3 Rapport Merchants of misery

Aan de orde is het VSO Reactie op het rapport Merchants of misery (28286, nr. 987).

De voorzitter:

We beginnen snel, want

de eerste spreker is mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Wat kwam dat gedicht uit uw hart. Hartverwarmend.

De voorzitter:

Ja, en dat op 5 december de enige afmelding de heer Bisschop is. Sorry, ...

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik denk dat hij dat gedaan heeft om u ...

De voorzitter:

Nee, hij is aan het werk. Ja, ja, ja, hij moet op al die daken vandaag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik denk dat hij dat heeft gedaan om u een plezier te doen, en dat hij straks misschien alsnog wel komt.

Voorzitter. Wij hebben een rapport ontvangen van een maatschappelijke organisatie die heeft uitgezocht wat het Nederlandse beleid eigenlijk betekent voor de boeren hier en het opbouwen van mogelijke concurrentie elders tegen welzijnsstandaarden die lager liggen dan in de Europese Unie. Dat lijkt voor de positie van de boeren hier en natuurlijk ook voor de dieren niet zo'n goed idee. Daarom twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Oekraïense kippenvleesbedrijf MHP zegt in 2020 zijn export naar de EU verdubbeld te willen hebben ten opzichte van 2017;

constaterende dat Nederlandse toeleveranciers van veehouderijsystemen voor MHP van de Nederlandse overheidsinstelling Atradius DSB garanties hebben gekregen ter waarde van ruim 200 miljoen euro;

verzoekt de regering op geen enkele wijze financiering te verstrekken aan bedrijven die aan MHP leveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1005 (28286).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het handelsbeleid van de regering financieringsinstrumenten bevat die gebruikt kunnen worden voor de opbouw van vee-industrie elders, zoals met het Oekraïense kippenbedrijf MHP is gebeurd;

verzoekt de regering het handelsbeleid inclusief de financieringsmiddelen zo aan te passen dat de opbouw van de vee-industrie niet meer gesteund wordt door (garanties van) de Nederlandse belastingbetaler,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1006 (28286).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik herinner de minister eraan dat de Kamer gisteren een motie heeft aangenomen die zegt dat, gelet op de kringloopvisie van deze minister, ook het Nederlandse handelsbeleid misschien opnieuw tegen het licht moet worden gehouden om te voorkomen dat we de inkomenspositie van onze boeren onnodig verslechteren. In dat licht passen deze moties daar denk ik heel goed bij.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. De landbouw in Nederland staat zich er graag op voor de duurzaamste ter wereld te zijn. Tegelijkertijd wordt hier in de Kamer vaak geklaagd over het gelijke speelveld, dat zou ontbreken. Naar aanleiding van het rapport hebben wij daarom de volgende motie opgesteld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er landen zijn waar het welzijnsniveau van dieren in industriële veehouderijsystemen beneden het Europees wettelijke minimum ligt;

overwegende dat Nederlandse bedrijven in deze landen mogelijk bijdragen aan totstandkoming en uitbreiding van veehouderijsystemen en daarmee risico lopen betrokken te zijn bij onacceptabele dierenwelzijnspraktijken;

overwegende dat dit op den duur het eerlijke speelveld voor in Nederland opererende veehouders schaadt;

overwegende dat zowel de OESO als de FAO publiek beschikbaar (i)mvo-beleid waarvan dierenwelzijn onderdeel vormt adviseert en dat deze Nederlandse toeleveringsbedrijven veelal niet over een dergelijk (i)mvo-beleid beschikken;

constaterende dat het kabinet voornemens is zich in te zetten voor de verbetering van dierenwelzijn en een gelijk speelveld in Europa en daarbuiten en de minister het "sterk gewenst" vindt dat dergelijke bedrijven dierenwelzijn in hun (i)mvo-beleid opnemen;

constaterende dat er momenteel (nog) geen imvo-convenant is voor toeleveringsbedrijven die internationaal werkzaam zijn in dierlijke productieketens;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met Nederlandse toeleveringsbedrijven die internationaal werkzaam zijn in dierlijke productieketens en maatschappelijke organisaties om hen te bewegen deel te nemen aan een imvo-convenant waarvan het dierenwelzijn een van de onderdelen vormt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1007 (28286).

De voorzitter:

Dit was een heel zware motie, van slechts twee pagina's.

Ik schors voor enkele minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Schouten:

Goedemorgen, voorzitter. Ik zou willen dat ik zo creatief was als u, maar dat is me helaas niet gelukt. Ik moet namelijk heel hard werken, dus dan moet ik daar heel goed over nadenken. Maar dank voor de warme woorden. Ik denk dat de heer Bisschop ongetwijfeld meeluistert, want bisschoppen weten over het algemeen heel veel, en ook van kinderen. Nou wil ik niet zeggen dat wij hier kinderen zijn, maar van grote mensen weet de bisschop vaak ook veel, dus ik denk dat hij wel meeluistert naar wat hier gebeurt.

Ik heb drie moties. De eerste motie, die op Kamerstuk nr. 1005 (28286), is eigenlijk aan de verkeerde persoon gericht. Die gaat over het handelsbeleid. Het handelsbeleid, en zeker de financiering daarvan, ligt niet bij mij, maar bij de minister van Financiën. Het handelsbeleid an sich ligt bij minister Kaag. Ik moet dus iets gaan zeggen over een overheidsinstelling die niet onder mijn verantwoordelijkheid valt, maar onder die van de minister van Financiën. Al om procedurele redenen vind ik het niet heel opportuun als ik daar wat over ga zeggen. Natuurlijk is het zo dat er, als die garantie wordt afgegeven, inhoudelijk wel wordt gekeken naar om wat voor bedrijf het gaat waaraan we die garantie afgeven. Dus niet naar welke klant die gaat; dat zou wel een heel ingewikkeld palet worden van zaken die je dan allemaal moet gaan meenemen. Dus voornamelijk vanwege procedurele redenen — ik ga er dus niet over — ontraad ik deze motie, maar inhoudelijk is er ook nog wel wat over te zeggen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De Partij voor de Dieren had vandaag ook minister Kaag hier besteld.

Minister Schouten:

Dat doet me een beetje pijn om te horen, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

We dachten: twee is gezelliger dan één. Maar het kabinet heeft besloten om deze minister toch in haar eentje te sturen. Ik snap ook dat ze zegt dat de minister van Financiën er ook bij betrokken moet worden. Zou de minister een reactie van de minister van Financiën willen vragen en kunnen we dan per brief een oordeel over deze motie krijgen?

Minister Schouten:

Nou, mijn oordeel is ontraden. Ik zeg niet dat de minister van Financiën dan opeens een ander oordeel hierover zou hebben. Dan stel ik mevrouw Ouwehand voor om, als ze van de minister van Financiën een oordeel wil hebben, dit gewoon bij hem in te dienen.

De voorzitter:

Er is al een oordeel.

Minister Schouten:

Ja. Ik heb een oordeel gegeven, maar als zij specifiek een oordeel van de minister van Financiën wil, adviseer ik haar om dit een keer bij hem aan de orde te stellen.

De voorzitter:

Maar het kabinet spreekt met één mond.

Minister Schouten:

Zeker, dus ik denk ook niet dat hij tot een ander oordeel komt. Maar als ze het specifiek nog een keer van hem wil horen — dat was volgens mij de vraag — dan zou ze het daar moeten doen.

Dat geldt ook voor de tweede motie, op stuk nr. 1006. Ze had dus eigenlijk de minister van Financiën bij het debat moeten vragen en niet zozeer minister Kaag. Minister Kaag gaat namelijk over het handelsbeleid en de minister van Financiën gaat over de financieringsmiddelen. Dus ook om die redenen ontraad ik deze motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Hier begint wel een verschil van mening te ontstaan. We hebben nadrukkelijk een schriftelijk overleg gevraagd over dit onderwerp, omdat we zagen dat hier twee bewindspersonen bij betrokken zijn, de minister van LNV en de minister voor Buitenlandse Handel. We hebben hen niet naar de Kamer geroepen, maar hebben het schriftelijk gedaan. We hebben het kabinet dus niet belast met een algemeen overleg maar hebben het schriftelijk gedaan. Maar bij de afronding is het dan toch wel handig dat het handelsbeleid, waar minister Kaag over gaat, goed door deze minister kan worden geduid, ofwel dat het kabinet een afvaardiging stuurt die hier antwoord op kan geven. Ik vind dit dus een beetje flauw worden. Het zit in het handelsbeleid. Dan kan minister Kaag zeggen dat zij ook even moet overleggen met de minister van Financiën, maar zij is verantwoordelijk voor het handelsbeleid. Die exportkredietverzekeringen liggen ook in haar mandje.

Minister Schouten:

Ja, en ik sta hier. Dat is een beetje de conclusie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dan kijk ik toch even naar u. Het kabinet heeft zelf aangekondigd het verzoek van de Kamer om beide bewindslieden hier te hebben te negeren en één minister te sturen. Dan is de regel dat de minister die gestuurd wordt, wel het hele pakket kan beslaan. Wilt u dat misschien even bevestigen?

De voorzitter:

Dat wil ik in zekere zin bevestigen, maar het kabinet gaat altijd over zijn eigen delegatie. Dus als de minister hier spreekt — nogmaals, het kabinet spreekt met één mond — is het aan de minister om met een oordeel te komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zullen we dan vaststellen dat het gebruik dat de minister die gestuurd wordt ook iets over de andere portefeuille kan zeggen — want anders stuur je hen allebei wel — hier niet is nageleefd en dat dit niet handig is voor het goed kunnen beoordelen van de moties?

Minister Schouten:

Dat is een constatering. Ik geef aan dat het handelsbeleid toch echt bij een ander departement ligt. Maar laat ik dan ook nog ingaan op de inhoud. Misschien helpt dat mevrouw Ouwehand nog een beetje. Het niet meer mogen bijdragen aan de opbouw van de vee-industrie —- ik vind het woord ook al een beetje aanmatigend — zou voor mij ook een reden zijn om deze motie inhoudelijk te ontraden.

De derde motie, van mevrouw Bromet, op stuk nr. 1007, gaat over een imvo-convenant met als onderdeel dierenwelzijn. Onlangs heb ik mede een imvo-convenant afgesloten bij de voedingsmiddelen. Onderdeel van dat imvo-convenant is dierenwelzijn. Daar zit dus een stukje dierenwelzijn in. Mevrouw Bromet vraagt of ik in gesprek wil gaan met de Nederlandse toeleveringsbedrijven. Het is niet zo dat die heel centraal georganiseerd zijn. Ik wil best een keer vragen of het voor hen iets is om aan mee te doen, maar dat zie ik dan meer als een verzoek van mij om er eens over na te denken en niet als iets wat tot een resultaatsverplichting zou moeten leiden. Als dat de portee van de motie is, kan ik haar wel oordeel Kamer geven. Laat ik het zo zeggen: ik wil dat telefoontje wel even plegen. Maar er is dus een imvo-convenant waar dierenwelzijn al in zit. Dan zou het daar om gaan, wat mij betreft.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat is ook precies wat er in de motie staat: "verzoekt de regering in gesprek te gaan". En een telefoontje is een gesprek, dus zo kan de minister die motie uitleggen.

Minister Schouten:

Ik ga een telefoontje plegen, als de Kamer deze motie aanneemt, in ieder geval. Dus dat kan ik toezeggen. Dan is het oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer. Heel goed.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Tot zover dit VSO. Wij stemmen dinsdag over deze drie moties.

Naar boven