Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 29, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 29, item 9 |
Aan de orde is het VAO Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (AO d.d. 14/11).
De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een heel hartelijk welkom aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van den Hul als eerste spreker.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik heb twee moties. Allereerst een motie over het Bangladesh Veiligheidsakkoord, waarvan we natuurlijk allemaal hopen dat het goed komt en dat het kan blijven. Overmorgen houdt het mogelijk op te bestaan. In dat geval de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Bangladesh Veiligheidsakkoord per 30 november 2018 mogelijk ophoudt te bestaan;
constaterende dat Bangladesh zonder het Bangladesh Veiligheidsakkoord nog niet in staat is de veiligheid voor alle fabrieksarbeiders te garanderen;
van mening dat dit een extra verantwoordelijkheid betekent voor importerende bedrijven in Nederland om die veiligheid alsnog te garanderen;
verzoekt de regering de Kamer te informeren over de wijze waarop zij hierop toe gaat zien en wat haar vervolgstappen, al dan niet in Europees verband, zijn richting de overheid van Bangladesh,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dan mijn tweede motie. Die gaat over de evaluatie van de convenanten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat van bedrijven wordt verwacht dat zij de OESO-richtlijnen onderschrijven en naleven;
constaterende dat het imvo-convenantenbeleid een op de OESO-richtlijnen gebaseerde gezamenlijke aanpak van imvo-risico's in de dertien risicosectoren uit de MVO Sector Risico Analyse (2014) tot doel heeft;
verzoekt de regering om bij de evaluatie van het imvo-convenantenbeleid die in het najaar van 2019 is voorzien, in kaart te brengen bij welk aandeel van de bedrijven in de risicosectoren zoals gedefinieerd in de MVO Sector Risico Analyse, dit beleid daadwerkelijk heeft geleid tot toepassing van gepaste zorgvuldigheid zoals omschreven in de OESO-richtlijnen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Alkaya van de SP.
De heer Alkaya (SP):
Veel dank, voorzitter. Tijdens het AO hebben wij met de minister gesproken over het belang dat bedrijven niet alleen moeten zeggen dat zij maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar dit ook daadwerkelijk moeten doen. In haar recente brief over de bestrijding van seksueel grensoverschrijdend gedrag bij hulporganisaties en bedrijven zegt de minister dat als er sprake is van herhaaldelijke meldingen of voortdurende misstanden die niet goed worden opgelost, de uiterste consequentie is dat de financiering wordt stopgezet en dat het bedrijf wordt uitgesloten van nieuwe financiering. Hoe vaak is het al voorgekomen dat een bedrijf geheel is uitgesloten van overheidsfinanciering, omdat het niet in lijn met de OESO-richtlijn heeft gehandeld? Hoe gaat zij de Kamer hierover in de toekomst informeren? Niet alleen bedrijven die subsidie ontvangen, ook bedrijven die meegaan op handelsmissie moeten verantwoord ondernemen. Ik betwijfel sterk of dit nu altijd het geval is. Scheepswerf Damen bijvoorbeeld is op dit moment met de minister-president op handelsmissie in Colombia, terwijl er een strafrechtelijk onderzoek loopt naar dit bedrijf omdat het wereldwijd steekpenningen zou hebben betaald. Vandaar mijn volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog steeds bedrijven deelnemen aan handelsmissies die hebben laten blijken niet verantwoord te ondernemen, bijvoorbeeld omdat zij steekpenningen hebben betaald, werknemers hebben uitgebuit of zaken hebben gedaan met onveilige fabrieken;
verzoekt de regering per 2019 bedrijven die aantoonbaar niet in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationals hebben gehandeld, vijf jaar lang uit te sluiten van deelname aan handelsmissies, te starten vanaf de constatering van de overtreding,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Diks van GroenLinks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin maar even met het voorlezen van de motie. Dan is een hele hoop al duidelijk, denk ik.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een delegatie van de Nederlandse regering onder leiding van de minister-president op 27 en 28 november in Colombia is om de handel te bevorderen;
constaterende dat in Colombia op grote schaal mensenrechten worden geschonden en dat er dit jaar al 123 leiders van sociale bewegingen zijn vermoord;
constaterende dat Nederlandse bedrijven moeten handelen conform de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles voor maatschappelijk verantwoord ondernemen;
constaterende dat de minister-president tijdens dit bezoek in gesprek zal gaan met onder andere lokale leiders en mensenrechtenverdedigers en aandacht besteedt aan eerlijke landrechten;
verzoekt de regering om in het aanstaande gesprek over de handelsbetrekkingen tussen de Colombiaanse president en minister-president Rutte de moorden op sociale leiders en andere mensenrechtenschendingen in Colombia aan te kaarten, te benadrukken dat de overheid verwacht dat Nederlandse bedrijven internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en de Colombiaanse president te vragen hiervoor de juiste randvoorwaarden te creëren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Het woord is aan de heer Voordewind van de ChristenUnie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie en die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat conform het regeerakkoord de evaluatie van het convenantenbeleid in het najaar van 2019 van start zal gaan;
constaterende dat due diligence volgens het SER-advies imvo-convenanten (2014) een centrale rol speelt;
constaterende dat Nederland en 47 andere landen in mei 2018 hebben ingestemd met de OECD Recommendation of the Council on the OECD Due Diligence Guidance for Responsible Business Conduct;
overwegende dat dit OESO-richtsnoer due diligence concreet definieert, en onder meer ingaat op goed bestuur van due diligence-samenwerkingsinitiatieven;
verzoekt de regering om de OESO Due Diligence Guidance for Responsible Business Conduct onderdeel te laten zijn van de evaluatie van het convenantenbeleid;
verzoekt de regering tevens de Kamer en het maatschappelijk middenveld te consulteren bij het opzetten van deze evaluatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Sorry voor het Engels, voorzitter, maar zo heet het nou eenmaal.
De voorzitter:
Ik zou u willen meegeven dat u kunt kiezen voor de woorden "gepaste zorgvuldigheid", maar dat is slechts een suggestie. Dan is het woord aan de heer Bouali van D66.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik geloof niet dat ik Engelse termen ga bezigen. Ik wil wel de minister bedanken voor een goed debat, dat we hebben gehad. Ik heb daar de ontbossing van in het bijzonder het Amazonegebied aan de orde gesteld, waar mijn partij zich heel veel zorgen over maakt. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering zich inzet voor de aanpak van ontbossing, zoals verwoord in de beleidsnota Investeren in Perspectief;
constaterende dat de ontbossing van het Amazonewoud in Brazilië ten opzichte van voorgaande jaren in 2018 het hoogste niveau heeft bereikt in tien jaar tijd;
overwegende dat toename van ontbossing het broeikaseffect versterkt;
verzoekt de regering extra inzet te plegen op het tegengaan van ontbossing door het gesprek hierover aan te gaan met de Braziliaanse autoriteiten en de Kamer daarover te informeren;
verzoekt de regering tevens extra inzet te plegen op het tegengaan van ontbossing door te onderzoeken op welke wijze ondersteuning mogelijk is van het initiatief van het Wereld Natuur Fonds om in 2020 ten minste een derde van de totale oppervlakte van de Amazone tot beschermd gebied te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Tot slot de heer Van Haga.
De heer Van Haga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed algemeen overleg gehad over imvo. Alleen over de convenanten heeft mijn fractie nog wat zorgen. Te veel bedrijven in de keten kunnen en durven zich nog niet aan te sluiten omdat de vertrouwelijkheid van leveranciers in de keten niet kan worden gegarandeerd. Dat kan en moet beter. Het is van het allergrootste belang dat informatie over leveranciers bij de SER blijft en ook niet achteraf wordt vrijgegeven. Alleen dan zullen bedrijven die zich nu niet kunnen aansluiten, dit ook echt gaan doen. Kan de minister toezeggen dat ze dit zo spoedig mogelijk met de SER bespreekt?
Dan nog een tweede zorg: het papierwerk. Als bedrijven zich eenmaal hebben aangesloten, moeten ze enorme stapels due-diligence-eisen doornemen en verwerken. Voor kleinere mkb-bedrijven is dat nauwelijks behapbaar. Daar hebben ze ook simpelweg de capaciteit niet voor. Dat kan en moet simpeler. Zo kan het voor het mkb simpeler worden gemaakt door een multiplechoiceformulier te gebruiken zoals ook de Belastingdienst dat in sommige gevallen doet. Dat is hard nodig om de due diligence te laten werken in plaats van dat dit een vijand van de ondernemer wordt. Kan de minister toezeggen dat zij ook dit met de SER zal bespreken en hier werk van zal maken?
Tot slot. Er zijn nu verschillende auditers met verschillende standaarden. Het zou veel werkbaarder zijn als de auditers hun standaarden zouden uniformeren. Ook dat scheelt een hoop papierwerk en ergernis voor de ondernemers. Kan de minister met de diverse auditers in Europa in gesprek gaan om te praten over uniformering en erop aandringen dat de verschillende auditers in ieder geval elkaars certificaten erkennen? Graag ook een toezegging hierop.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Ik schors voor enkele ogenblikken en dan geef ik het woord aan de minister voor haar beantwoording.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.
Minister Kaag:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Dank aan de Kamerleden voor hun moties volgend op het AO dat we hierover hebben gehad. Ik zal ze een voor een kort benoemen.
Eerst de motie op stuk nr. 294 van mevrouw Van den Hul. Ik kan mij vinden in de strekking van de motie. Het blijft heel zorgelijk. Ik zal me hiervoor blijven inzetten, bilateraal en in Europees verband, en ik zal de Kamer informeren. Ik wil deze motie dus overnemen.
De voorzitter:
Is er bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Ik zie geen bezwaar.
Minister Kaag:
Dan de motie op stuk nr. 295 van mevrouw Van den Hul. Als ik de motie zo mag lezen dat we inderdaad spreken over grote bedrijven, dan herken ik de motie als ondersteuning van beleid. Ik wil de Kamer wel nog even rappelleren dat het kabinet recentelijk de indicator dat 90% van de grote bedrijven de OESO-richtlijnen onderschrijft heeft opgenomen als referentiekader voor de internationale activiteiten tot 2023. In 2019 wordt een tussenmeting uitgevoerd. Als ik dat deel van de motie mag lezen als "bij welk aandeel van de grote bedrijven in de risicosectoren dit beleid heeft geleid tot toepassing van gepaste zorgvuldigheid zoals omschreven in de OESO-richtlijnen", dan zie ik de motie als ondersteuning van beleid. De grote bedrijven en convenanten — daar ligt de crux, denk ik — zullen op dezelfde manier worden geëvalueerd.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dat was precies de crux. De minister heeft de motie inderdaad geïnterpreteerd zoals ik haar had bedoeld.
De voorzitter:
Daarmee krijgt de motie oordeel Kamer?
Minister Kaag:
Daarmee was mijn advies "overnemen", maar als dat niet mag, dan is het "oordeel Kamer".
De voorzitter:
Het mag. Het is aan u welk oordeel u geeft.
Minister Kaag:
Overnemen.
De voorzitter:
Is er bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Dat is niet het geval.
Minister Kaag:
Dan heb ik de motie op stuk nr. 296 van de leden Alkaya en Van den Hul. Die gaat over de mogelijke uitsluiting van handelsmissies van bedrijven die op aantoonbare wijze — herhaaldelijk, denk ik — niet hebben gehandeld in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationals. Ik denk dat het voor de regering belangrijk is dat we duidelijk zijn over welke mate van aantoonbaarheid wordt bedoeld. In dit geval hebben we het niet alleen over gepaste zorgvuldigheid, maar ook over gepaste procesgang. Het kan niet gaan om mediarapportage, individuele sonderingen of meningen, hoe terecht ook onderbouwd. Due diligence, gepaste zorgvuldigheid, moet ook gesteund worden door gepaste zorgvuldigheid bij het onderbouwen van een claim die wordt neergelegd tegen een bedrijf, een multinational in dit geval, als die niet gehandeld heeft in lijn met de OESO-richtlijnen. Pas als er onafhankelijke bevestiging is — procesmatig is dat vaak als er een klacht is en een aanklacht — zou dat punt aantreden.
Het tweede is dat het voor het kabinet belangrijk is dat bedrijven hun plan van aanpak juist veranderen. Dat is ook de opzet van de vrijwilligheid en het opvolgen en naleven van de OESO-richtlijnen. Vanuit het kabinet zou ik dan verwachten dat een bedrijf eerst een actieplan opzet en voor een niet te bepaalde periode op basis van verbetering van gedrag van deelname wordt uitgesloten. Het is al zo dat bedrijven die de OESO-richtlijnen niet ondertekenen of die zich op aantoonbare wijze niet hebben gehouden aan de OESO-richtlijnen niet worden uitgenodigd voor missies. Het is al zo dat daar sowieso een aantal gesprekken mee worden gevoerd om tot verandering van de aanpak te komen. Zoals ze nu wordt gesteld, herken ik de richting van de motie. Zoals ik net heb uitgelegd kan ik me daar ook in vinden, want vrijwilligheid is geen vrijblijvendheid als het gaat om de OESO-richtlijnen. Maar ik kan me niet vinden in een tijdpad, en ik denk dat het concept aantoonbaarheid juridisch veel beter moet worden gesteld. Dit wil ik graag teruggeven aan de leden die de motie hebben ingediend.
De voorzitter:
Maar uw oordeel is dus ontraden?
Minister Kaag:
Ik begrijp de richting en ik vind die sympathiek. Mocht er geen verandering zijn in de tekst zoals die nu is gesteld, dan zou ik de motie ontraden. Maar ik wil graag horen of er een mogelijkheid is tot amendering van deze tekst. Ik weet niet of de opstellers dit zelf willen.
De heer Alkaya (SP):
Ik begrijp de worsteling van de minister. Het woord "aantoonbaar" is natuurlijk een belangrijk woord in de motie. Als ik de interpretatie van aantoonbaarheid aan het kabinet laat, kan zij zich dan vinden in de strekking van de motie?
Minister Kaag:
Dan wil ik nog steeds een aanpassing. Er kan geen tijdpad worden gesteld. Het kan zijn dat een bedrijf op een door het kabinet aantoonbaar geachte wijze zich op een aantal serieuze thema's stelselmatig niet heeft gehouden aan de OESO-richtlijnen, dan een plan van aanpak indient en vervolgens radicaal het roer omgooit. Dan kunnen we niet zeggen: als extra straf is er sowieso een uitsluiting van vijf jaar. Het tijdpad moet dus ook uit deze tekst.
De voorzitter:
Meneer Alkaya, dat is het antwoord van de minister.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter, ik ga er even over nadenken, als u het goedvindt. De motie is namelijk juist wel bedoeld als een soort sanctiemiddel voor bedrijven die overtredingen begaan. Ik ga dus even nadenken over het weghalen van het tijdpad.
De voorzitter:
Houdt u de motie aan of brengt u haar in stemming, met een eventuele wijziging?
De heer Alkaya (SP):
Ik houd het er voorlopig op dat ze in stemming komt.
De voorzitter:
Dat is straks. De stemming over deze motie is over twintig minuten.
De heer Alkaya (SP):
Dan houd ik haar voorlopig even aan.
De voorzitter:
Dan houdt u haar aan.
Op verzoek van de heer Alkaya stel ik voor zijn motie (26485, nr. 296) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 297.
Minister Kaag:
De motie op stuk nr. 297 is ondertekend door de leden Diks, Alkaya, Ouwehand en Van den Hul. Hier heb ik wel een zorg over. Op elke missie die door de mp wordt geleid, of dat nu een politieke missie is of een handelsmissie, wordt gesproken over een breed scala aan thema's, al naar gelang de situatie van het betreffende land. In het geval van Columbia betreft het bijvoorbeeld de politieke situatie: het gebrek aan voortgang in en zorgen over het vredesproces en de mensenrechtensituatie. Het is aan de mp, als leider van de missie maar natuurlijk ook als premier van ons land, om zijn missie uit te voeren en in te vullen al naar gelang de gesprekken die hij voert. Ik benadruk dat hij spreekt met president Duque over de uitvoering van het vredesakkoord. Hij spreekt met de FARC. Met beide, en eigenlijk alle, partijen spreekt hij ook over de mensenrechtensituatie. Dat spreken gebeurt ook in de lijn van de interventies die het Koninkrijk der Nederlanden dit jaar in de VN-VR heeft gedaan, in het bijzonder over de situatie in Colombia. Daarom acht ik deze motie niet aan de orde. Het is going business van de premier, om het zo maar te noemen, bij de uitvoering van zijn taken.
De voorzitter:
Dus u ontraadt de motie.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik wil hier graag even op reageren. Ik heb in mijn motie willen weergeven dat ik het heel goed vind dat de minister-president mensenrechtenschendingen en eerlijke landrechten aan de orde stelt. Dat zijn allemaal zaken die wij — dat leeft, denk ik, heel breed in de Kamer — van groot belang vinden. Het gaat mij met name om de laatste regel in het verzoek. Het punt is dat volgens mij — ik weet het wel zeker — heel veel Nederlandse bedrijven graag eerlijke handel willen drijven. Het wordt hun alleen onmogelijk gemaakt door heel veel landen waarmee zij handel drijven, omdat die landen corrupt zijn, vage belastingstelsels hebben enzovoort, enzovoort. Mijn vraag is dus of het gesprek dat Rutte morgen met Duque zal hebben, kan worden uitgebreid met de vraag in hoeverre de Colombiaanse president in staat is om die randvoorwaarden voor eerlijkere handel zelf meer invulling te geven.
Minister Kaag:
Zoals mevrouw Diks zich uit het AO kan herinneren, heb ik die toezegging gedaan. Alle elementen zijn meegenomen in de voorbespreking met premier Rutte. Ik ga dus niet verder dan mijn uitspraak dat het onderdeel is van de besprekingen die premier Rutte gaat voeren. Ik vind het niet aan de orde dat dat in een motie alsnog wordt vastgelegd.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik snap de beweegredenen. Ik snap ook de bestuurlijke constellatie, om het zo maar te zeggen. Maar de Kamer heeft haar eigen verantwoordelijkheid. Ik denk dat hier heel breed wordt gedragen — dat hoop ik althans dadelijk te constateren — dat de handelsbetrekkingen met Colombia prioritair zijn en dat wij daar dus met elkaar het goede moeten doen. Ik snap de beweegredenen van de minister, maar ik hoop oprecht dat de Kamer anders zal besluiten.
De voorzitter:
Oké. De motie op stuk nr. 297 krijgt het oordeel "ontraden".
De motie op stuk nr. 298.
Minister Kaag:
De motie op stuk nr. 298 van de heer Voordewind gaat over het OESO-richtsnoer. Het oordeel over deze motie zoals die nu is gesteld laat ik aan de Kamer. Het vormt er een onderdeel van. Ik wil alleen nog wel rappelleren dat, zoals de heer Voordewind ook weet, de OESO-toolkit — of het handvest, of het pakketje praktische tips om te kijken of het allemaal goed wordt uitgevoerd — er is gekomen na de opstart van een groot aantal convenanten. Ik denk dat het dus terecht is dat het wordt meegenomen als element van overweging. Maar niet alles zal worden gewogen met iets wat net is uitgebracht, terwijl de convenanten al van start zijn gegaan.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 298 krijgt dus oordeel Kamer.
Minister Kaag:
Oordeel Kamer.
De voorzitter:
En dan de motie op stuk nr. 299.
Minister Kaag:
De motie op stuk nr. 299 van de heer Bouali en de heer De Groot vraagt om een extra inzet van de regering op het tegengaan van ontbossing. Deze motie wil ik ook aan het oordeel van de Kamer laten. Wij delen de zorgen en ook de strekking van deze motie, natuurlijk ook gelet op de recente ontwikkelingen op electoraal niveau in Brazilië en de uitspraken die zijn gedaan. Maar de inzet van het kabinet blijft breder. Er zijn heel veel programma's die gericht zijn op klimaat en op het tegengaan van ontbossing via de verschillende kanalen. Ik denk dat we later ook nog een kans hebben om hierover te spreken. Ik laat deze motie graag aan het oordeel van de Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 299 krijgt oordeel Kamer.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik heb nog een korte vraag over de motie-Van den Hul/Alkaya op stuk nr. 294. Die is overgenomen en komt dus niet in stemming, maar ik heb wel een vraag over een van de constateringen. Er staat: van mening dat dit een extra verantwoordelijkheid betekent voor importerende bedrijven in Nederland om die veiligheid alsnog te garanderen. Mijn vraag is waar de nuance zit. Je legt alles bij de bedrijven neer terwijl er al heel veel gebeurd is. We onderkennen dat er nog dingen moeten gebeuren, maar het gaat me te ver om de verantwoordelijkheid nu alleen maar bij de bedrijven te leggen, die alles moeten garanderen. Dus ik wil graag van de minister weten wat de nuance is, en anders zou ik graag stemming willen over de motie.
Minister Kaag:
Nee, ik ben de heer Amhaouch zeer dankbaar. Het is inderdaad een verantwoordelijkheid, ja. Het is een verantwoordelijkheid omdat er natuurlijk een totale afwezigheid lijkt te ontstaan, en er een vacuüm gecreëerd lijkt te worden, als het Bangladeshakkoord wordt opgezegd of het akkoord in ieder geval vanaf 30 november niet meer aanwezig is in Bangladesh. En het is een verantwoordelijkheid om de veiligheid te garanderen, niet een wettelijk gestelde verwachting. Het is een verantwoordelijkheid die de bedrijven op zich nemen. Een 200-tal bedrijven heeft namelijk ook al een brief geschreven aan de Bengaalse overheid om juist hun zorgen te benoemen en hun eigen inzet nog weer eens te benadrukken. Zo lees ik dit dictum.
De heer Alkaya (SP):
Naast dat ik een motie heb ingediend, heb ik ook een vraag gesteld over wat de minister in haar brief zegt over de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag bij hulporganisaties en bedrijven. Als bij organisaties of bedrijven herhaaldelijk misstanden zijn en zij daarin geen verbetering brengen, en die organisaties daardoor van financiering worden uitgesloten, hoe wordt de Kamer daar dan over geïnformeerd?
Minister Kaag:
De heer Alkaya heeft terecht een brief aangehaald die in een specifiek kader richtlijnen heeft opgezet op basis van afspraken die met een gehele sector zijn gemaakt. Dat speelt binnen een subsidiekader. Als het gaat over OESO-richtlijnen, die vrijwillig maar niet vrijblijvend door bedrijven moeten worden ondertekend, dan komen we daarop terug via de gebruikelijke rapportage of via het AO over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde ... Nee. Heeft de heer Van Haga ook nog een vraag?
Minister Kaag:
Voorzitter, naar mijn begrip had de heer Van Haga niet specifiek een motie ingediend. Hij wilde mij alleen een aantal toezeggingen horen bevestigen, als ik dat goed begrepen heb. Hij vroeg of wij op twee punten in gesprek gaan en blijven met de SER. Dat is een continu proces, over welk convenant of principe het ook gaat.
Over het begripsmatig makkelijker maken van het proces van administratie voor mkb'ers om zich aan te sluiten bij een convenant zal ik een gesprek aangaan met de SER om te kijken hoe dat administratief minder belastend kan zijn.
De opmerking over auditors is heel breed; het hangt ervan af. Een auditor is in principe altijd onafhankelijk. Er worden terms of reference opgesteld. We blijven in Europees kader eigenlijk op alle niveaus, of het nu gaat over hulp of handel, inzetten op uniformiteit. Daarmee willen we een gelijk speelveld bevorderen, want het blijft inderdaad heel moeilijk, ook voor de overheid, als er appels en peren met verschillende meetinstrumenten worden vergeleken.
De heer Van Haga (VVD):
Ik heb alleen nog een vraag op dat laatste punt. Gaat u zich ervoor inspannen dat die auditors in ieder geval elkaars certificaten gaan erkennen? Dat is nu een groot probleem, omdat je verschillende auditors hebt met verschillende certificaten. Als verschillende bedrijven dan verschillende auditors over de vloer krijgen, is dat een enorme lading werk. Dat zou makkelijk opgelost kunnen worden.
Minister Kaag:
Zoals ik zei, zetten we ons continu in. Auditors zijn onafhankelijk. Ze worden onafhankelijk benoemd en werken vanuit het oogpunt van professionele integriteit. Men kan in gesprek gaan, maar we leggen terecht niets op, want het idee is juist is dat er onafhankelijk gekeken wordt naar doelmatigheid, efficiency, de inzet van gelden of toezicht. Dat is afhankelijk van de kwestie. De vraag van de heer Van Haga is erg breed. Ik weet niet of hij het heeft over het kader internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, over keurmerken of over een goedkeuring van het imvo-proces. Graag krijg ik daar even helderheid over, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Meneer Van Haga, we gaan het debat hier niet heropenen, dus u mag heel kort nog een verduidelijkende opmerking maken.
De heer Van Haga (VVD):
Ik denk dat de minister en ik het volledig eens zijn. Als zij toezegt daar extra aandacht aan te besteden, denk ik dat we hiermee kunnen volstaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties wordt straks gestemd.
De vergadering wordt van 18.42 uur tot 18.52 uur geschorst.
Voorzitter: Arib
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-29-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.