mij toch eens uitleggen waarom Frankrijk en Duitsland dit niet doen. Kennelijk wegen die de situatie anders. Of denkt de Staatssecretaris dat de barrières goed zijn voor een afschrikkende werking van de grensdetentie?

Staatssecretaris Teeven: De heer Schouw stelt dat Frankrijk en Duitsland dit niet doen, maar het is niet mijn waarneming dat dit nooit gebeurt. Ik zal het nagaan. Ik zeg toe om de 28 lidstaten op dit punt te vergelijken. Waar is het wel toegestaan en waar niet en wat zijn daarvoor de redenen? Het lijkt mij een vrij eenvoudige exercitie waarover ik de Kamer vrij snel kan berichten. Binnen een aantal weken, voor het eind van het jaar, zal ik een en ander vergelijken en nog eens duidelijk de onderwerpen op een rijtje zetten. Ik weet dat de D66-fractie het niet toelaten van vermeende oorlogsmisdadigers ook erg belangrijk vindt. Wij moeten ervoor zorgen dat dat niet gebeurt.

Voorzitter. De heer Voordewind vroeg wat «in beginsel» betekent in het kader van de duur van verblijf in een gesloten gezinsvoorziening. Betekent dit dat gezinnen hier langer kunnen zitten? Hij vroeg ook hoe ik de medische zorg ga borgen. De medische zorg in de gesloten gezinsvoorziening in Zeist is geborgd. Gezinnen met minderjarige kinderen kunnen in beginsel twee weken in de gesloten gezinsvoorziening blijven. Die termijn kan overschreden worden bijvoorbeeld indien het gezin de geplande uitzetting frustreert. De huidige praktijk in de gesloten gezinsvoorziening is dat gezinnen hier gemiddeld zes dagen verblijven. We komen vaak helemaal niet aan die twee weken toe. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is verantwoordelijk voor de medische zorg binnen de gesloten gezinsvoorzieningen en voorziet daarin.

De heer Fritsma vroeg of de politie voldoet aan de resultaatsafspraak om 4.000 zaken over te dragen aan de DT&V. Het totaal aantal zaken dat binnen de resultaatsafspraak valt, zal naar verwachting in 2014 uitkomen op een lager aantal, tussen de 3.400 en de 3.500. Voor een deel is die achterstand te verklaren doordat de politie de capaciteit in 2014 deels verlegd heeft van toezichtstaken naar identificatietaken. Dat zijn wij met elkaar overeengekomen. Die inspanningen zijn noodzakelijk gebleken. Zeker in april en mei hadden wij te maken met een sterk verhoogde asielinstroom, waarbij de identificatie van buitengewoon groot belang was. De aandacht is toen verlegd naar de identificatie.

De lagere terugkeercijfers blijven een terugkerend onderwerp. In absolute aantallen zijn die cijfers gedaald. Dit hangt samen met het relatief hoge inwilligingspercentage waardoor minder personen in aanmerking voor vertrek komen. Dat lijkt mij logisch. Als je een hoog inwilligingspercentage hebt, heb je minder gedwongen vertrekken. Daarnaast is een kleiner aantal vreemdelingen staande gehouden, ondanks het nagenoeg gelijk gebleven aantal gecontroleerde personen. Ook dat heeft geleid tot een beperking van het aantal zaken voor het vertrekproces. Daarbij is gezegd dat het aantal mensen dat Nederland zelfstandig verlaat in het afgelopen jaar is toegenomen.

De heer Fritsma vroeg een reactie over Overloon. Daar is inderdaad gisteren in de late avonduren een incident geweest. Er was sprake van drankmisbruik onder een aantal Eritrese asielzoekers. Dit heeft geleid tot onmin met andere mensen in het centrum. Het personeel van het COA heeft in samenwerking met de politie de rust kunnen doen wederkeren. Het betreft geen «enorme geweldplegers», zoals de heer Fritsma dat uitdrukte, maar om mensen die ruzie hadden door overmatig alcoholgebruik. Dit is buitengewoon onwenselijk. Er zal met de bewoners over gesproken worden en er zullen sancties op volgen, maar het gaat niet om een situatie die uit de hand is gelopen.

Mevrouw Gesthuizen vroeg naar de zaak-Tarakhel en waarom de uitspraak hierover geen gevolgen heeft voor andere personen met een kwetsbare achtergrond. De uitspraak van het Hof ziet specifiek op een gezin met minderjarige kinderen. Ik zie geen aanleiding om die uitspraak breder te interpreteren.

De heer Oskam wees op een uitspraak van de heer Buma. Ik heb de heer Buma enige weken geleden gezien in een uitzending van Buitenhof. Hij deed een voorstel voor de ontheemdenstatus. De heer Oskam moet het weerspreken als ik het niet goed begrepen heb, maar ik heb begrepen dat de heer Buma aan mensen die hun land ontvluchten het signaal wilde afgeven dat bescherming in beginsel tijdelijk is. Dat is in de huidige asielvergunning natuurlijk ook zo. Als er een verbetering komt in de veiligheidssituatie in het land van herkomst, kan de verblijfsvergunning tot vijf jaar na afgifte worden ingetrokken. Dat is zelfs een iets ruimere regeling dan de regeling van de ontheemdenstatus. De heer Buma refereerde aan een regeling die maar tot drie jaar kon worden ingetrokken. Het is goed om voor ogen te houden dat de huidige asielvergunning tot vijf jaar kan worden ingetrokken.

De heer Oskam (CDA): Het is goed om daarover na te denken en met elkaar in gesprek te blijven. Ik wil als voordeel van een ontheemdenstatus noemen dat mensen die hem krijgen geen druk geven op de asielketen, die nu heel zwaar wordt belast.

Staatssecretaris Teeven: Het maakt niet wezenlijk uit voor de belasting. Waar de heer Buma aan refereerde, leidt ook tot een situatie waarin mensen na die drie jaar bijna nooit terugkeren. Nu kan tot vijf jaar na afgifte de vergunning ingetrokken worden. De huidige situatie met een goede toetsing van het verleden van mensen, waardoor wij ze wellicht geen vergunning willen geven en geen verblijf willen toestaan, is dus beter voor de opvang dan die door de heer Buma werd geschetst.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Hoe zit het met de niet uitgevoerde motie over de 250 Syrische vluchtelingen?

Staatssecretaris Teeven: Het is goed dat de heer Voordewind mij daaraan helpt herinneren. Ik zal de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling een brief sturen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij hebben het elk debat over deze motie en elke keer zegt dat de Staatssecretaris dat de ministerraad er een besluit over moet nemen en dat hij een brief aan de Kamer zal sturen. Ik hoop echt dat die brief volgende week, voor de begrotingsbehandeling, komt. Wij zitten al bijna aan het einde van het jaar en in de motie werd gevraagd om in 2015 250 extra uitgenodigde asielzoekers naar Nederland te halen. Straks zitten wij al in 2016.

Staatssecretaris Teeven: De heer Voordewind haalde een uitspraak van mij in Elsevier aan. Als de heer Voordewind het zich goed kan herinneren, weet hij dat ik er in de commissie al eens een keer op gewezen heb dat de gemeenten onder grote druk staan om huisvesting te regelen voor mensen met een vergunning, en dat niet op voorhand goed te overzien is waarom bepaalde mensen daarvoor een voorkeurspositie moeten hebben. Dat knelde niet toen de motie van de heer Voordewind werd ingediend en aangenomen, maar nu, veertien maanden later, wel. De heer Voordewind heeft in de commissie niet gereageerd op mijn opmerkingen of ik heb die reactie niet goed meegekregen. Dan krijg ik die nu wel. De situatie voor het uitnodigen van mensen is feitelijk gewijzigd. Er zitten nu heel veel Syrische vluchtelingen in de asielstroom. Je moet dus heel goed uitleggen waarom mensen met een schrijnend verhaal, die in het COA zitten, achtergesteld worden bij het toekennen van een woning ten opzichte van mensen die via de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) uitgenodigd worden. Dat is volgens mij het dilemma van de aangenomen motie. Ik zal de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling berichten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De situatie is inderdaad gewijzigd; daar heeft de Staatssecretaris gelijk in. Ik heb de vorige keer geantwoord dat er misschien wel honderdduizenden Syrische vluchtelingen bijgekomen zijn in de regio en dat de druk op Europa alleen maar groter is geworden, net als op de kwetsbare groepen. Door de systematiek van het voordragen van de kwetsbaarste asielzoekers, ingesteld op voordracht van de UNHCR, laten wij hen in aanmerking komen voor een versnelde opname in de Nederlandse samenleving en sturen wij ze niet met gammele bootjes de zee op. De ChristenUnie heeft eerder voorgesteld om ze op te vangen bij familieleden. Ook daarbij vond zij de Staatssecretaris niet aan haar zijde. Maar er zijn dus ook alternatieven.

Staatssecretaris Teeven: Dan toch maar even in alle scherpte. Wij hebben over het uitnodigen in gezinsverband veel met elkaar gewisseld. Ik heb, vandaag nog per brief, uitvoerig beargumenteerd waarom aan het Duits-Oostenrijkse plan grote nadelen zitten. De ChristenUnie onderkent die nadelen ook. De hervestiging in een opvangfaciliteit van uitgenodigde mensen die in een derde land in een kwetsbare positie zitten, is een andere kwestie. Het is goed om te wisselen dat de situatie ten tijde van het aannemen van de motie een wezenlijke andere was dan de huidige. Ik maak het punt dat schrijnende gevallen in COA-locaties, mensen die uitgeplaatst moeten worden naar gemeenten, concurreren met door de UNHCR uitgenodigde vluchtelingen. Ik vind het op dit moment een ingewikkelde motie.

De vergadering wordt geschorst van 16.05 tot 16.13 uur

De voorzitter: Ik wil voor de tweede termijn een spreektijd van twee minuten afspreken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor al zijn antwoorden in de eerste termijn. Ik vond het een beetje debatteren met de dichte deur. Ik heb niet het gevoel dat wij veel verder zijn gekomen, hoewel wij toch al een hele tijd met elkaar in debat zijn. Het is met name een herhaling van standpunten geweest. Ten aanzien van het ECSR zit me toch iets niet lekker. Dat komt doordat ik de Staatssecretaris een paar keer heb horen zeggen dat de gemeenten anticiperen op de besluitvorming van het ECSR. Dat is niet waar. Wij voeren in de Kamer al jaren discussies hierover, waarbij wij de gemeenten nota bene hebben uitgenodigd om hier het woord te komen voeren. Dat was lang voordat er sprake was van een klacht van de Raad voor Kerken. De gemeenten zeiden toen: luister eens even, Den Haag, jullie maken het beleid, maar wij zitten met de ellende, want de mensen die uitgeprocedeerd zijn en volgens jullie nergens meer recht op hebben, slapen wel onder onze bruggen en zitten in onze kerken en onze noodopvang en moeten een beroep doen op onze particulieren en organisaties. De gemeenten zitten met alle zaken die daarmee samenhangen, of het nu gaat om gevaarlijke situaties voor de mensen zelf of uitbuiting of medische verslechterende toestanden. De Staatssecretaris kan bij hoog en laag beweren dat dat allemaal niet klopt en krijgt van de heer Azmani bijval dat het juridisch gezien van geen kant klopt, maar het punt is dat die mensen zich niet laten wegdefiniëren. Die mensen zijn er, in ons land. Iemand moet de verantwoordelijkheid nemen. Heb ik goed begrepen dat de Staatssecretaris zegt dat dit een probleem van de gemeenten is en dat het allemaal prima in orde komt, als die ervoor zorgen dat mensen gaan meewerken aan vrijwillige terugkeer? Ik geloof daar niet in.

De Staatssecretaris zegt dat er voor de aanbesteding van het COA gunningcriteria waren en dat die bekend zijn gemaakt. Het punt is dat bij de gunning bleek dat het COA zich niet aan zijn eigen gunningcriteria heeft gehouden. Dat is een verkeerde manier van opereren. Ik weet er toevallig wat van, omdat ik ook woordvoerder Economische Zaken ben en de Aanbestedingswet heb mogen behandelen. Als wij het zo doen, loopt het verkeerd. Er komt dan juridisering en wij zijn ongeveer een miljoen extra kwijt voor een verbouwing. Dat lijkt mij in deze tijden geen goede manier om met het geld om te gaan.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. De PVV-fractie is natuurlijk tegen de illegalenopvang. Dat onderwerp stond centraal. Het is bijzonder teleurstellend dat de Staatssecretaris de optie openhoudt om na de vergadering van het Comité van Ministers toch de illegalenopvang te regelen. Hij moet duidelijkheid geven en zeggen dat hij het gewoon niet gaat doen. Wij kunnen de asielinstroom nu al niet aan, dus illegalen kunnen wij echt geen opvang bieden.

De PVV is geschrokken van de mededeling van de Staatssecretaris dat hij verwacht dat de asielinstroom nog verder toeneemt. Er worden dus nog meer huurhuizen onttrokken aan andere woningzoekenden. Ik vraag mij af wat voor toename wij nog kunnen verwachten. Wij kunnen de huidige asielstroom allang niet meer aan. Tegelijkertijd gaan er minder uitgeprocedeerden weg. De Staatssecretaris zegt dat het zelfstandig vertrek is toegenomen. Dat klopt: met 3%. Daartegenover staat dat het gedwongen vertrek met 14% is afgenomen. In absolute aantallen is het vertrek enorm afgenomen. Dat zegt wel iets over het gezag dat deze Staatssecretaris kennelijk niet bij vreemdelingen heeft. De vertrekplicht is helemaal niets waard. Je ziet het zelfs in deze zaal. Vreemdelingen komen het Plein op, lopen de zaal in, gaan op een paar meter afstand van de Staatssecretaris zijn verhaal aanhoren, worden zo meteen bedankt voor hun aanwezigheid en verdwijnen weer de illegaliteit in. De Staatssecretaris zit erbij en laat dit allemaal gebeuren. Waarom worden deze mensen niet gewoon opgepakt door de Vreemdelingenpolitie en vastgezet en uitgezet? Dat is wat er gedaan moet worden.

[rumoer op de publieke tribune]

De voorzitter: Beste mensen, het is helaas niet toegestaan om vanuit de zaal te spreken. Dan moet ik u helaas laten verwijderen. Dat vind ik heel vervelend, dus ik vraag u om rustig te blijven. Dan kunt u hier gewoon blijven zitten. Dank u wel voor uw medewerking.

De heer Fritsma (PVV): De conclusie is dat de Staatssecretaris niet eens zijn best doet om het illegalenquotum te halen, dat hier letterlijk voor het oprapen ligt.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor de beantwoording, al is die niet op alle vlakken naar bevrediging. Ik heb een aantal punten.

Het eerste is de hulpeloze indruk die de Staatssecretaris maakt naar aanleiding van de uitspraak van het ECSR. Ik vind het echt bijna naïef dat hij zegt dat het allemaal nog niet definitief is en dat de Ministers er nog over gaan vergaderen. Als je vraagt wanneer dat dan is, antwoordt hij dat het in januari, februari, maart of april kan zijn. Het is allemaal niet duidelijk. Wanneer je vraagt naar de strategie, wordt ook niet echt duidelijk welke dat is. Mijn stelling dat in 99 van de 100 gevallen het Comité van Ministers zo’n rapport gewoon overneemt, wordt niet weersproken. Met andere woorden: de Staatssecretaris weet verdraaid goed dat dat rapport gewoon wordt overgenomen door de club van Ministers. Hij steekt zijn kop in het zand en ontwikkelt geen proactieve houding.

Het tweede punt is hoe dat nou te verklaren is. Volgens mij is dat betrekkelijk eenvoudig. De twee coalitiepartijen PvdA en VVD staan lijnrecht tegenover elkaar wat het regelen van een voorziening voor ongedocumenteerden in het kader van bed, bad en brood betreft. Daar zijn ze gewoon niet uit. De mensen in het land die daarmee te maken hebben, zijn er de dupe van dat deze twee partijen geen akkoord weten te bereiken. Ze schuiven het vooruit en er wordt een toverformule bedacht voor een overleg met de gemeenten. Ik vind dat opmerkelijk. Mevrouw Kuiken zei dat er overleg met de gemeenten moet komen en de Staatssecretaris zegt: wat een goed idee, zeg; ik ga overleggen met de gemeenten. Wat is precies de inzet?

De voorzitter: U bent ver over uw tijd heen.

De heer Schouw (D66): Ik wil gewoon weten wat er in dat overleg gaat gebeuren. Wat is de inzet van de Staatssecretaris? Die is mij echt niet duidelijk. Hij dreigde ermee dat de gemeenten zich moeten houden aan een antiek bestuursakkoord. Maar dat doen ze niet. Wat doet de Staatssecretaris? Gedoogt hij dat of niet?

Ik vind het onbestaanbaar dat als de gemeenten voorzieningen inrichten, het Rijk die niet gaat betalen. Gaat het Rijk die ook niet betalen als het Comité van Ministers dat rapport een-op-een overneemt?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Ik zal het korthouden. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden en voor de toezegging om in te gaan op het verzoek van de gemeenten om in gesprek te gaan. Dat is ontzettend belangrijk.

Een ander punt, redelijk ondergeschikt in dit debat maar niet onbelangrijker, is dat de Staatssecretaris in overleg gaat met Minister Blok en dat er een platform is om te bekijken hoe de doorstroming van opvang naar reguliere huisvesting kan worden bevorderd. Dit om te voorkomen dat de leefbaarheid in wijken wordt aangetast en de sociale woningvoorraad onnodig wordt aangesproken. Men zoekt naar goede oplossingen en ik ben blij dat daar energie aan wordt besteed.

Ik heb een aantal vragen gesteld over asielzoekers met een medische achtergrond, specifiek met hiv. Ik ben nog niet helemaal tevreden met de antwoorden, maar ik parkeer ze even en kom er in een volgend algemeen overleg op terug.

De heer Schouw (D66): Het verzoek om in overleg te gaan, al dan niet gedaan door de gemeenten, verbindt vandaag de VVD en de PvdA. Ik wil weten wat mevrouw Kuiken beoogt. Wat moet de Staatssecretaris daaruit halen? Wat moet hij regelen? Of gaat het alleen maar om theedrinken en het weer af te zegenen? Wat is de bedoeling van het overleg met de gemeenten en wanneer moet de Staatssecretaris daarover terugrapporteren aan de Kamer?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik zou het fijn vinden als dat overleg nog voor het einde van het jaar plaatsvindt. Ik doe daartoe een vriendelijke verzoek. Ik hoef niet vooruit te lopen op de uitkomsten van dat overleg. We hebben het over een volwassen gesprekspartner, de VNG. Die is prima in staat om dat gesprek vorm te geven.

De heer Schouw (D66): Dit debat gaat over het faciliteren door gemeenten van voorzieningen voor bad, bed en brood. Moet dat volgens de PvdA een gespreksonderwerp zijn of niet?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dat vind ik bijna een lachwekkende vraag. Je kunt het ook omdraaien: kan ik de gemeenten verbieden om dit onderwerp op de agenda te zetten? Dat denk ik niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wat is de boodschap van de PvdA aan de Staatssecretaris over dat gesprek met de VNG? In de eerste termijn vroeg de PvdA om een gesprek. De Staatssecretaris heeft geantwoord dat hij dat best wil houden, maar hij neemt er een voorschot op dat hij niet allerlei noodopvang gaat regelen, laat staan financieren. Is de PvdA daar tevreden mee? Zo nee, welke boodschap geeft mevrouw Kuiken de Staatssecretaris dan mee voor dat gesprek?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik heb goed geluisterd naar de gemeenten die in gesprek willen gaan over de ontstane situatie et cetera. Dat vind ik heel redelijk en wenselijk en dat gaat nu gebeuren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is overduidelijk dat het gesprek plaatsvindt. Ik heb begrepen dat er constant een gesprek tussen de VNG en de Staatssecretaris plaatsvindt. Het gaat om de politieke inzet. Wij voeren een politiek gesprek met de Staatssecretaris. De PvdA is heel duidelijk geweest en zei dat de opvang er moet komen. Wat geeft de PvdA de Staatssecretaris mee? Krijgt hij een blanco cheque? Mag hij doen wat hij wil? De PvdA heeft hem eerder gevraagd om een gesprek met de VNG aan te gaan en daar is niks uit voortgekomen. Is mevrouw Kuiken tevreden als er ook uit dit gesprek niets voortkomt?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Het gesprek heeft nog niet plaatsgevonden en dat gaat nu gebeuren. Ik vind dat goed.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris danken voor zijn uitgebreide antwoorden en toelichtingen. Ik dank hem ook voor de toezegging van de brief over de inspanningen in het kader van vrijwillige en gedwongen terugkeer. Op welke termijn kunnen wij die verwachten?

Ik begrijp dat als je iemand opnieuw in bewaring stelt, je daar een nieuwe titel voor nodig hebt en dat er hernieuwd uitzicht op uitzetting moet zijn. Van oorsprong zaten er in Amsterdam vooral veel mensen uit Afrika. In de stukken staat dat in ieder geval met Somalië een MoU over uitzetting is afgesproken. Misschien is dat een hernieuwde titel om mensen in bewaring te zetten wanneer zij niet willen meewerken.

Ik denk dat mensen juist de dupe worden van het feit dat de Kamer continu staand beleid ter discussie stelt. Ik ben blij met de duidelijke taal van de Staatssecretaris in het kader van verwachtingsmanagement voor de gemeenten: het huidig beleid is het staand beleid, er gaat geen cent van het Rijk naar de opvang van illegalen toe en het bestuursakkoord is leidend. Het is goed om uit te spreken waar men in het dossier staat. Sommige partijen kunnen daar nog wat van leren ten opzichte van de mensen over wie wij vandaag spreken.

De beleidswijziging in het kader van het inreisverbod heeft te maken met de effectiviteit van de politie. Ik begrijp van de Staatssecretaris dat hij naar de Kamer komt als die beleidswijziging er is. Ik wil graag een appreciatie van de politie. Vindt zij deze beleidswijziging wel efficiënt en effectief, zodat er ook gehandhaafd wordt? Als de Kamer doelstellingen afspreekt, is het van belang dat die daadwerkelijk gehandhaafd en uitgevoerd worden. Als de doelstellingen niet reëel zijn, heb ik liever lagere, reële doelstellingen die effectief en haalbaar zijn. Dit heeft alles te maken met de legitimiteit van dit beleid. Als de politie niet handhaaft, wie dan wel? Dan is de weg ten aanzien van het vreemdelingenbeleid zoek.

De heer Fritsma (PVV): De VVD-fractie vindt het vreselijk als staand beleid ter discussie wordt gesteld. Dan moet de VVD-fractie het ook vreselijk vinden dat de Staatssecretaris de optie openhoudt om illegalen op te vangen. Dat gaat tegen het staand beleid in. Gaat de VVD-fractie de Staatssecretaris oproepen om die optie van tafel te vegen?

De heer Azmani (VVD): Volgens mij heeft de Staatssecretaris het tot zestien keer toe uitgelegd. Ik voel niet de behoefte om de woorden van de Staatssecretaris over te nemen. Die lijken mij helder en duidelijk.

De heer Fritsma (PVV): De Staatssecretaris heeft gezegd dat hij wacht op het oordeel van het Comité van Ministers. De VVD-fractie vindt dat kennelijk goed ondanks de huidige situatie waarin Nederland wordt overspoeld door asielzoekers. Ook de VVD-fractie houdt de optie open om daarnaast illegalen op te vangen. Dat is dan helder. Ik heb verder geen vragen meer. Ik betreur dat zeer.

De heer Azmani (VVD): Ik begrijp de frame die de heer Fritsma wil opbouwen. Voor de VVD is het helder en ik heb aangegeven in mijn inbreng dat het een zeer slecht signaal zou zijn. De VVD is niet voor het bieden van opvang aan illegalen. Laat dat helder en duidelijk zijn. Ik ben wel geïnteresseerd in de aanbeveling van het Comité van Ministers. Dat heeft te maken met het juridische deel. Wij hebben een handtekening gezet onder de bijlage van het ESH met de premisse dat het mensen betreft die legaal op het grondgebied van een van de verdragspartijen verkeren. Ik vind het bijzonder dat in artikel O specifiek benoemd wordt dat vluchtelingen legaal moeten verblijven op het grondgebied, om hun daadwerkelijk rechten te kunnen bieden. Ik vind de juridische argumentatie een politiek oordeel en wat mij betreft is dat niet aan het ECSR. Ik ben heel benieuwd wat het Comité van Ministers gaat zeggen en ik wacht het oordeel met interesse af.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Ik heb nog twee vragen, één over het trap-op-trap-afprincipe. De Staatssecretaris heeft gezegd dat hij daarop terugkomt, als zijn beleid is uitgewerkt. Dat is prima, maar hij heeft van de zomer al een brief geschreven naar aanleiding van het WODC-rapport. Ik wil hem een casus voorleggen. Een asielzoeker krijgt 28 dagen, kiest ervoor om terug te keren en mag dan 12 weken langer blijven. Vervolgens keert hij niet terug. Als hij dan wordt aangehouden door de Vreemdelingenpolitie zal er een terugkeerbesluit worden opgelegd. Dat betekent dat hij 28 dagen kan blijven. Als ik het goed begrijp, kan hem dan geen licht inreisverbod worden opgelegd. Betekent dit dat iemand die eerst van goede wil is maar later niet meer, twee keer 28 dagen plus die 12 weken kan blijven en in de tussentijd in de illegaliteit kan verdwijnen? Als de Staatssecretaris hierop nu geen antwoord kan geven, wil ik dat dit punt in de brief wordt meegenomen.

Dan is er het punt van het draagvlak en het COA-beleid in de nieuwe opvangplaatsen. Utrechtse Heuvelrug is een voorbeeld van waar het goed gaat en Midden-Drenthe is een voorbeeld van waar het niet lekker is gelopen. De Staatssecretaris geeft dit ook toe. Ik heb nog een ander voorbeeld. In Friesland ligt het hele kleine plaatsje Rijs, een dorp van 180 inwoners. Het COA wil daar met 500 asielzoekers naartoe. De mensen daar zijn daar heel boos over. Zij zijn van goede wil, maar worden overvraagd. Het enige waaraan zij het kunnen toetsen, is de ruimtelijke ordening. Als dat niet lukt, drijft het COA zijn zin door. Is de Staatssecretaris met mij van mening dat het COA op die manier de goodwill van kleinere dorpen verspeelt? Kan de Staatssecretaris ons andere voorbeelden van dorpen of gemeenten geven waar ditzelfde speelt: mensen willen wel en er is draagvlak, maar worden zodanig overvraagd dat alle goodwill wordt verspeeld?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Laat ik positief beginnen. Ik vind het een goede handreiking dat de Staatssecretaris bereid is te inventariseren welke effectieve methoden die mensen helpen om terug te keren er in de gemeenten zijn. Hij noemde zelf Rotterdam. Wil hij bij deze inventarisatie de vraag meenemen in hoeverre het Rijk daarvoor steun wil geven? Kunnen de gemeenten die succesvol zijn, op steun rekenen?

Een ander positief punt in het debat vind ik de handreiking aan de minderjarige asielzoekers. De Staatssecretaris is bereid om met het Nidos monitoring na het achttiende jaar te bespreken en om via een pilot te onderzoeken hoe wij deze asielzoekers kunnen opvangen. Ik dank hem daarvoor.

Ik heb over twee punten grote vragen. De Staatssecretaris zegt dat er al winteropvang in de vorm van bed, bad en brood is. Inderdaad geeft dat verwarring. Het moet gaan over noodopvang gedurende de winter. Als wij alleen winteropvang zouden hebben, zou het maar om een paar nachten per jaar gaan en zouden de mensen de overige nachten aangewezen zijn op de kerken.

Ik vind het fijn dat de Staatssecretaris in gesprek gaat met de VNG, maar kan dat gesprek plaatsvinden voor begrotingsbehandeling van V en J? Ik hoop niet dat wij weken moeten wachten op de uitkomsten van dat gesprek. Wat moeten de uitkomsten van dat gesprek zijn? De vraag van de VNG is duidelijk. Zij wil graag noodopvang organiseren en heeft daarvoor geld nodig. Wat is het aanbod van de Staatssecretaris? Of krijgen wij weer een soort gepingpong; wij voeren een gesprek en er komt niets uit en dat doen wij nog een keer?

De voorzitter: Wij zijn aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer. De Staatssecretaris gaat nu antwoorden en ik gun de leden één interruptie per fractie.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng in de tweede termijn. Ik zeg tegen mevrouw Gesthuizen dat wij echt niet debatteren met een dichte deur. De Kamer en ik hebben inderdaad al heel veel over dit onderwerp gesproken en ik ben het basaal oneens met een gedeelte van de Kamer. Het is niet helemaal waar dat de mensen in de Vluchtgarage in Amsterdam met de ellende zitten.

[rumoer op de publieke tribune]

De voorzitter: Ik heb al eerder gezegd dat de publieke tribune wordt geacht niet te praten. Als u dat doet, moet ik u laten verwijderen. Ik vind dat vervelend en ik wil dat niet doen. Ik vroeg uw medewerking en ik dank u hiervoor.

Staatssecretaris Teeven: Dat is natuurlijk niet helemaal zo. Er zitten mensen in de Vluchtgarage die helemaal niet in die omstandigheden hoeven te verblijven, als zij morgenochtend besluiten terug te keren naar hun land van herkomst. Als zij meewerken, kunnen zij naar een vrijheidsbeperkende locatie en krijgen twaalf weken opvang aangeboden. Als mensen meewerken wordt die periode ook nog wel verlengd. In de Havenstraat is het niet goed gegaan omdat het model daar niet werkte. Mensen hadden wel rust, maar het model leidde niet tot een substantieel aantal mensen dat bereid was tot vrijwillig vertrek, ook als die mensen geen enkel zicht hadden op een verdere procedure in Nederland. Dat maakt mij niet hoopvol dat wat een aantal gemeenten biedt, tot enig resultaat leidt.

Betekent dit dat ik het gesprek niet aanga, vroeg een aantal leden. Nee, ik ga het gesprek wel aan, want die gemeenten zitten nou eenmaal met een probleem. Wij moeten bekijken of er een oplossing te vinden is. Kunnen wij bewerkstelligen dat wij mensen beter overtuigen dat zij moeten meewerken aan hun terugkeer naar hun land van herkomst? Ja, dat denk ik wel. Blijkbaar blijven de groepen die om de uitgeprocedeerde mensen heen zitten, die mensen tot het allerlaatste moment hoop geven. Ik loop daar ook tegen aan. Dat maakt niet heel veel indruk op mij. Steeds minder, moet ik zeggen. Laat ik daar ook helder over zijn.

Mevrouw Gesthuizen stelde de gunningscriteria in Den Helder aan de orde. Ik denk dat wij de uitspraak van morgen moeten afwachten. Ik kan er nu weinig over zeggen, want die zaak is onder de rechter.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Wat betreft dat laatste punt hebben wij volgende week de behandeling van de Justitiebegroting om het daar eens even over te hebben.

De eerste opmerking kan ik niet laten passeren. Ik weet niet wanneer de Staatssecretaris voor het laatst heeft overnacht bij de vluchtelingen in een van de opvanglocaties in Amsterdam. Ik heb dat samen met de heer Voordewind en mevrouw Voortman gedaan. Ik kan hem vertellen dat dat echt niet prettig is. Ik vind het prima dat de Staatssecretaris zegt dat ze er zelf voor kiezen. Die opmerking is aan hem. Maar beweren dat die mensen het prima voor elkaar hebben en wij ons hier voor niks druk zitten te maken over mensen die dakloos zijn, dat kan de Staatssecretaris niet met droge ogen doen.

Staatssecretaris Teeven: Dat is ook niet wat ik beweer. Ik beweer dat mensen daar soms in erbarmelijke omstandigheden zitten. Ik heb ook mijn licht opgestoken. Dan hoef je niet tussen die mensen in te gaan liggen. Als je praat met de politiemensen die in district Zuidoost werken, kun je je heel goed over de situatie laten informeren door de districtschef en de dienstdoende agenten. Ik waardeer en respecteer dat een aantal leden van de commissie zich op de hoogte stellen, maar ik doe dat ook. Ik zit niet in een ivoren torentje me af te vragen wat er gebeurt in Amsterdam Zuidoost. Ik ontken niet dat het soms een slechte situatie is, want daarover zijn het kabinet en de commissie het wel eens. Ik zeg alleen dat mensen daar zelf voor kiezen. Ze mogen niet in Nederland blijven, hebben een vertrekplicht in het kader van de Vreemdelingenwet, kiezen ervoor om daar te blijven zitten en gaan niet naar een vrijheidsbeperkende locatie waar zij opvang van rijkswege krijgen en waar wordt gewerkt aan hun terugkeer naar het herkomstland. Daarmee begint de ellende. Er zijn ook mensen die daar wel voor kiezen en aan hun vertrekplicht voldoen.

Voorzitter. Tegen de heer Fritsma zeg ik dat ik niet opensta voor illegalenopvang. Ik zeg het voor de zevende keer. Ik constateer dat er in februari een nieuwe situatie komt wanneer het Comité van Ministers iets gaat vinden. Ik houd geen slag om de arm. Dat is een verkeerde voorstelling van zaken. Ik heb duidelijk beargumenteerd dat wij het niet moeten willen en ervoor moeten zorgen dat mensen bereid zijn om vrijwillig terug te keren. Dat is heel belangrijk.

Ik wil de vraag van de heer Fritsma beantwoorden waarom de Vreemdelingenpolitie niet overgaat tot aanhouding in de Kamer en dat ook niet doet bij sommige mensen die hier aanwezig zijn. Dat heeft te maken met het land van herkomst en het ultimum remedium. De heer Fritsma weet heel goed dat je mensen niet in vreemdelingenbewaring kunt zetten als je honderd procent zeker weet dat gedwongen uitzetting niet mogelijk is. Dit geldt voor de landen waaruit de mensen in Amsterdam afkomstig zijn. Dat is iets anders dan dat die mensen een vertrekplicht hebben. Dat is een heel ander onderwerp, dat ben ik met de heer Fritsma eens.

De heer Fritsma (PVV): Dit antwoord van de Staatssecretaris neemt niet weg dat hij de vreemdelingendetentie enorm heeft beperkt. Er is gewoon minder ruimte voor vreemdelingendetentie, om vreemdelingen vast en uit te zetten. Dat punt ontkent de Staatssecretaris toch niet?

Staatssecretaris Teeven: De ruimte om mensen uit te zetten, is niet minder. Je hebt twee manieren om mensen uit te zetten: gedwongen en vrijwillig. Er is een vertrekplicht, maar die brengt niet mee dat iemand gedwongen uitgezet moet worden. Gedwongen uitzetting is naar een aantal landen nou eenmaal niet mogelijk, omdat die landen daaraan niet meewerken of de situatie in die landen juridisch dusdanig is dat het niet kan. Die feitelijke situatie moet je accepteren. Dat heeft niets te maken met het gedogen van het opvangen van illegalen.

Voorzitter. Ik vind het prima dat de heer Schouw framet dat ik een hulpeloze indruk maak en de kop in het zand steek voor wat er tussen coalitiepartijen zou spelen, maar niets is minder waar. Ik kijk naar wat werkt. Ik heb geprobeerd om vorig jaar te bekijken wat in de Havenstraat zou werken. Het is jammer om het te moeten constateren, maar het werkte niet. Ik vind het een gemiste kans dat de mensen die daar zaten de mogelijkheid niet hebben opgepakt. Ik betreur dat nog steeds. Nu heb ik te maken met de feitelijke situatie dat er nog geen oordeel is en dat wij moeten afwachten of er een aanbeveling aan Nederland komt en hoe die luidt. Ik ben daarin niet hulpeloos. Het is een kwestie van tijd. Het komt wel vervelend uit met de winter; een aantal leden constateert dat ook. Als de temperatuur omlaag gaat, kan de situatie ontstaan dat de winterkouderegeling van toepassing is. Die was echter de afgelopen tien jaar ook van toepassing en zal dat in de winter van 2014–2015 ook zijn.

Het gesprek met de gemeenten gaan wij aan. Een aantal gemeenten kent noodopvang voor daklozen. Die ruimte geeft het bestuursakkoord. Een aantal gemeenten combineert dat zeer succesvol met de mogelijkheid tot meewerken aan terugkeer. Volgens mij is de D66-fractie er geen tegenstander van dat mensen ertoe worden bewogen om vrijwillig terug te keren naar het land van herkomst, als zij in het kader van de Vreemdelingenwet niet hier mogen zijn. Dit hebben wij democratisch met elkaar besloten en in wetgeving vastgelegd. Wij zijn niet zozeer hulpeloos, maar zitten in de situatie dat er nog niets definitief beslist is. Niet door het kabinet, niet in juridische zin en ook niet in individuele zaken. Er lopen ook een aantal individuele zaken bij de bestuursrechter en de civiele rechter. Wij zitten op dit moment in een vacuüm en daarin – de heer Schouw ziet dat goed – geeft het Rijk geen ondersteuning in de zin van samenwerking en financiën, aan gemeenten die iets doen wat volgens het kabinet niet juist is.

De heer Fritsma (PVV): Ik had nog een antwoord op een vervolgvraag tegoed. Die vraag gaat over de stelling van de Staatssecretaris dat illegaliteit absoluut niet wordt gedoogd. Met alle respect, wij zien hier voor onze ogen toch het tegenovergestelde gebeuren? Illegalen komen gewoon het parlementsgebouw binnen, horen het verhaal van de Staatssecretaris aan, worden daarna vriendelijk bedankt voor hun aanwezigheid en lopen vrij de illegaliteit in. Dan weet je als illegaal toch dat je hier niets te vrezen hebt? Als je niet bereid bent om zelfstandig terug te gaan naar het land van herkomst als uitzetting niet mogelijk is, wordt illegaliteit wel degelijk gedoogd. Daarvan zien wij hier het bewijs. Ik wil een nadere verklaring van de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb het allemaal al een paar keer gezegd. Als mensen niet gedwongen kunnen worden uitgezet, heeft spierballentaal van de PVV-fractie geen zin. Als je mensen gedwongen kunt uitzetten, kun je praten over vreemdelingenbewaring. Als je dat niet kunt, moet je op een andere manier werken. Dan moet je mensen overtuigen het land vrijwillig te verlaten. Ik vind dat sowieso de beste manier. Ik onderken dat vrijwillige vertrek in hoge mate wordt beïnvloed door de mate waarin gedwongen vertrek mogelijk is. Die hebben rechtsreeks met elkaar te maken. Laten wij nou serieus met elkaar vaststellen dat gedwongen vertrek naar een aantal landen gewoon niet mogelijk is. Daarover kunnen de heer Fritsma en ik wel denken dat het mogelijk moet zijn, maar de feitelijke situatie is dat dit niet mogelijk is. Dan heeft spierballentaal als «je moet ze hier oppakken, ze moeten hier niet vrij rond kunnen lopen» niet zoveel zin. Als Staat je spierballen laten zien is zinvol als je daar een vervolg aan kunt geven. Het is niet zinvol als je deze mensen vanavond oppakt zodra ze het pand uitlopen en je ze een of twee weken later moet vrijlaten met als resultaat dat ze weer teruggaan naar de Vluchtgarage. Op die spierballentaal zitten het kabinet en ik niet te wachten. Overigens zat het vorige kabinet, dat de partij van de heer Fritsma gedoogde, daar ook niet op te wachten. In die zin is er in de afgelopen jaren helemaal niets veranderd.

Voorzitter. Ik ben het zeer met mevrouw Kuiken eens dat er gezocht moet worden naar goede oplossingen. Ik vind het jammer dat mijn antwoorden over de medische situatie niet bevredigend zijn en ik hoor graag van haar op welke punten zij nog duidelijkheid wil hebben. Wij zullen er alle moeite voor doen om die te geven.

Een dialoog over de ontstane situatie is goed, maar wij zoeken naar oplossingen en gaan niet met elkaar praten om nergens toe te komen. De brief van 19 november van het LOGO helpt daarbij niet. Daarin wordt mij gevraagd om ogenblikkelijk 15 miljoen overbruggingskrediet vrij te maken en een moratorium in te stellen op het ontruimen van vreemdelingen uit COA-locaties. Op zo’n vorm van overleg zitten het Rijk en ik niet te wachten. Ik ga met de VNG in gesprek, maar deze vorm van overleg leidt in ieder geval bij mij tot niks. Laat ik daar helder over zijn.

De heer Schouw (D66): Ik probeer er al een paar uur achter te komen waar dat overleg dan wel over gaat. Ik kan geen chocola maken van wat de Staatssecretaris zegt. Hij zegt: mijn intentie is om te komen tot oplossingen, we gaan wat met de gemeenten doen. Vervolgens wordt de brief van de gemeenten met een emotioneel betoog terzijde geschoven. Waar wil de Staatssecretaris dan op uitkomen? Welke oplossingsrichting heeft hij voor ogen?

Staatssecretaris Teeven: De emotionele vraagstelling van de heer Schouw verraadt een beetje dat hij dit de goede manier van overleg voeren vindt. Ik niet. Ik weet niet welke gemeenten hierachter staan. In de brief wordt namens 60 gemeenten gevraagd om een moratorium en een overbruggingskrediet. Ik weet niet namens welke gemeenten gesproken wordt. Ik heb geen idee. Ik pak dus de suggestie van mevrouw Kuiken op om op vrij korte termijn met de VNG in gesprek te gaan. Dat is een serieuze overlegpartner met wie wij serieus in gesprek gaan, maar wij gaan elkaar geen ultimatums stellen. Dat is niet de manier waarop overheden met elkaar moeten omgaan. Het gesprek gaat er wel over of wij daadwerkelijk tot oplossingen kunnen komen. Waarom lukt het op sommige plaatsen, zoals in Rotterdam, wel? Waarom lukt het gedeeltelijk in Den Haag, maar nog niet in Amsterdam en Utrecht? Daar moeten wij uitkomen. Wij hebben het in Amsterdam vorig jaar geprobeerd. Wij waren aardig op weg, maar het heeft geen goed eindresultaat gehad. Daarover gaan die gesprekken. Ik ben blij dat de regeringsfracties die ruimte aan het kabinet geven. Ik ben ook blij dat de heer Schouw er nog wel enig vertrouwen in heeft. Het gaat om het zoeken naar werkbare oplossingen. Doen wat werkt, dat zou de fractie van D66 buitengewoon moeten aanspreken, want die partij is altijd op zoek is naar wat werkt.

De heer Schouw (D66): Een betere reclame heb je niet nodig, maar ik heb geleerd dat je dan wel altijd even je vingers moet natellen. Ik vind het raar – dat vindt de Staatssecretaris natuurlijk zelf ook – dat hij zegt dat overheden zo niet met elkaar omgaan en elkaar geen ultimatums stellen. Is het niet deze Staatssecretaris die vanmiddag tegen de gemeenten zei dat zij er geen cent bij krijgen? Over ultimatums stellen gesproken. Hoe ziet de Staatssecretaris die samenwerking, want hij stelt voortdurend ultimatums en grenzen richting de gemeenten? Dan is er geen onderhandelingsruimte.

Staatssecretaris Teeven: Van het ene Kamerlid, de heer Fritsma, hoor ik dat te weinig doe, dat ik een beetje slap ben en geen daden stel en van het andere Kamerlid, de heer Schouw, hoor ik dat ik veel te veel doe. Ik luister vanmiddag maar naar mevrouw Kuiken en de heer Azmani. Die zitten in het midden en misschien is dat de beste manier om tot oplossingen te komen. Deze emotionele interruptie van de heer Schouw maakt op mij niet veel indruk.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Laten we het dan zakelijker houden. Er zitten mensen in de zaal die er niet makkelijk bijzitten. De Staatssecretaris kent ze. Die zien de winter weer aankomen. Zoveel speelruimte is er niet voor de Staatssecretaris. De PvdA wil dat de Staatssecretaris met de VNG spreekt en niet alleen maar theedrinkt. Een en ander is niet vrijblijvend, want mevrouw Kuiken heeft gezegd dat die opvang er moet komen. Die brief komt niet uit de lucht vallen, want eerder heeft de VNG al berekend dat voor de noodopvang 50 miljoen nodig is. Als je die deelt door drie, kom je op 15 miljoen. Zo raar is het allemaal niet. Al eerder heeft de VNG gezegd dat het niet verstandig is om die mensen op straat te zetten, nu de definitieve uitspraak van het ECSR er is. De vragen van de VNG zijn helder. Wat gaat de Staatssecretaris daadwerkelijk bieden?

Staatssecretaris Teeven: Voordat ik naar dit algemeen overleg toe kwam, heb ik de VNG gevraagd of zij de brief van het LOGO ondersteunt. Dat blijkt niet het geval te zijn, dus wie schrijft nu namens wie? Dat zal ook onderdeel van het gesprek zijn. Het is altijd handig om te weten wie namens wie spreekt. De inzet is om dingen te doen die werken, maar het is niet zo, en zeker niet op grond van het standpunt van het ECSR, dat gemeenten die nu verplichtingen aangaan, kunnen rekenen op steun van het Rijk.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan stel ik vast dat de vragen van coalitiepartij PvdA zonder resultaat zullen zijn. De Staatssecretaris geeft de VNG namelijk al een antwoord: zij kan op niks rekenen en er moet gewacht worden tot maart, wanneer de uitspraak van het Comité van Ministers komt. Dat is een zeer teleurstellende uitkomst en ik hoop niet dat de PvdA zich hierbij neerlegt.

Staatssecretaris Teeven: Volgens mij moet men het standpunt van het ECSR goed lezen, want er staat nergens dat de lokale overheid die voorzieningen moet bieden. Ik heb mevrouw Kuiken en de heer Azmani horen zeggen dat er op enig moment een beslissing komt, mogelijk van het Comité van Ministers. In het standpunt van het ECSR wordt gezegd dat de overheid iets moet doen. Het kabinet vecht dat standpunt aan, zoals ik heb uitgelegd. Wij moeten bekijken of er een aanbeveling komt en wat die inhoudt. Als de overheid daardoor wat opgedragen wordt, en als je al vindt dat de overheid iets moet doen – en daar moet het kabinet het nog over hebben – is het helemaal niet gezegd dat de gemeentelijke overheid iets moet doen. Het kan dan heel goed zijn dat de rijksoverheid wat moet doen, zoals het standpunt van de commissie ook is. Het is allemaal als, als, als en dan zijn wij al in 2015. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid. Dat is geen hulpeloze positie, maar een volstrekt ongewisse. Inderdaad heeft in 1 van de 100 zaken, de zaak van Zweden, het Comité van Ministers iets anders beslist dan het Europees Comité had aanbevolen. Het zou best kunnen dat dit nu ook gebeurt, maar het gaat er toch om of lidstaten die aanbevelingen opvolgen. Er zijn namelijk meer lidstaten die die aanbeveling hebben gekregen. Heel veel lidstaten die onderdeel uitmaken van de Raad van Europa doen dit niet. Het heeft nogal wat consequenties en dat weten de lidstaten ook. In dat stadium zitten we nu.

Voorzitter. Ik zal over de prioritering van de politie contact opnemen met de Minister van Veiligheid en Justitie. Als er meer inspanning en prioritering voor het vreemdelingendomein moeten komen, betekent dit dat ergens anders iets niet gedaan wordt. Er werden overigens op het gebied van identificatie in de eerste helft van 2014 meer inspanningen in het vreemdelingendomein verricht. Die hebben echter gevolgen gehad voor het toezicht.

De heer Oskam gaf een voorbeeld. Als er een terugkeerbesluit is, zit dat in de asielafwijzing en hoeft er niet nogmaals een terugkeerbesluit met een vertrektermijn te worden genomen. Als er een asielafwijzing is, volgt daarna een vertrektermijn. Als iemand opnieuw wordt aangetroffen, volgt een verzwaard inreisverbod. Dat is de consequentie die daar juridisch aan wordt verbonden voor mensen van buiten de EU. Het is dus geen stapeling van terugkeerbesluiten en vertrektermijnen.

De heer Oskam noemde het voorbeeld van Rijs. Laat helder zijn dat niet elke bewoner van het dorpje tegen is. Het omgekeerde is waar: er zijn mensen heel boos, maar er zijn ook mensen heel gelukkig in het kader van de werkgelegenheid, zoals ondernemers die denken hun onderneming voor langere tijd te kunnen voortzetten. De uitbreiding van het COA leidt op veel plaatsen in Nederland tot extra werkgelegenheid en continuering van scholen, die anders dicht zouden moeten. Er zijn dus zeker niet alleen maar negatieve componenten voor het draagvlak. Het is inderdaad heel belangrijk dat je aan het begin van de rit duidelijk bent. Die vrijheid wil ik het COA nadrukkelijk geven. Ik wil daarin niet interveniëren, omdat het COA als zbo die vrijheid moet hebben. De gemeente Cranendonck in Brabant en Uithuizermeeden in het noorden van het land zijn daar goede voorbeelden van. Het is wel degelijk mogelijk om in kleine kernen, dorpen en gemeenten een COA-locatie van enige omvang te openen. Wij moeten het COA de vrijheid laten om met de individuele gemeenten te onderhandelen over de grootte van de locatie, het aantal mensen dat komt en de faciliteiten die eraan verbonden zijn. Je moet de positieve en negatieve aspecten altijd tegenover elkaar zetten.

De heer Oskam (CDA): Zo is het: er zijn positieve en negatieve aspecten. Onderhandelen is altijd goed, maar het moet niet zo zijn dat het mes op de keel wordt gezet, dat goedwillende gemeenten gedwongen worden om meer mensen op te nemen dan ze kunnen en de balans verstoord wordt. Dat is de essentie van het verhaal. In een kleine gemeente of dorp wordt de balans verstoord als er een stortvloed aan mensen komt. Dat is de essentie van wat wij bedoelen.

Staatssecretaris Teeven: Dat is ook juist. Het gaat erom bij de bespreking en in de voorlichting aan de bewoners vanaf het eerste moment duidelijkheid te geven. Als je je niet houdt aan afspraken, kan dat heel desastreus zijn voor het draagvlak.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb een simpel procedureel verzoek gedaan: kan het gesprek met de VNG voor de begrotingsbehandeling plaatsvinden? De VNG staat er echt om te springen en is bereid om elk moment van de dag het gesprek aan te gaan. Ik hoop niet dat de Staatssecretaris dat wil blokkeren.

Staatssecretaris Teeven: Het gaat niet om blokkeren. Ik zal bekijken of die mogelijkheid bestaat.

De voorzitter: De volgende toezeggingen zijn gedaan:

  • De Staatssecretaris zal de Kamer een totaaloverzicht toesturen waarin wordt aangegeven in hoeveel gevallen in de grote steden gedwongen terugkeer wel of niet mogelijk is.

  • De Kamer wordt voor het eind van dit jaar geïnformeerd over het trap-op-trap-afsysteem.

  • De Kamer wordt voor het eind van dit jaar geïnformeerd over de toepassing van grensdetentie in de EU-lidstaten.

  • De Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling geïnformeerd over de uitvoering van de motie-Voordewind inzake het uitnodigen van 250 Syrische vluchtelingen.

Om ongeveer half zes staat het VAO met als eerste spreker de heer Schouw gepland. Aan het VAO zal ook mevrouw Ellemeet deelnemen.

De heer Fritsma (PVV): Volgens mij heeft de Staatssecretaris ook toegezegd in overleg te treden met zijn collega van SZW om te bekijken hoe gemeenten die illegalen een uitkering geven, moeten worden benaderd.

Staatssecretaris Teeven: Nee, dat heb ik niet gedaan. Ik heb daarover überhaupt geen toezegging gedaan, want de heer Fritsma stelde geen vraag. De heer Fritsma maakte een opmerking over Boxmeer en ik heb toen gezegd dat ik met mijn collega van SZW zou bezien of dit moet leiden tot een korting van de gemeente-uitkering aan Boxmeer.

De heer Fritsma (PVV): Dan zijn het die woorden. Graag een terugkoppeling daarvan aan de Kamer.

De voorzitter: Dat staat dan op die manier geregistreerd in het verslag.

De heer Schouw (D66): Ik heb nog een technisch detail. De Staatssecretaris zei dat hij zal proberen om voor de begrotingsbehandeling te overleggen met de VNG. Is dat een toezegging of een probeersel?

Staatssecretaris Teeven: Dat is een probeersel, want ik heb geen idee of de agenda’s van de overlegpartner en mijzelf dat toelaten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Gaat de Staatssecretaris zich daar wel voor inspannen?

Staatssecretaris Teeven: Dit is zeker een inspanningsverplichting. Ik ben serieus. Dat moet dan maandag gebeuren. Dat is volgens mij de enige mogelijkheid.

De voorzitter: Ik bedank de Staatssecretaris, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en mijn collega’s voor hun aanwezigheid.

Sluiting 17.04 uur.

Volledige Agenda:

1. Afschrift van het antwoord van het kabinet op de oproep van Duitsland aan de EU-lidstaten tot meer onderlinge solidariteit bij de opvang van Syrische vluchtelingen

Kamerstuk 19 637, nr. 1877 – Brief regering d.d. 23-07-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

2. Uitgeprocedeerde vreemdelingen in andere lidstaten

Kamerstuk 19 637, nr. 1878 – Brief regering d.d. 29-07-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

3. Kabinetsreactie evaluatie Terugkeerrichtlijn

Kamerstuk 33 512, nr. 14 – Brief regering d.d. 04-08-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

4. Grensdetentie

Kamerstuk 19 637, nr. 1881 – Brief regering d.d. 05-08-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

5. Beleid inzake opvang en onderdak van (niet-rechtmatig verblijvende) vreemdelingen en de bevindingen van het ECSR

Kamerstuk 19 637, nr. 1888 – Brief regering d.d. 09-09-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

6. Kabinetsreactie op het rapport opvang- en woongezinnen van Nidos

Kamerstuk 27 062, nr. 94 – Brief regering d.d. 12-09-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

7. Capaciteitsgebrek opvang asielzoekers

Kamerstuk 19 637, nr. 1890 – Brief regering d.d. 14-09-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

8. Kleinschaligheid voorop: een nieuw opvangmodel voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Kamerstuk 27 062, nr. 95 – Brief regering d.d. 15-09-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

9. Opening gesloten gezinsvoorziening

Kamerstuk 19 637, nr. 1896 – Brief regering d.d. 26-09-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

10. Reactie op artikel Golf van zelfmoordpogingen en dreigende suïcides onder Armeense vluchtelingen in de Volkskrant van 9 september 2014

Kamerstuk 19 637, nr. 1898 – Brief regering d.d. 03-10-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

11. Afschrift brief Kerk in Actie met betrekking tot overlijden van de heer N.

Brief regering d.d. 14-10-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

12. Rapporten van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) n.a.v. klachten tegen Nederland over de wijze waarop Nederland ondersteuning biedt aan uitgeprocedeerde vreemdelingen en over de toegankelijkheid, doorstroom en kwaliteit van de maatschappelijke opvang

Kamerstuk 19 637, nr. 1915 – Brief regering d.d. 11-11-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

13. Pilot in bewaring stellen door Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V)

Kamerstuk 19 637, nr. 1913 – Brief regering d.d. 25-09-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven)

Voorstel: Behandelen.

Antwoorden op vragen van de commissie over de pilot in bewaring stellen door Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V)

Kamerstuk 19 637, nr. 1914 – Brief regering d.d. 31-10-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

14. Reactie op uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State inzake uitzetting Somalische vreemdelingen

Kamerstuk 19 637, nr. 1924 – Brief regering d.d. 19-11-2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven