Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2014
Bij brief van 28 mei 2014 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkeling van een
gesloten gezinsvoorziening.1 Deze voorziening is bedoeld voor gezinnen met minderjarige kinderen die aan de buitengrens
asiel hebben gevraagd en aan wie, na een negatieve uitkomst van de screening aan de
grens, de verdere toegang tot Nederland is ontzegd2. Ook kunnen gezinnen met minderjarige kinderen ter fine van uitzetting er kort voor
vertrek worden geplaatst alsmede alleenstaande minderjarige vreemdelingen die in een
gesloten setting aan hun terugkeer dienen te werken.
In voornoemde brief heb ik aangegeven dat ik ernaar streef om de nieuwe voorziening
eind eerste kwartaal van 2015 in gebruik te nemen. Tot aan opening van de nieuwe voorziening
zouden bovengenoemde drie groepen worden ondergebracht in de locaties waar zij momenteel
verblijven. Omdat ik het belangrijk vind dat kinderen zo snel als mogelijk kunnen
verblijven in een omgeving zonder celbeleving waarbij zoveel als mogelijk tegemoet
wordt gekomen aan hun specifieke omstandigheden, heb ik besloten om vooruitlopend
op de structurele gesloten gezinsvoorziening een tijdelijke voorziening te ontwikkelen.
Deze tijdelijke voorziening wordt volgens planning op 1 oktober aanstaande in gebruik
genomen en zal zo veel als mogelijk tegemoet komen aan de omschrijving van de structurele
locatie die ik in mijn brief van 28 mei 2014 heb gegeven.
De ontwikkeling van beide voorzieningen in Zeist zal parallel verlopen waarbij de
oplevering van de structurele voorziening is voorzien voor eind eerste kwartaal van
2015, zoals reeds aan uw Kamer is toegezegd.
Sinds de beleidswijziging van 13 september 2013 worden gezinnen met minderjarige kinderen
niet meer in vreemdelingenbewaring gesteld, tenzij de ouders zich eerder hebben onttrokken
aan een toezichtmaatregel. Vóór deze beleidswijziging gold overigens ook al bijzonder
beleid voor de inbewaringstelling van uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen;
bewaring werd nog meer dan bij volwassenen slechts als laatste middel toegepast en
voor een zo kort mogelijke periode, met een maximum van twee weken voorafgaand aan
vertrek.
Met de genoemde beleidswijziging van september 2013 werd beoogd om een betere situatie
voor onderhavige gezinnen en in het bijzonder het kind te realiseren. Zoals ik eerder
in debatten met en brieven aan uw Kamer heb aangegeven, heeft de beleidswijziging
er echter toe geleid dat het aantal gezinnen met minderjarige kinderen dat zich heeft
onttrokken aan het toezicht, zodra zij geïnformeerd zijn over de datum van hun uitzetting,
sterk is toegenomen. Van 13 september 2013 t/m juli 2014 waren er 45 gezinnen die
niet in bewaring zijn geplaatst op grond van de beleidswijziging. Bijna tweederde
van deze gezinnen, bestaande uit 105 personen waarvan 59 minderjarige kinderen, heeft
zich onttrokken dan wel gedeeltelijk onttrokken aan het toezicht. In het laatste geval
kan worden gedacht aan de onttrekking van een moeder met de kinderen, omdat de vader
in bewaring was geplaatst. Deze gezinnen komen niet in beeld bij de bekende opvanginstellingen
en gaan een onzeker bestaan in de illegaliteit tegemoet. Juist gelet op het belang
van het kind vind ik dit een zeer onwenselijke situatie.
Naar aanleiding van deze zorgwekkende situatie, en gelet op de ontwikkeling van bovengenoemde
tijdelijke gesloten gezinsvoorziening, heb ik dan ook besloten om het vanaf 1 oktober
2014 weer mogelijk te maken om gezinnen met minderjarige kinderen voor vertrek in
de gesloten gezinsvoorziening te plaatsen. Hierbij geldt dat dit, nog meer dan bij
volwassenen die in bewaring geplaatst worden, alleen als laatste middel zal worden
toegepast om terugkeer te realiseren. Daarnaast dient er zicht te zijn op vertrek
en verblijven de gezinnen er voor een zo kort mogelijke periode, met een maximum van
in beginsel twee weken. De betreffende gezinnen zullen vanaf 1 oktober worden geplaatst
in de tijdelijke gesloten gezinsvoorziening en in de structurele gesloten gezinsvoorziening
zodra deze gereed is.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven