5 Laaggeletterdheid

Aan de orde is het VAO Laaggeletterdheid (AO d.d. 13/06).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Laaggeletterdheid. Ik zou mevrouw Westerveld van GroenLinks als eerste het woord willen geven.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. We hebben een goed debat gehad over laaggeletterdheid. Tegelijkertijd denken ook wij dat er veel meer moet gebeuren. Ook de verschillende SER-rapporten bevestigen dat. Daarom heb ik twee moties opgesteld. Die komen de minister wellicht bekend voor. Wij hebben die eerder hier, iets anders verwoord, voorgelezen. Ik hoop dat juist ook de SER-rapporten aan de rest van de Kamer laten zien dat het echt nodig is om extra actie te ondernemen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat naar schatting 2,5 miljoen mensen in Nederland moeite hebben met lezen en schrijven en/of rekenen;

constaterende dat wet- en regelgeving voor veel mensen niet te begrijpen is, maar wel betrekking op hen heeft;

verzoekt de regering een heldere toelichting te maken bij ieder wetsvoorstel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (28760).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onderwijsinspectie in de Staat van het Onderwijs concludeert dat leerlingen minder goed presteren op de kernvakken taal en rekenen, en dat laaggeletterdheid toeneemt;

overwegende dat kinderen zo vroeg mogelijk in een taalrijke omgeving moeten zijn om laaggeletterdheid op latere leeftijd te voorkomen, zoals ook de SER adviseert;

constaterende dat gemeenten 960 uur voorschoolse educatie moeten aanbieden voor doelgroeppeuters, maar dat deze urennorm en bijbehorende financiële kaders alleen gelden voor peuters vanaf 2,5 jaar;

verzoekt de regering een pilot te starten en te onderzoeken wat het effect is voor de ontwikkeling van het kind als de startleeftijd voor voorschoolse educatie wordt verlaagd naar 2 jaar, al dan niet met een gelijkblijvende norm van 960 uur;

verzoekt de regering tevens deze uitkomsten te vergelijken met de situatie waarbij kinderen op de leeftijd van 2,5 jaar beginnen aan de voorschoolse educatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kwint en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (28760).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We hebben nog geprobeerd om de moties, in ieder geval de eerste motie, in goed begrijpelijke taal op te schrijven. Maar soms kom je erachter dat dit best wel moeilijk is, omdat wij in de Kamer heel veel in jargon praten. Bij de tweede motie is dat dus helaas jammerlijk mislukt.

De voorzitter:

Het valt te waarderen dat u daar nog even de aandacht op vestigt.

Het woord is aan de heer Wiersma van de VVD.

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter. Ik check nu even of ik wel die proef doorsta, maar dat betwijfel ik. Ik heb wel de lengte van de moties aangepast ten opzichte van de moties in het vorige VAO. Ik dien twee moties in, die ietsje korter zijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat laaggeletterdheid in Nederland nog altijd een groot probleem is;

constaterende dat de Sociaal-Economische Raad oproept tot meer urgentie en een betere samenwerking van gemeenten met werkgevers, maatschappelijke organisaties en het onderwijs om de complexe problemen aan te pakken;

constaterende dat de minister bestuurlijke afspraken maakt met de centrumgemeenten over de aanpak en de doelen;

van mening dat basisvaardigheden als lezen, schrijven en digitale geletterdheid zo belangrijk zijn dat gemeenten screening op en hulp bij laaggeletterdheid bij hun dienstverlening zouden moeten betrekken;

verzoekt de regering met centrumgemeenten concrete en meetbare afspraken te maken over het aanbieden van actieve hulp aan het gemeenteloket, de begeleiding en doorverwijzing naar taalhuizen en het succesvol geholpen aantal mensen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma, Kuik, Van den Hul en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87 (28760).

De heer Wiersma (VVD):

We hebben in het AO ook gesproken over de specifieke hulp aan werkgevers, juist in het mkb. De minister was daar enthousiast over. Zij zei bereid te zijn om te bekijken of er bijvoorbeeld met MKB-Nederland een taalakkoord zou kunnen worden afgesloten. Ik dien een motie in om dat nog iets breder in de aandacht te trekken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inzet op en het bijhouden van basisvaardigheden binnen het mkb een grotere uitdaging blijkt dan in het grootbedrijf;

constaterende dat er met de aanpak laaggeletterdheid expliciet aandacht is voor meer hulp aan werkgevers;

verzoekt de regering binnen de aanpak voor werkgevers specifieke aandacht te bieden aan het ondersteunen van het mkb, bijvoorbeeld via de taalakkoorden die met individuele werkgevers en branches worden gesloten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma en Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (28760).

De heer Wiersma (VVD):

Dan heb ik nog twee punten uit het AO waarover ik geen moties indien, maar waarover ik wel een vraag stel. Eén is het expertisecentrum. Dat moet nog ingevuld worden. Ik wil de minister oproepen daarbij niet allerlei nieuwe, grote en ingewikkelde dingen op te tuigen, maar vooral gebruik te maken van wat er al is. Dat moet de minister benutten, beter en centraler maken en meer openstellen voor hulp aan gemeenten.

De minister heeft ook toegezegd dat zij in gesprek gaat met gemeenten over bijvoorbeeld een volgsysteem, zodat we leerlingen die al heel vroeg, op jonge leeftijd, achterstand oplopen, niet alleen bij het consultatiebureau en in de jeugdzorg zien, maar ook op de basisschool in de gaten kunnen houden. Welke rol zouden gemeenten hierbij kunnen spelen? De toezegging stond niet in het register, dus ik wil de minister vragen om die hier te herhalen.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. "Ik ben mijn bril vergeten, dus ik zal mijn moties uit het hoofd moeten doen." Het zou zomaar een smoes kunnen zijn van iemand die moeite heeft met lezen en schrijven en zich daarvoor schaamt. In Nederland gaat het om 2,5 miljoen mensen. Het kabinet zet hier extra op in en daar is het CDA blij mee. Is deze inzet voldoende? Nee. Hulp vanuit alle hoeken is van belang om het probleem bespreekbaar te maken, zoals in Goede Tijden gebeurt, en om drempels voor hulpzoekenden weg te nemen.

Tijdens dit VAO wil ik aandacht voor de rol van de werkgever en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat tussen de 34% en de 40% van de werknemers in de schoonmaak, bouw, industrie, productie, landbouw en keuken nauwelijks kan lezen en schrijven;

overwegende dat de betrokkenheid van werkgevers van belang is om laaggeletterdheid terug te dringen;

verzoekt de regering om allereerst met deze sectoren in gesprek te gaan om doelstellingen te formuleren om de laaggeletterdheid in die sectoren terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89 (28760).

Mevrouw Kuik (CDA):

Dan wil ik het nog hebben over preventie. Ik lees graag boeken. Dit reces heb ik weer tijd voor De zeven zussen. Maar ik besef dat het lezen van boeken al een drempel kan zijn voor mensen. De digitale wereld is voor velen vertrouwder. Het CDA wil daarom aandacht voor de digitale mogelijkheden die ervoor kunnen zorgen dat leer- en leesplezier voor laaggeletterden bevorderd worden. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een subsidie van 2 miljoen euro beschikbaar komt om laagtaalvaardige gezinnen te bereiken;

overwegende dat het belangrijk is om aan te sluiten bij de belevingswereld van mensen, ook als het gaat om het bevorderen van leesplezier, en die wereld steeds vaker een digitale wereld is;

overwegende dat met een gratis digitaal instrument, zoals een app, relatief veel mensen kunnen worden bereikt;

verzoekt de regering om in het kader van de subsidie van 2 miljoen euro ervoor te zorgen dat ten minste één app wordt ingezet die gratis beschikbaar is en die bijdraagt aan het bevorderen van leesplezier voor laagtaalvaardige gezinnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (28760).

De heer Kwint heeft een vraag.

De heer Kwint (SP):

Ik heb vooral een vraag over het laatste stukje van de motie. Ik ben helemaal niet tegen een app die leesplezier bevordert, maar zouden we niet eerst zeker willen weten of dit de beste manier is om leesplezier te bevorderen? Ik wil met liefde voor die motie stemmen als ik zeker weet dat dit gaat helpen. Maar ik wil graag eerst zeker weten dat dit de beste manier is. We moeten geen geld gaan besteden aan iets wat beter op een andere manier gedaan kan worden.

Mevrouw Kuik (CDA):

Je moet dat uitproberen, natuurlijk. Dat is ook wat ik nu voorstel. Kinderen hebben van jongs af aan de iPad en de telefoon in de hand waar zij door ouders mee vermaakt worden. Boeken zijn minder vanzelfsprekend. Ik vind het ook van belang om boeken in te zetten en dat gebeurt ook al. Maar we kunnen ook profiteren van de digitale wereld en de kansen daarvan benutten. Vandaar dat ik deze motie nu indien.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Beertema van de PVV.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ik heb twee kristalheldere moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ongeveer 25% van de kinderen het basisonderwijs verlaat met een leesachterstand;

overwegende dat laaggeletterdheid volgens alle inzichten leidt tot sociale isolatie, maatschappelijke uitsluiting en dat het massieve financiële schade toebrengt aan de economie;

constaterende dat leesvaardigheid toegang biedt tot kennis, inzicht, verheffing, ontplooiing en emancipatie en de sleutel is die elke burger behoeft in zijn of haar streven naar geluk — "the pursuit of happiness" hoort u hier tussendoor;

van mening dat laaggeletterdheid een steeds groter wordend maatschappelijk probleem is en een aanpak vereist die recht doet aan deze problematiek die een ontwikkeld land als Nederland onwaardig is;

verzoekt de regering een meerjarig herstelplan in te richten, waarbij de minister zelf robuuste regie voert, voor het lees- en schrijfonderwijs in het reguliere onderwijs, van het primair onderwijs tot en met het hoger beroepsonderwijs, en daarvoor 250 miljoen te reserveren, te bekostigen uit het begrotingsoverschot,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (28760).

De heer Beertema (PVV):

De laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bestrijden van laaggeletterdheid nu decentraal is geregeld;

overwegende dat een enkele grotere en tientallen kleinere organisaties onafhankelijk van elkaar, elk op hun eigen manier, elk met hun eigen management, bestuur en raad van toezicht, zich bezighouden met het zich toe-eigenen van een deel van de markt;

constaterende dat het bij uitstek voor laaggeletterden moeilijk is om de juiste aanbieder te vinden in dit versnipperde aanbod;

verzoekt de regering op robuuste wijze de regie op te pakken, de meest effectieve methodes voor bestrijding van laaggeletterdheid te omarmen en de uitvoering van de programma's uitsluitend nog te beleggen bij roc's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (28760).

De heer Beertema (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van den Hul van de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ook dit was een heel goed AO wat mij betreft. Ik wil hier toch ook nog even de ambassadeurs bedanken, die niet alleen bij de SER-presentatie op ontzettend indrukwekkende wijze hebben uitgelegd wat het is om laaggeletterd te zijn, maar ook nog eens een keer aanwezig waren bij het AO. Nou, dat vind ik een compliment waard.

Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wordt gewerkt aan meer inzicht in, en grip op, de kwaliteit van informele aanbieders van cursussen voor laaggeletterdheid;

overwegende dat gemeenten bij het tegengaan van laaggeletterdheid steeds minder investeren in formele educatie, waarvan de kwaliteit vaststaat;

overwegende dat de Sociaal-Economische Raad aangeeft dat het aanbod om laaggeletterdheid tegen te gaan te klein is en er behoefte is aan meer regie;

verzoekt de regering in kaart te brengen hoe de verhouding tussen informeel en formeel aanbod voor laaggeletterden er momenteel uitziet, en daarbij inzichtelijk te maken bij hoeveel roc's laaggeletterden nog terechtkunnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Kwint en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (28760).

De heer Kwint. Niet? Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de inbreng van de kant van de Kamer. Ik schors voor enkele ogenblikken. Of kan de minister meteen door? Dan geef ik het woord aan de minister.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Ik dank ook de Kamer voor het goed gevoerde algemeen overleg en de negen ingediende moties, die ik stuk voor stuk even zal langslopen.

De eerste motie van mevrouw Westerveld. Ik begrijp: bij haar tweede motie zag zij meteen in wat het probleem van haar eerste motie is. Maar ik geef deze motie toch graag oordeel Kamer, want ik vind het heel goed dat mevrouw Westerveld aandacht vraagt voor die heldere communicatie. Dat vinden we met elkaar allemaal belangrijk. Het is ook belangrijk dat we als overheid ons uiterste best doen om daar het goede voorbeeld in te geven. Als ik de motie zo mag opvatten dat wij ons allemaal inspannen om zo veel mogelijk van wat wij aan papier en tekst produceren in begrijpelijke taal te doen, dan omarm ik deze motie en geef ik haar graag oordeel Kamer. Mevrouw Westerveld zal ook begrijpen dat, zeker als het gaat om wetgeving, het soms heel weerbarstig zal zijn om dat echt te doen in taal die voor iedereen begrijpelijk is. Zelfs als je niet laaggeletterd bent maar behoorlijk goed kunt lezen en schrijven, is de toegankelijkheid van alle memories van toelichting nog niet altijd even goed. Maar we zien de oproep echt als een aanmoediging. Ik neem ook aan dat als u een stuk behandelt, u met mij de collega's hier in de Kamer zult aanspreken op: had dit nou niet in helderder Nederlands geschreven kunnen worden? Wellicht dringt u er bij de collega's ook op aan om dat bij moties te doen.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 86.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 85 krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Engelshoven:

Ja, de motie op stuk nr. 85 krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 86 over de vve wil ik ontraden. Met u ben ik van mening dat vve cruciaal is om achterstanden in het onderwijs in een vroeg stadium aan te pakken. Daarom investeert het kabinet daar ook fors in: er komt 170 miljoen per jaar bij, specifiek voor kinderen met een hoog risico. Het effect van deze extra investeringen wordt nog onderzocht. U wilt het onderzoek naar voren halen en een pilot starten. Twee redenen voor mijn oordeel: wij willen eerst het effect van de huidige inzet evalueren. Daarom vinden wij het nu nog te vroeg om vanuit het Rijk weer iets nieuws te starten. Overigens, als gemeenten willen wat u vraagt, kan dat. Gemeenten die dat willen, hebben de mogelijkheid om dit te doen, maar wij wachten eerst de effectonderzoeken van de huidige inzet af, dus deze motie wordt ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 86 wordt ontraden. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zeg in deze motie niet dat we een onderzoek naar voren moeten halen maar dat we gaan kijken naar het effect van het naar voren halen van de leeftijd waarop kinderen naar de voorschoolse educatie gaan. Uit alle onderzoeken die we nu kennen, onder andere van de SER en wetenschappers, blijkt namelijk dat het goed is voor de ontwikkeling van kinderen en voor het tegengaan van taalachterstanden als ze al op heel jonge leeftijd terechtkomen in een taalrijke omgeving. Ik vraag niet om iets naar voren te halen maar om te onderzoeken wat het effect is als je die leeftijd van 2,5 jaar naar beneden haalt.

Minister Van Engelshoven:

Dat begrijp ik heel goed, maar wij zetten nu 170 miljoen extra in, specifiek gericht op extra uren voor die doelgroep. Het kabinet kiest ervoor om dat eerst te doen en om daar eerst het effect van te onderzoeken voordat we weer een nieuwe pilot starten, die overigens ook extra middelen kost, die we op dit moment niet hebben. Maar gemeenten die dit zouden willen, kunnen met uw oproep aan de slag.

Voorzitter. De motie-Wiersma c.s. op stuk nr. 87 gaat over concrete en meetbare afspraken met gemeenten. Zoals we ook in het AO hebben gewisseld, heb ik geen problemen met concrete en meetbare afspraken met gemeenten, maar wel met de exacte manier waarop ze hier omschreven staan. U noemt een aantal heel specifieke dingen: het aanbieden van actieve hulp aan het gemeenteloket, de doorverwijzing naar de taalhuizen — niet iedere gemeente heeft een taalhuis — en het aantal succesvol geholpen mensen. U vraagt met deze motie eigenlijk dat wij van bovenaf gaan sturen op wat gemeenten precies moeten inzetten. Ik zou heel goed kunnen leven met de motie en haar oordeel Kamer kunnen geven als u het dictum kunt aanpassen in bijvoorbeeld: verzoekt de regering met gemeenten concrete, meetbare afspraken te maken over het aanbieden van actieve hulp aan laaggeletterden en het aantal bereikte mensen, alsmede de effectiviteit van de geboden ondersteuning te laten monitoren. Volgens mij willen wij hetzelfde, maar u zet in de motie een aantal heel specifieke dingen die ik wel wil, maar waarbij wij tegen de vraag aanlopen of we van bovenaf willen opleggen hoe gemeenten een en ander precies doen. Ik vind dat gemeenten de ruimte moeten krijgen om te kijken wat ze in hun omgeving de beste aanpak vinden. Als u bereid bent om het dictum aan te passen, krijgt de motie oordeel Kamer. Anders moet ik haar echt ontraden, omdat wij anders te veel van bovenaf sturen.

De heer Wiersma (VVD):

Ik pas haar niet aan en ik wil even iets rechtzetten. De minister zei dat niet elke gemeente een taalhuis heeft. Het gaat hier over centrumgemeenten. Als u zegt dat niet elke centrumgemeente een taalhuis heeft — we hebben er 400 — dan zou ik dat een heel slecht signaal vinden. Volgens mij is dat niet zo. Volgens mij hebben gemeenten taalhuizen. Het probleem dat we hebben geconstateerd en dat u zelf constateert in de brief is juist dat gemeenten te vrijblijvend zijn. De oproep van de SER is ook om meer landelijke regie te hebben. Ik kom daaraan tegemoet door dat hier te vragen. Dat sluit niet uit dat u nog veel meer afspraken op heel veel terreinen met die gemeenten kunt maken, maar deze elementen zouden wij graag concreet willen zien. En we gaan het zien; ik heb 75 zetels.

De voorzitter:

Helder. De motie wordt niet aangepast en krijgt daarmee het oordeel ontraden. Dan de motie op stuk nr. 88.

Minister Van Engelshoven:

De motie op stuk nr. 88 gaat over de taalakkoorden met het mkb. Dat hebben we ook in het algemeen overleg gewisseld. Daar ben ik enthousiast over, want dat sluit heel erg aan bij mijn ambitie om meer werkgevers te bereiken en hen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Dat geldt zeker ook voor het mkb, dus deze motie geef ik graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 88 krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Engelshoven:

De heer Wiersma had nog twee vragen. Hij vraagt eigenlijk: maak het expertisecentrum dat er komt, een beetje lean-and-mean; gebruik wat er al is en ga niet te veel nieuws optuigen. Dat zeg ik hem graag toe.

U vroeg ook of ik met gemeenten in gesprek wil gaan over de wijze waarop we kinderen van wie we op jonge leeftijd constateren dat ze risico lopen op een achterstand, goed kunnen volgen. Dat wil ik graag doen. Met u vind ik het belangrijk dat we in kaart blijven houden in hoeverre we er met die aanpak in slagen om de achterstanden in te lopen en hoe we ervoor kunnen zorgen dat ze op een later moment niet opnieuw ontstaan. Dat gesprek ga ik graag met de gemeenten aan. Dat mag u beschouwen als een toezegging.

Dan de motie op stuk nr. 89 van mevrouw Kuik. Mevrouw Kuik verraste mij ook even. Dat laat heel goed zien hoe goed laaggeletterden er soms in zijn om dingen te maskeren. Ik dacht even: goh, ik heb mevrouw Kuik nog nooit met een bril gezien, dus dat is kennelijk nieuw. Zo zien we maar weer hoe goed die smoezen soms werken. Haar motie om met een aantal specifieke sectoren waarin er veel laaggeletterden zijn, in gesprek te gaan om doelstellingen te formuleren, geef ik graag oordeel Kamer. Met deze motie geeft u mij echt een steun in de rug om met die sectoren te komen tot concrete doelstellingen. Dank daarvoor.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 89 krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Engelshoven:

Ja, die krijgt oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 90. De heer Kwint had daar een goede vraag bij. Ik ben het met mevrouw Kuik eens dat we moeten proberen om laagtaalvaardige gezinnen ook via de digitale weg te bereiken. Maar ze vraagt nu heel specifiek om een deel van het budget in te zetten voor het ontwikkelen van minimaal één app. Ik vind het belangrijk dat we de digitale middelen inzetten waarvan we echt weten dat ze iets toevoegen. Er is digitaal al het nodige beschikbaar. We kennen allemaal oefenen.nl. Maar er is ook de app Samen Leren, waarmee laaggeletterden kunnen oefenen met taal en rekenen. Er is ook al de app Klik & Tik om digitale vaardigheden te verbeteren. Er is dus al het nodige. Als mevrouw Kuik mij vraagt om een deel van het budget van 2 miljoen in te zetten om bij het bereiken van laagtaalvaardige gezinnen ook te kijken naar de digitale instrumenten die voor die doelgroep nuttig zijn, geef ik de motie graag oordeel Kamer. 2 miljoen is een beperkt budget om minimaal één app te ontwikkelen en we hebben al een aantal apps. Ik wil het budget graag zo doelmatig mogelijk inzetten, dus iets meer ruimte zou welkom zijn. Als zij de motie in die zin wil aanpassen, krijgt ze oordeel Kamer. Anders ontraad ik haar.

Mevrouw Kuik (CDA):

De minister geeft aan dat er al een aantal apps zijn. Ik heb zelf ook gezocht, maar ik kan geen gratis app vinden die echt gericht is op leesbevordering en het plezier daarvan. Ik wil de motie aanhouden als de minister mij daar een inventarisatie van kan geven. Maar voor mij is het van belang dat we juist ook de digitale kansen benutten om die mensen te bereiken. Dus mijn vraag is: over welke apps hebben we het dan? Want ik heb die gratis apps op het punt dat ik aangeef, niet gevonden.

Minister Van Engelshoven:

Er zijn een aantal van die apps. Ik moet u op dit moment het antwoord schuldig blijven op de vraag of ze gratis zijn. Ik weet bijvoorbeeld dat Klik & Tik in heel veel bibliotheken beschikbaar is. Vaak worden er breed licenties ingekocht. Volgens mij ... Ik wil het niet met honderd procent ... Ja, ik zie geknik; die is gratis. Die zijn er dus. Ik vind het zonde om nu te zeggen: dat budget moet naar de ontwikkeling van één specifiek element waarvan we niet zeker weten of de behoefte daaraan het grootst is en of dat de meest effectieve inzet van het budget is. Ik vraag dus om iets meer ruimte te geven in de motie. Dan vinden we elkaar. We onderschrijven hetzelfde doel, maar ik weet niet of dat wat uw motie vraagt het meest verstandige is.

Mevrouw Kuik (CDA):

Volgens mij moeten we dan ook onderzoeken wat effectief is en dat ook proberen en durven in te zetten. Ik dien de motie dus gewoon in.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 90 wordt ontraden. De motie op stuk nr. 91.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 91 van de heer Beertema over de 250 miljoen extra. Ik denk dat de heer Beertema het oordeel wel kan raden. Het kabinet investeert al bijna 2 miljard extra in onderwijs. We investeren heel veel in onderwijs om te zorgen dat iedereen zo veel mogelijk kansen krijgt. Iedere bewindspersoon die hier staat, wil altijd wel meer geld ergens voor, maar ik houd mij ook aan de gemaakte afspraken. Ik denk dat u bij de Algemene Financiële Beschouwingen wellicht een dienstiger moment hebt om deze motie in te dienen, maar voor dit moment ontraad ik haar.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 91 wordt ontraden. De motie op stuk nr. 92.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 92 over de regie bij de roc's. Deze motie ontraad ik. Tot 2015 werden alle cursussen voor laaggeletterden verzorgd door de roc's. We zagen toen dat dit voor sommige laaggeletterden juist een hele grote drempel vormde. Daarom hebben we toen gezegd: laten we nou zorgen dat het formele aanbod er is maar ook het niet-formele aanbod, en zorg nou dat gemeenten dat kunnen inkopen. U heeft gezien dat we met de nieuwe aanpak ook strakkere afspraken met gemeenten gaan maken. Zorg nou ook dat dat niet-formele aanbod meer kwaliteit heeft. Juist die mix van instrumenten maakt dat we effectiever kunnen zijn. Die mix wil ik graag houden. Ik ontraad deze motie dus.

De heer Beertema (PVV):

Die mix van instrumenten zorgt er juist voor dat het alsmaar ineffectiever wordt en dat er alsmaar meer geld wegvloeit naar al die besturen, die raden van toezicht, die directeuren en al die reisjes die gemaakt moeten worden door al die mensen die alsmaar geïnspireerd moeten worden en zo. Het is een lappendeken van initiatieven. Het is allemaal zo amateuristisch als wat. Vooral de laaggeletterden weten daar de weg niet meer in. Ik vind het jammer dat de motie ontraden wordt, want er sijpelt heel veel geld weg naar cowboyinstituutjes die eigenlijk alleen maar heel veel geld kosten, niets opleveren en nauwelijks bereik hebben. Dat geldt zelfs voor de allergrootste stichting, Lezen & Schrijven. Het is allemaal heel erg highbrow met prachtige voorstellen, eens in het jaar allemaal, en voor de rest is het daar stil. Dat vind ik doodzonde. Op de roc's is heel veel expertise. Je kan het ook op een andere manier regelen met die mensen. Ze hoeven niet per se die school in. Op die manier kan er ook creatief worden nagedacht.

De voorzitter:

Dank. Dat was de reactie op het oordeel over de motie op stuk nr. 92. Die is ontraden.

Minister Van Engelshoven:

Maar mijn oordeel blijft hetzelfde. Volgens mij was er ook in het algemeen overleg een breed gevoelen van de Kamer: zorg nou ook dat er maatwerk geleverd kan worden. Mevrouw Kuik vroeg daar een aantal keren om. We hebben ook afgesproken dat we echt strakker gaan sturen op kwaliteit. Op dat punt komen we de heer Beertema dus tegemoet, maar de motie blijft ontraden.

Voorzitter. Tot slot de motie op stuk nr. 93 van mevrouw Van den Hul, die verzoekt om goed in kaart te brengen wat we aan formeel en informeel aanbod hebben. Die motie geef ik oordeel Kamer, omdat het volgens mij goed is om dat overzicht een keer te krijgen, juist om tegemoet te komen aan de vraag of er voldoende formeel aanbod is voor degenen voor wie dat een goed aanbod is en hoe het informele aanbod in elkaar zit. Dan kunnen we ook een keer kijken of dat genoeg is, of dat alle doelgroepen raakt en of er voor iedereen echt maatwerk is. Bovendien kunnen we zo gaan kijken naar de kwaliteit. Die motie krijgt dus oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 93 krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, ik ben aan het einde van de beantwoording gekomen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO Laaggeletterdheid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan zo door met het VAO Emancipatiebeleid. Ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven