13 Mestbeleid

Mestbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Mestbeleid (CD d.d. 01/06).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Mestbeleid naar aanleiding van het commissiedebat gehouden op 1 juni jongstleden. Ik heet de leden van harte welkom en uiteraard ook de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Welkom ook aan de mensen op de publieke tribune en uiteraard aan de mensen die dit vanuit huis of elders volgen. We hebben vandaag acht sprekers en de eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Tjeerd de Groot van D66. Ik kijk heel even rond, want ik zie de heer De Groot nog niet. Dan gaan we door naar de volgende spreker op de lijst en dat is mevrouw Van der Plas namens BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik begin meteen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door het slechte voorjaar minder mest uitgereden kon worden en de mestputten daardoor voller zijn dan normaal gesproken om deze tijd;

constaterende dat er een stapeling aan maatregelen is waardoor de afzet van mest bemoeilijkt wordt nu en de komende jaren;

overwegende dat de gevolgen van de opkoopregelingen op de mestmarkt voorlopig nog niet merkbaar zijn;

verzoekt het kabinet om in gesprek te gaan met de veehouderijsector om samen tot oplossingen te komen om deze overgangsperiode door te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 503 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat recent gepubliceerd onderzoek van Wageningen Universiteit naar de effectiviteit van vanggewassen na de aardappelteelt laat zien dat bij de inzaai van vanggewassen in de tweede helft van oktober sprake is van een hogere stikstofopname vergeleken met de voorgestelde korting op de stikstofgebruiksnorm;

verzoekt de regering de deadline voor inzaai van vanggewassen bij consumptieaardappelen op zand- en lössgrond twee weken op te schuiven eventueel in combinatie met de verplichting om na de teelt altijd een vanggewas in te zaaien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Bisschop.

Zij krijgt nr. 504 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er onduidelijkheid bestaat over de daadwerkelijke effecten van het vroegtijdig oogsten van aardappelen of andere gewassen;

overwegende dat het vroegtijdig oogsten van gewassen grote gevolgen heeft voor de hele keten;

overwegende dat maatregelen wel moeten bijdragen aan het doelbereik, in dit geval een betere waterkwaliteit;

overwegende dat in sommige wateren niet of weinig wordt gemeten;

verzoekt de regering om het (landbouw)meetnetwerk waarmee de waterkwaliteit wordt gemeten uit te breiden en de meetfrequenties zo aan te passen dat er duidelijk inzicht komt in de effecten van de maatregelen in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn, waaronder het vroegtijdig oogsten van gewassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 505 (33037).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat suikerbieten pas na 1 november worden gekwalificeerd als een wintergewas;

constaterende dat de suikerbiet een niet-uitspoelingsgevoelig gewas is en weinig stikstof achterlaat na de oogst;

verzoekt de regering suikerbieten op te nemen in de lijst van winterteelten vanaf 1 oktober,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 506 (33037).

Dank u wel, mevrouw Van der Plas, voor uw inbreng. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer — hij is inmiddels gearriveerd — de heer Tjeerd de Groot namens D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Excuus dat ik te laat was.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een adequate handhavingsstrategie een van de voorwaarden is van de derogatie;

constaterende dat de Raad van State zeer kritisch is op het Besluit bufferstroken meststoffen vanwege een gebrekkige handhavingsstrategie, terwijl deze in ieder geval vanaf 1 maart van kracht had moeten zijn;

overwegende dat Nederland als gevolg hiervan het risico loopt om op korte termijn de derogatie te verliezen, in plaats van het afbouwpad te doorlopen;

overwegende dat welwillende boeren die zich aan de regels houden hierdoor de dupe kunnen worden van overtreders en slechte handhaving;

verzoekt de regering acuut werk te maken van een versterkte handhavingsstrategie, en deze voor oktober met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 507 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het behalen van de KRW-doelen noodzakelijk is voor schoon drinkwater, gezonde natuur en een toekomstbestendige agrarische bedrijfsvoering;

overwegende dat de Rli in het rapport "Goed water, goed geregeld" aangeeft dat de landelijke mestregelgeving niet in lijn is met de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW);

overwegende dat dit betekent dat in het achtste actieprogramma Nitraat aanpassingen noodzakelijk zijn om de nitraatconcentratie in oppervlaktewateren in lijn te brengen met de KRW-normen;

overwegende dat dit betekent dat boeren en andere bedrijven aanpassingen in hun bedrijfsvoering zullen moeten doorvoeren en geholpen kunnen worden bij deze transitie;

verzoekt de regering te onderzoeken wat ervoor nodig is om de nitraatnormen voor oppervlaktewater die voortvloeien uit de KRW met het achtste actieprogramma Nitraat te behalen en hoe bedrijven, waaronder agrarische bedrijven, ondersteund kunnen worden om zich tijdig voor te bereiden op de vereiste aanpassingen die hieruit volgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 508 (33037).

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Tjeerd de Groot namens D66. Dan is de volgende spreker die ik op mijn lijstje heb staan de heer Graus van de PVV, maar ik zie dat hij nog niet aanwezig is, dus ga ik door naar mevrouw Vestering namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mestvergisting erg weinig energie oplevert en dat de klimaatwinst minimaal is;

constaterende dat mestvergisters vrijwel overal op grote weerstand van omwonenden stuiten vanwege de stank, gezondheidsrisico's en mestfraude;

constaterende dat uitbreiding van de mestverwerkingscapaciteit een lock-ineffect creëert voor de intensieve veehouderij, omdat het afhankelijk is van een mestoverschot;

constaterende dat de aangenomen motie-Ouwehand/Simons (35925, nr. 31) over het uitsluiten van mestvergisters voor de SDE++-subsidie voor duurzame energie niet is uitgevoerd;

verzoekt de regering mestvergisters zo snel mogelijk uit te sluiten van de SDE++-subsidie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vestering.

Zij krijgt nr. 509 (33037).

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in het advies "Goed water, goed geregeld" de regering adviseert om de bemestingsnormen voor zowel dierlijke mest als kunstmest aan te scherpen om zo de watervervuiling terug te dringen en de doelen van de Kaderrichtlijn Water te kunnen halen;

constaterende dat door de afbouw van de derogatie op de Nitraatrichtlijn wel de normen voor dierlijke mest worden aangescherpt, maar niet de totalebemestingsnormen, waardoor het "verlies" aan plaatsingsruimte voor dierlijke mest kan worden opgevuld met kunstmest, waar de waterkwaliteit niks mee opschiet;

verzoekt de regering het advies van de Rli op te volgen en de totalebemestingsnormen, dus ook de normen voor kunstmest, aan te scherpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vestering.

Zij krijgt nr. 510 (33037).

Dank u wel, mevrouw Vestering, voor uw inbreng namens de Partij voor de Dieren. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Campen namens de VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige mestregels leiden tot een kalender waarop boeren op bijna 60 data enige vorm van actie moeten ondernemen in verband met de mestwetgeving, het GLB, of andere zaken;

constaterende dat boeren niet werken met een overheidskalender, maar met de omstandigheden van de natuur;

van mening dat deze middelvoorschriften — zoals de 1 oktober rooidatum voor consumptieaardappelen — contraproductief werken, omdat aardappelen dan nog niet rijp zijn en nog stikstof opnemen als ze langer in de grond blijven zitten;

van mening dat Nederland zich vanzelfsprekend moet houden aan de afspraken over schoon grond- en oppervlaktewater, maar dat natuur en het groeiseizoen zich niet laten sturen op datums;

spreekt zich uit tegen kalenderlandbouw;

verzoekt de regering recht te doen aan deze uitspraak door volledig in te zetten op doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften bij het nog op te stellen achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Campen en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 511 (33037).

Dank u wel, meneer Van Campen, voor uw inbreng namens de VVD. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Grinwis, ChristenUnie. Voordat ik hem het woord geef, wil de heer Graus iets zeggen.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter, ik hoorde dat mijn naam werd omgeroepen, maar ik ben geen woordvoerder mestzaken maar woordvoerder dierenwelzijn. Ik ben dus per abuis op die lijst gekomen. Ik ben wel bij de volgende twee tweeminutendebatten aanwezig.

De voorzitter:

Goed dat u het zegt. U stond op alle drie, maar dan ...

De heer Graus (PVV):

Nee, dit betreft meneer Kops, als ik me niet vergis.

De voorzitter:

Dan schrappen we u van deze lijst en zien we u zo dadelijk terug.

De heer Graus (PVV):

Tot zo meteen!

De voorzitter:

Ja, tot zo meteen! Dan is het woord nu aan de heer Grinwis, ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, ik was natuurlijk wel heel benieuwd naar de visie van de heer Graus op het mestbeleid, maar die ga ik dan later van hem horen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onderzoek van de WUR "Effect N-vanggewassen na aardappel op zandgrond op de nitraatuitspoeling" uitwijst dat ook met laat ingezaaide groenbemesters nog een flinke vermindering van nitraatuitspoeling naar grond- en oppervlaktewater bereikt kan worden;

overwegende dat een verplichting tot inzaai van vanggewassen in alle gevallen voor consumptieaardappelen op zand en löss, wat zowel voor de uitspoeling van nitraat naar het ondiepe grondwater als het verdienvermogen van de betreffende akkerbouwers als de handhaafbaarheid door de overheid, een betere maatregel is dan de korting op de stikstofgift bij oogsten in oktober;

overwegende dat bovendien de weersomstandigheden van alleen al dit jaar, met vooral een relatief koude en natte aprilmaand, laten zien dat kalenderlandbouw een utopie is en dat een betere, effectieve en werkbare benadering van uitspoelingsgevoelige teelten op zand en löss nodig is;

verzoekt de regering met de sector in overleg te gaan over de door de sector aangedragen voorstellen, zoals een verplichting tot inzaai van vanggewassen als alternatief voor de korting op de stikstofgift bij oogsten in oktober op zand en löss, eventueel aangevuld met andere mitigerende maatregelen, bij voorkeur met het oog op komend jaar en sowieso in aanloop naar het in voorbereiding zijnde achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Vedder en Van Campen.

Zij krijgt nr. 512 (33037).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, waar ik "sector" zei, gaat het niet alleen over de consumptieaardappelsector, maar de sector in bredere zin. Mevrouw Van der Plas diende al een motie in over suikerbieten. Daar dringt zich ook de vraag op: wij oogsten in oktober, dus waarom dan ook een korting; kan dat niet opgelost worden met een verplichting tot bijvoorbeeld het inzaaien van vanggewassen? Ik snap dat het bij LNV een ragfijn bouwwerk is in relatie tot de Europese Commissie en derogatie, dus het is niet bedoeld om derogatie of wat dan ook in de waagschaal te stellen, dan wel de handhaving daarvan ter discussie te stellen. Het is wel bedoeld om op basis van wetenschappelijke gegevens eindelijk eens tot werkbaar beleid te komen. Het beleid dat we nu hebben, is gewoon niet werkbaar en niet uitvoerbaar.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Grinwis, voor uw inbreng namens de ChristenUnie. De volgende spreekster van de zijde van de Kamer is mevrouw Vedder namens het CDA.

Mevrouw Vedder (CDA):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn nog niet binnen handbereik ligt;

overwegende dat boeren vaak geen inzicht hebben in de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit bij hun bedrijven, terwijl er al wel innovatieve technieken bestaan om de waterkwaliteit realtime te meten;

overwegende dat verschillende overheden en overheidsorganisaties metingen uitvoeren en dat ook boeren, verwerkers en adviesorganisaties metingen uitvoeren;

overwegende dat het technisch mogelijk is om realtime waterkwaliteit te volgen, aangezien de Amerikaanse geologische dienst een dergelijk systeem al heeft opgezet;

overwegende dat er verschillende initiatieven lopen om waterkwaliteit te meten, onder andere bij provincies en waterschappen, met instrumenten zoals de Perceelwijzer, maar dat deze initiatieven meestal zijn vormgegeven in regionale en kortlopende projecten;

verzoekt de regering om één landelijk opensourceplatform te faciliteren waar alle overheden en overheidsorganisaties metingen van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater op een eenduidige wijze publiceren, met de mogelijkheid voor boeren, verwerkers en adviesorganisaties om metingen toe te voegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vedder, Bisschop en Grinwis.

Zij krijgt nr. 513 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn kalenderlandbouw de norm is, met alle gevolgen van dien voor het agrocomplex;

overwegende dat de waterkwaliteit per gebied verschilt en dat maatwerk daarom vereist is;

overwegende dat doelen op gebieds- of bedrijfsniveau eerlijker en effectiever zijn dan generieke maatregelen voor het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Nitraatrichtlijn;

overwegende dat er meerdere initiatieven lopen om te werken met kritische prestatie-indicatoren (KPI's) voor het sturen op doelen op bedrijfsniveau, waaronder het KPI-K-traject van LNV, de BiodiversiteitsMonitor Akkerbouw en de Milieu-indicator Gewasbescherming (MiG);

verzoekt de regering om lopende initiatieven voor het werken met KPI's met de sector samen te brengen in één landelijk gedragen KPl-systematiek om kalenderlandbouw uiterlijk in het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn te kunnen vervangen door het sturen op doelen op gebieds- of bedrijfsniveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vedder, Bisschop en Grinwis.

Zij krijgt nr. 514 (33037).

Dank u wel, mevrouw Vedder. Voor u vertrekt, heeft u een interruptie van de heer Van Campen, VVD, en daarna van mevrouw Bromet, GroenLinks.

De heer Van Campen (VVD):

Net als ik in mijn motie schrijft mevrouw Vedder ook al over het achtste actieprogramma Nitraatlijn. Dat lijkt misschien nog heel ver weg, maar dat gaat al van kracht vanaf 2025, als ik het goed heb. Dat betekent dat we in de loop van 2024 al moeten weten wat het kabinet met Brussel heeft afgesproken. Ik zou mevrouw Vedder willen vragen of zij het met mij eens is dat het kabinet, anders dan bij het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn, de Kamer écht op tijd betrekt bij welke voorstellen daarvoor gaan gelden. Hoe kijkt zij aan tegen dat traject en tegen het idee dat dit echt strakker moet dan bij het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn?

Mevrouw Vedder (CDA):

Dat ben ik roerend eens met mijn VVD-collega. Het is me ook een doorn in het oog geweest dat we in het zevende actieprogramma echt kansen hebben laten liggen. Die frustratie is er in de sector ook. Dus hoe meer vaart, hoe beter. We hebben ook al heel veel meters gemaakt. Ik hoop dus dat de minister daarmee voortvarend verdergaat, zodat we in het achtste actieprogramma dan toch echt afscheid kunnen nemen van die ellendige kalenderlandbouw.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):

Daar ben ik het helemaal mee eens. Goed om dat te horen. Waar het kabinet met de kalender boeren kalenderlandbouw opdraagt, moeten we hier het kabinet dan misschien maar verzoeken om met een kalender aan te geven wat de kritische momenten zijn waarop er met de Kamer gesproken wordt over het achtste actieprogramma. Ik hoop dat mevrouw Vedder samen met mij het kabinet erop wil bevragen hoe die kalender er dan wat betreft het kabinet uit zou moeten zien en dat we, als het antwoord daarop onbevredigend is, de handen ineenslaan om zelf een voorstel te doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Vedder, tot slot.

Mevrouw Vedder (CDA):

Voorzitter, eens. De natuur laat zich moeilijk vastleggen in een kalender en de politiek ook, heb ik al ervaren. Volgens mij is het dus goed om daartoe wel een poging te doen.

De voorzitter:

Dan is er nog een interruptie van mevrouw Bromet, GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik wil best met welwillendheid kijken naar de voorstellen die mevrouw Vedder doet, maar ik probeer het ook altijd langs de maatlat te leggen van de vraag of we het niet nodeloos ingewikkeld en bureaucratisch maken. Als je, zoals voorgesteld in de motie op stuk nr. 513, op bedrijfs- of perceelsniveau gaat meten wat de waterkwaliteit is en je, zoals voorgesteld in de motie op stuk nr. 514, heel erg gaat inzoomen op individuele bedrijven, maak je het dan niet veel te ingewikkeld?

Mevrouw Vedder (CDA):

Die vraag begrijp ik heel erg goed. Het alternatief is dat we met middelvoorschriften en generieke maatregelen de doelen bereiken. Dat zijn we nu aan het doen en die situatie is ook hopeloos complex. Boeren zitten continu in de knel met regelgeving die zichzelf soms tegenspreekt. Ik weet dat er heel veel collega's zijn die gewoon willen weten wat de doelstellingen zijn waaraan zij moeten voldoen en die zeggen: laat mij dan aan het werk gaan om die doelen ook te halen, maar ik heb nu geen idee waar ik aan toe ben.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Hoort daar dan voor het CDA ook bij dat als je niet aan die doelen voldoet, je streng aangepakt wordt door de overheid? Dat is volgens mij namelijk de consequentie.

Mevrouw Vedder (CDA):

Ja, dat ben ik met mijn collega van GroenLinks eens. Ik vermoed dat we over de vraag wat streng aanpakken is van mening zullen verschillen en dat we daarover een debat moeten voeren, maar de stelling klopt dat als je als bedrijf een doelstelling hebt waar je naartoe moet werken en de voortgang toch niet voldoende is, daar een consequentie tegenover moet staan. Ik denk dat niet alleen ik, maar ook heel veel collega's in de sector beseffen: ik wil verantwoordelijk zijn voor mijn vakmanschap, maar dat betekent ook wat en dat is niet vrijblijvend.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik dank mevrouw Vedder voor haar inbreng namens het CDA en ik nodig mevrouw Bromet uit om namens GroenLinks haar inbreng te komen doen. Zij is tevens de laatste spreker van de zijde van de Kamer in deze termijn.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Ik spreek ook namens de Partij voor de Arbeid. Ik ben ook wel benieuwd naar de antwoorden over de kalenderlandbouw en de aardappelen, want de mijne zijn al een maand uit de grond.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de mestderogatie afloopt, waardoor veel boeren minder organische mest mogen uitrijden;

overwegende dat dit volgens sommigen kan leiden tot het gebruik van meer kunstmest;

overwegende dat de melkveehouders in hun manifest "MELKVEEHOUDERIJ VAN DE TOEKOMST" pleiten voor organische mest, in plaats van kunstmest;

verzoekt de regering te inventariseren welke mogelijke juridische of beleidsmatige belemmeringen er voor melkveehouders zijn om kunstmestvrij en grondgebonden te boeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Thijssen.

Zij krijgt nr. 515 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat boeren ons voedsel produceren en het overschot exporteren;

overwegende dat de landbouwsector een flinke voetafdruk heeft, met verreweg het meeste landgebruik en een fors aandeel aan de vervuiling van lucht, water en bodem, klimaatverandering, achteruitgang in biodiversiteit en gezondheidsrisico's voor mensen;

overwegende dat eerdere studies naar de maatschappelijke kosten- en batenanalyses van de landbouw op een negatief saldo van vele miljarden uitkwamen, maar dat niet elk bedrijf en elke sector binnen de landbouw evenveel bijdraagt aan maatschappelijke kosten dan wel maatschappelijke baten;

verzoekt de regering te laten onderzoeken bij welke omvang en welke mix aan specialisaties de landbouwsector weer meer maatschappelijke baten dan kosten levert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Thijssen.

Zij krijgt nr. 516 (33037).

Dank u wel, mevrouw Bromet, voor uw inbreng namens GroenLinks. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze termijn van de zijde van de Kamer. We hebben veertien moties en de minister heeft aangegeven een kwartier nodig te hebben om zich voor te bereiden op de appreciatie. Ik schors voor een kwartier.

De vergadering wordt van 16.33 uur tot 16.48 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Mestbeleid naar aanleiding van het commissiedebat dat is gehouden op 1 juni jongstleden. We hebben net de sprekers van de zijde van de Kamer gehad en we zijn aanbeland bij de appreciatie door de minister van de ingediende moties. Daartoe geef ik u het woord.

Adema:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb geen vragen gehoord, dus ik ga direct over tot de appreciatie van de moties.

Ik begin bij de motie op stuk nr. 503 van het lid Van der Plas, over het gesprek met de veehouderij. De veehouderij wordt inderdaad op dit moment geconfronteerd met mestoverschotten vanwege het verlies aan derogatie en een nat voorjaar. Dat leidt ook tot hele hoge afzetprijzen voor de sector. Dat is inderdaad een probleem. Vandaar dat we ook al in gesprek zijn met de sector om te kijken of we kunnen komen tot oplossingen voor de problemen. Het is juist de grondgebonden veehouderij die hier het meeste last van heeft, omdat bij de intensieve veehouderij, waaronder de intensieve rundveehouderij, de afzetkanalen over het algemeen wel goed geregeld zijn en juist bij de grondgebonden veehouderij niet. Daar moeten we dus heel serieus naar kijken. Ik ben in gesprek met de sector, dus ik geef 'm oordeel Kamer. Ik zie de motie als ondersteuning van het werk van deze minister.

De voorzitter:

We noteren oordeel Kamer bij de motie op stuk nr. 503. Mevrouw Bromet van GroenLinks heeft daar nog een vraag over.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Als er nou te veel mest is in Nederland, en dat is er, wat is dan de simpelste oplossing?

Adema:

Mevrouw Bromet zegt dat er te veel mest is. Dat is nog maar de vraag, omdat de mestplaatsingsruimte en de mestproductie redelijk in balans zijn in Nederland, ware het niet dat bijvoorbeeld veel akkerbouwers gebruikmaken van kunstmest in plaats van dierlijke mest. Bij gebruik van het hele landbouwareaal zou je met dierlijke mest eigenlijk een volledige dekking hebben. Dus moeten we kijken hoe we dit acute probleem kunnen oplossen. Er is mestbeleid. Zoals u weet, hebben we in het landbouwakkoord afspraken gemaakt om te komen tot een ander mestbeleid. Maar de veehouderij wordt nu geconfronteerd met een acuut probleem. Dat betekent dus dat wij nu in gesprek zijn met de rundveehouderij om te kijken of we het binnen de bestaande regelgeving kunnen oplossen. Dat is niet simpel. Er zijn op dit moment geen simpele antwoorden op te vinden.

De voorzitter:

Ik geef u tot slot nog het woord, mevrouw Bromet, maar het moet natuurlijk wel gaan over deze motie, want we hebben het debat al gehad en het is niet uw eigen motie. Maar tot slot.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Maar ik heb ook het recht om gewoon een vraag te stellen over een andere motie, want ik moet daar een oordeel over vellen. Er is dus volgens de minister geen mestoverschot, maar er is eigenlijk een te hoog gebruik van kunstmest. Moet je dan gaan praten met boeren over hoe je dat geregeld krijgt of moet je gewoon met maatregelen komen om dat kunstmestgebruik terug te dringen?

Adema:

Mevrouw Bromet brengt hier twee dingen bij elkaar die niet bij elkaar horen. Het is op dit moment zo dat door een verlies aan derogatie en een slecht voorjaar de mestafzetkanalen voor de grondgebonden rundveehouderijen moeilijk zijn. Dat is een acuut probleem. Daar doelt het lid Van der Plas ook op, als ik de motie goed lees. Dat is een acuut probleem. Dat gaat niet over de verdeling tussen dierlijke mest en kunstmest. Er komen straks nog veel moties voorbij waarbij we het daar misschien nog even over kunnen hebben, maar in dit geval gaat het specifiek over het probleem waar de rundveehouderij voor staat en dan vooral de grondgebonden rundveehouderij, die we graag zien in Nederland. Vandaar dat we met de sector in gesprek zijn om te kijken of we dit probleem kunnen oplossen. Dit is overigens wel een probleem dat best nog een tijdje gaat duren. Maar we willen dat wel in gesprek met de sector gaan oplossen. Nogmaals, ik geef de motie oordeel Kamer, want het is ondersteuning van het beleid van deze minister.

De voorzitter:

Dan noteren we oordeel Kamer bij de motie op stuk nr. 503. Dan komen we bij de motie op stuk nr. 504.

Adema:

Dan de motie op stuk nr. 504 van mevrouw Van der Plas, over de deadline voor de inzaaiing van vanggewassen bij consumptieaardappelen. Ik ken het onderzoek van de WUR. Wij hebben dat ook beoordeeld bij het opstellen van de regelgeving. Maar op dit moment is er geen ruimte om met betrekking tot de vanggewassen af te wijken van de afspraken die er zijn gemaakt met de Europese Commissie. Ik heb ook al iets gezegd over kalenderlandbouw: ik vind dat wij in Nederland wat doorslaan met kalenderlandbouw, want het weer is niet te sturen. Tegelijkertijd hebben we wel onze opgaven. Ik zal daar bij de appreciatie van de motie van de heer Grinwis nog op terugkomen. Maar zeker richting het achtste actieprogramma is er weer ruimte om dit gesprek aan te gaan. We kunnen weer kijken of we kunnen werken aan alternatieven die bijdragen aan de doelen die we hebben, maar die ook veel beter werkbaar zijn voor de agrarische sector, in dit geval de akkerbouwers. Want zoals het nu is ingeregeld, werkt het niet op een goede manier; dat erken ik. Maar deze motie moet ik dus ontraden.

De voorzitter:

Dan noteren wij bij de motie op stuk nr. 504: ontraden. Dat leidt tot een vraag van de heer Van Campen, VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Ik meen me te herinneren dat de ambtsvoorvoorganger van deze minister, minister Schouten, eens is afgeweken van een deadline voor de oogst van maïs. Ik meen dat die deadline toen 1 september was. De weersomstandigheden lieten dat toen namelijk toe. Er was nog voldoende ruimte voor onderzaai of voor een vanggewas. En als we nu naar buiten kijken, zien we dat het niet echt een vanzelfsprekende septembermaand is. Kijkt de minister daar ook naar? Kijkt de minister of de weersomstandigheden het misschien toelaten om later een vanggewas in te zaaien en dus ook later consumptieaardappelen te rooien?

Adema:

U noemt specifiek maïs. Ik ken die situatie. We zijn ook bezig om hiervoor een systematiek te bedenken die we gaan toepassen, bij maïs bijvoorbeeld, als er als gevolg van de weersomstandigheden op een later moment geoogst moet worden. Dat is wat anders dan wat in de motie staat. Hier hebben we harde afspraken over. Die lijst is ook gedeeld met de Europese Commissie. Die harde afspraken staan. Ik ben bereid om met de Europese Commissie ... Laat ik anders direct de appreciatie van de motie van de heer Grinwis doen, die ook vraagt om met de sector in gesprek te gaan om te kijken of er alternatieven zijn. Ik pak 'm er direct even bij, want dat helpt in deze discussie. Welk nummer had die motie ook alweer?

De voorzitter:

512, vermoed ik.

Adema:

Ja, dat is de motie op stuk nr. 512. De heer Grinwis vraagt daarin, gezien de situatie die net beschreven is, of ik bereid ben om de alternatieven van de sector te overwegen en met de sector in gesprek te gaan om te komen tot een alternatief. Er is op dit moment geen ruimte om naar de Europese Commissie toe te gaan en te zeggen: we gaan die deadline van 1 oktober even opschuiven. Ook gezien de gevoeligheid rondom het derogatiedossier en dat soort zaken, willen we geen andere zaken op het spel zetten. Dat zou namelijk nog veel desastreuzer kunnen uitpakken voor de agrarische sector. Wat ik wél wil, is met de sector in gesprek gaan om te bekijken of er misschien een goed alternatief is, dat ook dezelfde doelstellingen haalt als de beoogde maatregel. Ik wil dan wel met het alternatief naar de Europese Commissie toe gaan en zeggen: "Wij hadden afgesproken dat we het zo zouden doen. Er is nu een alternatief dat hetzelfde effect heeft. Geef ons ruimte om het alternatief toe te passen." Dat kan ik voor dit jaar niet meer regelen, maar voor de komende jaren zou ik dat wel graag willen regelen. Ik ga dus met de sector in gesprek. In die zin wil ik de motie van de heer Grinwis op stuk nr. 512 ook oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Dan noteren we bij de motie op stuk nr. 512 oordeel Kamer. Met referte daaraan blijft de motie op stuk nr. 504 ontraden.

Adema:

Ja, die blijft ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 505 van mevrouw Van der Plas om met een meetnetwerk een duidelijk inzicht te krijgen in de effecten van het zevende actieprogramma, om die ook mee te kunnen nemen in de onderhandelingen voor het achtste actieprogramma. Zo lees ik althans de motie. Wij hebben ook veel meetnetten. Wij meten heel veel. We gaan ook een evaluatie houden naar aanleiding van het zevende actieprogramma. Daar nemen we de meetresultaten ook in mee. Dan gaan we kijken wat dat voor effecten heeft voor het achtste actieprogramma. Als ik de motie zo mag uitleggen, dan geef ik 'm graag oordeel Kamer, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Ik kijk heel even naar mevrouw Van der Plas. Ik zie haar knikken. Dan noteren we met die uitleg oordeel Kamer bij de motie op stuk nr. 505.

Adema:

Dan de motie op stuk op stuk nr. 506, die vraagt om suikerbieten op te nemen in de lijst van winterteelten. Ik kom hierbij eigenlijk bij hetzelfde verhaal terecht. Het is afgesproken met de Europese Commissie. Op dit moment voel ik niet de ruimte om daar iets aan te doen, behoudens hetzelfde wat ik met de appreciatie van de motie van de heer Grinwis heb aangegeven. Als de sector komt met alternatieven, dan kunnen we deze ook meenemen in de bespreking met de sector. We kunnen dan ook kijken of we ze richting de Europese Commissie voor de nog lopende jaren van het zevende actieprogramma mee kunnen nemen. Natuurlijk kunnen we ook kijken in hoeverre we dit in de onderhandelingen richting het achtste actieprogramma kunnen meenemen. Dat zeg ik vanuit dat perspectief. Maar zoals het hier staat, sec, moet ik de motie ontraden. Ik wil 'm wel laten aansluiten bij de motie van de heer Grinwis.

De voorzitter:

Dan noteren we voor nu ontraden, maar mevrouw Van der Plas van de BBB heeft hier nog een vraag over.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Als ik het dictum wat wijzig — dan is de motie ook wat meer in lijn met die van de heer Grinwis — dan zou ze wel oordeel Kamer kunnen krijgen. Ik bedoel dat in de zin van wat de minister net uitlegt. Er wordt dan met een alternatief gekomen. Ik wil de motie namelijk wel graag indienen, om een beetje de druk erop te houden. Ik ga de motie dan wijzigen. Ik kom dan met een nieuw dictum. Ik leg haar dan even opnieuw voor, voor een nieuwe appreciatie, als dat kan.

Adema:

In het geval dat de strekking van het nieuwe dictum wordt dat u graag wilt dat ook dit punt van de suikerbieten wordt meegenomen in de aanpak van de motie-Grinwis — laten we het zo maar stellen — dan zou ik de motie oordeel Kamer willen geven. Ik moet er wel steeds bij zeggen — dat wil ik nogmaals nadrukkelijk benoemd hebben — dat de maatregelen een doel hebben. Wij moeten wel voldoen aan die doelstellingen. Dat hebben we met de Europese Commissie afgesproken. Dus in de gesprekken met de sectorpartijen in de komende periode zal de basis wel zijn dat het een haalbaar doel moet zijn. Het moet een haalbaar alternatief zijn. Het moet een realistisch alternatief zijn, voordat ik daarmee naar de Europese Commissie toe ga. Laat ik dat nogmaals gezegd hebben, want dat vind ik wel belangrijk.

De voorzitter:

Dan noteren we ontraden bij de motie op stuk nr. 506 zoals die nu is, maar dan weten we dat mevrouw Van der Plas met een gewijzigde motie komt, die dan zeer waarschijnlijk oordeel Kamer krijgt.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Daar wil ik nog kort wat aan toevoegen. We hebben ook een doel om voedsel te produceren. Dat moet altijd bovenaan staan, ook in alle andere onderhandelingen met de EU. Dat wil ik de minister meegeven. Voedselproductie lijkt namelijk steeds verder naar achteren gedrongen te worden door allerlei andere doelen. Het eerste doel van boeren is dat zij op welke manier dan ook voedsel produceren voor de mensen die voedsel nodig hebben, te weten: iedereen.

Adema:

Een korte reactie daarop, als u mij dat toestaat, mevrouw de voorzitter. Ik ben het zeer eens met mevrouw Van der Plas dat voedselzekerheid een belangrijk agendapunt moet zijn in dit land, maar ook in de Europese Commissie. We hebben voedselzekerheid inmiddels ook nadrukkelijk op de agenda in de gesprekken die we voeren in de Landbouwraad, ook gezien de situatie in Oekraïne. Ik vind het dus prima dat voedselzekerheid een belangrijke rol moet spelen in de afweging die we maken en dat dat ook weleens wat meer benadrukt mag worden. Aan de andere kant hebben we bijvoorbeeld ook het CDM-rapport. De CDM is onze adviseur. Zij kijkt hoe de doelstellingen kunnen worden bereikt en geeft ons adviezen. Dat zijn wetenschappelijke adviezen. Daar moeten we ons ook toe verhouden. Even snel een switch maken zit er dus niet in. Daarom worden er gesprekken gevoerd met de sector, om op een zorgvuldige manier te komen tot een alternatief dat we mee kunnen nemen naar de Europese Commissie.

De voorzitter:

Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 507.

Adema:

Dan de motie op stuk nr. 507 over een versterkte handhavingsstrategie. Wij hebben in een eerder stadium — in mei, meende ik — al gesproken over de handhaving rondom de derogatiebeschikking. We werken er ook aan om de handhaving versterkt door te zetten. Daar wil ik met de Kamer over blijven communiceren. We hebben overigens al een versterkte handhavingsstrategie. Die is sinds 2018 ingezet, ook op mestbeleid. Ik wil deze motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Bij de motie op stuk nr. 507 noteren we "oordeel Kamer". De motie op stuk nr. 508.

Adema:

Dan even over de motie op stuk nr. 508 over de koppeling met de doelen voor de KRW. Ik heb daar veel contact over met mijn collega van IenW, die verantwoordelijk is voor de KRW. We gaan versterkt inzetten op een goede implementatie van de KRW en op naleving daarvan. We gaan ook extra acties zetten op de agrarische sector om te komen tot een goede invulling van de KRW. We komen tot een evaluatie van het mestbeleid, waar ook de KRW een rol in speelt. Vanuit dat perspectief kunnen we de motie dan ook meenemen in het achtste actieprogramma. In die zin, met deze duiding, geef ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Met deze duiding noteren wij bij de motie op stuk nr. 508 "oordeel Kamer". Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 509.

Adema:

Dan de motie over het uitsluiten van mestvergisting voor de SDE. Wij zien mestvergisting wel degelijk als een van de onderdelen van de energietransitie. Ik zie het ook als een belangrijk verdienmodel voor boeren. Daar zijn problemen mee, ook ruimtelijke problemen, die we met elkaar moeten oplossen. Daar moeten we hard aan werken met provincies en gemeenten. Maar wij zijn niet voornemens om de SDE uit te sluiten voor mestvergisters. Ik ontraad deze motie dus.

De voorzitter:

Dan noteren we bij de motie op stuk nr. 509 "ontraden". De motie op stuk nr. 510.

Adema:

In deze motie wordt verzocht om de totale bemestingsnormen, dus ook de norm voor kunstmest, aan te scherpen. Ik ontraad deze motie. Natuurlijk zullen de inzichten van de Raad voor de leefomgeving worden meegenomen in de onderhandelingen voor het achtste actieprogramma. Maar het gaat mij veel meer om de totale stikstofgebruiksruimte. U weet dat we ook bij de Europese Commissie in gesprek zijn om te kijken hoe we bijvoorbeeld Renure, dat uit dierlijke mest komt, kunnen toepassen als vervanger van kunstmest. Om nu te zeggen dat we het kunstmestplafond naar beneden brengen en alleen het dierlijke plafond overhouden, gaat mij veel te snel. We moeten dus naar een herziening van de plafonds toe, waarbij we ook ruimte geven om de ruimte die nu gebruikt wordt voor kunstmest — wat natuurlijk een negatieve impact heeft op de CO2-uitstoot; dat realiseer ik me heel goed — niet te verlagen, maar om die te gaan gebruiken voor bijvoorbeeld Renure of dergelijke producten, dus voor meer dierlijke mest en producten daarvan. Dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Uw appreciatie van de motie op stuk nr. 510 is: ontraden. Daarover heeft u een vraag van mevrouw Vestering, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik wil met name om verduidelijking vragen, want ik had het niet alleen over het verlagen van het aantal normen voor kunstmest, maar ook over die van dierlijke mest. Het gaat dus om de totale verlaging daarvan. Daarnaast ben ik ook wel heel erg nieuwsgierig hoe de minister er dan voor gaat zorgen dat we de Kaderrichtlijn Water gaan halen, want het achtste actieprogramma is er wel zeven te veel.

Adema:

Ik ben het met u eens dat we in het achtste actieprogramma zitten en dat er dus wel extra energie mag worden ingezet op het halen van de richtlijnen. Ik zei u net dat ik met mijn collega van IenW in gesprek ben om te kijken hoe we binnen de agrarische sector kunnen komen tot een intensivering op de Kaderrichtlijn Water, bijvoorbeeld bij de glastuinbouw waar dat noodzakelijk is. Daar wordt straks dus extra actie op gezet. Daar maken we afspraken over met het ministerie van IenW en met de agrarische sector, want er zal een intensiveringsslag moeten plaatsvinden. Maar ik blijf bij de appreciatie van deze motie.

De voorzitter:

We handhaven "ontraden" voor de motie op stuk nr. 510. Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 511.

Adema:

Dat is een motie van Van Campen, om volledig in te zetten op doelvoorschriften. We hebben met elkaar al eerder het debat hierover gevoerd, ook over doelsturing. Ik heb al met de Kamer besproken dat wij ook stappen willen zetten naar doelsturing met de Stoffenbalans. Dat heeft ook alles te maken met de overgang van middelvoorschriften naar doelvoorschriften. Daar moeten we ook volop op gaan inzetten. Als de motie de inzet wil ondersteunen om zo veel mogelijk … U kunt begrijpen dat het niet gaat om in één keer volledig van middelvoorschriften naar doelvoorschriften te gaan. Maar als er wordt gevraagd om zo veel mogelijk in te zetten op doelvoorschriften, wil ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de indiener. Die knikt, dus met die lezing krijgt de motie op stuk nr. 511 oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 512 hadden we al gehad. Daar is oordeel Kamer aan gegeven. We gaan dan meteen door naar de motie op stuk nr. 513.

Adema:

Die gaat over het landelijke opensourceplatform. Ik weet nog heel goed dat ik in het commissiedebat hierover het gesprek voerde met de heer Boswijk. Hij kwam met een Amerikaans voorbeeld van realtimemetingen. Wij meten heel veel. Het gaat hier over een opensourcesysteem. Daar zitten wat haken en ogen aan. In de basis is het een sympathiek systeem, zeker als het gaat om het vorige onderwerp waarover we spraken, de doelsturing, waarbij de landbouwer, de boer, kan sturen op zijn eigen erf en weer baas wordt op zijn eigen erf. Ik weet dat een groot deel van de Kamer dat wil. Deze minister wil dat ook van harte. Ik vind dat de boeren weer die ruimte moeten krijgen. Daarom zijn de waterkwaliteitsmetingen ook zo van belang, omdat we de doelen van de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn willen halen. Er zijn overigens al heel veel data beschikbaar op het Waterkwaliteitsportaal. Deze gegevens zijn erg belangrijk om de weg naar doelsturing te vinden.

U voelt vanzelfsprekend een "maar" aankomen; zo gaat dat dan. U vraagt om direct een landelijk netwerk met een opensourcesysteem. Dat gaat heel ver. Dat gaat ook ver omdat heel veel boeren er ook nog wel bedenkingen bij hebben dat gegevens allemaal direct, realtime, op internet beschikbaar zijn. Ik vind dat wij ernaartoe moeten groeien om meer metingen te doen, ook realtimemetingen, maar, nogmaals, dat levert ook bij boeren nog wel bezwaren op. Want hun gegevens staan dan direct op internet. Ik moet deze motie dus ontraden, hoewel ik het idee van harte onderstreep.

De voorzitter:

We noteren bij de motie op stuk nr. 513: ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 514.

Adema:

Dat is de motie over werken met KPI's. Dit is een sterke ondersteuning van het beleid van deze minister. Wij willen heel graag werken met meer KPI's, zodat de boer ook naar die KPI's kan sturen. Daar gaan we volop mee door. Wat mij betreft is de appreciatie dan oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan noteren we: oordeel Kamer.

Adema:

Dan de motie op stuk nr. 515, van mevrouw Bromet, over de mestderogatie en kunstmestvrij en grondgebonden boeren. U weet dat deze minister van harte de grondgebondenheid van de landbouw ondersteunt. Dat is belangrijk. We moeten naar de toekomst toe ook echt de slag maken dat de hele agrarische sector grondgebonden wordt, althans, de rundveehouderij. Daar zijn ook mooie woorden over geschreven in De melkveehouderij van de toekomst. Daar hoort wat mij betreft ook kunstmestvrij boeren bij. Maar als wij daar een interpretatie onder leggen, denk ik dat we van mening verschillen. Wat mij betreft zou het plafond kunstmest moeten worden omgezet naar meer dierlijke alternatieven zoals Renure en hoeft dat niet direct naar beneden te worden gebracht. Wij proberen samen te werken aan vermindering van kunstmest — dat is helder — maar als daarmee bedoeld wordt dat ook de plafonds naar beneden gaan, dan moet ik deze motie ontraden.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dus als boeren die gebruikmaken van de derogatie zeggen dat ze kunstmest gaan gebruiken als de derogatie eraf is, terwijl we weten dat de waterkwaliteit daar niet van zou opknappen, zegt deze minister dan: dat is prima, want die plafonds moeten niet omlaag?

Adema:

Nee, de minister zegt niet: dat is prima. Ik heb al vaker tegen deze Kamer gezegd dat het eigenlijk wel een hele rare zaak is dat boeren dierlijke mest moeten afvoeren en daarvoor kunstmest nodig hebben; er is ook bemesting nodig. Kunstmest is ook nog eens meer uitspoelingsgevoelig. Daarom wil ik graag blijven werken aan alternatieven voor kunstmest die binnen de bandbreedte van wat nu toegestaan is, kunnen worden toegepast. Ik zou graag willen dat ook de Europese Commissie meer ruimte geeft om met bewerkte dierlijke mest dat deel op te vangen, zodat wij van kunstmest af kunnen komen, maar op dit moment is die ruimte er niet. Wij blijven daar wel voor pleiten in Europa. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Dan noteren we bij de motie op stuk nr. 515: ontraden. We gaan rap door naar de motie op stuk nr. 516. Nee, toch niet, want ik zie dat de heer Van Campen, VVD, nog een vraag heeft over het voorgaande.

De heer Van Campen (VVD):

Het aardige en het sympathieke van deze motie vond ik nou juist dat die eigenlijk vraagt om beleidsmatige belemmeringen en belemmeringen in de praktijk in beeld te brengen, zodat boerenondernemers zelf de keuze kunnen maken of ze wel of niet met kunstmest gaan werken. Ik ken de agenda van collega Bromet. Die zou dat het liefst kunstmestvrij zien — daarover verschillen we van mening — maar volgens mij verzoekt deze motie dat niet. Ik wilde de motie best wel steunen, maar niet als hier staat dat we een kunstmestvrije melkveehouderij moeten hebben. Dat moet je namelijk aan ondernemers zelf laten. Ik lees de motie dus echt anders. Ik ben benieuwd of de minister, gelet op de woorden die er staan, daar misschien ook anders naar zou kunnen kijken.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de minister.

Adema:

Ik heb al aangegeven wat onze inzet is in Europa. Dat doen we niet zomaar. Dat doen we ook gebaseerd op onderzoek, waarbij we kijken wat de mogelijkheden zijn en wat de belemmeringen zijn. Die proberen we juist bij de Europese Commissie aan de orde te stellen. Ik heb dus niet de behoefte om daar nu een extra onderzoek naar te doen. We moeten juist volop inzetten om ervoor te zorgen dat die ruimte in Europa er komt. Die belemmeringen kennen we wel. Dus op het moment dat de Europese Commissie zegt dat het kan — dat is eigenlijk de grote stap die gezet moet worden — kunnen we er direct mee aan de slag. Daar hebben we niet voor nodig om nog weer een extra onderzoek te doen.

De voorzitter:

Dus het blijft ontraden, de motie op stuk nr. 515.

Adema:

Hoewel natuurlijk het doel — dat moet ik mevrouw Bromet meegeven — ook voor deze minister is om naar minder kunstmestgebruik toe te gaan.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 516.

Adema:

Ja. Als ik kijk naar de overwegingen van deze motie, bijvoorbeeld dat boeren ons voedsel produceren en het overschot exporteren, heeft deze motie alles in zich om uiteindelijk onderzoek te gaan doen naar hoeveel de veestapel moet gaan krimpen. Dat is natuurlijk een gevolg van maatregelen die noodzakelijk zijn om aan de doelstellingen te voldoen. Dat is helder. Deze motie moet ik ontraden. Overigens heeft deze motie ook een effect dat aan een nieuw kabinet zou moeten worden gelaten. Ik ga dit onderzoek dus niet doen. Het is aan mijn opvolger om hier onderzoek naar te doen en keuzes in te maken. Dus ik ontraad deze motie, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 516 wordt ontraden. Daar heeft u een vraag over van mevrouw Bromet, GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik krijg steeds meer het idee dat deze minister van alles invult wat ik niet in deze motie heb opgeschreven, maar wat hij denkt dat ik bedoel. Ik word daar wel een beetje treurig van. Ik denk: dan kan ik deze laatste maanden eigenlijk net zo goed naar huis gaan, want ik sta hier echt voor spek en bonen.

De voorzitter:

Minister, kunt u hierop reflecteren?

Adema:

We zijn een politiek bedrijf. Het is niet onlogisch om een motie ook politiek te duiden. Wat ik lees in deze motie, is dat het er echt om gaat om te kijken in hoeverre de veestapel zou moeten krimpen om ervoor te zorgen dat de maatschappelijke kosten en baten in balans komen. Het riekt ook een beetje naar: we hebben export van de landbouw … Ik heb deze discussie vaker. Er zijn mensen die zeggen: we kunnen wel naar 80% reductie, omdat wij voor Nederland maar 20% voor de voedselvoorziening nodig hebben. Dat is niet de lijn van deze minister. Dat is niet de politieke koers van deze minister. Vandaar dat ik deze motie ontraad.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bromet, tot slot.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

De minister illustreert eigenlijk alleen maar wat ik bedoel. Hij heeft een heel verhaal over wat ik allemaal zou bedoelen, wat mensen allemaal zeggen en waar mensen allemaal op aansturen. Ik vind dat heel vervelend. Ik zou gewoon willen dat als ik hier een motie indien, de minister ingaat op wat ik daarin heb ingeschreven en niet op allerlei beelden die erachter leven.

Adema:

Ik heb het zelfs gehad over de overwegingen die worden genoemd in de motie, dus ik heb het ook wel degelijk gehad over wat er is opgeschreven in de motie. Dus ik blijf haar ontraden. Dank u wel.

De voorzitter:

Dan noteren we "ontraden". En dan zie ik mevrouw Van der Plas, BBB, nog naar voren komen. Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, voorzitter. Het is misschien een beetje flauw, maar we hebben hier een tweeminutendebat dat al bijna een uur duurt. Het duurt geen twee minuten natuurlijk, maar iedereen heeft twee minuten spreektijd. Ik zou dus willen vragen om iets meer orde zeg maar, want het is net alsof we weer een geheel landbouwdebat doen.

De voorzitter:

Ik ben het helemaal met u eens. U heeft mij dat ook een paar keer zeggen, ook tegen de minister, om te kijken of we wat meer vaart konden krijgen. Ik heb een paar keer ook die termen gebruikt. Tegelijkertijd moet ik ook wel ruimte laten. Maar ik ben het met u eens, dus laten we de uitdaging aangaan bij het volgende debat — dan kijk ik ook in het bijzonder naar de minister, die ook ruim de tijd neemt voor zijn appreciaties — om het iets te versnellen. Dus dat deel ik met u.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, nee. Ik snap het. Die ruimte moet er ook zijn, maar ik vind een tweeminutendebat dat echt ruim een uur verder gaat … Dat zeg ik ook voor de medewerkers hier in de Kamer, want die hebben ook gewoon hun ruimte nodig om het zo maar te zeggen.

De voorzitter:

Nogmaals, ik ben het volkomen met u eens. Maar daar heb ik ook uw hulp met zijn allen bij nodig. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik wijs de leden erop dat de stemmingen volgende week dinsdag zullen zijn. Gelet op het feit dat alle sprekers voor het volgende tweeminutendebat al aanwezig zijn, wil ik meteen doorgaan.

Naar boven