9 Innovatie

Aan de orde is het VAO Innovatie (AO d.d. 11/06).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Innovatie. Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van harte welkom en geef mevrouw Van Eijs namens D66 het woord.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. Eindelijk spreken we in de plenaire zaal over innovatie. Daar ben ik heel blij om als inwoner van Brainport Eindhoven. Regelmatig horen wij nieuws over innovatie en innovatieve ideeën uit Eindhoven. Gisteren kwam nog het nieuws dat er vooral vrouwen aangenomen gaan worden aan de TU. Daar zullen we nu maar geen discussie over starten, maar het is allang bekend dat er veel te weinig vrouwen in technologie en wetenschap werken. Daarom ben ik heel blij met de inzet van de staatssecretaris waar zij vorige keer over verteld heeft om ervoor te zorgen dat er meer vrouwen, bijvoorbeeld vrouwelijke entrepreneurs, ondernemers, aan de bak gaan komen.

Ik ben ook blij met de moties die voor de rest zullen worden ingediend over 2,5%, want wij moeten echt naar hogere investeringen in technologie en innovatie. Ik heb zelf nog twee moties over sleuteltechnologieën.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Kennis- en innovatieagenda sleuteltechnologieën een zorgvuldige afweging gemaakt moet worden over de breedte en diepte van de investeringen;

overwegende dat met een open blik gekeken moet worden naar bestaande sterktes en naar nieuwe kansen voor de investeringen in sleuteltechnologieën;

van mening dat de scherpte en zorgvuldigheid van besluitvorming over publieke investeringen aan kracht winnen door een onafhankelijke beoordeling;

verzoekt de regering de AWTI om advies over de effectiviteit van de mogelijke verdeling van middelen voor sleuteltechnologieën te vragen, alvorens zij de middelen aan meerjarige programma's toekent,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijs, Veldman en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73 (33009).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de publieke investeringen in sleuteltechnologieën via verschillende instrumenten en programma's plaatsvinden;

overwegende dat de ontwikkeling van sleuteltechnologieën het fundament is voor economische en maatschappelijke innovatie;

verzoekt de regering jaarlijks inzichtelijk te maken wat de publieke investeringen in sleuteltechnologieën zijn;

verzoekt de regering tevens inzichtelijk te maken hoe de publieke en private investeringen verhoogd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijs, Veldman, Bruins en Amhaouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74 (33009).

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Amhaouch van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. In het AO heeft het CDA zijn zorgen uitgesproken over het niet halen van de doelstelling om volgend jaar ten minste 2,5% van ons bbp te investeren in R&D. Willen we als klein land het verschil kunnen maken, dan is het voor ons toekomstig verdienmodel noodzakelijk dat we concurrerend blijven en productiever worden en dat overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen substantieel bijdragen aan onderzoek en ontwikkeling. Andere landen worden immers ook innovatiever en stilstand is achteruitgang. Daarom de volgende motie, die volgt op de motie die wij vorig jaar over dit onderwerp hebben ingediend.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zowel de Kamer als de regering het belang onderschrijft om te investeren in onderzoek en innovatie en de ambitie heeft om ten minste 2,5% van het bbp te investeren in R&D;

constaterende dat Nederland momenteel niet op koers ligt om deze doelstelling te halen, waarbij met name de private investeringen in R&D achterblijven ten opzichte van referentielanden;

overwegende dat, wil Nederland concurrerend blijven en zijn economische koppositie behouden, het noodzakelijk is dat de R&D-intensiteit toeneemt en het bbp-percentage onderzoek en ontwikkeling stijgt naar ten minste 2,5%;

verzoekt de regering om bij de uitwerking van het door de minister van Financiën bij brief van 3 april 2019 aangekondigde traject "beleids- en uitvoeringsopties in beeld" in elk geval aandacht te besteden aan het innovatiebeleid;

verzoekt de regering tevens om bij de uitwerking van de verschillende opties op het onderwerp innovatie ook in beeld te brengen welke maatregelen nodig zijn om toe te werken naar de ambitie van 2,5% R&D-uitgaven in Nederland;

verzoekt de regering voorts om in dat kader nadrukkelijk de dialoog te zoeken met het bedrijfsleven en kennisinstellingen, zodat met name op het vlak van private investeringen de nodige vooruitgang kan worden geboekt;

verzoekt de regering vervolgens om in het voorjaar van 2020 aan de Kamer te rapporteren over de tussenstand,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch, Veldman, Bruins en Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75 (33009).

De voorzitter:

Het was een lange motie.

De heer Amhaouch (CDA):

Ja, het was een lange motie en er is nog een lange weg te gaan. Het is wel een heel belangrijke motie. Het gaat over het concurrentievermogen van Nederland.

Ten slotte, voorzitter. Vanochtend ontvingen we van het kabinet de nota Ruimtevaartbeleid. In deze nota legt het kabinet een mooie strategie neer met stevige ambities. Het CDA heeft al eerder de vraag gesteld of, naast EZK en OCW, niet ook andere departementen aan het ruimtevaartbudget zouden moeten bijdragen, bijvoorbeeld Justitie en Veiligheid, Defensie en Buitenlandse Zaken, gelet op de spin-off naar andere sectoren. Is de staatssecretaris bereid om hiernaar te kijken?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Amhaouch. Dan geef ik nu het woord aan de heer Veldman namens de VVD.

De heer Veldman (VVD):

Voorzitter, dank u wel. We hebben tijdens het algemeen overleg opnieuw gesproken over de toekomstbestendigheid van het innovatie-instrumentarium. Ik heb toen gezegd dat wat mij betreft de motie die vorig jaar door de Kamer is aangenomen en die de staatssecretaris opriep om daar onderzoek naar te doen, nog niet echt is uitgevoerd. Ik roep de staatssecretaris opnieuw op om de motie op stuk nr. 57 (33009) uit te voeren. Dat vraag ik omdat het belang eigenlijk alleen maar groter is geworden. Die motie richtte zich met name op het EZK-instrumentarium, maar met de missie-gedreven aanpak moeten we breder kijken naar wat ook andere departementen doen. Het belang van de motie is dus alleen maar groter geworden. Om goed invulling te geven aan die motie heeft de Kamer behoefte aan goed inzicht in welke innovatiemiddelen voor die missie-gedreven aanpak worden ingezet bij andere departementen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het innovatiebeleid missies formuleert met bijbehorende maatschappelijke uitdagingen;

constaterende dat dekking daarvan wordt gevonden via EZK-instrumentarium;

constaterende dat dekking ook wordt gevonden vanuit innovatiegelden vanuit andere departementale begrotingen;

verzoekt het kabinet daarom inzichtelijk te maken welke innovatiemiddelen vanuit departementale begrotingen ten behoeve van de vastgestelde missies ter adressering van de maatschappelijke uitdagingen worden ingezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Veldman, Amhaouch, Bruins en Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (33009).

De heer Futselaar (SP):

Als ik het goed tel, is dit de vierde motie die vanuit de coalitie wordt ingediend om te vragen om informatie over innovatiebeleid. Ik vroeg me gewoon af of er zo erg getwijfeld wordt aan het vervullen van de informatieplicht door de staatssecretaris, want dit komt me allemaal wat wantrouwig over.

De heer Veldman (VVD):

Dit heeft helemaal niets met wantrouwen te maken, maar heeft gewoon met een goede inzichtelijkheid te maken. Ik daag de heer Futselaar uit om samen met mij naar de begrotingen van andere departementen te kijken en daar dan aan te wijzen welke middelen specifiek voor die missiegedreven opdrachten worden ingezet. Dat kunnen we niet, omdat die missiegedreven aanpak nu is vastgesteld. In de vorige begrotingen vinden we die niet terug. De oproep is dus om die in komende begrotingen goed inzichtelijk te maken, zodat we weten over welke middelen we het hebben, wanneer we het ook in andere vakcommissies gaan hebben over de doelen van die missiegedreven aanpak. Dat heeft niets met wantrouwen te maken, maar heeft alles met inzichtelijkheid te maken. Dat zou de SP moeten toejuichen, denk ik.

