15 Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2019 ( 35000-XVII ).

De voorzitter:

Goedenavond. Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik heet welkom de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de collega-Kamerleden, de woordvoerders op dit onderdeel. Sommige fracties hebben twee woordvoerders afgevaardigd. Welkom uiteraard aan de ambtelijke ondersteuning van de minister en dat geldt ook voor de collega's met al hun mensen. Ook een hartelijk welkom aan de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op een andere manier volgen.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Zoals gezegd, is de begroting aan de orde. We hebben vanavond alleen de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik wil graag als eerste mevrouw Van Weerdenburg de gelegenheid geven voor haar inbreng. Zij spreekt namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Voorzitter. Vandaag spreken wij over de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, waar wederom meer geld naartoe gaat. De komende periode wordt er een slordige 4,5 miljard per jaar overgemaakt naar de derde wereld. Belastinggeld wel te verstaan, opgebracht door de Nederlandse burgers. Ondanks de beste bedoelingen en de vele honderden en misschien wel duizenden miljarden die er de afgelopen 50 jaar naartoe zijn gevloeid, is het pijnlijk om te moeten constateren dat in grote delen van Afrika nog steeds bittere armoede heerst. Natuurlijk zijn er landen of regio's waar bescheiden vooruitgang is geboekt, maar dat staat in geen enkele verhouding tot de gedane investeringen. Per saldo is de derde wereld, in ieder geval Afrika, er niet veel mee opgeschoten.

Voorzitter. Ik ga de olifant in de kamer dan maar benoemen, omdat niemand anders het zal doen tijdens dit debat. Ontwikkelingshulp op deze schaal werkt niet, het heeft nooit gewerkt en het gaat niet werken. Dat waren de letterlijke woorden van de president van Ghana, Akufo-Addo, bijna een jaar geleden tijdens zijn oproep aan de Afrikaanse landen om niet langer afhankelijk te willen zijn van westerse hulp. Ik wil de minister vragen om zijn oproep serieus te nemen en onder ogen te zien dat wij een compleet continent hulpverslaafd hebben gemaakt en dat het de hoogste tijd is om daarmee te stoppen. Het is goed dat dit besef ook doordringt bij ontwikkelingslanden zelf. Niet alleen de president van Ghana, maar ook die van Rwanda, Kagame, heeft publiekelijk gepleit voor een einde aan de hulprelatie met het Westen. Hij zei: hoe minder de wereld zich bekommert om ons, hoe meer we in staat zullen zijn om voor onszelf te zorgen. Mijn vraag aan de minister is of er behalve Ghana en Rwanda ook andere landen zijn die hebben aangegeven van de subsidierelatie af te willen en, zo ja, welke? En heeft de Nederlandse overheid daar gehoor aan gegeven? In hoeverre is de ontwikkelingshulp naar die landen gestopt? Kan de minister toezeggen dat ze direct de subsidierelatie versneld afbouwt met landen waarvan de regering aangeeft er geen prijs meer op te stellen?

Ook bij de Nederlandse burger is het besef inmiddels doorgedrongen. Maar liefst 33% van de Nederlanders is het eens met het PVV-standpunt dat er geen cent belastinggeld meer naar ontwikkelingshulp moet. Dat zijn dus niet alleen PVV-kiezers, zeg ik er maar even voor de duidelijkheid bij. Althans, nog niet. Realiseert de minister zich dat het draagvlak voor de huidige vorm van ontwikkelingshulp in rap tempo afneemt? Welke consequentie gaat zij daaraan verbinden? Ik wil haar oproepen om vertrouwen te hebben in de Nederlandse burger. Die kan namelijk heel goed zelf bepalen of en, zo ja, aan welk goed doel hij zijn zuurverdiende geld uitgeeft. De Nederlandse bevolking staat bekend als zeer vrijgevig. In diverse liefdadigheidsindexen scoort Nederland al jaren hoog. Ook de opbrengsten van Giro555-acties van de laatste jaren geven dat vertrouwen.

Uit onderzoek blijkt dat bijna 34% van alle Nederlanders liever eerst mensen in Nederland helpt voordat zij mensen in het buitenland helpen. Een aantal liefdadigheidsorganisaties heeft hier goed naar geluisterd en ontplooit inmiddels ook activiteiten in Nederland, mede omdat dit de wens was van hun donateurs. Een goed voorbeeld dat dit kabinet wat de PVV betreft moet volgen. Spendeer de miljarden die nu naar ontwikkelingshulp gaan in Nederland. Geef ze uit aan onze eigen bevolking. Het lijkt erop dat ook dit kabinet wel weet dat het draagvlak voor OS-beleid in rap tempo afkalft. Dat is te zien aan de steeds veranderende argumentatie waarom die miljardenuitgaven toch echt nog nodig zijn daar. Het laatste verkooppraatje heet nu: het aanpakken van de grondoorzaken van armoede, terreur en klimaatverandering en het tegengaan van irreguliere migratie. Vrij vertaald: als we er niet snel voor zorgen dat Afrika minder warm is, met genoeg gecreëerde melkertbanen en stageplekken voor iedereen, komen ze allemaal naar Europa, en met een beetje pech zitten daar ook nog jihadi's tussen die hier terreurdaden gaan plegen; dat wil de Nederlandse belastingbetaler toch zeker niet? Morele chantage. Ik kan er geen ander woord voor verzinnen.

En misleiding bovendien. Want dit kabinet is niet bereid om daadwerkelijk de maatregelen te nemen die nodig zijn om de genoemde doelen te bereiken. De enige echte oorzaak van terreur is namelijk de islam. In naam van de islamitische ideologie wordt er dood en verderf gezaaid, niet alleen in Afrika en het Midden-Oosten, maar ook in Europa, gefaciliteerd door de veerdiensten van Frontex en ngo's in de Middellandse Zee. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de heilige oorlog die de islam voert tegen de rest van de wereld, stopt? En hoe gaat zij de import van jihadistische terroristen naar Europa voorkomen, als zij niet bereid is de grenzen te sluiten?

Ook is de PVV razend benieuwd waarom de minister denkt dat het creëren van een melkertbaan of een stageplek voor jongeren in Afrika en het aanpassen van het klimaat er daadwerkelijk voor gaat zorgen dat zij niet naar Europa willen reizen. Ze komen vanwege onze welvaart. Het gras in Europa is nu eenmaal groener dan daar. Dat heeft niets met klimaat te maken, maar dat ligt aan onze verzorgingsstaat, die een enorme aantrekkingskracht heeft op migranten uit ontwikkelingslanden. De belofte van gratis geld zorgt ervoor dat ze van heinde en verre hiernaartoe komen. Dat ziet de minister zelf toch ook wel? Het gaat om migranten die half Afrika doorreizen, contact leggen met mensensmokkelaars, duizenden dollars regelen voor de overtocht naar Europa en, aangekomen in Europa, feilloos de weg kunnen vinden naar de bijstand en de gratis asieladvocaten. Deze minister wil ons laten geloven dat zulke mensen niet in staat zijn om in eigen land of in een buurland werk of een andere manier van bestaan te creëren voor zichzelf. Dit kabinet probeert ons wijs te maken dat ze naar Europa reizen omdat ze niet in Afrika kúnnen blijven.

Ze kunnen wel blijven om hun eigen land op te bouwen, ze wíllen het alleen niet. In Nederland krijg je namelijk gratis geld en een gratis huis, en je mag je gezin ook nog importeren op kosten van de Nederlandse belastingbetaler. Daar kan geen in Afrika gecreëerde baan tegenop! Ziehier de gevolgen van de jarenlange hulpverslaving. Dit is waar het om gaat. We moeten mensen in ontwikkelingslanden helpen om zichzelf te helpen. Laat ze los. Laat ze zelf bepalen wat goed voor ze is. Heb vertrouwen, ze gaan het redden. Daar ben ik van overtuigd. De weg ernaartoe zal niet makkelijk zijn, maar dat was het voor Nederland ook niet. Volwassen worden gaat gepaard met groeipijnen. Dat hoort bij het leven. Als we Afrika, als we ontwikkelingslanden echt willen helpen, als we daadwerkelijk het beste met ze voor hebben, dan stoppen we met onze westerse bemoeienis, vandaag nog.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Een vraag van de heer Van Haga. Gaat uw gang.

De heer Van Haga (VVD):

Ik kan het toch niet laten. Mevrouw Van Weerdenburg geeft aan dat 4,5 miljard wordt uitgegeven aan ontwikkelingssamenwerking. Dat wordt ongetwijfeld ook uitgegeven aan dingen die zij niet leuk vindt. Dan vind ik het zo jammer dat zij niet meedoet om mee te helpen om dat geld te routeren naar de dingen die ze wel leuk vindt. Waarom doet ze dat niet?

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dank voor deze vraag. De PVV kiest heel duidelijk voor de Nederlanders. Wij willen dat dat geld in Nederland besteed wordt. Dan is het natuurlijk heel raar om te zeggen "die 4,5 miljard willen we uitgeven aan dat en niet aan dat". Ik vind dat mensen heel goed zelf kunnen uitmaken waar ze hun geld aan uitgeven. De een doet het aan een natuurorganisatie, de ander kiest voor een bepaald Afrikaans land waar hij een band mee heeft. Mensen weten dat zelf wel het beste. Dus dat komt helemaal goed.

De voorzitter:

Dank u wel. U was al aan het einde van uw betoog. Dat betekent dat ik nu graag de heer Van Haga het woord geef. De heer Van Haga spreekt namens de fractie van de VVD.

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank dat ik hier namens de VVD deze begroting mag doen. Dit is mijn eerste plenaire debat op deze portefeuille en ik zal mijn best doen om de lijn van mijn illustere voorgangers Dijkhoff, Taverne en Becker voort te zetten. Laat ik beginnen met internationale handel, met grote afstand het belangrijkste onderdeel van de portefeuille van onze minister. Zoals collega Amhaouch van het CDA tijdens een debat onlangs zei: het gaat niet alleen om handel in combinatie met ontwikkelingssamenwerking, maar ook om buitenlandse handel op zich. Het gaat om het verdienen van harde pegels voor de bv Nederland. Laten we nooit vergeten dat er ook gewoon geld verdiend moet worden en laat het duidelijk zijn: zonder handel hebben we geen geld voor ontwikkelingshulp.

Voorzitter. We leven in een prachtig land. Het ontbreekt ons aan niets en die welvaart wordt voor een groot gedeelte verdiend in het buitenland. Dat doen we al eeuwenlang en met veel succes. 32% van ons inkomen wordt verdiend met buitenlandse handel. De Nederlandse export is goed voor 3,2% van de wereldhandel en wij zijn de zeventiende economie ter wereld. Volgens de Global Innovation Index staan we zelfs op de tweede plaats. We mogen hier ontzettend trots op zijn. Voor een klein land doen we het ontzettend goed, maar we moeten er keihard voor werken om deze positie in de wereld te behouden, of zelfs te verbeteren. Dat alles in een wereld die in een razend tempo verandert. China dendert niet alleen over Afrika heen, maar staat inmiddels ook aan de poorten van Europa te rammelen. Sterker nog, via e-commerce wordt een keiharde concurrentie gevoerd met ons eigen mkb. Als ondernemers in andere landen slimmer, innovatiever en goedkoper zijn, moeten we de hand in eigen boezem steken en het gewoon slimmer doen. Maar hier is iets anders aan de hand. Er is namelijk geen gelijk speelveld. China houdt zich niet aan de regels van de WTO en ook niet aan de standaarden van de OESO. Chinese bedrijven kunnen gewoon Nederlandse bedrijven kopen en omgekeerd kan dat niet. Bij ons is staatssteun verboden, de Chinezen doen dat wel. Er is sprake van grootschalige schending van patenten en intellectueel eigendom waardoor de ontwikkelingskosten bij ons komen te liggen en de omzet en winst naar China stroomt. En tot slot is veel Chinese elektronica onveilig waardoor onze data ook nog een keer gestolen kunnen worden.

Voorzitter. Ik weet dat het kabinet binnenkort met een China-strategie komt, maar ik zou specifiek van de minister willen weten wat we hier op korte termijn nog tegen kunnen doen. Daarmee kom ik bij de rol van de overheid met betrekking tot buitenlandse handel. Normaal gesproken pleit ik altijd voor zo min mogelijk overheid. De overheid is vaak de grootste vijand van de ondernemer: te veel regels, te veel bemoeienis, vaak onbetrouwbaar omdat regels telkens veranderen en vaak ook nog zonder overgangsregeling. Ik kan erover meepraten. Bij handelsbevordering heeft de overheid wel degelijk een rol. Alleen al vanwege het feit dat andere landen dat ook doen.

Er gaat ook heel veel goed. Ten eerste is Nederland heel erg sterk in het organiseren van handelsmissies. Zowel onze koning als onze premier hebben hierin met succes een grote rol. Hierover zou ik tegen de minister willen zeggen: hoe meer, hoe beter. Ten tweede heeft Nederland een uitstekend postennetwerk waar handelsattaches uitstekend werk doen. Ten derde heeft de overheid een rol bij het beschermen van onze ondernemers door het sluiten van handelsverdragen en het creëren van een gelijk speelveld. Uiteraard is deze rol grotendeels overgedragen aan de EU, maar ook binnen de EU wordt hier anders mee omgegaan. Wij hebben de neiging het braafste jongetje in de klas te zijn en dat kan er af en toe toe leiden dat een ander Europees land er met de buit vandoor gaat. Ik hoor graag van de minister of zij het met de VVD eens is dat ernaar moet worden gestreefd om in ieder geval binnen Europa de standaarden te harmoniseren. Ik weet eigenlijk wel wat het antwoord gaat zijn: ja, wij zijn voor gelijk speelveld, maar dan met onze enorm hoge morele standaarden. Dat gaat vrijwel zeker niet lukken, dus daarom meteen de vervolgvraag. Vindt de minister niet ook dat we pragmatisch moeten zijn in de harmonisatie van standaarden binnen Europa en dat het dan beter is dat we ergens in het midden eindigen dan dat we met onze morele superioriteit achter het net vissen?

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

De VVD noemde zojuist vrijhandelsverdragen en een gelijk speelveld in één adem, maar is de VVD het met mij eens over het volgende? Dat als wij een vrijhandelsverdrag sluiten met een land waar het minimumloon heel laag ligt, waar bedrijven dus helemaal niet gedwongen worden om een leefbaar loon te betalen, waar de milieunormen heel anders zijn en waar vervuiling van de natuur door multinationals aan de orde van de dag is, er dan juist geen sprake is van een gelijk speelveld, maar dat kleine bedrijven hier in Nederland juist worden gedwongen om in die race naar de bodem mee te gaan, omdat ze te maken hebben met oneerlijke concurrentie? Dat wordt dan mogelijk gemaakt door een vrijhandelsakkoord, terwijl er anders juist sprake zou zijn van een gelijk speelveld omdat die mkb'er gewoon op een eerlijke en duurzame manier zijn werk kan doen. In de landbouwsector komt dat bijvoorbeeld heel vaak voor.

De heer Van Haga (VVD):

Meneer Alkaya en ik hebben dit debat al eerder gehad. Wij zijn ervan overtuigd dat een vrijhandelsverdrag of een verdrag op zich juist leidt tot een gelijk speelveld en juist heel erg goed is voor andere landen, en dat we daar dan ook mee moeten doorgaan.

De heer Alkaya (SP):

Dat is nogmaals het standpunt van de VVD, maar ik ben eigenlijk op zoek naar een antwoord. Stel dat je een kleine ondernemer bent in Nederland, een boer, en dat je op een relatief duurzame manier probeert veeteelt te bedrijven. Straks komt er een vrijhandelsverdrag met de Mercosur-landen. Dan komt er allemaal Argentijns vlees de Nederlandse markt op waardoor die kleine boer gedwongen wordt om mee te doen in die race naar de bodem of om zijn rundvlees twee, drie keer zo duur te verkopen. Is er op dat moment vanwege dat vrijhandelsverdrag een gelijk speelveld gekomen of juist niet?

De heer Van Haga (VVD):

In een groot handelsverdrag heb je altijd 90% succes en 10% misschien wat minder succes. Ik ben het dus met u eens dat u vast een voorbeeld kunt vinden waarbij dat wat minder geldt, maar in zijn algemeenheid — ik blijf een VVD'er — is het goed voor beide partijen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Maar misschien niet voor de dieren. Ik probeer even scherp te krijgen wat de VVD hier nu zegt. Als het niet lukt om te harmoniseren omdat onze normen misschien hoger zijn, dan moeten we misschien een beetje in het midden gaan zitten, hoor ik de VVD nu zeggen. Geldt dan dat we vanwege die vrijhandelsverdragen producten moeten accepteren die onder lagere dierenwelzijnsnormen dan de Nederlandse zijn geproduceerd, dat we daar niet zo moeilijk over moeten doen? Is dat wat de VVD hier zegt?

De heer Van Haga (VVD):

Nee, met die gelijke standaarden en die harmonisering bedoelde ik meer dat we binnen Europa moeten zorgen dat we de standaarden harmoniseren, zodat het niet kan voorkomen dat wij een order afslaan die Frankrijk vervolgens wel gaat leveren. Dat lijkt me slecht, want als wij een bepaalde standaard hebben, is het fijn als Frankrijk zich daar ook aan houdt. Daarom was mijn vraag aan de minister: bent u het met mij eens dat wij beter geharmoniseerde standaarden kunnen hebben en dat we daar misschien ietsje op moeten inleveren? Maar om op uw vraag over dieren terug te komen: ik ben het over het algemeen meestal met u eens als het gaat over dieren. Dat weet u, maar ik denk toch dat het beter is voor andere landen die misschien wat lagere standaarden hebben, om toch zo'n verdrag af te sluiten en uiteindelijk naar ons niveau toe te groeien. Ik denk dat dit inderdaad heel belangrijk is en ik weet dat u het met mij eens bent.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat is alvast een mooi begin. Dan wil ik heel erg graag nog wat verder vooruitkijken. Stel nou dat het lukt om een verdrag te sluiten met bijvoorbeeld Latijns-Amerika en om het over dezelfde normen eens te worden, maar dat we er nog niet zijn met dierenwelzijn. Als wij in Nederland en Europa dan de volgende stap zouden willen zetten, bijvoorbeeld door een einde te maken aan de kooihuisvesting voor dieren, dan zegt Latijns-Amerika: "Ja maar, dat gaan we niet doen. We hadden net dit niveau afgesproken. We gaan niet nog dat stapje verder zetten." Erkent de VVD dat het moeilijker wordt om die volgende stap te zetten als je dat verdrag eenmaal gesloten hebt? Dan heb je immers een open markt met Latijns-Amerika. Als wij misschien iets meer zouden willen doen voor de dieren, moeten zij ook mee, anders hebben we weer geen level playing field. Hoe ziet de VVD dat?

De heer Van Haga (VVD):

Dit is altijd een lastige onderhandeling en er wordt over duizenden dingen onderhandeld. Ik ben het met u eens dat het wat lastig is als je eenmaal een verdrag hebt. Dan moet je vrijwaringsmaatregelen gaan nemen, dus daar heeft u een punt, maar dan is het nog steeds beter om een verdrag te hebben dan geen verdrag.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Haga (VVD):

Voorzitter. Dan de handelsagenda. Onlangs presenteerde onze gewaardeerde minister haar handelsagenda. We hebben hier al eerder over gesproken. Nogmaals, ik waardeer de dappere poging. Dat meen ik oprecht. Maar het is geen handelsagenda; het is een OS-agenda. Het gaat voornamelijk over het stimuleren van vrouwelijke ondernemers, de Sustainable Development Goals, het toevoegen van meer vrouwen aan handelsmissies en dat soort zaken. Handel is toch een beetje het ondergeschoven kindje dat het moet afleggen tegen ontwikkelingshulp. Ik citeer uit de handelsagenda: "In toekomstige handelsakkoorden willen we expliciet afspraken maken over gender." Ik kan het opnieuw niet nalaten: wat de VVD betreft gaat het om kwaliteit en niet om ras, geslacht of kleur. Als de beste Nederlandse handelsmissie bestaat uit twintig blauwe kabouters, dan is dat maar zo. Maar goed, het debat over Wipneus en Pim of, zoals de minister het zich herinnerde, over kabouter Wipwap, hebben we al gehad. Ik volsta nu dus met de conclusie dat we een echte handelsagenda nodig hebben. Ik zal hier binnenkort een voorstel over doen.

Voorzitter. De brexit is een van de grootste bedreigingen voor onze buitenlandse handel. Mijn collega Mulder heeft hier vorige week het een en ander over gezegd, en het is allemaal nog onzeker, dus ik laat het daar voor het moment bij. Fingers crossed de komende weken.

Voorzitter. Ontwikkelingssamenwerking is onmiskenbaar de absolute specialiteit van onze minister. In het regeerakkoord staat dat we de grondoorzaken van armoede, migratie, terreur en klimaatverandering gaan bestrijden. Met grote bewondering moet ik constateren dat deze minister dat doet, en nog veel meer. Het is jammer dat onze middelen beperkt zijn, want anders had zij waarschijnlijk in één kabinetsperiode de hele wereld weer op orde kunnen brengen. Maar helaas, we hebben niet voldoende geld om alles te doen, en daarom moeten er keuzes gemaakt worden. Zeker op deze portefeuille is dat soms ontzettend moeilijk. Toch wil ik hier pleiten voor meer focus. Hoe schrijnend het soms ook is, het is beter om het geld daar te besteden waar het het grootste effect heeft.

Ten eerste de focus. Het is beter om het geld dat beschikbaar is over een beperkt aantal focuslanden te verdelen. We hadden er vijftien, en het zijn er inmiddels weer veel meer geworden. In de antwoorden op de feitelijke vragen tel ik 37 landen. Overigens zie ik in de andere antwoorden weer landen terugkomen die niet op dat lijstje van 37 landen staan, zoals Chili en Mexico. Dat mag de minister dus ook toelichten, als zij dat wil, want misschien is het lijstje nog wel veel langer. Wat de VVD betreft moeten we weer terug naar een beperkt aantal landen waar we ons op gaan richten. Niet voor niets spreekt het regeerakkoord ook van focus. In het regeerakkoord worden slechts drie focuslanden genoemd: Libanon, Irak en Jordanië. Dan is het niet de bedoeling om daar nog 34 landen aan toe te voegen. En ja, u raadt het al: ik overweeg op dit punt een motie.

Bij focus en effectiviteit hoort ook dat we geen geld uitgeven in landen die het niet echt nodig hebben. We geven geld uit in OESO-landen, zoals Chili en Mexico. Het is niet veel, 1,3 miljoen euro, maar het is wel gewoon belastinggeld. Dit bedrag is exclusief de bijdrage die naar internationale organisaties in die landen gaat. Ik wil voorstellen dat deze minister geen OS-geld meer uitgeeft in OESO-landen, want die landen hebben ons geld niet nodig en het gaat ten koste van hulp aan andere landen die onze hulp wel nodig hebben. Afhankelijk van de reactie van de minister overweeg ik ook op dit punt een motie.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik heb een vraag aan de VVD. U geeft aan dat er meer focus moet zijn, maar dat hebben we toch afgesproken? Als je kijkt naar de verdeling van de budgetten, dan zie je toch dat wij focussen?

De heer Van Haga (VVD):

Ja. We noemen alleen drie focuslanden, die ik heb genoemd. Ik dacht dat de afspraak was dat we vijftien focuslanden zouden hebben, en nu tel ik 37 landen waar we iets doen. Ik denk dat je als je een beperkte hoeveelheid geld hebt dat beter kunt concentreren in bepaalde landen die het het meest nodig hebben. Zeker als je merkt dat we ook nog geld geven aan bepaalde OESO-landen, dan denk ik dat we dat geld beter ergens anders kunnen aanwenden waar het echt nodig is.

Mevrouw Kuik (CDA):

We hebben natuurlijk afgesproken om juist meer in te zetten op die landen en die focusregio's die we hebben aangewezen. Maar daarvoor hebben we natuurlijk meer relaties gehad met verschillende landen, en we kunnen projecten ook niet zomaar, bam, stilzetten. Dat bouwen we af, waar dat kan. Mijn vraag is dus nogmaals: we focussen nu toch? En we gaan toch niet alle projecten die al lopen zomaar, bam, stoppen, want dan gooi je toch het kind met het badwater weg? Bent u dat niet met mij eens?

De heer Van Haga (VVD):

Ja, eigenlijk ben ik dat wel met u eens. U zegt: bam, we stoppen. Maar dat heb ik niet gezegd. U zegt ook: we gaan het afbouwen. Nou, als we elkaar daarin kunnen vinden, dan denk ik dat we een deal hebben. Ik denk dat u het heel goed heeft gezegd. We focussen. Dat hebben we afgesproken. We gaan niks stante pede afbouwen, maar als we bepaalde dingen kunnen beëindigen en het geld daarvoor ergens anders beter kunnen aanwenden, dan doen we het goed, denk ik.

Voorzitter. Dit kabinet zet in op goede opvang in de regio en maakt daar ook geld voor vrij. Toch verlagen we onze vrijwillige bijdrage aan de UNHCR komend jaar met 7 miljoen euro, van 40 naar 33 miljoen euro. Kan de minister uitleggen waarom? Dit is namelijk juist een prioriteit van het kabinet. Graag een toelichting.

Voorzitter. Ook het mondiale klimaat- en energieprobleem heeft onze aandacht. De VVD vindt dat ons belastinggeld goed moet worden besteed, met een zo hoog mogelijke impact. Er overlijden per jaar 4 miljoen mensen doordat zij met olielampjes hun huis verlichten omdat ze geen elektriciteit hebben of omdat ze op slechte voorzieningen koken. Om te helpen bij het oplossen van dit probleem heeft de VVD twee amendementen ingediend: één voor het stimuleren van kleinschalige zonne-energieprojecten en één voor innovatieve oplossingen om indoor air pollution tegen te gaan.

Voorzitter. Onlangs ontvingen we een brief over het Klimaatfonds, waarin vier jaar lang 40 miljoen per jaar gestort wordt. Helaas is er ook hier weer veel tekst over gender, armoede, sociale risico's en vrouwenrechten, maar dat terzijde. Ik lees er ook in dat in het aanvraagformulier wordt gevraagd of de uitvoerende organisatie Partos 9001-gecertificeerd is. Kan de minister toezeggen dat het belastinggeld in het Klimaatfonds echt ten goede gaat komen aan het verbeteren van het mondiale klimaat? En kan de minister toezeggen dat dit geld niet alleen naar ngo's gaat, maar gewoon naar de beste uitvoerder, die het beste resultaat kan bereiken?

Voorzitter, ik kom op de uitvoering. De uitvoering is een breder probleem. Uit diverse stukken maken we op dat een relatief klein deel van wat we aan OS uitgeven, door Nederlandse organisaties wordt uitgevoerd. Dat vormde ook de aanleiding voor de motie-Becker om EU-middelen beter te laten benutten door Nederlandse organisaties. Slechts 25% van bijvoorbeeld de middelen voor drinkwater, sanitaire voorzieningen, klimaat, hernieuwbare energie en duurzaam grondstoffenbeheer wordt besteed via Nederlandse uitvoerders. 25%: dat is echt ontzettend weinig. Ik roep de minister op om hier iets aan te doen. Ook op dit punt overweeg ik een motie.

Voorzitter. Ik weet dat de minister geen voorstander is van gebonden hulp. We hebben het daar al eerder een paar keer over gehad. Het betreft hulp waarbij Nederlandse bedrijven voorrang krijgen bij projecten die worden gefinancierd met Nederlands ontwikkelingsgeld. We hebben het hierover gehad in het imvo-debat. Toch wil ik bij de minister in de week leggen dat het unique sellingpoint van veel Nederlandse bedrijven is dat ze al imvo-proof zijn en dat het dus veel beter is om hulp te krijgen van Nederlandse bedrijven dan bijvoorbeeld van Chinese bedrijven, die als sprinkhanen het land kaalvreten. Verder hebben Nederlandse bedrijven vaak unieke toegevoegde waarde op het gebied van water, sanitatie, bagger en landbouw. Daar moet beter gebruik van worden gemaakt. Eerder constateerde de Algemene Rekenkamer al dat het aandeel van het bedrijfsleven in het totaal van de ODA relatief klein blijft. Mijn vraag is dus: kunnen we ons eigen bedrijfsleven niet een wat grotere rol geven in OS dan nu het geval is? Ik zou graag van de minister horen of en, zo ja, hoe zij daar mogelijkheden toe ziet. "Made in Holland" is namelijk een heel groot cadeau.

In het verlengde hiervan wil ik het hebben over de politieke conditionaliteit van ontwikkelingshulp. Mijn collega Koopmans heeft hierover bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken namens de VVD al een motie ingediend, die ik ten volle onderschrijf. In het kort komt het hierop neer: ontwikkelingshulp is prima, maar dan moet een land ook wel meewerken aan het terugnemen van uitgeprocedeerde illegalen. Kan de minister toezeggen dat ze zich hiervoor wil inspannen of op zijn minst dit wil benadrukken in haar contacten met ontvangers van ontwikkelingshulp?

Voorzitter. Op het punt van transparantie kunnen echt stappen worden gezet. Mijn voorganger Becker heeft hier altijd op gehamerd, maar er is nog niet veel gebeurd. Als we willen weten wat er allemaal op OS-gebied gebeurt, dan kunnen we surfen naar osresultaten.nl, openaid.nl, data.overheid.nl of naar de jaarverslagen van de diverse uitvoerders en de Kamerstukken. Daarnaast hebben we de begrotingen en de jaarverslagen van het kabinet. Op de ene plek vinden we transacties, op de andere subsidieoverzichten, op de andere impactvisualisaties, op de andere begrotingsartikelen, fondsen, doelstellingen ... Totaal onoverzichtelijk. En het is technisch allang mogelijk om al die overzichten te koppelen. Als het aan de VVD ligt kunnen belastingbetalende Nederlanders straks naar één website, waar ze per land kunnen zien wat er wordt uitgegeven aan welk project, waar dat project uit bestaat, welke beleidsdoelstelling eraan ten grondslag ligt en wat de impact is. In overleg met organisaties als Openaid kan de minister dit realiseren. Dat vergt natuurlijk wel capaciteit, maar voor transparantie moeten we iets over hebben. De VVD is zich er natuurlijk wel van bewust dat het lastiger wordt bij algemene bijdragen aan multilaterale organisaties, maar alle geoormerkte bijdragen en alle IATI-data kunnen gewoon worden gekoppeld. Daarnaast wil de VVD-fractie dat deze informatie ook actief en structureel naar de Kamer gaat, zoals ook in juni met de minister is besproken. De VVD overweegt ook op dit punt een motie.

Voorzitter. Bij transparantie hoort ook een goed subsidieoverzicht. In de feitelijke vragen heb ik gevraagd om een helder overzicht inclusief het bedrag en de subsidie. De minister antwoordde dat de Kamer de lijst vertrouwelijk mag inzien, omdat van sommige organisaties niet bekend mag worden dat ze subsidie krijgen. Dat is natuurlijk begrijpelijk, maar het is wel onvoldoende. Ik verzoek de minister om de lijst openbaar te maken en de gevoelige subsidies dan maar weg te lakken, want een subsidieoverzicht is nuttig en niet veel gevraagd.

Dan het Centraal Bureau Fondsenwerving. Collega Becker diende naar aanleiding van de misstanden bij diverse hulporganisaties een motie in die de regering verzocht in gesprek te gaan met het CBF teneinde het integriteitsbeleid en het handelen jaarlijks te kunnen beoordelen. De VVD vindt het van belang dat ook het CBF capaciteit krijgt om hulporganisaties te beoordelen. Kan de minister aangeven hoe het nu staat met de uitvoering van deze motie van collega Becker? Is het CBF al zodanig toegerust dat het deze taak kan uitvoeren?

Tot slot wil ik het met u hebben over anticonceptie en familyplanning, twee zaken waar het VN-Bevolkingsfonds en de Wereldbank enorm goed werk op leveren. Zoals gezegd hebben we het in Nederland ontzettend goed. We hebben alle informatie en alle mogelijkheden tot onze beschikking. Op school krijgen we seksuele voorlichting, de huisarts staat altijd voor je klaar en je kunt altijd terecht bij de GGD. Dat is niet overal ter wereld zo. De landen waaraan wij ontwikkelingshulp bieden, kampen met grote problemen, zoals armoede, ondervoeding, gebrekkig onderwijs en ongelijke rechten. Met de enorme bevolkingsgroei in deze landen worden de problemen steeds groter. Daar kunnen we met de beperkte middelen die we hebben iets aan doen. We hoeven hier niet het wiel opnieuw uit te vinden. Dat hebben organisaties als Gavi en de Rutgers Stichting al gedaan. Zij beargumenteren in harde cijfers dat de eerste stap om mensen in ontwikkelingslanden te helpen, is om ze toegang te geven tot en voorlichting te geven over anticonceptie. Met anticonceptie en familyplanning kunnen zij net zoals wij dat kunnen keuzes maken over het wel of niet krijgen van kinderen. Dat leggen wij hun niet op, maar we geven hun wel de vrijheid om hun eigen keuzes te maken. Hiermee helpen we gezinnen en voorkomen we vooral de tragiek van vele bevallingen van kinderen die te vaak in hun eerste levensmaand overlijden. Met mijn amendement, dat u allemaal heeft kunnen zien, hoop ik in navolging van mooie initiatieven als She Decides van oud-minister Ploumen een bijdrage te leveren aan de vrijheid die in Nederland heel gewoon is maar op heel veel plekken in de wereld nog niet.

Voorzitter, dat was het. Ik zie interrupties.

De voorzitter:

Die zag ik ook, maar ik wachtte even tot u het blokje afgerond had. Mevrouw Van den Hul als eerste. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik ben eerlijk gezegd nogal geschrokken van de uitspraken die de heer Van Hage eerder deze week op verschillende plekken heeft gedaan over het thema geboortebeperking, en ik was daarin zeker niet alleen. Welk probleem denkt de heer Van Haga nou echt op te lossen? De problemen van vrouwen die sinds jaar en dag knokken voor het recht op zelfbeschikking of het probleem van de VVD?

De heer Van Haga (VVD):

Dat is een grappige vraag. De VVD heeft eigenlijk niet zo veel problemen. Maar als u mij vraagt wat ik iedereen in de wereld gun, wat de VVD iedereen in de wereld gunt en wat een liberaal de rest van de wereld gunt, dan is dat de vrijheid om dezelfde keuzes te maken als wij. Wanneer neem je kinderen? Neem je überhaupt kinderen? En als je dan kinderen neemt, hoeveel? En dan hoop je ook dat je een normaal gezinnetje kunt stichten. Die vrijheid beoogt dit amendement. U heeft het amendement gelezen. Daar kan toch niemand tegen zijn?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik heb nog steeds geen echte reactie gehoord op de uitspraken die de heer Van Haga eerder deze week heeft gedaan. Dat waren uitspraken waarin woorden als "rendement" bijvoorbeeld voorkwamen. Sinds de jaren zestig knokken vrouwen wereldwijd voor het recht om baas te zijn in eigen buik. Daar hebben we de heer Van Haga en zijn rendementstheorieën echt niet bij nodig. Wat vrouwen wel nodig hebben, zijn gelijke rechten, toegang tot goed onderwijs, toegang tot goede gezondheidszorg, toegang tot anticonceptie en tot veilige abortus, toegang tot gelijke rechten op elk front en tot mensenrechtenorganisaties die deze rechten helpen te beschermen. Daar hebben vrouwen echt wat aan. Als de heer Van Haga echt zo begaan is met de vrouwenzaak als hij zegt, dan heb ik een heleboel voorstellen. We kunnen ons samen hardmaken om de vrouwen wereldwijd te steunen. Daartoe nodig ik de heer Van Haga graag uit. En anders riekt dit voor een feminist als ik toch naar een sterk staaltje mansplaining.

De heer Van Haga (VVD):

Ik hoor heel veel goede dingen uit uw mond komen. Ik moet eerlijk zeggen dat de VVD eigenlijk helemaal niets afwijst. Als je alle SDG's bij elkaar ziet, verbaast het mij wel een beetje dat er zes partijen zijn die gender hebben geadopteerd en niemand honger. Wat ons betreft moet je een zo groot mogelijke impact maken. Ik denk dat we elkaar daarin helemaal kunnen vinden. Dus als u met mij samen — via de voorzitter uiteraard — wilt gaan gaan zoeken naar het zo goed mogelijk oplossen van de problemen in de landen waarin we investeren, dan zijn we het helemaal eens.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Tot slot, voorzitter. De heer Van Haga suggereert dat honger oplossen even belangrijk is als de genderproblematiek. Absoluut, op dat vlak is natuurlijk niemand hier het met hem oneens. Ik wil de heer Van Haga toch uitnodigen om zich eens te verdiepen in onderzoek van onder andere de Wereldbank. Dat toont aan dat een heel groot deel van het hongerprobleem wereldwijd is opgelost als vrouwen dezelfde kansen en toegang krijgen als mannen. Ik kijk er dus naar uit om samen met de heer Van Haga die strijd aan te gaan.

De heer Van Haga (VVD):

Ik heb toch nog een reactie daarop. Een groot gedeelte van de vrijheid en de zelfbeschikking van vrouwen in derdewereldlanden ligt ook in toegang tot en informatie over anticonceptie. Dus ik denk dat we niet zo veel van elkaar verschillen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik hoor termen als "je neemt kinderen". Volgens mij krijg je kinderen. Sommige vrouwen zouden heel graag kinderen krijgen, maar kunnen geen kinderen krijgen. Ik hoop dat meneer Van Haga het ook op die manier bedoelt. Mijn vraag gaat over de prioriteiten. We hebben het een en ander van de heer Van Haga gelezen in de krant. Hij zegt: eigenlijk moeten we alles, het weinige geld dat we hebben, inzetten op geboortebeperking en daar informatie over geven. Ik zal het niet helemaal uitspreken, maar hij zegt: het is l*llig — en dan laat ik de u weg voor de Handelingen — voor die mensen dat ze geen schooltjes meer krijgen; je kunt het geld maar een keer uitgeven. Ik heb een simpele vraag aan de heer Van Haga. Onderschrijft hij het regeerakkoord nog steeds? Het regeerakkoord stelt vier prioriteiten centraal: voedselveiligheid, schoon water, rechtszekerheid en SRGR.

De heer Van Haga (VVD):

Uiteraard onderschrijf ik het regeerakkoord, anders stond ik hier niet. Of je kinderen krijgt of neemt ... Ik heb ze inderdaad gekregen. Ik heb vier kinderen en daar ben ik heel blij mee, maar ik heb dat wel zelf kunnen plannen. Ik heb dat zelf kunnen beslissen. Heel veel meisjes in derdewereldlanden kunnen dat niet. U moet het toch met mij eens zijn dat dat een thema is dat we moeten aanpakken? Dat wil helemaal niet zeggen dat de andere SDG's daarmee helemaal buiten beeld komen. Maar het is wel zo dat het dermate schrijnend is dat je daar grote aandacht aan moet geven.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb de heer Van Haga in de media toch een ander prioriteitenlijstje horen noemen dan we nu van hem horen. Ik vraag hem dus nog een keer daarnaar. De prioriteiten die hij in de media heeft genoemd waren: anticonceptie, vaccinatie en dan nog iets met honger, geloof ik. Zijn dat nu de prioriteiten van de VVD geworden of onderschrijft de heer Van Haga nog steeds de prioriteiten van de minister?

De heer Van Haga (VVD):

Als je op de verschillende websites gaat kijken, bijvoorbeeld van GAVI en noem al die instanties maar op, dan zie je dat het meestal een integrale aanpak moet zijn. Maar dat laat onverlet dat al die organisaties ook zeggen dat je je moet concentreren op de dingen die op dat moment van belang zijn. Hier in Nederland zijn dat andere dingen dan in een arm land. Ik heb zelf jaren in Gabon gezeten. Ik heb daar de meest verschrikkelijke dingen gezien. Dan ga je dus niet beginnen met dingen die wij hier heel belangrijk vinden; nee, dan begin je met andere dingen. Als u dat bedoelt met prioriteiten, dan zit er een verschil in tussen wat we hier doen en wat we daar doen. Om uw vraag te beantwoorden: ja, ik onderschrijf het regeerakkoord en ik denk dat we elkaar kunnen vinden als we zoeken naar een integrale aanpak waarbij al die dingen worden aangepakt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Een integrale aanpak, daar is iedereen voor, maar we hebben wel degelijk prioriteiten afgesproken in het kabinet. Daar horen trouwens ook die schooltjes bij waar de heer Van Haga niet veel van moet hebben, want we hebben in de opvang in de regio in de landen rondom Syrië juist ingezet op onderwijs voor die asielkinderen, voor die vluchtelingenkinderen die nu dat onderwijs niet krijgen. In Turkije 50% niet, in Libanon 60% niet. Bent u daar ook nog steeds voor?

De heer Van Haga (VVD):

De VVD is natuurlijk voor onderwijs, zonder meer, en ook voor het bouwen van scholen. Dat is helemaal geen probleem. Het gaat hier om een land dat in volstrekte armoede leeft. Als je dan kijkt naar het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen daar, dan zou een heel groot gedeelte van de problemen opgelost kunnen worden als je het inderdaad hebt over toegang tot anticonceptie en kennis over anticonceptie. Trouwens, kennis over anticonceptie is ook een stukje scholing.

Mevrouw Karabulut (SP):

Eerst geboortebeperking, dan vaccineren, dan honger bestrijden, dan de rest. Zorgen dat Afrikaanse vrouwen minder kinderen krijgen. Begrijp ik nu uit deze beantwoording dat meneer Haga zijn uitspraak, deze ronkende uitspraak in de Telegraaf van maandagochtend, terugneemt? Niet meneer Haga bepaalt hoeveel kinderen Afrikaanse vrouwen krijgen, maar Afrikaanse vrouwen moeten dat in eerste instantie zelf bepalen. Neemt u afstand van die uitspraak?

De heer Van Haga (VVD):

Als het goed is, heeft u me net horen betogen dat het juist aan deze dames is om dat zelf te beslissen en dat dat precies de insteek is. Als u het amendement goed leest, is dat ook precies wat ik bedoel.

Mevrouw Karabulut (SP):

Als de heer Van Haga dat had bedoeld, dan had hij dat zo moeten zeggen. Ik vind het echt walgelijk wat u op deze manier over arme mensen in andere landen zegt. U zegt te moeten bepalen hoeveel kinderen Afrikaanse vrouwen moeten krijgen. Dat vind ik kwalijk. Ik vind dat u dat bij dezen dan ook, als u dat niet heeft bedoeld, moet terugnemen.

Ten tweede. Als ik de heer Haga zou vragen te moeten kiezen tussen eten geven aan kinderen — er gaan jaarlijks 3,1 miljoen kinderen dood aan ondervoeding — of anticonceptie aan vrouwen, kiest hij dan inderdaad voor anticonceptie en laat hij die kinderen doodgaan omdat het meer rendement oplevert?

De heer Van Haga (VVD):

Wij gaan natuurlijk niet voor andere mensen bepalen hoeveel kinderen ze krijgen. Dat bepalen ze zelf. En dat is nou precies wat wij beogen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Weerdenburg, gaat uw gang.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik miste eigenlijk een onderdeel in het betoog van de heer Van Haga. Hij heeft namelijk recent een initiatiefwet ingediend over het tegengaan van weeshuistoerisme. Ik was eigenlijk een beetje verbaasd over de vorm, want het staat vol met beslispunten die eigenlijk een verzoek zijn aan de minister om iets te doen of te regelen. Ik vroeg me af waarom u dat niet gewoon bij de begroting heeft gedaan. Volgens mij heeft u nog tijd over.

De heer Van Haga (VVD):

Deze interruptie had ik niet verwacht. Ik heb inderdaad nog tijd over. Ik vind het niet iets wat we bij de begroting zouden moeten behandelen. Er komt nog een rondetafelgesprek over. Het is net ingebracht. Het is ook niet iets dat echt veel geld kost. Het is voornamelijk iets dat het bewustzijn van mensen hier in het westen — voornamelijk in Nederland — moet vergroten. Als je energie en geld over hebt om iets goeds te doen, zal die goede bedoeling niet altijd uitmonden in een goed idee en in dit geval houd je een enorme perverse industrie in stand. Daarnaast hebben wij hier natuurlijk niet voor niets geen weeshuizen meer. Als kinderen hier wees worden, worden ze meestal opgevangen bij familie of in een pleeggezin. Dat is een veel betere oplossing. Maar het is zo schrijnend dat ik wel blij ben dat u het opbrengt. Er zitten in de wereld 8 miljoen zogenaamde wezen in weeshuizen. 6,5 miljoen daarvan zijn helemaal geen wees. Die worden gewoon geëxploiteerd. Ik wil het graag buiten deze vergadering er nog een keer met u over hebben.

De voorzitter:

U heeft het voorstel ingediend, dus dat wordt op een later moment behandeld.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ik ben het met de heer Van Haga eens en ik denk niet dat er ook maar één partij in deze Kamer is die het niet met hem eens is. Het verbaast mij gewoon dat u het verzoek niet nu aan de minister doet. We hebben haar volle aandacht de hele avond. Deze minister kennende zou ze zo drie kwart toezeggen. De rest had u met moties kunnen regelen. Ik vind het dus toch een beetje een gemiste kans.

De heer Van Haga (VVD):

Dank voor uw steun. Ik nodig u uit voor het rondetafelgesprek. Ik vind het dermate belangrijk dat het een aparte behandeling verdient. In Australië is het omgezet in een wet: de Modern Slavery Act. Soms vragen wij hier gewoon aandacht voor dingen. Als gevolg van het feit dat we hier aandacht voor hebben gevraagd, is er al veel gebeurd. Ik ben niet ontevreden, maar we gaan de minister er op een later tijdstip op bevragen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Toch nog even terug naar de anticonceptie. Het zal u niet verbazen dat ook GroenLinks hogelijk verbaasd was over uw uitleg van het amendement, over de toelichting die u erop heeft gegeven. Ik ben daardoor een beetje in verwarring geraakt. Het amendement is op zichzelf prima. Het gaat over anticonceptie, een zinnig onderwerp waarvoor wij volgens mij heel breed in deze Kamer steun hebben. Vervolgens legt u allerlei relaties die daarnet ook door anderen, onder wie mevrouw Karabulut, zijn benoemd. Kunt u nog eens wat nader duiden hoe u empowerment van meisjes en vrouwen ziet? Als je naar anticonceptie kijkt, als je naar de mogelijkheid voor meisjes en vrouwen kijkt om zelf invulling aan hun leven te geven, als je kijkt naar zelfbeschikking, kunt u dan nog eens reflecteren op de opmerkingen die u heeft gemaakt over het rendement?

De heer Van Haga (VVD):

Rendement wordt door veel mensen in de volksmond gezien als opbrengst op geïnvesteerd vermogen, maar het gaat ook over de impact. Hoeveel goeds doe je met je activiteiten? Als je op de site van Rutgers kijkt, dan zie je dat 212 miljoen meisjes in Afrika geen toegang hebben tot anticonceptie, terwijl ze dat wel willen. In het licht van die lacune kunt u mijn opmerkingen plaatsen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Maar dan toch nog iets dieper. Als u vervolgens aangeeft dat scholing in uw eigen prioritering van een mindere orde is, dan ben ik hogelijk verbaasd. Scholing en onderwijs, het empoweren van meisjes en vrouwen, maken toch juist dat ze meer gebruik kunnen maken van dat zelfbeschikkingsrecht? Als je het niet kunt invullen, als je niet voor jezelf kunt zorgen, als je totaal afhankelijk bent van een man die jou op allerlei manieren misbruikt, als je in een kindhuwelijk gevangen zit — noem alle varianten van gruwelen die meisjes in Afrika moeten ondergaan — dan is scholing toch juist ongelofelijk belangrijk om die meisjes te helpen? Dan kun je toch niet het één boven het ander stellen?

De heer Van Haga (VVD):

Mevrouw Diks, u bent het toch met mij eens dat het een groot goed is als een vrouw daar toegang heeft tot anticonceptie en vervolgens zelf kan bepalen of ze een gezin krijgt en zo ja, hoe groot haar gezin wordt? Daarna wordt de mogelijkheid tot scholing toch veel groter? Het is toch veel beter om dat in een integrale aanpak te gieten?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik gooi er toch een derde vraag tegenaan. U zegt het met een redelijk gezicht en ik heb u in de afgelopen maanden ook leren kennen — dat moet ik eerlijk zeggen — als een redelijke VVD'er met voorstellen waar ik echt positief over was.

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel!

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Het hele idee van anticonceptie en de inzet daarop is natuurlijk prima en ik denk dat daar waarschijnlijk niemand hier op tegen is. Het probleem is wel de context die u er zelf omheen hebt gecreëerd. De laatste vraag die ik daarover zou willen stellen, is: hebt u er nu spijt van dat het zo gepresenteerd is? Had u het eigenlijk anders willen presenteren? De andere vraag die ik daar nog bij heb, is: als u kijkt naar scholing voor meisjes en vrouwen, dan ziet u voorlichting over anticonceptie dus als scholing van vrouwen. Ik zie dat heel erg anders.

De heer Van Haga (VVD):

Om met dat laatste te beginnen, voorlichting over anticonceptie zien als scholing is natuurlijk wel heel boud. Dat ben ik helemaal met u eens.

De context. Nee, ik denk nog steeds dat ons verhaal staat. U heeft mijn amendement gelezen. Ik heb u de afgelopen maanden ook leren kennen als een heel redelijk mens. Als u mijn amendement leest, dan moet u toch concluderen dat het doel dat we nastreven, precies hetzelfde is?

De voorzitter:

Ik zie nog een vraag van mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Toch nog even een punt van aandacht dat mij vanavond dwars zit. Ik hoorde het al eerder op de tv en ik las het in de krant, maar nu hoor ik de heer Van Haga het vanavond weer de hele tijd hebben over "meisjes in Afrika" en "vrouwen in Afrika". Anticonceptie en de toegang daartoe, vrije keuze en toegang tot veilige abortus is wereldwijd een probleem. Dat ten eerste.

De voorzitter:

Uw vraag?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Het tweede punt. Is de heer Van Haga het met ons eens dat Afrika een continent is dat bestaat uit een heleboel landen en zullen we ophouden met Afrika te noemen alsof het één homogeen land is? Laten we de namen van de landen noemen en niet zo stigmatiseren.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk.

De heer Van Haga (VVD):

Ik weet niet of dat stigmatiseren is. Ik ben het helemaal met collega Van den Hul eens dat ieder land in Afrika anders is. Ik heb dan toevallig een paar jaar in Gabon gezeten. Iedere keer dat ik daar aankwam, kwam ik daar met een tas vol medicijnen aan. Dat was, zeg maar, tegen de klippen op roeien, want uiteindelijk sta je met lege handen en gaan er toch nog mensen dood. Het is een groot probleem en wij willen er wat aan doen. Ik denk dat we met dit amendement een goede verschuiving van geld bewerkstelligen en dat daardoor meisjes in Afrika — welke landen dat zijn, gaat de minister bepalen — inderdaad toegang krijgen tot anticonceptie. Ik denk dat we daarmee iets goeds doen en ik hoop dat u mij daarin steunt.

De voorzitter:

Dank u wel. U was al aan het eind van uw betoog?

De heer Van Haga (VVD):

Ja, ik houd er nu maar mee op.

De voorzitter:

Nee, hoor. Kijk, mevrouw Karabulut! Gaat uw gang.

Mevrouw Karabulut (SP):

De heer Van Haga ontpopt zich als een specialist Afrika en een specialist rendementsdenken. Ik wil hem daarom even dit kaartje voorhouden. Daarop staat alle rijkdom van Afrika aangegeven: heel veel grondstoffen, olie, diamant et cetera. Afrika is een heel rijk continent. De heer Van Haga sprak over transparantie en het oplossen van problemen in Afrika. Wist de heer Van Haga, weet de heer Van Haga dat er meer geld dan al het geld voor ontwikkelingshulp dat naar de Afrikaanse partnergelden gaat, via belastingontduiking weer wegvloeit uit die landen? De heer Van Haga sprak over transparantie en is hij dan ook bereid om alle belastingdeals die de VVD heeft gemaakt met grote bedrijven, onder andere met Shell, een bedrijf dat hele kwalijke praktijken heeft in deze arme landen, openbaar te maken en een einde te maken aan deze belastingontwijking? Wereldwijd zou het om 200 miljard gaan. Dan hoeven we die miljoenen van meneer Van Haga niet meer uit te delen.

De heer Van Haga (VVD):

Ja, Afrika is een heel rijk continent. Ik heb daar te lang gezeten om niet ontzettend bedroefd te zijn over hoe het zich ontwikkelt in relatie tot de rijkdommen die ze hebben. Die zouden natuurlijk totaal anders terecht moeten komen. Als alle houtkap- en oliewinsten en alle diamantopbrengsten terug waren gevloeid naar de Afrikaanse landen zelf, dan was het een heel ander verhaal. Nu is het ook wel zo dat heel veel van die Afrikaanse landen daar zelf een beetje debet aan zijn; dat is een tweede. Wij hebben het nu over de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Wij kunnen hier praten over een paar miljard. Dat is een hoop geld, maar het is voor Afrika natuurlijk uiteindelijk een druppel op de gloeiende plaat. Ik ben overigens heel blij met een gesprek dat ik een paar maanden geleden heb gehad met minister Kaag. Zij legde mij, gelukkig maar, op een hele zakelijke manier uit dat heel veel van ons geld geleveraged wordt. Het zijn dus niet alleen onze paar miljarden, maar het is een enorme hoeveelheid geld die we daarnaartoe kunnen sturen. Er is dus nog wel hoop. Maar om uw eerste vraag te beantwoorden: ik ben het met u eens dat dat natuurlijk veel beter zou kunnen en dat Afrika eigenlijk een heel rijk continent zou moeten zijn. Het verschilt nog per land natuurlijk.

Uw tweede vraag ging over de belastingdeals van Shell. Ik heb tien jaar voor Shell gewerkt, maar ik ben nooit zo hoog gekomen dat ze mij iets hebben verteld over een belastingdeal. Voor de rest hebben wij een woordvoerder Belastingen in onze fractie. Belastingdeals met Shell laat ik dus graag aan me voorbijgaan.

De voorzitter:

Uw zesde vraag, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn zesde?

De voorzitter:

Jazeker, wij turven. Het gaat per fractie.

Mevrouw Karabulut (SP):

De vierde.

De voorzitter:

Nee, nee, uw zesde vraag.

De heer Van Haga (VVD):

Volgens mij is het de achtste.

De voorzitter:

Nee, nee, nee, het is uw zesde vraag. U mag hem stellen, maar ik wijs u daarop. Uw collega had ook twee vragen.

Mevrouw Karabulut (SP):

O, zo, als fractie. Sorry, voorzitter, ik was even in verwarring. Mijn collega heeft ook vragen gesteld, inderdaad.

Voorzitter. Dit is natuurlijk geen grap. Ik ben in ieder geval blij dat de heer Van Haga erkent dat er heel veel rijkdom is, die ook het land uitvloeit door grote multinationals, en dat Afrika, als het die rijkdom zou behouden en als bijvoorbeeld belastingontwijking aangepakt zou worden, de armoede zou kunnen bestrijden. Maar mijn vraag over Shell en andere grote multinationals is wel heel erg serieus, want de Nederlandse belastingbetaler loopt ook nog eens 150 miljard aan belastinginkomsten mis. De minister-president heeft alle contacten met Shell en andere grote multinationals. Het zou dus mooi zijn als de heer Van Haga hier vanavond in ieder geval zegt: oké, dat is inderdaad een manier om de ongelijkheid te bestrijden; laten we daar transparant in zijn. Hij bepleit immers transparantie voor al die ngo's. Ik zeg: nou, laten we multinationals daar ook onder scharen.

De heer Van Haga (VVD):

Goeie vraag. Ik weet niet of al het geld de Afrikaanse landen uitvloeit door multinationals. Mijn ervaring is dat verschillende dictators daar ook een behoorlijke rol in spelen en het ook niet altijd even goed voorhebben met hun onderdanen. Ik heb in de tijd dat ik er zat ook een groot verschil gemerkt tussen Nederlandse bedrijven en bedrijven uit andere landen; neem een land als China. Ik kan u op een briefje geven dat een land in Afrika veel blijer mag zijn met een bedrijf uit Nederland dan met een Chinees bedrijf, zoals SinoPac, dat echt als een sprinkhanenplaag door een land gaat. Daarmee zijn de mensen in zo'n land nog veel erger af. We mogen dus ook wel een beetje trots zijn op onze eigen bedrijven. De vraag ging over Shell. Daarop heb ik al een antwoord gegeven. Ik voel me echt niet vrij om iets over Shell te zeggen.

De voorzitter:

Dank u wel. U was aan het einde van uw betoog. Dan geef ik nu graag mevrouw Diks het woord. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Wat GroenLinks betreft gebruiken we de bespreking van de begroting vandaag om de strijd voor betere vrouwenrechten over de wereld een nieuwe impuls te geven. Vrouwen hebben op deze wereld nog altijd een verre van gelijke positie met mannen. Dat is niet alleen een groot onrecht, maar ook een ongelofelijke domheid, die we als mensheid de komende eeuw recht moeten gaan zetten. Vrouwen hebben de wereld ontzettend veel te bieden. Het is een onaangeboord vat vol creativiteit, liefde en productiviteit. Maar dan heb ik het nog niet over het onrecht dat vrouwen wereldwijd wordt aangedaan.

Voorzitter. In oktober bezocht ik namens het Meerpartijeninitiatief Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, SRGR — zo zal ik het voortaan afkorten — de internationale SRGR-conferentie in Ottawa. Naast allerlei andere zinnige onderwerpen ben ik daar bijgepraat over de gruwelijke en levenslange gevolgen van meisjesbesnijdenis, of beter gezegd, genitale verminking. Meisjesbesnijdenis is een barbaarse martelpraktijk, bedoeld om vrouwen te onderdrukken en tot handelswaar te bestempelen. Het berooft vrouwen van seksueel genot, kan een leven lang leiden tot gezondheidsproblemen en sociale uitsluiting en brengt het risico op zeer gevaarlijke zwangerschappen met zich mee, om van de bevalling nog maar niet te spreken. Verminkte meisjes vallen ook nog eens vaak uit op school, omdat ze direct kunnen worden uitgehuwelijkt.

Vanwege al deze, ook culturele, effecten, is dit een zeer complexe zaak. Wereldwijd zijn momenteel meer dan 200 miljoen meisjes besneden. In 2013 raamde de UNHCR dat aantal vrouwen en meisjes nog op 125 miljoen. De cijfers zijn natuurlijk een schatting, omdat veel daders en slachtoffers de verminking verborgen willen houden, maar het staat als een paal boven water dat deze martelpraktijk helaas niet minder wordt, maar steeds meer toeneemt.

Voorzitter. Meisjesbesnijdenis moet uitgebannen worden. Ook al zijn we een klein land, onze daden benne groot. Laat dat ook zo zijn wanneer het gaat om de strijd tegen meisjesbesnijdenis. Ik heb daarom namens het MPI, het Meerpartijeninitiatief met de Partij voor de Dieren, Partij van de Arbeid, D66, ChristenUnie, VVD, CDA en SP een amendement ingediend om 2 miljoen vrij te maken voor de aanpak van genitale verminking van vrouwen en meisjes (35000-XVII, stuk nr. 23). In Tanzania zijn bijvoorbeeld twee zogenoemde safe houses opgericht waar meisjes terechtkunnen als ze aan genitale verminking willen ontsnappen. Een ander voorbeeld is Kenia, waar op initiatief van een gevluchte Masaivrouw een project is gestart voor een safe house waar gevluchte meisjes rust, veiligheid en zorg kunnen krijgen en ze vervolgens onderwijs en coaching krijgen om aan hun toekomst te werken. Dat zijn prachtige initiatieven, die navolging verdienen.

Voorzitter. Meisjes- en vrouwenrechten krijgen in deze periode in de Kamer gelukkig veel aandacht. Er zijn verschillende amendementen op SRGR ingediend. Graag roep ik de minister op om de uitwerking hiervan te bundelen in een actieprogramma SRGR. Dan versmelten we een integrale en toekomstgerichte aanpak met aandacht en geld voor het breed gedragen thema van SRGR. Wat vindt de minister van dit idee? Graag een reactie.

Voorzitter. Ook het gunnen van landrechten aan vrouwen brengt de emancipatie en economische ontwikkeling van vrouwen grote stappen vooruit. In veel Afrikaanse landen en in Zuidoost Azië ligt het percentage vrouwelijke grondbezitters nog onder de 20%. Landbezit door vrouwen vergroot hun economische zelfstandigheid, hun invloed en hun rechten. In haar beleidsnota schreef de minister terecht dat een innovatieve aanpak van landrechten essentieel is voor het behalen van ten minste de helft van de Sustainable Development Goals en de klimaatdoelstellingen van Parijs. Ik begrijp dat er momenteel op het ministerie wordt nagedacht over een nieuwe land governance faciliteit. Dat klinkt als een mogelijk nuttige toevoeging aan de landrechtenagenda van de minister, zeker als deze ook expliciet aandacht geeft aan landrechten voor vrouwen. Goede voorbeelden hiervan zien we al in Senegal en Kenia. Kan de minister iets zeggen over de plannen voor deze nieuwe land governance faciliteit en vooral over hoe de Kamer hierover kan meedenken? Graag een reactie.

Ook de beschikbaarheid van veilige en schone sanitatie, dus toiletten, douches, drinkwater, gaat nog veel te weinig de goede kant op. Wereldwijd beschikken nu 4,5 miljard mensen nog niet over veilige sanitatie, waardoor ziektes als cholera, dysenterie en tyfus de kans krijgen om te floreren, met al het menselijk leed dat daarbij komt. De minister wil met haar beleidsnota voor 2020 12 miljoen extra mensen van veilige sanitatie voorzien. Maar als de huidige trends niet worden doorbroken, lijken we dat niet te gaan halen. Ziet de minister dat risico ook? Is zij bereid om met een doorgerekende agenda te komen om het doel voor 2020 alsnog te halen? Graag een reactie.

Voorzitter. Naast klimaatfinanciering moeten we ook bedrijven en handel in de gaten houden, of dat wat we doen wel strookt met onze klimaatambities. Met onderdelen van het internationale handelsbeleid zijn we immers nog altijd hard bezig om onze nationale inzet op klimaat teniet te doen. Uit de Monitor Brede Welvaart blijkt immers dat Nederland van alle Europese landen de grootste invoerder van fossiele-energiedragers is, met name uit de minst ontwikkelde landen. Het recente rapport van de Verenigde Naties over de CO2-uitstoot toont andermaal aan dat we echt niet op hetzelfde pad door kunnen gaan. Het point of no return, van feitelijke onomkeerbaarheid van klimaatverandering, is al op afzienbare tijd. De minister heeft zojuist — gisteren was het, geloof ik — de brief over het Klimaatfonds gestuurd. Daarin staat dat zij ervoor kiest om het fonds via een tender aan één partij te gunnen, die voor de uitwerking conform een aantal uitgangspunten zal zorgen. Hoe zorgt zij er via deze methode voor dat de gevolgen van klimaatverandering voor kwetsbare vrouwen wereldwijd, voor meisjes en vrouwen, voor flora en fauna, enzovoort, enzovoort op de juiste wijze worden aangevlogen? En ook hier: hoe worden de maatschappelijke organisaties en de Kamer er voldoende bij betrokken? Hoe denkt de minister in dat verband over mondiale ecosystemen, de aantasting van mondiale ecosystemen en het beheer ervan? Hoe zorgen we ervoor dat we wereldwijd tot een meer integrale aanpak komen? Zoals gezegd heeft bij het klimaat alles met alles te maken. Graag een reactie.

Als het over ontwikkelingssamenwerking gaat, hebben we het ook over onderwerpen als SRGR, landrechten, sanitatie, vrouwenrechten, klimaatadaptatie enzovoort. Het is cruciaal om te erkennen dat het een niet los gezien kan worden van het ander. Je kunt meisjes en vrouwen wel beschermen tegen genitale verminking, maar zonder onderwijs en werk komen ze niet vooruit en hebben ze nauwelijks perspectieven. We hadden het er straks ook al even over.

De beleidscoherentie die we moeten aanbrengen, beperkt zich ook niet alleen tot de portefeuille van deze minister. Ik geef een paar voorbeelden. In Somalië gaat het na lange tijd weer iets beter. Daar heeft Nederland op allerlei manieren actief aan bijgedragen. De economie in Somalië zou nu zeer gebaat zijn bij meer buitenlandse investeringen. Maar bedrijven kijken bij het inventariseren van hun opties natuurlijk ook naar zaken als het reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat is momenteel voor heel Somalië negatief. In sommige gebieden is de veiligheid echter sterk verbeterd. Kan de minister met haar collega Blok bezien of het advies geactualiseerd kan worden, zodat de economische ontwikkelingen en investeringen weer op gang kunnen komen?

Een ander voorbeeld is de Africa In Motion Foundation, een bedrijf dat investeerders in Afrika in contact brengt met maatschappelijke organisaties, om zo in de lokale economieën nieuwe kansen voor werkgelegenheid te creëren. Kortom, het zou het Nederlandse bedrijfsleven steunen als we in de buitenlandse handelspolitiek meer verbinding en samenwerking met mensen uit de diaspora zoeken. Hoe ziet de minister dat? Wat is er van de motie-Smaling terechtgekomen, die ook samenwerking met groepen in de diaspora beoogde?

Een ander voorbeeld is de participatie van Nederlandse bedrijven bij de grootschalige kap van het Amazonewoud ten bate van de sojacorridor in Brazilië. De Nederlandse diplomatieke post heeft bedrijven daarbij actief ondersteund met leuke folders en mooie themamiddagen over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat neemt niet weg dat in projecten waarin Nederlandse bedrijven actief zijn op grote schaal regenwoud wordt gekapt, milieu wordt verontreinigd en mensen- en natuurrechten worden geschonden. Kortom, er is beleidsincoherentie. Is de minister bereid om samen met haar collega Blok aan alle diplomatieke posten helder te communiceren dat er geen ondersteuning meer verleend mag worden aan de activiteiten van bedrijven die grootschalige houtkap in de regenwouden faciliteren? En kunnen wij bij handelsmissies voortaan een plek vrijmaken voor maatschappelijke organisaties die het kabinet kunnen helpen om de agenda in te richten op het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen?

Voorzitter. Handelsbevordering en handel drijven zijn goed, zo lang het gaat om duurzame en eerlijke handel, waarvan niet alleen Nederland maar ook de rest van de wereld beter wordt, of op zijn minst niet slechter. Dat betekent dat we bij handelsmissies voortaan duidelijk moeten maken dat Nederlandse duurzame en eerlijke investeringen pas echt op gang komen als de ontvangende landen de juiste randvoorwaarden scheppen. Dat is ook waarom ik eerder vandaag een motie heb ingediend om de minister-president aan te sporen zijn gesprek met president Duque van Colombia te gebruiken om dat helder te maken. Nederlandse bedrijven willen misschien wel, maar het moet hen door de ontvangende landen ook mogelijk gemaakt worden. Zo kunnen we het Nederlandse bedrijfsleven beter op de kaart zetten, maar nu wel op een duurzame en eerlijke manier.

Dank u wel.

De voorzitter:

Er zijn nog een aantal vragen, dus u krijgt nog wat reservetijd. Allereerst de heer Van Haga. Gaat uw gang.

De heer Van Haga (VVD):

Ik sluit aan op de randvoorwaarden die landen moeten creëren om Nederlandse bedrijven te ontvangen. Het is me niet helemaal duidelijk wat u daarmee bedoelt.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Als je van het goede in de mens uitgaat — dat doe ik in de meeste gevallen — dan zou je veronderstellen dat op grond van het Nederlandse beleid, de Nederlandse overheid verwacht dat het Nederlandse bedrijfsleven internationaal maatschappelijk verantwoord onderneemt, dus de OESO-richtlijnen uitvoert en de UN guiding principles als drager voor zijn beleid neemt. Die bedrijven gaan naar buitenlanden, in dit geval bijvoorbeeld Colombia of Brazilië, en komen in een — hoe zeg ik dat vriendelijk? — verrot systeem terecht waar corruptie is, waar belastingontwijking is, waar vriendjespolitiek is en waar gruwelijke schendingen voorkomen. Dan is het voor zo'n Nederlands bedrijf natuurlijk heel erg lastig om te zeggen: ik doe niet mee. Want als je niet meedoet, dan komt er gewoon een bedrijf uit een ander land. Daar heb ik dus wel begrip voor. Ik snap dat het gebeurt. Daarom moeten wij die andere landen juist helpen om daar de boel op orde te krijgen, om het geheel op te tillen.

De heer Van Haga (VVD):

Dan ben ik toch heel erg benieuwd hoe dat dan gaat gebeuren.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Nou ja, zo'n voorbeeld ...

De voorzitter:

Mevrouw Diks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

O, pardon. Zo'n voorbeeld als Colombia. Dat vond ik het interessante van de motie. Minister-president Rutte praat dan natuurlijk met de president van Colombia. In principe zitten daar twee mensen aan tafel, maar het is in dat gesprek natuurlijk helder dat als Rutte praat, daar de handelsmacht en -kracht van Nederland achter zit. Dat betekent dat je een hefboom hebt om anderen te stimuleren — laat ik het vriendelijk formuleren — om het goede te gaan doen. Dat was dus mijn punt van de motie. Als je dat ter discussie gaat stellen met een land als Colombia — er zijn nog tientallen andere landen te noemen waar het ook nog niet goed gaat — en als je aangeeft dat het handeldrijven voor Nederlandse bedrijven echt een stuk lastiger wordt als ze daar niks aan corruptie, schendingen enzovoort doen, dan zou je waarschijnlijk wat los kunnen trekken. Dat was eigenlijk de gedachte achter de motie die ik vanavond had ingediend.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Een heel mooi verhaal van mijn collega van GroenLinks. Ik denk dat mevrouw Diks een aantal onderwerpen aansnijdt die ikzelf ook heel belangrijk vind. Ik heb daarom een hele eenvoudige vraag aan mijn collega van GroenLinks. Kunt u mij vertellen hoeveel geld u vrijgemaakt hebt in uw eigen tegenbegroting voor OS?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

In onze ...

De voorzitter:

Mevrouw Diks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Excuus, voorzitter. Dat is niet aardig van mij. In onze tegenbegroting hebben wij het kabinetsgeld aangehouden. Dus wij hebben het geld aangehouden dat het kabinet had geraamd.

De heer Bouali (D66):

Klopt het niet dat GroenLinks geen extra geld heeft vrijgemaakt? U somt heel veel onderwerpen op die u heel belangrijk vindt. Voor zover ik weet hebt u geen extra geld en geen extra middelen vrijgemaakt.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Nee, ik zeg u toch ook net dat we dat niet hebben gedaan? Ja, dat kan. Ik zat even te denken: gaan we dit pad op? Ja, dat gaan we dan maar wel. U heeft wel extra geld in het kabinetsbeleid ingeruimd voor bijvoorbeeld migratie. Een heel groot deel van het extra geld dat u in het kabinet heeft geregeld, gaat op aan zaken omtrent migratie. Laat ik het zo ruim zeggen, want zo ruim wordt het door het kabinet ook uitgelegd. De grensbewaking en allerhande wordt daaruit betaald. Deze discussie hebben we natuurlijk al een keer gehad. Het bezwaar dat ik daartegen heb, is dat als je kijkt naar het ontwikkelen van maatschappijen, van groepen die nu echt nog achterlopen, het kabinet op het verkeerde punt insteekt van deze discussie. Elke euro die je weghaalt bij ontwikkelingshulp zorgt in mijn beleving ervoor dat er misschien meer mensen op drift raken, dat er meer onrust is, dat er meer chaos is. Ik heb de vorige keer gesteld: zo wordt het een slang die in zijn eigen staart bijt. Wat je beoogt te voorkomen, organiseer je met je eigen beleid.

De voorzitter:

Dank u wel. De bedoeling van een interruptie is een korte vraag, maar het antwoord mag ook iets korter en bondiger. De heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Ik zal het inderdaad kort houden. U had het over in uw eigen staart bijten. Inderdaad, u hebt geen extra geld, dus dat is een goede constatering. Er komt inderdaad extra geld vrij. Er gaan hele grote sommen naar onderwijs, opvang in de regio, vluchtelingen en klimaat en er gaat inderdaad een heel klein deeltje naar migratie.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dan zou het kunnen zijn dat wij een andere inschatting hebben bij het woord "klein", want wij vinden wel dat een te groot deel van deze begroting naar migratie gaat. Ik heb u net uitgelegd hoe wij denken dat het in elkaar steekt. Daarover verschillen we gewoon van mening. Dat hebben we nu al twee keer geconstateerd.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. U was aan het einde van uw betoog. Dan geef ik nu graag mevrouw Kuik het woord. Mevrouw Kuik spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Ben ik mijn broeders hoeder? Het mondiale politieke klimaat is steeds meer "eigen land first" en gericht op het optrekken van een denkbeeldige muur, maar armoede, conflict, klimaat, terreur, bevolkingsgroei en irreguliere migratie hangen wel allemaal met elkaar samen. Mensenhandel, ziektes en gevolgen van klimaatveranderingen, ze houden niet op bij de grens. Dus niet alleen moreel gezien zouden we betrokken moeten zijn, maar we zijn het ook feitelijk. De wereld staat in verbinding. Het is van belang om op verschillende niveaus de grondoorzaken van het lijden van mensen en het vluchten aan te pakken, iets wat deze minister ook vorm heeft gegeven in haar beleid en in deze begroting.

Al jaren is een recordaantal mensen op de vlucht. 40 miljoen vluchtelingen verblijven in eigen land en 80% in buurlanden. Opvang in de regio gebeurt dus op grote schaal. Zo is in Libanon een op de zes bewoners vluchteling. Dit kabinet zet zich in voor het verbeteren van opvang in de regio. Een van de focuslanden is daarom ook Libanon. Als je je realiseert dat vluchtelingen gemiddeld zeventien jaar onderweg zijn, weg hun vertrouwde omgeving, weet je dat voorzieningen in de regio, een veilige leefomgeving, gezondheidszorg, onderwijs en werk cruciaal zijn om een toekomst op te bouwen. Het CDA vindt het belangrijk dat de minister de toegang tot onderwijs in vluchtelingenkampen en ook in de regio zelf intensiveert. Daarbij moet ook nadrukkelijk aandacht zijn voor de lokale bevolking, die in landen als Libanon en Jordanië in de verdrukking komt door de grote aantallen vluchtelingen. Het CDA wil daar dan ook een grotere rol van de EU. Wil de minister hierop ingaan?

Samen met de ChristenUnie heb ik een motie ingediend om het ARC Fund, Addressing the Root Causes of Migration, te verhogen. We willen toegang tot beroepsonderwijs en werk voor jongeren bevorderen. Er zal hiervoor een nieuw fonds worden ingericht, het Challenge Fund for Youth Employment. Voor het CDA is het van belang dat dit fonds een permanent karakter krijgt en dat we jongeren voorrang geven in het bieden van toekomst in eigen land. Kan de minister de doelen van dit fonds uiteenzetten? Dan kom ik bij de positie van het maatschappelijk middenveld. We signaleren dat de ruimte voor het maatschappelijk middenveld onder druk staat, terwijl hun betrokkenheid belangrijk is voor duurzame ontwikkelingen. Hoe wil de minister dit borgen?

Ik wil ook aandacht voor onze samenleving. Ziet de minister ook dat er een OS-bubbel is en is ze van plan Nederlanders hierbij te betrekken en daarmee het maatschappelijk bewustzijn te vergroten? Het CDA denkt bijvoorbeeld aan het realiseren van betrokkenheid door onze vakkennis van het mbo te delen en daarmee de jongeren te betrekken bij ontwikkelingssamenwerking. Wij gebruiken vaak vakjargon als SDG's en gendergelijkheid, maar vraag op straat eens wat dit inhoudt. Gendergelijkheid, dan hebben we het niet over onzin als genderneutrale toiletten. Dat gaat om wezenlijke zaken als veiligheid, verkracht worden door bendes en dan thuis verstoten worden. Het zijn vrouwen en meisjes die het meest kwetsbaar zijn in conflicten. Ik denk ook aan mensen met een beperking, die vaak niet eens basishulp krijgen. Hierover heb ik ook een motie ingediend tijdens het debat over de beleidsnota. Waar zie ik extra aandacht voor mensen met een beperking terug in de begroting? Zijn er bijvoorbeeld een aantal specifieke programma's voor inclusiecriteria in 2019?

Opvang in de regio moet betekenen een veilige leefomgeving voor vrouwen en meisjes. In vluchtelingenkampen moeten meisjes en aparte afgesloten gedeelten overnachten om veilig te kunnen zijn. Ik wil extra aandacht vragen voor het bestrijden van seksuele uitbuiting en prostitutie onder vluchtelingen. Hoe staat het met de uitvoering van de motie die het CDA hierover heeft ingediend? Dan de toenemende berichten over sekstoerisme, waarbij op grote schaal kinderen worden misbruikt. Er zijn kindhuwelijken en er verdwijnen vluchtelingenkinderen uit kampen uit Italië en Griekenland. Ze schreeuwen om actie. Ik wil de minister daarom vragen om een actieplan op te stellen voor het effectiever aanpakken van kindermisbruik.

Ten slotte over dit onderwerp. Nog steeds gaan 80 miljoen meisjes in de wereld niet naar school. Meisjes die een opleiding hebben gevolgd, vinden daarna beter betaald werk, trouwen later en krijgen minder kinderen dan meisjes die niet naar school zijn gegaan. Hun kinderen zijn gezonder en beter gevoed, waardoor de kindersterfte daalt. Scholing aan meisjes is dus allerminst een decadente besteding.

Ik kom aan bij het Klimaatfonds. Het nieuw opgerichte Klimaatfonds heeft als doel de gevolgen van klimaatverandering aan te pakken. Het CDA is van mening dat we de 40 miljoen in het fonds vooral ook moeten gebruiken om de expertise van Nederland in te zetten. Is dat ook de inzet van de minister? Kan de minister deze focus nog aanleggen in het Klimaatfonds?

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ik hoorde mevrouw Kuik zeggen dat ze de gevolgen van klimaatverandering wil aanpakken. Door die klimaatverandering regent het al vijftien jaar lang méér in de Sahel dan in de 40 jaar daarvoor. Dus de klimaatverandering zorgt voor een enorme vergroening, juist in de regio waar ze het zo moeilijk hebben. Dus waarom zou je dat tegen willen gaan, vraag ik mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Daarentegen zijn er natuurlijk ook allemaal heftige gevolgen voor gebieden, waar overstromingen plaatsvinden en er juist wel droogte is. Ik ben wel benieuwd hoe de PVV daartegen aankijkt. Wij zien wel de gevolgen van klimaatveranderingen, waardoor oogsten mislukken, waardoor hele bevolkingsgroepen op drift raken en vluchten. Dus ik zie klimaatverandering wel als een probleem. Ik zie ook dat die gevolgen over landsgrenzen heengaan.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dat was geen antwoord op mijn vraag. In de Sahel zorgt de klimaatverandering juist voor vergroening, grotere oogsten en toename van veestapels. Waarom zouden we dat tegengaan? Dat is toch juist goed?

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik kan die effecten ook niet zomaar een-twee-drie tegengaan. Laat ik daar helder over zijn. Maar we zien wel dat klimaatveranderingen ernstige gevolgen hebben, waardoor hele volksstammen op drift raken. Natuurlijk kan het gebeuren dat het ergens anders meer regent en dat het op dat punt voordelig is, maar overall gezien heeft het natuurlijk hele grote gevolgen voor een heel groot gebied. Uiteindelijk gaat dat dus ons allemaal raken.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik ga niet deze vraag stellen, denk ik. Had u ook niet verwacht, denk ik, hè?

Mevrouw Kuik (CDA):

Nee.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik was even benieuwd, want u was aan het eind van uw Klimaatfondsstukje. Ik heb zelf gevraagd aan de minister hoe zij ernaar kijkt dat het Klimaatfonds nu in één tender wordt neergelegd bij één uitvoerende partij. Puur uit nieuwsgierigheid: hoe kijkt het CDA daarnaar?

Mevrouw Kuik (CDA):

Wij vinden het wel belangrijk dat we ook de Nederlandse expertise kunnen meenemen daarin. Dus vandaar ook de vraag aan de minister om daar toch even iets meer toelichting op te geven.

Voorzitter. Ik ben teringambassadeur. Ik wil tuberculose uitroeien. Tering, ofwel tuberculose, klinkt in onze oren misschien grof. Ik gebruik met opzet deze woordkeuze, omdat het bloedserieuze aandacht vraagt. Het is met 1,7 miljoen sterfgevallen de meest dodelijke infectieziekte wereldwijd. Resistentie van tbc vormt een grote bedreiging voor de mondiale gezondheid, en ziektes houden niet op aan de grens. Er is sprake van een opmaat aan gevallen in Europa. Nederland speelt een belangrijke rol in de bestrijding van tbc in de wereld. Als eerste aanzet heb ik daarom een amendement ingediend om nieuwe, succesvolle, door Nederland ontwikkelde diagnostiek via het WHO te verspreiden. Ik vraag de minister extra aandacht voor tbc te hebben wanneer zij spreekt over gezondheidskwesties.

Ziektes als tbc houden niet op bij de grens, maar dat doen kansen als handel en innovatie ook niet. Daarover nu mijn collega Amhaouch.

De voorzitter:

Dank u wel, maar ik zie nog een vraag van de heer Van Haga.

De heer Van Haga (VVD):

Uw amendement over tbc is natuurlijk prachtig. Dat steunen wij ook. U noemt het een téringmotie. Ik vind dat eigenlijk wel leuk, want u gebruikt hele grote woorden om het een beetje kracht bij te zetten. Vindt u dat het extra effect heeft, extra aandacht krijgt of juist ten goede komt aan uw amendement, als u die term gebruikt? Ik vind dat wel.

Mevrouw Kuik (CDA):

Nou ja, je moet even wat opschudding veroorzaken om de aandacht te krijgen. Dit is de meest dodelijke infectieziekte, maar een heleboel mensen weten dat niet. Op deze manier krijgen we daar meer aandacht voor, dus wat dat betreft lijkt me dat goed voor het doel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb met een groot gevoel van instemming geluisterd naar de bijdrage van mevrouw Kuik. Ik ben het met haar eens dat we moeten doen wat we kunnen, om te helpen. De Partij voor de Dieren wil een wat hoger budget voor ontwikkelingssamenwerking, maar soit. Voordat we overstappen naar de bijdrage van de heer Amhaouch, ook van de CDA-fractie, wil ik weten of de CDA-fractie als geheel wel erkent dat er twee componenten zijn. Welke ellende zien we en wat kunnen we doen om te helpen? En dat moeten we ook doen. En, wat doen we zelf? Hoe draagt onze manier van leven bij aan de verslechtering van de situatie van heel veel mensen in de wereld? Ik vraag me af hoe dat debat gaat binnen de CDA-fractie. We richten zo veel schade aan door de manier waarop we hier leven, dat alle goede initiatieven die mevrouw Kuik hier noemt die niet kunnen oplossen. Hoe gaat dat binnen het CDA?

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik ga u niet uitnodigen bij onze fractievergadering. Dat lijkt me iets te ver gaan. Het zijn twee componenten. Ik heb in de inleiding aangegeven dat er hele erge dingen gebeuren op de wereld, waarop wij betrokken moeten zijn om er oplossingen voor te bieden. Maar er zijn ook kansen — de heer Amhaouch zal daar straks op ingaan — waarvoor wij onze verantwoording nemen om op een goede verantwoorde manier handel te bedrijven, om te kijken hoe we ontwikkeling en innovatie een stap verder kunnen brengen in landen waar het niet goed gaat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil niet onaardig doen, hoor, want ik mag de heer Amhaouch ook heel graag, maar ik zie toch — dat geldt zeker niet alleen maar voor het CDA — een begroting en een aantal partijen met twee gezichten: wel willen helpen — ik ben daar heel blij mee, want er zijn ook partijen die helemaal niet willen helpen — maar niet zichzelf willen veranderen. Leo Tolstoj zei: iedereen wil de wereld veranderen, maar niemand wil zichzelf veranderen. Ik denk dat onszelf veranderen dé uitdaging is; dat we ervoor zorgen dat we het niet nog moeilijker maken voor mensen in gebieden die het toch al niet zo makkelijk hebben. Ik wil u vragen de heer Amhaouch aan te moedigen dat vooral mee te nemen in zijn deel van de bijdrage van de CDA-fractie.

Mevrouw Kuik (CDA):

Nou, ik laat de heer Amhaouch zijn eigen tekst. Maar we hebben een debat gehad over bijvoorbeeld de seksuele misstanden die plaatsvinden doordat wij hulp bieden. Wij hebben gezegd dat wij er wel voor moeten zorgen dat het op een goede manier wordt vormgegeven. Dat behoeft aandacht, daar moeten we beter in worden en die dingen zouden niet voor moeten komen. Het is zeker een punt waar we met z'n allen als Kamer op inzetten.

De heer Kuzu (DENK):

Mevrouw Kuik heeft inderdaad een aantal krachttermen gebruikt in haar bijdrage. De heer Van Haga zei wat hij ervan vond. Ik stel mevrouw Kuik de vraag wat zij vindt van het voorstel van de heer Van Haga dat vol stond met krachttermen. Wat is de opvatting van het CDA over het voorstel van de heer Van Haga?

Mevrouw Kuik (CDA):

Dan moet de heer Kuzu mij wel even helpen door te zeggen over welk voorstel we het dan hebben. Ik ga niet de hele woordvoering van de heer Van Haga analyseren. Dat ben ik niet van plan.

De heer Kuzu (DENK):

Vraagt mevrouw Kuik werkelijk over welk voorstel van de heer Van Haga het gaat? Ik zal haar helpen. Het gaat over het voorstel waarmee hij afgelopen maandag bij Pauw zat over het rendementsdenken in ontwikkelingssamenwerking. Hij stelde dat we het geld moeten gaan inzetten voor geboortebeperking en dat we al die andere dingen die we doen voor ontwikkelingssamenwerking lager moeten prioriteren. U weet denk ik heel goed waar dat over ging.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank voor de toelichting. De heer Kuzu heeft ook kunnen zien dat er een amendement is ingediend door D66 en het CDA met daarbij de strekking van hoe wij daar in staan. Namelijk dat het gaat om eigenwaarde, keuzevrijheid en mensenrechten. De uitleg die de heer Van Haga heeft gegeven bij Pauw en in De Telegraaf staat haaks op hoe het CDA ertegen aankijkt. Vandaar dat wij daar met een amendement op hebben gereageerd.

De voorzitter:

Dank u wel. U was aan het einde van uw betoog, had u aangegeven. Dus ik geef voor zijn bijdrage graag het woord aan de heer Amhaouch, wederom namens het CDA. Gaat uw gang.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Het CDA spreekt met twee gezichten. Dat kun je op verschillende manieren interpreteren, maar we proberen wel met one voice te spreken.

Voorzitter. Handelsrelaties en multilaterale verhoudingen veranderen. Vooral de veranderde verhouding van de VS dwingt ons om keuzes te maken en initiatief te nemen. Aan de andere kant zijn er investeringen van China in de Europese economie en infrastructuur die gevolgen hebben voor de weerbaarheid van onze economie. Daarnaast verandert digitalisering de markten en verkleint die de wereld. Deze ontwikkelingen bieden de Nederlandse economie kansen en risico's, die goed in kaart gebracht moeten worden en op basis waarvan beleid aangepast kan worden. Kan een dergelijke risicoanalyse deel uitmaken van de Voorjaarsnota, zodat we daar gebruik van kunnen maken volgend jaar bij de begroting?

Het CDA staat voor eerlijke handel, eerlijke vrijhandel. Door het sluiten van handelsverdragen kunnen we onze eigen hoge standaarden aan de wereld uitdragen. Het is daarnaast van belang dat de relatie tussen Europa en Afrika verdiept wordt. Er schuilt een groot economisch potentieel in de connectiviteit van de Europese en Afrikaanse markt. Afrika, waarvan grote delen Frans- en Engelstalig zijn, is door de historie sterk verbonden met verschillende Europese landen. Door de Afrikaanse markt aan de Europese markt te verbinden zal de Afrikaanse economie verbeteren en versterken we de Europese concurrentiepositie ten opzichte van China.

China legt een spoorlijn van Peking naar Düsseldorf. Europa moet zich inzetten voor een aaneensluitende infrastructuur tussen Amsterdam en Kaapstad. Nederland, met een sterke positie op innovatie, moet daarom de voorstellen van de Europese Commissie en Duitsland steunen en actief gaan bijdragen aan de ontwikkeling van een sterk, economisch, gelijkwaardig partnerschap tussen Europa en Afrika. Graag een reactie van de minister op de vraag welke kansen er voor Nederland liggen in een economisch partnership tussen Europa en Afrika. Welke stappen worden hierop gemaakt?

Voorzitter. Gesloten handelsverdragen moeten breder uitgedragen en -gemeten worden om onze bedrijven er meer van te laten profiteren. Het postennetwerk moet versterkt worden met economische attachés. Economische diplomatie is een belangrijk sleutelbegrip voor het CDA. Naast de effectieve inzet van middelen is het intensiveren van economische en diplomatieke betrekkingen een belangrijk speerpunt. In een veranderende geopolitiek kan dit voor een klein land als Nederland een succesfactor zijn. Hierover heeft het CDA al een motie ingediend.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De collega van de heer Amhaouch hoorden wij net over het belang van het maatschappelijk middenveld. Dat thema ligt ons, zoals u weet, ook na aan het hart. Wij hebben een amendement ingediend dat vraagt om een versterking van de imvo-diplomatie, om het maatschappelijk middenveld te versterken in landen waar wij de handelsrelatie intensiveren en om dat gepaard te laten gaan, hand in hand te laten gaan, ook met die twee gezichten, met een sterk imvo-beleid, ook vanuit onze posten. Ik ben heel benieuwd hoe de heer Amhaouch en het CDA daarnaar kijken.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik kom daar zo op terug in mijn inbreng onder het kopje imvo. Kunt u daar even op wachten? Ik kan dat ook nu doen, maar ik verwijs liever daarnaar door. Ik kom daar uitgebreid op terug. Misschien mag mevrouw Van den Hul die vraag dan nog een keer stellen.

De voorzitter:

Ja. Gaat u verder.

De heer Amhaouch (CDA):

Uit de begroting moet duidelijk blijken hoe de minister het handelsbeleid kan intensiveren wanneer dat meer economische winst oplevert, daarbij rekening houdend met economische kansen om maatschappelijke opgaven wereldwijd te realiseren. De inzet van mens en middelen moet dan flexibeler worden, zodat gereageerd kan worden op kansen binnen verschillende markten. De initiatieven van de minister en haar ministerie op handel zijn goed maar moeten scherper. De wereld is in beweging en vergt schaken op verschillende borden. Graag een reactie van de minister.

De minister zet ook in op een grotere focus op mogelijkheden voor internationalisering van het mkb. Het gaat dan vooral om informatievoorziening en ondersteuning van het kleinbedrijf om toegang te krijgen tot markten. Het CDA wil graag de toezegging van de minister dat de ondersteuning van het mkb per regio in Nederland wordt georganiseerd.

Dan het inzetten van handel als middel om OS-doelen te bereiken. Het CDA is ervan overtuigd dat de inzet op eerlijke handel en bedrijvigheid steeds meer impact heeft dan de traditionele hulp. Landen ontwikkelen zich en de vraag naar handel en bedrijvigheid wordt steeds groter. Nederland heeft op veel gebieden uitmuntende expertise en een sterk ecosysteem. Deze moeten ingezet worden om de markten te openen en te verbinden. Het bieden van economisch perspectief heeft vaak met praktische mogelijkheden te maken, zoals het ondersteunen van jongereninitiatieven, het gebruik van nieuwe technologieën als internetbankieren of toegang tot verzekeringen. Hoe kan de minister dergelijke ondersteuning verbeteren?

Dan de start-ups. Tijdens een werkbezoek van de commissie BuHa-OS hebben we afgelopen jaar bij Berytech Agrytech in Beiroet, Libanon de Smart Agri-Food Innovation Hub bezocht. Ik was zeer onder de indruk. Naast de meetbare impact van het programma geeft het hoop en energie aan veelbelovende jongeren met goede en slimme ideeën. Het programma is bekend bij alle universiteiten in Libanon en doet veel aan outreach via evenementen en social media. Verder zijn er sterke verbindingen gemaakt met Nederlandse ecosystemen als de Wageningen Universiteit en Foodvalley. Voor een periode van drie jaar, van 2017 tot 2019, heeft Nederland 3 miljoen euro uitgetrokken voor het agriprogramma. Het CDA wil dat dit programma als voorbeeld gaat gelden voor het opstarten van nieuwe initiatieven in andere landen in de benoemde focusregio's. Daartoe hebben wij een amendement ingediend.

Dan voor mevrouw Van den Hul, en ook voor anderen natuurlijk: imvo. Maatschappelijke verantwoordelijkheid is meer dan het sluiten van convenanten. Ik beoordeel bedrijven niet op basis van kwantiteit, maar op basis van kwaliteit en impact. Best practices moeten aanleiding zijn voor hele sectoren om het goede voorbeeld te volgen. De impact van één groot bedrijf is dan veel groter dan die van tig kleine bedrijven.

De voorzitter:

U ziet uw tijd, hè?

De heer Amhaouch (CDA):

Ja. Ik ga afronden. We moeten het mkb dus niet dwingen met allerlei moeilijke regels waarvan de impact laag is, maar het grootbedrijf de weg laten effenen voor het kleinbedrijf. Dit is geen oproep om mkb'ers te ontslaan van verantwoordelijkheid, maar wel een oproep om hen de juiste dingen te laten doen. We moeten in Europa meer samenwerken en samen optrekken om in derde landen juist een klimaat te scheppen voor meer maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik roep de minister hiertoe op.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van den Hul had al een vraag gesteld, maar zij wil nog een aanvullende vraag stellen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ja, ik heb mijn vraag nog niet echt beantwoord gehoord. Hoe kijkt het CDA naar ons voorstel om ook op posten imvo-diplomatie te versterken, juist om te zorgen dat de handelsagenda zeker gepaard gaat met een stevig imvo-verhaal? Dat is zeker van belang omdat we zien — mevrouw Kuik gaf dat net al aan — dat het maatschappelijk middenveld op steeds meer plekken onder druk staat en dat er landen zijn, zoals Bangladesh, waar de vakbondsvrijheid onder druk staat. Tegelijkertijd zien we dat Nederlandse bedrijven investeren, importeren en zaken doen in landen waar het maatschappelijk middenveld niet vrij kan opereren. Dus hoe kijkt het CDA naar ons voorstel?

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk.

De heer Amhaouch (CDA):

We hebben die discussie net ook al mee mogen maken. Mevrouw Diks had het erover om daar eisen aan te stellen vanuit Nederland. Heel veel landen in de wereld — ik denk dat dat voor de meeste geldt — zitten niet zo in elkaar als Nederland. We hebben als commissie zelf bezoeken gebracht in Ethiopië, in Uganda en in Libanon. Dan zie je dat daar hele mooie dingen worden gedaan door het Nederlandse bedrijfsleven. Neem het bezoek aan Florensis. Dat is een mooi Nederlands bedrijf, een bloemenkweker, die 800 mensen duurzaam aan het werk heeft. Heel veel dingen gaan dus vanzelf. Om nu in te gaan zetten op aparte imvo-diplomaten, zoals ik nu hoor, is niet onze lijn. Wij zetten wel in op economische diplomatie: hoe kunnen wij een economische bijdrage leveren in die landen? Dat vind ik goed. Ik zeg wel, en volgens mij zei mevrouw Van den Hul dat net ook: de 54 Afrikaanse landen zijn niet meer de landen van twintig jaar geleden. Het zijn niet allemaal bananenrepublieken. Ieder land wordt ook steviger. In die zin is het volgens mij ook goed als wij met het maatschappelijk veld en met de ngo's gaan nadenken over de vraag of wij mensen binnen die ngo's niet kunnen omscholen om imvo te gaan doen, om een economische bijdrage te gaan leveren, zodat de bedrijvigheid in die landen nog beter ontwikkeld wordt.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

We zien juist in heel veel landen dat het bedrijven zijn die de mensenrechten schenden. We zien in heel veel landen dat het bedrijven zijn die milieuactivisten dwarszitten. We zien in heel veel landen dat het bedrijven zijn die zorgen dat er geen leefbaar loon wordt betaald. Dat geldt ook voor de landen die de heer Amhaouch net noemde. Daarom is het zo belangrijk om juist ook zo'n gezond maatschappelijk middenveld te bewaken en te zorgen dat dat letterlijk en figuurlijk genoeg zuurstof krijgt, zodat het zijn werk kan blijven doen. Daarom zou ik toch, in relatie tot wat zijn collega net zei, de heer Amhaouch willen vragen om toch nog eens goed te kijken naar de voorstellen die wij doen om ervoor te zorgen dat imvo meer is dan alleen maar een marketingpraatje, dat dat echt hout snijdt, dat bedrijven niet alleen maar zeggen dat ze het belangrijk vinden maar ook echt laten zien dat mensenrechten, milieu en arbeidsomstandigheden hun aan het hart gaan.

De heer Amhaouch (CDA):

Van de duizenden bedrijven in Afrika en andere landen zul je altijd bedrijven kunnen aanwijzen die het niet goed doen. We hebben ook bedrijven gezien die het goed doen. Ik heb net een aantal bloemenbedrijven genoemd. We hebben ook Heineken gezien. Heineken heeft ook wel fouten gemaakt in het verleden, maar heeft ook laten zien hoe het wél kan: een duurzame fabriek neerzetten, met lokale producten, met lokale gerst, en jongeren opleiden met perspectief, voor fatsoenlijke banen, zoals procesoperator. Het hoeft niet allemaal over- en overbegeleid te worden. Dat neemt niet weg dat we imvo serieus moeten nemen. Volgens mij doen heel veel bedrijven dat. De textielbranche loopt voorop. Daar hebben we vandaag ook nog een debat over gehad. Is het genoeg, dat Bangladeshakkoord? Bedrijven zijn wel in staat geweest om 80% tot 90% van alle problemen op te lossen. Er moet dan nog wel 10% tot 15% opgelost worden.

De voorzitter:

Uw punt is helder.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik denk dus dat we daarin heel veel doen. Natuurlijk wil ik inzetten op imvo, maar meer nog op het creëren van banen in die landen, want daarmee zijn de mensen daar geholpen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Met die allerlaatste zin kan zelfs ik nog instemmen, geloof ik. Maar ik wilde eigenlijk nog even terug naar imvo en de relatie met andere landen. Ik parafraseer een beetje, maar volgens mij zei u net ongeveer dat de impact van één bedrijf soms groter kan zijn dan die van een heleboel kleintjes. Kunt u in dat verband eens wat reflecteren op de Nederlandse inzet en inbreng bij bijvoorbeeld de sojacorridor in Brazilië?

De heer Amhaouch (CDA):

U noemt de sojacorridor. Ik ben iets meer thuis in de palmolie en de RSPO. Je ziet dat Nederlandse bedrijven en grootbedrijven als Unilever alleen RSPO-palmolie importeren. Nederland is inderdaad een van de grootste palmolie-importeurs. Dat noem ik een goed voorbeeld van een bedrijf dat palmolie uit Indonesië of Maleisië haalt en dat op een goede manier doet. Zelfs het Wereld Natuur Fonds werkt daaraan mee. Maar er zijn natuurlijk altijd ngo's die zeggen dat het niet goed genoeg is. Dat heb ik ook weleens in het imvo-AO gezegd. Maar laten we ook kijken naar wat wel goed gaat. Dat wil ik benadrukken. Er worden grote stappen gezet.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Natuurlijk is het altijd goed om optimistisch te zijn. Een partij als GroenLinks is dat ook. Ook wij zijn optimistisch. We willen ook met daadkracht proberen de wereld te veranderen. U probeert nu optimisme uit te stralen over de inzet van een hoop Nederlandse bedrijven, maar die leidt er ook toe dat er ontzettend veel schade wordt aangericht in het buitenland. Ik snap dat het voorbeeld van de sojacorridor u niet erg uitkomt, want daarbij springt Nederland er echt behoorlijk negatief uit. Je moet wel heel erg optimistisch zijn wil je dat nog prettig vinden met alle natuur- en mensenrechtenschendingen en de schending van de rechten van inheemse volkeren.

De voorzitter:

Uw vraag.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

En almaar komt meneer Amhaouch met het voorbeeld van de palmolie. Bent u er nu nog steeds van overtuigd dat het RSPO-systeem werkt?

De heer Amhaouch (CDA):

Ten eerste: het CDA is de partij van de hoop en daarom ben ik ook optimistisch ingesteld. We kunnen allemaal zuur gaan doen, maar Nederland is volgens mij een van de koplopers wat betreft het duurzaam importeren daarvan. Nogmaals, je kunt er altijd commentaar op leveren. Maar volgens mij doen we het heel goed. Je mag er als Nederland best wel trots op zijn dat je het op die manier doet.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Je mag er trots op zijn als Nederlandse bedrijven goede dingen doen in het buitenland. Dat is een partij als GroenLinks dan ook. Maar — laat ik het wat harder zeggen, want het is een debat — als je als Nederlandse bedrijven meewerkt aan het organiseren van een schaamlap waarachter verschrikkelijke dingen gebeuren, waaruit grote natuur- en mensenrechtenschendingen voortkomen, dan is dat niet de variant die ik voor het Nederlandse bedrijfsleven zie. Ik werk liever aan een echt duurzame en eerlijke wereld. Ik zou u dus echt willen oproepen om dat hele RSPO-verhaal nog eens goed te overzien en te doordenken, want daar is meer mis mee dan u blijkbaar doorhebt.

De heer Amhaouch (CDA):

Volgens mij staat er nog een apart debat over palmolie geagendeerd. Nederland werkt ook met ngo's. Ik noemde net het Wereld Natuur Fonds, dat volgens mij ook meedoet in de RSPO. Het zegt dat het op een goede manier gebeurt. Door die certificering hebben we juist stappen gezet, worden er ook in Indonesië en Maleisië stappen gezet. Natuurlijk kan het beter. Ik durf te wedden dat het beter kan. Misschien komt er straks wel een RSPO 2.0. Dat kan. Maar ga nou niet zuur doen en zeggen dat wij die stappen niet hebben gezet. Volgens zijn er heel veel landen die van ons willen leren op dit gebied. En door die palmolie kunnen we thuis nog Zeeuws Meisje op onze boterham smeren.

De heer Van Haga (VVD):

Wij steunen natuurlijk helemaal uw goede ideeën over imvo-convenanten. Binnen die imvo-convenanten gaan we allemaal goede dingen doen. Dat varieert van vrouwenrechten tot klimaatzaken tot kinderarbeid tot een helm dragen op het werk. Vindt u dat er ook een prioriteit aan te brengen is in al die goede dingen die we proberen te doen en waarin ik u natuurlijk helemaal steun? Zo ja, wat is dan de prioriteit in al die goede dingen die u gaat doen?

De heer Amhaouch (CDA):

De heer Van Haga moet toch iets explicieter maken wat hij precies bedoelt. Prioriteit waarin?

De heer Van Haga (VVD):

Nou, in al die goede dingen die we proberen te bereiken in die convenanten. Zijn er dingen bij waarvan u zegt: dat moet nu eerst en dat is wat minder belangrijk?

De heer Amhaouch (CDA):

De belangrijkste due diligence in het imvo is dat bedrijven überhaupt weten waar hun spullen vandaan komen. We hebben het daar vaker over gehad. Of het nou om cacao gaat of om textiel, wij willen hier met z'n allen kinderarbeid voorkomen. Kun je dat helemaal doen van hieruit? Nee. Daarom heb ik ook vaker tegen de minister gezegd: wij doen imvo bottom-up en we willen ook afspraken maken met landen. Ik heb het vaak over cacao gehad. We zullen ook afspraken moeten maken met Ivoorkust en Ghana om kinderarbeid te voorkomen. Dat zijn wel bepaalde doelen, waarden, die wij hier samen afspreken over dingen die we willen voorkomen. Ik kom toch terug op de Nederlandse bedrijven die wij gezien hebben in Ethiopië en Uganda. Die gaan fatsoenlijk om met hun afvoerwater. Dat hergebruiken ze. Ze maken er niet alleen maar een puinhoop van. Dat beeld wordt gecreëerd. Laten we niet ontkennen dat er in het verleden ook door Nederlandse bedrijven grote schade is aangericht, of dat nou in de olie-industrie was of ergens anders. Dat hoeven we niet te ontkennen, maar laten we ook de stappen voorwaarts positief benutten.

De heer Van Haga (VVD):

Ik probeer het toch nog een laatste keer. Ik ben het helemaal met u eens dat het allemaal belangrijk is, maar u kunt toch niet ontkennen dat er een bepaalde prioriteit is in alle goede dingen die we doen? U moet toch bijvoorbeeld het klimaat belangrijker vinden dan een helm dragen op het werk, en kinderarbeid erger vinden dan iets anders? U heeft daar toch over nagedacht, hoop ik.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik doe nu drie jaar imvo dus volgens mij heb ik behoorlijk zicht op wat er speelt. En volgens mij is het ook aan de specifieke sectoren waar zij hun bijdrage kunnen leveren. We hebben het over de textiel gehad en we hebben het over de goudwinning gehad. Elk bedrijf of sector moet kijken waar hij zijn bijdrage kan leveren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan maar even de testcase palmolie, met de twee gezichten van het CDA tot nu toe. Het klopt: twee woordvoerders dus twee gezichten. Tot nu toe vond ik het gezicht van mevrouw Kuik toch net even een beter verhaal vertellen. Want palmolie gaat wel gepaard met de kap van heel kostbaar regenwoud, dat we nodig hebben om de klimaatverandering te stoppen. Nou heeft de universiteit van Queensland een uitgebreide studie gedaan naar de certificering. Zou dat een oplossing kunnen zijn? Zij hebben gevonden dat er geen significante verschillen in duurzaamheid waren tussen gecertificeerde en niet-gecertificeerde palmolieplantages. Is het CDA dus ten minste bereid om te zeggen: misschien werkt dat toch niet zo heel goed en moeten we kiezen voor een aanpak die ervoor zorgt dat we in elk geval minder palmolie importeren in Nederland en Europa?

De heer Amhaouch (CDA):

Ten eerste. Naast elk universitair onderzoek dat je pakt, kun je altijd een ander universitair onderzoek leggen. U raakt hier wel een goede snaar met de certificering. Daar heb ik het ook weleens over gehad. Certificering zegt iets, maar niet alles en dat zal ook voor RSPO opgaan. Ik weet niet of u het boek over Tony's Chocolonely gelezen heeft? Hij vertelt in dat boek over de certificering van zijn chocolade en zegt: we doen ons best met de lokale kleine boeren voor duurzame cacao, maar we weten dat misschien onderweg al die cacaobonen, duurzaam en niet-duurzaam, op één hoop terechtkomen. Een bedrijf doet een maximale inspanning om stappen te zetten. Zegt zo'n certificering alles? Nee, maar ik heb er wel vertrouwen in dat er bij RSPO-palmolie een minimale basis is waar je van uit kunt gaan. Het Wereld Natuur Fonds kan zich er wel in vinden en dat is niet de kleinste organisatie. Nogmaals, dat wil niet zeggen dat dit een eindstation is. Dat zeg ik niet, maar we hebben wel iets wat functioneert, wat werkt. Natuurlijk mag u zeggen dat het niet genoeg is, of nooit genoeg en dat we moeten stoppen met die hele palmolie, maar daarover verschillen we van mening.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Laten we dan kijken of we een tussenweg kunnen vinden. Erkent de CDA-fractie dan ten minste dat bedrijven in de levensmiddelenhoek palmolie zien als een goedkope vulstof? Erkent het CDA dat grondstoffen in producten die we eten, daardoor worden vervangen? Neem knäckebröd. Vroeger was dat gewoon rogge, water en een beetje zout. Nu zit in heel veel varianten daarvan palmolie. Dat is niet nodig, maar het zit erin, omdat het die bedrijven goed uitkomt. Is het CDA ten minste bereid om te erkennen dat het een vulstof is in onze levensmiddelenindustrie die lang niet altijd nodig is? Daarvan kunnen we zeggen: zullen we kijken hoe we daarmee kunnen stoppen? Dat vermindert de vraag naar palmolie en helpt bij het behoud van de regenwouden.

De heer Amhaouch (CDA):

Als ik die lijn zou doortrekken, kan ik geen pindakaas meer eten, want ik weet niet waar de pinda's vandaan komen. Bij cacaoboter weet ik niet of die duurzaam genoeg is. Ik weet niet of bij de suiker van suikerriet bepaalde mensen betrokken zijn in bepaalde omstandigheden. Dus als ik de lijn van mevrouw Ouwehand doortrek, is mijn bordje leeg. Laten we afspreken dat iedereen kan eten en dat iedereen ook keuzes kan maken. Maar laten we er inderdaad wel voor zorgen dat de ketens verduurzamen, of het nou om chocola, palmolie of andere zaken gaat. Laten we daar samen aan werken. Volgens mij is het imvo-convenant een onderdeel. Ik blijf herhalen dat imvo meer is dan alleen maar de convenanten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

We gaan dan toch wel naar een heel bedroevende conclusie vanavond. Het begon zo mooi met de bijdrage van mevrouw Kuik. Maar eigenlijk zegt het CDA dus dat levensmiddelenbedrijven gewoon op zoek mogen gaan naar wat hun het beste uitkomt. Ze mogen inderdaad pinda's vervangen door palmolie. Vroeger kon je pindakaas eten, want daar zaten alleen maar pinda's en zout in. En nu zit er palmolie in. Het CDA zegt dus dat dat prima is, want dat is het marktmodel, het verdienmodel. Het CDA zegt dat we aan de slag gaan met imvo en met een beetje van die meestribbeltafels. Net als bij het klimaatakkoord zit er ook een natuurorganisatie aan tafel, maar die worden gewoon weggeblazen door de grote jongens van de industrie.

De voorzitter:

Uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat is het enige wat we proberen te doen om de schade van de palmolieproductie te beperken. Dat is eigenlijk wat het CDA hier zegt.

De heer Amhaouch (CDA):

Tussen de woorden door zegt mevrouw Ouwehand iets waar ik het absoluut niet mee eens ben. Dat staat volgens mij haaks op elkaar. Zij noemt de imvo-tafels waar vakbonden, de overheid en het bedrijfsleven aan zitten om ook voor de levensmiddelenindustrie convenanten te maken, "meestribbeltafels". Noem mij een aantal landen in Europa of in de wereld op die zo met die verschillende partijen aan tafel zitten en proberen het beste eruit te halen om de keten te verduurzamen. Welke landen hebben nog meer van deze meestribbeltafels?

De voorzitter:

We gaan geen vragen aan elkaar stellen, maar ik zie wel dat mevrouw Ouwehand haar achtste vraag wil stellen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nou, Nederland, met het klimaatakkoord. Dat is weggepolderd naar dit soort tafels. We moeten concluderen dat de gevestigde belangen een hele grote vinger in de pap hebben en dat de maatschappelijke organisaties die eigenlijk het werk doen dat het kabinet moet doen, namelijk staan voor het publieke belang, gewoon worden weggeblazen. LTO zegt: wij hebben het klimaatakkoord gewonnen, dus de onderhandelingen aan de klimaattafels. Dat is bewijs nummer één. En het gaat niet alleen maar over palmolie. Je ziet het ook bij soja. Daar zit Monsanto. Dat bedrijf heeft heel grote belangen bij het doorzetten van genetisch gemanipuleerde soja waar heel veel vergif op gaat.

De voorzitter:

Uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Je kunt wel raden wie wint aan de tafel met natuurorganisaties. De conclusie is dat het CDA mensen wel wil helpen als ze in nood zijn en dat waardeer ik, maar ook dat het CDA wegkijkt van de problemen die veroorzaakt worden door de klimaatverandering, de mensenrechtenschendingen en het gifgebruik op de plantages. Ik kan de heer Amhaouch en mevrouw Kuik vertellen dat je zo je dus geen steek opschiet en die mensen — en dat is het allerergste — al helemaal niet.

De heer Amhaouch (CDA):

Twee dingen. Er is volgens mij een kabinet geweest dat een klimaatwet heeft geïntroduceerd en dat is dit kabinet. Dus dat is een heel goede basis om ze te committeren aan die doelstellingen. Dat is een. U hebt het inderdaad over de bestrijdingsmiddelen. We hebben prachtige bedrijven in Nederland. We kwamen Koppert Biological Systems weer tegen in Ethiopië en Uganda. Dat zijn innovatieve Nederlandse bedrijven die juist stappen maken om van het slechte, chemische bestrijdingsmiddel af te komen; en juist op een biologische manier. Daar moet je toch trots op zijn? Daar moet mevrouw Ouwehand toch ook trots op zijn? De bijen worden daar gebruikt voor ... Daar moet u echt trots op zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Uw punt is duidelijk en u gaat mevrouw Ouwehand niet nog meer uitdagen.

Mevrouw Van den Hul, ook uw achtste vraag.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik was toch even getriggerd, terwijl meneer Amhaouch terugloopt, door iets wat hij zei. Hij zei: wij zijn de partij van de hoop. Nou ben ik zelf ook van nature een optimist, dus ik ga daar graag een end in mee, maar de cijfers schetsen toch een ander beeld. We zien dat maar 30% van alle bedrijven de OESO-richtlijnen naleeft. We zien dat er nog steeds een heel groot verschil is tussen wat mensen in het zuiden betaald krijgen, waar je vaak absoluut niet van rond kan komen, en de prijs die wij hier betalen voor ons eten en voor onze kleding. Daar zit een enorme kloof.

De voorzitter:

Uw vraag.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dus ook ik hoop dat we optimistisch kunnen zijn, maar de realiteit is anders. Dat vraagt om realisme. Is de heer Amhaouch dat met ons eens? Wat gaat hij doen om te zorgen dat die bedrijven de OESO-richtlijnen eindelijk wel gaan naleven?

De heer Amhaouch (CDA):

Ik vraag mevrouw Van den Hul een stukje geduld. Als je het continent Afrika vergelijkt met Zuid-Azië — een x-aantal jaren geleden stonden ze er allebei heel slecht voor — heeft Zuid-Azië progressie gemaakt met een behoorlijke economische groei, waardoor miljoenen mensen uit de armoede zijn gekomen. De groei is daar 60% à 70% en de mensen profiteren daarvan. Helaas is wat gebeurd is in Azië niet gelukt in Afrika. Daarom vraagt het CDA daarvoor ook de aandacht, zodat we die stap wel kunnen maken. Door die economische ontwikkelingen, door banen te creëren, krijg je die mensen uit de armoede. En natuurlijk kun je verwijzen naar OESO-richtlijnen, waar volgens mij iedereen zich aan committeert. Als dat vandaag 35% is, dan zullen we stappen moeten maken om dat steeds hoger te krijgen, maar ik denk dat er door de kracht van Nederland, door onze expertise, wel perspectief is op een bijdrage waardoor ook de Afrikaanse mensen uit de armoede komen, met goede banen en goede werkgelegenheid. Nederland kan daar met innovatieve kracht een hele grote bijdrage aan leveren.

De voorzitter:

Dank u wel. U was aan het einde van uw betoog. Dat betekent dat ik mevrouw Karabulut het woord wil geven. Zij spreekt namens de fractie van de SP.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Het is goed dat er geld bijkomt voor noodhulp. Die nood is hoog, heel hoog vanwege het klimaatprobleem, permanente oorlog, ongelijkheid en falende wereldleiders. Het kapitalistisch systeem piept en kraakt aan alle kanten. Het gevolg is dat meer dan 65 miljoen mensen ontheemd en op drift zijn. Zij hebben geen huis, zijn op de vlucht: de moderne slaaf.

Is de minister het met ons eens dat het systeem van vrijhandel met flitskapitaal, oneerlijke belastingen, de fossiele industrie en het gemilitariseerd buitenlandbeleid zal moeten veranderen willen wij duurzame ontwikkeling bereiken? Waarom leveren landen, waaronder Nederland, nog steeds wapens aan het Midden-Oosten, dat aan alles een tekort heeft, behalve aan wapens? Waarom steunt Nederland de permanente oorlog die de mensheid meer onveiligheid brengt? Waarom wordt bijgedragen aan de onveiligheid, een wapenwedloop en miljoenen doden en vluchtelingen? Waarom worden multinationals, miljardairs en rijke elites gespekt, terwijl armoedebestrijding het doel is?

In Jemen heerst momenteel enorme hongersnood als gevolg van een vuile oorlog. Saudi-Arabië bombardeert erop los en de wapenindustrie verdient hier grof aan. Dat moet stoppen. Is de minister voorstander van een Nederlands wapenembargo? Wist u dat zes van de grootste levensverzekeraars in Nederland investeren in de vijf grootste wapenproducenten ter wereld, die onder andere aan Saudi-Arabië leveren? Het gaat om 3,6 miljard euro. Voor deze verzekeraars is het blijkbaar geen probleem om te investeren in deze industrie die medeverantwoordelijk is voor de grootste crisis aller tijden. Wat zijn de mogelijkheden om deze investeringen te verbieden? Wil de minister in ieder geval in gesprek gaan met deze verzekeraars om de investeringen te ontmoedigen?

Deelt de minister mijn mening — ik ken het antwoord al, maar toch vraag ik het — dat mensenrechten universeel zijn en dus ook bindend zouden moeten zijn voor multinationals? Een voorbeeld van hoe een Nederlandse multinational, Shell, bijdraagt aan het vergroten van ongelijkheid, milieuvervuiling en schending van mensenrechten zie ik in Ogoniland, Nigeria. Shell gedraagt zich niet alleen in Groningen als godfather van het grote geld, hier in de Kamer, maar doet dat ook in Nigeria. De winsten hebben zij in eigen zak gestoken, de lokale bevolking draagt de kosten, hele delen zijn compleet ontvolkt en visvangst en landbouw zijn onmogelijk geworden. Baby's gaan er twee keer eerder dood. Heeft de minister al bij Shell met de vuist op tafel geslagen dat het bedrijf het gebied nu echt moet opruimen en dat het bedrijf geld in het daarvoor bestemde fonds moet stoppen? Graag een antwoord.

Voorzitter. Omdat dit kabinet wil inzetten op het bestrijden van de grondoorzaken van gedwongen migratie, stel ik mij voor een vrouw uit Ogoniland, Nigeria. Ze kan niet meer overleven op haar eigen land, dat niet wordt opgeruimd en waarvoor ze niet adequaat gecompenseerd wordt. Ze besluit te vertrekken. Welk perspectief is er voor haar? Er is werkgelegenheid gecreëerd door Heineken. Ze kan als promotiemeisje aan de slag en uitgebuit worden. Ze kan migreren naar Nigeria, waar de ongelijkheid zo groot is dat de rijkste man genoeg aan rente op zijn vermogen krijgt om 2 miljoen mensen uit extreme armoede te halen. Corruptie is nog altijd een groot probleem.

Een van de oplossingen zou een eerlijk belastingsysteem zijn. Klopt het dat Nigeria het verdrag tegen internationale belastingontwijking heeft ondertekend? En klopt het dat dat verdrag geen oplossing biedt voor de bestaande mogelijkheden tot belastingontwijking in de bestaande verdragen, zoals de lage bronheffingen, waardoor weinig belasting wordt betaald in arme landen? Zo verdient men eraan en lopen arme landen geld mis. Ik zei het al: Afrika is een rijk continent, maar de grondstoffen en de winsten worden eraan onttrokken. Is de minister bereid ervoor te zorgen dat dit in toekomstige verdragen niet langer het geval is? Is de minister bereid om eerlijke verdragen te sluiten, zonder landen een systeem van vrijhandel en nauwelijks belastingen voor multinationals op te leggen? Als Afrika zijn rijkdom houdt, zichzelf kan ontwikkelen en lokale bedrijvigheid de kans krijgt, kan het ook meer monden voeden. Niet het belang van de bv Nederland, de bv Duitsland of whatever welke bv moet vooropstaan, maar het belang van mensen, in dit geval Nigerianen. Graag een reactie.

Mijn vrouw uit Ogoniland kan binnen Afrika migreren, zoals het gros van de mensen doet, of ze kan naar Nederland waar meer miljardairs dan ooit wonen, maar ze begint haar reis in Niger, ons nieuwe buurland volgens minister Blok. Niger is een van de armste landen ter wereld. Strenge wetgeving pakt nu op verzoek van de EU de mensensmokkel aan. Maar de vraag is: waarom zijn mensen afhankelijk van smokkel? Nu dat droog is gelegd, is het de vraag welk perspectief zij hebben om hun land niet te hoeven ontvluchten. Hoe kan het dat een rijk continent als Afrika te arm is voor Afrikaanse volkeren? Is de kortetermijnfocus op de ring van instabiliteit en deals van Europese leiders met Afrikaanse landen en soms met Afrikaanse dictaturen niet een doodlopende weg, een weg die op korte termijn bijdraagt aan fort Europa, maar die het recht op een menswaardig bestaan in eigen land nog steeds niet regelt? Graag een reactie.

Voorzitter. Deze mevrouw kan wanneer zij vlucht ook belanden in Libië, waarvan wij allen de gruwelverhalen kennen. Als zij erin slaagt Libië te doorkruisen, is de kans groot dat de Libische kustwacht, gefinancierd met EU-middelen, haar terugbrengt naar verschrikkelijke omstandigheden. Het succesverhaal is nu vaak dat migranten uit Libië geholpen worden terug te keren naar het land van herkomst, terug naar Nigeria, weer van ons belastinggeld, maar wat wacht haar daar dan? Hoogstwaarschijnlijk is ze verkracht, heeft ze honger en pijn geleden en komt ze terug in Nigeria nog altijd zonder toekomstperspectief. Welke afspraken zouden volgens de minister met Afrikaanse landen gemaakt moeten worden zodat mensen een toekomst kunnen opbouwen in hun eigen land? Er wordt wel veel gesproken over Afrika — meneer Van Haga wil dat Afrikaanse vrouwen minder kinderen krijgen — maar waar is de Afrikaan zelf, waar zijn de mensen zelf in dit hele verhaal?

De voorzitter:

Dat geeft de heer Voordewind de gelegenheid voor een vraag. Gaat uw gang.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb het even aangehoord, maar ik hoor: "fort Europa" en "het belachelijke beleid van Europa richting Afrika". Nederland zou te weinig doen, maar heeft mevrouw Karabulut de begroting dan wel goed gelezen, want we trekken 2 miljard extra uit in deze regeerperiode om juist die grondoorzaken van migratie te bestrijden? Minister Blok is net nog in Niger geweest en het betekent dat er extra geïnvesteerd gaat worden in de bronlanden waar de migranten nu vandaan komen. Wat heeft dat met fort Europa te maken, vraag ik mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Aan het begin heb ik ook gezegd dat ik de extra middelen voor noodhulp, investeringen in ontwikkeling en een bijdrage aan de arme landen toejuich. Ik steun dat. Waar ik zorgen over heb, is dat het Nederlandse beleid er enerzijds op is gericht om de grondoorzaken van gedwongen migratie weg te nemen en anderzijds bijdraagt aan die grondoorzaken. U weet net zo goed als ik dat de buitenlandpolitiek en de defensiepolitiek bepalend zijn in dezen. Dat is de ene kant van het verhaal. Ik noemde al de permanente oorlog waardoor veel mensen op de vlucht slaan. De andere kant van het verhaal is iets waar ik bedenkingen bij heb en vragen over heb gesteld. Dat is dat ik zie dat steeds meer middelen verdwijnen in militarisering en/of tegenhouden. Mij is op dit moment totaal onduidelijk wat de middelen die wij via de EU verstrekken aan zogenaamde hulp aan Afrika ... Mijn vraag is: wat wordt er dan eigenlijk gedaan aan de grondoorzaken? Tegenhouden is niet het bestrijden van grondoorzaken en daar gaan mijn vragen over.

De voorzitter:

Dank u wel. Uw punt is duidelijk. De heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mevrouw Karabulut heeft het over de oorzaken en de oorlogen die Nederland in stand zou houden, maar zij heeft hier gepleit voor een wapenembargo richting Saudi-Arabië. We hebben volgens mij vorige week samen dat debat gevoerd met de minister van Buitenlandse Zaken. Mevrouw Karabulut heeft toen gehoord dat de coalitiepartijen en zelfs de minister van Buitenlandse Zaken zeggen: ja, dat gaan we bepleiten in de Veiligheidsraad. Wij leveren daar dus ons aandeel.

Mevrouw Karabulut weet dat we geld, extra geld, vrijmaken voor de opvang van vluchtelingen en ontheemden in Jemen. We proberen de havens weer vrij te krijgen, zodat er voedsel naar binnen kan. Dus ik vraag nogmaals aan mevrouw Karabulut: waar doet het kabinet het nu verkeerd? We staan aan dezelfde kant! U heeft heel veel kritiek. U heeft kritiek op Europa en voor een deel ga ik daarin mee. Maar aan de andere kant probeert Europa ook daar wel de migratie te regulieren en de irreguliere migratie te stoppen. Daar zit u toch ook aan dezelfde kant?

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik zit op een aantal punten ... Inderdaad trekken wij samen op. Dat doen wij zeker, maar een wapenembargo in VN-verband is nog iets anders dan een wapenembargo vanuit Nederland. Er gaan nog steeds goederen naar het Midden-Oosten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is veel beter.

Mevrouw Karabulut (SP):

Zeker, maar dat pleidooi hebben we nog niet voor elkaar. Maar over Nederland gaan wij zelf. Ik zou het prettig vinden als u dat steunt. Natuurlijk gebeuren er goede dingen! En deze minister doet ook goede dingen. En de intentie is ongetwijfeld ook goed, maar mijn kritiek gaat er wel over dat we altijd — altijd! — achter de Amerikanen en de NAVO aanlopen wanneer we zeggen dat we willen voorkomen dat mensen willen vluchten. U weet net zo goed als ik dat we ondanks al onze goede bedoelingen meedoen aan oorlogen die nu al zeventien jaar in het Midden-Oosten gevoerd worden. En wordt het daar veiliger? Nee! Wat we wel zien is dat mensen deze kant op komen. Daar wees ik op en daarover denken wij verschillend. Twee. De verdergaande militarisering van de buitenlandpolitiek, enerzijds door de permante oorlogsvoering en anderzijds door de druk van de NAVO, en de nieuwe koude oorlog maken dat er heel veel geld naar militarisering gaat, ook in Europa. Ik denk dat dat niet de manier is om armoede en ongelijkheid te bestrijden. Drie. Als we kijken naar het mondiale systeem en ook naar de rol van Nederlandse multinationals daarin en naar Nederland als belastingparadijs om belastingen te ontduiken, dan kan dat ook nog veel beter. Vier. Europa heeft ongetwijfeld goede intenties, maar ik heb echt niet scherp, meneer Voordewind, op welke wijze wij ervoor gaan zorgen dat we aansluiten bij de behoefte en de rijkdom en de ontwikkeling van Afrika. Ik maak me daar zorgen over.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zeg nogmaals: een interruptievraag is kort, maar het antwoord mag ook kort en bondig zijn. De heer Voordewind, gaat uw gang.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De SP mag wat mij betreft prima aan zelfkastijding doen en alle oorlogen weer verwijten aan het Westen, maar ik herinner mevrouw Karabulut er wel aan dat juist bijvoorbeeld in Syrië het Westen niet heeft ingegrepen. Daar zijn de mensen juist op de vlucht gegaan voor de vreselijke bommen van Assad. Dat is dus niet aan het Westen te wijten. Ik herinner mevrouw Karabulut eraan dat er de 9/11-aanval is geweest in Amerika, waarbij meer dan 2.000 mensen zijn omgekomen in de Twin Towers, en dat Al Qaida daarachter zat. De taliban hielden Al Qaida de hand boven het hoofd, en de internationale gemeenschap moest wel ingrijpen.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat zijn aan de ene kant oorlogen geweest die wij niet gevoerd hebben en aan de andere kant afgedwongen oorlogen om juist het terrorisme te bestrijden. Mevrouw Karabulut kan het Westen dus wel van alles verwijten, maar in Syrië is het niet het geval, en in Irak moesten we wel ingrijpen.

Mevrouw Karabulut (SP):

De Irakoorlog is een illegale oorlog geweest op basis van leugens. Afghanistan? Afghanistan is inderdaad een oorlog gestart en we zitten er nog steeds. Al Qaida zit er, de taliban zijn machtiger dan ooit en het land is onveiliger dan ooit. Ik sprak toevallig vorige week een Afghaanse. Meisjes, hoor ik de heer Voordewind zeggen. Weet je waarvan deze Afghaanse baalde? Van dit argument, van het feit dat wij met het argument dat wij meisjes gaan redden zeventien jaar lang meedoen aan een permanente oorlog van de Amerikanen, waarbij het om hele andere zaken gaat dan de veiligheid van meisjes. Dat, meneer Voordewind, heeft ons niet meer veiligheid gebracht, heeft ons niet minder terrorisme gebracht, maar meer terrorisme en meer onveiligheid. En ja, daar verschillen wij fundamenteel van mening over.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut ...

Mevrouw Karabulut (SP):

U weet ook, net als ik, dat er in Syrië ook groepen zijn gesteund onder het mom van een schone oorlog en van non-lethal assistance ...

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, mag ik u vragen om uw betoog voort te zetten? En u spreekt via de voorzitter. Dat vraag ik ook aan de heer Voordewind. Maar gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik ga door met mijn laatste vragen. Met een deel van het Ontwikkelingssamenwerkingsgeld wordt de buitengrens van Europa bewaakt, maar op welke manier betekent mensen tegenhouden eigenlijk ontwikkeling? Is de minister het met ons eens dat ontwikkelingsgeld voor ontwikkeling gebruikt moet worden, niet voor grensbewaking? Hoe zit het eigenlijk met de bijdrage die we leveren aan de EU? Met het OS-geld worden zogenaamde grondoorzaken aangepakt, maar hoe weten we nu of dit het gewenste effect heeft? Welke voorwaarden worden aan die inspanningen gesteld? Zoekt Nederland aansluiting bij bijvoorbeeld bestaande initiatieven waarbij het maatschappelijk middenveld en de landen zelf betrokken zijn?

Voorzitter. Overal ligt het maatschappelijk middenveld onder vuur. Daarom zou ik willen vragen om de Shelter City in Costa Rica en het CICIG-mechanisme in Guatemala te blijven ondersteunen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Alkaya. Ook u spreekt namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.

De heer Alkaya (SP):

Dank, voorzitter. Ik focus vooral op het handelsdeel van deze begroting. Nederlandse bedrijven voeren veel producten in en voeren veel producten uit. Het handelsvolume in relatie tot onze gehele economie behoort tot de hoogste ter wereld. Ook zijn er veel Nederlandse bedrijven die in allerlei zaken in het buitenland investeren, in infrastructuurprojecten of in de landbouw, en hiermee wordt veel geld verdiend. Als socialist ben ik er natuurlijk scherp op dat dat geld ook eerlijk gedeeld wordt met de werknemers die uiteindelijk al het werk doen. Maar dat is niet mijn enige taak. Ik vind het ook een taak van ons allemaal om ervoor te zorgen dat de tienduizenden Nederlandse bedrijven die vanuit Nederland internationaal opereren, ook gecontroleerd worden op hun doen en laten in andere landen. Ook al zijn wettelijke normen in veel landen niet zo streng als hier, toch moeten wij van onze bedrijven kunnen verwachten dat zij niet anders omgaan met werknemers in bijvoorbeeld Bangladesh dan met werknemers hier, en niet anders omgaan met de natuur in bijvoorbeeld Brazilië dan de natuur hier in Nederland. Eerlijke handel betekent wat de SP betreft dat het streven naar zo laag mogelijke productiekosten nooit ten koste mag gaan van een fatsoenlijk loon, goede arbeidsomstandigheden en de natuur. Hier mag dat niet gebeuren en elders in de wereld ook niet.

De voorliggende begroting bevestigt het beleid van dit kabinet op het gebied van handel, en dat wijkt nauwelijks af van dat van de voorgaande kabinetten, en dus zijn rechtvaardigheid en eerlijke handel nog ver te zoeken. Zo blijven de maatregelen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen nog steeds vrijwillig en blijft het aantal bedrijven dat handelt volgens de OESO-richtlijnen laag. Het kabinet wil dat in 2023 90% van de grote bedrijven wél de OESO-richtlijnen gaat onderschrijven en verantwoord gaat ondernemen. Maar het is onduidelijk hoe er toezicht zal worden gehouden op deze indicator. Zonder toezicht is deze ambitie niet veel waard. Dus ik vraag aan de minister welke organisatie gaat controleren of de bedrijven de OESO-richtlijnen onderschrijven en hoe ze dat dan doen. Belangrijker nog, gaan we ook controleren of ze die richtlijnen gaan naleven? Op dit punt overweeg ik een motie.

Eerlijke handel gaat namelijk niet vanzelf. Nog steeds worden er producten geproduceerd in onveilige fabrieken. Nog steeds worden mensen van hun land verdreven en wordt de natuur beschadigd. En nog steeds zijn de veel te lage lonen voor veel bedrijven de enige reden waarom zij in het buitenland produceren en niet in Nederland. Is het niet tijd om paal en perk te stellen aan dit soort praktijken? Want zolang het goedkoper en legaal is om te vervuilen in plaats van duurzaam te ondernemen, en zolang het goedkoper en legaal is om mensen van hun land te verjagen in plaats van hun rechten te respecteren, en zolang het goedkoper en legaal is om arbeiders uit te buiten, geen leefbaar loon te betalen en te laten werken in onveilige fabrieken in plaats van hen fatsoenlijk werk te bieden, is het naïef om te denken dat multinationals zichzelf zullen fatsoeneren. Uiteindelijk gaat het namelijk maar om één ding bij hen en dat is winstmaximalisatie.

Dus heeft de minister voor Handel in een land als Nederland met veel multinationals een mondiale verantwoordelijkheid. Een verantwoordelijkheid om voorop te lopen en het goede voorbeeld te geven in de wereld. Een verantwoordelijkheid om zich te verzetten tegen oneerlijke handelsverdragen met landen waar de arbeidsnormen en de milieunormen nog sterk afwijken van die bij ons. En een verantwoordelijkheid om onze bedrijven die nu al opereren in dat soort landen toch te houden aan hun plichten, aan de normen en de wetten die wij hier zo zwaar bevochten hebben. Is de minister bereid om ondanks deze conservatieve begroting en het rechtse regeerakkoord deze verantwoordelijkheid toch te nemen?

Voorzitter. Dat dit kabinet de geschiedenisboeken in zal gaan als dienaar van het grootkapitaal, dát staat wel vast. De vraag is alleen of deze minister een uitzondering wil vormen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Nog een vraag van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Hele grote woorden van de heer Alkaya van de SP. Ik weet dat de SP altijd staat voor banen. U wilt altijd werkgelegenheid creëren, ook voor uw achterban. Mensen willen werken. Hoe wilt u de banen creëren voor uw achterban? U heeft het over onze multinationals en maakt totaal geen nuance; u veegt ze allemaal van tafel; ze zijn allemaal slecht bezig. Dan vraagt u aan de minister hoe ze bepaalde zaken wil gaan realiseren. Hoe wil de SP banen creëren voor de mensen hier in Nederland? Vandaag was er weer nieuws: KPN wil er waarschijnlijk 1.500 mensen uitsturen. Ze worden ontslagen vanwege automatisering. Hoe wil de SP de banen aan de voorkant creëren en niet aan de achterkant bij de poort?

De heer Alkaya (SP):

Dat is een hele brede vraag. Laat ik me in mijn antwoord beperken tot het deel waar we het vandaag over hebben, namelijk het internationale deel, het handelsdeel. Het kabinet heeft het vaak over het vestigingsklimaat. Laat ik beginnen met de zaken waar we in kunnen investeren en die het vestigingsklimaat niet alleen aantrekkelijker maken voor die multinationals maar ook gewoon voor de burgers. Ik noem het verbeteren van het onderwijs en de infrastructuur. Dat zijn allemaal zaken die goed zijn voor de bedrijven, zaken waar bedrijven rekening mee houden als ze nadenken over waar ze een vestiging gaan neerzetten.

Maar misschien een nog wel belangrijker punt als we het over banen hebben, is het volgende. Als wij toestaan dat bedrijven voor een schijntje in het buitenland kunnen produceren en daarbij niet rekening hoeven te houden met de milieunormen die wij hier kennen, niet de arbeiders een leefbaar loon hoeven te betalen en niet veilige fabrieken hoeven te garanderen, dan creëren we oneerlijke concurrentie en dan maken we het alleen maar aantrekkelijker om niet hier in Nederland te produceren, op een veilige en duurzame manier, maar om juist die fabrieken naar het buitenland te verplaatsen dan wel zaken te doen met bedrijven en fabrieken die in het buitenland zitten, en om maar die goedkope producten te importeren. Zo vernietig je juist banen.

Dat is wat we hebben gezien de afgelopen jaren met het neoliberale kabinet: er zijn banen vernietigd. Wij zijn de dienstverleners van de wereld geworden en de industrie is volledig weggevaagd. Dat wordt alleen maar erger als het aan dit kabinet ligt.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Als ik uw redenering zou doorpakken, meneer Alkaya, dan zou ik denken dat de SP de meest egoïstische partij is. U zegt dat alle banen terug moeten naar Nederland: hier gaan we alles maken. Eigenlijk zegt u over het creëren van banen, of het nu in Afrika is of in Azië, dat we niks moeten doen. Als klein land, als handelsland, exporteert Nederland juist heel veel en creëert banen aan alle kanten. We hadden het er net nog over. Uw collega, mevrouw Karabulut, had het er net over dat we mensen uit de armoede moeten helpen. Dat doe je toch door banen te creëren? Dan gaat u toch niet zeggen dat we met geen enkel land handel gaan drijven, met geen enkel land een handelsakkoord sluiten; haal alles maar deze kant op, want dan doen we het allemaal goed?

De heer Alkaya (SP):

Ik heb al benadrukt dat wij voor eerlijke handel zijn. Als een Nederlands bedrijf in een bepaald land gaat zitten om daar te produceren, omdat het daar efficiënter of beter kan, en vervolgens de producten naar Nederland haalt, dan is daar niets mis mee, als het de arbeidsvoorwaarden en milieunormen respecteert. Misschien zijn de wetten daar helemaal niet zo streng. Toch vind ik dat onze bedrijven daar aan moeten voldoen. Ik vind het ook helemaal niet erg als bedrijven daar gaan zitten en op een fatsoenlijke manier met de mensen omgaan, om de lokale markt te bedienen. Dat is ook nog eens duurzaam, om zo dicht mogelijk bij die markt te gaan zitten. Maar wat we niet moeten hebben, zijn bedrijven die eigenlijk efficiënter, beter en duurzamer zouden kunnen produceren in Nederland en die de Nederlandse markt bedienen, maar zich elders vestigen omdat het goedkoper is om uitgebuite arbeiders in het buitenland in te zetten en de milieunormen niet te respecteren. Dat gebeurt als we onze kleding in onveilige fabrieken in Bangladesh laten maken. Daar ben ik tegen. Dat is economische groei waar ze ook in Bangladesh niet op zitten te wachten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Bouali. Hij spreekt namens de fractie van D66.

De heer Bouali (D66):

Voorzitter. Ontwikkelingssamenwerking werkt. Dankzij ontwikkelingssamenwerking zijn er miljoenen mensen uit extreme armoede gekomen, is kinderarbeid flink teruggedrongen en kregen kwetsbare mensen rechten. Al deze mensen kregen een kans op een beter bestaan en hun kinderen op een betere toekomst. Tegelijkertijd zijn er uitdagingen. Die zijn nog immens, want bijna de helft van de wereldbevolking leeft onder de armoedegrens van 5,50 dollar per dag. Tienduizend kinderen in Jemen komen om van de honger. Bijna 70 miljoen mensen zijn op de vlucht. Klimaatverandering leidt wereldwijd tot extreme weersomstandigheden. De mensenrechten staan onder druk en het maatschappelijk middenveld, horen we steeds vaker, wordt in veel landen de mond gesnoerd.

Voorzitter. Daarom is mijn fractie zo blij met de forse investeringen van dit kabinet. Na jaren van bezuinigingen is ontwikkelingssamenwerking weer op niveau en investeert het kabinet ruim 2,6 miljard euro in vier jaar. Ook is de weg naar de internationale 0,7%-norm weer gevonden. D66 deelt de inzet en de ambitie van de minister, die zij haarfijn heeft verwoord in haar beleidsnota. De SDG's zijn de leidraad. Deze doelen vormen gezamenlijk een universele agenda voor de internationale samenwerking. Zelf heb ik specifieke aandacht voor SDG 5, gelijkheid voor man en vrouw.

We leven immers in een wereld waar het wereldnieuws letterlijk binnen handbereik is. Een wereld waarin je net zo gemakkelijk de trein neemt naar Berlijn, als het vliegtuig naar Beijing. Een wereld waarin we net zo gemakkelijk auto's importeren uit Duitsland als uit de Verenigde Staten. De razendsnelle ontwikkelingen in deze wereld bieden enorme mogelijkheden en kansen, maar leiden ook tot uitdagingen. Oude vertrouwde bondgenootschappen staan onder druk. Het Verenigd Koninkrijk koerst af op een brexit. Populistische leiders in binnen- en buitenland denken de grenzen te kunnen sluiten en muren te kunnen bouwen.

In die wereld zet D66 zich in om het verdienvermogen van Nederland te vergroten. In die wereld wil D66 dat de EU eensgezind optreedt als één blok naar buiten. In die wereld wil D66 ook een uitgestoken hand bieden aan onze internationale partners. Niet het conflict opzoeken, maar verbinden. Niet het gevecht aangaan, maar het gesprek voeren. Niet terugtrekken achter de dijken, maar handel drijven en onze waarden uitdragen. Dat betekent concreet handelsakkoorden sluiten bijvoorbeeld, investeren in internationale instituties en het Nederlandse bedrijfsleven ondersteunen als zij zaken willen doen over de grens. Dat betekent ook schadelijke neveneffecten van productie en handel voorkomen, dus handelsketens verduurzamen, milieuvervuiling tegengaan en kinderarbeid bestrijden.

Voorzitter. Ik heb het voorrecht gehad om te mogen studeren aan het Europa College. Ik was altijd al een voorstander van het Europese ideaal, maar sinds die opleiding draag ik dat ook actiever uit. Bij dat Europese ideaal hoort ook verantwoordelijkheid naar de rest van de wereld. Naar mensen die het veel minder goed hebben dan wij. Zelf denk ik dan in eerste instantie aan de zuiderburen van de Europese Unie, de MENA-regio. Toen ik als jonge student op dat Europa College rondliep, sprak de toenmalige rector Otto von der Gablentz mij een keertje aan. Hij zei: jij gaat bruggen bouwen tussen Europa en Noord-Afrika, daarom zit je hier. En dat klopte.

Vanuit die gedachte sta ik ook vandaag hier in de Tweede Kamer. Mijn inzet in de politiek is om bruggen te bouwen, zoals ik dat ook deed toen ik diplomaat was voordat ik in de Kamer zat. Mijn inzet en de inzet van mijn partij is niet verdelen, maar verbinden. Ik verzet me tegen populisme, tegen de polarisatie en tegen de boodschappen van presidenten zoals Trump, Erdogan en Bolsonaro. Ik en mijn partij zetten ons in voor kansengelijkheid voor iedereen, waar je wieg ook staat, wat je afkomst ook is en welke taal je ook spreekt. Iedereen heeft in ieder geval recht op onderwijs, want onderwijs is de sleutel tot ontwikkeling. Iedereen heeft recht op een menswaardig bestaan. We moeten ons extra inzetten voor kwetsbare groepen die systematisch worden onderdrukt of uitgebuit. Daarom hamer ik ook altijd persoonlijk heel erg op vrouwenrechten, in het bijzonder de positie van jonge meisjes en het recht om volledig vrij te mogen zijn.

Voorzitter. Nu u mijn motivatie kent en de kansen en de uitdagingen die ik zie op het beleidsterrein Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, wil ik graag wat dieper op de inhoud ingaan.

De voorzitter:

Voordat u daartoe overgaat, heeft de heer Kuzu een vraag voor u.

De heer Kuzu (DENK):

De heer Bouali zet zich dus af tegen populistische leiders, maar ik heb nog niet gehoord hoe hij zich afzet tegen populistische coalitiepartners. Dus ik vroeg me af hoe hij staat tegenover het plan van de heer Van Haga.

De heer Bouali (D66):

De heer Kuzu heeft heel goed gezien dat wij een nieuw voorstel hebben gedaan, samen met mijn collega Anne Kuik van het CDA. Dat zei zij eerder ook al. Daarin geven wij juist extra onze visie, hoe wij aankijken tegen bijvoorbeeld anticonceptie. We hebben daarin vrouwenrechten en meisjesrechten heel centraal gezet. Dat hebben we nu gepresenteerd, dus dat is mijn antwoord.

De heer Kuzu (DENK):

Dat heb ik inderdaad ook kunnen zien. In de krant wordt door een VVD-woordvoerder gezegd: wij nemen grote afstand. Ik wil de heer Bouali ook uitdagen om grote afstand te nemen van het voorstel van de heer Van Haga. Uw eigen amendementen heb ik allemaal kunnen zien, maar hoe gaat u grote afstand nemen van het voorstel van de heer Van Haga?

De heer Bouali (D66):

Ik gaf u net aan dat wij met een compleet ander voorstel zijn gekomen, waarin wij heel duidelijk hebben aangegeven waar wél de belangen liggen en waar wél de accenten liggen, namelijk dat meisjes en vrouwen eigen keuzes kunnen maken. Er ligt gewoon een ander voorstel. Dat lijkt mij een hele duidelijke markering.

De heer Kuzu (DENK):

Ik vind het toch zalvende woorden. Aan de ene kant dit podium gebruiken om aan te geven: ik, de heer Bouali van D66, neem grote afstand van wereldleiders die verdelen en populistisch zijn en zo. Maar een eigen coalitiepartner niet durven aanspreken en je verschuilen achter teksten zoals: we hebben een eigen amendement ingediend. Daar koopt de D66-achterban, daar kopen de mensen die de heer Bouali wil aanspreken helemaal niks voor.

De heer Bouali (D66):

Ik hoorde geen vraag, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Weerdenburg voor haar vraag. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ik hoor de heer Bouali zeggen dat hij een compleet ander voorstel heeft gedaan, samen met mevrouw Kuik. Ik zit te kijken naar zijn amendement en het amendement waar nu alleen nog de heer Van Haga onder staat, nr. 22 en nr. 14. Maar dat is toch exact hetzelfde amendement? Wat is nou het verschil? Of gaat het erom dat u gewoon niet meer met de heer Van Haga op één lijstje wil staan?

De heer Bouali (D66):

Nee, daar gaat het niet om. Als u inderdaad goed kunt lezen — ik zal u daarin meenemen — ziet u dat er inderdaad heel duidelijke accentverschillen staan. Wij hebben heel duidelijk aangegeven waar wij staan wat betreft anticonceptie. Daarin willen wij de rol van meisjes en vrouwen heel centraal zetten. Keuzevrijheid is een heel belangrijk punt. Wij willen dat overigens ook niet ten koste laten gaan van scholing, onderwijs, vaccinatie en dat soort dingen. Dus dat staat er allemaal heel duidelijk in en dat hebt u waarschijnlijk heel goed gelezen.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ja, in de toelichting staan er een paar regels bij. Dat klopt, maar dat had u ook gewoon hier mondeling in uw bijdrage kunnen zeggen: nou, de uitleg was niet helemaal de onze, maar het voorstel is exact hetzelfde. Op zich kan ik wel genieten hoor, van zo'n broedermoord binnen de coalitie. Heel amusant. Maar dan heb ik toch een vraag aan de heer Bouali. Het is toch algemeen bekend dat VVD'ers alles in geld uitdrukken en in rendement? Zelfs onze minister-president bestuurt Nederland als een irritante interimmanager. U wist toch waar u aan begon toen u in een coalitie ging zitten met de VVD? Waar is nu die befaamde tolerantie van D66 voor de cultuurverschillen met de VVD?

De heer Bouali (D66):

Ik heb u net geholpen met het lezen van het stuk. Ik zal u nu nog een keer helpen met luisteren. Er zitten dus inderdaad gewoon verschillen in. Die heb ik net genoemd. Wij geven juist extra aandacht aan die kansengelijkheid voor jonge vrouwen en meisjes en het gaat niet ten koste van onderwijs, vaccinatie en gezondheid. Dus dat lijkt mij heel duidelijk. Zal ik verder gaan, mevrouw de voorzitter?

De voorzitter:

Graag.

De heer Bouali (D66):

Ik gaf aan dat ik wat dieper wilde ingaan op de inhoud. Ik heb een aantal vragen over een reeks aan onderwerpen. Ten eerste heb ik een aantal amendementen ingediend. Het eerste amendement, op stuk nr. 18, gaat over de positie van vrouwen en in het bijzonder jonge meisjes. De cijfers over het aantal kindhuwelijken zijn schrikbarend. Als we niets doen, worden 134 miljoen meisjes in de periode 2018-2030 uitgehuwelijkt. Samen met het CDA wil ik hiertegen strijden. Wij willen organisaties als Save the Children en UNICEF en een alliantie als Girls Not Brides steunen. Met name in landen als Mali, Niger en Nigeria is nog veel werk te verzetten. Onderwijs is daarbij het recept voor ontwikkeling en vooruitgang, zo laten studies zien. Ik kijk uit naar de appreciatie van dit amendement door de minister.

Voorzitter. Mijn tweede amendement, op stuk nr. 15, gaat over het assistent-deskundigenprogramma. Hiermee helpen we zowel Nederlandse jongeren als jongeren uit ontwikkelingslanden. Zij kunnen dankzij hun expertise een bijdrage leveren aan internationale uitdagingen en aan de slag gaan bij internationale organisaties. Nederland heeft veel voordeel van een sterke internationale structuur. Daarom wil D66 daar extra inzet op. Ook hier kijk ik uit naar een reactie van de minister.

Mijn volgende vraag gaat over klimaat. Dankzij het regeerakkoord is er extra geld vrijgemaakt voor een beter klimaat. Ik ben dan ook heel blij dat de VVD juist op dit punt ook met amendementen komt. Dat steun ik van harte. Wat D66 betreft moeten we vooral inzetten op klimaatadaptatie en -mitigatie in de lage-inkomenslanden. Ook zou dit geld goed kunnen worden ingezet om ontbossing tegen te gaan, bijvoorbeeld door in te zetten op hernieuwbare energie. Deelt de minister dit? Ziet zij mogelijkheden om klimaatverbetering en het tegengaan van ontbossing te koppelen? Ik noem in dit verband ook het initiatief van Frankrijk om vanaf 2030 de import van soja, palmolie, hout en andere producten die te maken hebben met ontbossing te boycotten. Hoe beoordeelt de minister dat? Is zij bereid om dit voorbeeld te volgen en hierin samen op te trekken met Europese partners?

In Jemen voltrekt zich een van de grootste humanitaire crisissen van dit moment. Bij ons allemaal staan de beelden van uitgemergelde kinderen op het netvlies gebrand. Sinds het uitbreken van de oorlog zijn 25.000 kinderen gestorven van de honger. Ik dank de minister voor de extra noodhulp die zij heeft gegeven aan Jemen. Kan zij ingaan op de besteding van het geld en de Nederlandse inzet om een einde te maken aan de hongersnood in Jemen?

En dan een andere plek waar zich een tragedie voltrekt: Myanmar, dat kortgeleden bezocht werd door de minister. Zij voerde een moeilijk gesprek met betrokkenen over het drama daar. Ondertussen lijkt de repatriëring van de Rohingya te mislukken. Kan de minister de Kamer meenemen in haar bevindingen van die reis? Wat is nu de volgende stap? Wat kunnen we als Nederland doen en wat kan de EU doen?

Een ander land dat altijd mijn aandacht heeft, zoals de trouwe luisteraar weet, is Colombia. De Colombianen werken ongelooflijk hard om het moeilijke verleden achter zich te laten, maar zij hebben een nieuw probleem op de agenda: de opvang meer dan één miljoen vluchtelingen uit Venezuela. Dat zet een enorme druk op de voorzieningen. De minister-president is vandaag op handelsmissie naar Colombia. Ik moedig dat soort bezoeken ook aan. Het zou mooi zijn als de minister-president in Colombia ook de problematiek rondom de vluchtelingenopvang kan bespreken en een gebaar kan maken naar de Colombianen, eventueel met zijn Europese partners. Ik hoor daarop ook graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Vrouwenrechten: het is een breed begrip. We hebben het hier in de Kamer daar vaak over. Het gaat om het tegengaan van kindhuwelijken, om het versterken van vrouwelijk leiderschap en het vergroten van de rol van vrouwen in de politiek, en ook om economische zelfstandigheid.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, een vraag van de heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Nu het over vrouwenrechten gaat: ik heb samen met collega Van den Hul van de PvdA een amendement voorbereid voor meer humanitaire hulp voor de Rohingyavluchtelingen in de kampen in Bangladesh. Als ik zo luister naar het betoog van de heer Bouali, kan ik rekenen op zijn steun.

De heer Bouali (D66):

Ik kijk uit naar het amendement. Ik zal ernaar kijken. We wachten de reactie van de minister af en dan krijgt u ook mijn reactie te horen.

De heer Kuzu (DENK):

Dat amendement is rondgestuurd. Ik ken de heer Bouali als een hardwerkend Kamerlid. Ik denk dat hij het amendement ook vast en zeker heeft bestudeerd, maar om gewoon kort de inhoud te geven: 2 miljoen euro voor het helpen van vluchtelingen in Bangladesh. Van deze 2 miljoen wordt een bedrag van 1 miljoen ingezet voor de verbetering van de positie van vrouwen en meisjes in vluchtelingenkampen. De overige 1 miljoen, de algemene hulpverlening, is voor de verbetering van de positie van Rohingyavluchtelingen in die kampen. U heeft een prachtig verhaal over de Rohingya gehouden. U maakt zich daar zorgen over. Komt u ook over de brug door steun te geven aan dit amendement?

De voorzitter:

En dat vraagt u allemaal aan de heer Bouali. Dat gaat via de voorzitter.

De heer Kuzu (DENK):

Ja, en niet aan de minister, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, maar dat gaat via de voorzitter. Dank u wel. De heer Bouali. Gaat uw gang.

De heer Bouali (D66):

Laat ik de heer Kuzu tevreden stellen, want hij wil een soort van kwalificatie hebben. Ik vind het een heel sympathiek voorstel, maar nogmaals, we hebben heel veel amendementen hier liggen. Ik wacht de reactie van de minister af. Ik vind het een sympathiek voorstel. We wachten op de beantwoording en gaan naar het totaalpakket kijken van de amendementen die hier liggen.

De voorzitter:

Meneer Kuzu, we hebben voorafgaand aan dit debat afgesproken ... U wilt de laatste vraag? Gaat uw gang.

De heer Kuzu (DENK):

Ik vind het fijn dat de heer Bouali sympathiek aangeeft dat hij sympathiek staat tegenover het amendement, maar om een oordeel te kunnen vellen hoeft hij toch niet per se toestemming te krijgen van de minister? Hij kan toch gewoon aangeven "ik vind het een sympathiek amendement en ik ga daarin mee?". Toestemming van minister Kaag is in dit geval toch niet nodig, vraag ik via u aan de heer Bouali, voorzitter.

De heer Bouali (D66):

U heeft net als de PVV een beetje problemen met luisteren, geloof ik. Ik heb niet gezegd dat ik toestemming wilde vragen. Er liggen veel amendementen. We bekijken ze. Ik geef nogmaals aan dat ik het een sympathiek amendement vind. Als de minister geantwoord heeft, bekijken we het totaalplaatje en dan krijgt u van mij een oordeel.

Voorzitter. We hadden het over vrouwenrechten. Ik wilde ook aangeven dat het van belang is dat het gaat om het versterken van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Dat betekent in ieder geval dat vrouwen ook de baas zijn over hun eigen lichaam. Die ambitie staat expliciet in de nota van de minister. Daarom verbaast het mij dat het budget voor SRGR afneemt de komende jaren. Is de minister het met mij eens dat dit een vreemde en zorgelijke ontwikkeling is?

Tot slot wil ik wijzen op het Global Fund, dat hard werkt om aids, tbc en malaria uit te bannen. Ik begrijp dat de Nederlandse bijdrage voor dat Global Fund voor de periode na 2019 onzeker is. Klopt dat, vraag ik aan de minister. Is de minister wel van plan om die bijdrage te continueren?

Mevrouw de voorzitter. Ik ga afronden. Met ontwikkelingssamenwerking kunnen we armoede bestrijden, honger uitbannen en vrouwenrechten bevorderen. Met handel kunnen we groei realiseren, net als meer banen, welvaart en sociale ontwikkeling. Mijn fractie is daarom blij met de extra middelen uit het regeerakkoord en de tomeloze inzet van deze minister. Zij aan zij met partners in binnen- en buitenland kunnen we de wereld een stukje vooruit helpen.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Ouwehand staan, maar we hadden met elkaar acht vragen afgesproken en daar zit u al aan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan heeft de heer Bouali geluk.

De voorzitter:

Dank u wel, zeg ik in de richting van de heer Bouali. Dan geef ik mevrouw Van den Hul de gelegenheid voor haar inbreng. Mevrouw Van den Hul spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Precies een jaar geleden begon ik hier mijn inbreng over Amal uit Jemen, een heldin die opkomt voor de rechten van vrouwen en meisjes die, net zoals zij, als kind werden uitgehuwelijkt. De situatie in haar land is er sindsdien niet bepaald beter op geworden. 18 miljoen mensen hebben nu acuut hulp nodig, onder wie heel veel vrouwen en kinderen. Dat zijn meer mensen dan hier in heel Nederland wonen. Ook elders staat de menselijke waardigheid ernstig op het spel, in Myanmar, Venezuela, Kongo, Burundi, Zuid-Sudan, de lijst gaat maar door. Steeds meer mensen zijn op de vlucht en de ongelijkheid wereldwijd én binnen landen groeit, terwijl de ruimte voor activisten krimpt. Zeker zijn van een eerlijke wereld waarin we streven naar eerlijke kansen voor iedereen om iets van haar of zijn leven te maken en waarin we gezamenlijk opkomen voor de meest kwetsbaren, daarvoor is nog een hele lange weg te gaan, maar het kan. Het kan als we de winsten van grote bedrijven eerlijk over de hele productieketen verdelen, als we investeren in voedselzekerheid, onderwijs, vrede en veiligheid, als we investeren in vrouwen en meisjes en als vakbondsleiders, mensenrechtenverdedigers en milieuactivisten hun stem kunnen laten horen. Wereldwijd staan juist zij steeds vaker en verder onder druk. Hun vrijheid en ruimte worden ingeperkt door repressieve regimes en meedogenloze multinationals die zich niet geremd zien door wet- en regelgeving, zelfs tot de dood erop volgt.

Vorig jaar stierven honderden mensenrechtenactivisten, milieuactivisten, vrouwenrechtenstrijders en andere helden en heldinnen die zich de mond niet lieten snoeren. Zij verdienen onze steun. Van Burundi tot Bangladesh, te vaak is de rol van de EU reactief als activisten in de knel komen. Eerder zei de minister toe, naar aanleiding van mijn aangehouden motie, om de mogelijkheden te onderzoeken van een Europees waarschuwingssysteem waarmee de EU sneller kan ingrijpen als activisten onder druk worden gezet. Kan de minister aangeven hoe het daar inmiddels mee staat?

Voorzitter. Volgend jaar wordt het programma Samenspraak en Tegenspraak geëvalueerd. De betrokken organisaties hebben de afgelopen jaren veel tijd gestoken in het bouwen aan vertrouwen. Wij vragen de minister bij het uitwerken van het nieuwe kader deze organisaties de ruimte te geven om samen met hun partners te kunnen voortbouwen op dit belangrijke werk. Ook wil ik hier nogmaals het belang benadrukken dat ook kleine, lokale organisaties toegang hebben tot financiering. Dit is zeker voor organisaties die gemarginaliseerde groepen vertegenwoordigen, zoals lhbti's, mensen met een beperking of migranten, lang niet altijd vanzelfsprekend. In dit licht vraag ik de minister om hiervoor ook bij de uitfaserende focuslanden, zoals Indonesië, Benin en Uganda, waar het maatschappelijk middenveld ook onder druk staat, extra aandacht te hebben.

Voorzitter. Handel wordt vanavond en op andere momenten in dit huis veelvuldig geroemd als motor van ontwikkeling. Maar in de praktijk heeft zij ook vaak een negatieve impact op mens en milieu. Als de tegenkrachten in een land onder druk staan, moeten bedrijven die daar actief zijn wat ons betreft een extra stap zetten. Wij willen meer aandacht voor het maatschappelijk middenveld bij ambassades en beter inzicht in wat we precies verwachten van een bedrijf dat opereert in een land waar geen vakbondsvrijheid bestaat. Ik heb daarom op dit punt, samen met DENK en GroenLinks, een amendement ingediend ter versterking van onze imvo-diplomatie, want we zien regelmatig dat met name grote multinationals lokale regelgeving zonder pardon aan hun laars lappen. Corrupte en zwakke overheden laten dit soms gewoon gebeuren. De EU doet dan te weinig om deze bedrijven ter verantwoording te roepen. Tegelijkertijd zien we nog te vaak dat wat we met de ene hand geven, we met de andere hand wegnemen. Hulp en handel moeten veel duidelijker aan elkaar gekoppeld worden om echt effectief te zijn. Gelukkig zijn er bedrijven die laten zien hoe het ook kan. Een aantal koplopers binnen de convenanten vraagt zelfs expliciet om een eerlijker speelveld voor een eerlijker wereld. Maar, er zijn te veel achterblijvers die niet mee willen doen. Voor hen geldt wat ons betreft: waar geen wil is, is een wet. Daarom vroeg de aangenomen motie-Van den Hul/Diks om een bindend mechanisme in handelsverdragen ten aanzien van duurzaamheidshoofdstukken. Alleen met een betere bescherming van arbeid en milieu kunnen we zeker zijn van eerlijke handel. Kan de minister aangeven wat de voortgang daarvan is?

Voorzitter. De duurzame-ontwikkelingsdoelen, die al eerder genoemd zijn vanavond, zijn een belangrijke stip aan onze horizon. Bij deze minister als coördinerend bewindspersoon zijn die doelen wat ons betreft in goede handen. Maar we zien ook dat duurzame-ontwikkelingsdoelen niet bij al haar collega's even hoog op de agenda staan. We kijken daarom uit naar de invoering van de SDG-toets, die daar verandering in moet brengen. Want coherentie in beleid is cruciaal als we die doelen willen gaan halen, ook in eigen land. Dat betekent kritisch kijken naar belastingen, exportkredietverzekeringen en klimaatdoelstellingen, en als adoptiemoeder van SDG 5 voeg ik daar natuurlijk gendergelijkheid aan toe. Vandaag lanceerde ik daarom met collega Dilan Yeşilgöz het Gender Meerpartijen Initiatief, want het gaat pas goed met de wereld als het beter gaat met ons allemaal.

Voorzitter. Iedereen moet zeker zijn van een dak boven haar of zijn hoofd, van veiligheid, van genoeg eten en drinken, maar ook van onderwijs en zorg, zeker kwetsbare mensen. Nog nooit waren zo veel mensen ontheemd en afhankelijk van noodhulp. Stilzitten of wegkijken is wat ons betreft geen optie. Nog steeds verkeren veel vluchtelingen in mensonterende omstandigheden in detentiecentra en opvanglocaties. De minister heeft eerder haar afschuw uitgesproken over de situatie in Libië. Zijn de mensen in het betreffende kamp inmiddels in veiligheid gebracht? Dit kabinet investeert veel in opvang in de regio. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat die opvang ook echt menswaardig is en voldoet aan de eisen van de UNHCR? Is er zicht op waar dat al het geval is en waar er nog tekortkomingen zijn?

Voorzitter. Vrouwen en meisjes zijn extra kwetsbaar. Een op de vijf wordt tijdens hun vlucht of in de opvang slachtoffer van seksueel geweld. Seksueel geweld wordt helaas veelvuldig ingezet als oorlogswapen. Gisteren hebben wij hier uitgebreid over gesproken met Nobelprijswinnaar dr. Mukwege. Hij pleitte onder andere voor een fonds voor slachtoffers van seksueel geweld. Wij steunen zijn pleidooi van harte en hopen dat de minister dat ook doet. Wij horen graag hoe zij dat ziet. Want juist zij wier vertrouwen op zo'n gruwelijke wijze is geschonden, verdienen het om gezien en gehoord te worden, niet alleen tijdens de zestien dagen tegen geweld tegen vrouwen, niet alleen als het Binnenhof oranje kleurt; zij verdienen altijd erkenning en genoegdoening.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Voordewind, die spreekt namens de fractie van de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. "Dit is een hel. Haal ons alsjeblieft hieruit." Een hartenkreet van de migranten die we als commissie migratie onlangs spraken in de detentiecentra in Libië. De minister is er zelf ook geweest. Blijft de minister zich inspannen om deze vreselijke detentiekampen te gaan sluiten? Graag een reactie. Mevrouw Van den Hul had het er ook over.

Voorzitter. Ik sprak eveneens een jongen uit Nigeria. Hij vertelde dat hij als slaaf was verhandeld in Libië, zijn vrienden had verloren op de vlucht in Niger en nu hoopte dat hij maar terug kon naar Nigeria, weg uit de hel van Libië. Dat zijn zeer schrijnende verhalen. En dan leven er op dit moment nog 18 miljoen mensen op het randje van de hongersnood in Jemen. Collega's zeiden het al: 85.000 kinderen zijn inmiddels omgekomen van de honger. En dan hebben we het nog niet over de vele miljoenen ontheemden in Syrië, Irak, Zuid-Sudan en Somalië. Bovendien zijn er nog vele gevolgen van de klimaatverandering die voor de allerarmsten leiden tot grotere droogte, voedseltekorten, overstromingen en verdere migratie.

Voorzitter. Het is dan ook terecht dat dit kabinet 2 miljard euro extra uittrekt om de ellende in de wereld tegen te gaan en de meest armen in de wereld bij te staan. Om het accent op de vluchtelingen te benadrukken heb ik mede namens het CDA, D66 en de VVD een amendement ingediend om de bijdrage aan de noodhulpalliantie Dutch Relief Alliance met 10 miljoen euro te verhogen, juist om de opvang in de regio te versterken.

Voorzitter. Het maatschappelijk middenveld is onmisbaar voor de sociale cohesie, het creëren van veerkrachtige samenlevingen en het opkomen voor minderheden. Wereldwijd krimpt de ruimte voor burgers en organisaties die zich engageren voor democratie, mensenrechten en ontwikkeling. Nederland heeft een goede reputatie als het gaat om steun voor die maatschappelijke organisaties en het maatschappelijk middenveld, maar de ChristenUnie ziet dat graag verder versterkt. Hoe kan de minister dit realiseren naast het programma Samenspraak en Tegenspraak? Wat gaat de minister verder ondernemen om die maatschappelijke organisaties en dat maatschappelijk middenveld in vooral ontwikkelingslanden te versterken?

Voorzitter. Dan faith-based organisations, de zogenaamde fbo's. Zij kunnen een belangrijke rol spelen in het versterken van het maatschappelijk middenveld. Werken met lokale en nationale fbo's vereist kennis van zaken en sensitiviteit over verschillende religies en de plek die religie inneemt in de levens van mensen. De minister geeft regelmatig aan dat ze hier inderdaad oog voor heeft, maar wat gebeurt er nu in de praktijk? Worden die kennis en die sensitiviteit voldoende ondersteund bij de ambassades en op het ministerie? Wat kan de minister nog meer doen om deze religieuze literacy op de ambassades en het ministerie te vergroten? Is de minister ook bereid om de aandacht voor religie in de opleidingen te vergroten? Graag een reactie.

Mevrouw Kuik zei al dat er eind vorig jaar een motie van ons beiden is aangenomen. Wij roepen de minister op om verder te investeren in de perspectieven voor Afrikaanse jongeren door werkgelegenheidsprojecten en ondernemerschap te bevorderen. We vragen de minister expliciet wat zij nu gaat doen als het gaat om het betrekken of inzetten van maatschappelijke organisaties bij de uitvoering. Het nieuwe fonds heet het Challenge Fund. Ik hoor graag een reactie van de minister op dat punt. Ook geldt hier dat via het maatschappelijk middenveld beter kan worden aangesloten bij de cultuur en de religie in een land, waardoor de aanpak effectiever zal zijn, zo geloven wij.

Voorzitter. Dan handel. Helaas werken wereldwijd naar schatting 152 miljoen kinderen in de kinderarbeid, waarvan 85 miljoen onder zeer gevaarlijke omstandigheden. Kinderarbeid leidt tot een vicieuze cirkel van armoede en zorgt ervoor dat kinderen het recht op onderwijs wordt ontzegd. Ik heb dan ook een amendement ingediend om het Kinderarbeidfonds meer geld te geven. Een gecombineerde, gebiedsgerichte aanpak — we hebben het hier eerder over gehad in de Kamer — met kinderarbeidvrije zones, kinderarbeidvrije productieketens en onderwijs heeft in het verleden zeer positieve resultaten opgeleverd. Dat blijkt ook uit de evaluatie van het out of work and into school programme.

Voorzitter. Dan een ander onderwerp waar ik het helaas steeds opnieuw over moet hebben: de perverse prikkel in de Palestijnse uitkeringssystemen voor gevangenen of familieleden van gevangenen of omgekomen terroristen, die een extra premie zet op het maken van zo veel mogelijk slachtoffers. Ondanks het feit dat hier al zo vaak over gesproken is en de Palestijnse Autoriteit hier vaak op aangesproken is, weigert de Palestijnse Autoriteit dit systeem te stoppen. Voor de helderheid: wij zijn niet tegen uitkeringen aan gevangenen of hun familieleden, maar wel als de hoogte van die uitkering afhankelijk is van de hoeveelheid slachtoffers die er zijn gemaakt. Het wordt hoog tijd dat het Nederlandse kabinet op dit punt een duidelijk signaal afgeeft en een korting doorvoert als deze perverse prikkel niet volgend jaar stopt. De Palestijnse Autoriteit geeft ongeveer 7% van de totale begroting uit aan deze uitkeringen. Ik vind het dan ook niet onredelijk dat we 7% gaan korten op de bijdrage aan de Palestijnse Autoriteit, wat ongeveer neerkomt op 1,5 miljoen. Ik overweeg serieus om hierover in de tweede termijn een motie in te dienen samen met mijn collega van de VVD.

Ik zie dat er een interruptie is.

De voorzitter:

Ik zie de heer Kuzu ook staan, maar we hebben acht interrupties afgesproken. Daar bent u al doorheen, meneer Kuzu. Het spijt me.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is nou jammer. Dat is het nadeel als je een van de latere sprekers in de rij bent; dan zijn de interrupties op.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Het budget voor ontwikkelingssamenwerking zou eigenlijk 0,7% van het bnp moeten zijn. Dat is het helaas niet. De ChristenUnie heeft de ambitie om dat verder te laten groeien, maar niet alleen de ChristenUnie, maar ook deze minister heeft eerder uitgesproken om de koppeling met de 0,7% te willen herstellen. We hebben hier onlangs het debat gevoerd over de begroting van Defensie met de minister van Defensie. Daarbij heeft die minister ook weer de ambitie uitgesproken om te groeien naar de 2,0%, de NAVO-norm, als het gaat om de bestedingen aan Defensie. Ik vraag de minister hoe zij dat ziet. Wat is haar ambitie om mogelijk nog gedurende deze kabinetsperiode de eerste stappen te zetten om terug te groeien naar die 0,7%? Wat kan zij daarvoor doen?

Voorzitter, tot zover mijn bijdrage in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft nog een vraag van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

De ChristenUnie is een partij die er nooit een geheim van heeft gemaakt dat zij als het nodig is ook staat achter wetten om bedrijven te dwingen maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Het regeerakkoord sluit dat ook niet uit. Daarin staat dat, als uit de evaluatie in 2019 komt dat het convenantenbeleid niet heeft gewerkt en dat daardoor niet genoeg bedrijven maatschappelijk verantwoord zijn gaan ondernemen, er dwingende maatregelen kunnen volgen. Zou de heer Voordewind het geen verstandige manier van werken vinden om daar nu al van uit te gaan, om daarop voor te sorteren, en om nu al wettelijke maatregelen voor te bereiden, zodat we niet na de evaluatie in 2019 nog langer moeten wachten, en straks uit het kabinet stappen waarin ze een belofte niet heeft kunnen waarmaken, namelijk wettelijke maatregelen voor bedrijven om maatschappelijk verantwoord te ondernemen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Alkaya weet dat wij liever gisteren dan vandaag zo'n wet hadden gemaakt. Maar goed, in de coalitie hebben we afgesproken dat we eerst een evaluatie gaan doen en dat daarna bekeken wordt of, zoals in het regeerakkoord staat, er dwingende wettelijke maatregelen zullen volgen. Maar de heer Alkaya heeft wel gelijk: het denken hoeft niet stil te staan. Dat is bij ons ook niet het geval. Wij zijn concreet bezig met kijken hoe zo'n wet eruit zou kunnen zien. We hebben de voorbeelden al liggen van Frankrijk en in mindere mate van Engeland. Die wetten zijn al gemaakt. Sterker nog, in Frankrijk is die wet al ingegaan. We kunnen nog niet zien wat de effecten daarvan zijn. In Amerika hebben ze een soortgelijke wet. Wij zijn dus druk doende om te kijken welke elementen er in zo'n wet zouden moeten komen. Ik weet dat de heer Alkaya graag meedenkt in dit proces. Het kan dus ook zijn dat wij tot een notitie komen, "in voorbereiding tot".

De heer Alkaya (SP):

Ik ben heel blij om dat te horen. Als de heer Voordewind "wij" zegt, dan denk ik dat hij spreekt over de ChristenUnie. Maar zouden we dan ook niet vandaag, of morgen, samen een signaal aan de minister kunnen meegeven: als de ChristenUnie en de SP het al doen, zou het dan niet verstandig zijn als ook het ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland zulke wetgeving al in voorbereiding zou hebben? De kans is namelijk groot dat uit de evaluatie inderdaad zal blijken dat maar een schijntje, maar een klein percentage van de bedrijven maatschappelijk verantwoord is gaan ondernemen dankzij de convenanten en dat het grootste deel van de bedrijven nog net zo bezig is als een aantal jaren terug.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ga er nog steeds van uit dat er hele slimme mensen op het ministerie zitten, die ook niet stilzitten en die vast ook nog wel nadenken over wat er na de evaluatie moet gebeuren. Maar goed, daar ga ik niet over. Daar gaat de minister over. Ik hoor natuurlijk graag het antwoord van de minister op uw vraag. Maar wij als ChristenUnie zitten in ieder geval niet stil. Wij zijn bezig om te kijken welke elementen er in zo'n wet zouden moeten komen. Als er daarvoor input vanuit het ministerie kan komen, dan heel graag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu graag het woord aan mevrouw Ouwehand, die spreekt namens de fractie van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik had het al een beetje verklapt in mijn interrupties. De kern van mijn verhaal zal draaien om een uitspraak van een van mijn favoriete schrijvers, Leo Tolstoj. Hij zei: iedereen denkt wel aan het veranderen van de wereld, maar bijna niemand denkt aan het veranderen van zichzelf. Dat is heel vaak wel de sleutel om de wereld ten goede te veranderen. Ik wil allereerst mij aansluiten bij alle mooie woorden van veel collega's — ik ben daar oprecht blij mee — over het feit dat ontwikkelingssamenwerking werkt. Ik vond de bijdrage van mevrouw Kuik ook echt inspirerend: we hebben de morele plicht om te helpen. Daar ben ik het zeer mee eens. De Partij voor de Dieren zou graag zien dat we 1% van ons bruto nationaal product uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking, maar dat pleidooi kent de minister. Dus geen twijfels dat de minister dat echt heel graag wil doen waar er ellende is. Dank ook voor de noodhulp aan Jemen. We voelen ons allemaal zo machteloos. Laten we in godsnaam doen wat we kunnen. Ik vertrouw deze minister: dat doet ze daadwerkelijk.

Maar dan lijkt het toch wel een begroting met twee gezichten. Aan de ene kant proberen we het leed te verminderen en te verzachten, mensen te helpen die ons echt nodig hebben en de omstandigheden te verbeteren voor meisjes, vrouwen en andere kwetsbare mensen. Dat is nobel en goed, en het is fijn dat we dat doen. Maar we lijken toch een beetje veel weg te kijken van de schade die we zelf aanrichten aan de leefomgeving van deze mensen en de omstandigheden waarin ze moeten leven. Daar komt dus de handelsagenda van de minister bovendrijven, die gewoon dominanter lijkt dan haar inzet op het halen van de doelen die we met z'n allen hebben afgesproken, de Sustainable Development Goals.

Voorzitter. De Kamer heeft een motie aangenomen om de Monitor Brede Welvaart mee te nemen en te betrekken bij de uitwerking van de nota van de minister. Uit die monitor blijkt dat Nederland een kneiterrijk land is, maar dat dit ten koste gaat van mensen elders, van mensen in de toekomst en van onze natuurlijke hulpbronnen en het klimaat. Ik hoop dus dat de minister intensief aan de slag gaat met de motie, maar we zien daar nog niet heel veel bewijs van. Dan moeten we dus concluderen dat deze begroting niet alleen een begroting is met twee gezichten — aan de ene kant willen helpen maar aan de andere kant veel schade aanrichten — maar ook een begroting die koerst op 3°C klimaatverandering, dus 3°C opwarming van de aarde. En dat terwijl deze minister bij de SDG's erkent dat klimaatverandering moet worden aangepakt en dat het een van de risicofactoren is voor mensen in kwetsbare gebieden.

Voorzitter. Wat zou de minister nou kunnen doen? We hebben het al over palmolie gehad. Palmolie is desastreus voor het regenwoud. Mensen worden weggejaagd van hun land en moeten als schuldslaven terugkomen op de plantages, er wordt heel veel gif gebruikt en het laatste leefgebied van de orang-oetan verdwijnt. Hebben wij die palmolie nou echt nodig? Is het goed voor ons? Is het gezond? Vallen wij hier allemaal dood neer als we geen palmolie meer eten? Nee. Dat is gewoon niet zo. Als we dus al veertien jaar die matige aanpak proberen, met die tafels om het een beetje te verduurzamen, en de situatie nog steeds bedroevend is en we nog steeds regenwoud verliezen, kunnen we dan niet een keer concluderen dat die aanpak te weinig is en dat we ook iets anders moeten doen? Dan geven we die tafels nog niet op, maar misschien kunnen we ook zorgen voor een vermindering van de import van palmolie. Die hebben we, nogmaals, nergens voor nodig. Pindakaas is prima te eten zonder palmolie erin. Is de minister daartoe bereid? En hoe ziet zij dat met soja?

Voorzitter. Die tweegezichtenaanpak zag ik ook toen ik in het afgelopen herfstreces met een aantal collega-Kamerleden op uitnodiging van de minister van Buitenlandse Zaken op werkbezoek was op het hoofdkantoor van de VN. Als je daar rondloopt, zie je dat de VN echt zijn best doet, met alle mensen die daar werken, inclusief de Nederlandse delegatie, om een positieve verandering te bewerkstelligen. En je leest dat de mensenrechtenrapporteur van de VN-mensenrechtencommissie voor het recht op voedsel zegt: in het rijke Westen moeten we ten minste onze vleesconsumptie halveren of nog veel minder vlees eten, anders kunnen we het wel vergeten met het voeden van de wereld en het bestrijden van honger. Maar dan loop je daar in een kantine die gewoon vol ligt met vlees en zuivel. Daardoor dacht ik: hoe gaat dat eigenlijk op het ministerie van Buitenlandse Zaken? Wat zijn de voedselkeuzes daar? We weten dat de belangrijke instituten van de Verenigde Naties zelf, de mensenrechtenrapporteur maar ook het VN-milieuprogramma, zeggen: als we zo blijven doorgaan met de consumptie van vlees en zuivel wordt het nooit wat. Is het dan te veel gevraagd om daar in elk geval zelf naar te handelen? Is de minister dus bereid om bijvoorbeeld vegetarisch de norm te maken als ze zelf mensen uitnodigt voor het diner? Haar collega van OCW doet dat in elk geval wel. Laten we kijken wat we kunnen doen om die vlees- en zuivelconsumptie te verminderen, want dat helpt iedereen. En de VN-mensenrechtenrapporteur zegt het niet voor niks. Is de minister daartoe bereid?

Voorzitter. Ik heb ook goed nieuws, want in Australië zijn verkiezingen geweest en de Australische zusterpartij van de Partij voor de Dieren lijkt daar ... O, er is eerst een vraag, zie ik.

De voorzitter:

Meneer Van Haga, gaat uw gang.

De heer Van Haga (VVD):

Ik kom toch nog even terug op de palmolie. We zijn het daar denk ik helemaal over eens, alleen verschillen we wel van mening over de orde van grootte en over waar we de aanpak op moeten richten. Is mevrouw Ouwehand het met mij eens dat als zij wat minder palmolie gaat eten, de impact daarvan op de totale palmolieproductie verwaarloosbaar is? Als we onze Nederlandse, onze Wageningse, technieken inzetten om de productie van palmolie per hectare waarschijnlijk te verdrievoudigen, heeft dat een veel grotere impact op de palmolieproductie. Dan hoeven we helemaal geen bossen meer te kappen. Dat zou een veel betere insteek zijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het probleem is dat dit al veertien jaar de insteek is. Als er een dynamiek gaande is van een zoektocht van de grote levensmiddelenindustrie naar de goedkoopste grondstoffen overal ter wereld, dan moet je concluderen dat de belangen van het beschermen van natuurlijke ecosystemen en mensenrechten niet centraal staan en niets eens een gezond voedselpatroon voor de hele wereld. Het gaat dan vooral om de financiële belangen van de industrie. Ik heb al een paar keer gezegd dat palmolie goedkoop is. Het is een handige grondstof die heel vaak niet nodig is. Kunnen we dan, naast de aanpak die nu al veertien jaar geprobeerd wordt met die tafels en een zo efficiënt mogelijke productie — want dat wordt daar al geprobeerd — niet ook kiezen voor een verandering in ons consumptiepatroon en in ons biobrandstoffenbeleid? Want waarom stoppen we palmolie in de tanks van onze auto's?

Voorzitter. Ik heb ook goed nieuws. De Australiërs hebben al een Partij voor de Dieren in het parlement van New South Wales. Ze hebben nu ook verkiezingen gehad in Victoria en het lijkt erop dat de zusterpartij van de Partij voor de Dieren daar ook een zetel heeft gewonnen. Dat betekent dat we én vanuit het Nederlandse parlement én vanuit het Australische parlement kritische vragen kunnen stellen over de onderhandelingen over een handelsverdrag tussen Australië en Europa. Gaat dat nou wel of niet bijdragen aan de vermindering van dierenleed en aan het aanpakken van de klimaatverandering? Ik vraag dat nu alvast aan de minister. Kan zij er duidelijkheid over geven welke landbouwproducten daarin zouden zitten? Want het lijkt mij waanzin om vlees vanuit Australië naar Europa te slepen. Het is niet zo dat we hier te weinig vlees produceren. Dat geldt ook voor ander voedsel dat we hier gewoon prima zelf kunnen produceren.

Het andere goede nieuws was trouwens dat daar een partij in het parlement zat die de Shooters Fishers and Farmers Party of Victoria heette. Die hadden twee zetels, maar die lijken ze kwijt te zijn. Dat vind ik goed nieuws, want hier heten dat soort mensen gewoon conservatieve politici die niet zo erg voor klimaataanpak zijn. Dus misschien gaat het nog de goede kant op. Maar dan moeten we wel ook aan deze kant ons best doen. Hoe zit het met de onderhandelingen over het handelsakkoord tussen de EU en Australië? Kan de minister daar haar licht op laten schijnen? Is zij bereid om de klimaatdoelen bij alle onderhandelingen leidend te laten zijn?

Want hoe kan het nou dat we nog steeds met Brazilië in gesprek zijn over Mercosur, terwijl Brazilië zegt: we gaan niet meer meewerken aan het klimaatakkoord. Dat kan toch niet? Hetzelfde geldt voor Amerika. Kunnen we hier niet afspreken dat we geen handelsakkoord sluiten met de landen die het klimaatakkoord van Parijs niet gaan naleven? Dat zou voor enorme concurrentievervalsing zorgen, want producenten uit die landen hoeven dan niet aan klimaateisen te voldoen. Wij proberen die met pijn en moeite voor elkaar te krijgen in onze economie en dan zou je je grens gewoon open hebben voor producten uit die landen. Dat lijkt me niet eerlijk. Het lijkt me ook dat je daarmee de klimaatdoelen niet dichterbij brengt.

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Stoffer. Hij spreekt namens de fractie van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik heb niet in Australië geïnformeerd of daar inmiddels een SGP is opgericht, maar ik zal er morgen eens naar informeren. Je weet maar nooit!

Voorzitter. Ergens las ik: de wereld lijkt op een orkest zonder dirigent. Inderdaad, de wereldpolitiek klinkt vaak meer als een kakafonie dan als een symfonie. Maar dat leidt niet per se tot chaos. Want als we weten om te gaan met onvoorspelbaarheid en onzekerheid, zullen we ook manieren vinden om goede zaken te bevorderen.

Voorzitter. Dat vraagt allereerst om voldoende budget. Zonder geld doe je niets. Helaas moeten we vaststellen dat onverwachte rampen en crises grote druk leggen op het Nederlandse budget voor reguliere of officiële ontwikkelingssamenwerking, ODA. Die druk mag wat ons betreft niet te groot worden. De internationale afspraak om 0,7% van het bruto nationaal inkomen te investeren in ODA zal Nederland helaas niet nakomen. Onze vraag is dan ook wat de inzet van de minister is om die neerwaartse trend te keren. Kan de minister aangeven welk percentage van ODA gebruikt wordt als hefboom voor private investeringen in ontwikkelingslanden? Hoe wordt dit verder gestimuleerd?

De SGP-fractie vindt het van groot belang dat ontwikkelingshulp bij de allerarmsten terechtkomt, zowel in de middeninkomenslanden als in de minst ontwikkelde landen. Eind 2016 gaf de regering aan dat het percentage van de Nederlandse ODA voor minst ontwikkelde landen voor 2016 naar verwachting zou uitkomen op 0,26% van het bruto nationaal inkomen, terwijl voor 2017 en 2018 respectievelijk 0,24% en 0,21% verwacht werden. Wat is die daadwerkelijke verhouding de afgelopen jaren geweest? Kan de minister aangeven welk deel van de ODA op dit moment terechtkomt bij de allerarmsten?

Ik ga over naar schoon water en sanitatie. Als beschermheer van SDG 6, samen met mevrouw Van Brenk van 50PLUS, die hier vanavond helaas niet kan zijn, betwijfel ik of het zal lukken om in 2020 12 miljoen mensen extra te voorzien van sanitatie. Mevrouw Diks van GroenLinks heeft daar ook al over gesproken. Wij vinden het terecht dat vorige week het manifest "Iedereen heeft recht op een schoon toilet" is ingediend. Een goede gezondheid, maar ook economische zelfredzaamheid, kan niet zonder goede hygiëne. Ik vraag de minister dan ook om werk te maken van een geloofwaardig plan om de gestelde doelen te behalen. Wil zij inzicht geven in de budgetten die daarvoor nodig en gereserveerd zijn? Zo nodig heb ik samen met mevrouw Van Brenk daarvoor een motie achter de hand.

Voorzitter. In het verlengde daarvan — het is een iets ander thema — zou ik de minister willen vragen om actief steun te geven aan initiatieven om Nederlandse bedrijven op het gebied van waterwerken en infrastructuur internationaal in stelling te brengen. Ik zou zeggen: bring in the Dutch.

In de geest van mijn voorganger, die hier vorig jaar nog stond — het was een van de laatste debatten die hij gedaan heeft — leg ik ook de vinger bij SDG 2: een einde aan honger door middel van genoeg en gezond voedsel. Ik zou willen benadrukken dat hier geen koekoek-één-zangbenadering kan bestaan. We moeten onze kennis en expertise combineren met lokale kennis en expertise. Ik vraag vooral aandacht voor kleinschalige boeren. Voor hen is zelfvoorziening, beter voedsel en toegang tot financiering en lokale markten heel belangrijk. Onze vraag aan de minister is dan ook om werk te maken van een scherpere context en een doelgroepspecifieke benadering. Wil de minister daarop reageren?

Voorzitter. Genoeg eten en drinken is een zegen, maar je hebt er toch weinig aan als je moet vrezen voor lijf en leden. Ook dat is al door anderen benoemd. Een groot wereldwijd probleem is en blijft de straffeloosheid, waardoor misdadigers wegkomen met misbruik, mishandeling en onderdrukking. Hierdoor zitten talloze mensen, ook minderjarigen, tegen hun wil vast in gevaarlijke fabrieken of obscure bordelen. Niemand die hun roep hoort of hun tranen ziet. Een van de allerbelangrijkste manieren om dit tegen te gaan, is goed bestuur en een goed functionerende rechtsstaat. In lijn met SDG 16 kan en moet Nederland wat ons betreft daar zowel via overheden als maatschappelijke organisaties aan bijdragen. Onze vraag aan de minister is of ze dit expliciet tot doel wil maken voor alle diplomatieke posten en waar nodig ruim steun wil verlenen aan betrokken ngo's, zoals International Justice Mission en Terre des Hommes.

Voorzitter. Dan mensen met een beperking. Afgelopen zomer was ik in Uganda in Afrika. Via Light for the World — de mensen zaten daarstraks op de tribune — ben ik in aanraking gekomen met mensen in Afrika met een beperking. Mijn ogen zijn daar wel opengegaan, moet ik zeggen. Ik vind het heel belangrijk dat het kabinet oog blijft houden voor mensen met een handicap. Net als het CDA straks heeft gedaan, zou ik ook willen vragen of de minister bereid is om binnen de subsidiekaders voor ngo's en bedrijven speciale criteria op te stellen voor het erbij betrekken van mensen met een beperking.

Voorzitter, dan hulp en handel. Een ander belangrijk aandachtspunt is het verstandig combineren van hulp en handel. Het is een kwestie van coherent beleid. De rechterhand wel laten weten wat de linkerhand doet, zeg maar. Het is erkennen dat handel goed is, mits het niet zorgt voor uitputting van natuurlijke hulpbronnen of uitbuiting van mensen. Dit bespraken we recent al in eerder AO's. Daarom beperk ik mij dan ook tot één vraag: hoe wordt, ook door uitvoerders als RVO en FMO, gericht gestuurd op verduurzaming van handel en productie van internationaal opererende bedrijven?

Dan nog één ander punt voordat ik tot een einde kom. Over verstandig helpen en handelen gesproken, ik constateer dat deze minister fors, zelfs extra, bijdraagt aan de hulp aan Palestijnen. Maar helaas mis ik het zicht op hoe ervoor wordt gezorgd dat de Palestijnen dan ook snel en effectief onafhankelijk worden van deze buitenlandse hulp. Onze vraag, ook aan de minister, is dan: draagt Nederlandse en EU-hulp bij aan economische ontwikkeling en werkgelegenheid voor de Palestijnen en het overdragen van UNRWA-faciliteiten aan de Palestijnse autoriteiten? En is het voor de minister ook wezenlijk prioriteit dat de Palestijnen op eigen benen leren staan? Wat is de concrete aanpak en wat zijn de middelen om dat doel te bereiken?

Voorzitter, tot slot. Sommige mensen vergelijken de wereld met een orkest zonder dirigent, maar anderen spreken liever van een schaakbord, een biljarttafel of een arena. Hoe we het internationale speelveld ook zien, een flinke dosis wijsheid en spelinzicht hebben we allemaal nodig. Dat wensen wij als SGP de minister en allen die betrokken zijn bij de uitvoering van het beleid, dan ook van harte toe.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot graag het woord aan de heer Kuzu en de heer Kuzu spreekt namens de fractie DENK. Gaat uw gang.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Veel Nederlanders geven aan goede doelen en in onze samenleving is er gelukkig veel draagvlak voor mensen die getroffen worden door een natuurramp of lijden onder humanitaire crises. Wij moeten als land blijven opkomen voor anderen die dringend hulp nodig hebben.

Bij het bestuderen van de begrotingsbehandeling, dit jaar maar ook vorig jaar, over ontwikkelingssamenwerking heeft mijn fractie aangegeven het gevoel te hebben dat ontwikkelingssamenwerking wordt gebruikt als verkapt antimigratiebeleid. En afgelopen maandag werd dat pijnlijk duidelijk. Wij zagen VVD-Kamerlid Van Haga stuntelen bij Pauw, waarin hij het thema "ontwikkelingssamenwerking", de hulp voor de meest kwetsbaren in de wereld, wil beknotten door rendementsdenken in te voeren: €1 erin en €42 eruit. Bij de VVD hebben ze het idee dat alles maar in cijfers, geld en rendement uitgedrukt moet worden, waarbij er geen oog is voor de menselijke maat. Want ook in 2016 namen wij kennis van de voornemens van VVD-Kamerlid Taverne en eigenlijk had collega-Kamerlid Bouali van D66 dit kunnen weten.

Voorzitter. De keuzevrijheid van Afrikaanse vrouwen om zelf te bepalen hoeveel kinderen ze willen krijgen moet hun ontnomen worden, want al die Afrikanen komen op den duur naar Europa. En daarom wil de VVD condooms en anticonceptiepillen uitdelen om de geboorten te beperken en dat is te walgelijk voor woorden. Over onvrije landen gesproken! De conclusie: de vieze tengels van de VVD moeten uit de buurt van Afrikaanse vrouwen blijven. Ik vraag de minister zich krachtig uit te spreken tegen het walgelijke idee van Van Haga en als ze dat niet doet, moet ik tot mijn spijt vaststellen dat het kabinet en deze D66-minister rechtspopulisten vrije ruimte geeft. En dat zal ze vast en zeker niet willen.

Voorzitter. Ontwikkelingssamenwerking draagt concreet bij aan het bieden van hoop en perspectief op een menswaardig bestaan. Wereldwijd hadden in 2018 ruim 135 miljoen mensen humanitaire hulp nodig. Op dit moment zijn meer dan 68,5 miljoen mensen op de vlucht voor oorlog, geweld en vervolging. De nood is hoog, maar wat doet het kabinet in de tussentijd? Al tijdens de formatie van Rutte III werden de extra middelen voor ontwikkelingssamenwerking zwaar bevochten. Ze zijn onder meer aangewend om een aantal gaten in de komende begrotingen te dichten, die het gevolg waren van het kasschuiven van Rutte II.

In deze begroting wordt pijnlijk duidelijk dat de investeringen in ontwikkelingssamenwerking van dit kabinet niet genoeg zijn om eerdere bezuinigingen ongedaan te maken. De internationaal afgesproken norm van 0,7% van het bruto nationaal inkomen voor ontwikkelingssamenwerking wordt al voor het derde jaar op rij niet gehaald door Nederland. Al die partijen die prat gaan op het halen van de NAVO-norm van 2% van het bruto nationaal inkomen voor het besteden van geld aan wapens, zouden zich kapot moeten schamen.

Voorzitter. Dagelijks worden wij geconfronteerd met berichten over langdurige conflicten, natuurgeweld, hongersnoden en ziekten. Is de minister het met ons eens dat in tijden van ongekend hoge humanitaire noden Nederland meer zou moeten uitgeven aan humanitaire hulp in vergelijking met voorgaande jaren? Ik zal daarom beginnen met het door honger geteisterde Jemen. Hier voltrekt zich nu de grootste humanitaire crisis ter wereld. Dagelijks balanceren kinderen op het randje van de dood. Kinderen lopen meer gevaar om dood te gaan van de honger dan door bommen en kogels, kinderen die zo zwaar ondervoed zijn dat zij niet eens de kracht hebben om te huilen. Hoe is de minister voornemens om uitvoering te gaan geven aan de VN-Veiligheidsraadresolutie 2417, Conflict and hunger, inzake het uitbannen van honger als oorlogswapen?

Voorzitter. Wat ooit een van de rijkste landen van Zuid-Amerika was, vertoont nu een parallel met de situatie in Syrië. De aanhoudende gevolgen van de crisis in 2015 zijn goed zichtbaar in Venezuela. Volgens de VN zijn er meer dan 3 miljoen Venezolanen op de vlucht. De mogelijkheden om vluchtelingen in de regio op te vangen staan onder druk, nu de bereidheid van landen in de regio dreigt af te nemen, zoals in Brazilië, waar de zusterpartij van de PVV, de zeer rechts-populistische Jair Bolsonaro, de verkiezingen won. DENK wil de minister oproepen om te komen tot meer hulp voor landen binnen ons Koninkrijk, Aruba en Curaçao, die momenteel te maken hebben met de vluchtelingenstroom vanuit Venezuela. Ik vraag: is deze minister hiertoe bereid? Ik zal eerlijk toegeven: ik heb bot gevangen bij de staatssecretaris van Koninkrijksrelaties, en ook bot gevangen bij de minister van Buitenlandse Zaken. Maar ik reken op het hart van deze minister. Is deze minister tevens bereid om noodhulp te leveren voor Venezuela?

Voorzitter. Dan over de aangekondigde repatriëring van de Rohingya. Ruim 700.000 Rohingya vluchtten vorig jaar naar buurland Bangladash, nadat het Myanmarese leger in toenemende mate geweld tegen hen gebruikte. Uit onderzoek van de Verenigde Naties bleek dat het Myanmarese leger zich schuldig heeft gemaakt aan genocide. Mijn fractie is daarom ook diep bedroefd dat door de aankondiging van Bangladash en Myanmar beide landen Rohingya willen gaan repatriëren. Noch Bangladesh noch de burgerlijke regering van Myanmar kunnen de veiligheid garanderen van de Rohingya en hun thuisland Rakhine. Daarom drie vragen aan de minister. Is de minister het met mijn fractie eens dat voorkomen moet worden dat de Rohingya gedwongen terug moeten keren naar Myanmar? Twee. Bent u bereid om druk uit te oefenen op de regering van Myanmar om een waardig, veilig en humaan leven te garanderen voor de resterende Rohingya in Myanmar, in VN-Veiligheidsraadverband en binnen de Europese Unie? Drie. Ik wil graag aan de minister vragen hoeveel extra middelen zij zal inzetten om de positie van Rohingya in vluchtelingenkampen te verbeteren. Ik heb hierover samen met collega Van den Hul een amendement ingediend, waarop ik graag een reactie ontvang. Ik hoop dat de heer Bouali van D66, omdat hij het sympathiek vindt, zijn fractie zal adviseren om voor te stemmen.

Voorzitter. Dan over de UNRWA en de vijandigheid van Trump en de ChristenUnie. Begin dit jaar schrapte Trump al 65 miljoen van de geplande bijdrage aan deze VN-hulporganisatie. Nu gaat Trump een stap verder. De VN-hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen krijgt geen cent meer van de Verenigde Staten. Nu zie je dat hetzelfde dreigt te gaan gebeuren in Nederland. Met de ChristenUnie voorop hobbelen we weer achter de Verenigde Staten aan, terwijl volgens ons kabinet de UNRWA — ik citeer —"van essentieel belang is voor opvang in de regio door het verlenen van basisvoorzieningen aan ruim 5 miljoen Palestijnse vluchtelingen". Op humanitaire hulp zouden we niet moeten politiseren, en dat valt me echt vies tegen van de ChristenUnie. De UNRWA verzorgt de scholing van honderdduizenden Palestijnse kinderen en beheert ziekenhuizen en klinieken. Daarnaast verstrekt deze VN-organisatie hulp aan 5 miljoen arme Palestijnse gezinnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook, Libanon en Jordanië.

Voorzitter, ik rond af. Nederland moet sneller terug naar een bijdrage van 0,7% van het bruto nationaal inkomen. In plaats van pas in 2030 zou Nederland eigenlijk uiterlijk over vijf jaar terug moeten keren naar die bijdrage van 0,7%. Een grotere investering is nodig om de complexe mondiale uitdagingen het hoofd te bieden en structureel te investeren in de toekomst van de allerarmsten.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Met uw bijdrage zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn aan de zijde van de Kamer. Dat betekent dat ik zo dadelijk de beraadslaging zal schorsen. Morgenavond zal dit debat worden voortgezet. Dan beginnen we als eerste met de beantwoording van de minister in eerste termijn. Daarna houden we, afrondend, de tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Aan het eind van de dag vind ik het wel zo netjes om de minister te bedanken voor de aanwezigheid. Dat geldt uiteraard ook voor de Kamerleden, onze ondersteuning alsook die van de minister. Ook geldt dat uiteraard voor de verzorging van ons. Zeer veel dank.

Naar boven