Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 27062 nr. 94 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 27062 nr. 94 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2014
De Inspectie Jeugdzorg (verder te noemen: de Inspectie) heeft in het kader van haar meerjarenprogramma «toezicht alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s)» in het eerste kwartaal van 2014 de kwaliteit van opvang van amv’s in opvang- en woongezinnen van Nidos onderzocht. Het rapport is bijgevoegd1. Hieronder geef ik u mijn reactie op het rapport.
Algemene reactie
Ik heb met waardering kennis genomen van het rapport, dat een heldere en overzichtelijke weergave geeft van de bevindingen van de Inspectie. De Inspectie komt tot het oordeel «matig», omdat op de functies screening, matching en toezicht verbeteringen noodzakelijk zijn. De Inspectie noemt in het rapport concrete verbeterpunten. Met deze punten kunnen en gaan zowel het ministerie als Nidos aan de slag.
Naast de verbeterpunten constateert de Inspectie ook veel sterke punten in de uitvoering van de opvang van kinderen door Nidos in opvang- en woongezinnen. De door Nidos gevolgde werkwijze maakt dat kinderen veilig opgroeien in de opvanggezinnen. Daar waar zorgen zijn, worden deze tijdig gesignaleerd en opgepakt.
Voordat ik inga op de concrete aanbevelingen van de Inspectie, wil ik eerst twee algemene punten adresseren. Het eerste punt ziet op de in het onderzoek onderzochte amv’s. Het tweede punt gaat over de twee terreinen die in dit onderzoek samen komen: het vreemdelingenbeleid en de jeugdzorg.
De amv’s in het onderzoek
Het rapport van de Inspectie richt zich op de opvang van amv’s. De amv’s die onder voogdij van Nidos worden geplaatst en vervolgens door Nidos in een opvanggezin worden geplaatst, kunnen verschillende posities hebben.
In het kader van gezinshereniging met een ouder of ouders die een asielvergunning hebben, reizen minderjarigen soms zonder begeleiding van een meerderjarige Nederland in. Als het gaat om de biologische minderjarige kinderen van een vreemdeling dan worden zij opgevangen bij de biologische ouder(s) met wie zij herenigd worden. Soms gaat het om kinderen die voor de komst naar Nederland niet bij hun biologische ouders verbleven en in een zogenaamd «pleeggezin» zijn opgevangen. Als de aard van deze opvang zodanig is dat er sprake is van het «feitelijk behoren tot het gezin» dan kunnen ook deze kinderen voor gezinshereniging met hun in Nederland verblijvende niet-biologische ouder(s) in aanmerking komen. Hiertoe kunnen zij een Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) aanvragen. Binnen die aanvraag stelt de IND vast of er sprake is van een feitelijke gezinsband die al bestond voor aankomst in Nederland. Met de afgegeven MVV kan het kind Nederland legaal inreizen en na inreis in Nederland krijgen deze kinderen ambtshalve een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd of kunnen ze ervoor kiezen een asielaanvraag in te dienen. Ook deze kinderen worden aangemerkt als amv en Nidos krijgt de voogdij over de kinderen zodra zij Nederland inreizen, omdat moet worden voorzien in het formele gezag over het kind. Dit is voor de komst naar Nederland niet geregeld als het gaat om «pleegopvang» in het buitenland. Nidos plaatst deze kinderen in de regel bij de niet-biologische ouders met wie de kinderen buiten Nederland een gezin hebben gevormd. Aan hen wordt de voogdij later in beginsel overgedragen. Hier is een rechterlijke uitspraak voor nodig. Tot die tijd ligt de verantwoordelijkheid bij Nidos. Deze kinderen vormen dus een bijzondere groep binnen de amv’s. Uit het rapport blijkt dat 80 à 90% van de kinderen die in de onderzoeksperiode door Nidos in een opvanggezin zijn geplaatst in het kader van gezinshereniging met niet-biologische ouder(s) naar Nederland zijn gekomen.
Voor het beantwoorden van enkele van de onderzoeksvragen is dit verschil in positie relevant. Zo is de vraag of een gezin geschikt is voor een kind en de vraag over matching van het kind met het gezin voor deze groep mogelijk niet (in dezelfde mate) relevant als voor een amv die niet in het kader van gezinshereniging naar Nederland is gekomen. Het gaat immers om gezinshereniging met en plaatsing bij het eigen gezin.
Jeugdzorg en het vreemdelingenbeleid
In het onderzoeksrapport komen twee terreinen samen die ieder een eigen dynamiek kennen. Helder is dat in beide gevallen sprake is van een kwetsbare groep kinderen waarmee op een zorgvuldige wijze moet worden omgegaan, en waarbij de veiligheid van het kind voorop staat. De reden van plaatsing in opvanggezinnen van Nidos van amv’s is wel anders dan die van kinderen die in het kader van de reguliere Jeugdzorg in een gezin worden geplaatst. Immers, amv’s worden door Nidos in een opvanggezin geplaatst omdat de (biologische) ouders niet in Nederland aanwezig zijn en/of omdat er moet worden voorzien in wettelijk gezag over deze kinderen2. In de Jeugdzorg is er sprake van plaatsing in een pleeggezin omdat er zorgen en problemen zijn thuis of omdat de ontwikkeling van de kinderen wordt bedreigd.
Reactie op de aanbevelingen
Zoals gezegd, constateert de Inspectie veel sterke punten in de uitvoering van de opvang van kinderen door Nidos in opvang- en woongezinnen. Zo constateert de Inspectie dat Nidos een zorgvuldige methodiek heeft ontwikkeld ten behoeve van de screening en dat de medewerkers in de praktijk goed opgeleid en toegerust zijn om de screening uit te voeren. Zij gaan op huisbezoek en vragen informatie bij referenten op. Een ander sterk punt dat de Inspectie constateert, is dat Nidos de mening van het kind over de plaatsing vraagt en meeweegt in al dan niet continueren van de plaatsing. Ook hanteert Nidos een regelmatige contactfrequentie, waarbij huisbezoeken aan het opvang- en woongezin worden uitgevoerd en de jeugdbeschermer ook met het kind alleen spreekt, wat een belangrijk punt is in de beoordeling van de veiligheid.
Daarnaast komt de Inspectie tot een aantal aanbevelingen. Hieronder ga ik eerst in op de aanbevelingen aan Nidos. Vervolgens ga ik in op de aanbevelingen aan mijn adres.
Reactie op de aanbevelingen aan Nidos
De belangrijkste reden waarom de Inspectie ondanks de vele positieve bevindingen tot het eindoordeel «matig» komt, is omdat er naar het oordeel van de Inspectie op de functies screening, matching en toezicht verbeteringen noodzakelijk zijn. Het gaat dan in de kern om het daadwerkelijk gebruiken van aandachtspunten uit de screening in het toezicht op de amv, het meer borgen van het kernbesluit dat het betreffende opvanggezin voor een jongere daadwerkelijk een goede plek is, en het zorg dragen voor navolgbare kernbesluiten die multidisciplinair tot stand komen, mede op grond van risicotaxaties waarvan de conclusies zijn onderbouwd.
Nidos heeft in reactie hierop aan mij gemeld dat zij maatregelen zal nemen om te komen tot eenduidigheid en transparantie van de onderbouwing van de afwegingen die leiden tot de conclusie dat een kind wel of niet veilig opgroeit. Nidos zorgt er daarbij voor dat zichtbaar wordt dat deze conclusie met betrokkenheid van meerdere medewerkers tot stand komt. Tevens zorgt Nidos ervoor dat deze aanbevelingen op korte termijn kunnen worden geïmplementeerd aangezien de praktijk grotendeels al voldoet aan de aanbevelingen, maar vooral de registratie hiervan nog niet (altijd) plaatsvindt.
Ook ten aanzien van andere onderdelen constateert de Inspectie dat de praktijk veelal zorgvuldig is, maar dat verslaglegging van de acties en bevindingen vaak niet (voldoende) plaatsvindt. Dit speelt bijvoorbeeld bij het besluit omtrent de matching van een kind met een opvanggezin en bij de screening van de opvanggezinnen. Zoals ik eerder in deze brief aangaf, was er in de onderzochte periode ook sprake van gezinshereniging van kinderen met hun niet-biologische ouders waarbij de kwestie van bijvoorbeeld matching anders ligt dan bij de plaatsing van andere amv’s in een opvanggezin.
Ik hecht er evenwel aan dat procedures transparant en inzichtelijk zijn en vastlegging van bevindingen is ook van belang voor het vervolg van de begeleiding van het kind en de opvangouders. Daarom treed ik in overleg met Nidos om te borgen dat de aanbevelingen van de Inspectie worden opgevolgd.
Reactie op de aanbevelingen aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
De Inspectie beveelt de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan te bezien op welke wijze kan worden voorzien in het aanstellen van een vertrouwenspersoon voor de kinderen. Daarnaast doet de Inspectie een aanbeveling om de verschillende uitgangspunten over het wel of niet verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar (VGB) nader te bezien. Nidos is er aan gehouden bij plaatsing van een kind in een opvang- en woongezin dat dit gezin beschikt over een VGB.
De eerste aanbeveling over het instellen van een onafhankelijke vertrouwenspersoon betreft een wettelijke verplichting op grond van de nieuwe Jeugdwet. Ik ben met Nidos in gesprek over de manier waarop aan deze verplichting kan worden voldaan per 1 januari 2015.
De tweede aanbeveling ziet erop dat er in beginsel geen VGB wordt afgegeven als het opvanggezin korter dan twee jaar in Nederland verblijft, omdat de Raad voor de Kinderbescherming op basis van beperkte informatie geen algemene VGB af kan geven. Nidos moet in dat geval zelf de veiligheid van het kind inschatten.
Om een oplossing te zoeken voor dit knelpunt vinden gesprekken plaats tussen Nidos, de Raad voor de Kinderbescherming en medewerkers van mijn ministerie.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27062-94.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.