9 Bouwopgave

Aan de orde is het VAO Bouwopgave (AO d.d. 28/11).

De voorzitter:

Aan de orde is het verslag van het algemeen overleg Bouwopgave. Als eerste spreker van de Kamer is het woord aan de heer Koerhuis namens de VVD.

De heer Koerhuis (VVD):

Voorzitter. We hebben vorige week een goed algemeen overleg Bouwopgave gehad met de minister. Ik ben heel blij met de toezegging van de minister dat zij in gesprek gaat met de provincie Noord-Holland over of en hoe de vijf gemeenten uit de regio Alkmaar — Alkmaar, Bergen, Castricum, Heiloo en Langedijk — zich kunnen aansluiten bij de Metropoolregio Amsterdam. Niet alleen ik ben heel blij, we hebben in het lokale nieuws in Noord-Holland gezien dat ook de regio Alkmaar heel blij is. Als die vijf gemeenten zich kunnen aansluiten bij de Metropoolregio Amsterdam dan kunnen die makkelijker schuiven met de zo broodnodige woningbouwplannen zonder dat de provincie Noord-Holland te veel op de rem kan staan. Daarvoor wil ik de minister bedanken.

Maar dit is niet het enige probleem in de provincies Noord-Holland en Utrecht. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de provincies Noord-Holland en Utrecht het meest achterblijven in de harde plancapaciteit;

constaterende dat een derde van de landelijke bouwopgave in die twee provincies ligt;

verzoekt de regering op korte termijn met deze twee provincies in gesprek te gaan om gemeenten boven Amsterdam en rondom Utrecht-stad meer ruimte te geven om te plannen en te bouwen, door overprogrammeren toe te staan, en regionale woonafspraken en rode en groene contouren te verruimen;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koerhuis en Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 455 (32847).

Ik zag maar vier leden in de zaal en daarom stak ik even mijn eigen hand op. Dan zijn het er vijf en wordt de motie voldoende ondersteund.

Dan is nu het woord aan de heer Ronnes namens het CDA.

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter, dank u wel. In het algemeen overleg van alweer 31 januari 2018 heb ik de tiny houses en de mogelijkheden daarvoor bij de minister aangekaart en gevraagd welke mogelijkheden er waren. In het laatste overleg kwam ook de heer Bisschop van de SGP daar nog op terug om eigenlijk dezelfde vraag te stellen. Vandaar dat wij tweeën eigenlijk heel benieuwd zijn om te horen hoe het daar nu mee staat. De minister heeft toegezegd om te kijken hoe in het Besluit bouwwerken leefomgeving dat element naar voren kan worden gehaald zodat die tiny houses op dit moment al op een makkelijke manier gerealiseerd kunnen worden. Ik zou eigenlijk graag de toezegging van de minister krijgen dat zij daar ook echt werk van gaat maken, zodat we dat soort woonoplossingen in de komende tijd ook kunnen gebruiken om de woningnood in Nederland enigszins het hoofd te bieden.

Voorzitter, dan kom ik bij mijn motie. Die speekt voor zich en ik zal haar daarom gelijk voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland zich geplaatst ziet voor een grote bouwopgave van minimaal 75.000 woningen per jaar;

constaterende dat de harde plancapaciteit in provincies in met name Noord-Holland, 80%, en Utrecht, 67%, voor de komende jaren volstrekt onvoldoende lijkt te zijn;

overwegende dat verwacht mag worden dat plannen die in de komende periode 2018 tot en met 2020 tot realisaties moeten leiden, op dit moment al in belangrijke mate hard moeten zijn;

verzoekt de regering om bij de volgende update van de Inventarisatie Plancapaciteit te laten zien in hoeverre regio's voor de periode 2018 tot en met 2020 daadwerkelijk overprogrammeren, 130%, in harde plancapaciteit;

verzoekt de regering daarbij indien nodig alle wettige middelen te gebruiken om deze doelstelling voor voldoende plancapaciteit te bereiken;

verzoekt de regering voorts daarover halfjaarlijks aan de hand van actuelere en meer accurate gegevens te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ronnes en Koerhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 456 (32847).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Eijs namens D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Voorzitter. In het algemeen overleg is er veel gesproken over harde en zachte plancapaciteit. Maar ook harde plannen gaan soms niet door. We merken dat veel gemeentes toch worstelen met die ladder; collega Ronnes heeft er ook al vaker over gesproken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een grote bouwopgave van circa 75.000 woningen per jaar is;

overwegende dat de Ladder van duurzame verstedelijking beoogt door het tegengaan van overprogrammering te komen tot een goede ruimtelijke ordening;

overwegende dat geprogrammeerde bouwprojecten die niet tot uitvoering komen de plek binnen de Ladder van duurzame verstedelijking kunnen innemen van projecten die meer potentie hebben om snel gerealiseerd te worden;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe bouwprojecten die niet tot uitvoering komen, kunnen worden opgeschort in de Ladderruimte, zodat hun plek kan worden ingenomen door bouwplannen die binnen een jaar van start gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 457 (32847).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Smeulders namens de GroenLinks-fractie.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik sta hier namens mijn collega Bromet die mij weer verving tijdens het AO over de bouwopgave. Ik heb begrepen dat zij dat uitstekend gedaan heeft. Ik wil me allereerst aansluiten bij het pleidooi dat de heer Ronnes net heeft gehouden voor tiny houses. Dat is iets wat ons als GroenLinks ontzettend aanspreekt. We hopen dan ook van harte dat de minister de ontwikkeling en de realisatie daarvan kan gaan versnellen.

Het andere punt waarvoor ik aandacht wil vragen, is studentenhuisvesting. We hebben daar recent een AO over gehad. Volgens mij zijn we het er allemaal met elkaar over eens dat dit echt sneller moet en dat er meer geschikte studentenkamers moeten komen. Ik was toen voornemens om deze motie in te dienen. Ik geef eerlijk toe dat ik dat toen vergeten ben. Vandaar dat ik het nu ga doen. Ze lijkt op de motie van de heer Krol, alleen gaan wij net een stapje verder. Ik ben dan ook benieuwd hoe de minister deze motie leest en of zij de opdracht kan betrekken bij de uitvoering van de andere motie. Dan is dat voor mij ook helemaal goed.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat precieze cijfers ontbreken om concrete doelstellingen te formuleren voor studentenhuisvesting;

overwegende dat om goed beleid te kunnen maken het van belang is om inzicht te hebben in de huidige en toekomstige behoefte aan studentenhuisvesting;

verzoekt de regering om ruim voor de zomer van 2019 een zo precies mogelijke schatting van de benodigde studentenwoningen aan de Kamer te sturen en om voorts samen met gemeenten en verhuurders te komen tot concrete doelstellingen voor het aantal studentenwoningen voor de komende jaren, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders, Beckerman en Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 458 (32847).

De heer Smeulders (GroenLinks):

Met name dat laatste onderdeel, die concrete doelstellingen, gaat wat verder dan de motie van de heer Krol. Ik hoop van harte dat deze motie ook wordt aangenomen, omdat er gewoon grote problemen zijn en iedere student recht heeft op een goede kamer.

De voorzitter:

Er komt nog een interruptie van de heer Ronnes. Gaat uw gang.

De heer Ronnes (CDA):

Ik heb een vraag aan de heer Smeulders. Hoe zit het met het actieprogramma Studentenhuisvesting waarvoor de Kamer gepleit heeft en waarvan de minister heeft aangegeven dat ze daar werk van gaat maken? Komt dit ernaast, of on top of? Volgens mij gaan we een heleboel dingen dubbel doen als we dit op deze manier in het leven gaan roepen.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Er is natuurlijk een actieplan Studentenhuisvesting, op initiatief van de SP en GroenLinks. Daar ging het AO over. Ons belangrijkste kritiekpunt — daarom is er ook een relatie met de bouwopgave die nu voorligt — is dat de minister wel harde doelen noemt voor 75.000 woningen per jaar die in het algemeen gebouwd moeten worden, maar niet specifiek voor studentenhuisvesting. Wij willen heel graag dat bij de uitvoering van dat actieplan ook harde doelstellingen komen voor studentenkamers.

De heer Ronnes (CDA):

Volgens mij is het juist een apart programma voor studentenhuisvesting, maar goed. Laten we op een ander moment verder daarover spreken.

De voorzitter:

Goed. De heer Koerhuis heeft toch ook nog een vraag hierover. Gaat uw gang.

De heer Koerhuis (VVD):

Studentenhuisvesting is heel belangrijk, maar we moeten juist minimaal die 75.000 halen. Dat is eigenlijk nog te weinig. Als we gaan segmenteren, alles in partjes gaan hakken en aparte doelstellingen gaan formuleren, lopen we het gevaar dat we die 75.000 niet gaan halen. Is de heer Smeulders het daarover niet met mij eens?

De heer Smeulders (GroenLinks):

Nee, dat ben ik absoluut niet. Als we 75.000 zeggen — ik weet dat de heer Koerhuis daar heel erg aan hangt — dan vind ik het belangrijk om de minister daar op te kunnen afrekenen. We moeten weten voor welke doelgroepen huisvesting het hardst nodig is. Volgens mij zijn wij het met elkaar eens dat er voor studentenkamers een enorm probleem is. GroenLinks ziet dat in ieder geval wel. Daarom willen we juist voor die studentenkamers heel harde doelstellingen hebben.

De heer Koerhuis (VVD):

75.000 gaat al moeilijk genoeg worden. Dat weet de heer Smeulders volgens mij ook. We zitten nu op zo'n 65.000. Dit is eigenlijk geen vraag. Het is gewoon jammer dat de heer Smeulders dit pad op gaat.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Ik vind de reactie van meneer Koerhuis ontzettend jammer. De heer Koerhuis zegt altijd: 75.000 woningen minimaal, zo belangrijk. Maar nu ik een motie voor een bepaald aantal studentenkamers indien, zegt hij: oeh, het moet niet te hard zijn. Ik begrijp dat niet.

De voorzitter:

Dank u wel. Als laatste van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Nijboer namens de Partij van de Arbeid.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik dien vandaag geen motie in, want ik weet al wat de uitkomst van die motie zal zijn. Op zichzelf kan dat soms de reden zijn om die alsnog in te dienen, maar dat heb ik al eerder gedaan.

We hebben het over de bouwopgave. Enkele van de grootste problemen zijn de woningnood en de betaalbare huurwoningen. Ik wil hier nog een keer benadrukken dat tegelijkertijd bijna 1 miljard bezuinigen op de socialehuursector en onvoldoende daarin investeren tot grote problemen gaat leiden in de toekomst om betaalbare huurwoningen te krijgen, om mensen überhaupt een woning te laten krijgen en niet bij hun ouders te laten intrekken. Ik vind dat echt onverstandig van dit kabinet. Ik roep het kabinet nogmaals op om daarop terug te komen, al weet ik het antwoord al.

Dank u wel.

De voorzitter:

Er is toch een vraag aan u van de heer Koerhuis.

De heer Nijboer (PvdA):

Tot genoegen. Met de heer Koerhuis kan ik hier niet uitgedebatteerd over raken.

De heer Koerhuis (VVD):

De heer Nijboer weet ook dat corporaties op een eigen vermogen zitten van zo'n 200 miljard, 300 miljard euro en een winst maken van zo'n 18 miljard euro per jaar. Is de heer Nijboer het niet met mij eens dat we dat miljard nu heel nuttig kunnen besteden aan bijvoorbeeld onderwijs en dat we corporaties eerst die 18 miljard winst en die 200 miljard, 300 miljard eigen vermogen moeten laten uitgeven?

De heer Nijboer (PvdA):

Nee, het is een papieren winst. De heer Koerhuis, de VVD wil dat woningcorporaties al die woningen verpatsen. Dan heb je nog minder huurwoningen. En dan zeggen ze: investeer daar maar in. Dat vind ik een heel slechte zaak. Er is woningnood. Daar moet publiek geld in geïnvesteerd worden. De huren zijn torenhoog. Er zijn te weinig woningen. Ik vind dat het kabinet daar niet op moet bezuinigen. Daar verschillen wij fundamenteel over van mening.

De voorzitter:

Afrondend de heer Koerhuis.

De heer Koerhuis (VVD):

De heer Nijboer gaat dit nu iets te ver. Dat eigen vermogen van 200 miljard, 300 miljard zit vooral in de dure sociale huurwoningen. Is de heer Nijboer het niet met mij eens dat we vooral die wel kunnen verkopen en dat we dat eerst moeten doen voordat we bijvoorbeeld gaan bezuinigen op onderwijs?

De heer Nijboer (PvdA):

Nee, ik ben ook voor extra investeren in onderwijs. Juist voor mensen die een wat hoger inkomen maar niet een torenhoog inkomen hebben, is het heel moeilijk om aan een betaalbare woning te komen. Ik wil graag dat woningcorporaties ook investeren in woningen die €700, €800, €900 huur in de maand moeten opbrengen. Die zijn er bijna niet. De heer Koerhuis wil woningcorporaties juist verkleinen, beknellen en tot €600 alleen voor de allerarmste mensen laten bouwen. Daar verschillen wij echt fundamenteel over van mening.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de Kamer. Ik wil de vergadering vijf minuten schorsen, zodat de minister zich kan voorbereiden op de oordelen over de ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We zijn toe aan de termijn van de zijde van de regering. Ik geef het woord aan de minister van BZK.

Minister Ollongren:

Voorzitter, dank u wel. Ik zal zo reageren op de vier moties. Er is één vraag gesteld, eigenlijk door twee leden — de heer Ronnes, daarna aangevuld en gesteund door de heer Smeulders — en die ging over de tiny houses. We weten dat de heer Bisschop daar in het AO ook al belangstelling voor had. Ik herhaal heel graag de toezegging die ik daar heb gedaan. Ik wil daar echt werk van maken. Ik wil echt kijken hoe we binnen de bestaande en toekomstige procedures, de ruimtelijke ordening en de bestemmingsplannen dit soort oplossingen steeds meer kunnen gaan realiseren in Nederland.

De heer Ronnes (CDA):

Ik ben blij met de toezegging van de minister dat ze er werk van gaat maken. Ik wil wel eventjes afstemmen wanneer we daar iets over kunnen verwachten. Ik heb dit in januari 2018 ook al aangekaart. Toen hebt u er ook min of meer positief op gereageerd en zei u dat u zou bezien wat eraan zou kunnen gebeuren. Kunnen wij echt binnen nu en twee maanden iets concreets verwachten daarop?

Minister Ollongren:

Vanwege de belangstelling die voor dit specifieke onderdeel bestaat, is het misschien goed om af te spreken dat ik in het voorjaar de Kamer hier een brief over stuur. Laten we dat afspreken. Dan is het ook inzichtelijk.

Voorzitter, dan de moties. De motie op stuk nr. 455, ingediend door de heer Koerhuis, ziet op gesprekken die ik inderdaad heb toegezegd te voeren met een aantal gemeenten en ook provincies. Ik heb in het AO al uitgelegd dat die gesprekken sowieso lopen, ook in het kader van de woondeals waar ik mee bezig ben. Maar er zijn inderdaad ook afzonderlijke gesprekken in Noord-Holland, ook met de provincie. Ik wil wel één kanttekening maken. Ik heb niet gezegd dat die als doel hebben om die gemeenten deel uit te laten maken van de MRA, maar wel om in gezamenlijkheid te kijken naar de woningopgave voor Noord-Holland en in de verschillende delen daarvan. Dat ga ik zeker doen. Daarbij betrek ik natuurlijk de beschikbaarheid van voldoende plancapaciteit, de verdeling over de regio, overprogrammeren als dat nodig is en ook de contouren. Ik denk niet dat het nodig is om daarin te schuiven, maar dat is aan de regio's. Het gesprek kan in ieder geval overal over gaan. Dat gezegd hebbende, zou ik graag het oordeel over de motie aan de Kamer willen laten.

Dan de tweede motie, de motie op stuk nr. 456 van de heer Ronnes. Die gaat ook over plancapaciteit en over het rapporteren. Ik heb in het AO al gezegd dat ik het eigenlijk intensiever wil gaan monitoren dan we tot nu toe hebben gedaan. Ik denk dat het goed is om datgene wat de heer Ronnes vraagt te betrekken bij het onderzoek en de monitor. Ik zal actief inzetten op het informeren van regionale partijen. Nogmaals, landelijk overprogrammeren lijkt me, zoals ik al eerder heb gezegd, niet wenselijk, omdat we ook krimpregio's hebben. Als ik de motie zo kan lezen dat zij zich vooral richt op regio's waar grote tekorten zijn, laat ik het oordeel erover graag aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 457 is die van mevrouw Van Eijs over de Ladder voor duurzame verstedelijking. Zij verzoekt de regering om te onderzoeken hoe bouwprojecten die niet tot uitvoering kunnen komen, kunnen worden opgeschort in de ladderruimte. Ik ben bereid om te onderzoeken wat mevrouw Van Eijs vraagt, waarbij ik opmerk dat of het uiteindelijk gebeurt wel aan regio is. Provincies hebben daarbij de regierol, de verantwoordelijkheid om daadwerkelijk over te gaan tot dit soort zaken. Maar om het te bezien en in beeld te brengen, daar ben ik graag toe bereid. Met die toelichting zou ik het oordeel graag aan de Kamer willen laten.

De laatste motie is die op stuk nr. 458 van de heer Smeulders, waarvan hij zelf ook zei dat zij eigenlijk een aanvulling is op een eerder door de heer Krol ingediende motie over studentenhuisvesting. Ik denk dat de heer Smeulders, het kabinet en de heer Krol eigenlijk hetzelfde willen. We willen meer studentenhuisvesting en we willen graag lokale doelstellingen. Daarvoor heb ik gekozen voor een stap-voor-stapbenadering. Ik wil eerst inzichtelijk maken wat er nodig is. Dat is eigenlijk waar de motie-Krol op ziet. Daarnaast wil ik een lokale aanpak en doelstellingen voor de bouw van kamers. Ik heb dus wel eerst inzicht nodig, dan lokale doelstellingen. Dan heb je een wat breder totaalbeeld. Ik weet niet of het lukt om dat ruim voor de zomer heel precies beschikbaar te hebben, maar ik wil me daar wel voor inzetten. Met die kanttekening zou ik ook het oordeel over deze motie aan de Kamer willen laten.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van dit VAO. Ik stel vast dat we aanstaande dinsdag 11 december over de moties gaan stemmen.

Ik stel voor om gelijk door te gaan met het volgende onderwerp, want daarbij zijn dezelfde woordvoerders en dezelfde bewindspersoon betrokken.

Naar boven