De heer Futselaar (SP):

Meestal als ik iets wil weten van het kabinet, dan vraag ik ze dat gewoon. Ik doe dat schriftelijk of mondeling, waarna ik misschien een toezegging krijg et cetera. Deze serie moties komt op mij gewoon wat wonderlijk over. Ik geef toe dat dit niet het eerste debat is waarin dit mij opvalt: we willen dit aan informatie en dat aan informatie. We hebben gewoon recht op informatie en we hebben een kabinet met een plicht tot informatie. Op het moment dat je elke stap gaat vastleggen in moties, komen we er straks voor te staan dat we hier honderd moties moeten gaan doen over hoe we precies willen dat de begroting en de andere jaarstukken eruitzien. Ik zit daar gewoon niet zo op te wachten. Ik wilde dat toch even markeren hier, voorzitter.

De voorzitter:

Dat heeft u gedaan.

De heer Veldman (VVD):

Dat lijkt mij een heel juiste markering, zeker vanuit een partij die vaak een overdaad aan moties indient in deze Kamer. Dus ik zou de heer Futselaar ook willen uitdagen om samen met mij te kijken naar nut en noodzaak van moties die door de SP worden ingediend.

De voorzitter:

Nu moet de heer Futselaar daarop reageren.

De heer Futselaar (SP):

Daar zit een wezenlijk verschil in. Als onze moties worden aangenomen, hebben die meestal een inhoudelijk effect op het beleid. Dat kan ik niet van die van de heer Veldman zeggen.

De voorzitter:

Nou, het is mooi geweest, denk ik. Toch?

De heer Veldman (VVD):

Dat laatste valt nog te bezien.

Nog één opmerking. Ik sluit me graag aan bij de laatste opmerking van de heer Amhaouch over ruimtevaart. Ik denk dat het zeker van belang is dat we breder dan het EZK-instrumentarium en de EZK-middelen met elkaar kijken hoe we het budget voor de ruimtevaart kunnen verhogen. Daar kunnen en moeten volgens mij ook andere departementen een rol in spelen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Moorlag namens de PvdA. Hij heeft ook een motie, zie ik. Het is een korte, begrijp ik.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid heeft de volgende kernvraag opgeworpen in het algemeen overleg. Moeten we wel doorgaan om innovatiemiddelen in de vorm van fiscale faciliteiten als hagelslag uit te strooien over het bedrijfsleven, terwijl dat bedrijfsleven steeds winstgevender wordt? Of zouden we de innovatiemiddelen wat meer geconcentreerd moeten inzetten voor de hele grote transitieopgave waar dit land voor staat op dit moment? Denk daarbij aan de energietransitie, maar ook aan het voedselvraagstuk, het grondstoffenvraagstuk, de circulaire economie. De PvdA heeft een diepe wens dat daar meer geld naartoe gaat, ten koste van de algemene fiscale facilitering. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gerichte inzet van innovatiemiddelen voor de grote, urgente transitieopgaven, zoals de energietransitie, naast financieel rendement ook groot maatschappelijk rendement kan genereren;

verzoekt de regering te onderzoeken wat de maatschappelijke kosten en baten zijn van een verschuiving van middelen van de fiscale innovatieregelingen naar missiegericht innovatiebeleid, en de Kamer hierover voor het einde van deze regeringstermijn te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77 (33009).

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Ik heb de motie echt superlight geformuleerd. Het is een verzoek om het in beeld te brengen voor de Kamer. Ik heb in het debat gemerkt dat het standpunt van de staatssecretaris al behoorlijk in beton gegoten was. Ik snap dat voor een deel ook wel, want de Wbso had een positieve evaluatie en de vraag is ook of je op dit moment het innovatiebeleid weer overhoop moet gaan halen. Maar ik denk dat dit tegen het einde van de regeringsperiode toch weleens overwogen moet worden. We zijn dan ook verder met de uitwerking van bijvoorbeeld het klimaatakkoord. Volgens mij wordt dit land alleen maar beter van zo'n verschuiving: wat meer geld naar die grote transitieopgaven en wat minder in generieke fiscale regelingen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Moorlag. De staatssecretaris heeft behoefte aan een korte schorsing, zodat zij de moties even kan bestuderen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u wel, voorzitter. Wat is dit toch heerlijk hoog! Ik wou dat ik het altijd zo had.

De voorzitter:

Ja, hè? Dat kan.

Staatssecretaris Keijzer:

Heerlijk! Dank, voorzitter. Uit mijn hoofd gezegd zijn er vijf moties en een tweetal vragen. De eerste motie, de motie-Van Eijs c.s. op stuk nr. 73, verzoekt de regering om de AWTI te vragen om advies over de effectiviteit van de mogelijke verdeling van middelen voor sleuteltechnologieën. Ik lees deze motie en beluister de woorden van mevrouw Van Eijs als volgt: hoe zorgen we er nou voor dat we in de besteding van middelen uiteindelijk die keuzes maken die aansluiten bij de beste kansen voor sleuteltechnologieën, zowel in excellentie in wetenschap als in economische kansen? Volgens mij heeft mevrouw Van Eijs wat zorg of dat proces wel op de juiste manier gebeurt. Ik hoop en denk dat ik mevrouw Van Eijs gerust kan stellen. Het huidige systeem is daar namelijk ook op ingericht. De NWO toetst de voorstellen op wetenschappelijke excellentie. De TO2-instellingen investeren mede door investeringen uit het regeerakkoord in de kennisbasis. De AWTI is een partij die vooral adviseert over het ecosysteem voor wetenschap en innovatie. Zij zijn op dit moment bezig met een advies over hoe de overheid kan sturen op sleuteltechnologieën. De verwachting dat de AWTI zal vertellen "dit zijn de beste en daar moet je in investeren" past dus niet bij wat de AWTI doet. Maar als ik de motie zo mag lezen dat er via de NWO een onafhankelijk advies moet worden ingewonnen over de keuzes voor de investeringen in sleuteltechnologieën en dat we tegelijkertijd ...

De voorzitter:

U bouwt de spanning goed op.

Staatssecretaris Keijzer:

Wat zegt u?

De voorzitter:

U bouwt de spanning goed op.

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, ja. Ik doe mijn best. Dank u wel, voorzitter, voor het compliment. ... en dat we daarbij het advies van de AWTI, dat hopelijk rond de jaarwisseling gaat komen, gaan gebruiken bij de invulling van de governance, dan kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.

De voorzitter:

Hè, hè. Nou, kijk. Hij is binnen, mevrouw Van Eijs.

Staatssecretaris Keijzer:

Dan de tweede motie van mevrouw Van Eijs c.s. Daarin verzoekt zij de regering inzichtelijk te maken hoe publieke en private investeringen verhoogd kunnen worden. Hierover zal ik wat korter zijn. Investeringen in sleuteltechnologieën zijn zeker van belang voor structurele economische groei en oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Ik zal u jaarlijks informeren over de publieke investeringen in sleuteltechnologieën. Zoals u weet, zal deze zomer het zogenoemde BUIB-traject starten waarin de vraag wordt gesteld of en hoe publieke en private investeringen verhoogd kunnen worden. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Als ik de motie mag interpreteren als de vraag die in dat BUIB-traject voor zal liggen, laat ik het oordeel over deze motie dus aan de Kamer. Als hiermee bedoeld wordt dat ik publieke investeringen moet verhogen, dan moet ik de motie ontraden, want daar heb ik het budget niet voor. Kijkend naar de 2,5%-discussie is dat trouwens ook niet het probleem.

Mevrouw Van Eijs (D66):

D66 is een groot voorstander van veel investeren daarin, maar we snappen de beperkingen waarmee de staatssecretaris te maken heeft. Maar ik denk dat het goed is om met dat onderzoek inderdaad inzichtelijk te maken hoe dit in de toekomst eventueel beter zou kunnen worden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 75.

Staatssecretaris Keijzer:

In de motie-Amhaouch c.s. op stuk nr. 75 staat vooral: zorg nou zo veel als je kunt dat de 2,5%-norm voor research en development gehaald gaat worden. Ik begrijp de wens van de heer Amhaouch om meer zicht te hebben op die ambitie. Ondanks de investeringen van het kabinet, 400 miljoen in totaal, stijgt het percentage ten opzichte van het bbp niet, omdat onze economie nou eenmaal zo goed groeit. Tegelijkertijd zeg ik in de richting van de heer Amhaouch en de andere indieners ook dat we het als Nederland desalniettemin heel goed doen op het gebied van innovatie. We behoren weer tot de top. Ik wil de Kamer graag wijzen op de bijlage bij de brief van 13 juli 2018 over de toekomstbestendigheid van het innovatie-instrumentarium en de 2,5%-ambitie, waarin we ook op dit thema ingaan. Ik ben evengoed wel bereid om aan de wens van de heer Amhaouch te voldoen en laat het oordeel over deze motie daarom aan de Kamer.

De heer Amhaouch vroeg mij ook waarom ik niet met andere collega's in het kabinet kijk of er meer middelen voor ruimtevaart in andere begrotingen gevonden kunnen worden. In de Nota Ruimtevaartbeleid heeft u het resultaat daarvan gezien, namelijk OCW, IenW en Defensie. Andere collega's investeren vooral in het toepassen van satellietdata in hun eigen domein. Ik heb die stappen in de voorbereiding van de nota dus al gezet. Het is uiteraard aan de Kamer om uiteindelijk, als daar behoefte aan is, nog andere keuzes te maken, maar daar ga ik niet over.

Dan heb ik de motie op stuk nr. 76 van de heer Veldman c.s.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, geef ik het woord aan de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Heel kort over de ruimtevaart. We hebben de notitie vandaag gekregen. Dank daarvoor. De ambitie die we uitspreken, vindt het kabinet ook belangrijk. Maar we zien dat EZ en OCW het voornamelijk in geld doen. Andere ministeries doen het vaak in andere middelen. Het gaat op een gegeven moment om kleur bekennen. Hoe kunnen wij ook in optionele programma's meedoen in Europa? We zullen dus inderdaad linksom of rechtsom richting de ambitie moeten dat dit ook een budget in geld inhoudt. Ik vraag de staatssecretaris om daarover mee te denken.

Staatssecretaris Keijzer:

Dat heb ik gedaan. Het resultaat daarvan treft u aan in de Nota Ruimtevaartbeleid. Ik heb dus eigenlijk al voldaan aan de vraag voordat de heer Amhaouch hem stelde.

Dan kom ik op de motie-Veldman c.s. op stuk nr. 76 om inzichtelijk te maken welke innovatiemiddelen vanuit departementale begrotingen ten behoeve van het innovatie- en topsectorenbeleid worden ingezet. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Vóór 1 november 2019 maken publieke en private partijen gezamenlijk inzichtelijk welke financiële middelen ze ter beschikking stellen aan de uitvoering van de kennis- en innovatieagenda's. Deze motie ondersteunt nogmaals dat het ook geldt voor de ministeries. Ik zal de Kamer daarover informeren.

Dan heb ik motie op stuk nr. 77 van de heer Moorlag, waarin ook hij vraagt te onderzoeken of je kunt verschuiven in het innovatie-instrumentarium. Ik laat ook het oordeel over deze motie aan de Kamer en zou dat willen meenemen in datzelfde BUIB-traject. Ik probeer nog heel snel de volledige naam van deze afkorting te vinden. Het is het traject Beleids- en uitvoeringsopties in Beeld.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO. Ik dank de staatssecretaris en de Kamerleden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven