25 Participatiewet

Aan de orde is het VAO Participatiewet (AO d.d. 08/02).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Aan de orde is het VAO Participatiewet. Ik geef de heer Jasper van Dijk namens de SP het woord.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank u, voorzitter. Ik heb drie moties en twee minuten, dus ik ga snel van start.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat mensen die behoefte hebben aan beschut werk belang hebben bij de expertise en instrumenten van de Sociale Werkvoorziening;

overwegende dat het behoud van de expertise en instrumenten van de SW van belang zijn voor de begeleiding bij werk en het detacheren van mensen vanuit de banenafspraak, conform het SER-advies;

van mening dat het wenselijk is om te bezien of de mensen die op de wachtlijst WSW staan alsnog in een SW-bedrijf aan het werk kunnen, indien dit elders niet lukt;

verzoekt de regering, in lijn met het SER-advies, zich in te zetten voor het voortbestaan van de expertise en instrumenten van het SW-bedrijf;

verzoekt de regering tevens de mogelijkheden tot verbreding van de doelgroep voor beschut werk te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87 (34352).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat alle arbeidsgehandicapten het recht hebben om zo goed mogelijk mee te kunnen doen in de maatschappij;

constaterende dat de huidige "kanbepaling" in de Participatiewet vrijblijvend is en geen rechten van arbeidsgehandicapten garandeert;

verzoekt de regering een voorstel te doen waardoor iedereen met een arbeidsbeperking het recht krijgt op begeleiding, scholing en aanpassing van de werkplek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Gijs van Dijk en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (34352).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering bij haar voorstellen omtrent loondispensatie zorg te dragen voor een breed draagvlak bij betrokkenen, waaronder sociale partners, sociaal werkgevers, gemeenten en de doelgroep zelf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89 (34352).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank, voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland voor de grote opgave staat, 125.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren en daarnaast 30.000, en als het aan het kabinet ligt nog eens 20.000 extra arbeidsplaatsen in het kader van de voorziening nieuw beschut werk;

overwegende dat deze ambitieuze doelstelling onvoldoende van de grond komt, en voorkomen moet worden dat de meest kwetsbare groepen in de Participatiewet, die niet zonder meer bij reguliere werkgevers kunnen werken, buiten de boot gaan vallen;

overwegende dat volgens de SER voor de onderkant van de arbeidsmarkt een sluitende sociale infrastructuur nodig is, en de kennis en infrastructuur van de SW-bedrijven — die nu onderbenut blijven — hiervoor goed gebruikt kunnen worden;

nodigt de regering uit binnen een halfjaar een voorstel te doen, waardoor SW-bedrijven in samenwerking met andere partijen een belangrijke rol kunnen gaan spelen, niet alleen voor de huidige WSW-werknemers, maar ook voor het realiseren van de banenafspraak en de nieuwe voorziening beschut werk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (34352).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Jong namens de PVV.

De heer De Jong (PVV):

Voorzitter, hartelijk dank. Ik heb drie moties, waarvan de eerste als volgt luidt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de gemeenten aan te sporen om mensen die een indicatie beschut werk hebben of in het verleden een indicatie tot beschut werk hebben gehad en nu niet in een beschutte werkomgeving aan het werk zijn, actief te benaderen om de wens tot het werken in een beschutte werkomgeving in kaart te brengen en voor deze mensen een beschutte werkomgeving te organiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (34352).

De heer De Jong (PVV):

Dan de volgende motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering alles in het werk te stellen om in ieder geval de bestaande sociale werkplaatsen in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (34352).

De heer De Jong (PVV):

De volgende motie is mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de gemeenten ertoe te bewegen de bestaande sociale werkplaatsen en bijkomende infrastructuur en kennis van de doelgroep in te zetten voor het realiseren van beschut werk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (34352).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Voortman namens GroenLinks.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering uitvoering dient te geven aan de motie-Van Weyenberg/Heerma (Kamerstuk 33161, nr. 174) om een onderzoek te doen naar de effectiviteit van loondispensatie en loonkostensubsidie;

overwegende dat dit onderzoek nog loopt en de resultaten eind 2018 verwacht worden;

verzoekt de regering te wachten met het uitwerken van een voorstel voor loondispensatie tot de resultaten van dit onderzoek bekend zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (34352).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zoekperiode in de Participatiewet negatieve gevolgen kan hebben voor kwetsbare jongeren;

van mening dat deze jongeren ondersteund moeten worden en niet aan hun lot moeten worden overgelaten;

overwegende dat gemeentes weinig beleidsvrijheid zeggen te ervaren op dit punt;

verzoekt de regering richting gemeentes te verduidelijken dat zij alle ruimte hebben om waar nodig de zoekperiode te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (34352).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot geef ik het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de PvdA.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Flextensie in sommige gemeenten leidt tot verdringing van regulier werk;

verzoekt de regering in overleg met gemeenten te gaan om maatregelen te treffen die de verdringing door Flextensie tegengaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Van Brenk en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (34352).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een van de doelstellingen van de Participatiewet is dat alle mensen met een arbeidsbeperking als volwaardige werknemers mee moeten kunnen doen op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering te realiseren dat bij een eventuele aanpassing van de Participatiewet deze doelstelling gehandhaafd blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Van Brenk en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (34352).

Dank u wel. Er is behoefte aan een schorsing van ongeveer tien minuten.

De vergadering wordt van 16.26 uur tot 16.36 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Allereerst zeg ik de Kamerleden graag dank voor de bijdragen in dit VAO, maar zeker ook in het algemeen overleg dat wij daaraan voorafgaand hebben gehad, want het gaat om mensen mee laten doen. Ik loop graag de moties langs.

De motie van de heer Van Dijk …

De voorzitter:

Jasper van Dijk.

Staatssecretaris Van Ark:

Dank u wel, voorzitter. De motie van de heer Jasper van Dijk op stuk nr. 87 verzoekt de regering om zich in te zetten voor het voortbestaan van de expertise en de instrumenten van het SW-bedrijf en om de doelgroep voor beschut werk te verbreden. Expertise van het SW-bedrijf is inderdaad zeer belangrijk. Het is echter wel zo — u zult mij dat vandaag een aantal keren horen zeggen bij de moties — dat hoewel ik zeker ook enthousiast ben over de sector en veel individuele bedrijven in de sector, het aan de gemeenten is om te bepalen welke rol zij geven aan hun SW-bedrijf. Er is op dit moment geen aanleiding voor onderzoek naar een verbreding van de doelgroep beschut werk en ik kan aangeven dat de aanvragen voor beschut werk inmiddels goed op gang lijken te komen. Derhalve ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 88 van de heer Jasper van Dijk om een voorstel te doen waardoor iedereen met een arbeidsbeperking het recht krijgt op begeleiding et cetera moet ik helaas ook ontraden. Mensen met een arbeidsbeperking kunnen wel degelijk een beroep doen op de gemeente. De gemeente moet zorgvuldig beoordelen wat iemand nodig heeft, maar ook dat is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

De heer Jasper van Dijk roept in zijn motie op stuk nr. 89 de regering op omtrent loondispensatie zorg te dragen voor een breed draagvlak. Ik kan aangeven dat ik heel veel gesprekken voer met partners in het veld over deze maatregel. Zowel aan werkgeverszijde als aan werknemerszijde, aan de kant van gemeenten, cliënten, Ieder(in); we zitten met veel organisaties om tafel, maar het woord "zorgdragen" lijkt op een resultaatsverplichting. Die kan ik helaas niet aangaan. Ik kan wel een inspanningsverplichting aangaan, maar in deze variant moet ik de motie ontraden.

Van mevrouw Van Brenk en de heer Gijs van Dijk is er de motie op stuk nr. 90 over de SW-bedrijven. Binnen een halfjaar is het niet mogelijk om nieuwe plannen te maken en dat zou ik ook niet wenselijk achten. Er is immers al een herstructurering middels de motie-Kerstens vormgegeven. SW-bedrijven worden al op heel veel plekken ingezet voor beschut werk en voor de banenafspraak. Derhalve ontraad ik de motie.

De heer De Jong diende de motie op stuk nr. 91 in over beschut werk. Deze motie laat ik aan het oordeel van de Kamer. In het algemeen overleg heb ik reeds toegezegd om via de verzamelbrief nog een keer aan gemeenten te vragen en onder hun aandacht te brengen om mensen actief te benaderen en ook te bezien of zij deze mensen een beschutte werkplek kunnen aanbieden.

De motie op stuk nr. 92, ook van de heer De Jong, moet ik ontraden. Het is aan de gemeente om dit te bewerkstelligen.

Dan de motie op stuk nr. 93 van de heer De Jong over het inzetten van bestaande sociale werkplaatsen voor de realisatie van beschut werk. Ik herhaal dat ik zeker ook enthousiast ben over de inzet van SW-bedrijven en over hun expertise, maar ook in dit geval geef ik aan dat de gemeente hierover gaat en ontraad ik de motie.

De heer De Jong (PVV):

Allereerst hartelijk dank aan de staatssecretaris dat zij de motie met betrekking tot het actief benaderen van de doelgroep aan het oordeel van de Kamer heeft gelaten. Dat is hartstikke goed, maar ik heb toch een vraag over de laatste motie. Daar gaat de gemeente zelf over, maar we kunnen de staatssecretaris ook de opdracht geven om de gemeenten daadwerkelijk te laten bewegen zodat zij dat ook gaan doen.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik wil twee zaken onderscheiden, allereerst de taakstelling wat betreft beschut werk. In de afgelopen periode zagen we dat gemeenten maar langzaam op stoom kwamen. Die hadden echt wel even wat tijd nodig. We hebben daar veel in geïnvesteerd en zien dat gemeenten een inhaalslag maken. Ik zie ook dat ze in de praktijk vaak gebruikmaken van hun SW-bedrijf of in ieder geval samenwerken met partners die veel kennis en expertise hebben over deze doelgroep. Het woord "bewegen" zie ik ook hier als een resultaatsverplichting. Daarom ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de staatssecretaris verdergaat met de motie op stuk nr. 94.

Staatssecretaris Van Ark:

De motie op stuk nr. 94 vraagt om het onderzoek naar loondispensatie en loonkostensubsidie af te wachten. In het regeerakkoord is een keuze gemaakt voor loondispensatie en ik ben op dit moment druk bezig met de uitwerking van dat voornemen. Het onderzoek dat is geïnitieerd naar loonkostensubsidie en loondispensatie, waar de vorige Kamer bij motie om heeft gevraagd, loopt intussen gewoon door. De lessen die uit dat onderzoek getrokken kunnen worden zal ik ook zeker meenemen met de huidige onderzoeken naar de werkwijze. Maar ik ontraad de motie, omdat we de keuze voor loondispensatie in het regeerakkoord helder hebben gemaakt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wat is dan nog het nut van dat onderzoek als we niet dat onderzoek afwachten voordat er voorstellen ten aanzien van loondispensatie komen?

Staatssecretaris Van Ark:

Het onderzoek gaat onder andere ook in op de context van de praktijk waarin de instrumenten nu worden toegepast, dus ik kan mij voorstellen dat er hoe dan ook hele waardevolle lessen in zitten, die we kunnen betrekken bij de uitwerking van het instrument zoals we nu voornemens zijn te doen.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Maar dan is het toch logisch om wel dat onderzoek ook echt gewoon fatsoenlijk af te wachten, zodat je het er echt goed bij kunt betrekken. Als je al wel de voorstellen in de Kamer gaat behandelen, dan kun je daar nog niet de uitkomsten van dat onderzoek in meenemen.

Staatssecretaris Van Ark:

Nee, dat kan niet. We hebben in het regeerakkoord een heldere keuze gemaakt. Het onderzoek loopt daarbij wel door. Wat mij betreft betrekken we de uitkomsten van dat onderzoek bij het uitwerken van de loondispensatie.

In de motie op stuk nr. 95 verzoekt mevrouw Voortman om "richting gemeentes te verduidelijken dat zij alle ruimte hebben om waar nodig de zoekperiode te schrappen". Ik stok een beetje bij de terminologie "alle ruimte", want ik ben zeker ook van mening dat jongeren tot 27 jaar die in een kwetsbare positie verkeren, niet altijd geheel zelfstandig hun zoektocht naar werk of opleiding kunnen doen, maar aan hen kan de gemeente, ook al tijdens die zoektermijn van vier weken, ondersteuning bieden. Het gaat dan wel om individueel maatwerk. Dat is wat mij betreft strijdig met "alle ruimte" en derhalve ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Korte opmerking, mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij was dit een letterlijk citaat van de staatssecretaris, maar ik heb het verslag er niet bij gepakt. Ik zeg ook niet dat je generiek die maatregel moet kunnen toepassen, maar in specifieke situaties kan dit wel. Gemeentes hebben die ruimte, terwijl ik van gemeentes hoor dat zij die ruimte niet ervaren. Het gaat er dus om of wij aan gemeentes duidelijk kunnen maken dat ze wel degelijk die ruimte hebben. Ik wil best het woordje "alle" schrappen en daar bijvoorbeeld "waar nodig de ruimte hebben" van maken. Zou dat al het verschil maken?

Staatssecretaris Van Ark:

Als ik de motie zo mag opvatten dat ik in de verzamelbrief die we naar gemeenten gaan sturen, nog een keer gemeenten nadrukkelijk erop wijs dat zij mogelijkheden hebben om kwetsbare jongeren tijdens hun zoektermijn te ondersteunen, dan kan ik haar oordeel Kamer geven, maar alleen als ik haar zo kan verstaan. Maar ik blijf er wel op hameren dat het individueel maatwerk is en ook niet meer dan dat.

De voorzitter:

Mevrouw Voortman, bent u het ermee eens?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Daar ben ik het met eens. Zo mag de staatssecretaris haar interpreteren.

De voorzitter:

Oké, dan is het oordeel Kamer, begrijp ik van de staatssecretaris. Toch?

Staatssecretaris Van Ark:

Ja.

Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 96 over Flextensie. Daarin wordt mij gevraagd om maatregelen te treffen die de verdringing door Flextensie tegengaan. Ik denk dat het heel erg van belang is om hier ook met elkaar te constateren dat verdringing moet worden tegengegaan. Ik heb afgelopen week een bestuurlijk overleg gehad met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarin ik er bij hen op aangedrongen heb om ook werk te maken van het tegengaan van verdringing. Om dat echter te koppelen aan het instrument Flextensie en daarmee Flextensie te verbieden — een instrument dat wat mij betreft ook een grote meerwaarde heeft — gaat mij te ver en derhalve ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Laatste motie. O, de heer Gijs van Dijk, over de vorige motie, denk ik.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ja, dit gaat over Flextensie en het gaat met name inderdaad om het punt dat de staatssecretaris noemt: om die verdringing tegen te gaan. Dat is dus echt de strekking van de motie, en niet meer dan dat.

Staatssecretaris Van Ark:

Ja, maar ik handhaaf mijn oordeel.

De voorzitter:

Oké. Laatste motie.

Staatssecretaris Van Ark:

De motie op stuk nr. 97 loopt vooruit op de evaluatie die we gaan hebben in 2019 en zou ik derhalve als voortijdig willen betitelen. Daarom ontraad ik de motie.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik vind het wel echt heel mager, als ik eerlijk ben. Volgens mij zijn de intenties van de vorige motie hetzelfde. Dit is gewoon een doelstelling van de Participatiewet, niet meer en niet minder. De vraag is: handhaven we de doelstelling, ja of nee?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik heb de afgelopen debatten gezien dat achter al deze woorden een hele wereld aan interpretatieverschillen schuilgaat. Wij hebben, binnenkort hoop ik, een debat over de hoofdlijnennotitie loondispensatie. Dan kunnen we wat mij betreft uitgebreid stilstaan bij de vraag of we daar hetzelfde mee bedoelen, maar ik acht het op dit moment ontijdig. Daarom handhaaf ik mijn oordeel dat ik de motie ontraad.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Tot slot. Ik loop nergens op vooruit. Deze motie zegt wat de doelstelling is van de Participatiewet. De vraag is of die doelstelling dezelfde blijft. Er zullen waarschijnlijk aanpassingen volgen, maar de doelstelling is dat iedereen volwaardig mee zou kunnen doen. Dat lijkt me een heel simpele en mooie doelstelling, die we hier breed zouden kunnen dragen.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik snap het. Ik vind het ook een heel debat waard, maar omdat ik weet dat we dat ook gaan hebben en dat hier een hele wereld achter ligt, handhaaf ik mijn oordeel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik zie dat de minister voor het volgende onderwerp al aanwezig is, dus we gaan gewoon door met het VAO Ouderenmishandeling/Ouderenzorg/Verpleeghuiszorg.

Naar boven