4 Sociaal Domein

Aan de orde is het VAO Sociaal Domein (AO d.d. 31/05). 

De voorzitter:

Ik heet welkom de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. We hebben zes sprekers. 

Mevrouw Van Engelshoven (D66):

Voorzitter. Graag wil ik hier nogmaals de minister bedanken voor zijn toezegging tijdens het algemeen overleg van vorige week om bij de jaarrapportage in dit najaar met een nadere analyse te komen van de toereikendheid van de verdeelmodellen over de hele breedte van het sociaal domein, inclusief de BUIG-budgetten. Ik dank hem ook voor zijn erkenning dat er, voor die gevallen waarin een gemeente echt in de knel komt, iets als een verlichtingsfonds moet komen, met alle beperkingen die hij daarbij heeft omschreven. 

Zoals aangekondigd, wil ik twee moties indienen over aanbestedingen. Ook na herhaaldelijk aandringen van collega's in deze Kamer en na de beantwoording van schriftelijke vragen van mijn fractiegenoten is nog niet de door ons gewenste duidelijkheid ontstaan. Daarom dien ik de volgende moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat door aanbesteding gevreesd wordt voor de continuïteit in het aanbod ter uitvoering van maatregelen in het kader van de jeugdbescherming en jeugdreclassering (JB/JR) bij de gecertificeerde instellingen; 

constaterende dat ondanks herhaaldelijk aandringen van de kant van de Tweede Kamer, de VNG en jeugdzorg er nog steeds geen duidelijkheid is geboden over de noodzaak in 2018 over te gaan tot aanbesteding; 

constaterende dat een aantal gemeenten zich desondanks gedwongen voelt over te gaan tot aanbesteding om onrechtmatigheden in hun jaarrekening te voorkomen; 

verzoekt de regering, het daarheen te leiden dat door gecertificeerde instellingen aangeboden jeugdreclasserings- en jeugdbeschermingstaken niet door gemeenten aanbesteed hoeven te worden en gemeenten daar op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid over te bieden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Engelshoven, Bruins Slot en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 21 (34477). 

Mevrouw Van Engelshoven (D66):

Mijn volgende motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er onder gemeenten nog steeds veel onduidelijkheid bestaat of taken binnen het sociaal domein aanbesteed moeten worden; 

overwegende dat gemeenten vrezen voor de gevolgen van aanbesteding op dit vlak; 

verzoekt de regering om nog deze maand absolute helderheid te bieden aan gemeenten over het al dan niet bestaan van een aanbestedingsplicht en de eventuele mogelijkheden daarvan af te wijken, dan wel te komen tot uitstel voor een jaar, en de Kamer hierover, voorzien van uitgebreide juridische onderbouwing, eveneens te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Engelshoven, Bruins Slot en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 22 (34477). 

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. De overdracht van onder andere de jeugdzorg en de thuiszorg naar gemeenten gaat op zijn zachtst gezegd niet soepel. Het is onduidelijk of gemeenten genoeg geld hebben, hoe ze het geld uitgeven en of geld voor de zorg ook altijd naar de zorg gaat. Raadsleden hebben niet het idee dat ze grip krijgen op deze overgang, onder andere vanwege de vele samenwerkingsverbanden. Dat zijn er meer dan 500. Ondertussen krijgt de SP nog dagelijks verhalen te horen van mensen die niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. De opdracht om de mens centraal te stellen bij de decentralisaties is dan ook niet geslaagd, hoeveel toolboxen de minister daarvoor ook nog gaat ontwikkelen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het niet duidelijk is hoe en hoeveel geld gemeenten besteden aan onder meer thuiszorg, jeugdzorg en re-integratie sinds de decentralisatie van deze taken; 

constaterende dat door de vaak forse bezuinigingen mensen niet altijd de zorg krijgen die ze nodig hebben; 

verzoekt de regering, de middelen die gemeenten krijgen voor de taken in het sociaal domein te oormerken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 23 (34477). 

De heer Bosma heeft zich aangemeld, maar ik zie hem niet. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bruins Slot van het CDA. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Een van de belangrijke onderdelen van de Wet maatschappelijke ondersteuning is de onafhankelijke cliëntondersteuning. Die is een stut en steun voor mensen die zorg zoeken en daarvoor aankloppen bij de gemeente. Die mogelijkheid had er eigenlijk al bij de inwerkingtreding van de wet moeten zijn. Alleen blijkt tweeënhalf jaar later dat nog veel gemeenten hier niet aan voldoen. Daarom is het van belang dat op zo kort mogelijke termijn alle gemeenten wél aan die plicht voldoen. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de regering, in het bijzonder voor de minister van Binnenlandse Zaken vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid en de minister van VWS. Tot nu toe wordt er veel gepraat, maar is er eigenlijk nog geen deadline bepaald waarop alles in orde moet zijn. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat cliëntondersteuning ten behoeve van het keukentafelgesprek, waarin gemeenten op grond van artikel 2.2.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) moeten voorzien, niet in alle gemeenten is gerealiseerd; 

overwegende dat het van belang is dat mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, volledig en onafhankelijk geïnformeerd worden, waarbij de cliëntondersteuning functioneert als onafhankelijk aanspreekpunt met kennis, overzicht over het totaal en empathie; 

verzoekt de regering, vanuit haar stelselverantwoordelijkheid in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een stappenplan te ontwikkelen zodat per 1 januari 2018 aan de wettelijke verplichting van een onafhankelijke, vindbare en deskundige cliëntondersteuning wordt voldaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot en Van Engelshoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 24 (34477). 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het CDA heeft ook beide moties van D66 ondertekend. Er is namelijk al lange tijd onduidelijkheid over het wel of niet aanbesteden door gemeenten. Het is tijd om een einde aan die onzekerheid te maken. De Tweede Kamer heeft daar meerdere malen om gevraagd. Daarom heeft het CDA de motie van D66 daarover ondersteund. 

De voorzitter:

De heer Wörsdörfer ziet af van het woord. Dan geef ik het woord aan mevrouw Özütok. 

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. De zorg en de wensen van mensen die zorg nodig hebben centraal stellen: daar staat GroenLinks voor. Met de stelselwijziging en de transformatie gaat nog niet alles zo goed als we zouden willen. Het is goed dat de wijkverpleegkundige weer terug is in het hart van de wijk, maar er schort nog wat aan de kwaliteit en de bureaucratie rond de transformaties. Ik dank de minister voor het erkennen van de transformatieproblemen en ik kijk ernaar uit de rapportage in het najaar hier te behandelen. Ik verwacht dan ook voorstellen ter verbetering en bijstelling van de minister. 

Een punt van zorg is de privacy van de patiënten, oftewel de hulpvragers. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat veel gemeenten nog niet over voldoende capaciteit en/of kennis beschikken om de bescherming van persoonsgegevens adequaat te bewaken; 

overwegende dat er in de praktijk verwarring is bij gemeentemedewerkers over welke gegevens er wel of niet mogen worden gedeeld; 

van mening dat het onwenselijk is dat privé-informatie wordt gedeeld buiten de hulpvraag; 

verzoekt de regering, in samenspraak met de Autoriteit Persoonsgegevens, te onderzoeken of er een heldere richtlijn voor gemeentemedewerkers nodig is over welke medewerkers welke gegevens mogen inzien, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Van Engelshoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 25 (34477). 

Ik zie dat de minister gelijk kan antwoorden; het woord is aan hem. 

Minister Plasterk:

Mijnheer de voorzitter. Er liggen uiteindelijk vijf moties. Ik begin met de motie van mevrouw Van Engelshoven op stuk nr. 21 over het onduidelijk zijn van de noodzaak om over te gaan tot aanbesteding. Wij hebben daar in het debat uitgebreid over gesproken. Die aanbestedingsplicht volgt uit een Europese richtlijn en is daarmee onderdeel geworden van de Aanbestedingswet. Die is van kracht en daar moeten wij ons aan houden. Ik kan die hier niet opschorten. Diverse partijen zijn ook altijd erg voor regulering vanuit Europa. Maar ook als je dat niet bent: een wet is een wet, dus daar zullen we mee moeten leven. Dat maakt dat ik het dictum en ook de overwegingen van die motie niet kan overnemen. Wel is het zo dat dit inderdaad complex is. Dat heeft de staatssecretaris van VWS al geschreven. Voor de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering is er een specifiek traject gestart om te onderzoeken op welke wijze de aanbestedingen in deze sectoren vorm kunnen krijgen. Daarbij wordt onderzocht welke maatregelen er genomen moeten en kunnen worden om te komen tot een vorm van aanbesteding die passend is gezien het wettelijk gedwongen kader en die ook recht doet aan het belang van de betrokken jeugdige, en de gemeente tevens de ruimte biedt om conform de Jeugdwet de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering door een andere instelling te laten uitvoeren. Dat onderzoek zal uiterlijk 1 juli klaar zijn. Dat is dus al snel. Ik zeg graag toe dat ik wil bevorderen dat er snel conclusies worden getrokken op basis van het rapport en dat die dan ook snel aan de Kamer worden aangeboden. Maar de motie zoals die er nu ligt, zal ik dus, zoals gezegd, moeten ontraden. 

Dat geldt ook voor de tweede motie van mevrouw Van Engelshoven op stuk nr. 22; althans, laat ik daar iets ruimdenkender over proberen te zijn. In de motie staat dat dit binnen een maand moet gebeuren. Ik weet niet of we dat helemaal gaan halen. Wij zijn hiermee bezig. Er is een Werkgroep aanbesteden Jeugdwet en Wmo 2015. Die bestaat uit deelnemers van de gemeenten, de branches, de aanbieders, VNG en Rijk, namelijk VWS, V en J en PIANOo. Die werkgroep richt zich op de duiding van het instrument aanbesteding in het kader van de Jeugdwet en de Wmo, op het uitdragen van goed bruikbare werkwijzen voor de aanbesteding in het sociaal domein, op een principiële verkenning van in hoeverre aanbesteden voor alle voorzieningen onder de Jeugdwet als passend wordt beschouwd en wat dat voor de toekomst zou kunnen betekenen, en op het optimaal benutten van het Kennis- en ontwikkelcentrum inkoop sociaal domein. Voor de inkoop 2018 zal de werkgroep in samenwerking met PIANOo instellingen en gemeenten ondersteunen met kennis en ervaring over de inkoop in het sociaal domein. De werkgroep ontwikkelt ook een handleiding die onduidelijkheden moet ophelderen. Er wordt ook aandacht besteed aan de juridische aspecten. 

Nu geeft die motie de regering een maand. Ik heb even overlegd met mijn collega en wij vinden een maand misschien wat snel, want het is een ingewikkelde materie. Ik kan toezeggen dat ik de handreiking van deze werkgroep na de zomer aan de Kamer zal toezenden. Als ik de motie zo mag uitleggen dat mevrouw Engelshoven dat ondersteunt en als we elkaar in dat kleine tijdverschil kunnen vinden, dan beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer. Dat zeg ik overigens na overleg met de collega's van VWS. 

Mevrouw Van Engelshoven (D66):

Ik wil best praktisch tot een oplossing komen. "Na de zomer" is altijd een breed begrip, want alles tot het eind van het jaar is na de zomer. Gemeenten moeten natuurlijk wel heel snel met de inkoop 2018 aan de slag. Ik dring hier dus echt op aan. Ik zal de minister niet vastpinnen op een maand, maar dit moet wel zo snel mogelijk, want anders komen gemeenten echt in de knel bij de uitvoering. 

Minister Plasterk:

Daar ben ik het volledig mee eens. 

Dat brengt mij op de motie-Van Raak op stuk nr. 23. Dat is een heel fundamentele discussie, zoals we altijd van hem kunnen verwachten. Door het oormerken van gelden, wil de heer Van Raak in feite voor een deel schotten aanbrengen of laten voortbestaan in het sociaal domein. Nogmaals, daar hebben wij vaker over gediscussieerd. De regering vindt echt dat de meerwaarde van de decentralisaties er nu juist in is gelegen dat men een ontschot budget heeft, opdat men op maat zorg kan leveren. De gedachte is dat het aanbrengen van die schotten ons toch weer terugbrengt naar de potjesterreur: dat ene potje moet op, omdat je het niet voor iets anders mag gebruiken. Met alle begrip voor de intenties zou ik die motie toch willen ontraden. Dat is ook wel consistent met eerdere standpunten die ik hierover heb gehad. 

Ten slotte kom ik op de motie van mevrouw Özütok op stuk nr. 25, ook ondertekend door mevrouw Van Engelshoven. 

De voorzitter:

U slaat de motie van mevrouw Bruins Slot op stuk nr. 24 over. 

Minister Plasterk:

Oh, sorry, ja, het waren er inderdaad vijf. In die motie wordt de regering verzocht een stappenplan te ontwikkelen. Wij hebben uitgebreid met elkaar gesproken over de cliëntondersteuning. Die zit voor een groot deel in de portefeuille van VWS. Ik weet van de staatssecretaris van VWS dat hij hierover intensieve gesprekken voert met de VNG. Nog voor de zomer zal hij daarover een brief sturen. Naar ik heb begrepen zit daar ook een budgetdiscussie onder; de VNG is van mening dat er dan ook nog budget bij moet komen. Daar wil ik nu buiten blijven. 

Daarom doe ik de suggestie om de motie aan te houden tot de brief van de collega van VWS aan de Kamer is verstuurd. Dat gebeurt nog voor het zomerreces. Nu kan ik niets anders doen dan de motie ontraden, maar dat is misschien niet nodig als er overeenstemming is bereikt tussen de staatssecretaris van VWS en de VNG. 

Mijn advies voor deze motie is dus de suggestie om haar aan te houden. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Wij nemen die suggestie in overweging en laten onze beslissing nog weten. 

Minister Plasterk:

Alleen daarvoor al dank. 

Tot slot kom ik op de motie-Özütok/Van Engelshoven op stuk nr. 25 over de problematiek van de persoonsgegevens en de onduidelijkheid over wat wel en wat niet mag worden gedeeld. Ik ben het ermee eens dat die onduidelijkheid bestaat. Ik ben het er ook mee eens dat privé-informatie doelgebonden wordt verschaft. Je mag niet zomaar alles met iedereen delen. Ik ben het ermee eens dat hierover helderheid moet komen. In feite is dit dus een aansporing om dit nog eens opnieuw en dan in samenspraak met de Autoriteit Persoonsgegevens te onderzoeken om te bezien of daarvoor richtlijnen kunnen worden gemaakt. Dat lijkt mij een zinvolle aansporing. 

Ik laat het oordeel over deze motie dus graag aan de Kamer. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer. Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd. 

De vergadering wordt van 10.31 uur tot 10.45 uur geschorst. 

Naar boven