13 Besluit publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen

Besluit publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen

Aan de orde is het tweeminutendebat Besluit publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen (33118, nr. 204).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Besluit publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen; een hele mond vol. Ik geef het woord aan de heer Minhas van de VVD.

De heer Minhas (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Er hebben twee schriftelijke overleggen plaatsgevonden over een nieuwe regeling die publiekrechtelijk financiële bijdragen kan afdwingen van een nieuwe gebiedsontwikkeling. Dit hangt allemaal samen met de komst van de nieuwe Omgevingswet. Die zal, als het allemaal goed gaat en volgens planning verloopt, per 1 juli volgend jaar in werking treden.

De VVD is blij met het doel van de Omgevingswet. Laat ik dat vooropstellen. Daarmee maakt de overheid volgens ons de regels voor ruimtelijke ontwikkeling alleen maar eenvoudiger en kunnen initiatiefnemers via één loket aan de slag met hun initiatief voor de gebouwde omgeving. Maar omdat dit aspect nieuw is en het mogelijk negatieve consequenties kan hebben voor de productie van nieuwbouwwoningen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de nieuwe Omgevingswet een nieuwe regeling is opgenomen, te weten de regeling publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen;

overwegende dat het niet mogelijk is om een nulmeting naar deze regeling uit te voeren, omdat het gaat om een nieuwe regeling;

overwegende dat de regeling negatieve effecten kan hebben op de productie van nieuwbouwwoningen;

overwegende dat de brede Omgevingswet pas vijf jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd;

verzoekt de regering de regeling publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen vanaf het moment van de inwerkingtreding van de Omgevingswet te monitoren, dit te doen in samenhang met de al bestaande regeling voor het kostenverhaal en deze regelingen drie jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet te evalueren, en de resultaten hiervan te delen met de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Minhas.

Zij krijgt nr. 205 (33118).

Ik dank u wel. Ik kijk even naar de minister en geef haar het woord voor de beantwoording.

Minister Ollongren:

Dank, voorzitter. En dank aan de heer Minhas voor zijn toelichting en zijn motie. Ik wil daar heel kort een paar dingen over zeggen. Er komt vijf jaar na inwerkingtreding sowieso een evaluatie. Dat is de afspraak. Dat zal worden gedaan door een onafhankelijk instituut. Dat onafhankelijke instituut — we zijn nu in overleg met de Rli — zal ook monitoren. Als de monitoring tussentijds al wijst op een probleem, dan vind ik dat er al eerder dan pas na vijf jaar iets aan gedaan moet worden. Zo lees ik eigenlijk ook de motie die hier is ingediend. Ja, we gaan de monitoring doen. De zorgen die er zijn, zouden uit zo'n monitoring moeten blijken, of niet. Als er niks aan de hand is, hoeven we volgens mij niet al na drie jaar een uitgebreide evaluatie te doen. Als er wel iets aan de hand is, is er sowieso reden om aan de onafhankelijke evaluatiecommissie te vragen om dat eerder te doen. Met deze uitleg zou ik graag het oordeel aan de Kamer laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de motie wordt dinsdag gestemd.

We gaan door. Ik kijk even of alle woordvoerders er zijn. Ik schors voor enkele ogenblikken voor het volgende tweeminutendebat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven