4 Vragenuur: Vragen Van der Werf

Vragen van het lid Van der Werf aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de minister van Justitie en Veiligheid, over het bericht "Criminelen dwingen duizenden jongeren in misdaad: 'In dat wereldje ben je roofdier of prooi'".

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Van der Werf van D66. Zij heeft een vraag aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die ik van harte welkom heet. Hij is hier bij afwezigheid van de minister, die in de Eerste Kamer is. Haar vraag gaat over het bericht "Criminelen dwingen duizenden jongeren in misdaad: 'In dat wereldje ben je roofdier of prooi'". Het woord is aan mevrouw Van der Werf van D66.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter. Criminelen dwingen duizenden jongeren in de misdaad, kopte het Algemeen Dagblad op 30 juni. Bij het lezen van dit soort berichten moet ik vaak aan The Wire denken. Dat is misschien wel de beste serie ooit, die laat zien hoe drugshandel in kwetsbare wijken een verwoestend effect heeft op de mensen die erin zitten en op de mensen die er zijdelings mee te maken krijgen. De serie laat vooral zien hoe slachtofferschap en daderschap door elkaar heen lopen. Drugsdealers doen niet aan stagediscriminatie. Hun slachtoffers komen vaak uit slechte wijken, hebben een verstandelijke beperking of zijn verslaafd. Criminelen verleiden ze eerst, maar eenmaal binnen worden ze met geweld gedwongen tot illegale klusjes of gechanteerd op basis van schulden of naaktbeelden. Daarna worden ze ingezet om drugs rond te brengen of om een bankrekening, auto of telefoonabonnement op hun naam te zetten. "In dat wereldje ben je roofdier of prooi. Als ze een zwakte bij iemand zien, zetten ze je klem", schetste een jongerenwerker uit Eindhoven. In de dertien onderzochte steden van dit onderzoek gaat het om ruim 2.500 vermoedelijke slachtoffers in de afgelopen twee jaar.

Voorzitter. Het is prachtig dat het kabinet nu 700 miljoen euro gaat investeren in wijken waar de leefbaarheid en veiligheid door druk staan, onder andere in betere woningen, in armoedebestrijding en in het voorkomen van criminaliteit. Alleen met een aanpak van een lange adem kan deze vicieuze cirkel worden doorbroken. Maar de vraag is wel of dit specifieke probleem van uitbuiting voldoende terugkomt in de aanpak van het kabinet.

Daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe kan het dat de helft van de professionals, zoals wijkagenten en jongerenwerkers, deze signalen wel zien, maar ze vervolgens niet terechtkomen bij bijvoorbeeld de mensenhandelpolitie? Mijn tweede vraag is als volgt. Uitbuiting is voor criminelen een verdienmodel en juist dat verdienmodel moeten we onderuithalen. Hoe kan het dat de aanpak van uitbuiting geen onderdeel is van de integrale aanpak van de georganiseerde misdaad?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. The Wire heb ik niet gezien, dus daar kan ik in ieder geval niks van vinden. Maar laat ik meteen één correctie aanbrengen: de mensen waar u het over hebt, komen niet uit slechte wijken. Ik ben zelf opgegroeid in de Bijlmer. Dat is geen slechte wijk, maar een wijk waar mensen veel minder kansen hebben gekregen dan andere mensen. We hadden het net over stigmatisering in het kader van aids, maar dat geldt ook voor wijken als Rotterdam Zuid, de Schilderswijk of de Bijlmer. Ik heb er 40 jaar lang fantastisch gewoond. Ik weet dat u het niet als kritiek bedoelde — laat ik dat ook gezegd hebben — maar ik vond toch … Ik bedoel: de Bijlmer is mijn thuis. Dat moet ik dan toch gezegd hebben.

Voorzitter. Los daarvan wil ik beginnen met het uitspreken van mijn dankwoord richting het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel en de onderzoekers voor het onderzoek dat is gedaan, dat waardevol is, zeker ook omdat criminele uitbuiting een relatief nieuwe, maar ernstige vorm is van mensenhandel. Als mensen al aan mensenhandel denken, verwarren velen dat met mensensmokkel. En als ze al aan mensenhandel in de juiste context denken, hebben ze het over bijvoorbeeld gedwongen prostitutie en alles wat daarmee te maken heeft. Maar, juist ook die groep jongeren, die via het brengen van een pakje — dat zijn inderdaad kleine bedragen, maar voor die jongeren is dat heel veel geld — langzaam maar zeker in een fuik worden getrokken. En daarmee worden die jongeren inderdaad een prooi, en in sommige gevallen daarna helaas ook dader. Dat is buitengewoon ernstig en moet hard worden bestreden. Maar het feit dat dat in de hoofden van heel veel mensen niet als mensenhandel wordt gezien en, sterker nog, soms als iets relatief onschuldigs wordt gezien, draagt bij aan het feit dat we als samenleving niet op de juiste wijze hierop reageren.

De concrete vraag van mevrouw Van der Werf was: hoe komt het dat het niet doorkomt? Dat komt ook omdat het soms niet op de juiste plekken terechtkomt. Het is inderdaad die jongerenwerker die het ziet en er wel mee aan de gang gaat. En als zo'n jongere al iets doet wat strafbaar is, komt het bij de "reguliere" politieagent terecht, en wordt het niet automatisch doorgeleid naar de mensenhandeleenheden, onder andere omdat de jongere op zo'n moment niet als slachtoffer, maar als dader wordt benaderd. Daar hebben we nog heel veel in te leren.

Voorzitter. Mevrouw Van der Werf heeft de vraag weliswaar gesteld aan de minister van Justitie, maar zij weet dat ook ik mij bezighoud met het thema mensenhandel. Wij kunnen daarin echt nog grote stappen zetten. We hebben er in het coalitieakkoord — er werd even naar verwezen — gelukkig extra gelden voor uitgetrokken. Ook gaan wij volop door met het programma Samen tegen mensenhandel. Maar we moeten nog verbeterslagen maken. Dat betekent dat we ook moeten leren van mensen uit andere landen, maar ook dat we zelf de connectie tussen de verschillende onderdelen moeten verbeteren. U weet dat ik, voordat ik staatssecretaris werd, onder andere voorzitter was van de brancheorganisatie van het welzijnswerk, waar jongerenwerk ook onder valt. Er is echt nog een stevige slag te slaan in het maken van de verbinding tussen jongerenwerk en de preventieve kant van politie. Daarbij moet uiteraard worden vastgehouden aan het feit dat jongerenwerkers niet als verbindingsofficieren van de politie moeten worden gezien, want dan ben je ze kwijt.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Fijn dat de staatssecretaris deze problematiek erkent en ook herkent. Ik doelde specifiek op het volgende: die uitbuiting wordt in de stukken wel genoemd, maar het "hoe dan?" ontbreekt. Dus wat voor specifieke maatregelen gaan we nemen om hier scherper op te zijn? Is de staatssecretaris ook bereid om de Kamer daarover te informeren?

Staatssecretaris Van der Burg:

Zoals ik al zei, gaan we aan de gang met Samen tegen mensenhandel. Daarmee zetten we dus iets voort wat ook door de vorige coalitie is besloten. Wij zullen daarover het een en ander op papier zetten en zullen dat u en de Kamer doen toekomen.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Heel fijn. Dank daarvoor. Ik wil nog aanhaken bij een ander punt, dat de staatssecretaris net tussen neus en lippen even noemde, namelijk dat dader- en slachtofferschap vaak door elkaar lopen. Het vraagt dat wij zelf verder kijken dan onze neus lang is. Het vraagt dat wij goed beseffen dat het dweilen met de kraan open is als we niets doen aan het voorkomen van daderschap. Het Verenigd Koninkrijk heeft het aantal slachtoffers dat in beeld is weten te verhogen van 500 in 2016 naar 6.100 in 2021. Dat is dus vertienvoudigd in vijf jaar. Nou, daar doen ze iets goed, denk ik dan. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of hij bereid is om in gesprek te gaan met zijn Britse collega's, iets wat bijvoorbeeld ook bij de aanpak in Italië is gebeurd, om te vragen: wat lukt er nou zo goed bij jullie? Zou hij de Kamer dan ook willen informeren over die aanpak? Ook ben ik benieuwd hoe de staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat we dit in die aanpak van hem ook specifiek gaan teruglezen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Werf, het woord is weer aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Burg:

Terecht dat mevrouw Van der Werf het Verenigd Koninkrijk noemt, want die doen het echt buitengewoon goed. Die zijn begonnen met een aanpak specifiek gericht op de hennepproductie — ik krijg het woord niet eens uit mijn mond — in relatie tot Vietnamese jongeren. Dat hebben ze vervolgens verbreed naar de aanpak richting grote groepen jongeren in het Verenigd Koninkrijk. Zij hebben hun datavoorziening buitengewoon goed op orde en daarmee ook een goede connectie tot stand weten te brengen, niet alleen met politiediensten maar juist ook bijvoorbeeld met het jongerenwerk, en niet te vergeten met de zorg. Wij kunnen dus veel leren van het Verenigd Koninkrijk. Dat doen wij ook al, zeg ik naar aanleiding van de vraag die door mevrouw Van der Werf is gesteld. Wij zullen die contacten ook opnieuw leggen. Dat verwerken wij vervolgens in een brief aan de Kamer.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Veel dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Werf.

Staatssecretaris Van der Burg:

Nog even formeel. Ik zei "wij", maar ik sta hier formeel natuurlijk als vervanger van de minister, dus het zou weleens de minister kunnen zijn die ondertekent.

De voorzitter:

Maar u staat hier namens het kabinet, dus dat moet goed komen. Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Verkuijlen van de VVD.

De heer Verkuijlen (VVD):

Samen met mevrouw Bikker heb ik al vragen aan de staatssecretaris gesteld over de slachtoffers. Vandaag heb ik een vraag over de daders. Want het oppakken van meedogenloze uitbuiters, mensen die jongeren dwingen om criminele feiten te plegen, blijft toch de beste vorm van preventie, juist als de slachtoffers zwijgen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is daarom ook: welke extra inspanningen gaat hij nu verrichten om die meedogenloze uitbuiters achter slot en grendel te krijgen?

Staatssecretaris Van der Burg:

Het is goed dat deze vraag door de heer Verkuijlen wordt gesteld. Naast hem staat nog een van de andere indieners van de motie-Kuik, die hier specifiek over gaat. Want we hebben het niet alleen over mensenhandel, maar er is ook een zware lijn met ondermijning. Precies daar gaat de motie ook over. Dat betekent dat het ook voor het kabinet nadrukkelijk prioriteit heeft om die combinatie te leggen en vervolgens te kijken hoe wij maatregelen kunnen nemen. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen — de vraag wordt aan mij gesteld — dat ik mij vooral bezighoud met de preventieve kant die daaraan zit. De minister van Justitie doet met name de blauwe kant, zeg ik even specifiek gezien uw verleden. Ik ben in ieder geval nadrukkelijk wel aan het kijken hoe we de preventieve kant op het gebied van mensenhandel kunnen verbeteren. Dat zal ik in samenspraak doen met de minister als het gaat om de vervolgingscomponent.

De voorzitter:

De heer Knops van het CDA, dan de heer Azarkan en mevrouw Bikker.

De heer Knops (CDA):

Het hele criminele verdienmodel is gebaseerd op het gebruikmaken van deze mensen. De lijn tussen dader en slachtoffer kan een hele dunne zijn. Is de staatssecretaris niet met onze fractie van mening dat je ook veel sterker moet inzetten op jongeren erop wijzen wat hun perspectief is, namelijk of de gevangenis in, of gevangen worden door criminelen en je hele leven je leven niet zeker zijn?

Staatssecretaris Van der Burg:

Hier zegt meneer Knops iets heel belangrijks. De meeste mensen komen binnen als dader. Het is belangrijk om te constateren dat ze weliswaar dader zijn en dus ook in hun rol van dader gewoon gestraft moeten worden, maar dat ze waarschijnlijk vaak begonnen zijn als slachtoffer. Het is inderdaad buitengewoon belangrijk — dat raakt aan de preventieopmerking die ik net maakte richting de heer Verkuijlen — dat we duidelijk maken dat die mooie glimmende auto en die mooie mevrouw of meneer die daarnaast zit misschien wel heel erg uitdagend en spannend klinkt, maar dat de meesten van hen op een volstrekt verkeerde manier eindigen, zoals de heer Knops net beschreef. We moeten dus absoluut duidelijk maken dat dit niet een weg is die je op moet gaan en dat de glitter en de glamour die je ziet in het niet valt bij het leed dat je zelf ook gaat lijden als je in dit proces verdergaat, bijvoorbeeld omdat je een strafblad krijgt, bijvoorbeeld omdat je in de gevangenis komt, bijvoorbeeld omdat je daarna en daardoor niet meer in aanmerking komt voor normale banen. Het is dus uitermate belangrijk wat hier gezegd is.

De heer Azarkan (DENK):

De staatssecretaris geeft aan dat het zicht erop eigenlijk nog ontbreekt. Dat geven professionals ook aan. Er zijn landen waar het succesvol kan. De vraag aan de staatssecretaris is: hoe wordt er samengewerkt tussen de jongerenwerkers en onderwijsinstellingen, waar ze vaak buiten jongeren van 14, 15 jaar staan te ronselen? Ik hoor dat ook. Dat zien docenten. Dat zien ook jongerenwerkers. Dat weet de politie ook voor een deel. Hoe gaat de staatssecretaris iets van een meldingssysteem opzetten om het in ieder geval veel beter in de gaten te krijgen?

Staatssecretaris Van der Burg:

Daar weet ik even geen antwoord op. Sorry. Daar moet ik bij u op terugkomen.

De heer Azarkan (DENK):

Graag in diezelfde brief, geeft collega Bikker aan. Er is 82 miljoen uitgetrokken om de aanpak van de jonge aanwas in het criminele circuit te intensiveren. Daarbij wordt weinig gesproken over de criminele uitbuiting. De vraag is: kan er niet ook een integrale en brede aanpak ontwikkeld worden, waarin dat dus een plek krijgt in het kader van de georganiseerde criminaliteit? Zij hebben die jongeren namelijk nodig om de eerste stappen te zetten, om te zorgen dat dat begint te draaien. De vraag is: kan dat beter in de aanpak verankerd worden?

Staatssecretaris Van der Burg:

Ja, want ik ben het geheel met u eens. Dit is buitengewoon belangrijk. Zonder die kleine mannetjes — formeel moet ik zeggen "en vrouwtjes", maar het zijn over het algemeen toch de jongens — valt het hele systeem daarboven op een gegeven moment ook stil. Het is één geheel.

De voorzitter:

Op de andere vraag komt u schriftelijk op terug.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ja.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

In één week hoorde ik de opmerking van mijn eigen zoontje, die het Jeugdjournaal keek en zei: mama, zelfs in Nunspeet zijn ze bang dat je drugs vervoert en wordt ingezogen in een criminele organisatie. Wat is het goed dat het Jeugdjournaal daar aandacht aan besteedt. Ik sprak in Utrecht mensen die vertelden … Meneer Wilders praat erdoorheen. Hij is erg betrokken bij dit thema. Dat vind ik erg fijn, maar ik kan mijn eigen vraag bijna niet meer verstaan. Ik sprak in Utrecht iemand die vertelde over een licht verstandelijk beperkte jongere die wapens onder zijn bed verstopt had en vervolgens dacht: "Wat heb ik gedaan? Hoe kom ik hier nog uit?" Juist daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe zorgen we ervoor dat deze jongeren ook bij gemeenten hulp vinden? Heeft de staatssecretaris in zijn plan van aanpak dat hij gaat presenteren ook in gedachte dat hij hierin met de gemeenten optrekt? Kan hij daarover nadere informatie geven aan de Kamer?

Staatssecretaris Van der Burg:

We moeten ons heel nadrukkelijk richten op de verschillende groepen die er zijn. Toen ik in Amsterdam wethouder was, sprak ik altijd over de bad-mad-en-sadgroep. Je hebt een categorie mensen die verstandelijk beperkt is en wordt uitgebuit door de leiders. Je hebt een groep mensen met psychische problematiek, die je echt heel nadrukkelijk moet helpen. Je hebt ook een groep mensen die in de categorie bad valt, waar je gewoon streng tegen moet optreden. Juist de doelgroep waar mevrouw Bikker het over heeft, is buitengewoon kwetsbaar. Juist in onze aanpak moeten we erop letten dat we extra aandacht hebben voor de specifieke groepen met psychische problematiek dan wel met een verstandelijke beperking, maar ook verslaving die daaruit voort kan komen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank voor de toezegging van de staatssecretaris dat hij hierop terug gaat komen in de brief. Tegelijkertijd las ik dat er in 2016 een soortgelijk onderzoek door het WODC werd gepubliceerd, waarin ook al werd gezegd: deze blinde vlek is er rondom criminele uitbuiting. Juist daarom zou ik de staatssecretaris willen vragen om toch alstublieft vaart te maken met de modernisering van het Strafrechtartikel dat hierop ziet, namelijk 273f. Kan de staatssecretaris aangeven welk moment hij in de planning heeft om die modernisering naar de Kamer te sturen?

Staatssecretaris Van der Burg:

273f valt inderdaad onder mij als staatssecretaris en niet onder de minister. Daar ben ik volop mee bezig. De brief waarin op hoofdlijnen op de voorstellen wordt ingegaan, krijgt u … Als ik zeg na de zomer, is dat een ruim begrip, maar …

De voorzitter:

Dit jaar.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voor de herfst.

De voorzitter:

Voor de herfst. Dank u wel. Dan mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ik hoorde de staatssecretaris en enkele leden hier terecht uitwisselen dat het wel erg aanlokkelijk kan zijn voor jongeren om op een heel snelle manier, in hun beleving op een relatief makkelijke manier, geld te verdienen en dat we hen van de ernstige gevolgen daarvan bewust moeten maken. Tegelijkertijd wil ik toch aan deze staatssecretaris vragen of hij dan ook binnen zijn partij en binnen het kabinet zou willen aandringen op een lichte versnelling met betrekking tot bijvoorbeeld het minimumloon en het jeugdminimumloon. Het is natuurlijk één ding om te zeggen "laat je niet verleiden door het grote geld", maar het is best lastig om tegelijkertijd te zeggen "ga anders lekker werken voor een paar euro per uur". Dat is toch een overweging die ik deze staatssecretaris ook nog mee zou willen geven. Als we jongeren eerlijk belonen, is de kans dat ze de criminaliteit ingaan ook kleiner.

Staatssecretaris Van der Burg:

De overwegingen zojuist geuit door mevrouw Simons zal ik inderdaad overbrengen aan het kabinet, maar ik zeg er wel meteen bij dat ook als je kiest voor de minimumloonvariant die zij aanhangt, er nog steeds veel meer geld te verdienen is door middel van criminele activiteiten. We moeten gewoon volstrekt duidelijk maken dat het altijd beter is om met schone handen schoon en mooi werk te doen dan met vuile handen de criminaliteit in te gaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we echt aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. U heeft al twee vragen gesteld, mevrouw Simons.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ik wilde graag beamen dat de staatssecretaris en ik het in ieder geval op dat punt helemaal met elkaar eens zijn.

De voorzitter:

Daarmee zijn we nu echt gekomen aan het einde van het mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering voor een enkel moment. Dan gaan we over tot de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven