23 Tewerkstelling als seizoenarbeider

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (PbEU 2014, L 94) ( 34590 ).

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom, evenals de leden en de gasten op de publieke tribune. We hebben vandaag twee maidenspeeches. Daarom stel ik voor om de volgorde van de sprekers als volgt te doen: we beginnen met Wiersma, dan Özdil en daarna lopen we de lijst af zoals hij was vastgesteld. Zo kan ik na de twee maidenspeeches even schorsen voor de felicitaties. Als u het daar allemaal mee eens bent, gaan we het zo doen. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Wiersma namens de VVD. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter. Dank u voor de gelegenheid om vandaag voor het eerst vanaf deze plek te mogen spreken, een bijzonder moment. Toen ik een jaar of vijftien geleden een blauwe maandag mocht proeven aan het werk als seizoenwerker — groente plukken in Friesland — had ik niet kunnen vermoeden dat ik ooit als Kamerlid mijn maidenspeech over dit onderwerp zou mogen geven. "Een blauwe maandag", want ik mag mijzelf zeker geen seizoenwerker noemen. Ik heb het namelijk bij lange na geen seizoen volgehouden, zeg ik eerlijk. Overigens wijt ik dat zelf aan het feit dat de plaats waar ik het werk deed, Sexbierum, mij ietwat op het verkeerde been had gezet: geen seks, bier en rum maar een hoop aubergine, paprika en komkommer. Het zou natuurlijk ook nog aan mijn niet al te stevige gestel kunnen liggen, wie weet. 

Maar serieus: het heeft mij diep respect gegeven voor het harde werk dat door deze mensen wordt verricht. Seizoenwerk brengt met zich mee dat het zware werk in korte tijd op hoog tempo en in soms pittige weersomstandigheden gedaan moet worden. Misschien was het mede aanzet om mijn schoolcarrière, die mij tot dan toe tot het mavo had gebracht, verder voort te zetten. Dus werd ik een stapelaar, niet van bakken tomaten maar van diploma's. Via het mavo, het havo en het hbo kwam ik op de universiteit, met als resultaat dat ik hier, nadat ik me de afgelopen jaren heb ingezet voor toekomstige generaties, vandaag mag staan. 

Ik kom op de inhoud van dit debat. Werkgevers die zogenoemde derdelanders in hun bedrijf seizoenarbeid willen laten verrichten, krijgen te maken met een aanzienlijke papiermolen. De verplichte aanvraagprocedure van meerdere vergunningen is een tijdrovende klus. Vandaag spreken wij over de implementatie van een Europese richtlijn die deze regeldruk moet gaan beperken. Dat vindt de VVD altijd een goede zaak. Ook vindt de VVD het belangrijk dat in deze richtlijn de regels omtrent bescherming van seizoenarbeiders gelijk worden getrokken. 

Hoewel deze richtlijn in Europa is aangenomen en dus moet worden doorgevoerd, is de VVD altijd kritisch op de inhoud van richtlijnen. Het is goed om te constateren dat er geen nationale kop op deze Europese afspraken zit. Toch heeft Nederland wel een kanttekening gemaakt bij de richtlijn. Daar is de VVD het ook van harte mee eens. In de Europese richtlijn wordt voorgesteld om seizoenarbeiders die in de vijf jaar ervoor al eens zijn toegelaten, recht te geven op een versoepelde toelating. De VVD is het met het kabinet eens dat we deze versoepeling beperkt moeten steunen. Ik hoor graag van de minister hoe we ervoor zorgen dat we dit onderdeel zo beperkt mogelijk implementeren. 

De minister geeft in reactie op de Raad van State aan dat in een algemeen verbindend voorschrift wordt vastgelegd in welke sectoren seizoensafhankelijk werk voorkomt. Krijgt de Kamer dit voorschrift nog te zien? En welke wijzigingen die voortkomen uit het wetsvoorstel zullen nog meer in de regeling worden opgenomen? Dat vraag ik aan de minister. 

De VVD is voorstander van seizoenarbeid dicht bij huis. Wij zien bij voorkeur dat seizoenarbeid door Nederlanders dan wel werknemers uit EU-lidstaten wordt opgepakt. Deze richtlijn past wat de VVD betreft bij dat uitgangspunt. Ze biedt namelijk ook nieuwe gronden om seizoenarbeiders te weigeren, bijvoorbeeld als de werkgever geen belastingen en socialezekerheidspremies betaalt of als de onderneming niet daadwerkelijk economische activiteiten verricht. Ook wordt de mogelijkheid voor de IND versterkt om na te gaan of er een risico op illegale migratie dan wel voortgezet illegaal verblijf bestaat. Dat wil de VVD van harte ondersteunen. 

Voorzitter, ik kom tot een slot. Dit wetsvoorstel trekt ongelijke situaties recht en zorgt voor een bescherming van seizoenarbeiders. Dat is naar de mening van mijn partij in het belang van de seizoenarbeider zo dicht mogelijk bij huis. Belangrijk werk, seizoenwerk, en niet te vergeten voor veel jongeren, zoals voor mij destijds, een eerste kennismaking met de arbeidsmarkt. En dat, voorzitter, dat brede thema van de arbeidsmarkt en toekomstige generaties, is iets waar ik nog uren met u over zou kunnen praten. En nee, voorzitter, dat gaan we nu niet meer doen. Maar ik kijk uit, des te meer, naar de komende jaren en de debatten over dat thema. 

Dank u wel. 

(Geroffel op de bankjes) 

De voorzitter:

Hartelijk dank, en dat uw seizoen in de Tweede Kamer maar lang mag duren. We gaan u straks nog feliciteren. Eerst gaan we nu luisteren naar de heer Özdil namens GroenLinks. Ook hij houdt zijn maidenspeech. Er zijn dus geen interrupties. Ik wens ook hem veel succes. Na zijn speech zal ik de vergadering schorsen voor de felicitaties. 

De heer Özdil (GroenLinks):

Voorzitter. Voor ik mijn allereerste toespraak in de Tweede Kamer der Staten-Generaal begin, een woord van erkentelijkheid richting de facilitaire diensten. Van de Griffie tot de catering tot de beveiliging, ik heb zelden zulke professionele, hardwerkende en daarnaast ook nog eens vrolijke mensen meegemaakt. Mede door hun steun heb ik mij heel snel heel erg thuis gevoeld hier. Dank! 

Voorzitter, ter zake. Ik zal beginnen met een citaat. Maakt u zich geen zorgen. Het is gewoon in het Nederlands. "Materiële zekerheid vraagt sociale rechtvaardigheid. Onze samenleving vormt een huishouding waarin we alle tezamen lasten dragen naar draagkracht. De gemeenschap heeft de plicht te zorgen dat ook mensen met onvoldoende inkomsten kunnen leven. Deze solidariteit houdt niet op bij de grenzen van een land." 

De woorden die ik zojuist uitsprak, zijn uit het hart gegrepen van GroenLinks, mijn partij. Maar het citaat komt niet van GroenLinks. Nee, het komt uit het partijprogramma van de VVD. Weliswaar het partijprogramma van de VVD uit 1971, maar toch. Het feit dat het tegenwoordig ondenkbaar is dat dit citaat van een rechtse partij zou kunnen komen, illustreert volgens mij dat er in de afgelopen jaren iets best wel mis is gegaan met de politieke koers van ons land. Onder luid gejuich van onze rechtse vrienden hebben we stap voor stap onze manier van leven, die geworteld is in onze westerse, Europese idealen, de prullenbak ingegooid. Welke idealen zijn dat? Solidariteit: dat als je werkeloos raakt, jij en je kinderen toch de kansen krijgen om vooruit te komen. Vrijheid: inclusief de vrijheid om te migreren en dat niet je afkomst maar je toekomst telt. Gelijkheid: waaronder het principe van gelijk loon voor gelijk werk. 

Dat ik hier sta, bewijst dat we in Nederland vroeger wel beleid maakten dat gestoeld was op die westerse, Europese beschaving. Mijn opa is — excuseert u mij de terminologie — letterlijk in de poep geboren, in een huis van gedroogd mest en cement. Toen hij in de jaren zestig als buitenlandse werknemer naar Nederland kwam, kwam hij voor een echte baan. Hij kwam niet om met allerlei trucjes lokale werknemers te verdringen. Het was gelijk loon voor gelijk werk. Dankzij dat prachtige systeem sta ik hier vandaag. Ik noem het de Dutch dream, de Nederlandse droom: als je voor een dubbeltje bent geboren, kun je als rijksdaalder eindigen. 

Inmiddels is die Nederlandse droom helaas voor steeds meer mensen in ons land vervlogen en soms zelfs een nachtmerrie geworden. Dat is het gevolg van beleid. Onze westerse Europese beschaving was voor onze rechtse vrienden niet meer de moeite waard om te verdedigen omdat zij ervoor kozen om achter een andere ideologie aan te rennen. Die ideologie is regressief. "Regressief" is trouwens een mooi woord voor "achterlijk". Deze achterlijke ideologie heeft ook een god. Het is de god van de almachtige, alwetende vrije markt, die zegt: "Bekijk het maar. Het is ieder voor zich als je pech hebt. Er is geen samenleving waarin wij voor elkaar zorgen. Nee, er is enkel en alleen de heilige markt." 

Vroeger kwam je in Nederland vooruit als je werk had, hoe laagbetaald ook, maar tegenwoordig zijn er zo veel hardwerkende Nederlanders die toch moeite hebben om rond te komen. Sinds vijftien jaar stagneert de koopkracht van de middenklasse en de werkende klasse. In veel gevallen gaat die zelfs achteruit, om over die van werklozen en chronisch zieken maar niet te beginnen. Dat is niet het land waar ik in ben opgegroeid. 

Hoe komt dat nou? Nou, omdat wij bijvoorbeeld op een gegeven moment met de beste intenties hebben toegestaan dat buitenlandse werknemers met allerlei trucjes in ons land konden werken, onder het Nederlandse minimumloon. In de bouw, de tuinbouw en zelfs in de zorg zijn er voorbeelden genoeg. Deze ontwikkeling is noch in het belang van onze Nederlandse werknemers, noch in het belang van de buitenlandse werknemers. De alwetende, almachtige god van de vrije markt houdt niet van het idee dat de overheid oneerlijke concurrentie, verdringing, met andere woorden "de race naar beneden", tegen moet gaan. Maar ik hou wel van dat idee, want ik hou echt van Nederland en ook van de rest van de wereld. Ik wil mijn collega-Kamerleden, die ik allen zeer waardeer, erop wijzen dat de implementatie van de richtlijn waar wij het nu over hebben, een belangrijke stap is tegen de verdringing van onze Nederlandse werknemers en tegelijk een belangrijke stap is in het belang van buitenlandse seizoenarbeiders die in ons land willen komen werken. 

Ook al is het in de praktijk sinds 2011 niet meer voorgekomen dat seizoenarbeiders van buiten de EU zijn toegelaten zal deze richtlijn meer wettelijke houvast bieden, onder andere met nieuwe toelatingsvoorwaarden om EU-breed de uitbuiting van seizoenarbeiders tegen te gaan, waardoor onze eigen arbeiders minder weggeconcurreerd kunnen worden. Ik geef een aantal voorbeelden. Buitenlandse arbeiders die geen belastingen en premies betalen mogen niet meer in ons land werken. Vergunningen mogen geweigerd worden als de werkgever eerder is bestraft vanwege zwart werk. Er komt een gecombineerde vergunning voor seizoenarbeid tussen de 90 dagen en 24 weken die zal worden verstrekt door de IND, die er ook over zal beslissen. Dat zijn allemaal nieuwe maatregelen die werkende mensen zullen beschermen. 

Mijn vragen aan de minister, met dank voor zijn heldere en informatieve memorie van toelichting, zijn de volgende. Kan de regering aangeven wat de inwerkingtredingsdatum van de wet is? In de richtlijn staat dat de einddatum 30 september 2016 is, vorig jaar dus. Nu is alleen het werk in de land- en tuinbouwsector aangemerkt als seizoenwerk, maar stel dat er ook in andere sectoren meer vraag gaat ontstaan naar seizoenarbeiders van buiten de EU. De minister schrijft dat de sociale partners zullen worden geconsulteerd. Mijn vraag is: hoe precies? Hebben de vakbonden daarin een beslissende stem? Zo niet, waarom niet? 

Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de nieuwe richtlijn wordt gehandhaafd? Is hij tevreden over de manier waarop de inspectie op dat gebied opereert? Is hij het erover eens dat de Inspectie SZW, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te weinig capaciteit heeft om de arbeidsomstandigheden van Nederlandse werknemers te controleren, laat staan die van arbeidsmigranten van binnen of buiten de EU? 

Is de regering bereid om mogelijke mazen in deze wet te dichten in overleg met de sociale partners? Ik noem bijvoorbeeld werkgevers die eerder beboet zijn, maar daarna een nieuw bedrijf oprichten. 

Is de minister bereid om bij de implementatie vast te leggen dat er geen afwijking van het werklandbeginsel mogelijk is? Seizoenarbeiders van buiten de EU zouden immers in theorie gedetacheerd kunnen worden. Ik zal een voorbeeld geven. Een Spaanse aardbeienteler huurt 50 seizoenwerkers uit Mali in voor negen maanden. In die periode neemt het Spaanse bedrijf een klus aan om drie maanden aardbeien te plukken in Nederland. Er zou dan voor de seizoenwerkers uit Mali geen belasting en premie in Nederland, maar in Spanje afgedragen worden. Daarmee zijn ze toch goedkoper dan vergelijkbare Nederlandse werknemers. Hoe gaat de minister dit gat in de wet dichten? 

Er zijn Kamerleden, vooral de Kamerleden die vanuit dit spreekgestoelte gezien aan de uiterst rechterkant zitten, die anti-Europa zijn. Ze zullen het zelf niet doorhebben, maar daarmee zijn ze ook anti-Nederland. De vrede, stabiliteit en welvaart die de Europese samenwerking ons heeft gebracht, zijn uniek in de geschiedenis. Wil dat zeggen dat er niets mis is met de manier waarop de Europese Unie zich heeft ontwikkeld? Natuurlijk niet, maar om daarom het kind met het badwater weg te gooien, is op zijn zachtst gezegd zeer onverstandig. Het pleiten voor een nexit is niet gestoeld op patriottisme voor Nederland. Integendeel, uit Europa willen treden, is gestoeld op rancune. Het is het equivalent van je middelvinger opsteken als je ergens al dan niet terecht boos over bent. Onze vrienden aan de uiterst rechterkant van dit huis hebben de spreekwoordelijke middelvinger omgedoopt tot een politieke visie. Ik spreek hiermee ook de Nederlanders met een migratieachtergrond aan die de middelvinger opsteken naar hun eigen land, Nederland, door bijvoorbeeld met duizenden in Nederland de straat op te gaan om een dictatoriale populist uit het land van hun opa te steunen. Middelvingerpolitiek van welke kant dan ook is niet de oplossing. Juist daarom is GroenLinks niet anti-EU, maar "anders EU". Deze richtlijn brengt ons dichter bij een ander en beter EU. 

Tot slot. Ik begon mijn speech met een VVD-citaat uit de jaren zeventig. Het zou niet eerlijk zijn als ik onze sociaaldemocratische vrienden onbenoemd laat. Zij hadden in de jaren zeventig, voor ze hun ideologische veren loslieten, prachtige verkiezingsslogans zoals "in geouwehoer kun je niet wonen". Dat ging over betaalbare woningen. In dezelfde geest steek ik mijn hand uit naar alle partijen in deze Kamer, van links tot rechts. Ik kijk ernaar uit om met iedereen in alle openheid, hoe hard het er ook aan toe moge gaan, en altijd op de inhoud te knokken voor de mensen in ons land. Zzp'ers, mkb'ers, studenten, zieken, werklozen en werkenden hebben allemaal recht op echte politiek en echte banen, want laten we wel wezen: in geouwehoer kun je niet werken. 

(Geroffel op de bankjes) 

De voorzitter:

Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ik schors kort de vergadering. Ik verzoek de twee heren die hun maidenspeech hebben gehouden, om naar voren te komen en de felicitaties in ontvangst te nemen. 

De vergadering wordt van 16.19 uur tot 16.24 uur geschorst. 

De voorzitter:

Dan gaan wij nu luisteren naar de heer De Jong namens de PVV. Ik dank de leden voor hun collegialiteit en bereidheid om enige wisselingen in de volgorde van de sprekerslijst toe te staan, zodat we de twee maidenspeeches na elkaar konden houden. 

De heer De Jong (PVV):

Voorzitter. Allereerst feliciteer ik natuurlijk de twee heren die zojuist hun maidenspeech hebben gehouden. Het is altijd enorm eervol; ik wens ze veel succes toe in dit huis. 

Vandaag bespreken we een EU-richtlijn die in het teken staat van de bij eurofielen zo geliefde Europese immigratie-agenda en die het makkelijker moet maken om seizoenarbeiders van buiten de EU binnen te laten. Nederland was tegen deze richtlijn, maar gaat hem toch implementeren vanwege de dreiging met boetes, die in de miljoenen lopen, door ongekozen EU-bureaucraten. Deze EU-richtlijn zal ervoor zorgen dat Nederland weer een stukje van zijn eigen zeggenschap weggeeft. Deze EU-richtlijn zal ervoor zorgen dat lidstaten slaafs buigen voor de EU. Want dat is wat je doet met het implementeren van een richtlijn waar je niet achter staat. 

Natuurlijk zullen er politici zijn, in deze Kamer aanwezig, die zeggen wat Nederland met deze richtlijn allemaal nog mag van de Europese Unie, de hoeveelheid ruimte die Nederland nog overhoudt, en dat we nergens toe verplicht zijn. Ik heb dat vaker gehoord in debatten. Maar we zouden helemaal geen rekening moeten houden met wat we wel en niet mogen van de Europese Commissie, met wat wij wel en wat wij niet mogen van de EU. Daar gaan wij zelf over. Wij moeten niet onze beleidsruimte laten bepalen door de Europese Commissie. En precies dat doen we wanneer we deze richtlijn toch invoeren. 

Dit stuk moet van tafel, uit principiële overwegingen omwille van onze eigen zeggenschap maar ook omdat het voorstel niet deugt. Gelet op de reden waarom de EU dit wil, zouden we het al helemaal niet moeten doen. In een stuk uit 2010 van de Europese Commissie, waarin de achtergrond van deze richtlijn wordt uiteengezet, spreekt men uit dat de economieën van de EU een structurele behoefte zouden hebben aan seizoenarbeid, dat er een structurele behoefte zou zijn aan "laaggeschoolde en laaggekwalificeerde werkkrachten". Verder is er ook nog sprake van een "meer permanente behoefte aan ongeschoolde arbeidskrachten". Dat is toch van de gekke? Ook mevrouw Malmström onderstreept dit in haar persbericht uit 2014 bij de presentatie van deze richtlijn. Het doel is dus om meer laagopgeleide, ongeschoolde immigranten van buiten de EU naar binnen te halen. 

Gelet op de richtlijn kan het niet anders dan dat de haren van weldenkende mensen recht overeind gaan staan. Er wordt namelijk gesproken over de ontwikkeling van een Europees immigratiebeleid en het vergemakkelijken van tijdelijke migratie. Wij willen helemaal niet meer seizoenarbeiders van buiten de EU. We willen helemaal niet dat het makkelijker wordt om van buiten de EU naar Europa te komen. We willen helemaal niet meewerken aan één Europees immigratiebeleid. 

De PVV werkt dan ook niet mee aan het faciliteren van nog meer immigratie, direct of via andere lidstaten, naar Nederland uit bijvoorbeeld Afrika. Wij werken niet mee aan de eenwording van het Europese immigratiesysteem. Nederland moet over zijn eigen regels gaan, niet de EU. We vragen de minister dus om dit wetsvoorstel van tafel te halen. Ik vraag hem ook om niet bang te zijn, om niet te bibberen op het moment dat er vanuit de Europese Commissie een dreigbrief komt waarin ze ons een boete van minimaal 3, 7 miljoen euro voorhoudt. Ik vraag de minister om zijn rug te rechten en te staan voor ons land en zijn trots, dus om niet te buigen voor een dreiging met een miljoenenboete door de Europese Commissie. Zeg tegen de Europese Commissie dat ze de boom in kan met haar boetes. Ik hoop dat de minister dit kan toezeggen. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dit was geen officiële maidenspeech, maar als ik mij goed heb laten informeren was het wel uw eerste speech in dit huis in uw nieuwe periode. 

De heer De Jong (PVV):

Nee, die was vorige week, maar elk moment dat ik hier mag staan is even eervol. Dus dank u wel. 

De voorzitter:

Dan delen wij die eer met u. 

Maar mevrouw Schouten mag dus gewoon een interruptie plaatsen. Dat was eigenlijk de aanleiding van mijn opmerking. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Welkom terug in dit huis. Dat ten eerste. Verder heb ik een vraag over wat de heer De Jong stelt over de regels die volgens hem zullen gelden als deze richtlijn wordt aangenomen. Of Europa zich hiermee moet bemoeien, daarover valt nog wel het een en ander te zeggen, maar onderkent de heer De Jong dat er al wel een stelsel van tewerkstellingsvergunningen bestaat? Als hij daar zo tegen ageert, waarom heeft hij dan geen amendement ingediend om die tewerkstellingsvergunningenmogelijkheid maar gewoon te schrappen? Als we deze richtlijn niet implementeren, wil dat nog niet zeggen dat een werknemer uit Afrika hier niet kan komen. 

De heer De Jong (PVV):

Wat wij hebben gedaan, is altijd heel helder geweest. Wij willen geen immigratie van buiten de EU, bijvoorbeeld seizoenarbeiders. Dat heeft de PVV altijd klip-en-klaar naar voren gebracht. Wij hebben er moties over ingediend. Sterker nog, ik kan me herinneren dat in naar ik meen 2014 een motie is ingediend waarin de PVV zegt dat er helemaal geen seizoenarbeiders van buiten de EU binnen moeten komen. De PVV is helder in wat ze vindt. Dat heeft ze ook altijd gevonden. Dat is ook de reden waarom ik vandaag aan de minister vraag om dit hele verhaal van tafel te halen. Waarom? Over de inhoud kun je altijd discussiëren. Dat is allemaal prima en goed, maar het gaat om het volgende. Nederland zegt eerst: we zijn tegen, we willen het niet, we gaan niet voorstemmen maar tegenstemmen. Dat heeft Nederland gedaan. Om dan vervolgens als minister te zeggen als je een dreigbrief van de Europese Commissie krijgt, "we moeten de richtlijn toch maar implementeren; Kamer, als we dat niet heel snel doen, krijgen we een boete van de Europese Commissie, dus wees gewaarschuwd" … Daarvoor buigen is een schande. Dat is het punt dat ik hier vandaag wil maken. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat is helder, maar dan wil ik het punt maken dat we met het van tafel halen van deze richtlijn — nogmaals, ik vind er ook het nodige van — niet de illusie moeten wekken dat er geen tewerkstellingsvergunningen afgegeven kunnen worden, want dat kan nog steeds. Als de heer De Jong dat wil veranderen, zal hij nog een wet of vier moeten schrappen. Dan moet hij dat nu ook voorstellen, of misschien die motie nog een keertje indienen, als hij dat echt vindt. 

De heer De Jong (PVV):

Ons punt is dat we er vooral zelf over moeten gaan. Ik heb het onderwerp "onthamerd". Het stond op een hamerlijst. Het was waarschijnlijk helemaal niet de bedoeling om het te bespreken. Ik heb het ervan afgehaald, en dat is toch een beetje gek. Waarom? Omdat je daarmee weer een stuk van je beleidsvrijheid weggeeft aan de Europese Commissie. Je zegt met het implementeren van deze wet gewoon waar de Europese Commissie wel en niet over gaat en welk deel van de beleidsvrijheid wij als Nederland weer weggeven. Dat zouden we nooit moeten willen. Dat is ons verhaal. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Van Dijk namens de Partij van de Arbeid. 

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Ook mijn felicitaties aan de twee sprekers. Het waren mooie, persoonlijke maidenspeeches, en dat maakt het extra bijzonder. Eigenlijk is dat het enige moment waarop dat kan, en dat hebben jullie prachtig gedaan; gefeliciteerd. 

Voorzitter. Vandaag gaat het debat niet alleen over de richtlijn, het gaat vooral ook over de grote problemen van arbeidsmigratie. Het gaat namelijk over uitbuiting en verdringing van mensen. Mensen van binnen en buiten de Europese Unie die in Nederland werken onder erbarmelijke omstandigheden, in de truck, in het Westland, in de haven en in de bouw. In Nederland hebben we in een aantal decennia een goed systeem opgebouwd van sociale zekerheid: bescherming en regels om veilig en gezond te kunnen werken. Een stelsel dat gebouwd is op waarden van gelijk werk en gelijk loon. Dit stelsel staat onder druk van werkgevers binnen en buiten Nederland die voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten en met mensen schuiven alsof het handelswaar is. 

Gelukkig is er de afgelopen tijd veel gebeurd. Minister Asscher heeft de arbeidsmigratie en uitbuiting op de agenda gezet en maatregelen genomen: het aanpakken van schijnconstructies, van het ontduiken van cao's en van malafide uitzendbureaus. Maar we zijn er nog niet. Gisteren, vandaag en morgen worden Nederlandse mensen op de bouwplaats en op de weg verdrongen door goedkope krachten uit andere landen. Dat is niet de schuld van de arbeidsmigranten, maar van werkgevers en opdrachtgevers die met schimmige constructies over de rug van mensen geld willen verdienen. Dit moeten wij in Nederland en in Europa blijven aanvechten. 

De komende weken zullen we in deze Kamer veel spreken over de aanstaande brexit, over de gure kanten van Europa en over het gemis van een sociaal Europa. Het is de overtuiging van de Partij van de Arbeid dat dit Europa echt moet veranderen. Er zijn namelijk twee motoren voor onvrede in Europa. Dat zijn de arbeidsmigratie, die tot verdringing en druk op lonen en arbeidsvoorwaarden leidt, en de belastingontwijking door multinationals. Daardoor keren mensen Europa de rug toe en trekken zij de grenzen op. We zullen Europa daarom moeten laten werken voor de hardwerkende mensen. We moeten ons niet afkeren van Europa, maar we moeten Europa veranderen. Gelijk loon voor gelijk werk moet de basis zijn. We moeten gaan voor een sociaal Europa met eerlijke belastingen voor iedereen. Dat geldt ook voor de grote bedrijven. Op die manier kunnen de grote jongens niet langer de andere kant op kijken als mensen worden uitgebuit. 

In mijn bijdrage aan dit debat zal ik mij nu concentreren op het wetsvoorstel en op mogelijke maatregelen tegen de ongewenste gevolgen van arbeidsmigratie. Het wetsvoorstel regelt dat derdelanders rechtstreeks in Nederland een aanvraag kunnen doen voor een vergunning als seizoenarbeider. Nederland heeft de implementatietermijn al overschreden. Zoals gezegd loopt het daardoor het risico om een boete van zo'n 3,7 miljoen opgelegd te krijgen. Nederland riskeert dus een behoorlijke boete, terwijl het wetsvoorstel eigenlijk een dode letter is, omdat er, heel cru gezegd, nog te veel werkzoekenden in de EU zijn. Mijn vraag aan de minister is: klopt het dat deze wet voor Nederland in de praktijk een dode letter zal zijn omdat er helaas nog steeds veel werkzoekenden in de EU zijn? 

De onvrede over en in Europa kunnen we omdraaien naar winst voor gewone mensen als we arbeidsmigratie echt aan banden gaan leggen. Hoe gaan de minister en het kabinet dit doen? 

De heer De Jong (PVV):

Het gaat in het betoog van de geachte afgevaardigde over de EU en niet zozeer over Europa, denk ik. Ik neem aan dat Europa fantastisch is als geheel van allerlei landen, die op sommige gebieden zelfs heel goed met elkaar kunnen samenwerken, maar dat de EU het grote probleem is. Ik denk dat het debat daarover zou moeten gaan. Het grootste probleem dat ik met het betoog van de heer Van Dijk heb, gaat echter over iets anders. De heer Van Dijk brengt namelijk niet naar voren dat we eigenlijk zouden moeten zeggen dat de Europese Commissie de boom in kan met die boete van 3,7 miljoen en dat ze het heen-en-weer kan krijgen met haar boetes. Waarom zouden we bibberen als er zo'n brief komt? Waarom gaan we niet gewoon zelf over de vraag of we iets wel of niet implementeren? Waarom moeten we akkoord gaan met iets waarvan de heer Van Dijk zelf zegt dat het een dode letter is? 

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

De heer De Jong heeft het over "bibberen voor de boete", maar ik bibber niet voor een boete. Mijn betoog gaat over een ander Europa. Mijn betoog gaat over een andere Europese Unie, waarin het over mensen gaat en waarin gelijk loon voor gelijk werk de basis is, zodat er geen concurrentie plaatsvindt tussen mensen of over de ruggen van mensen. Dat kan de essentie van de Europese Unie echt veranderen, iets wat hartstikke hard nodig is om het vertrouwen in een sterk sociaal Europa weer terug te krijgen. 

De voorzitter:

Mijnheer De Jong, afrondend. 

De heer De Jong (PVV):

Volgens mij hoorde ik de heer Van Dijk in zijn betoog echter ook zeggen dat dit voorstel daar helemaal niets voor zou doen. Waarom zegt hij niet gewoon: ik ben ertegen, want we zouden zulke dingen zelf moeten regelen, wat ik daar inhoudelijk ook van vind? We zouden dit niet onder druk van de Europese Commissie moeten doen. Naar aanleiding daarvan spreken wij hier vandaag immers over. Minister Asscher heeft de Kamer een brief gestuurd waarin staat dat we een boete van minimaal 3,7 miljoen euro krijgen als we de richtlijn nu niet snel implementeren. Waarom zouden we daarnaar moeten luisteren? 

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dat is niet de essentie van het debat. Deze richtlijn moet gewoon worden geïmplementeerd. We moeten die tot uitvoering brengen en we hebben dat gewoon te lang laten liggen. Punt. Mijn betoog gaat over de volgende stappen. We moeten en kunnen dit debat breder trekken. Als we daadwerkelijk wat gaan veranderen in Europa, kunnen we het vertrouwen in een sterk en sociaal Europa weer terugkrijgen. Dat is mijn oproep en dat is de kern van mijn betoog. 

Ik vervolg mijn betoog. Het is goed dat het Nederlandse kabinet prioriteit geeft aan de herziening van de Detacheringsrichtlijn in Europa, maar wat is de stand van zaken? Wanneer kunnen we resultaat verwachten? 

Voor het behoud van werk en het voorkomen van verdringing zullen we een zeer restrictief beleid moeten voeren ten aanzien van mensen van buiten de EU. Hoe ziet de minister dit? In een artikel van het Algemeen Dagblad van 21 februari jongstleden bleek dat via constructies hier heel veel mensen van buiten de EU werken. Kent de minister dit artikel? Kan de minister een beeld geven van hoeveel mensen zonder vergunning, maar via een omweg, bijvoorbeeld via een detachering in een ander EU-land, hier alsnog aan het werk zijn? Wat denkt de minister hieraan te kunnen doen, zodat het restrictieve toelatingsbeleid van de Wet arbeid vreemdelingen niet wordt ondermijnd met Europese constructies? 

Ik rond af. Ik wacht de antwoorden van de minister met belangstelling af, maar voor de Partij van de Arbeid geldt dat overal in de Europese Unie er altijd sprake moet zijn van gelijk loon voor gelijk werk. Dit als begin van een ander Europa, een Europa van en voor mensen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ook ik vind het opvallend dat de heer Gijs van Dijk voor deze wet gaat stemmen terwijl uit alles blijkt dat hij het er helemaal niet mee eens is. Hetzelfde geldt voor het kabinet, maar we zullen straks horen hoe dat precies zit. De heer Gijs van Dijk had een zeer kritisch verhaal over arbeidsmigratie, waarmee ik het voor een groot deel eens ben. Deelt hij mijn mening dat je, als je daar echt paal en perk aan wilt stellen, met werkvergunningen moet gaan werken voor werknemers uit Oost-Europa? Is hij het met mij eens dat je dan echt iets gaat doen aan de verdringing waarover hij zo boos is? 

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ook hiervoor geldt dat we twee zaken uit elkaar moeten halen. Ten eerste moeten we de richtlijn, die te lang is blijven liggen, invoeren. Punt. Ten tweede moeten we echt werk maken — dat vindt de Partij van de Arbeid echt — van een Europa waarin we eerlijke spelregels hebben over werken en belastingen. Dat is van essentieel belang als we het vertrouwen van mensen hier in Nederland in een sterke, sociale Europese Unie weer willen terugkrijgen. Dat zie ik niet. Het invoeren van werkvergunningen betekent dat je grenzen ook in Nederland wat meer moet optrekken. Ik kies voor een andere benadering, namelijk voor afspraken in Europa, zodat alle landen zich straks moeten houden aan bijvoorbeeld de regels die wij in Nederland hanteren wat betreft gelijk loon voor gelijk werk. Dat vergt nog veel debat. Ik heb in mijn betoog gezegd dat we de brexit ervoor kunnen gebruiken om juist hiervan vanuit Europa een hard punt te maken in de onderhandelingen om dit echt te veranderen. Daarmee creëren we echt de verandering die we nodig hebben. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat betoog komt mij bekend voor van de heer Asscher, toen hij nog lijsttrekker was. Durft de heer Gijs van Dijk te erkennen dat wat hij betoogt, eigenlijk allemaal papier is? Hij heeft het over een eerlijk speelveld, gelijke regels, sociale arbeidsvoorwaarden voor alle werknemers in Europa. Dat zijn prachtige woorden natuurlijk, maar hij weet dat dit in de praktijk — hij zei dat ook aan het begin van zijn betoog — en masse wordt ontdoken door werkgevers in Nederland die gewoon de goedkoopste arbeiders uit de goedkoopste landen willen hebben. Met andere woorden, wat de heer Gijs van Dijk betoogt, is vooral papier. 

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Nee, absoluut niet. Ik geef aan dat er nog een gemis is in Europa als het gaat om afspraken, échte afspraken, over een sociaal Europa. Die beginnen op papier, maar moeten vervolgens worden uitgevoerd als het gaat over gelijk loon voor gelijk werk. Die moeten voor alle landen gelden. Vanwege ongelijk beleid, slechte afspraken en landen die daar nog niet aan voldoen, zien landen en bedrijven nog de mogelijkheid om allerlei dingen te ontduiken en de ruimte in de regelgeving te gebruiken. 

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Jasper van Dijk namens de SP. Voor de mensen thuis die zich afvragen waarom bij sommige leden de voornaam wordt genoemd en bij anderen niet, is dit denk ik een mooie illustratie van de reden waarom het soms belangrijk is om de voornaam erbij te noemen: dan wordt verwarring voorkomen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Alle respect voor de heer Gijs van Dijk, maar hij is geen familie. 

De voorzitter:

Zelfs in dat geval zouden we het ook doen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zo is het. 

Voorzitter. Allereerst felicitaties aan de heren Wiersma en Özdil. De heer Wiersma complimenteer ik ermee dat hij ervaring heeft met seizoenarbeid. Dat kunnen vast niet alle collega's zeggen. Hij kan die ervaring vast goed gebruiken met zijn woordvoerderschap sociale zaken; daarover is geen twijfel mogelijk. Bij de heer Özdil heb ik genoten van zijn scherpe inbreng in de richting van de rechtse partijen. Dat belooft nog wat met de formatie; we wachten het af. 

Deze wet regelt een verbetering van de omstandigheden voor de seizoenarbeiders van buiten de EU. Dat is op zich goed, maar niettemin is deze wet wat ons betreft controversieel, omdat hij een verkeerd signaal afgeeft. De arbeidsmarkt staat al onder druk. Goedkope arbeidskrachten van binnen de EU, bijvoorbeeld uit Roemenië en Bulgarije, zorgen nu al voor valse concurrentie, omdat zij neerwaartse druk zetten op lonen en arbeidsvoorwaarden. Het gelijktrekken van de regels voor arbeiders van buiten de EU zou die druk nog verder kunnen vergroten. Dat moeten we niet willen. Ik vraag de regering of zij die mening deelt. 

Bovendien is dit wat ons betreft een nationale aangelegenheid en geen Europese zaak. De regering vindt dit ook en heeft om die reden tegen de richtlijn gestemd. De regering heeft ook tegengestemd omdat er in Nederland voldoende mensen zijn die het werk kunnen verrichten. Ook dat is een legitiem argument. Toch worden we nu gedwongen om de richtlijn te implementeren. Deelt de regering de mening dat het feit dat we een richtlijn moeten implementeren die de regering niet eens wil, wederom de ergernis over de macht van Brussel vergroot? Daarop krijg ik graag een reactie. De minister schreef dat we anders een boete moeten betalen. Kan de minister dat toelichten? Die boete is er nu immers nog niet. Hoe zou dat precies in zijn werk gaan? Ik hoor vaak praten over boetes, maar het komt helemaal niet zo vaak voor dat zij daadwerkelijk worden uitgedeeld. 

Er wordt gesteld dat de wetswijziging vrijwel geen gevolgen heeft omdat er vanwege de werkloosheid in Nederland en de uitbreiding van de EU al sinds 2011 geen tewerkstellingsvergunningen meer zijn afgegeven voor seizoenarbeiders uit derde landen. Er is al genoeg goedkope arbeid beschikbaar. Maar wat nu als de economie aantrekt of als een nieuw kabinet de grenzen voor goedkope arbeid verder wil opengooien? Dat is niet ondenkbaar met partijen als D66 en de VVD in de formatie. Dan zou de toestroom van goedkope arbeiders van buiten de EU kunnen toenemen, met als gevolg weer nieuwe druk op lonen en arbeidsvoorwaarden. Erkent de regering dit? Daarom overweeg ik om een motie in te dienen over een zogenoemd nulquotum, waarbij de facto geen arbeiders meer worden toegelaten van buiten de EU. Ik lees nota bene dat de regering dit zelf wilde doen, maar dat zij dit voorstel heeft ingetrokken. 

De heer Van Weyenberg (D66):

De regering heeft dat ingetrokken omdat zij zegt dat wij dan niet in overeenstemming met de afspraak zouden implementeren. De heer Jasper van Dijk gaat dus een amendement indienen waarvan de regering al bij voorbaat tegen hem zegt dat het niet aan de regels voldoet. Je kunt allerlei dingen met Europa willen, maar iets indienen wat in strijd is met de regels is volgens mij ook niet in lijn met de traditie van de SP. 

De voorzitter:

Volgens mij zei de heer Jasper van Dijk dat hij voornemens was om een motie in te dienen. Er ligt ook een amendement. Misschien kan hij aangeven of daartussen onderscheid dient te worden gemaakt. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is correct, voorzitter. Het gaat niet om een amendement. Het gaat in dit geval om een motie. Een motie is een uitspraak van de Kamer. Ik ben heel benieuwd hoe bijvoorbeeld een partij als D66 daarover gaat stemmen. Ik wil dat de Kamer hierover een uitspraak doet. Ik vind dit des te interessanter omdat de regering al heeft aangegeven dat dit haar voorkeur had. Om welke reden dan ook heeft de regering dit toch nagelaten, vanwege regels of afspraken. Ik ben daar heel benieuwd naar. Ik wil dat debat wel aangaan. Ik vind ook dat bij dit soort zaken veel te snel voor Brussel wordt gebogen. We moeten het debat over arbeidsmigratie, waar grote problemen mee zijn, juist aangaan. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Geen misverstand: mijn fractie zal gewoon tegen die motie stemmen, omdat die motie niet in overeenstemming blijkt te zijn met de gemaakte afspraak. Het is een keuze van de heer Van Dijk en zijn goed recht om iets aan de Kamer voor te leggen waarmee Nederland, als we dat zouden volgen, eigenlijk in overtreding is met een afspraak. Ik ben het ook weleens niet eens met een contributieverhoging van een vereniging waarvan ik lid ben, maar regels zijn regels en afspraak is afspraak. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Regels zijn vaak uitermate vloeibaar, zeker als ze uit Brussel komen. Ik ga het debat dus graag aan. 

Waarom heeft de wetswijziging alleen betrekking op de land- en tuinbouwsector en niet ook op bijvoorbeeld horeca en toerisme? Wat zijn de gevolgen voor werkgevers wanneer hun sector op de lijst komt? Wat was hun invloed bij het besluit om uitsluitend deze sector erop te zetten? Ik heb een amendement gemaakt om een zware voorhang te hanteren — zo heet dat in jargon, excuus — indien er een andere sector zou worden toegelaten tot deze wet. 

Wij willen goede lonen en arbeidsvoorwaarden voor alle werknemers die zich in Nederland bevinden. We willen geen uitbuiting en valse concurrentie door goedkope arbeid uit het buitenland, vandaar dat we pleiten voor een vergunningsplicht voor werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen. Met deze vergunningen krijgt Nederland weer zeggenschap over de instroom van buitenlandse werknemers. Dat is de beste oplossing tegen ondermijning van de arbeidsmarkt. Bovendien is het onwenselijk om voor een richtlijn te stemmen die vooral gaat over zaken die we nationaal kunnen regelen. De SP zal daarom tegen deze wet stemmen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook van mijn zijde allereerst de hartelijke felicitaties aan de collega's Wiersma en Özdil voor hun uiteenlopende maidenspeeches. Ik adviseer hun om eens een borrel met elkaar te gaan drinken. Ik denk dat dat de verhoudingen ten goede zou kunnen komen. Misschien krijgen we dan de volgende keer een heel andere inbreng van de heren naar elkaar toe. Ik zie uit naar de samenwerking. 

We spreken over een richtlijn die geïmplementeerd moet worden, waarbij de vraag is: wat zijn we nou precies aan het doen? Het kabinet heeft de implementatie van deze richtlijn behoorlijk lang geprobeerd tegen te houden. Het heeft er ook tegen gestemd in Europa, onder de noemer van subsidiariteit: het is een regel die niet noodzakelijkerwijs in EU-verband gesteld zou moeten worden, op een terrein dat ook prima aan de nationale overheden kan worden overgelaten. Laat ik duidelijk zijn: dat uitgangspunt delen wij. Wij hebben het hier weleens gehad over lijstjes die in Europa worden opgesteld van zaken die we eigenlijk niet vanuit Europa zouden moeten willen regelen. Als een regeling niets toevoegt, zouden we die niet in Europees verband moeten opstellen wat ons betreft. Bij dit wetsvoorstel is de grote vraag waarop we nu precies een wijziging aanbrengen. Dat zijn gelijk de vragen die ik heb aan de minister. Het kabinet stelt namelijk dat wij alles wat in de richtlijn staat, behalve het punt van de vijfjaarstermijn, al hebben geregeld en dat deze richtlijn dus de facto niets verandert. Klopt dat? Ik vraag het nog maar een keer. Zijn we hier nu gewoon iets aan het implementeren wat eigenlijk allang bestaat en wat dus niets toevoegt? Klopt het dan ook dat wij iets alleen maar aan het doen zijn omdat het nu eenmaal in Europa is afgesproken? 

Klopt het dat wij met deze regeling ook niets doen tegen het misbruik van arbeidsmigratie binnen de Europese Unie? Het gaat hier over derde landen, niet over het misbruik binnen de Europese Unie. De vraag is dus of we daarin misschien nog iets verbeteren met het wetsvoorstel, of eigenlijk ook niet. En klopt het dat we nu twee soorten regimes gaan krijgen binnen de Wet arbeid vreemdelingen? Is er dus een route waarin een tewerkstellingsvergunning met verblijfsvergunning ineen wordt geregeld, en een andere route waarbij die twee zaken gewoon nog naast elkaar blijven bestaan zoals dat nu het geval is? Waarom zou dit op deze manier wenselijk zijn volgens het kabinet? 

Het punt van het aanwijzen van de sectoren is voor mij ook een groot vraagteken. We hebben nu alleen bepaald dat deze richtlijn van toepassing zal zijn op de land- en tuinbouwsector en niet op meer sectoren. Waarom alleen op deze sectoren? Het kabinet zegt dat er sinds 2011 voor mensen uit derde landen al geen tewerkstellingsvergunningen meer zijn afgegeven. Dan zou ik bijna vragen: waarom wijzen we dan überhaupt een sector aan? Kennelijk moet dat dan van de richtlijn. Maar waarom dan alleen deze sector? Stel nou dat een barvrouw uit Oekraïne op een heel speciale manier mixen kan maken die helemaal niemand anders binnen Europa zo kan maken. Dan mag zij hier aan het werk gaan. Waarom valt zij onder het oude regime, namelijk de weg van de tewerkstellingsvergunning en de verblijfsvergunning, en valt degene die in de tuinbouw komt werken, onder het nieuwe regime? Ik kan dat niet verklaren, maar misschien weet de minister wel waarom dit te rechtvaardigen is. Het feit dat het de afgelopen jaren niet heeft plaatsgevonden, kan niet het argument zijn. Dat was in de land- en tuinbouwsector sinds 2011 namelijk ook niet het geval. Graag krijg ik dus een toelichting. 

Ik sluit mij aan bij het amendement van de heer Jasper van Dijk. Hij heeft aangegeven dat de lijst van sectoren nu door de sociale partners wordt vastgesteld. Ik vind het prima dat dit in overleg met de sociale partners gebeurt, maar ik denk dat het ook belangrijk is dat wij als parlement zelf erbij betrokken zijn, zodat wij kunnen bekijken welke wijzigingen er op die lijst plaatsvinden. Ik zag dat het een verzwaarde voorhang is. Ik weet niet of het ook met een verlichte voorhang kan. Ik weet niet of de heer Van Dijk daar erg aan hecht. Het lijkt mij belangrijk dat wij met elkaar bekijken op welke wijze wij een vinger aan de pols kunnen houden; dus van mijn zijde in elk geval steun voor het amendement. 

Tot slot. Als wij nou besluiten om deze richtlijn hier niet te implementeren en dus zeggen dat wij het niet gaan doen, omdat Europa hier niet over hoeft te gaan, kan deze richtlijn dan toch een directe werking hebben? Klopt dat? Volgens mij staan wij daarom dit debat te voeren. Mochten wij nu hier met elkaar zeggen dat wij deze richtlijn niet gaan implementeren, is die richtlijn dan toch op Nederland van kracht, omdat die in Europees verband is afgesproken, mocht dit ook bij de rechter komen? Het is misschien van belang dat wij daar zelf nog een klap op geven, omdat het anders linksom of rechtsom toch gaat gebeuren. Dit zeg ik ook tegen de heer De Jong, die veronderstelt dat we helemaal geen route meer hoeven te hebben om deze regeling van toepassing te verklaren, als wij dit niet doen. Ik betwijfel dat. Misschien kan de minister daar ook nog enig licht op werpen. 

De heer De Jong (PVV):

Het enige wat ik veronderstel, is dat dit kabinet buigt voor de Europese Commissie, zodra die een dreigbrief met een boete stuurt. Daarom implementeren wij dit. Mijn vraag aan mevrouw Schouten is of zij en haar fractie ook risico's zien aan het implementeren van deze richtlijn. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het enige punt dat wijzigt — dat ik heb gezien — is het vijfjaarsregime. Dat betekent dat er een soort administratieve actie gedaan moet worden als je binnen vijf jaar vanuit een derde land opnieuw als seizoenarbeider in Nederland gaat werken. Dan moet er bekeken worden of je gegevens hier al dan niet beschikbaar zijn. Daar heb ik een vraag over gesteld. Is dat een groot risico? Nou, dat lijkt me nou niet het grootste risico dat er bestaat in de discussie over het vrije verkeer. Het kabinet stelt dat wij alles wat er in deze richtlijn staat, allang geïmplementeerd hebben. In die zin zal de situatie niet veranderen ten opzichte van nu. Het is meer de principiële vraag — die deel ik met de heer De Jong — of Europa hierover moet gaan of niet. Kunnen wij dat niet zelf doen als land? Wij hebben dat al gedaan, want wij hebben het grotendeels al geïmplementeerd. Het inhoudelijke risico wordt naar mijn mening dus niet groter, behalve die vijfjaarstermijn. Maar dat is meer een administratieve handeling. Ik vind het meer een teken of een voorbeeld van regelgeving die volgens mij niet vanuit Europa zou hoeven te komen, omdat wij dat ook prima zelf kunnen. 

De heer De Jong (PVV):

Zou het risico niet kunnen zijn dat wij met het implementeren van deze richtlijn het signaal afgeven aan de Europese Commissie dat wij het prima vinden? Zodra er allerlei seizoenarbeiders van buiten de EU naar bijvoorbeeld Spanje gaan — dat zou kunnen — kunnen wij niet meer zeggen: hallo, dat vinden wij niet zo leuk. Nederland kan daar dan niets meer tegen doen, omdat het zelf immers voor de implementatie van deze richtlijn is geweest. Zou dat niet een groot risico kunnen zijn? En buiten dat, is mevrouw Schouten het ermee eens dat er op het moment dat wij zo'n signaal afgeven, ook een groot risico is dat wij een stuk van onze beleidsvrijheid weggeven aan de Europese Commissie? Dat zouden wij toch juist niet moeten willen? 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb gezien dat het kabinet ook tegen deze richtlijn heeft gestemd. Ik ga het nu een klein beetje opnemen voor het kabinet, ook al zal dat wat verwonderlijk zijn. Dat heeft in Europa aangegeven ertegen te zijn. Op het moment dat er een meerderheid is in Europa, komt de richtlijn hier weer terug. Dat gebeurt nu. Mijn vraag aan het kabinet is ook of deze toch van kracht zal zijn, op het moment dat wij deze gaan implementeren, omdat er directe werking is. Dan heb je misschien symbolisch gezegd dat je het er niet mee eens bent, maar dan zal deze regeling materieel gewoon van kracht zijn. Dat zal het verschil zijn. Ik vind daar van alles van. Juist om het draagvlak te behouden, vind ik dat wij in Europa moeten uitkijken dat we ons op dit soort punten gaan richten, maar we moeten ook niet doen alsof we allerlei bevoegdheden aan het weggeven zijn, want het is al zo dat wij deze regels hebben geïmplementeerd. 

De voorzitter:

We doen de interrupties in tweeën, dus we gaan nu luisteren naar de heer Van Weyenberg. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ook ik wil graag beginnen met het complimenteren van de heren Wiersma en Özdil met hun maidenspeech. Ik vind het bijzonder leuk om bij die van de heer Wiersma te zijn. In het verleden heb ik nog weleens samen met hem, in zijn rol als voorzitter van FNV Jong, mogen strijden voor de belangen van jongeren en toekomstige generaties. Ik zie ernaar uit om dat in de komende periode te mogen blijven doen, bijvoorbeeld bij het dossier AOW. Ik verwelkom hem in dit huis. Dat geldt natuurlijk ook voor de heer Özdil. Ik moet zeggen dat hij mij geïnspireerd heeft met dat mooie citaat uit het VVD-programma uit 1971. Dat zette mij aan tot een eigen geschiedkundig onderzoek. Zo las ik in het actieprogramma uit 1971 van een van de voorgangers van GroenLinks — om precies te zijn de CPN — dat die partij stond voor een drastische inperking van de uitgaven aan de EEG, het verlagen van de pensioengerechtigde leeftijd tot beneden de 65 jaar en veel meer rijkssubsidies voor de bouw van parkeergarages in grote steden. Ik zou dat graag willen gebruiken om de heer Özdil te complimenteren met de vooruitgang in het gedachtegoed van zijn partij, die daar toch uit voort is gekomen. Zo zie je dat verandering ook vooruitgang kan betekenen. 

Dat brengt mij bij de voorliggende richtlijn. In 2010 schreef het kabinet in de beoordeling van het Commissievoorstel dat het directe Nederlandse belang van dit voorstel niet zo groot zou zijn. Dat blijkt ook nu we naar de implementatie kijken. Die is juridisch beperkt, maar wel wordt de termijn overschreden. Los ervan dat het kabinet volgens mij niet zo enthousiast was over deze richtlijn, is de argumentatie erachter dat er een nulquotum is overwogen, maar dat de Europese Commissie heeft gezegd dat dit niet de juiste interpretatie zou zijn. Kan de minister dat bevestigen? Wellicht dient dat ook tot inspiratie van de heer Jasper van Dijk. 

Deze richtlijn gaat alleen over seizoenarbeiders uit derde landen, dus uit niet-EU-landen. Als ik het goed zie in de beantwoording van de schriftelijke vragen, zijn die er sinds 2011 überhaupt niet. We zetten juridisch de puntjes op de i. Mocht het ooit gebeuren, dan kunnen we terugvallen op de regels die we daar nu voor opnemen. Mijn fractie steunt die implementatie. Is een verklaring voor het feit dat er sinds 2011 geen seizoenarbeiders van buiten de EU in Nederland werken, dat er geen aanvragen zijn of zijn er wel aanvragen, maar worden die afgewezen? 

De lijst in welke sectoren waarvoor mensen van buiten de EU hier toch seizoenarbeid kunnen verrichten, is opgesteld in overleg met de sociale partners. De minister doet dat nu alleen voor de land- en tuinbouw. Ik sluit mij aan bij de vragen die hierover zijn gesteld door de heer Jasper van Dijk en mevrouw Schouten. In de stukken staat dat, als deze lijst ooit zou worden uitgebreid, dat in overleg met de sociale partners gebeurt. Begrijp ik het goed dat dit een soort overleg of consultatie is, maar niet een soort vetorecht van de sociale partners? 

Los van de aanpassing van de Detacheringsrichtlijn ben ik nieuwsgierig hoe het staat met het vrije verkeer. Mijn fractie is vooral van mening dat de inspectiecapaciteit moet worden uitgebreid. Als men daarover nadere vragen heeft, heb ik nog een reeks van helaas door de coalitie verworpen amendementen om dat te bewijzen. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de inbreng van de Kamer in eerste termijn. De minister heeft verzocht om een korte schorsing. 

De vergadering wordt van 17.02 uur tot 17.13 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. 

Minister Asscher:

Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan de leden Wiersma en Özdil voor hun voortreffelijke maidenspeeches. Ik zeg dat niet alleen als minister maar ook als collega. Ik heb ervan genoten. Ik kende Sexbierum vooral als de geboorteplaats van Auke Bijlsma, een gewaardeerde collega in de Amsterdamse gemeenteraad en een prachtige, eigenwijze, steile Fries, met een groot sociaaldemocratisch hart. Dat kan dus nog heel wat worden, zeg ik Jasper van Dijk na. En dan de heer Özdil: ja, ik houd er wel van, binnenkomen met een getrokken middelvinger naar iedereen om u heen. Ik sluit me aan bij de verwachting dat het heel mooi wordt. Moge u veel coalities verdedigen, de komende jaren. 

Mede namens de staatssecretaris van V en J dank ik de Kamer zeer voor het in behandeling nemen van dit wetsvoorstel, het enige wetsvoorstel van mij dat door de mazen van de wet geglipt is en niet controversieel verklaard is. Ik had nog wel een andere in gedachte, maar zo is het leven soms. Ik denk dat het gezien het aangescherpte handhavingsbeleid van de Commissie wel handig is, waarover zo dadelijk meer. De heer De Jong had daar vragen over. 

Deze richtlijn vereenvoudigt de toelatingsprocedure voor seizoenarbeiders van buiten de Europese Unie. Zij kunnen hiermee een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid krijgen. Gelukkig wordt er in deze richtlijn echter niet gevraagd om een wijziging van het toelatingsbeleid zelf. Nederland kan en zal nog steeds zelf bepalen of het seizoenarbeiders toelaat. Daarom zal de implementatie van deze richtlijn in de praktijk geen gevolgen hebben. Nederland heeft een restrictief toelatingsbeleid voor laaggeschoolde werknemers van buiten de Europese Unie. Het aantal seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw van buiten de EU dat naar Nederland komt, is de afgelopen jaren nul geweest en zal naar verwachting nul blijven. Er is immers voldoende arbeidsaanbod in Nederland voor laaggeschoolde arbeid in de land- en tuinbouwsector. Als dat niet zo zou zijn, is er binnen de Europese Unie ook nog een hoop aanbod. 

Ik ga naar de vragen. De heer Wiersma vroeg of de hernieuwde toelating zo beperkt mogelijk geïmplementeerd wordt. Ja, het kabinet implementeert de bepaling over hernieuwde toelating met de al bestaande regel uit de Vreemdelingenwet 2000 dat gegevens en bescheiden niet worden verlangd als die al verkregen kunnen worden uit administraties, of indien de aanvraag is ingediend door een erkende referent. Het gaat hier om gegevens van de vreemdeling die reeds in de Basisregistratie Personen of in de polisadministratie zijn opgenomen, waaronder het bewijs van inschrijving, adresgegevens of het afschrift van de arbeidsovereenkomst. De regering implementeert zo minimaal mogelijk. Er zit zeer zeker geen nationale kop op. 

De heer Jasper van Dijk vraagt hoe het toch mogelijk is dat wij gedwongen worden een richtlijn te implementeren terwijl wij tegen de richtlijn hebben gestemd. Dat komt omdat richtlijnen in de Europese Unie bij meerderheid kunnen worden aangenomen. Ik had het hier ook liever niet gedaan, niet zozeer omdat ik mij zorgen maak over de werking van de richtlijn, maar omdat het ons makkelijker leek om het op een andere manier te regelen. Daarom heb ik tegengestemd. Uiteindelijk heeft de implementatie geen materiële werking, omdat het ons beleid is om geen seizoenarbeiders toe te staan. Als EU-lidstaat is Nederland uiteraard gehouden aan het implementeren van Europese regelgeving, maar dat heeft in dit geval geen materieel effect. 

De Partij van de Arbeid vraagt bij monde van Gijs van Dijk of het kabinet ervoor zal zorgen dat het restrictieve beleid ten aanzien van de Wet arbeid vreemdelingen overeind blijft en niet wordt ondermijnd door EU-regels. De lidstaten blijven zeker bevoegd om hun eigen toelatingsbeleid vast te stellen. Dat zal ook in de toekomst niet veranderen. Wat mij betreft blijft het een restrictief beleid. 

De heer De Jong van de PVV vindt dat de richtlijn helemaal niet moet worden geïmplementeerd. Dat sluit aan bij het standpunt van de PVV dat Nederland uit de Europese Unie moet stappen. Zit je in de Europese Unie, dan hoort daar de afspraak bij dat je richtlijnen implementeert. In dit geval heeft dit geen materiële gevolgen voor Nederland. 

Gijs van Dijk en Carola Schouten — bij haar hoef ik de voornaam er niet bij te noemen, want er is maar één Schouten, van de ChristenUnie — vragen of het wetsvoorstel een dode letter is. Ja. Zolang er binnen Nederland en de rest van de Europese Unie voldoende arbeidsaanbod is, heeft dit geen betekenis en zullen we geen seizoenarbeiders van buiten de Europese Unie toelaten. Ik zie ook niet voor me hoe we, weliswaar met 27 landen in plaats van 28 landen, onvoldoende arbeidsaanbod zouden hebben voor seizoenarbeid. 

De heer Özdil vraagt hoe bonden worden aangesloten bij het aanpassen van de lijst van sectoren. Via de Stichting van de Arbeid hebben zowel werkgevers als werknemers een stem bij de besluitvorming om de lijst van sectoren uit te breiden of aan te passen. Het blijft een bevoegdheid van de regering maar ze worden er wel bij betrokken. 

Verder is gevraagd waarom eigenlijk alleen sprake is van de land- en tuinbouwsector en hoe het dan zit met die spreekwoordelijke Oekraïense barvrouw van mevrouw Schouten die een unieke vaardigheid bezit. Het prikkelt overigens wel zeer mijn verbeelding wat dan die unieke vaardigheid zou zijn. In het verleden zijn er slechts vergunningen aangevraagd voor de land- en tuinbouwsector daar we slechts voor die sector ervan uitgaan dat er überhaupt sprake is van seizoenarbeid in de zin van deze richtlijn. Waar we in Nederland wel seizoenen kennen, is seizoenarbeid in de zin van de richtlijn eigenlijk alleen bekend in de land- en tuinbouw. Sinds 2011 zijn er geen vergunningen afgegeven voor werk als seizoenarbeid omdat er voldoende prioriteitgenietend aanbod aanwezig is. Stel dat er een aanvraag komt voor die unieke Oekraïense barvrouw en de regering op basis van de Wav voornemens zou zijn die persoon toe te laten tot de Nederlandse arbeidsmarkt, dan gelden dus nog steeds de twee regimes naast elkaar in plaats van dat ene gecombineerde regime, aangezien de richtlijn dat laatste niet mogelijk maakt. Voor seizoenarbeiders die minder dan 90 dagen verblijven zijn een Schengenvisum en een tewerkstellingsvergunning nodig en voor seizoenarbeiders die langer dan 90 dagen verblijven is een gecombineerde vergunning nodig voor verblijf en arbeid. Dat verschil vloeit er uit voort. Er is geen rechtstreekse werking. Aanvragen worden afgewezen omdat er voldoende aanbod is. Daarom kunnen aanvragers zich niet op de bescherming van de richtlijn beroepen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Over het punt dat er dan twee verschillende regimes gaan ontstaan omdat we alleen de land- en tuinbouwsector hebben aangewezen heb ik toch nog wel een vraag. Moeten we dan per se een sector aanwijzen om deze richtlijn te kunnen implementeren? 

Minister Asscher:

Als ik het goed heb begrepen, moet dat. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Waarom dan de land- en tuinbouwsector? De ratio ontgaat mij, behalve dan dat er ooit in het verre verleden tewerkstellingsvergunningen in die sector zijn afgegeven. Maar dat kan toch niet de enige rechtvaardigingsgrond zijn om dan alleen maar die sector aan te wijzen? Neem ons even mee in wat de overwegingen zijn geweest van het kabinet op dit punt. 

Minister Asscher:

Het kabinet heeft dat natuurlijk niet in zijn pierlijke eentje gedaan maar heeft dat gedaan in overleg met de werkgevers en de werknemers, verenigd in de Stichting van de Arbeid. Op zichzelf is het logisch, want als je aan seizoenarbeid denkt, zeker als het gaat om seizoenarbeid waarbij in een verder verleden ook wel vanuit derde landen tewerkstellingsvergunningen zijn verleend, dan denk je aan de land- tuinbouwsector. Voor het overige is er eigenlijk al helemaal geen verband met deze richtlijn te vinden. Dus het ligt voor de hand. Technisch moet een sector worden aangemeld op die lijst na overleg met de Stichting van de Arbeid. Daarom is de land- en tuinbouwsector aangemeld, met dien verstande dat er aan het beleid zelf niets verandert en er dus een nulbeleid gevoerd wordt. We geven namelijk geen tewerkstellingsvergunningen voor seizoenarbeid af, omdat er voldoende aanbod is in Nederland en binnen de Europese Unie. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Is de minister het dan met de heer Jasper van Dijk en mij eens dat als er überhaupt nog wijzigingen op plaats moeten vinden, we daar als parlement iets van moeten vinden? 

Minister Asscher:

Zeker, ik kom daar zo meteen op terug bij zijn vraag, maar dat ligt zeer voor de hand. 

De heer De Jong (PVV):

Ik wil de minister bedanken voor het eerste deel van de beantwoording van de vragen. Hij gaat wel als een razende tekeer, in de zin van een enorme sneltreinvaart. Misschien hoopt de minister op deze manier zo snel mogelijk een richtlijn te implementeren terwijl hij zelf aangeeft dat het allemaal geen gevolgen zal hebben. Toch plaats ik daar een kanttekening bij. Doordat deze minister niet een brief heeft geschreven naar de Europese Commissie dat ze de boom in kunnen met hun boete en dat we de richtlijn niet gaan implementeren omdat we tegen zijn, geeft hij het signaal af richting de Europese Commissie dat zij een positie heeft waarbij zij over onze beleidsvrijheid gaat. Gaat de minister met het implementeren van deze richtlijn dus akkoord met de zogenaamde structurele behoefte aan laaggeschoolde en laaggekwalificeerde werkkrachten en een meer permanente behoefte aan ongeschoolde arbeidskrachten? Dat kan de minister toch niet menen? 

Minister Asscher:

Ik wil de heer De Jong op geen enkele manier het gevoel geven dat ik te snel antwoord geef op zijn vragen, maar ik probeer wel beknopt te zijn. Over het algemeen vindt de Kamer dat prettig, maar als ik word uitgedaagd, ben ik altijd bereid tot een uitgebreider exposé. 

Onder dit debat — dat hebben verschillende sprekers, onder wie de heer De Jong, aangestipt — ligt de vraag hoe je aankijkt tegen arbeidsmigratie, binnen Europa en van buiten Europa naar Europa toe, en wat dat betekent voor Nederland. Ik ben van mening — daarmee sluit ik mij naadloos aan bij de woorden van de heer Gijs van Dijk — dat het belangrijk is dat we de Europese Unie op dat punt veranderen, zodat het rechtvaardiger wordt. Het is niet passend dat het, onder de huidige regels van de Detacheringsrichtlijn, goedkoper is om voor hetzelfde werk iemand uit Midden- of Oost-Europa in te huren dan een Nederlander. Een direct verband met deze richtlijn is er evenwel niet, want de richtlijn gaat over de toelating van seizoenarbeiders van buiten de Europese Unie. Daarvan heeft Nederland onder het vorige kabinet — ik meen dat de PVV dat gesteund heeft; dat gold voor dat kabinet — gezegd: we willen dat niet meer. Ik steun dat zeer, omdat ik het belangrijk vind om mensen in Nederland de kans te geven dat werk zelf te doen. Werknemers klagen weleens heel gratuit dat er geen mensen te vinden zijn voor het werk. Mijn boodschap zou zijn dat er, als er meer betaald wordt, op de arbeidsmarkt vast ook mensen te vinden zijn die die aardbeien wel willen plukken. Ik zou het dus alleen maar toejuichen als daarover consensus bestaat in de Kamer. 

Ten aanzien van het implementeren van deze richtlijn zei de heer Van Weyenberg treffend: je bent lid van een club, inclusief de spelregels. Als een richtlijn wordt aangenomen — richtlijnen kunnen worden aangenomen als een meerderheid ervoor is, ook al ben jij ertegen — implementeer je die dus in je wetgeving. Dat is wat we nu doen. Nederland heeft niet gezegd: ga de boom in. Nederland heeft gezegd: dit betekent voor ons niets; kunnen we dit niet simpeler doen, door bijvoorbeeld een nulquotum op te leggen, omdat wij geen behoefte hebben aan seizoenarbeiders? Maar de Europese Commissie zei: nee, wij willen toch graag dat het netjes in wetgeving is vastgelegd. Daarom hebben wij de termijnen die ervoor stonden niet gehaald. Eigenlijk verliep de termijn in september vorig jaar. Daarom heb ik de Kamer in de brief over de controversieelverklaring laten weten dat het misschien handig is — we weten niet precies hoelang de formatie duurt; ik kan alleen maar afgaan op de hoeveelheid koekjes die naar binnen worden gebracht — om dit nu wel te implementeren, want dan lopen we geen risico op een boete. 

De heer De Jong (PVV):

Voorkomen is beter dan genezen. De minister zou dus ook gewoon een brief kunnen sturen naar de Commissie waarin hij aangeeft dat hij die boete niet zal betalen. Daarmee kan de minister de Kamer namelijk de rol geven die zij verdient: het is de Kamer die gaat over de vraag wanneer zij iets al dan niet behandelt; zij gaat hier wel of niet mee akkoord. 

Dan kom ik op de inhoud. Er wordt net gedaan alsof het allemaal niets uitmaakt, maar het is een versoepeling; dat staat er gewoon in. Ik heb de volgende vragen aan de minister. Ten eerste: waarom gaat hij toch gebukt onder die dreiging van de Europese Commissie en waarom stuurt hij zo'n brief naar de Kamer, waardoor de Kamer zich genoodzaakt voelt om dit te behandelen? Ten tweede: waarom gaat hij ermee akkoord dat de Europese Commissie nu dus invloed heeft op onze beleidsvrijheid? Wat zou er namelijk kunnen gebeuren? Stel dat Spanje ontzettend veel seizoenarbeiders van buiten de Europese Unie naar zijn land haalt. Door het vrije verkeer kunnen zij zo terechtkomen in Nederland. De minister kan wel zeggen dat hij geen behoefte heeft aan mensen van buiten de EU, bijvoorbeeld uit Afrika, om hier seizoenwerk te doen, maar dat kan hij niet voorkomen als bijvoorbeeld Spanje die mensen naar Europa haalt. Ik zal het in andere woorden zeggen. Als de minister dan naar Spanje gaat en zegt "dat had u beter niet kunnen doen", kan Spanje zeggen: ja, maar hallo, u hebt zelf ook ingestemd en deze richtlijn nationaal geïmplementeerd. Dan heeft de minister geen poot meer om op te staan. Hoe kan de minister dit nu menen? 

Minister Asscher:

Ik ben heel blij met deze tweede vraag van de heer De Jong, want ik begrijp nu waar zijn zorg zit. Dat verandert niet door deze richtlijn. Als het zo zou zijn — ik zal straks betogen wat ik eraan heb gedaan om dit risico te beperken — dat men via Spanje op die manier op onze arbeidsmarkt zou kunnen komen, dan verandert dat niet door deze richtlijn. De richtlijn is een vereenvoudigingsrichtlijn en doet niets af aan de nationale bevoegdheid om eigen beleid vast te stellen over het verstrekken van tewerkstellingsvergunningen. In Nederland is dat nu nul. Ik weet niet hoe de Kamermeerderheid zich zal ontwikkelen, maar ik vermoed dat het nul blijft. Als er ooit een andere Kamermeerderheid komt, die dit weer wil gaan doen en die goedkope arbeid wil, dan geldt de nationale bevoegdheid en kan het weer wel. Het risico dat alsnog via andere landen daar te werk gestelde arbeidskrachten naar Nederland komen, heb ik beperkt — ik zal de Kamer daar zo over bijpraten — maar dat staat los van deze richtlijn. Daarom houd ik staande dat deze richtlijn materieel niets verandert aan de toegang tot de arbeidsmarkt van Nederland. Daarover kunnen we het echt eens zijn, van de PVV tot de Partij van de Arbeid. 

Ten tweede, als er in Europees verband een afspraak is dat je zo'n richtlijn in je wetgeving implementeert, dan moet Nederland daar gewoon aan meedoen. We zijn immers lid van de Europese Unie totdat de PVV dat programmapunt verwezenlijkt heeft. Dat begrijpt de heer De Jong ook. Zolang je lid bent van de club, houd je je aan de spelregels. Maar het betekent in dit geval niets. 

Ik begrijp de tweede zorg van de heer De Jong nu ook beter. Ik zal daar zo op ingaan aan de hand van maatregelen die ik heb kunnen nemen in het kader van de wetgeving inzake de detachering van vreemdelingen om dat risico te beperken. Ik kom daar dus zo op terug. Als het daarna nog onhelder is, hoor ik dat graag. 

De heer Özdil heeft gevraagd naar de invoeringsdatum. De richtlijn moet zo snel mogelijk geïmplementeerd worden, in ieder geval voor september, om te voldoen aan de spelregels. Het hangt even af van de behandeling in deze en in de Eerste Kamer of dat lukt, maar dat zou op zichzelf moeten kunnen. 

De heer Jasper van Dijk vroeg waarom er nog geen boetes zijn opgelegd. De Commissie heeft eigenlijk pas recent de mededeling ingediend waarin het boetebeleid rond het tijdig omzetten van richtlijnen wordt aangescherpt. Dit betekent dat er een infractieprocedure zal moeten worden gestart en vervolgens een boete zal worden geëist als richtlijnen niet tijdig geïmplementeerd worden. Op dit moment zijn er dus nog geen boetes opgelegd, maar men heeft aangekondigd dat als landen niet op tijd implementeren, er altijd een infractieprocedure zal worden gestart en een boete zal worden opgelegd. Ik begrijp dat ook wel. Nederland is over het algemeen heel netjes in die dingen, maar er zijn landen die het echt eindeloos op de plank laten liggen. Nederland heeft er ook belang bij dat als er één keer een afspraak is tussen de landen van de Europese Unie, iedereen zich daaraan houdt. 

De heer Van Weyenberg heeft gelijk dat zo'n nulquotum niet volstaat als implementatie. Dat was onze poging: minder administratieve lasten en minder de agenda van de Tweede Kamer belasten. De Commissie heeft inderdaad bevestigd dat zij dat niet ziet als voldoende implementatie. Daarmee is een dergelijk quotum overigens niet in strijd met het Europese recht. Dat is een heel andere discussie. Het leek even alsof de heer Van Weyenberg dat suggereerde in zijn interruptie. Dat is natuurlijk niet zo. De Kamer kan die uitspraak doen. In feite is er zo'n quotum. Het is immers staand beleid dat we nul tewerkstellingsvergunningen afgeven. Daarom worden die ook niet meer aangevraagd. Het volstond alleen niet als implementatie. Als dat wel het geval was geweest, hadden we immers die wet niet hoeven maken. 

Dat is meteen ook het antwoord op de vervolgvraag van de heer Van Weyenberg. Ze worden niet meer aangevraagd, omdat men weet dat we ze niet meer toekennen. 

De heren Özdil, Gijs van Dijk en De Jong vroegen hoe kan worden voorkomen dat via het vrije verkeer van diensten het Nederlandse arbeidsmigratiebeleid alsnog wordt omzeild. Welnu, het klopt dat het vrije verkeer van diensten het mogelijk maakt voor Europese bedrijven om tijdelijk met hun eigen werknemers in andere lidstaten een dienst te verrichten, ook als die werknemers uit derde landen afkomstig zijn. Aan die mogelijkheid om derdelanders mee te nemen, zijn echter wel voorwaarden verbonden. Zo moet de werknemer natuurlijk een vergunning hebben om in de lidstaat waar de werkgever gevestigd is, te mogen werken en te verblijven. Ook moet hij daar al enige tijd werkzaam zijn. Hij kan dus niet na één dag werken worden doorgestuurd naar Nederland. Het bedrijf dat de werknemer meeneemt, moet ook substantiële activiteiten uitvoeren in het vestigingsland. Het mag dus ook geen postbusonderneming zijn. Bovendien dient op grond van de Wet arbeid vreemdelingen een melding te worden gedaan bij het UWV. En dat is nieuw. Die voorwaarde is van kracht sinds 1 januari van dit jaar. 

Dat zijn voorwaarden die ik het afgelopen najaar expliciet heb opgenomen in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen. Die mogelijkheid ontstond naar aanleiding van het Essentarrest. Ook zijn ze in december als handvatten voor de Inspectie SZW opgenomen in het besluit dat hoort bij de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. Dat betekent dat de Inspectie SZW nu bij inspecties meer handvatten heeft om te controleren of er echt sprake is van detachering. Is daar geen sprake van, dan kan een tewerkstellingsvergunning vereist zijn en kan een boete worden opgelegd. De Inspectie SZW gebruikt de meldingen die bij het UWV worden gedaan bovendien voor haar risicoanalyse. 

Met andere woorden, dit komt voort uit de Handhavingsrichtlijn. Nederland heeft die geïmplementeerd en er een besluit bij genomen. Onderdeel daarvan is dat als een bedrijf zo'n Spanjeroute zou willen beproeven, er materiële eisen gesteld kunnen worden. Werknemers moeten al een poosje daar werken, het mag niet zomaar een postbusonderneming zijn en het moet worden gemeld bij het UWV. Dat is sinds 1 januari verplicht. 

Dat staat geheel los van de richtlijn die we nu implementeren. Het is een maatregel die ik heb genomen, juist om het risico dat verschillende sprekers hebben genoemd, te beperken. 

De heer Özdil (GroenLinks):

Ik dank de minister voor zijn heldere antwoorden. Toch ben ik er op dit punt niet helemaal tevreden mee. Als ik de minister goed begrijp, zegt hij dat het mogelijk blijft dat de richtlijn zijn doel voorbijschiet via detachering uit derde landen, als de randvoorwaarden maar goed in elkaar zitten. Ik denk dat dit voor de mensen om wie het gaat, geen bevredigend antwoord is. Is de minister bereid om te bekijken of deze detachering via Spanje of een ander land überhaupt onmogelijk kan worden gemaakt? 

Minister Asscher:

We moeten de wet die we nu behandelen en de situatie op de arbeidsmarkt in Europa even los van elkaar zien. De wet die we behandelen, verandert hier niets in. De richtlijn die we behandelen, verandert hier niets in. Wel is er sprake van het volgende. Als men een tewerkstellingsvergunning kreeg voor Spanje, kon een bedrijf — in weerwil van ons besluit om geen tewerkstellingsvergunningen te verlenen — proberen om mensen hier in de seizoenarbeid aan het werk te helpen. Dat staat los van deze richtlijn, maar dat kon men al doen. Om die reden heb ik in het najaar een aangescherpt besluit over detachering genomen om dat dicht te schroeien. Kun je het helemaal en categoraal verbieden? Nee, dat kan niet. Wel kun je de maximale grens opzoeken. We hebben daarbij gebruikgemaakt van de meest recente jurisprudentie van het Europese Hof. Je beperkt toch het vrije verkeer door het stellen van die drie eisen, zij het dat je niet het vrije verkeer zelf beperkt maar de negatieve effecten ervan. Die drie eisen zijn: 1. niet na een dag al doorsturen vanuit Spanje; 2. geen postbusonderneming en 3. substantiële arbeid in Nederland. Daaroverheen komt de vierde eis: meldingsplicht bij het UWV. Dat laatste is heel belangrijk. Het laat zien dat als je het niet hebt gemeld, je per definitie al in strijd handelt met ons besluit en de inspectie de mogelijkheid geeft. 

Zijn er nou veel meldingen gekomen sinds 1 januari? Nee. Klaarblijkelijk werkt dit. Klaarblijkelijk is er ook geen dusdanige behoefte om aan de eisen te voldoen. We zijn er nog niet; ik kom zo nog op de detacheringsrichtlijn zelf. Ook de spelregels zelf kunnen het rechtvaardigen. 

De heer De Jong (PVV):

Mijn zorg zit hem erin dat de minister geen handvatten heeft om mensen aan te pakken die vanuit Spanje willen doorreizen naar Nederland. Alles waarmee de minister komt, betreft maatregelen tegen bedrijven. Ons gaat het echter om het volgende. Als een bedrijf in Spanje seizoenarbeiders nodig heeft, dan komen er mensen van buiten de EU naar Spanje toe. Zij werken dan een paar dagen of misschien één dag voor een Spaans bedrijf. Zo'n Spaans bedrijf gooit die mensen niet ergens in een hoekje met de woorden: je komt er nooit meer uit. Zo'n bedrijf heeft geen invloed op wat die mensen vervolgens doen. Het zou dus kunnen dat die mensen vervolgens vrij door Europa crossen richting Nederland. Mijn vraag aan de minister is wat hij daaraan kan doen. 

Minister Asscher:

Nogmaals, de meldingsplicht geldt ook voor zelfstandigen. Dit geldt ook voor de variant waarin mensen zichzelf als zelfstandigen aanbieden. Ook dan moet je je melden en ook dan gelden dus de spelregels. We denken dus dat we dit zo goed hebben dichtgeschroeid als kan binnen de Europese regels. Voor het overige geldt dat als de situatie die de heer De Jong schetst zich zou voordoen, die niet verandert door deze richtlijn. Nu al kan een land, of dat nu Nederland of Spanje is, zelf bepalen wie er uit derde landen een tewerkstellingsvergunning krijgt. Dat verandert niet door de implementatie van de richtlijn in het Nederlands rechte zoals we dat nu gaan doen. 

De heer De Jong (PVV):

Maar de minister is het toch met mij eens dat er een versoepeling in de richtlijn staat en dat het dus makkelijker wordt voor een land als Spanje of welk ander land in Europa dan ook, om mensen van buiten de EU naar Nederland toe te halen? Mijn probleem zit hem erin dat de minister helemaal geen oplossing heeft voor het feit dat mensen die in Spanje gaan werken, gewoon naar Nederland kunnen gaan. Is de minister het met mij eens dat illegaliteit vaak start of kan starten bij legaal verblijf, dus dat mensen nadat ze naar Spanje gaan, gewoon legaal door Europa kunnen crossen? Hebben we niet al genoeg problemen met illegaliteit in bijvoorbeeld Nederland? 

Minister Asscher:

Het doelwit van de vraag van de heer De Jong schuift steeds verder op. Eerst zou het allemaal komen door deze richtlijn en hadden we een brief moeten schrijven met de boodschap: ga de boom in! Vervolgens was het scenario: wat nou als Spanje als gevolg van deze richtlijn meer mensen zou willen toelaten? Ik heb aangegeven dat dit niets met deze richtlijn te maken heeft. Toen was het de vraag: wat nou als Spanje dat sowieso zou doen? Ik heb aangegeven dat we maatregelen hebben getroffen om te voorkomen dat die mensen hier dan aan het werk zouden kunnen gaan. Wat gebeurt er als mensen dat illegaal doen? Als mensen hier illegaal werken, kun je heel stevige boetes opleggen aan de werkgever. Het was €12.000 per persoon, maar nu is het €8.000 per persoon. Het is een vrij stevige boete. Die geldt voor de hele keten van werkgevers. De inspectie is daar heel fel op. Mijn betoog strekt ertoe dat we daar fel op zullen blijven zijn. Dat is ook belangrijk. Het blijft een nationale bevoegdheid van Nederland om te zeggen of we dat wel of niet willen. Dat betekent ook dat we daarop zullen handhaven. Op zichzelf verandert hiermee niets aan de spelregels binnen Europa. Die spelregels zijn aan verandering toe. Ik denk dat we het daar ook over eens kunnen zijn, maar het staat los van deze wet. 

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn beantwoording. 

Minister Asscher:

Dat brengt mij meteen bij de stand van zaken rond de onderhandelingen over de aanpassing van de Detacheringsrichtlijn. Het volgende zeg ik ook in de richting van de D66-fractie, want die zegt altijd: als er nou maar meer capaciteit zou zijn bij de inspectie. Ik ben heel benieuwd naar de duizenden fte's die er binnenkort bij komen. Maar ook als dat zou gebeuren, moet je de spelregels zelf aanpassen. De Detacheringsrichtlijn vergt nu een basisminimumloon. Dat moet gelijk loon worden. Het principe van "gelijk loon voor gelijk werk" moet gelden in heel Europa. Wij pleiten daarvoor. Wij lobbyen daar ook voor. Ik heb daar de afgelopen jaren hard aan gewerkt. Op dit moment wordt in verschillende Raadswerkgroepen gesproken over het voorstel van de Europese Commissie. Het Europese voorzitterschap heeft een compromisvoorstel gedaan. Momenteel wordt bekeken of daar draagvlak voor is, terwijl het Europees Parlement juist heeft gezegd: het moet wat scherper. Inhoudelijk neig ik meer naar de positie van het Europees Parlement, maar als we een verbetering kunnen bereiken, ben ik niet van plan om die te laten lopen. Het zou een enorme winst zijn als bijvoorbeeld de definitie van gelijk loon zou gelden en de remuneration gelijk zou worden gesteld. Het voorzitterschap streeft ernaar om al in de Raad van juni te proberen tot een compromis te komen. Zodra daar meer over bekend is, deel ik die informatie vanzelfsprekend met de Kamer. Het is dus niet hopeloos, als ik het zo mag samenvatten. 

Ik denk dat het, zeker in het kader van de brexit, belangrijk is dat we ons niet alleen maar bekreunen om het VK, de handel en het feit dat daar verkiezingen komen, maar dat we ons ook realiseren dat Europa zelf moet veranderen. De brexit heeft ook te maken met de onvrede over de wijze waarop arbeidsmigratie op dit moment uitpakt in de gemeenschap. Ik ben het ook zeer eens met Gijs van Dijk, die zegt dat het niet de schuld is van de arbeidsmigrant. De arbeidsmigrant is op zoek naar een beter leven. Dat lijkt mij een heel menselijke neiging. Het is de schuld van werkgevers die misbruik maken van de mogelijkheden die het Europese recht op dit moment kent. Er wordt ook misbruik gemaakt van de enorme welvaartsverschillen tussen landen binnen de Europese Unie. Zolang dat zo blijft, is er een soort businessmodel om gebruik te maken van de slechte positie van mensen daar en daarmee arbeid hier kunstmatig goedkoop te maken, waarmee je lonen onder druk zet en voor verdringing zorgt. Dat moet echt veranderen. Het leidt tot een begrijpelijke weerzin, die zich botviert op de Europese Unie zelf, want het is een Europese spelregel. 

Hoe is het met de capaciteit bij de Inspectie SZW? We hebben daar in de afgelopen jaren weleens vaker over gesproken. Men moet roeien met de riemen die men heeft. Ik ben er heel blij mee dat we in de afgelopen jaren, onder andere als uitvloeisel van het sociaal akkoord uit 2013 — dat zeg ik hier voor de nieuwe Kamerleden — de Inspectie SZW hebben kunnen vergroten. Er zijn 35 inspecteurs die zich vooral richten op de bestrijding van schijnconstructies. Ik heb er ook nooit een geheim van gemaakt dat, als er meer financiële ruimte zou kunnen komen — er zijn tekenen dat de lente ook daar in aantocht is — het heel goed zou zijn als er meer capaciteit bij komt, dus wie weet. 

Dit was mijn beantwoording in eerste termijn. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik kijk even of de woordvoerders behoefte hebben aan een tweede termijn. Ik constateer dat daar behoefte aan is. Ik ga gewoon even het rijtje af. De heer Wiersma ziet af van zijn tweede termijn. Ook de heer Özdil heeft geen behoefte aan een tweede termijn. De heer De Jong heeft wel behoefte aan een tweede termijn. Ik vraag de minister om in zijn tweede termijn in te gaan op het amendement-Jasper van Dijk op stuk nr. 7. 

Het woord is aan de heer De Jong. 

De heer De Jong (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister. Helaas zijn we er niet uitgekomen. De PVV en de minister staan lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om de beoordeling van de EU-richtlijn die nu voorligt. Wij zijn van mening dat die grote gevolgen heeft, zeker voor onze eigen beleidsvrijheid. Nederland moet er zelf over gaan wie zij wel of niet binnenlaat en hoe zij dat dat doet. Met het implementeren van deze richtlijn geeft dit kabinet het signaal af richting de Europese Commissie dat zij over onze beleidsruimte kan gaan. Wij vinden het een principieel punt dat wij niet zouden moeten willen. 

Daar komt het volgende bij. Als de Europese Commissie een brief stuurt met de boodschap dat, als wij niet als de sodemieter — om het zo te zeggen — die richtlijn implementeren, wij een boete krijgen van 3,7 miljoen euro, of misschien nog meer, dan mag de minister met zijn vuisten op tafel slaan en zeggen dat de Commissie de boom in kan. 

Ten slotte wil ik nog een aantal moties indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de EU-richtlijn betreffende voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider van tafel gaat en op geen enkele wijze zal worden geïmplementeerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 8 (34590). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, de Europese Commissie met kracht te melden zich niet te bemoeien met het Nederlandse immigratiebeleid en dat de Nederlandse regering EU-boetes of de dreiging daarvan op geen enkele manier accepteert, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong en Maeijer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 9 (34590). 

De heer De Jong (PVV):

De PVV maakt zich ook zorgen over de immigratie buiten de EU en de immigratie vanuit islamitische landen. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, de immigratie uit islamitische landen te stoppen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong, Fritsma en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 10 (34590). 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er binnen Nederland en de EU reeds voldoende arbeid aanwezig is om seizoengebonden arbeid te verrichten; 

overwegende dat goedkope arbeid uit Midden- en Oost-Europese landen nu al bijdraagt aan uitbuiting, oneerlijke concurrentie en ondermijning van de arbeidsmarkt; 

van mening dat dit met het verruimen van de mogelijkheden voor arbeid van buiten de EU naar verwachting verder zal verslechteren; 

constaterende dat de regering reeds getracht heeft een nulquotum in te voeren, opdat er in het geheel geen onderdanen van derde landen tot Nederland worden toegelaten voor seizoenarbeid; 

roept de regering op, een nulquotum te hanteren zodat er in het geheel geen onderdanen van derde landen tot Nederland worden toegelaten met het doel om arbeid te verrichten als seizoenarbeider, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 11 (34590). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat sinds 2007 de werkvergunningen zijn afgeschaft voor werknemers uit Polen, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Hongarije, Estland, Letland, Litouwen en sinds 2012 ook voor Roemenië en Bulgarije; 

overwegende dat goedkope arbeid uit deze landen bijdraagt aan uitbuiting, oneerlijke concurrentie en ondermijning van de arbeidsmarkt; 

roept de regering op, werkvergunningen voor werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen opnieuw in te voeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 12 (34590). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb een vraag over het amendement dat de heer Jasper van Dijk heeft ingediend. Hij kiest daarin voor een verzwaarde voorhang bij beide Kamers. Over het algemeen wil ik best open kijken naar een voorhangprocedure, maar ik vind dit wel een relatief zware vorm. Heeft de heer Van Dijk een bijzondere reden om in dit geval, anders dan bij veel andere voorhangamendementen, ook van de SP-fractie, die route te kiezen? Hij lijkt hiermee een soort extra uitroepteken achter zijn amendement te willen zetten. Dat vergroot niet natuurlijk mijn enthousiasme, zo zeg ik maar eerlijk. Ik wil dit graag op een uniforme wijze doen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb gekozen voor deze formulering omdat wij zo veel mogelijk inspraak voor de Kamer willen hebben. Als sectoren worden toegevoegd, dan moeten we daar maximaal over kunnen meepraten. Ik hoop op steun van zo veel mogelijk collega's. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb geen moties, maar ik probeer nu wel een soort conclusie te trekken uit dit debat. En dat valt niet mee, moet ik zeggen. Ik vraag mij aan de ene kant af of het kabinet misschien iets heel briljants heeft gedaan door een richtlijn die het moest implementeren, zo minimaal mogelijk vorm te geven. Aan de andere kant denk ik: waarom zijn we dit aan het doen als het toch allemaal al geregeld is in de wetgeving? Ik hoop dat de minister zijn visie op dit dilemma wil geven. Ik had dat al in eerste termijn gevraagd. Wat is zijn eigen gevoel bij de implementatie van deze richtlijn? Het "we zijn nu eenmaal lid van de EU, dus we gaan dit implementeren" vind ik een beetje een magere onderbouwing. Ik hoop dat de minister wat licht op dit dilemma wil laten schijnen. Materieel voegt het niet zo veel toe. Bovendien is er volgens de minister ook geen directe werking. Wat betekent het als wij dit niet implementeren? Hoeven we het op deze manier dan ook niet uit te voeren of krijgen we dat toch nog een keertje voor de kiezen? Graag een inzicht van de minister. 

Tot slot het punt van de sectoren die wel of niet op de lijst kunnen worden gezet. De minister zegt: een nuloptie is niet mogelijk. Ik wil dat daar nog iets scherper zicht op komt. Als we het alleen in de land- en tuinbouw doen … In de richtlijn staat duidelijk: dit moet geïmplementeerd worden voor sectoren waarin sprake is van seizoenarbeid. Dat is toch wel iets breder dan de land- en tuinbouw. Niet dat ik dit wil, maar als de minister de richtlijn goed wil implementeren, dan zal hij ook bij andere sectoren moeten uitkomen, lijkt mij zo. Is die nuloptie, is het niet opnemen van sectoren toch geen mogelijkheid, als wij er toch al heel willekeurig mee omgaan? Kortom, ik hink echt op twee gedachten en ik zal voor onze wijze van stemmen over deze richtlijn naar mijn fractie teruggaan met de reactie van de minister op mijn vragen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat het nulquotum betreft zou ik zeggen: steun mijn motie. Mevrouw Schouten zegt terecht: er is een mogelijkheid voor een land om dit alsnog in te voeren. Maar nu even naar de hoofdlijn van haar betoog. Die deel ik eigenlijk volledig. Wij voeren eigenlijk een heel gek debat. De hamvraag voor ons allemaal is: gaan wij dit steunen? Wij in ieder geval niet, maar gaat de ChristenUnie dit steunen als het allemaal eigenlijk nergens op slaat? 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Volgens mij heb ik die vraag net beantwoord toen ik zei dat ik met de reactie van de minister op mijn vragen zou teruggaan naar mijn fractie. De vraag van de heer Van Dijk kwam dus een beetje te laat. Ik geef oprecht weer dat ik met dat dilemma zit. Dat dilemma is volgens mij ook bij het kabinet aanwezig. Ik zie hoe het kabinet continu op twee gedachten is blijven hinken bij dit wetsvoorstel. Ik heb een aantal vragen gesteld die ik bij de eindafweging zal betrekken. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Volgens mij is de vraag precies op tijd. Wij weten eigenlijk al wat het kabinet zegt. Het kabinet is het eigenlijk met ons eens, het kabinet vindt het eigenlijk ook allemaal niet nodig, maar het gaat om één ding, namelijk die boete. Die boete hangt boven het hoofd van het kabinet. Ik ben degene die zegt: laten we dan maar eens even fors het debat aangaan over die boete als wij zulke goede argumenten hebben waarom deze richtlijn wat ons betreft niet hoeft te worden ingevoerd. De vraag aan mevrouw Schouten is: durft u dat ook aan te gaan? Dat signaal geeft u met een tegenstem tegen deze wet. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ben mij zeer bewust van de signalen die ik met een tegenstem afgeef, maar de boete is volgens mij niet het doorslaggevende argument. Dat heb ik in ieder geval niet uit de mond van de minister gehoord. Ik wil wel van hem weten hoe hij uiteindelijk de weging ziet tussen iets doen wat materieel niets voorstelt, versus iets doen omdat wij lid zijn van de Europese Unie. Dat kan op zich best een legitiem argument zijn, maar hoe weegt hij dat in het geheel van argumenten dat hij zelf heeft gegeven om te staven dat wat wij aan het doen zijn, eigenlijk een beetje onzinnig is? Dat wil ik nog wel van hem horen en dan ga ik zelf die weging ook maken. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. De heer Van Weyenberg ziet af van zijn tweede termijn. Dan zijn wij daarmee gekomen aan het einde van de inbreng in tweede termijn van de zijde van de Kamer. 

De minister heeft om een heel korte schorsing gevraagd. Ik verzoek de leden in de zaal te blijven. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Asscher:

Voorzitter. Eerst het amendement van Jasper van Dijk. Als we het zo mogen opvatten dat het gaat om het in de toekomst plaatsen op dan wel afvoeren van de lijst, dan heb ik daar geen bezwaar tegen en laat ik het amendement over aan het oordeel van de Kamer. Het lijkt mij prima om een zwaardere voorhang te gebruiken. Zou je die nu alsnog gaan introduceren, dan halen we de termijn weer niet. Ik zie aan de gelaatsuitdrukking van Jasper van Dijk dat dat helemaal niet de bedoeling was, dus dan laat ik het amendement oordeel Kamer. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Correct. 

Minister Asscher:

Dan de vraag van de ChristenUnie. Wat is nu mijn gevoel daarbij? Van mij had het niet gehoeven. Daarom hebben wij de Commissie ook gevraagd of we het niet op een andere manier kunnen doen. Het antwoord van de Commissie was nee. Dan gelden dus de spelregels van de club ook gewoon voor ons. Als een richtlijn wordt aangenomen, dan implementeer je die, ook als het voor Nederland zelf materieel niets uitmaakt. Hebben we een signaal afgegeven? Jazeker, want wij hebben tegen de richtlijn gestemd, om duidelijk te maken dat die voor ons niet hoeft. Dat is een heel sterk signaal, maar nu die richtlijn er is, vind ik dat we die gewoon netjes moeten implementeren, tenzij je van mening bent — en dat respecteer ik — dat je de Europese Unie zou moeten verlaten, zoals de PVV bepleit. Dan moet je je natuurlijk aan geen enkele spelregel meer houden en de hele tijd "ga de boom in"-brieven versturen, in de hoop dat je er een keer echt uitgaat. Maar zolang je er lid van bent, hou je je aan de regels en afspraken. Wat dat betreft is het signaal van Jasper van Dijk merkwaardiger, want er was een periode waarin de SP zei: we moeten uit de Europese Unie. Nu ligt dat waar meer in het midden. Dan moet duidelijk worden toegelicht wat dat signaal betekent. 

Dan kom ik op de moties. De motie-De Jong/Fritsma op stuk nr. 8 verzoekt om te bewerkstelligen dat de richtlijn niet wordt geïmplementeerd. Ik ontraad die motie, want zoals ik net zei, betekent bij een club horen ook dat je je aan de spelregels houdt. Uit de tweede termijn van de heer De Jong leid ik af dat de PVV ook feitenresistent is in dit debat. Ik ben heel serieus ingegaan op de vragen uit de eerste termijn. Ik heb uitgelegd, met argumenten en verwijzingen, eerst kort en daarna uitgebreid, dat deze implementatie geen materiële wijziging aanbrengt in de Nederlandse bevoegdheid om te bepalen wie er wel en niet wordt toegelaten. Ik denk dat het heel goed is voor de kwaliteit van het debat hier, als dat wordt meegenomen in het vervolg. Het is vanzelfsprekend geheel aan de heer De Jong wat hij daarmee doet. Hij heeft bij het indienen van de motie opnieuw beweerd dat deze richtlijn ervoor zorgt dat Nederland niet meer gaat over tewerkstellingsvergunningen, maar dat gaat Nederland wel. 

De heer De Jong (PVV):

Ik laat mij niet door deze minister zeggen dat ik feitenresistent zou zijn. Dat gaan we niet doen. Het punt is dat deze minister niet de ruggengraat heeft om tegen de Europese Commissie te zeggen: u hebt ons een dreigbrief gestuurd met een boete, u kunt het heen-en-weer krijgen, dat gaan we niet doen; ik als minister vind namelijk dat deze EU-richtlijn niet zo veel voorstelt. Ondertussen gaat deze minister in de ogen van de PVV-fractie voorbij aan het risico dat iemand die van buiten de EU komt en in een ander land gaat werken, wel degelijk de illegaliteit in kan en richting Nederland kan gaan. Wij hebben daar een groot probleem mee. Dat zijn feiten waar wij ons druk over maken. Ik laat mij niet door deze minister zeggen dat wij feitenresistent zouden zijn. Deze minister kijkt weg en dat is een groot schandaal. 

Minister Asscher:

Het wordt er helemaal niet beter van door deze interruptie. De PVV wil graag dat we aan de Europese Unie schrijven: ga de boom in. Dat kan. Dat kun je schrijven, dat kun je iedere dag schrijven. Dat kan de heer De Jong zelf ook schrijven, prima. Alleen verandert dat niet zo veel aan het feit dat we lid zijn van de Europese Unie en dus ook gebonden zijn aan de spelregels daarvan. De heer De Jong zou op zijn goede dagen moeten erkennen dat als je ergens lid van bent, de spelregels daarvan gelden totdat je eruit gaat. Dat bepleit de PVV; die wil een nexit. Dat is heel slecht voor Nederland, maar dat bepleit ze. Het is niet eerlijk om te beweren dat je kunt shoppen, dat je naar gelang kunt bepalen of je wel of niet deel uitmaakt van de Europese Unie. Je bent er lid van of je bent er geen lid van. We praten nu over het Verenigd Koninkrijk, dat eruit stapt. De PVV wil graag dat Nederland uit de Europese Unie stapt. Tot dat moment moet je je houden aan de spelregels, die voor iedereen gelden, of je nu boze brieven schrijft of niet. 

Dat brengt mij bij de motie op stuk nr. 9, waarin staat dat Nederland EU-boetes niet accepteert. Daarvoor geldt wat ik net bij vorige motie aangaf: als je je niet aan de spelregels houdt, krijg je een boete. Wij vinden dat heel belangrijk, ook voor andere landen, dus ik ontraad de motie. 

In de motie op stuk nr. 10 wordt de regering verzocht de immigratie uit islamitische landen te stoppen. Deze motie lijkt mij strijdig met de Nederlandse Grondwet, dus ik ontraad haar. 

De motie op stuk nr. 11 gaat over het nulquotum, het staande beleid in Nederland. Ik wil deze motie overnemen. 

De voorzitter:

Ik kijk even of er bezwaar is tegen overname van deze motie door de minister. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik zou graag stemmen. 

De voorzitter:

Dan wordt er gewoon gestemd over deze motie. Ik kom straks even terug op de vraag wanneer we gaan stemmen. 

Minister Asscher:

De motie op stuk nr. 12 gaat over het opnieuw invoeren van tewerkstellingsvergunningen voor werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen. De heer Jasper van Dijk weet heel goed dat dat in strijd is met het Europees recht en dat het dus niet kan, behalve als je de PVV-route volgt en zegt dat we uit de Europese Unie gaan. Ik ontraad de motie. 

De voorzitter:

Omdat de minister had voorgesteld om de motie op stuk nr. 11 over te nemen, neem ik aan dat hij die motie ziet als ondersteuning van beleid en het oordeel daarover aan de Kamer overlaat. 

Minister Asscher:

Jazeker, absoluut. 

De voorzitter:

Er is nog een vraag van de heer Van Weyenberg. Ga uw gang. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb een wetstechnische vraag over de reactie op het amendement van de heer Jasper van Dijk. Als ik hem goed samenvat, zei de minister: als ik het zo mag zien dat die voorhang geen betrekking heeft op wat er nu voorligt. Als ik hem goed begrijp, zegt de minister dat voor het uitzonderen van de land- en tuinbouw, wat volgens mij ook nog per ministeriële regeling moet, geen voorhang geldt. Heb ik hem dan goed begrepen? Dat mag dan wellicht de intentie zijn van de heer Van Dijk, maar zo lees ik het amendement nu niet. 

Minister Asscher:

Op de lijst staat nu de land- en tuinbouw. Ik heb er net met de ChristenUnie over gedebatteerd wat er zou gebeuren als je die lijst wilt veranderen, uitbreiden et cetera. Ik begrijp heel goed dat de Kamer dan daarbij betrokken wil zijn, omdat dat gevolgen zou kunnen hebben. Ik vind dat een logische wens. Ik wil nu echter niet de implementatie van deze wet opschorten totdat we het toevoegen van de land- en tuinbouw aan de lijst, zoals we hebben gedaan in overleg met de Stichting van de Arbeid, opnieuw aan een aparte voorhang onderhevig hebben gemaakt. Je zou kunnen zeggen dat dat met deze wetsbehandeling in afdoende mate is gebeurd. Het amendement betekent dan wetstechnisch dat in de praktijk die verzwaarde vormeis voor iedere toekomstige wijziging geldt. Ik heb gevraagd of ik het inderdaad zo mag uitleggen. Mijn juristen denken dat dat kan, maar ik wil dat graag bevestigd zien, omdat ik bij het preadviseren over het amendement ook de intentie van de indiener wil kennen. Dan laat ik graag het oordeel aan de Kamer. 

De voorzitter:

De heer Jasper van Dijk heeft overigens net te kennen gegeven dat het zo geïnterpreteerd mag worden. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Maar dit is geen motie, voorzitter, dit is wetstekst. Daarom is ook de wetsgeschiedenis hiervoor relevant; dat is natuurlijk helemaal waar. Maar ik lees gewoon de tekst van het amendement. Er staat dat de vast te stellen ministeriële regeling moet worden voorgehangen. Mijn technische vraag is dus of dat klopt. Met uitzondering van de land- en tuinbouw; dat moet neem ik aan ook gebeuren per ministeriële regeling. Klopt dat, of is dat nu automatisch zo? En als dat zo is, dan moet ik zeggen dat ik uit de wetstekst niet kan afleiden dat die ministeriële regeling hier niet zou moeten worden voorgehangen. Ik ben erg voor creatief, maar volgens mij moeten we dit wel even heel zuiver juridisch stellen. De minister heeft dit laten checken, maar ik heb op dit vlak wel iets meer toelichting nodig. 

Minister Asscher:

Laten we het dan helemaal netjes doen. Ik zal vóór de stemming nog even schriftelijk uiteenzetten of de "Weyenbergbezwaren" inderdaad een vertraging zouden opleveren bij de hier voorliggende implementatie. Dan zouden we wel heel kolderiek bezig zijn en dat kan niet de bedoeling zijn, zelfs niet van degenen die voorstellen om uit de Europese Unie te gaan. Dit zou een merkwaardige beweging zijn. Ik denk dat het kan, maar we zullen vóór de stemming nog even schriftelijk op die vraag van de heer Van Weyenberg ingaan. Ik neem aan dat de stemmingen hierover dinsdag zullen zijn. 

De voorzitter:

De stemmingen zijn voorzien op de dinsdag na het reces, dus op 9 mei. De minister heeft dus alle tijd om die brief naar de Kamer te sturen. 

Minister Asscher:

We maken er een mooie brief van, voorzitter. 

De voorzitter:

U blijft bij de interruptiemicrofoon staan, mijnheer Van Weyenberg. Hebt u nog een nadere toelichting nodig? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ja, heel kort, voorzitter. De vraag komt volgens mij op het volgende neer. Moet de uitzondering van de land- en tuinbouwsector nog via een aparte ministeriële regeling gaan? Zo heb ik het begrepen. Als het anders is, hoor ik dat natuurlijk ook graag. 

De voorzitter:

De minister komt erop terug. Mevrouw Schouten heeft ook nog een vraag. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik stel nogmaals mijn vraag over de directe werking van deze richtlijn. Als wij hier bijvoorbeeld besluiten om dit niet aan te nemen, heeft de richtlijn dan toch een directe werking? Volgens mij heeft de minister in zijn eerste termijn gezegd dat dat volgens hem niet het geval is. Dat vond ik wat te wankel. Ik heb dus gevraagd of hij daar toch nog even zekerheid over wilde geven. 

Mijn tweede vraag gaat over het volgende. De minister zegt: als je lid bent van de EU, implementeer je richtlijnen. Volgens mij zijn we weleens voor het Hof gedaagd omdat we dat niet doen. Dus zo heel consequent is Nederland daar nou ook weer niet in. Volgens mij loopt er zelfs een zaak van Nederland voor het Hof, over de rijbewijsrichtlijn. Er zit dus zeker een bepaalde mate van vrijheid in. Hebben alle landen van de EU de richtlijn waar we het vandaag over hebben eigenlijk al geïmplementeerd? 

Minister Asscher:

Ik ga eerst in op het tweede punt. Het is natuurlijk waar; je kunt ervoor kiezen om richtlijnen niet te implementeren. Dan loop je het risico dat er een infractieprocedure en mogelijk een boete komen. Waarom zou je dat dus doen als het materieel niets uitmaakt? Ons argument was juist: het maakt materieel niets uit, dus regel het op een wat lichtere manier, waardoor we niet het hele wetgevingsproces hoeven te doorlopen en beide Kamers hun kostbare tijd hieraan niet hoeven te besteden. Dat vond de Commissie geen goed idee en men wilde het in de wetgeving geïmplementeerd zien. Daardoor is tijd verstreken en lopen we nu tegen die termijn aan. Je kunt er natuurlijk voor kiezen om het niet te doen. Dan komt er een infractieprocedure. Ik zie niet precies wat Nederland daarmee zou opschieten. Als je een signaal wilt afgeven, kun je een "boombrief" schrijven zoals de heer De Jong voorstelt, tegenstemmen in de Raad of allerlei andere dingen doen. Maar dan zou ik zo'n middel gebruiken voor een punt waar je materieel last van hebt, een punt met materiële gevolgen voor Nederland. 

Op het eerste punt van mevrouw Schouten is mijn reactie: nee, er is geen directe werking. Ik wil dat met liefde ook nog wel een keer uitwerken in het briefje dat ik naar aanleiding van de vraag van de heer Van Weyenberg al ga schrijven. Er is geen directe werking. Dat heeft met het feit te maken dat we geen tewerkstellingsvergunningen afgeven en we daarbij op nul zitten. De vraag wie zich dan op die richtlijn zou moeten beroepen, kan ik dus niet beantwoorden. Je kunt je op de richtlijn beroepen door een verschil tussen de procedure na de implementatie en die van ervoor. Maar aangezien er nul tewerkstellingsvergunningen worden verleend, en er overigens ook nul worden aangevraagd, zie ik niet wie zich op de werking van die richtlijn zou moeten beroepen in de casus van mevrouw Schouten. SZW-ambtenaren hebben ook recht op, en behoefte aan een meivakantie, dus we gaan geen epistel van die brief maken, maar laten we gewoon afspreken dat we ook dit punt nog even meenemen in de brief die ik al heb toegezegd naar aanleiding van de vraag van de heer Van Weyenberg. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

We zijn bijna een surrealistische discussie aan het voeren. We zijn iets aan het implementeren dat toch nooit werking zal hebben omdat Nederland een nulbeleid voert. 

Minister Asscher:

Het kán werking hebben als er een andere Kamermeerderheid is; zeker. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Juist! En daarom heeft het wél effect. Daarover ging mijn tweede punt. De minister verschuilt zich steeds achter de volgende redenering. Er komt hier toch niemand binnen, dus wie kan zich er ooit op beroepen? Laten we ons nou toch eens een keertje voorstellen dat een meerderheid van de Kamer zegt: prima, die seizoenarbeiders uit derde landen kunnen er wel in. Dat zal niet direct gebeuren, maar misschien op termijn wel. Als er zo'n Kamermeerderheid komt, heeft de richtlijn dan directe werking, ja of nee? 

Minister Asscher:

Ik ga het voor u na. Het wordt zo virtueel. Ik ga het nog even voor u na. Ik vermeld het in de brief in antwoord op de vragen van Van Weyenberg. Kijk, als de Kamermeerderheid verandert, verandert er natuurlijk veel meer. Dan zijn deze richtlijn en de implementatie ervan nog het minst relevant. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. 

De voorzitter:

Mevrouw Schouten, de minister heeft toegezegd dat hij nog met een brief komt en dat die ook ruim op tijd voor de stemmingen komt. U kunt die dus ook nog meewegen in uw afweging. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat zal ik doen, maar mag ik een laatste opmerking maken, voorzitter? In het verleden hebben wij ook wel eens richtlijnen vastgesteld waarvan wij dachten dat ze nooit werking zouden hebben. Wij moeten hier gewoon wetgeving vaststellen. Die wetgeving moet correct zijn, die moet kloppen. Wij moeten weten, overzien wat de gevolgen zijn. Dat is mijn punt. Daar wil ik helderheid over. 

Minister Asscher:

Eens. Dat begrijp ik ook. Daarom heb ik hier ook vandaag met passie uitgelegd wat het is. Alleen, in dit debat zaten drie lagen. De eerste laag is: verandert er door deze wetgeving iets in de praktijk van het toelaten van seizoenarbeiders? Dat is het beeld dat werd opgeroepen door de PVV. Het antwoord daarop is nee. Ik denk dat iedereen, buiten de heer De Jong, dat ook erkent. Er verandert niets, want het blijft een nationale bevoegdheid. Er verandert niets, voor Spanje noch voor Nederland. Nederland kiest er al sinds 2011 voor, al zes jaar, om het niet te doen. Wat mij betreft blijft dat zo en ik zie nog geen Kamermeerderheid om dat te veranderen. 

De tweede laag is: wat betekent de richtlijn überhaupt? Die betekenis is beperkt. Als je tewerkstellingsvergunningen zou afgeven, betekent het iets. 

De derde laag is: stel dat je het onzin vindt om de richtlijn in een wet om te zetten, kun je het dan ook negeren en zeggen "wij willen dat niet doen"? Dat gaat eigenlijk over wat het betekent om lid te zijn van de Europese Unie. Moet je dan niet een ander signaal afgeven? Moet je dan niet de kont tegen de krib gooien? Dat kan natuurlijk ook altijd. Alleen zou het mijn neiging zijn om dat te doen bij een principieel punt dat grote materiële effecten heeft. 

Ik zorg dat ik over het amendement over de voorhang en de vragen over eventuele directe werking in de brief voor de stemmingen helderheid verschaf. Door die gelaagdheid in het debat heeft het inderdaad iets virtueels, maar ik ben de laatste, de allerlaatste, om de Kamer het recht te betwisten — ik ben niet voor niets zelf ook lid van uw Kamer sinds kort; daar ben ik buitengemeen trots op — om wetgeving correct af te handelen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik doe slechts een mededeling. Ik wil mevrouw Schouten een compliment geven, omdat ze met deze interruptie heeft blootgelegd dat het betoog van de minister vloeibaar is. Want aanvankelijk zei hij: het is alles of niets; wij zijn nu eenmaal lid van de EU dus we moeten nu implementeren, zo werken de regels. Maar door deze interruptie erkende hij ook dat wel degelijk de keuze gemaakt kan worden om te protesteren, om het debat aan te gaan in Brussel over wat nou eigenlijk de zin is van een richtlijn. Hij vond het strategische niet zo slim om het bij deze richtlijn te doen, omdat die materieel niets inhoudt. Prima, dat is zijn goed recht. Maar ík vind het wél zinvol om het bij deze richtlijn te doen. Daarin verschillen wij van mening, zonder dat de SP uit de Europese Unie wil. De minister suggereerde even dat de SP dat zou willen of gewild zou hebben. Dat is niet juist. Wij willen de EU verbouwen, bijvoorbeeld op het punt van dit soort onzinnige richtlijnen. 

Minister Asscher:

Dit is heel bijzonder. De heer Jasper van Dijk zegt een compliment te willen maken aan mevrouw Schouten, omdat zij iets zou hebben blootgelegd wat ze niet heeft blootgelegd. De regel geldt. Je kunt kiezen om je niet aan de regel te houden. Het is een spelregel dat als een richtlijn wordt aangenomen, je die implementeert. Punt. Je kunt ook kiezen om je er niet aan te houden. Dat is geen nieuws. Daar is ook niets "vloeibaar" aan. Dat is hartstikke zwart-wit: je houdt je aan een regel of je houdt je er niet aan. Ik vind een compliment waarbij je een collega zegt "wat geweldig dat u iets blootlegt wat ik voor het debat al wist, wat ik tijdens het debat bevestigd heb gekregen en wat ook na het debat zal gelden", geen compliment maar een kat. Weliswaar was ook die kat niet bedoeld voor mevrouw Schouten maar voor deze minister, maar het verandert niets aan de onduidelijke positie van de SP. Of je zegt "we zouden liever uit die hele Europese Unie willen", zoals de PVV doet, desnoods in strijd met het belang van heel veel Nederlanders. Of je zegt "we willen de Europese Unie veranderen". Als je dat laatste wilt, zijn we het roerend eens. Dan is het niet de beste weg om een richtlijn die verder niet zo heel veel voorstelt, niet te gaan implementeren om een signaal af te geven en je daardoor niet aan regels te houden. Dat was mijn reactie in eerste termijn, is mijn reactie in tweede termijn en ook in deze interruptie. Daar kan de heer Van Dijk het mee doen. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijk, er is ook nog een debat over Europa deze week, dus wellicht kunt u het debat daar samen voortzetten. Als u nog een korte, afrondende opmerking wilt maken, ga uw gang. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat lijkt mij een uitstekend idee. Misschien dat we ons allebei als spreker kunnen aanmelden. De minister is daartoe ook bevoegd, maar dan moet hij wellicht wel even met zijn Europacollega overleggen. Ik ook overigens. Het zit ook hier weer in het staartje van het antwoord van de minister. Hij zei: ik vind deze richtlijn niet de beste weg om het debat over de manier waarop de Europese Unie functioneert, aan te gaan. Dat mag, maar ik vind dat wel. We zijn het erover eens dat je er als land voor kunt kiezen om een richtlijn niet te implementeren en dat je daarover vervolgens het debat kunt aangaan. De regels in de Europese Unie staan constant ter discussie. Neem bijvoorbeeld het Stabiliteitspact … 

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijk, we gaan hier niet een hele discussie over voeren. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

… dat door de ene lidstaat wel maar door de andere lidstaat niet wordt toegepast. Discussie is mogelijk. 

Minister Asscher:

Je hebt moeilijke en makkelijke regels. Je kunt ervoor kiezen om door een rood stoplicht te rijden. Daar kun je voor kiezen. Dat is lastig als er net een vrachtwagen aan komt denderen, maar je kunt ervoor kiezen. Je kunt er ook voor kiezen om je niet te houden aan de regel dat je richtlijnen implementeert. Dat klopt, maar dat lijkt mij niet goed. Over het algemeen zijn die regels er in het belang van iedereen, maar je kunt ervoor kiezen om door rood licht te rijden. 

Voorzitter, u merkt dat wij er beiden geen genoeg van kunnen krijgen. Het mooie nieuws is dat ik inmiddels door de Kamer ben uitgenodigd om demissionair plaats te nemen bij het debat over Europa. Het slechte nieuws is dat ik dan gehouden ben allerlei heel rustige demissionaire teksten te bezigen. Desalniettemin zie ik ernaar uit. Ik dank u zeer voor de gastvrijheid. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemmingen zijn, zoals gezegd, na het reces op dinsdag 9 mei. De minister komt nog met een brief. Ik dank u allen hartelijk. 

Naar boven