8 Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid

Aan de orde is het VAO Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 15 juni 2017 (AO d.d. 07/06). 

De voorzitter:

Ik zie een grote opkomst op de publieke tribune. Er is grote interesse voor het VAO. Van harte welkom allemaal. Ik heet verder de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. 

Ik geef de heer Wiersma van de VVD-fractie als eerste spreker het woord. 

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter. Gisteren hadden wij het algemeen overleg over de Europese Raad Werkgelegenheid. Daarin hebben wij het ook gehad over de Detacheringsrichtlijn. Daar is de VVD altijd kritisch op geweest. In dat kader willen wij één motie indienen. Ik zal de motie voorlezen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de herziening van de Detacheringsrichtlijn gevolgen heeft voor Nederlandse bedrijven; 

constaterende dat het impactassessment uitgevoerd door de Europese Commissie niet specifiek toeziet op de gevolgen voor Nederland; 

constaterende dat in het impactassessment van de Europese Commissie niet het nu voorliggende voorstel met wijzigingen is meegenomen; 

overwegende dat de Kamer bij het behandelvoorbehoud heeft verzocht geïnformeerd te worden over de effecten van de wijziging van de Detacheringsrichtlijn op onder meer de concurrentiekracht van Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven; 

verzoekt de regering, een impactanalyse uit te voeren van de effecten van het huidige, gewijzigde, voorstel op de concurrentiekracht van Nederland, de handhavingskosten en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en verzoekt de regering de Kamer daarover voor 30 juni 2017, dus op korte termijn, te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 440 (21501-31). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Nagaan wat de effecten van een maatregel zijn is op zichzelf natuurlijk prima, maar dat doe je voordat je een besluit neemt. De heer Wiersma wil voor 30 juni informatie, maar de minister moet volgende week al aangeven of Nederland akkoord gaat. Gaat de heer Wiersma akkoord met de aanscherping van de Detacheringsrichtlijn? Of zegt hij dat de minister tegen moet stemmen en om uitstel moet vragen omdat eerst de motie moet worden uitgevoerd? Ik vind de volgorde anders buitengewoon vreemd: eerst "ja" zeggen en daarna nog onderzoek doen naar de betekenis ervan. Dat is niet zoals ik het thuis heb geleerd. 

De heer Wiersma (VVD):

Er is een behandelvoorbehoud gemaakt. Daar zijn afspraken over gemaakt en er is een heronderhandeling geweest. Daarop is een oriëntatie gekomen. De inschatting is dat die tot een gekwalificeerde meerderheid leidt. De minister krijgt van mij mee dat het wel zo netjes is om een analyse te maken als er een nieuw voorstel is gedaan. Wij hebben daar niet voor niks met elkaar afspraken over gemaakt in het behandelvoorbehoud. Er ligt nu een nieuw voorstel. Het is voor bedrijven in Nederland dan ook belangrijk om te weten wat de consequenties daarvan zijn. Daarover heeft men zorgen: wat zijn die veranderingen? Die zorgen moeten we meenemen. Ik vraag de minister om die zorgen in beeld te brengen. Vorig jaar hebben wij een impactassessment van de Europese Commissie gekregen, maar ik wil er nu een speciaal voor Nederland: wat zijn de gevolgen van deze richtlijn voor Nederland en voor Nederlandse bedrijven? Volgens mij is dat een heel duidelijke vraag. Het zou mooi zijn als andere partijen dat steunden, want het eerste impactassessment werd ook ondersteund. Waarom zouden we dan niet opnieuw een analyse vragen als er nieuwe veranderingen zijn? 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dan is het de vraag of de heer Wiersma wil dat in Brussel om uitstel wordt gevraagd, want dat is wat hij doet als hij nu een onderzoek wil. Dan zegt hij: wacht nog even met "ja" zeggen, want ik wil meer weten. Ik vind dat niet verstandig, maar dan moet de heer Wiersma gewoon de koninklijke route bewandelen en hier een motie indienen waarin hij de minister vraagt er niet mee in te stemmen omdat eerst een impactassessment moet plaatsvinden. Ik vind dit echt een heel rare vorm, want hij zegt nu eerst "u mag ermee instemmen" en daarna "we gaan bekijken wat dat betekent". Dat is toch een klein beetje raar. 

De heer Wiersma (VVD):

Ik waardeer het dat D66 meedenkt. Dank daarvoor. Als de minister door de VVD wordt gevraagd om het impactassessment opnieuw en specifiek voor Nederland uit te voeren omdat er wijzigingen zijn, dan zal de minister prima kunnen inschatten hoe hij dat het beste kan doen. Daar vertrouw ik op. Dat laat ik aan deze minister. 

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Als het allemaal goed gaat, gaan we volgende week in Europa weer een stap vooruit zetten. "Een stap vooruit" betekent hier: een herziening van de Detacheringsrichtlijn. De PvdA is daar erg voor. Van ons mag het in Europa nog wel wat verder gaan, volgende week maar ook in de komende jaren. Daarom stel ik de volgende twee moties voor. Beide moties zijn medeondertekend en -ingediend door de heer Jasper van Dijk van de SP. Dat klinkt qua naam natuurlijk al goed. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat pensioen geen onderdeel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden na de detacheringstermijn; 

overwegende dat pensioen een wezenlijk onderdeel is van de arbeidsvoorwaarden in Nederland; 

verzoekt de regering om in Europees verband te bepleiten dat pensioen onderdeel moet uitmaken van de arbeidsvoorwaarden na de detacheringstermijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 441 (21501-31). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Europese Commissie op 31 mei jl. het zogenaamde Mobility Package heeft gepresenteerd; 

constaterende dat er in het Mobility Package maatregelen worden voorgesteld waardoor het principe van gelijk loon voor gelijk werk voor vrachtwagenchauffeurs onder druk komt te staan; 

verzoekt de regering om zich in te zetten voor gelijk loon voor gelijk werk en oneerlijke concurrentie in Europa tussen vrachtwagenchauffeurs tegen te gaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 442 (21501-31). 

De heer Özdil (GroenLinks):

Voorzitter. Europese samenwerking is te veel een project van liberalisering en deregulering geweest, en te weinig gericht op een eerlijke Europese arbeidsmarkt. Daarom is het goed dat wij als commissie voor Sociale Zaken meekijken bij het Mobility Package om de positie van chauffeurs in heel Europa te verbeteren. 

In het algemeen overleg van gisteren heb ik de minister gevraagd om een richtlijn om de positie van vrouwen op topposities te verbeteren. Die wil hij niet. De minister zal toch moeten erkennen dat dit kabinet heeft gefaald in het streven om meer vrouwen aan de top te krijgen. Mijn fractie vindt dat het tijd is om op Europees niveau maatregelen te nemen, nu het in Nederland niet is gelukt om de gendergelijkheid op de arbeidsmarkt te versterken. 

Ik heb een motie overwogen, maar gezien de opstelling van de minister en de anti-Europese houding van te veel partijen in deze Kamer heb ik besloten om vandaag geen motie in te dienen. Niettemin hoop ik hen allen in de toekomst in het debat te kunnen overtuigen. Verder wens ik de minister volgende week veel succes en wijsheid toe om overeenstemming te kunnen vinden over een betere Detacheringsrichtlijn, die bijdraagt aan een eerlijke arbeidsmarkt en aan gelijk loon voor gelijk werk. 

De heer De Jong (PVV):

In zijn betoog zegt de geachte afgevaardigde van GroenLinks eigenlijk dat hij, als hij iets op nationaal niveau niet doorgedrukt kan krijgen, het maar op Europees niveau moet doen. De minister moet dit dus maar op Europees niveau gaan doen. Maar wat je ook vindt van het voorliggende voorstel, het kan toch nooit zo zijn dat je iets wat niet in het nationale parlement lukt, ergens alsnog via Europa door de strot wilt duwen? 

De heer Özdil (GroenLinks):

Ik dank de heer De Jong voor zijn vraag, want die illustreert volgens mij heel goed het verschil tussen de PVV en GroenLinks. Beide partijen zeggen het op te nemen voor de gewone man, voor de Nederlandse arbeider en voor alle arbeiders, maar het verschil is dat GroenLinks daadwerkelijk iets voor hen wil doen. Als het op landelijk niveau niet lukt, gaan wij op Europees niveau de positie van werknemers versterken. We zitten nu eenmaal in de EU. Het is duidelijk dat de heer De Jong daar anders over denkt, dat hij vindt dat dat anders zou moeten zijn. Ik ben dat niet met hem eens. Zolang wij EU-lid zijn, hebben wij instrumenten om mensen te helpen, ook de mensen die op de partij van de heer De Jong hebben gestemd. Ik kies ervoor om dat wel te doen, andere partijen maken hun eigen keuzen. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer De Jong. 

De heer De Jong (PVV):

Het is heel wonderlijk. Het is maar net hoe je naar de democratie kijkt, natuurlijk, maar het nationale parlement is hier. Ik richt me nu tot u, mevrouw de voorzitter. Hier spreekt een geachte afgevaardigde van GroenLinks, gekozen door het Nederlandse volk in het Nederlandse parlement. Wat je ook van de voorstellen vindt: dit is toch de plek om dit wel of niet te regelen? Het kan toch niet zo zijn dat Kamerleden van GroenLinks zeggen: Nederlandse parlementariërs zitten er nu eenmaal, maar op het moment dat ik ze iets door de strot kan duwen via Europa, kies ik liever die weg? Het kan toch niet zo wezen dat dit zo is? 

De heer Özdil (GroenLinks):

De heer De Jong herhaalt zijn vraag. Ik zal mijn antwoord ook herhalen. Ik neem afstand van de term "door de strot duwen". Het gaat hier om het verbeteren van de positie van Nederlandse werknemers. Ik vind dat niet iets door de strot duwen. Ik vind dat iets waar we met z'n allen voor moeten strijden. Ik kies ervoor om dat, als het niet op landelijk niveau lukt, via Europa toch voor elkaar te krijgen, juist voor de mensen om wie het gaat. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Mijn collega Gijs van Dijk zinspeelde er al op: ik heb twee moties met hem mogen indienen en ga nu ook twee moties met hem indienen. Dat maakt dat we vier moties-Van Dijk/Van Dijk hebben. Het is onvermijdelijk dat wij onze krachten bundelen. Het zijn ook nog eens prachtige moties. 

De eerste motie: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat de Detacheringsrichtlijn voor alle sectoren dient te gelden, inclusief de transportsector; 

van mening dat de transportsector niet achtergesteld mag worden ten opzichte van andere sectoren; 

roept de regering op, in Europees verband te bepleiten dat de herziene Detacheringsrichtlijn ook geldt voor de transportsector, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 443 (21501-31). 

De heer Jasper van Dijk (SP):

De tweede motie: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de herziening van de Detacheringsrichtlijn voorziet in een maximumdetachering van 24 maanden; 

van mening dat dit voorstel ertoe leidt dat werknemers uit andere lidstaten maar liefst twee jaar lang onder goedkopere arbeidsvoorwaarden kunnen werken, waardoor allerminst sprake is van een gelijk speelveld; 

verzoekt de regering, in Europees verband te bepleiten dat de termijn van 24 maanden zoveel mogelijk wordt bekort, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 444 (21501-31). 

De heer De Jong (PVV):

Voorzitter. Net kwam in het onderlinge debatje al naar voren dat Nederland wat de PVV betreft zelf zou moeten gaan over voorstellen die nu vaak vanuit de Commissie op Nederland worden afgevuurd. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Europese Commissie zich denkt te moeten bemoeien met de Nederlandse sociale zekerheid; 

overwegende dat Nederland prima zelf in staat is om invulling te geven aan het Nederlandse socialezekerheidsstelsel; 

overwegende dat Nederland nimmer een onderdeel mag worden van een EU-superstaat en juist weer onafhankelijk en soeverein moet worden; 

verzoekt de regering, in actie te komen tegen het groeiende aantal belemmeringen en bemoeienissen vanuit de Europese Commissie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong en Maeijer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 445 (21501-31). 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het dictum van de motie, datgene waar de heer De Jong toe oproept, is heel breed te interpreteren: in actie komen tegen de vele bemoeienissen. De SP kan zich daar best wat bij voorstellen, maar wij zullen voor of tegen deze motie moeten stemmen. Kan de heer De Jong de oproep aan het kabinet nog iets concreter maken? 

De heer De Jong (PVV):

Het is heel duidelijk waartoe de motie oproept, namelijk ervoor zorgen dat Nederland zelf in de positie is om als soevereine natiestaat over zijn eigen sociale zekerheid te blijven gaan. Op het moment dat de Commissie met voorstellen komt, moet de regering dus zeggen: wat ik daar ook van vind, ik vind dat het nationale parlement er als enige zeggenschap over heeft; u kunt met zoveel voorstellen komen als u wilt, maar die druk betekent niet dat Nederland iets wel of niet behandelt of implementeert. Dat is mijn oproep. Je ziet nu nog te vaak dat de Commissie zich met van alles en nog wat aan het bemoeien is, bijvoorbeeld met het socialezekerheidsstelsel of het pensioenstelsel. Dan zegt de Commissie weliswaar tegen ons dat we er niet zo veel mee behoeven te doen, maar dan zie je toch dat de regering zich gedwongen of genoodzaakt voelt om er op te reageren. Dat is een essentieel punt. Wij als nationaal parlement van Nederland zouden er volledig zelf over moeten gaan en het ook zelf moeten agenderen et cetera. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik kan mij best voorstellen dat deze minister bijvoorbeeld zegt: als het gaat om zaken rond werk en privé, om verlofdagen voor vaders, vind ik het een zaak van Nederland. Dus op dat punt zou hij uw motie kunnen overnemen, kunnen toejuichen. Dus wie weet, gaat de motie het wel halen. 

De voorzitter:

Dat gaan we straks zien. 

De heer De Jong (PVV):

We hebben een geannoteerde agenda. Tijdens het AO hebben we naar voren gebracht dat als het gaat om die geannoteerde agenda deze minister in Europa kan gaan vertellen dat dit soort zaken alleen maar hier al of niet behandeld worden en dat niet de Commissie daarover gaat. 

De voorzitter:

Ik constateer dat de minister direct kan antwoorden. Het woord is aan de minister. 

Minister Asscher:

Voorzitter. Op zichzelf sta ik sympathiek tegenover de motie van de heer Wiersma op stuk nr. 440, zoals ook uit het debat blijkt. Ik denk dat het goed is om nog eens te kijken naar de impact, nu het voorstel gewijzigd is ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. Alleen wat betreft het moment waarop, denk ik dat het verstandig is dat te doen na de triloog met het parlement, omdat te verwachten valt dat er dan opnieuw wijzigingen zullen worden aangebracht en het voor het Nederlandse bedrijfsleven van belang is te weten wat dit dan voor impact heeft. Dus als de heer Wiersma bereid zou zijn de motie te wijzigen in die zin, kan ik die aan het oordeel van de Kamer overlaten. Doet hij dat niet, dan moet ik de motie ontraden. De motie vraagt om een heel snel impactassessment dat wij niet kunnen waarmaken. Dus ik wacht even af of hij de motie aldus wil wijzigen. 

Dan kom ik op de moties van de "Dijken". Zoals u weet, wordt in alle gewesten de stem van het water met zijn eeuwige rampen gevreesd en gehoord. Dus het was te verwachten dat linkse samenwerking, als het ooit zou lukken, alleen maar zou kunnen vanwege de strijd tegen het water, het aloude Nederlandse polderen. De dijken kun je alleen maar samen verdedigen en dat zien we hier ook in de praktijk met vier moties. Kloeke, Hollandse moties. Ik ben ook enthousiast over de inhoud van de moties. De motie op stuk nr. 441 gaat over het pensioen. De Kamer weet dat ik daar voorstander van ben en dat ik dus mijn best zal doen. Voor al deze moties geldt overigens dat ik ze opvat als inspanningsverplichting en een aansporing om me ervoor in te zetten. Dus deze motie laat ik over het aan het oordeel van de Kamer. 

De motie op stuk nr. 442 gaat over gelijk loon voor gelijk werk met betrekking tot de vrachtwagenchauffeurs. Dat is staand beleid van dit kabinet. Daar staan wij voor. Het lijkt mij heel goed om dat ook als inzet te blijven hebben in Europa, zeker nu er nader gesproken wordt over het mobiliteitspakket. Dus die motie laat ik over aan het oordeel van de Kamer. 

De heer Özdil ziet nu af van moties maar spreekt eigenlijk uit — en dat waardeer ik — de inzet van de Nederlandse regering te steunen in de Europese Raad volgende week. Daar ben ik blij om. We gaan proberen daar het maximale uit te halen, ook al is het maximale altijd een stap en niet alle stappen die je misschien had willen zetten. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 443. Die is niet van Van Dijk en Van Dijk, maar van Van Dijk en Van Dijk. De motie verzoekt de regering in Europees verband te bepleiten dat de Detacheringsrichtlijn ook geldt voor de transportsector. In onze lezing is dat dus zo en is het mobiliteitspakket een lex specialis, een verbijzondering van die Detacheringsrichtlijn, maar aangezien er wel degelijk discussie over is, beschouw ik het ook als een aansporing om dat stellig te blijven vinden en te bepleiten. We waren het er ook al over eens dat het mobiliteitspakket alleen acceptabel zou zijn voor Nederland als het een verbetering inhoudt van de positie van vrachtwagenchauffeurs. 

De motie op stuk nr. 444 gaat over het bekorten van de termijn. Ik ben niet van plan om in de Europese Raad, wat eigenlijk alleen maar het laatste deel is van wat er daadwerkelijk in de onderhandelingen gebeurt en waar het vaak om statements gaat van maximaal drie minuten, dit te gaan bepleiten. Dat heeft geen effect. Ik ben wel van plan om in de bilaterale gesprekken, waarvan ik er een heleboel heb, zowel voorafgaand telefonisch als daar ter plekke, met de collega's te bekijken of er ruimte is. We zijn het er ook over eens: als Frankrijk en Duitsland een gaatje zien om de duur te bekorten, zal Nederland daarvoor zijn en zal ik het ook bepleiten. Ik wil de motie niet zo uitleggen — dat zou mijn andere pleidooi namelijk minder sterk maken — dat ik dat in de Raad nog te elfder ure moet bepleiten. Dat doe ik alleen als ik het gevoel heb dat het kansrijk is. Als ik de motie zo mag uitleggen, laat ik het oordeel erover aan de Kamer. Is dat niet zo, dan moet ik haar ontraden. 

De voorzitter:

Een korte vraag, mijnheer Van Weyenberg. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik kijk altijd vooral naar de tekst van een motie. Daar staat dat de inzet moet zijn om de duur van de herzieningsrichtlijn zo veel mogelijk te bekorten. "Zo veel mogelijk" is nul. Dan is er geen duur meer, of één dag, of twee dagen. Ik heb dus wel moeite met het dictum van deze motie. Dat is niet omdat ik de insteek niet zou steunen dat we misschien naar achttien maanden moeten, maar wel omdat hier eigenlijk de oproep staat dat het naar zes maanden moet of misschien wel naar twee weken of naar één dag. Dan zijn de indieners mij kwijt. Ik vind het dus wel ingewikkeld dat de minister de motie overneemt, terwijl de letterlijke tekst hem gewoon oproept om te streven naar een Detacheringsrichtlijn van nul. 

De voorzitter:

De motie is volgens mij niet overgenomen. 

Minister Asscher:

Ik snap de vraag. Als dat echter het geval was geweest, denk ik dat er in de motie had gestaan: schrap de hele Detacheringsrichtlijn. "Zo veel mogelijk" interpreteer ik als het meewegen door de indieners van de mogelijkheden, van de ruimte in de onderhandelingen. We weten dat in de onderhandelingen voor een duur van 24 maanden is gekozen en dat het dus al heel mooi zou zijn als die duur verder bekort wordt. "Zo veel mogelijk" beschouw ik niet als "ga naar nul" maar als "kijk of het mogelijk is om naar achttien, misschien naar twaalf of misschien zelfs naar tien maanden te gaan". Dat past in de lijn en de inzet van de Nederlandse regering. Zou het meer zijn, dan zou ik het eens zijn met Van Weyenberg. Ik beschouw het echter als extra ruimte die de indieners mij willen geven. Niet om te zeggen dat het naar twaalf maanden moet — dat zou voor Nederland als 1 van de 28 ook wat potsierlijk zijn — maar om te bekijken of er kansen zijn om die duur te bekorten. Dat past volgens mij ook in het debat dat we in het algemeen overleg hebben gevoerd. 

De voorzitter:

U mag even kort zeggen wat u precies bedoelt, mijnheer Van Dijk, maar u mag geen discussie aangaan over uw eigen motie. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wow. Dat laatste maakt het heel lastig! 

Minister Asscher:

Wat bedoelde u met de motie van de heer De Jong? 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat gaan we zo horen! 

Precies om deze discussie te voorkomen heb ik geen termijn genoemd. We hebben gisteren het debat gevoerd. De minister heeft toen gezegd: zadel mij nu niet op met onuitvoerbare opdrachten. Juist met dat in het achterhoofd heb ik "zo veel mogelijk" gezegd. De minister begrijpt dat precies. 

De voorzitter:

Dat dacht ik al. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Over het eerste punt, namelijk dat hij zegt dat hij het wellicht bilateraal wil aangaan maar niet in de Raad, verschillen we wel iets van mening. Ik wil de minister via deze motie aanmoedigen om zich wel daarvoor in te zetten. Het is dan de Kamer die een uitspraak daarover doet. We zullen even moeten afwachten hoe de Kamer daarin staat. 

Minister Asscher:

Meer vraag ik niet. Het gaat mij er puur om dat we elkaar goed begrijpen. Ik heb als taak om namens u allen de onderhandelingen daar te voeren. We weten allemaal dat je sommige dingen dan in de plenaire Raad doet en andere dingen op een ander moment. Die ruimte voel ik en krijg ik ook van de Kamer. Wat mij betreft geldt voor deze aansporing: oordeel Kamer. 

In de motie van de heer De Jong en mevrouw Maeijer op stuk nr. 445 wordt mij gevraagd, in actie te komen tegen het groeiend aantal belemmeringen en bemoeienissen van de Europese Commissie. Op zichzelf is Nederland heel kritisch ten aanzien van extra maatregelen vanuit de Europese Commissie. Frans Timmermans is niet voor niets belast met de opgave om te streven naar betere regulering. Het is niet altijd maar meer en extra. De toelichting van de heer De Jong is echter zo categoraal dat het erop neer lijkt te komen dat er geen Europese regels meer zouden mogen zijn op sociaal gebied. Dat zou ik onterecht vinden. De Nederlandse werknemers hebben er baat bij dat er op Europees niveau bescherming is tegen kankerverwekkende stoffen. Dan kun je zeggen dat je dat als land best zelf kunt doen, maar dat heeft het volgende effect. Een land heeft dan een concurrentievoordeel als het zijn werknemers zo min mogelijk beschermt tegen kankerverwekkende stoffen. Er ontstaat dan een druk tussen landen om op dit punt zo min mogelijk te beschermen. Volgens mij willen wij met zijn allen dat werknemers goed beschermd zijn, maar ook dat Nederland geen concurrentienadeel heeft ten opzichte van andere landen. Dit is dus maar een van de vele voorbeelden waarin ik het zelfs heel goed te rechtvaardigen vind dat er nieuwe regels komen. Nederland heeft namelijk gepleit voor strengere regels. Er is net een hele categorie stoffen toegevoegd met strenge normen, zodat onze Nederlandse werknemers niet die afgrijselijke ziekte krijgen door hun werk, maar Nederlandse bedrijven ook geen concurrentienadeel hebben ten opzichte van andere bedrijven. Om die reden ontraad ik de motie. 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Wiersma nog wat wil zeggen. Over zijn motie op stuk nr. 440 waarschijnlijk. 

De heer Wiersma (VVD):

Ja voorzitter. Ik moet toch iets meer informatie hebben over wat de minister precies bedoelt. Ik noem een datum, hoewel ik mij realiseer dat natuurlijk heel snel sprake zal zijn van een definitieve richtlijn. Ik ben benieuwd naar de gevolgen van die richtlijn in Nederland. Hoe gaan we dat implementeren en waarmee moeten we dan rekening houden? De datum staat op 30 juni. Wanneer zullen wij de analyse volgens de minister hebben? 

Minister Asscher:

Ik vind het moeilijk om er een datum aan vast te plakken. Het gaat de heer Wiersma volgens mij om het volgende. Vóór het moment dat dit geldend recht voor Nederland wordt, wil je weten wat de impact is voor de Nederlandse werkgevers, hun concurrentiepositie, administratieve lasten etc. Die wens vind ik logisch en te billijken. Als wij donderdag al een voorstel bespreken, is het goed denkbaar dat het daarna nog gewijzigd wordt in de triloog met het Parlement. Uiteindelijk gaat het er natuurlijk om dat de richtlijn geïmplementeerd wordt in Nederland. Daarvoor moet je van tevoren goed op de hoogte zijn van de impact. 

Mijn suggestie is om het dictum van de motie te wijzigen in "maak een nieuw impactassessment specifiek gericht op de Nederlandse situatie alvorens tot implementatie over te gaan" of iets dergelijks. Ik vind dat beter dan dat het aan een toch wat arbitraire datum wordt opgehangen, terwijl het voorstel misschien nog gewijzigd wordt. Dat is mijn suggestie. 

De heer Wiersma (VVD):

Dan snap ik wat de minister bedoelt. Dank daarvoor. Het gaat ons er inderdaad om dat wij inzicht krijgen in de consequenties van deze richtlijn voor de Nederlandse wet- en regelgeving en voor de administratieve lasten, zoals wij in het behandelvoorbehoud ook hebben afgesproken. Bedrijven zitten daarop te wachten. Ik zal even bekijken of ik de motie in die zin kan aanpassen. 

De voorzitter:

Dat kan tot dinsdag, want dan gaan wij over de ingediende moties stemmen. Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van dit VAO. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Zoals gezegd stemmen we op dinsdag 13 juni over de moties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven