35 Omgevingswet

Aan de orde is het VAO Omgevingswet (AO d.d. 15/01).

De voorzitter:

Wij gaan door met het VAO Omgevingswet, met als eerste spreker de heer Smeulders van GroenLinks.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De Omgevingswet is een enorme wetgevingsoperatie. Vanochtend stond er ook weer een stuk in de krant van twee gerenommeerde advocaten. Zij zeggen: doe het alsjeblieft niet, want we zeggen allemaal wel dat het in het belang van de inwoners is, maar dat is het echt niet. Zelfs advocaten zien door de bomen het bos niet meer, laat staan gewone burgers.

Voorzitter. Daarom heb ik twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat participatie een belangrijke rol speelt bij verschillende kerninstrumenten van de Omgevingswet;

overwegende dat het de bedoeling is dat belanghebbenden meer zeggenschap krijgen, maar dat ze vanwege het vormvrije karakter nauwelijks handvatten hebben om dit te doen;

overwegende dat hierdoor het risico bestaat dat veel geschilpunten onnodig aan de rechtspraak worden voorgelegd;

verzoekt de regering om minimumeisen op te stellen waaraan participatie moet voldoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129 (33118).

De heer Smeulders (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn tweede punt gaat over de vraag wanneer de Omgevingswet eigenlijk in werking gaat treden. Het kabinet roept: wij gaan gewoon die 1 januari van komend jaar halen. Volgens mij is het onzeker of dat gaat lukken. Wij willen eigenlijk die tijd tussen nu en de zomer niet laten weglopen, maar gebruiken om voorbereidingen te treffen voor het geval we in de zomer toch besluiten dat er uitstel nodig is, bijvoorbeeld in het geval het Digitaal Stelsel niet af is. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Digitaal Stelsel Omgevingswet nog niet af is;

overwegende dat het hierdoor onzeker is of de Omgevingswet 1-1-2021 kan worden ingevoerd;

verzoekt de regering om voor 1 juli 2020 scenario's te ontwikkelen voor het geval dat de Omgevingswet niet per 1-1-2021 kan worden ingevoerd, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 130 (33118).

Mevrouw Van Esch, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Ik wil vandaag, zoals ik in het AO ook deed, markeren dat we op het punt staan een grove misstap te begaan. Bij het AO, en waarschijnlijk ook in de Eerste Kamer, blijken de rijen helaas wel gesloten rond deze Omgevingswet. Maar toch gaan we hier vandaag twee moties indienen, omdat de Partij voor de Dieren er alles aan gedaan wil hebben dat deze Omgevingswet niet op deze manier zal worden ingevoerd. Daarom dien ik twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nu het wetgevingstraject bijna is afgerond er nog steeds stevige kritiek is op de Omgevingswet;

verzoekt de minister in overleg te gaan met deze kritische partijen, zoals juristen en natuur- en milieuorganisaties, en hun kritiek mee te nemen in het "go/no go"-besluit over de invoering van de Omgevingswet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131 (33118).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u wel. Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er grote zorgen zijn over de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021;

constaterende dat de invoering van de Omgevingswet een traject van minstens zestien jaar betreft;

van mening dat zeker bij stelselherzieningen kwaliteit boven snelheid zou moeten gaan;

constaterende dat er nu onder grote tijdsdruk gewerkt wordt om op tijd klaar te zijn en het zeer de vraag is of dat overal lukt;

verzoekt de regering de inwerkingtreding van de Omgevingswet uit te stellen zodat de noodzakelijke voorbereidingen zonder de extra tijdsdruk getroffen kunnen worden;

verzoekt de regering tevens om niet tot inwerkingtreding over te gaan zolang er nog (decentrale) overheden zijn die niet voldoende voorbereid zijn op de inwerkingtreding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132 (33118).

Dank u wel. Mevrouw Beckerman — alias meneer Van Gerven!

Mevrouw Beckerman (SP):

Inderdaad, wederom mag ik de heer Van Gerven vervangen en wederom heeft de heer Van Gerven drie moties voorbereid, dus ik ga snel lezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat burgers moeten kunnen beschikken over belangrijke informatie betreffende hun leefomgeving;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de module rond vergunningen, handhavingsverzoeken en meldingen zo snel als mogelijk via het DSO wordt ontsloten voor burgers, en de Kamer voor de zomer van 2020 te informeren over de termijn waarop dit wordt gerealiseerd;

spreekt uit dat de Omgevingswet pas kan worden ingevoerd als via het DSO informatie rond vergunningen, handhavingsverzoeken en meldingen voor de burger beschikbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 133 (33118).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de invoering van de Omgevingswet geen ongewenste gevolgen mag hebben voor de gemeenten en provincies van ons land;

constaterende dat de uitvoering van de Omgevingswet er mogelijk toe leidt dat gemeenten en provincies voor hogere kosten komen te staan dan voorzien;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat gemeenten en provincies volledig worden gecompenseerd voor de extra kosten die mogelijk voortkomen uit de invoering van de Omgevingswet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 134 (33118).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de invoering van de Omgevingswet geen ongewenste gevolgen mag hebben voor de drink-, grond- en oppervlaktewaterkwaliteit in ons land;

constaterende dat de kwaliteit van ons drinkwater van levensbelang is en lokale verschillen in regelgeving hierbij ongewenst zijn;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat er een integrale visie komt op de wijze waarop overheden de kwaliteit van ons drinkwater, grondwater en oppervlaktewater beheren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135 (33118).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat was het. Dank u.

De voorzitter:

De heer Ronnes, tot slot.

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. Ik kan de leden geruststellen. Ik houd het bij één motie. Die motie gaat over de positie van de burger ten opzichte van de Omgevingswet en de bekendheid met de Omgevingswet.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat participatie en inspraak bij nieuwe ruimtelijke projecten onder de Omgevingswet cruciaal wordt, doch dat de positie van de verschillende partijen niet gelijk is;

overwegende dat burgers daarbij door onbekendheid met de nieuwe wet de zwakste partij dreigen te worden;

verzoekt de regering een voorlichtingscampagne te starten rondom de invoering van de Omgevingswet waarbij expliciet de positie van burgers ten opzichte van nieuwe ruimtelijke projecten wordt verduidelijkt;

verzoekt de regering tevens de effecten van de campagne te evalueren en de resultaten aan de Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136 (33118).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. De heer Smeulders vraagt met zijn motie op stuk nr. 129 om minimumeisen op te stellen voor participatie. Vorige week heb ik aan de Eerste Kamer toegezegd dat er een motiveringsplicht zal worden opgenomen waarmee decentrale overheden moeten aangeven in hoeverre aan het lokale vastgestelde en gepubliceerde participatiebeleid is voldaan. Daarmee is geborgd dat alle bevoegde gezagen goed nadenken over hoe ze participatie willen inrichten. De adviescommissie heeft mij juist ontraden om minimumeisen te stellen, want dan wordt het een afvinklijstje. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 129 wordt ontraden.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Ja. De motie op stuk nr. 130 van de heer Smeulders vraagt om scenario's te ontwikkelen voor het geval er niet kan worden ingevoerd. Er wordt inderdaad nog gewerkt aan het DSO. Dat is conform de planning. Tijdens het AO van 15 januari heb ik aangegeven dat we medio dit jaar goed gaan kijken of de inwerkingtreding ook echt door kan gaan. Dat heb ik ook in de Eerste Kamer heel nadrukkelijk gezegd. We willen dat zorgvuldig doen. Ik kom net van een bestuurlijk overleg met de decentrale overheden, waarin we nogmaals met elkaar hebben bevestigd dat we dat zullen doen en dat we ook in de gaten zullen houden welke gemeenten eventueel extra ondersteuning nodig hebben. We willen dit dus allemaal zorgvuldig doen. Daar ben ik heel helder over geweest in de Eerste Kamer. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 130 wordt ontraden. De heer Smeulders.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Ik geloof absoluut dat de minister het zorgvuldig wil doen. Dat vraagt deze motie ook niet. Deze motie vraagt om voor het geval het niet doorgaat, scenario's te hebben voor "wat dan?". Dat lijkt me helemaal niet zo gek.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Maar dat is niet nodig, want dan blijft de huidige wetgeving gewoon bestaan. Dan gaat het een jaar of een halfjaar later alsnog verder.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dat antwoord had ik eigenlijk in eerste instantie verwacht. Alleen merk je nu dat lokale en regionale overheden zo bezig zijn met 1 januari te halen, dat ze op een aantal vlakken misschien wat minder onderhoud hebben gedaan, bijvoorbeeld omdat ze denken: we gaan toch naar dat nieuwe stelsel, dus we hoeven minder te doen. Het lijkt mij dus totaal geen overbodige luxe om dit te doen. Ik merk aan de minister dat ze er totaal geen zin in heeft. Op het moment dat de uitstelbrief binnenkomt, ga ik meteen op dit punt door want dan hebben we een halfjaar verloren.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

De decentrale overheden zijn heel goed in staat om na te denken over wat er nodig is. Zij worden namelijk direct geconfronteerd met eventuele consequenties. We zijn met elkaar in een zorgvuldig traject bezig. Daarbij kijken we natuurlijk ook naar wat er gebeurt als we wat uitstellen. Dat betrekken we ook allemaal bij een besluit, al dan niet over uitstel. Er gaat dus geen tijd verloren. Als daar de zorg van de heer Smeulders zit, kan ik hem geruststellen.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 131.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

De motie op stuk nr. 131 verzoekt in overleg te gaan en de kritiek mee te nemen bij het "go/no go"-besluit. Met de Eerste Kamer heb ik uitdrukkelijk gewisseld wat de voorwaarden zijn, wat de randvoorwaarden zijn en welke informatie de Eerste Kamer nodig heeft om bij de voorhang van het KB te kunnen besluiten of we er zijn. De vraag of partijen voorstander of tegenstander zijn van het stelsel hoort daar niet bij. We zijn natuurlijk altijd met iedereen in gesprek. Ik neem ook altijd graag kennis van de laatste vormen. Maar daarvoor hebben we deze motie niet nodig, dus ik ontraad deze motie. Uiteraard blijven we altijd graag met iedereen in gesprek. Dat scherpt ons alleen maar bij deze wet. We zullen ook veel gaan evalueren en monitoren. Dat draagt ook allemaal bij aan het borgen van een goede werking van het stelsel en de balans tussen beschermen en benutten.

Dan de motie op stuk nr. 132 van mevrouw Van Esch. Als ik de motie een beetje omgekeerd lees, verzoekt zij de regering om niet tot inwerkingtreding over te gaan zolang er nog decentrale overheden zijn die niet voldoende zijn voorbereid op de inwerkingtreding. Daarmee lees ik dus ook dat deze motie eigenlijk zegt: ga over tot invoering wanneer iedereen voldoende is voorbereid om die in werking te laten treden. Dat zou natuurlijk een heel mooi geluid zijn van de Partij voor de Dieren, dat zij nu een motie indient die ervoor pleit om het vooral in werking te laten treden wanneer iedereen klaar is. Dat zijn we ook van plan. Dat wordt een zorgvuldig proces. Het KB zal ook nog worden voorgehangen.

De voorzitter:

Uw oordeel over de motie op stuk nr. 132 is dus ...?

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

We hebben hier allerlei afspraken over gemaakt. Daar is deze motie niet voor nodig. Zij is dus overbodig en daarom ontraad ik haar.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 131 en de motie op stuk nr. 132 worden dus ontraden. Mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Een korte reactie daarop. Aan het begin van mijn pleidooi zei ik dat wij graag iets anders hadden gezien rondom de invoering van de Omgevingswet, maar volgens mij staan wij nu voor een voldongen feit: dat de meerderheid aan het doordenderen is. Als wij dan aan het doordenderen zijn, vinden wij dat we wel halt moeten houden op het moment dat we zien dat het niet goed gaat. Ik blijf er wel bij dat ik uw positieve houding interessant vind, maar volgens mij hebben we aan alle kanten laten zien dat dat doordenderen bij veel lokale overheden nog helemaal niet zo vlot gaat. Ik wil nog het volgende benadrukken, waarna ik ga afronden. Wij zien helemaal geen goede inwerkingtreding van de Omgevingswet op dit moment. Als u nog steeds inziet dat deze motie eraan kan bijdragen dat we hem juist niet gaan invoeren, dan zitten we juist wel weer op één lijn. Maar volgens mij blijven we niet op die lijn zitten.

De voorzitter:

Ik heb zo'n vermoeden van niet.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Maar ik wil dat misverstand wel even uit de weg geruimd hebben.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Ik wil deze lijn niet tot een breiwerk laten worden. We hebben heldere afspraken gemaakt. We willen de invoering zorgvuldig doen. Daarvoor is ook een reëel beeld van waar we rond de zomer staan met het DSO heel belangrijk. Met alle decentrale overheden en de koepels zijn wij daar echt heel zorgvuldig mee bezig. Als blijkt dat er dingen tegenvallen, moet je daar reëel in zijn. Dat kan altijd; het blijft een groot IT-project. Als dat reden is voor uitstel, doen we dat. Maar dat is wat anders dan op voorhand veronderstellen dat dat nodig is of op voorhand zeggen dat het allemaal wel mis zal gaan. Dit jaar was bedoeld voor de implementatie. Daar zitten we dus ook nog middenin. Rond de zomer kijken we met elkaar waar we staan en of we er klaar voor zijn. We hebben ook gezegd: als dat niet zo is, laten we de wet wat later in werking treden.

Voorzitter. Mevrouw Beckerman vraagt naar informatie over vergunningen in het DSO. Dat zit in de uitbouw, dus niet in de huidige voorzieningen. Er zijn ingewikkelde privacyaspecten, waarover ik ook in de Eerste Kamer gesproken heb. Dat zit dus niet in het basispakket. Daar wordt wel in de uitbouw over gesproken. Ik ontraad dus deze motie, die eigenlijk zegt dat het in het basispakket moet zitten.

De voorzitter:

De motie-Beckerman/Van Gerven op stuk nr. 133 wordt ontraden.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Overigens is dat basispakket ook met alle decentrale overheden goed afgestemd.

De voorzitter:

Dan de motie-Beckerman/Van Gerven op stuk nr. 134.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Dan zegt de motie op stuk nr. 134 dat de overheden gecompenseerd moeten worden. Met de overheden zijn goede afspraken gemaakt. Aan de ene kant zijn er de kosten en aan de andere kant zijn er de vermeden kosten. Daar zijn dus goede afspraken over gemaakt. Dat blijven we ook monitoren. Ook daarover heb ik een toezegging gedaan. Voor de zomer zullen we nog een keertje met een laatste inschatting komen en er vinden brede gesprekken plaats over de financiële verhoudingen. Ik ontraad dus die motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 134 wordt ontraden.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

De motie-Beckerman/Van Gerven op stuk nr. 135 over een integrale visie op grondwater moet ik ook ontraden. Er is nu een motie over een integrale visie op de leefomgeving. Daar zitten grondwater en oppervlaktewater in. We willen juist niet allemaal aparte visies maken. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 135 wordt ontraden. Dan de motie-Ronnes op stuk nr. 136.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Deze motie gaat over de positie van burgers ten opzichte van nieuwe ruimtelijke projecten en over de landelijke voorlichtingscampagne. Er komt inderdaad een landelijke voorlichtingscampagne — dat heb ik in de Eerste Kamer toegezegd — zodat mensen op de hoogte zijn van de komst van de Omgevingswet en weten waar ze verdere informatie kunnen krijgen. Daarnaast komt er een toolkit communicatie, waarin tal van instrumenten zitten die gebruikt worden door de bevoegd gezagen. Onderdeel van die toolkit is ook de positie van de burger bij ruimtelijke initiatieven. Dat wordt nog aangevuld met het beleid dat decentrale overheden gaan maken voor participatie. Daar heb ik het net over gehad. Daarnaast bevorderen we dat de overheden expliciet aandacht besteden aan het hierbij betrekken van doelgroepen die normaal gesproken ondervertegenwoordigd zijn. We maken daarbij gebruik van kennis van de Nationale ombudsman. Ik heb met hem afgesproken dat we bij de verdere implementatie en uitwerking gezamenlijk blijven optrekken. De participatie zal worden gemonitord en de campagne wordt geëvalueerd. Als ik de motie dus zo mag uitleggen dat die hiermee in overeenstemming is, geef ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 136 krijgt oordeel Kamer als de heer Ronnes het eens is met de invulling die de minister eraan geeft. Wilt u een korte reactie geven?

De heer Ronnes (CDA):

Ik ben akkoord met de interpretatie die de minister geeft.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Oké. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over deze moties zal volgende week dinsdag worden gestemd. We gaan straks door met een debat over de groeibrief van het kabinet.

De vergadering wordt van 18.33 uur tot 19.23 uur geschorst.

Naar boven