8 Wlz

Aan de orde is het VAO Wlz (AO d.d. 24/11). 

De voorzitter:

De spelregels zijn nog steeds twee minuten spreektijd per persoon, inclusief het indienen van eventuele moties, die bij voorkeur kort en bondig zijn. Het woord is aan mevrouw Bergkamp. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Al lange tijd hebben wij zorgen over de groep ggz-patiënten/cliënten en de Wet op de langdurige zorg. Er is veel onduidelijkheid over de vraag of deze groep thuishoort in de Zorgverzekeringswet, in de Jeugdwet of in de Wet maatschappelijke ondersteuning. Samen met mevrouw Keijzer van het CDA heb ik een tijd geleden een motie ingediend om zekerheid en duidelijkheid te bieden aan deze groep. Omdat er nog steeds heel veel onduidelijkheid is, dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat personen met een ernstige psychiatrische aandoening soms levenslang en levensbreed zorg nodig hebben die niet binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geboden kan worden; 

constaterende dat de Kamer in 2014 de motie-Keijzer/Bergkamp aannam die uitsprak dat deze kwetsbare groep ggz-patiënten toegang gegeven moest worden tot de Wet langdurige zorg (Wlz); 

constaterende dat er sinds voorjaar 2016 een overeenkomstig advies van het Nederlandse Zorginstituut ligt en dat de staatssecretaris bezig is een uitvoeringstoets te doen waarvoor hij tot de zomer van 2017 nodig denkt te hebben; 

spreekt uit dat dit veel te lang duurt en draagt de regering op om tempo te maken en deze uitvoeringstoets naar voren te halen, en de Kamer uiterlijk 1 maart 2017 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 151 (34104). 

Mevrouw Leijten (SP):

Het is een belangrijke motie, die aangenomen motie van mevrouw Bergkamp en mevrouw Keijzer over de mensen in de geestelijke gezondheidszorg die eigenlijk onder de Wet langdurige zorg zouden moeten vallen. Moet ik het feit dat zij nu een motie nodig hebben om het kabinet op te dragen de eerdere motie uit te voeren, zo interpreteren dat dit een motie van wantrouwen is? 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik snap de achtergrond van de vraag van mevrouw Leijten wel. De staatssecretaris heeft aangegeven dat er in het kader van zorgvuldigheid een uitvoeringstoets moet worden gedaan. Mevrouw Keijzer en ik hechten zeer veel waarde aan die zorgvuldigheid. Daarom hebben we gevraagd om ervoor te zorgen dat de uitvoeringstoets vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid eerder plaatsvindt, waardoor er sneller duidelijkheid komt voor de groep waarover we het net hadden. De interpretatie van mevrouw Leijten klopt dus niet. Wat wel klopt, is dat mevrouw Keijzer en ik graag willen dat het proces wordt bespoedigd. 

De voorzitter:

Ik merk op dat een motie van wantrouwen een motie van wantrouwen is als er in staat dat het vertrouwen wordt opgezegd. En dat staat niet in deze motie. 

Mevrouw Leijten (SP):

Nee, voorzitter, dat heb ik ook gezien, maar als je twee jaar geleden een belangrijke motie aangenomen krijgt over kwetsbare mensen en je geeft de staatssecretaris de ruimte om zorgvuldig te zijn, dan vraag ik me af hoe zorgvuldig we zelf zijn. We hadden de staatssecretaris niet moeten manen tot spoed, maar gewoon tot uitvoering. Ik zal voor de motie stemmen hoor — dat is allemaal prima — maar ik vraag me af waarom mevrouw Bergkamp er vertrouwen in heeft dat de staatssecretaris dit wel gaat doen, terwijl hij al twee jaar een motie aan zijn laars lapt en er in die tijd allemaal mensen met geestelijke problemen tussen wal en schip belanden, die niet bij de zorgverzekeraar en niet bij de gemeente terechtkunnen, terwijl zij zorg nodig hebben. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik snap het ongenoegen van mevrouw Leijten. Ik voel dat zelf ook, maar ik vind het ook belangrijk dat er zorgvuldig met deze groep wordt omgegaan. Als een uitvoeringstoets daarvoor nodig is, dan steunen we dat, maar we doen wel de oproep om snel duidelijkheid te bieden. Dat is de reden voor de motie van mevrouw Keijzer en ondergetekende. 

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. De zorgvernielingen van deze staatssecretaris worden in alle omvang helder. Alleen hijzelf zegt: het gaat allemaal prima, het gaat allemaal uitstekend; er zijn een paar krasjes, maar die moet je niet uitvergroten. Het is één grote scheur die in onze samenleving wordt getrokken! Met ouderen die twaalf uur wijkverpleging krijgen, wordt het gesprek aangegaan of ze vanwege de schadelast van in dit geval CZ toch niet even willen verkassen naar het verpleeghuis. Als ik dat op televisie zie, word ik niet alleen verdrietig, maar dan word ik ook gewoon ontzettend boos. Hadden we dit niet allemaal voorzien? Als je het uit elkaar gaat trekken, zul je zien dat mensen als een hete aardappel doorgeschoven worden. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de wijkverpleging als kostenpost wordt gezien door de zorgverzekeraars, en CZ zelfs mensen met twaalf uur zorg per week laat vragen of het niet tijd wordt om naar een verpleeghuis te gaan; 

constaterende dat hierdoor geen zorg op maat ontstaat maar een permanente druk op zo goedkoop mogelijk; 

constaterende dat mensen hierdoor onzeker raken en zich overbodig of te duur gaan voelen; 

van mening dat de wijkverpleging en de intramurale zorg mensen niet moeten doorschuiven vanwege de kosten; 

verzoekt de regering, een scenario te ontwikkelen om de wijkverpleging weer op te nemen in de Wet langdurige zorg, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 152 (34104). 

Mevrouw Leijten (SP):

Na het wegslopen van de gemeentelijke zorg en de wijkverpleging hielden we een Wet langdurige zorg over die eigenlijk niet toegankelijk is. Mensen met een levenslange zorgvraag, die altijd een beroep konden doen op de Wet langdurige zorg, kunnen dat niet meer. Ik heb afgelopen vrijdag een oproep gedaan om problemen met de indicatiestelling aan mij te melden. Ik zal ze allemaal naar de staatssecretaris sturen, want hij zegt dat er geen probleem is. Ik ga ervan uit dat hij ze allemaal oplost. Toch dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de voorwaarden "permanent toezicht" en "24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat iemand niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en om ernstig nadeel voor hemzelf te voorkomen" zeer beperkte toegang geven tot de Wet langdurige zorg; 

verzoekt de regering, de indicatievoorwaarden zo aan te passen dat mensen met een grote zorgbehoefte die levenslang en levensbreed is, toegang krijgen tot de Wet langdurige zorg, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 153 (34104). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik heb een vraag. Tijdens het AO kwam het tot een flinke botsing tussen de staatssecretaris en mijn persoon en mevrouw Leijten, ook op dit onderwerp. De staatssecretaris zegt: nee hoor, er is geen probleem, het systeem klopt. Ik kijk naar de motie en naar de wet, waarin twee criteria staan: 24 uur zorg in nabijheid óf permanent toezicht. Begrijp ik mevrouw Leijten nou goed dat zij zegt: in de praktijk zijn die bij elkaar gestopt en daardoor krijg je de situatie dat iemand die op een knop kan drukken, dus niet in aanmerking komt voor de Wet langdurige zorg, ongeacht de verstandelijke beperking, dementie of wat dan ook? Als dat is wat mevrouw Leijten bedoelt, zou in die motie moeten staan dat de indicatievoorwaarden weer bij de wet moeten gaan aansluiten en niet bij een financieel probleem dat deze staatssecretaris heeft. 

Mevrouw Leijten (SP):

Ik begrijp wat mevrouw Keijzer vraagt. Ik heb geworsteld met het opstellen van deze motie. Als je namelijk zegt dat het moet aansluiten bij de voorwaarden, zal de staatssecretaris zeggen: ja, maar de wet is helder; het ligt gewoon aan de uitvoering door het CIZ. Van mensen die indicaties stellen en van mensen bij wie de indicatie is misgegaan, heb ik gehoord dat je ziet dat die twee bij elkaar worden opgeteld. De zorg voor mensen die 24 uur per dag zorg nodig hebben of permanent toezicht nodig hebben, is soms niet aanwezig, ook al is de zorgbehoefte nog zo groot. Neem Sander Hilberink, een jongen met een beperking die het zelf hartstikke goed aankan. Hij wil eigenlijk de zekerheid van de Wet langdurige zorg, maar hij mag in plaats daarvan ieder jaar bij zijn verzekeraar gaan bedelen om een indicatie. Dat is dezelfde zorgverzekeraar die zegt: als je te veel uren thuiszorg krijgt, moet je maar naar het verpleeghuis. 

De voorzitter:

En het concrete antwoord? 

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb gezocht naar een antwoord op de vraag of je het kunt koppelen aan die 24 uur, dat knopje of noem het verder allemaal maar op. Ik dacht vervolgens: laat ik het zo open mogelijk doen. Er moet iets gebeuren aan de voorwaarden en het is aan de staatssecretaris om uit te zoeken hoe het aansluit op levenslang en levensbreed. We moeten veiligheid bieden aan mensen en mensen niet jaar in jaar uit laten bedelen bij hun zorgverzekeraar of gemeente. Het kan niet zo zijn dat die mensen ieder jaar maar weer moeten aantonen dat ze zorg nodig hebben. Dat is wat ik zo verschrikkelijk vind en wat er zo verschrikkelijk misgaat bij de indicatiestelling. 

De voorzitter:

Is de toelichting helder? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ja. Ik wacht even de reactie van de staatssecretaris af. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik meen dat niet alleen tijdens het debat over de verpleeghuiszorg maar ook tijdens het debat over Wet langdurige zorg gesproken is over de tarieven voor de ouderenzorg. De NZa onderzoekt of die tarieven toereikend zijn. Op een vraag van mijn collega Bergkamp heeft de staatssecretaris geantwoord dat hij zal bekijken of het onderzoek versneld kan worden, zodat de Kamer hierover eerder duidelijkheid krijgt. Ik ben blij met die toezegging, maar ik heb toch ook het idee dat andere tarieven wat ondergesneeuwd raken. Ik denk dan aan de tarieven voor de vervoerkosten. Ook daar doet de NZa onderzoek naar. Ik heb in het debat de vraag voorgelegd of ook dat onderzoek versneld kan worden. 

Ik meen dat het een beetje is blijven hangen. Mocht dat niet zo zijn en mocht de staatssecretaris met royale toezeggingen komen, dan kan ik de motie alsnog aanhouden. Ik dien haar voor alle zekerheid nu toch maar in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit onderzoek van leder(in) blijkt dat 30.000 mensen geen toegang hebben tot dagbesteding vanwege ontoereikende vergoeding van vervoerkosten; 

overwegende dat toegang tot dagbesteding van grote waarde is voor mensen zelf, maar ook voor hun mantelzorgers; 

overwegende dat de NZa aanvullend onderzoek doet naar de tarieven voor vervoer, maar dit pas op z'n vroegst in 2019 tot verbetering zal leiden; 

verzoekt de regering, in overleg met de NZa het onderzoek te versnellen, zodat op basis van de uitkomsten mensen al in 2018 toegang kunnen krijgen tot passende dagbesteding, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 154 (34104). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Ik heb vandaag geen motie, maar ik wil nog wel even iets anders in herinnering roepen. 

Toen in september 2014 over de Wlz werd gestemd, heeft het CDA voor de wet gestemd omdat wij vonden dat die een verbetering inhield van de positie van mensen die langdurige zorg nodig hebben in een instelling en omdat het recht op zorg erin werd geregeld. Wel hebben wij toen een stemverklaring afgelegd en die ging met name over de financiële houdbaarheid van de wet. Heeft de staatssecretaris goed gerekend? Kan hij met de hoeveelheid geld uit om al die mensen die die zorg nodig hebben, die zorg ook te geven? Je moet nu constateren dat het piept en kraakt. 

De discussie die ik net had met mevrouw Leijten, ging over het indicatiegebeuren. Je ziet dat in de praktijk mensen, van wie alle betrokkenen zeggen dat ze in aanmerking komen voor de Wlz, die zorg niet krijgen. Ik maak mij grote zorgen over de huisartsen en verpleegkundigen die 's middags naar huis gaan en zich dan afvragen of het wel goed gaat met die patiënt die ze eerder die dag hebben bezocht. Maar een indicatie krijgen ze niet! Ik ben zeer benieuwd hoe de staatssecretaris reageert op de motie van mevrouw Leijten, want hoewel ik denk dat de formulering niet helemaal correct is, is de wereld die daarachter zit absoluut ook de wereld die via allerlei berichten tot mij komt. 

Tot slot herhaal ik wat mevrouw Bergkamp heeft gezegd: het is straks drie jaar geleden dat deze Kamer uitsprak dat mensen met een langdurige behoefte aan zorg vanwege psychiatrie, in de Wlz thuishoren. Ik zie deze staatssecretaris het maar voor zich uit duwen. In het voorjaar van dit jaar kwam de Zorgautoriteit met de opmerking dat deze mensen ook daadwerkelijk in de Wlz thuishoren. Het is onbestaanbaar dat je vervolgens een jaar over een uitvoeringstoets moet doen. Ik ben erg benieuwd hoe de staatssecretaris daarop reageert. 

Dat was weer stipt twee minuten, voorzitter. Goed hè? 

De voorzitter:

Dank u zeer. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 151 vraagt mij om tempo te maken en de uitvoeringstoets naar voren te halen. Ik ben bereid om dat te bespreken met de Zorgautoriteit en Zorginstituut Nederland. Ik wil wel benadrukken hoe we in deze discussie zitten. We hebben met elkaar besloten onder welk regime deze cliënten vallen. Dat heeft geleid tot het criterium dat deze cliënten bij een periode van langer dan drie jaar onder de Wet langdurige zorg vallen. Toen is discussie ontstaan over de vraag of wij de goede inhoudelijke criteria hanteren. Wij hebben het Zorginstituut gevraagd of er ook andere criteria mogelijk zijn dan de wat grove norm van drie jaar. Het Zorginstituut heeft vervolgens advies uitgebracht en gezegd dat dit zou kunnen. Je kunt inhoudelijke criteria formuleren en die toepassen. 

Ik vind hierbij twee dingen belangrijk. Ten eerste hebben wij de mensen die nu tot de groep Wlz-indiceerbaren behoren, heel zorgvuldig geherindiceerd. We zijn met al die mensen bezig om ervoor te zorgen dat niemand tussen wal en schip valt en dat iedereen goede zorg krijgt, of dat nou in de Wlz of in de Wmo is. Dat proces moeten we niet verstoren, want heel veel mensen zijn blij dat deze duidelijkheid er nu is en dat die leidt tot een aantal beslissingen. Deze motie vraagt wat het betekent, als je die inhoudelijke criteria kunt versnellen. Ik wil best bekijken of ik dat kan versnellen, maar er worden nu zorgvuldig afspraken gemaakt met mensen over het krijgen van goede zorg, in welk domein dan ook. Ik wil niet dat dat proces wordt verstoord. Ik wil bekijken hoe we tempo kunnen maken, maar ik wil per se niet dat het zorgvuldige proces dat we nu doorlopen met deze mensen weer wordt verstoord doordat we als het ware nieuwe onzekerheid toevoegen en zeggen dat het misschien toch weer anders wordt. Dat zou ook niet fair zijn tegenover de mensen die nu instromen en die met dezelfde criteria worden geconfronteerd. 

De voorzitter:

Het oordeel over de motie zoals die er nu ligt, graag. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Er wordt uitgesproken dat de uitvoeringstoets naar voren gehaald moet worden. Ik heb gezegd dat als ik de motie zo mag lezen dat ik met de Zorgautoriteit en ZIN ga bekijken hoe die versneld kan worden, ik bereid ben het oordeel aan de Kamer te laten. Maar ik moet hierover echt met het betreffende instituut overleggen. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ook namens mevrouw Keijzer vraag ik aan de staatssecretaris om de Kamer binnen twee weken hierover te informeren. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat kan. 

De voorzitter:

Wat betekent dat voor de motie? 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Wij houden de motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Bergkamp stel ik voor, haar motie (34104, nr. 151) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Van Rijn:

In haar motie op stuk nr. 152 vraagt mevrouw Leijten een scenario te ontwikkelen om de wijkverpleging op te nemen in de Wet langdurige zorg. Een van de belangrijkste winstpunten van de hele hervorming is dat de wijkverpleging in nauwe aansluiting met de huisarts en ook in aansluiting met het sociale domein op een nieuwe manier wordt vormgegeven met veel ruimte voor de wijkverpleegkundige. Ik zou het heel slecht vinden als we nu weer een stap terug moeten, zowel voor de ontwikkeling van het vak als voor de goede nieuwe eerste lijn waarmee we nu bezig zijn. Ik zie echt geen reden om dit nu weer te veranderen, dus ik ontraad de motie. 

Mevrouw Leijten (SP):

Zo'n scenario hoeft toch helemaal niet te betekenen dat je geen relatie meer hebt met de huisarts en dat je geen vrijheid meer hebt om je werk te bepalen? Nu zegt de zorgverzekeraar tegen de wijkverpleegkundige: ga eens even het gesprek aan met meneer of mevrouw, die te veel zorg krijgt. Hebt u het gisteren gezien in Nieuwsuur? Die mensen voelen zich gewoon overbodig. Dan zorg je er toch voor dat het doorschuiven van die hete aardappel stopt? Dan maak je er toch één regime van wat de betaling betreft? De manier waarop mensen hun werk doen heeft er toch helemaal geen drol mee te maken? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik ben er geen voorstander van. We hebben een hele discussie gevoerd over de verandering van wetten, systemen en verantwoordelijkheden. We zitten nu in de fase dat we dat goed laten werken. Er zullen ongetwijfeld nog allerlei vraagstukken zijn die bij de uitvoering moeten worden opgelost. U stelt nu weer een systeemwijziging voor, terwijl u mij altijd verwijt … 

De voorzitter:

Mijnheer de staatssecretaris, ik ben ertegen dat de discussie die tijdens het algemeen overleg heeft plaatsgevonden nu opnieuw wordt gevoerd. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik blijf bij mijn oordeel, voorzitter. 

De voorzitter:

U hebt een oordeel gegeven. Mevrouw Leijten, hebt u nog vragen over dat oordeel? 

Mevrouw Leijten (SP):

Wat vindt de staatssecretaris ervan dat wijkverpleegkundigen niet vanuit hun vak het gesprek aangaan met mensen over het leven en de zorg die nodig, maar door de zorgverzekeraar de opdracht krijgen: meneer en mevrouw krijgen wel erg veel zorguren, ga maar eens even polsen of ze naar het verpleeghuis willen? Vindt de staatssecretaris dat dat hoort bij de nieuwe wijkverpleging? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Nee. De wijkverpleegkundige moet de inhoudelijke afweging maken of het om zorginhoudelijke redenen verantwoord is om de zorg thuis te blijven geven en of er meer zorg nodig dan wel of er zorginhoudelijke criteria zijn dat dat thuis niet verantwoord is en je een andere oplossing moet vinden. Dat gaat niet over de financiën of over de potjes, maar over de zorginhoud die je met de mensen moet bespreken. Dat vind ik. 

De voorzitter:

Heeft mevrouw Keijzer nog een vraag over het oordeel van de staatssecretaris? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Nee, ik heb een punt van orde. Dit is het VAO Wlz, maar dit gaat over de Zorgverzekeringswet naar aanleiding van de uitzending van gisteravond. Ik ga bij de regeling een debat hierover aanvragen. De vragen die mevrouw Leijten zojuist stelde in haar interruptie, heb ik ook. Maar die horen hier nu niet thuis. 

De voorzitter:

Uw punt van orde was meer een opmerking dan een verzoek aan de collega's. Dat punt is op zich duidelijk. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Nee, het was een verzoek aan u als voorzitter. 

De voorzitter:

Om mevrouw Leijten af te kappen? Daar komt het eigenlijk op neer. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter, zeg dat nou eens een beetje liever. 

De voorzitter:

Ik kies mijn eigen woorden. Mevrouw Leijten, het verzoek van de Kamer is om dat debat op een ander moment te voeren en daar sluit ik mij op zich bij aan. 

Mevrouw Leijten (SP):

Dat zullen we bij de regeling zien. Dit is uitdrukkelijk een verzoek om de wijkverpleging op te nemen in de Wet langdurige zorg en dat past hier wel. 

De voorzitter:

De derde motie. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Hier hebben we in het AO ook al uitgebreid over gesproken. In de motie staat dat de criteria die nu in de wet staan, ertoe leiden dat de toegang tot de Wet langdurige zorg zeer beperkt is. Dat blijkt niet uit de cijfers en de rapportages van het CIZ. Dat hebben we in het debat ook gewisseld. We hebben indicatievoorwaarden die er nu juist op zien dat de criteria van de wet, zoals dat 24 uur toezicht nodig is of dat de zorg niet plan- of afroepbaar is, ertoe leiden dat mensen die die zorg nodig hebben, deze of in een thuissituatie krijgen of in de Wlz. Mag ik daar nog een opmerking bij maken? We moeten niet de vergissing maken dat zorg onder de Wlz veilige zorg is en dat het onder de Zorgverzekeringswet anders is. Het voorbeeld dat mevrouw Leijten noemt, ken ik ook. Dat gaat niet over de vraag of er 24 uur toezicht of planbare zorg nodig is. Dat gaat over iemand die zegt: ik wil liever niet bij de zorgverzekeraars. Dat is een andere discussie. We hebben criteria in de wet staan. Op grond daarvan krijgt iemand een indicatie. Die moet gewoon gevolgd worden. Ik ontraad de motie. 

In de motie-Dik-Faber op stuk nr. 154 wordt gevraagd om het onderzoek van de NZa te versnellen, tenzij, zo begreep ik mevrouw Dik-Faber, ik mijn toezegging nog even zou willen bevestigen. Tijdens het AO heb ik toegezegd om het vooronderzoek van de Zorgautoriteit naar de vervoerstarieven nog in 2016 aan de Kamer aan te bieden. Die toezegging kan ik nog steeds gestand doen. Ik zal het voorzien van mijn beleidsoordeel. Dan kunnen we er verder over spreken. Ik zou de motie willen ontraden, gelet op mijn toezegging. 

De voorzitter:

Mevrouw Dik-Faber, hebt u een vraag over het oordeel? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Gezien de toezegging, trek ik de motie in. 

De voorzitter:

Aangezien de motie-Dik-Faber (34104, nr. 154) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We stemmen volgende week dinsdag over de ingediende moties. 

Naar boven