14 Waardedaling woningen in Groningen door aardbevingen

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de waardedaling van woningen in Groningen door aardbevingen. 

Minister Kamp:

Voorzitter, u zei het al. Dit debat zou gaan over de waardedaling van de woningen in Groningen, maar we hebben kunnen constateren dat de woordvoerders veel meer onderwerpen aan de orde hebben gesteld. Daar spreekt grote betrokkenheid en medeleven met de mensen in Groningen uit. Ik kan u zeggen dat ik dat gevoel geheel deel. Al bijna vier jaar lang word ik iedere dag geconfronteerd met wat er in Groningen speelt en met alle implicaties daarvan. Ik kan mij dan ook heel goed verplaatsen in de zorgen die door de woordvoerders naar voren zijn gebracht. 

Ik zal graag op hetgeen de woordvoerders hebben ingebracht reageren. Ik zal beginnen met dat in wat grote lijnen te doen, nadat ik enkele inleidende opmerkingen heb gemaakt. Vervolgens ga ik in op de Nationaal Coördinator Groningen, de schade, de versterking, de scholen en ten slotte de woningmarkt. Daarna komen alle andere onderwerpen aan de orde. Het kan zijn dat ik meer in detail inga op de onderwerpen die ik net al heb genoemd, wanneer ik de woordvoerders behandel. 

Ik heb al aangegeven dat ik mij goed realiseer wat er in Groningen aan de hand is en dat ik daar iedere dag mee geconfronteerd word. Dat geldt natuurlijk ook voor het kabinet als geheel. Wij hebben dan ook een heleboel gedaan sinds het aantreden van dit kabinet. Het eerste jaar heb ik gebruikt om de onderzoeken te doen die nodig waren om onze ingrijpende beslissingen op te kunnen baseren. Ik heb direct na mijn aantreden de Kamer ook gemeld dat ik dat wilde doen en de Kamer heeft daar ook mee ingestemd. Ik ben het eerste jaar dus vol bezig geweest met het verzamelen van informatie. Vervolgens heb ik alles gedaan wat ik doen kon om ervoor te zorgen dat datgene wat nodig was voor het gebied, werkelijkheid werd. 

We kunnen vaststellen dat er in Groningen ook een aantal dingen zijn verbeterd. Het grote probleemgebied in Groningen was Loppersum en omgeving. We weten allemaal dat het in Loppersum en omgeving nu heel rustig is. We weten dat het aantal aardbevingen is afgenomen. In het jaar 2013 waren het er, als je alles vanaf 1 op de schaal van Richter meetelt, 77. Twee jaar later waren het er nog maar … Ik zeg liever: … waren het er nog steeds 46. De aardbevingen die echt impact hadden, zijn de aardbevingen van meer dan 2 op de schaal van Richter. In het jaar 2013 hadden we er daar twaalf van, in het jaar 2015 acht en in de eerste vijf maanden van dit jaar één. Er is dus in het gebied sprake van een grote verandering in seismiciteit, veroorzaakt door de drastische vermindering van het aantal kubieke meters aardgas wat daar wordt gewonnen. 

De hoeveelheid die daar wordt gewonnen, is namelijk gehalveerd. Enkele woordvoerders — mevrouw Mulder begon daarmee — zeiden: dat hebben we voor de poorten van de hel moeten wegslepen. Ik denk dat dat niet helemaal recht doet aan hoe het is gegaan. Als de mensen heel erg bezorgd zijn en de Kamer is dat ook, dan kan zij dat op een dinsdagmiddag in een motie uitspreken. Dan ligt die motie er, maar om vervolgens maatregelen te kunnen nemen moet je eerst precies weten wat de situatie is. Vervolgens moet je ervoor zorgen dat je de benodigde maatregelen uitdenkt en voorbereidt. Ten slotte moet je zorgen voor een organisatie en geld en aandacht geven aan aspecten als leveringszekerheid. Het gaat immers niet alleen om de belangen van de mensen in Groningen maar ook om de belangen van alle mensen in het hele land. Daarna kun je pas maatregelen nemen. We hebben die maatregelen in het hoogst mogelijke tempo genomen. Ik voel mij daar ook zeer in gesteund door de bestuurders in het gebied, door de Kamer en door de mensen in het gebied, die allemaal net als ik op de lijn zitten dat we het maximale moeten doen wat redelijk is om de problematiek daar zo snel mogelijk beheersbaar te maken. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat is toch wel een gevalletje uitlokking. 

Ik heb drie specifieke voorbeelden gegeven waaruit blijkt waarom het zo voelt. Het is natuurlijk een optelsom van alles wat er in de afgelopen jaren is gebeurd. Zo is het voor de veiligheid van de kinderen nodig dat de scholen veilig zijn. Staatssecretaris Dekker van Onderwijs en Cultuur deed daarover een uitspraak, die vervolgens gerepareerd moest worden in de Voorjaarsnota. De hele Tweede Kamer wilde een waardevermeerderingsregeling, maar de minister legt de motie daarover naast zich neer. De hele Kamer wilde weten hoe het zat met die rare btw-afspraken en wat er precies gebeurt. Vervolgens is debat na debat en vraag en na vraag nodig om duidelijkheid te krijgen. Dat alles geeft ons, maar zeker ook de mensen in Groningen, het gevoel dat je keer op keer voor je recht moet knokken. Dat gevoel van onrecht steekt mij. Dat wilde ik aan de minister overbrengen. Ik hoop dat hij zich bewust is van het appel dat ik op hem heb gedaan. Ik hoop dat hij er verder mee aan de slag wil gaan, want dat hebben onze Groningers zo hard nodig! 

Minister Kamp:

Ik ben zeer gemotiveerd om alles te doen wat redelijk is om de Groningers tegemoet te komen. Dat is er met name op gericht dat de situatie in het gebied verbetert en normaliseert, dat de woningmarkt gelijk wordt aan die in andere delen van het land en dat de mensen daar zich geen zorgen meer hoeven te maken. Ik ben zeer gemotiveerd om dat te doen. De voorbeelden die mevrouw Mulder noemt, herken ik echter niet. Ik heb nooit enige tegenwerking van staatssecretaris Dekker ervaren. Voor de scholen in het betreffende gebied in Groningen hebben wij inmiddels een bedrag van 290 miljoen euro beschikbaar gesteld. Daar zijn de mensen in het gebied ook tevreden mee. Er kan een heleboel mee gedaan worden. Voor de waardevermeerderingsregeling is een budget vastgesteld. Dat geld is vervolgens uitgegeven binnen twee jaar in plaats van binnen de vijf jaar die daarvoor nodig was. De Kamer heeft om meer geld gevraagd. Mijn eerste mogelijkheid om dat bespreekbaar te maken, was bij de Voorjaarsnota. Er is ook meer geld voor beschikbaar gesteld. De waardevermeerderingsregeling wordt nu weer voortgezet. Als derde voorbeeld noemde mevrouw Mulder de btw-afspraken. Recentelijk is het onderwerp btw aan de orde gekomen. Ik heb daar per brief op gereageerd en zal daarover straks nog het nodige zeggen. Iedere keer als er in Groningen iets aan de orde is, probeer ik daarop snel en adequaat te reageren. Er is geen sprake van dat de wijze waarop het kabinet met de Groningse problematiek omgaat, de problematiek zou verergeren. Integendeel, wij dragen juist in een hoog tempo bij aan oplossingen en verbetering van de situatie in Groningen. Ik heb net al iets gezegd over de vermindering van de seismiciteit en ga daar straks nog veel meer over zeggen. Dat alles is daar een weerspiegeling van. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik hoor de minister van Economische Zaken deze dingen zeggen, maar toch komt uit het gevoel over die opeenstapeling van verschillende punten over de afgelopen jaren naar voren dat de Groningers het behoorlijk zat zijn. Eerlijk gezegd herken ik dat gevoel. De minister zegt dat het kabinet het allemaal wel goed doet en dat het niet sneller kan, maar ik vind toch dat hij een stapje harder zou moeten zetten. Heeft hij zelf ook dat gevoel? 

Minister Kamp:

Nee, absoluut niet. Als ik denk dat ik een stap harder moet zetten, zet ik een stap harder. Dan ga ik echt niet wachten tot mevrouw Mulder mij daartoe uitnodigt. Wij hebben inmiddels de gaswinning in het gebied gehalveerd. Wij hebben de schadeafhandeling weggehaald bij de NAM en deze bij het Centrum Veilig Wonen belegd. Samen met de provincie Groningen en de gemeenten hebben wij een aparte overheidsdienst opgezet waardoor er inmiddels meer dan 100 mensen in het gebied actief zijn, helemaal geconcentreerd op deze problematiek. Daaraan worden nog tientallen mensen toegevoegd om te kunnen doen wat nodig is. Wij hebben de waardevermeerderingsregeling. Wij hebben de versterking. Wij hebben de waardeverminderingsregeling, waarover ik straks nog kom te spreken. Wij hebben tientallen maatregelen genomen omdat wij ervan overtuigd waren dat die redelijk en zelfs noodzakelijk waren. Alle stapjes die ik zou kunnen zetten, heb ik gezet. Als ik dacht dat ik meer zou kunnen doen, had ik dat al gedaan. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Kamp:

De Nationaal Coördinator, die ik net al noemde, is van start gegaan. Hij heeft tot taak gekregen om door middel van publieke regie te komen tot een gedragen aanpak voor het verbeteren van het schadeafhandelingsproces, het versnellen van de versterkingsopgave en het verbeteren van het toekomstperspectief voor Groningen op het gebied van leefbaarheid, duurzaamheid en economie. Ik heb grote waardering voor de manier waarop hij dat heeft aangepakt. Hij is met een meerjarenprogramma gekomen dat inderdaad breed gedragen wordt. Wij hebben daarvoor een aantal keren extra geld beschikbaar gesteld. Zoals wij allemaal weten, is er in het begin een basisbedrag van 1,2 miljard uitgetrokken voor de problematiek in Groningen. Vervolgens hebben wij bij de Voorjaarsnota 2015 voor de periode waar het basisbedrag over ging, een extra bedrag van 96 miljoen beschikbaar gesteld, met name om de Nationaal Coördinator de gelegenheid te geven om zijn organisatie op te zetten. 

Bij de Voorjaarsnota dit jaar hebben we daar een bedrag van 284 miljoen aan toegevoegd. Er is 244 miljoen beschikbaar gekomen door een afspraak met het ministerie van Financiën en ik heb 40 miljoen uit de EZ-begroting voor duurzaamheid vrijgemaakt. Van die 284 miljoen hebben we 23,5 miljoen gebruikt voor een pakket voor scholen in het gebied, dat is aangevuld door de NAM met 172 miljoen, door de gemeenten met 44 miljoen en door OCW met 50 miljoen. Daardoor kwam er voor die scholen in totaal 290 miljoen beschikbaar. Voor de activiteiten van de Nationaal Coördinator zijn ruime middelen beschikbaar gekomen. 

Verder is er voortdurend steun van mij voor de Nationaal Coördinator, omdat ik hem belangrijk vind. Ik wil dat hij slaagt en dat hij de daarvoor benodigde ondersteuning en dekking krijgt. Ik heb vastgesteld dat hij succesvol is, zowel richting de gemeenten, de provincie en de bewoners in het gebied als richting de NAM. Overeind blijft altijd dat de NAM verantwoordelijk is. Die zal dus met allerlei dingen moeten instemmen, omdat ze vervolgens over de brug moet komen. Dat moet allemaal uitgepraat en geregeld worden. Ook daar functioneert de Nationaal Coördinator naar mijn overtuiging goed in. 

Ik wil iets zeggen over de schadeafhandeling. Er kan nooit een misverstand zijn over de schade. Als de schade veroorzaakt wordt door activiteiten van de NAM, dan moet die uiteindelijk voor rekening van de NAM vergoed worden. Ik heb dan helemaal niets te maken met contouren en met allerlei andere dingen. Als de schade is veroorzaakt door de aardgaswinning in het gebied, dan moet die vergoed worden. Het gaat mij erom hoe ik dat goed organiseer. Er zijn een heleboel schademeldingen geweest: tot en met het eerste kwartaal van dit jaar 66.000. In meer dan 60.000 gevallen is er een aanbod tot schadeherstel gedaan. Het is dus geen rommeltje, wat wel door een enkeling werd gesuggereerd, met de schadeafhandeling. Nee, het is een zeer goed georganiseerd proces waarin in ruim 60.000 van de bijna 66.000 gevallen een aanbod tot schadeherstel is gedaan. In bijna 80% van de gevallen is dat geaccepteerd en daarmee is de schade in die gevallen afgedaan. Ik heb er al eerder op gewezen dat dat inhoudt dat er vaak geld is overgemaakt. Als mensen schade hebben, is de eerste mogelijkheid dat zij die laten herstellen voor rekening van het Centrum Veilig Wonen. Als de mensen dat niet willen, kunnen ze zelf een aannemer uitzoeken om de schade te laten herstellen, wat ze helemaal vergoed krijgen door het Centrum Veilig Wonen. Als zij dat ook niet willen, maar geld overgemaakt willen krijgen, dan kan dat. Dat is in 70% van de gevallen gebeurd. De meeste aannemers in het gebied zouden aan het werk kunnen gaan als 100% van de schademeldingen in opdracht van het Centrum Veilig Wonen of in opdracht van de bewoners direct aangepakt zou worden. Dan was er een enorme hoeveelheid werk. Als mensen ervoor kiezen om geld te krijgen en vervolgens te bekijken wat ze ermee gaan doen, wanneer en hoe, wat hun goede recht is, dan heeft dat ook effect op het werk voor de aannemers. Dat moeten we onder ogen zien. 

Opvallend is dat met het dalen van het aantal aardbevingen het aantal schademeldingen toeneemt. Ik spreek daar geen waardeoordeel over uit; ik geef het alleen maar even weer. De seismiciteit vermindert en het aantal schademeldingen neemt toe. Ik stel vast dat inmiddels in ruim de helft van de gevallen geen relatie wordt gezien tussen de schademelding en de aardgaswinning. Er is daar een opmerkelijke beweging gaande en het is goed te bekijken wat daar precies achter zit. Waarom wordt in 70% van de gevallen geen opdracht gegeven of geaccepteerd dat het Centrum Veilig Wonen de schade herstelt? Hoe zit het met wat ik net heb genoemd, namelijk dat er meer schademeldingen zijn terwijl er minder aardbevingen zijn? Die dingen laten we allemaal uitzoeken. De Nationaal Coördinator is daarmee bezig. Als we de gegevens hebben, zullen we kijken hoe we daar adequaat op kunnen reageren. Mijn punt daarbij zal altijd zijn dat schade die is veroorzaakt door de aardbevingen, snel en adequaat moet worden hersteld. Dit nog afgezien van het feit dat die schade zich eigenlijk helemaal niet zou mogen voordoen. 

De voorzitter:

Ik wil voorstellen dat de minister dit onderdeel over schade eerst afrondt. Daarna geef ik de Kamerleden de gelegenheid om te interrumperen. 

Minister Kamp:

Het is goed om ook met elkaar te spreken over de complexe gevallen. Een enkeling heeft namelijk gesuggereerd dat de complexe gevallen bleven liggen en dat er gekozen werd voor de scheurtjes in de muur. Ik meen dat mevrouw Klever dat zo zei. Dit staat haaks op de werkelijkheid. De complexe gevallen hebben juist extra aandacht gekregen. De heer Vos van de fractie van de Partij van de Arbeid heeft daar een paar jaar geleden al naar gevraagd en heeft toen gezegd dat het doel moest zijn om voor 1 januari 2016 al die complexe gevallen op te lossen. Dat waren er 195. Voor die datum zijn er 186 opgelost. Er staan nog negen zaken open. In al die negen zaken is er naar mijn overtuiging een redelijk aanbod gedaan aan de betrokkenen. Voor mij zijn al die gevallen daarmee afgehandeld. 

Sindsdien zijn natuurlijk weer nieuwe complexe gevallen in beeld gekomen. We hebben die complexe gevallen uit het Centrum Veilig Wonen gehaald en bij de Nationaal Coördinator ondergebracht. Het gaat op dit moment om zo'n 70, 80 gevallen, waarvan er alweer 30 zijn afgedaan. De andere zijn in behandeling en worden allemaal met voorrang behandeld onder de regie van de Nationaal Coördinator, die daar gespecialiseerde mensen voor heeft aangesteld. Dus even voor de duidelijkheid. Ik heb al gezegd dat er 66.000 schademeldingen zijn. 60.000 keer is er een aanbod tot schadevergoeding gedaan. De complexe gevallen waren allemaal per 1 januari jongstleden afgedaan. De gevallen die zich sindsdien voordoen, zijn in behandeling bij de Nationaal Coördinator, die daar nauwgezet op toeziet. Dat is de werkelijkheid. 

Rond die schademeldingen kunnen zich bijzondere situaties voordoen. Daar hebben we de Commissie Bijzondere Situaties voor. Die commissie heb ik per 1 mei van dit jaar formeel ingesteld, waardoor haar positie is verbeterd en de onafhankelijkheid is gewaarborgd. Die commissie speelt hierbij dus een belangrijke rol. 

Ik zal ook meteen iets zeggen over de schades buiten de contourenkaart. Voor de schade heb ik niet zo'n boodschap aan de contourenkaart. Het gaat er namelijk om of een schade wel of niet veroorzaakt is door de aardgaswinning. Je moet echter wel op een praktische manier werken. De NAM heeft alle aardbevingen die zich hebben voorgedaan, met het gebied waar die aardbevingen impact op hebben, op een kaart gezet. Daar komt een bepaald gebied in Groningen uit. Vervolgens hebben ze dat gebied naar alle kanten met een paar kilometer vergroot. Dat is dan de contourenkaart en die gebruiken ze voor de praktijk van hun werk. De ervaring leert dat de schade buiten de contouren niet veroorzaakt is door de aardgaswinning. Daar is een onderzoek naar ingesteld door Arcadis en dit was daarvan de uitkomst. Vervolgens heeft de Nationaal Coördinator gezegd: dit is niet het laatste woord, ik laat de Technische Universiteit Delft dat onderzoek valideren en die zal mij adviseren wat de betekenis is van dat onderzoek en hoe daarmee moet worden omgegaan. 

Inmiddels worden alle schadegevallen buiten de contour geregistreerd. De NAM heeft al toegezegd dat die mensen ook een schade-expert krijgen die naar hun schade zal kijken. Dat is ook logisch. De NAM heeft er echter voor gekozen om eerst die validatie van het onderzoek van Arcadis, die zegt dat er geen link is met de aardgaswinning, af te wachten en te kijken wat daaruit komt, want dan weten ze waar ze aan toe zijn. Vervolgens kunnen die mensen ook een bezoek krijgen van een schade-expert en kan de schade behandeld worden. Het gaat dan dus om schades buiten het gebied, waarvan tot dusver de ervaring is dat die niet gerelateerd zijn aan de aardgaswinning. Desondanks krijgen zij wel dat bezoek. Dat wat betreft de contourenkaart en het punt over schade. 

Ik wil alleen nog opmerken dat het begrip "schade" wordt ingevuld zoals de heer Vos naar voren bracht. Het gaat om schade die zich in het gebied voordoet die wordt veroorzaakt door mijnbouw. Dat is het idee. Bij mijnbouwschade zijn er twee mogelijkheden. Die kan zich vertalen in de vorm van aardbevingen, maar ook in de vorm van bodembeweging. Bodembeweging gaat heel geleidelijk over een groot gebied. Dat daardoor schade ontstaat, ligt niet voor de hand. Bovendien wordt bodembeweging ook veroorzaakt door daling van de grondwaterstand. Om agrarische redenen wordt dat door de waterschappen gedaan. Als er al sprake is van schade door bodemdaling, dan is het nog de vraag waar de bodemdaling door wordt veroorzaakt. We moeten het geheel altijd zo zien dat alles wat veroorzaakt is door de aardgaswinning, ongeacht of het de ene vorm of de andere vorm heeft, vergoed moet worden. Waar we op dit moment nog spreken over de arbiters aardbevingsschade, moet het uiteindelijk zo zijn dat de wettelijke tekst zoals die ook in het Burgerlijk Wetboek staat, "mijnbouwschade", ook voor de arbiters wordt gehanteerd. Om dat voor te bereiden, is allerlei overleg nodig met betrokken partijen. Dat is op dit moment gaande. Mijn bedoeling is om consequent de wettelijke term "mijnbouwschade" te hanteren en die te vertalen in de werkzaamheden van de arbiters. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Schade kan soms meerdere oorzaken hebben. Het kan zijn dat een scheur ontstaat doordat een huis niet het sterkst gebouwd is, doordat daarnaast de waterstand is gedaald en doordat er nog een bodembeweging in welke vorm dan ook overheen is gekomen. Dat kan. De vraag is hoe scherp je met een schaartje moet gaan knippen om, wanneer je van tevoren denkt dat iets wel of geen aardbevingsschade is, überhaupt al de schade op te nemen. Ik ben blij dat de minister in navolging van de Nationaal Coördinator Groningen zegt dat de contourenkaarten niet als een harde scheidslijn zullen worden gebruikt. We zien echter dat dit nu nog wel gebeurt en dat de schade bij mensen niet wordt opgenomen. Ik hoorde de minister zeggen dat de NAM daarmee wacht tot de validatie van het onderzoek van de TU Delft. Dat is voor de mensen die met een schade zitten niet eerlijk, want zij hebben die schade niet veroorzaakt. Ongeacht wie verantwoordelijk is voor die rekening, of dat nu het waterschap of de NAM is, of misschien voor een deel de mensen zelf, moet de schade wel eerst worden opgenomen. Is de minister het met D66 eens dat we ervoor moeten zorgen dat iedereen die schade heeft in ieder geval een schadeopname krijgt, zodat we daarna kunnen beoordelen wie daarvoor de verantwoordelijkheid moet dragen? 

Minister Kamp:

Ik weerspreek dat dit niet eerlijk zou zijn. Op dit moment wordt de contourenkaart gehanteerd, waarbij alle aardbevingen in het gebied zijn verwerkt. Daarbij wordt een marge genomen: het gebied wordt groter gemaakt. Dat wordt gehanteerd. Ik kan dat begrijpen uit praktische overwegingen, maar dat neemt voor mij niet weg dat schade die buiten dat gebied door de aardgaswinning ontstaat, ook vergoed moet worden. Daarover is een discussie gaande, met name vanwege het feit dat Arcadis heeft vastgesteld dat schade buiten dat contourengebied veroorzaakt is door bodemdaling en dat die schade niet gerelateerd kan worden aan de aardgaswinning. Dat gegeven ligt er. We baseren ons daar niet op, maar we laten dat eerst valideren. We bekijken wat daar uitkomt. Vervolgens gaan we op grond van de conclusies die we dan trekken, verder handelen. Ik denk dat het goed is om dat zo te doen. Het heeft een tijdje geduurd. Ik denk dat het niet zo lang meer hoeft te duren. De validatie moet worden afgerond en het proces moet daarna worden doorgezet. Iedereen die zich gemeld heeft, is geregistreerd. Iedereen die geregistreerd is, krijgt bezoek van een schadetaxateur. Daarna zullen we de zaak verder afhandelen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is niet eerlijk dat je, als je schade aan je huis hebt waarvoor je zelf niet verantwoordelijk bent, maanden moet wachten totdat je uitsluitsel krijgt of je huis veilig is. Nog los van de vraag wie uiteindelijk de rekening daarvoor moet betalen — ik loop er echt niet voor weg dat er soms sprake is achterstallig onderhoud — moet het toch zo zijn dat iedereen met schade een verzoek kan doen tot opname van die schade. Er kan geen financiële barrière zijn voor mensen in die zin dat zij maanden moeten wachten omdat zij dit niet kunnen betalen. Die mensen zitten misschien in een onveilige situatie. Nog los van wie uiteindelijk de schade moet vergoeden — dat kan het waterschap zijn of de NAM; het zal echt niet altijd bij de NAM terecht hoeven te komen — moet die opname toch gewoon gedaan worden zodra mensen schade hebben? 

Minister Kamp:

Het is niet zo dat alleen in het gebied van de aardbevingen sprake is van schade. In het hele land is sprake van schade aan huizen, soms omdat huizen verkeerd geconstrueerd zijn, soms omdat zij slecht onderhouden zijn, soms omdat er verkeerde verbouwingen zijn doorgevoerd en soms vanwege verzakkingen in de bodem, die overal in het land voorkomen. Er zijn allerlei redenen waardoor je schade aan huizen kunt hebben. Het is natuurlijk niet zo dat iedereen die in de buurt van het aardbevingsgebied woont en die een vorm van schade heeft, onmiddellijk een vergoeding van de NAM kan verwachten. Daarom is er een systematiek geregeld. Ik denk dat dat een goede systematiek is. Daarbij moet altijd overeind blijven dat, als schade veroorzaakt is door de aardgaswinning, die schade vergoed moet worden door de NAM. Dat blijft altijd overeind. In de uitvoering is een discussie gaande vanwege het onderzoek van Arcadis en de validatie. Ik streef ernaar om die discussie zo snel mogelijk af te ronden. Intussen is voor iedereen alles geregistreerd. Daarna zullen de bezoeken aan de mensen worden gebracht en dan zal de zaak verder worden afgehandeld. Ik denk dat wij het op die manier keurig regelen. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, tot slot op dit punt. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De minister hoort mij niet zeggen dat de NAM alle schades in heel Nederland moet vergoeden. Hij hoort mij ook niet zeggen dat nergens in Nederland andere schade zou kunnen ontstaan buiten de schuld van de bewoners om. We hebben het hier echter over een gebied waarin we met elkaar al vier jaar bezig zijn om het vertrouwen van de mensen in de overheid te herstellen. Is het in die regio, waarin er in ieder geval een grote kans is dat er een samenloop is van de aardbevings- of bodembewegingsproblematiek en andere problematieken, nou echt zo moeilijk om in ieder geval de schadeopname wel alvast voor die mensen te regelen? 

Minister Kamp:

Er is geen grote kans. We moeten ook niet zeggen dat er een grote kans is. Het gebied waarin redelijkerwijs schade door aardbevingen mag worden verwacht, is het gebied dat op grond van alle aardbevingen tot dusver is vastgesteld en dat bovendien nog vergroot is. Dat is het gebied waar je die schade redelijkerwijs kunt verwachten. Daarbuiten kun je die schade redelijkerwijs niet verwachten, maar dat wil niet zeggen dat daar nooit iets kan zijn wat gerelateerd is aan aardbevingen die zijn veroorzaakt door aardgaswinning. Dat betekent dat daar ook buiten die contour adequaat op gereageerd moet worden. De manier waarop wij daarmee omgaan, heb ik zojuist verwoord. 

Mevrouw Klever (PVV):

Ik wil verder ingaan op het door mevrouw Van Veldhoven aangehaalde punt. Ik heb hier een brief van de Vereniging Eigen Huis, die de noodklok luidt omdat het schadeherstel stagneert bij grote groepen bewoners en die ook vraagtekens plaatst bij de genoemde getallen. De getallen van de NAM komen immers niet overeen met de getallen van de Nationaal Coördinator en van het Centrum Veilig Wonen. De Vereniging Eigen Huis stelt dat er zeker in 16.000 gevallen en misschien wel in 21.000 gevallen nog geen overeenstemming is over de schadeafhandeling. Dat is een gigantische hoeveelheid en dat is een ander cijfer dan het cijfer waar de minister het hier over heeft. Om specifiek terug te komen op het punt van de contourenkaart: de minister heeft beloofd dat alle schades, ook buiten de contourenkaart, opgenomen zouden worden. Volgens de Vereniging Eigen Huis zijn er 3.300 meldingen buiten de contourenkaart die er niet toe leiden dat er iemand komt kijken. Dat is toch ook een enorm aantal? Dat zijn toch niet zomaar andersoortige schadetjes? Daar moet je, in ieder geval voor die mensen, toch heen gaan om die schade op te nemen? 

Minister Kamp:

Op het laatste punt ben ik zojuist drie keer ingegaan. Ik denk dat het geen zin heeft om dat voor de vierde keer te doen. Het eerste punt was dat de cijfers verschillen. Ik denk dat de cijfers heel consistent zijn. De cijfers van het CVW, de Nationaal Coördinator en de NAM met betrekking de schade zijn in grote lijnen consistent: in grote lijnen zijn er 66.000 schademeldingen, zijn er 60.000 aanbiedingen gedaan en is daar in 80% van de gevallen overeenstemming over bereikt. Dat betekent dat in 20% van de gevallen geen overeenstemming is bereikt. Dat heeft verschillende oorzaken, bijvoorbeeld omdat er na weken en na maanden niet wordt gereageerd op een aanbod van het Centrum Veilig Wonen. Dat gebeurt en dan is er nog geen overeenstemming bereikt, maar over de door mij genoemde cijfers bestaat in het gebied geen misverstand. Ik wil die cijfers bij iedere gelegenheid ook graag aan de Kamer toelichten. 

Mevrouw Klever (PVV):

Dank voor de toelichting, maar feit blijft dus dat duizenden mensen nog geen overeenstemming hebben over hun schade. Mij bereiken echt heel andere verhalen van Groningers, namelijk dat er gedoe is over wel of geen contra-expertise, gedoe over geheimhoudingsverklaringen, gedoe over werkelijk van alles en nog wat en dat die mensen het water tot aan de lippen staat. Maar ik ga even verder in op die 3.300 meldingen buiten het contourengebied. De minister zegt: ik heb dat drie keer uitgelegd, we wachten op een validatie. Maar wat houdt dat dan specifiek in? Er zijn een aantal inspecties in dat gebied gedaan. Er is geconcludeerd dat het niks met aardbevingen te maken heeft. Betekent dat dan, als uit de validatie komt dat het niks met aardbevingen te maken heeft, dat die 3.300 mensen dan ook niet bezocht worden? 

Minister Kamp:

We zouden ons misschien toch eens moeten afvragen of we niet zelf ook onrust in het gebied veroorzaken door de woorden die we kiezen. Mevrouw Klever zegt dat er gedoe over contra-expertise en gedoe over geheimhouding is. Over de contra-expertise is echt geen gedoe hoor. Wij hebben de regeling zo opgezet dat er een taxateur gaat naar iedereen die schade heeft en aanmeldt. Die taxateur gaat daar niet naartoe met de opdracht om de kosten zo laag mogelijk te houden. Die gaat daarnaartoe vanuit het Centrum Veilig Wonen, waarop ook toezicht wordt gehouden, met de opdracht om te bekijken wat de schade daar is, wat de oorzaak daarvan is en wat het kost om die schade te herstellen. Als de betrokkene, degene die de schade gemeld heeft, het daar dan niet mee eens is, heeft hij gewoon recht op een contra-expertise. De kosten daarvan worden ook betaald door het Centrum Veilig Wonen. Als degene het ook nog niet eens is met die contra-expertise, was er tot dusver ook nog steeds de gelegenheid om daar nog een keer een taxateur bij te krijgen. Inmiddels hebben we de regeling zo opgezet dat er een aparte arbiter is, die als een soort rijdende rechter ernaartoe kan gaan en daar ook snel een besluit kan nemen. Als de betrokkene het daar nog niet mee eens is, kan hij ook nog naar de rechter gaan. Het is een heel nette procedure, die helemaal gericht is op het melden van de schade en op het proberen om de schademelder recht te doen. 

Over de geheimhouding zal ik straks nog iets zeggen. Of misschien kan ik dat meteen doen, mevrouw de voorzitter. 

De voorzitter:

Ja, doe maar. 

Minister Kamp:

Het gaat erom dat in een aantal gevallen een overeenkomst wordt aangegaan tussen de NAM en vaak een complex geval, waarbij er dan een bedrag ter vergoeding wordt overgemaakt. Er staat dan in de overeenkomst dat er sprake is van geheimhouding. De achtergrond daarvan is dat als mensen niet willen dat gegevens op straat komen, die gegevens dan ook niet op straat komen. We zullen nu naar aanleiding van de discussie die daarover is ontstaan, zien dat de volgende lijn gehanteerd wordt. Als de betrokken schademelder, degene met schade die de overeenkomst is aangegaan, wil praten over de bedragen— ook over alle gevallen die tot dusver in overeenkomsten zijn vastgelegd — heeft hij daar de vrijheid toe. Hij kan dat dan gewoon doen, ondanks wat er in die overeenkomst staat. In de overeenkomsten die vanaf nu worden afgesloten, zal alleen maar geheimhouding opgenomen worden als dat op verzoek is van de schademelder; in andere gevallen niet. Van de zijde van de NAM zullen er in ieder geval actief en passief geen mededelingen worden gedaan over schadevergoedingen. Dat wordt helemaal overgelaten aan de schademelder en degene die als schademelder onderdeel is van de afgesloten overeenkomst. 

Verder vroeg mevrouw Klever wat die validatie inhoudt. Die validatie houdt in dat onder leiding van een deskundige van de Technische Universiteit in Delft het hele Arcadisonderzoek wordt doorgeakkerd. Er wordt bekeken welke aannames er zijn, welke conclusies er zijn getrokken en welke systematiek er is gevolgd. Verder bekijkt en beoordeelt de Technische Universiteit Delft wat Arcadis heeft gedaan. Dat is die validatie 

Mevrouw Klever (PVV):

Kan de minister de garantie geven dat ongeacht de uitslag van die validatie al die 3.300 schadegevallen buiten het contourengebied bezocht worden en dat daar de schades opgenomen worden? 

Minister Kamp:

Ja. 

De heer Smaling (SP):

De minister heeft een aantal dingen bij elkaar behandeld die voor mijn fractie ook de crux van het debat vormen, los van de rust op de huizenmarkt. Ik zit werkelijk nog te worstelen met het begrip "aardbevingsschade". Ik zit ook nog steeds te worstelen met de functie van de contouren. De realiteit is dat kleine schades allemaal worden afgehandeld. Ik denk dat een heel groot percentage goed wordt afgehandeld. Dan gaat het om overzichtelijke scheurtjes. Ik was pas in Woldendorp. Dat is ruim buiten de contouren. 70% tot 80% van het dorp heeft schade. De woningcorporatie is allang bezig met het onder handen nemen van die huizen, maar mensen met een koopwoning krijgen niks te horen of hun werd gezegd dat het C-schade is. Ik ben geen expert in schadekwalificatie, maar het is geen C-schade, echt niet. Kijkend naar deze regio, op knipklei en qua bodem en wie weet ook qua ondergrond zich onderscheidend van andere delen van de provincie, denk ik: dit is heterogeen substraat. Zowel de ondergrond, als de bovenste laag, als natuurlijk ook wat erop staat, en dan doel ik op de terpen, kanalen, sloten, het type huizen en de gekozen typen funderingen: het is zo heterogeen dat je niet kunt zeggen dat je over de hele linie een gelijkmatige bodemdaling hebt en dat je dus los van die factoren de bevingsschade kunt vaststellen. Volgens mij kan dat niet. Arcadis heeft iets gezegd. Gisteren zei de Technische commissie bodembeweging tegen ons dat ze niet onder de indruk is van dat rapport. Nu wordt dat weer gevalideerd door een andere groep. Wanneer zijn we hier een keer klaar mee? 

Minister Kamp:

Je kunt heel snel klaar zijn. Als je meteen je beslissing neemt, ben je in één dag klaar. Wat doen wij? Voordat wij een besluit nemen over het gebied buiten de contouren, laten we eerst door een deskundig bureau, Arcadis, een onderzoek daarnaar uitvoeren en een rapport daarover opstellen, waarop we ons zouden kunnen baseren. Dan besluiten we om dat niet te doen. Als we dat wel gedaan hadden, dan waren we alweer aan de gang geweest en hadden we alles kunnen afwijzen. We laten het eerst valideren om te weten wat een ander van dat rapport, van de onderzoeksmethode en van de conclusies vindt. Daarna gaan wij onze conclusie trekken. Ondertussen worden alle meldingen geregistreerd. In ieder geval worden alle meldingen gevolgd door een schadetaxatie, zoals ik net ook al heb gezegd. Ik denk dat we het op de best mogelijke manier doen. 

Ik heb er heel veel waardering voor als een Kamerlid het gebied ingaat, zich een oordeel vormt en dat dan hier inbrengt. De heer Smaling doet dat. Anderen doen dat ook. Ik schat in dat iedereen daar vele malen is geweest. Dat geldt ook voor mijzelf. Het heeft echter geen zin als de heer Smaling zegt, of als ik zeg, dat iets C-schade, B-schade of A-schade is. Zo werkt het niet. We moeten het op een geordende manier laten doen, door mensen die er deskundig in zijn. Daarvoor hebben we het Centrum Veilig Wonen opgericht. Die moet dat doen, met taxateurs. Als dezen niet tot iets komen waarin de schademelder zich kan vinden, dan gebeurt wat ik net allemaal heb gezegd: er wordt een contra-expertise uitgevoerd, er komt een arbiter aan te pas en, als je het er dan nog niet mee eens bent, er komt een rechter aan te pas. Dat gaat allemaal gebeuren. Dat wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de schadeafhandeling op een verantwoorde manier plaatsvindt. Ik vind het, met alle respect voor de heer Smaling, niet verantwoord als hij, of ik, zou zeggen dat het A-, B- of C-schade is. Zo werkt het niet. 

De heer Smaling (SP):

Dit deugt op twee punten niet. Als je het staatje bekijkt dat ik liet zien, van het CVW, dan zie je een significante toename van C-schades door het jaar heen. Je maakt mij niet wijs dat ze toen ineens bij allerlei objecten zijn geweest en hebben geconcludeerd dat het C-schade is. Er is gewoon voor gekozen om meer C-schades toe te kennen, terwijl dat eerst niet zo was. Dat haal je gewoon naadloos uit de grafiek. Het andere punt is dat de minister het begrip "contour" nu ook misbruikt. Hij heeft steeds tegen de Kamer gezegd: de contour dient puur en alleen als basis voor het versterkingsprogramma en is gekoppeld aan de NPR-richtlijn, en daarvoor wordt de contour gebruikt. De oorspronkelijke schadekaart van het gebied houdt zich helemaal niet aan de contouren. Daar zit het gebied oostelijk van Delfzijl al in. Daar zitten de gebieden rondom de contouren al royaal in. Dus doe dat nou niet, want het vertroebelt de discussie over het kijken naar schade en het duiden en vergoeden van schade als je steeds de contour erbij haalt. Zo werkt het volgens mij niet. 

Minister Kamp:

De Kamer wil met mij spreken over contouren en stelt mij daar vragen over. Als ik daar vervolgens op inga, zegt de heer Smaling dat ik dat niet moet doen. Maar moet ik dan negeren wat de Kamer naar voren heeft gebracht? Ik heb uitgelegd wat die contourenkaart precies inhoudt. Ik aarzel om dat voor de derde keer te doen, maar op die kaart staan alle aardbevingen weergegeven alsmede het gebied waarop die aardbevingen invloed hebben gehad. Dat wordt duidelijk gemaakt met de eerste lijn, de zogenoemde "blauwe lijn". De uitbreiding van dat gebied met een paar kilometers wordt weergegeven met de zogenoemde "rode lijn". We kunnen er redelijkerwijs van uitgaan dat de schade in dat gebied is veroorzaakt door aardbevingen als gevolg van de aardgaswinning. Je moet echter ook het gebied daarbuiten bekijken en dat hebben we door Arcadis laten doen. Er heeft een validatie plaatsgevonden en op basis daarvan zullen er conclusies worden getrokken. De schademeldingen buiten dat gebied zullen vervolgens beoordeeld worden. 

De heer Smaling geeft aan dat datgene wat ik over die cijfers heb gezegd niet klopt. Ik betreur het dat hij dat zegt. Ik stel slechts vast dat het aantal schademeldingen sterk is toegenomen in een periode waarin de seismiciteit is verminderd en waarin er dus minder aardbevingen hebben plaatsgevonden. Tegelijkertijd wordt er steeds vaker geconstateerd dat de schade die gemeld wordt, niet wordt veroorzaakt door aardbevingen. Dat lijkt mij allemaal logisch en in lijn met wat we zien. Er zijn minder aardbevingen, maar er zijn wel meer schademeldingen, en uit steeds meer van die meldingen blijkt dat de schade niet is veroorzaakt door de aardgaswinning en de aardbevingen, maar een andere oorzaak heeft. 

De heer Smaling (SP):

Er kan toch ook sprake zijn van cumulatieve schade? Als je huis steeds tik op tik krijgt te verduren, is het toch niet zo gek dat die scheuren op een gegeven moment zichtbaar worden en er sprake is van een schadeniveau waarbij herstel noodzakelijk is? Dat is toch heel aannemelijk? 

Minister Kamp:

Er zijn allerlei dingen redelijk en aannemelijk. Ik kan mij ook heel goed voorstellen dat men op dit moment nog steeds tot de conclusie komt dat er ondanks de forse daling van seismiciteit nog steeds nieuwe meldingen komen. In bijna de helft van die gevallen worden die meldingen ook gehonoreerd. Het is echter wel opmerkelijk dat er een stijging is van het aantal schademeldingen, terwijl de seismiciteit daalt. Bij een groot deel van die meldingen wordt er geconcludeerd dat er geen sprake is van schade die gerelateerd is aan aardbevingen, en dat is ook logisch. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Er is heel veel te doen over de schadeafhandeling. Ik wil even terugkomen op het Centrum Veilig Wonen, want dat neemt op dit punt een belangrijke plek in. Ik hoor heel vaak van de mensen uit Groningen dat ze het gevoel hebben dat de NAM daar de touwtjes in handen heeft. Niet alleen die mensen hebben dat gevoel, zelfs de voorzitter van de commissie van toezicht heeft een interview gegeven waarin hij zei dat hij heel graag zou zien dat het Centrum Veilig Wonen op grotere afstand komt te staan van de NAM. Hij zei daarnaast dat het Centrum Veilig Wonen meer uitvoeringsverantwoordelijkheid moet krijgen en dat het meer ruimte moet krijgen om achteraf verantwoording af te leggen aan de NAM in plaats van vooraf toestemming te moeten vragen alvorens het aan de slag kan gaan met een project. Ik neem deze opmerkingen ter harte, juist omdat het een advies van de commissie van toezicht betreft. Wat vindt de minister hiervan? Wil hij hiermee aan de slag gaan? 

Minister Kamp:

Ik heb de overtuiging dat het Centrum Veilig Wonen een heel grote stap vooruit is. Het is weggehaald bij de NAM en er is een aparte organisatie opgezet. Ik weet dat de mensen die bij die organisatie werken uit het gebied zelf komen en heel erg gemotiveerd zijn om op een nette manier met alle schademeldingen om te gaan. Ze willen ervoor zorgen dat de schade zo snel mogelijk wordt hersteld en wordt vergoed. Ik ben ervan overtuigd dat het Centrum Veilig Wonen heel consciëntieus en goed werk levert. Ik heb waardering voor de commissie van toezicht, maar ik denk dat het geheel aan organisaties, toezichthouders en commissies groot is. We hebben nu ook de Nationaal Coördinator in beeld gebracht. Hij heeft al de complexe gevallen naar zich toegetrokken, maar het lijkt mij goed als hij ook het toezicht krijgt op het Centrum Veilig Wonen. Ik zal daarover binnenkort een besluit nemen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat de Nationaal Coördinator daar een positie in krijgt, doet mij deugd. Maar om de Nationaal Coördinator die positie te geven, zullen de banden tussen het Centrum Veilig Wonen en de NAM anders moeten worden vastgelegd. De verdeling van verantwoordelijkheden moet veranderen. Natuurlijk is de NAM verantwoordelijk voor de schade en het betalen daarvan, maar het Centrum Veilig Wonen zou de vrijheid moeten hebben om vast te stellen wat er aan de hand is en om een schadebedrag vast te stellen et cetera. Het kan toch niet zo zijn dat de NAM daar eerst vooraf toestemming voor moet geven? De NAM zal achteraf over de brug moeten komen. Die werkwijze zal op zijn kop gezet moeten worden. 

Minister Kamp:

Ik ben ervan overtuigd dat de werkwijze van het Centrum Veilig Wonen voldoende onafhankelijk is. Als er schademeldingen zijn, wordt er een schadetaxateur naartoe gestuurd. Die heeft de mogelijkheid om een rapport op te maken. Daar kan snel over beslist worden. In de praktijk loopt dat allemaal prima. Er zal in de een of andere vorm altijd betrokkenheid van de NAM bij dat proces zijn, want uiteindelijk moet de rekening door de NAM betaald worden. De NAM is niet alleen maar een instantie die opdrachten krijgt om geld over te maken naar een bankrekeningnummer. Nee, het is een organisatie met een eigen verantwoordelijkheid, die verantwoording moet afleggen over wat zij doet. Een zekere betrokkenheid bij de schadeafhandeling zal er dus altijd zijn, zeker bij de grotere gevallen. Ik moet er dus voor zorgen dat er naast het Centrum Veilig Wonen, dat naar mijn overtuiging op voldoende afstand functioneert, voldoende krachtig toezicht is van niet te veel instanties. In dit geval lijkt het mij heel goed om de Nationaal Coördinator daarmee te belasten. Ik heb dus eigenlijk drie ingrepen gedaan. Ten eerste is het Centrum Veilig Wonen tot stand gebracht. Ten tweede zijn de complexe gevallen bij het Centrum Veilig Wonen weggehaald. Ten derde overweeg ik om de Nationaal Coördinator ook het toezicht op het Centrum Veilig Wonen te laten uitvoeren. Ik denk dat ik daar een heel werkbare situatie mee heb gecreëerd. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De minister is van mening dat het Centrum Veilig Wonen voldoende onafhankelijk van de NAM opereert. De voorzitter van de commissie van toezicht zegt echter dat het onvoldoende onafhankelijk is. Ik wil dat de minister graag meegeven in zijn overwegingen. Ik hoop dat hij toch in gesprek wil gaan met de voorzitter van de commissie van toezicht om te bekijken hoe we de afstand tussen de NAM en het Centrum Veilig Wonen kunnen vergroten. 

Minister Kamp:

Ik ben uiteindelijk verantwoordelijk. Ik leg hier ook verantwoording af. Ik zorg ervoor dat de dingen zorgvuldig worden gedaan. Ik spreek met iedereen die hierbij betrokken is. Ik trek mijn eigen conclusies. Ik zorg ervoor dat wordt gedaan wat naar mijn mening nodig is. Ik leg daar in het parlement verantwoording over af. Dat doet de toezichthouder niet; dat doe ik. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben nu de vijfde of zesde woordvoerder op rij met interrupties. Ik hoor de minister eigenlijk zeggen: mijn beleid deugt op alle vlakken, ik heb de verantwoordelijkheid en ik heb er goed over nagedacht. Ik ben woordvoerder over het beleid van drie hele ministeries en de helft van de e-mail die ik ontvang, gaat over Groningen en Groningers op alle niveaus. De woordvoerders hebben allen voorbeelden gegeven. Ik heb het voorbeeld gegeven van het gezondheidsonderzoek. Je kunt mensen verwijten dat zij de schadevergoeding niet gebruiken voor reparaties, maar als hun gezondheid eraan gaat, is er toch echt iets aan de hand. Dan kan de minister zeggen: ik span mij ervoor in, maar het lukt nog niet; maar hij zegt: de procedures zijn op orde. Op alle vlakken die alle woordvoerders tot nu toe met verbetersuggesties hebben genoemd, is het consequente antwoord van de minister: het gaat goed, ik ben verantwoordelijk, ik heb ernaar gekeken en het klopt. Hoe kan dan worden verklaard dat de beleving van een heleboel mensen in het gebied zo heel anders is? Dit geldt niet alleen voor de burgers, maar ook voor de mensen in bestuurlijke functies, een groot deel van de woordvoerders hier en de mensen van de Provinciale Staten van Groningen die om een parlementaire enquête vragen. Ziet de minister een mogelijkheid voor beweging op een aantal onderwerpen of loopt alles prima naar zijn mening en is de Kamer ongelooflijk aan het zeuren, als ik even mag chargeren? 

Minister Kamp:

Het gaat helemaal niet prima in Groningen. Ik maak mij ernstige zorgen over de situatie in Groningen. Als gevolg van tientallen jaren aardgaswinning worden de mensen daar geconfronteerd met aardbevingen die een grote impact hebben op de mensen, op de veiligheid en het veiligheidsgevoel van de mensen, op de scholen, bedrijven, economie en monumenten. Er is daar een heleboel mis. Daar moet van alles aan worden gedaan en het is mijn verantwoordelijkheid om dat te doen. Als ik zou denken dat mijn beleid niet deugt, zou ik het onmiddellijk veranderen. Ik ben ook voortdurend bezig om aan de hand van nieuwe inzichten en nieuwe gegevens te bekijken waar dingen beter kunnen en dan doe ik dat ook. Het is dus geen statisch beleid, maar een beleid dat volop in beweging is. Dat beleid wordt ook beïnvloed door de gedachtewisseling die ik voortdurend heb met de bestuurders, mensen en organisaties in het gebied en niet in de laatste plaats ook met de Kamer. Er is alle aanleiding om bezorgd te zijn en om te bekijken of wat wij doen genoeg is en zo nee, wat er nog meer moet worden gedaan. Ik ben daar ook voortdurend mee bezig. 

Mevrouw Van Tongeren noemt het gezondheidsonderzoek. Ik zou daarop ingaan als ik haar vragen ga beantwoorden. Ik kan nu al zeggen dat die signalen naar mijn mening heel serieus moeten worden genomen. Zo'n onderzoek wordt niet voor niets gedaan en het heeft niet voor niets die bevindingen opgeleverd. Ik kan me heel goed voorstellen dat het allerlei effecten heeft als je voortdurend met die onzekerheid wordt geconfronteerd. Ik heb al gezegd wat ik doe: vermindering van de aardgaswinning en vervolgens zorgen voor goed schadeherstel. Ik kom straks terug op het versterkingsprogramma. Dan zijn er nog allerlei dingen daaromheen voor bijzondere gevallen. Ik noem verder het versterken van de economie. Er wordt van alles en nog wat gedaan en dat is ook nodig om recht te doen aan de mensen in het gebied die met een problematiek worden geconfronteerd die zij niet hebben veroorzaakt en waarom zij niet hebben gevraagd. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben blij dat de minister dit zo helder heeft uitgesproken. Zojuist klonk het een beetje alsof het huidige beleid alle problemen oplost. Ik heb een concrete suggestie gedaan en daar zat een vraag onder. Voor bewoners met wat ingewikkeldere schade is het een ongelooflijke zoektocht waar zij heen moeten, wat zij mogen en wat zij kunnen. In Nederland kan iedereen naar de rechtbank. Ik heb eerder met, naar ik meen, Arie Slob van de ChristenUnie voorgesteld dat de minister aan de noordelijke rechtbank in overweging geeft om een mijnbouwschadekamer in te stellen met gespecialiseerde rechters. Het voordeel is dat die kamer over alles gaat, bodemdaling et cetera, en zich niet aan contourenkaarten hoeft te houden. Het is bovendien automatisch bindend en openbaar want het is een rechtbank, en het schept precedenten waardoor het bij de volgende zaak duidelijk is hoe het zit. Is de minister bereid om in aanvulling op al het beleid waarvan hij denkt dat het de problematiek voldoende oplost, in overleg te treden met de president van de rechtbank om te bekijken of dit wellicht een aanvulling kan zijn voor mensen die zich behoorlijk gemangeld voelen en zich in grote groepen bij Kamerleden melden? 

Minister Kamp:

Nee, want die kamer is er al. Ik ga niet vragen om iets wat er al is. Er is al een aparte kamer bij de rechtbank. Mijn taak is om te zorgen dat zaken niet bij de rechtbank komen. Ik heb daarvoor het volgende gedaan. De expert die naar een schade wordt gestuurd, moet daar echt naartoe gaan om de schade en de oorzaak ervan vast te stellen en te zorgen voor een behoorlijke vergoeding en herstel. Als dat niet lukt, kan er voor rekening van het Centrum Veilig Wonen een tweede schadetaxateur naartoe. Als dat ook nog niet lukt, sturen we een arbiter ernaartoe. Hij bekijkt ter plaatse wat er gebeurd is en kan daar een uitspraak over doen. Ik heb geregeld dat die uitspraak bindend is voor de NAM. De NAM moet dus uitvoeren wat de arbiter zegt. Het kan natuurlijk altijd zo zijn dat de betrokkene die al een tweede schadetaxateur langs heeft gehad en een uitspraak van de arbiter heeft gekregen, het er nog niet mee eens is en naar de rechter gaat. Daar is al een aparte kamer voor beschikbaar. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De uitspraak van de arbiter is niet bindend voor de waterschappen. Je krijgt zo een splitsing tussen aardbevingsschade en bodemdaling. Dat is voor mensen niet te volgen. Als er al een aparte kamer is bij de rechtbank, zijn er dan volgens de minister nu obstakels waarom mensen die niet gebruiken? Zou dat bijvoorbeeld zitten in — die vraag gaat de minister waarschijnlijk ook nog beantwoorden — het gebrek aan rechtsbijstand en het gebrek aan mogelijkheden voor mensen om een taxateur aan te wijzen die niet op de goedgekeurde lijst staat van de tegenpartij, namelijk van de NAM c.q. het Centrum Veilig Wonen? 

Minister Kamp:

Ik vind het jammer om te spreken over een tegenpartij, omdat de partij die we met het Centrum Veilig Wonen en de Nationaal Coördinator hebben georganiseerd — ik reken mijzelf met mijn eigen medewerkers daar ook toe — geen tegenpartij is voor de mensen in Groningen. Wij zijn er om recht te doen aan de mensen in Groningen. Daar zijn we ook mee bezig. De arbiter is, zo zegt mevrouw Van Tongeren, niet bindend voor het waterschap en dat kan natuurlijk ook niet. Aardgaswinning heeft aardbevingen veroorzaakt en als daardoor schade gekomen is, is degene die het aardgas wint, de NAM, daarvoor verantwoordelijk. Maar als er ergens in een gebied in de buurt van Groningen of in Groningen zelf door een waterschap iets gedaan is met de grondwaterspiegel waardoor er een bodemdaling is, en er als gevolg van die bodemdaling schade zou zijn, dan is de NAM daarvoor niet aansprakelijk en is ook die arbiter niet in beeld. De arbiter is in beeld voor alle gevallen waarin de problematiek veroorzaakt is door degene die het aardgas wint, zijnde de NAM. 

Ten tweede vroeg mevrouw Van Tongeren naar de rechtsbijstand. Net als elders in het land kan iedereen zich in Groningen verzekeren voor rechtsbijstand. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik ben, en met mij waarschijnlijk vele Groningers, de minister erkentelijk voor het feit dat hij voortaan conform artikel 177 van het Burgerlijk Wetboek de term "schade door bodembeweging" wil gebruiken in plaats van "aardbevingsschade". Want veel mensen in Groningen zijn gefrustreerd omdat ze geconfronteerd worden met berichten van de NAM of met besluiten van de minister waarin "aardbevingsschade" staat terwijl het gaat om "schade door bodembeweging". Maar die schade door bodembeweging is naar mijn mening wel wat complexer dan de minister nu uiteenzet. Er is het feit dat de bodem daalt door de gaswinning. Dan kan er sprake zijn van compactie en ontlading waar de bodem last van heeft. Er kan daarnaast sprake zijn van een aanpassing van het waterpeil door het waterschap als gevolg van de daling door de gaswinning. Ook kan er sprake zijn van zettingsschade. Ik denk dat je ook nog kan spreken van schade door de bodemdaling an sich vanwege de gaswinning. Het is dus wel iets complexer. Sorry dat ik deze uiteenzetting gebruik — ik kom tot mijn vraag — maar die geeft aan hoe lastig het is voor de burgers in Groningen om hun schade te verhalen. Hoe kan een burger die geconfronteerd wordt met een taxateur die zegt dat het gaat om een C-schade, met dit verhaal bij de juiste partijen terecht? Kan de minister dat nog een keertje uitleggen? 

Minister Kamp:

Ook daarvoor geldt weer dat als er een taxateur is geweest die tot een conclusie komt waar betrokkene het niet mee eens is, er dan een tweede taxateur kan komen. Is betrokkene het daar nog niet mee eens, dan kan er een arbiter worden ingeschakeld. Die gaat naar de locatie toe, praat met de mensen en komt dan tot een uitspraak. Dat is de regeling die we met elkaar hebben getroffen en dat is volgens mij een heel goede regeling. De heer Vos zegt: eerst gaat het over aardbevingenschade en dan kom je erachter dat het eigenlijk over mijnbouwschade gaat. We zijn met z'n allen begonnen met de aardbevingenproblematiek en daar hebben we ons voor ingezet. Het is nooit zo dat wat we doen perfect is. We moeten steeds nagaan of we helder genoeg zijn en of we het goed georganiseerd hebben. Ik denk dat we ten aanzien van de wijze waarop we de zaak verwoorden, consequent moeten zijn. Uitgangspunt is wat er in het Burgerlijk Wetboek staat. Mijnbouwschade heb je in twee vormen: schade door aardbeving en schade door bodemdaling. Bij aardbevingen wordt de schade veroorzaakt door de aardgaswinning. Bodemdaling kan verschillende oorzaken hebben. Als bodemdaling veroorzaakt is door aardgaswinning dan is dat één punt, want dan moet verder nog gekeken worden of de bodemdaling aan een gebouw schade heeft veroorzaakt, wat niet voor de hand ligt. Als dat wel het geval is, dan moet de schade vergoed worden. Helderder kan ik het niet maken. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Die taxateur werkt onder het protocol van het Centrum Veilig Wonen en dat protocol gaat uit van contouren en van de begrippen zoals die gedefinieerd zijn door het Centrum Veilig Wonen. Die begrippen zijn soms nauwer dan datgene wat wij hier vandaag bespreken. De letterlijke tekst van de Mijnbouwwet en datgene wat erover in het Burgerlijk Wetboek is geformuleerd, maken het voor bewoners buitengewoon lastig om hun verhaal te kunnen doen binnen de contouren van het taxatieproces. Dat betekent dat ze, nadat er een tweede taxateur is geweest, naar buiten moeten treden. Dat was dan een arbiter aardbevingsschade maar dat wordt dan nu verbreed. Het gaat dan dus ook om de bodemdaling wat betreft de waterschappen. Als het dan gaat om die waterschappen, moeten ze het desbetreffende waterschap dan separaat aansprakelijk stellen? Ik kan het hier al bijna niet uitleggen als Kamerlid, dus laat staan als je er als bewoner mee wordt geconfronteerd. Dan moet je dus meerdere partijen aansprakelijk stellen en juridische bijstand zoeken, want anders kom je er niet uit. 

Minister Kamp:

Het is natuurlijk nooit simpel. In het hele land zijn er schades aan woningen. Ik heb al gezegd dat dit allerlei oorzaken kan hebben. Het kan z'n oorzaak vinden in de bodem. Het kan zijn dat er ergens onder een huis een sloot gelegen heeft die gedempt is waardoor de grond anders is dan op een andere plek bij die woning, waardoor er zetting plaatsvindt en er schade ontstaat. Het kan ook zijn dat ergens in een gebied het waterschap de grondwaterstand veranderd heeft en dat daardoor effecten zijn opgetreden. De dingen die elders in het land gebeuren kunnen ook in Groningen gebeuren. Waar in Groningen sprake is van een overheersende factor, namelijk de aardgaswinning, moet je als er meldingen komen van schade iemand van het Centrum Veilig Wonen ernaartoe laten gaan om te gaan kijken of er sprake is bodemdaling of iets wat gerelateerd is aan aardgaswinning, in welk geval de schade vastgesteld en vergoed moet worden. Dat doen we dus. Het is echt niet nodig om er dan een tweede taxateur bij te halen. Mijn bedoeling is dat in alle gevallen met één taxateur kan worden volstaan, omdat die met een goede analyse en een redelijk voorstel komt, zodat de schade hersteld kan worden. Mocht dat dan niet het geval zijn, dan is er de mogelijkheid van een tweede taxateur en vervolgens de arbiter. De situatie in dat gebied is, net als elders in het land, 100% inzichtelijk voor alle individuele gevallen. Natuurlijk kunnen er allerlei verschillende inzichten zijn, op basis waarvan uiteindelijk een beslissing genomen moet worden. Dat moet dus ook in Groningen gebeuren. Ik denk dat we het onszelf niet moeilijker moeten maken dan het is. Voor zover de aardgaswinning erbij betrokken is, is het onze intentie en is alles erop gericht om de schade dan te vergoeden. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Is de minister het met mij eens dat onder artikel 177 van het Burgerlijk Wetboek inzake schade als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk, ook valt schade door bodemdaling waarna een waterschap het grondwaterpeil heeft moeten aanpassen en schade door compactie, dus ontlading van de bodemdaling? 

Minister Kamp:

Ik wil daar zo geen uitspraak over doen. Als de heer Vos vindt dat dit punt nadere verduidelijking behoeft, dan zal ik die verduidelijking proberen te geven. Ik vind trouwens dat de heer Vos een punt heeft als hij zegt: we moeten nu de naam van de arbiter aardbevingsschade weer veranderen, dus hoe zit het precies met die protocollen van het Centrum Veilig Wonen? Ik denk dat het mijn taak is om er samen met de Nationale Coördinator voor te zorgen dat er consequent dezelfde bewoordingen worden gebruikt in alle gevallen waarin daarover onduidelijkheid kan ontstaan. Ik zal mij ervoor inzetten om dat voor elkaar te krijgen. Dit punt van de heer Vos lijkt mij redelijk. 

Ik kom nu te spreken over het versterken van de woningen. In het begin hebben wij, of laat ik zeggen ik, te gemakkelijk over het versterken van de woningen gesproken. Dat kwam ook door de grote druk. Het Bureau van Rossum had in opdracht van de provincie een onderzoek gedaan. Het zei dat er 170.000 woningen in het gebied versterkt zouden moeten worden. Dat heeft natuurlijk een enorme impact gehad op het gebied, en ook hier in de Kamer. In het Winningsplan van de NAM kwamen andere aantallen in beeld. Een en ander is vervolgens uitgewerkt. Daaruit kwam een aantal van ongeveer 2.000 woningen naar voren, waar vanwege onzekerheid nog een factor 2,5 à 3 overheen zou moeten. Ikzelf heb dat toen nog naar boven afgerond. Dit betekent dat er in mijn beeld 10.000 tot 12.000 woningen zouden moeten versterkt. Vorig jaar zijn er volgens mij 1.100 woningen versterkt. We zijn nu druk bezig om hier een vervolg aan te geven. Maar wij, en ik, moeten alle effecten hiervan niet onderschatten. Om te beginnen moet je weten om welke woningen het gaat. Je weet ook niet om hoeveel woningen het op dit moment gaat. In het Winningsplan van de NAM dat nu voorligt, wordt er namelijk niet gesproken over duizenden, maar over enkele honderden woningen. Bovendien wordt dit aantal gerelateerd aan een omvang van de gaswinning van 33 miljard m3, terwijl we inmiddels op een niveau van 27 miljard m3 zitten. Het aantal woningen is dus veel lager dan we eerst dachten, maar welke woningen het zijn, weten we niet precies. 

We doen nu het volgende. We zetten alle programma's die we hebben opgezet om woningen te versterken en die nu nog lopen, door. Dat doen we samen met de woningcorporaties in het gebied en gekoppeld aan de nul-op-de-meterwoningen. We concentreren ons nu op een inspectieprogramma waarin precies wordt bekeken welke woningen we moeten gaan aanpakken. Woningen worden dus individueel bekeken. Dat moeten we niet onderschatten. Iemand zit in zijn woning en er komt een inspecteur op hem af om te bekijken hoe het precies zit met de noodzaak van versterking van zijn woning. Zoiets houdt vaak in dat bij gewone mensen de plafonds opengaan, dat er in zo'n huis ingrijpende dingen moeten worden gedaan met muren en vloeren. Dat is dus niet iets wat je zomaar even doet; daar moet je rustig met die mensen over praten. Dan is er met betrekking tot die woning een conclusie getrokken. Wij kunnen dan wel vinden dat die moet worden versterkt, maar misschien hadden die mensen al in gedachten om er een levensloopbestendige woning van te maken, omdat ze ouder worden en graag gelijkvloers willen gaan wonen. En misschien hadden die mensen wel gedacht om ook wat aan duurzaamheid te gaan doen. Zij willen dan praten over de mogelijkheid om die zaken te combineren. Er moet dus een heleboel gebeuren om op een verantwoorde manier daadwerkelijk tot versterking over te gaan. Als je dat doet, moeten mensen in een groot aantal gevallen hun huis uit. Dan moet er ook weer een woning beschikbaar komen. Het huis moet dan worden aangepakt. Daarna moeten de mensen terug. Ook dat vergt het nodige overleg en de nodige tijd. Wij zorgen er nu voor, met heel veel menskracht, dat die inspecties worden gedaan en dat er, als er een uitkomst is, met de mensen overeenstemming wordt bereikt over wat er moet gaan gebeuren. Daarna gaan we het uitvoeren. Als het gaat om huurwoningen proberen we gelijktijdig zo veel mogelijk afspraken te maken met de corporaties. Omdat dit vaak heel goede uitkomsten inhoudt voor de corporaties en de mensen in die huurwoningen, hopen we dat we zodoende snel meters kunnen maken. 

Maar laten we in ieder geval blij zijn dat er nu helemaal geen sprake meer is van 170.000 woningen, terwijl daar ooit wel sprake van was. Het gaat nu om veel minder woningen. Dat is een gevolg van de verminderde seismiciteit, waardoor de problematiek ook minder erg wordt. Versterking blijft een grote en belangrijke opgave, die de aandacht heeft van de Nationaal Coördinator en van mij, omdat dit een cruciaal punt is voor de verbetering van de situatie in Groningen. 

Dan het scholenprogramma. Wij zijn begonnen om prioriteit te geven aan de versterking van de scholen. Scholen zijn grote gebouwen met veel glas waar kinderen de hele dag aanwezig zijn met de leerkrachten. Het is duidelijk dat daar risico's worden gelopen. Wij hebben gezegd dat we daarmee snel aan de gang moeten. We hebben gezegd: we kunnen dat wel snel doen; er zijn 101 scholen en laten we die allemaal versterken. Dat is echter niet verstandig, omdat er krimp is in dat gebied. Er zijn ook minder kinderen in dat gebied, net als in de rest van Nederland. Er is ook een zekere vergrijzing gaande in Nederland. Bovendien moet je kijken naar ontwikkelingen in het onderwijs. Als je zo'n grote operatie gaat doen met de scholen in Groningen, kun je dat het beste zo doen dat er een resultaat uitkomt dat meerwaarde heeft voor Groningen, waardoor Groningen niet een probleem opgelost ziet, maar waardoor er iets gebeurt in Groningen dat mooier en beter is dan in de rest van het land. De mensen hebben dan echt iets om blij over te zijn, omdat het voor hen goed is. 

Tegen die achtergrond zijn wij met de scholen aan de gang gegaan. Met name de Nationaal Coördinator is daarmee aan de gang gegaan. Hij heeft met alle betrokkenen gesproken. Daar is uiteindelijk uitgekomen dat van de 101 scholen er 41 op een verantwoorde manier kunnen worden versterkt en dat er 29 compleet nieuwe scholen worden gebouwd. Die 70 scholen vormen het toekomstbestendige bestand van scholen. Daarvoor was een heleboel geld nodig. Ik heb al aangegeven dat hiervoor uiteindelijk 290 miljoen euro beschikbaar is gekomen. We gaan hiermee zo snel mogelijk aan de gang. Dit moet voor 2020 zijn afgerond. Dan hebben we daar echt iets goeds gedaan voor Groningen. Ik vind ook dat Groningen er alle recht op heeft dat we dat doen. 

Voorzitter: Van Raak

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb een korte vraag over het scholenprogramma. Het is fijn dat er een oplossing komt. De ChristenUnie heeft daarop ook aangedrongen. Er zijn echter heel wat scholen die moeten sluiten. Daaraan liggen redenen ten grondslag, zoals de ontwikkelingen in het gebied, met name de vergrijzing. Wat ons betreft mag er echter geen dwang zijn tot samenwerking tussen of fusie van denominaties. Ik besef dat dit ook de onderwijsportefeuille raakt, maar kan de minister namens het kabinet toezeggen dat er geen dwang zal zijn tot een fusie van denominaties? 

Minister Kamp:

Ik ben mijn collega's van OCW zeer erkentelijk voor hun betrokkenheid bij wat er in het scholenprogramma in Groningen gebeurt. Het is voor hen een extra opgave waarbij zij zeer betrokken zijn en waarin zij mij zeer hebben gesteund om tot een oplossing te komen. De precieze vertaling daarvan naar de individuele scholen laat ik graag over aan degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Je kunt natuurlijk meerdere scholen hebben in een gebouw. Ik hoor nu al dat er klassen zijn waarin leerlingen uit verschillende scholen zitten. Ik ben geen expert op dit gebied en kan niet zeggen in hoeverre dat allemaal wenselijk en verantwoord is. Ik laat dat graag over aan mijn zeer betrokken collega's. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik vind het jammer dat de minister, die eindverantwoordelijke is voor alles rondom de aardbevingsproblematiek, hierop geen toezegging kan doen. Wij zullen dit opnieuw aan de orde stellen in het debat met de minister van Onderwijs. 

Minister Kamp:

Het is mijn noodlot om mevrouw Dik-Faber af en toe teleur te stellen, voorzitter. Dat betreur ik iedere keer weer. 

Voorzitter. Ik kom te spreken over de woningmarkt. De woningmarktontwikkeling in Groningen heeft mijn voortdurende aandacht, omdat ik dit een van de ijkpunten vind om te zien of ons beleid succesvol is. Ons beleid is erop gericht om de aardgaswinning te verminderen. Die is inmiddels gehalveerd. Het beleid is ook gericht op een adequate schadeafhandeling. De versterking moet goed zijn. De economische ontwikkeling van het gebied moet een stimulans krijgen. We moeten ervoor zorgen dat alle dingen die daar worden gedaan in verband met de aardbevingen iets extra's opleveren voor het gebied. Uiteindelijk moet het effect zijn dat de woningmarkt in Groningen niet slechter is dan die in vergelijkbare gebieden. Als dat lukt, zijn we een heel eind verder. Zover is het nog niet. Er is sprake van een specifieke problematiek in het gebied. Daarbij moeten we ons wel realiseren in welke orde van grootte het probleem ligt. 

De problemen op de woningmarkt zijn in dat gebied ontstaan vanaf het jaar 2012. Als je de prijzen van de woningen in het gebied vergelijkt met de prijzen van woningen in vergelijkbare gebieden elders in het land, zie je dat volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek de prijzen van de woningen elders in het land sinds 2012 met 0,2% zijn gestegen en de prijzen van de woningen in het Groningse gebied met 1,4% zijn gedaald. De problematiek zit dus tussen die plus van 0,2% en die min van 1,4%. Het zal natuurlijk voor sommige huizen minder zijn terwijl het voor andere huizen meer is. Ik kom daar zo meteen nog op terug. Dit is ongeveer de marge van de problematiek. 

Wat doe ik? Ik laat de problematiek goed volgen. Ik heb er in het begin van mijn ministerschap een apart bureau op gezet om het te analyseren. Daarna ben ik overgaan op het Centraal Bureau voor de Statistiek en dat houdt het zeer nauwgezet in de gaten. Aan de hand van zijn cijfers volg ik de ontwikkelingen. Ik kan zien dat de ontwikkelingen in beide gebieden, zowel het Groningse als de referentiegebieden, zich inmiddels nagenoeg gelijk voltrekken. Dat is een positieve ontwikkeling. Ik ben daar echter nog niet tevreden mee, want ik wil ook dat het verschil wordt ingehaald. Er zijn een heleboel maatregelen genomen, waarvan ik er al een aantal heb kunnen noemen: de economische impuls, het scholenprogramma en extra aandacht voor het chemiecluster in het gebied. Verder wordt Groningen een proefgebied voor 5G. Ik heb dus allerlei maatregelen getroffen om daar wat extra's te doen. Uiteindelijk moet het resultaat daarvan zijn dat we ons doel bereiken. Of ons beleid succesvol is, kunnen we zien aan de ontwikkeling van de woningmarkt, want die moet dan gelijk zijn aan de ontwikkeling elders. 

De voorzitter:

Mevrouw Klever. 

Minister Kamp:

Voorzitter, ik voeg mij volledig naar uw wensen. Het idee van de vorige voorzitter was echter wel dat ik een onderwerp zou afmaken en dat er daarna zou worden geïnterrumpeerd. Als u dat anders wilt doen, laat ik dat natuurlijk graag aan u over. 

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Klever het ook een goed idee vindt. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Wij hebben maatregelen genomen om adequaat te reageren op ontwikkelingen op de woningmarkt; ik gaf al aan dat het probleem zit tussen de plus 0,2% en de min 1,4%. De eerste grote maatregel was de waardevermeerderingsregeling. Als je in het gebied woont en je hebt een schade aan je huis van €1.000 of meer, dan komt er boven op die €1.000 schadevergoeding een bedrag van €4.000 voor zonnepanelen of andere vormen van verduurzaming van je woning. Dat geld moet ook helpen. Bovendien is er ook een waardeverminderingsregeling in het leven geroepen voor het gebied. Die waardeverminderingsregeling houdt in dat het mindere wordt vergoed als er voor een woning in het gebied een lagere prijs wordt gerealiseerd dan te verwachten zou zijn. Als je je woning verkoopt en je bent van mening dat je te weinig voor je woning hebt gekregen als gevolg van de aardbevingsproblematiek, wordt er een taxatie opgemaakt. Als blijkt dat dat het geval is, dan wordt het verschil met het bedrag dat je hebt geïncasseerd, vergoed. 

Er is verder een pilotregeling opgezet voor mensen die eigenlijk wat anders willen en van wie de woning langer dan een jaar te koop staat. We bekijken aan de hand van de pilot wat er nu precies aan de hand is; we willen over harde cijfers kunnen beschikken. Er waren 800 woningen in het gebied die langer dan een jaar te koop stonden. Gedurende de maand mei hebben wij mensen in de gelegenheid gesteld om zich te melden als zij hun woning ter verkoop zouden willen aanbieden. Daarvoor zijn 179 woningen aangemeld, maar 20% van die woningen viel buiten het aardbevingsgebied zoals ik dat eerder heb omschreven. Wij hebben alleen gekeken naar het aardbevingsgebied, waar de problematiek zich het sterkst voordoet. Uiteindelijk hebben wij kunnen vaststellen dat 117 van die woningen voor aankoop in aanmerking zouden kunnen komen. Dat is 15% van het aantal woningen in het aardbevingsgebied dat langer dan een jaar te koop stond. De helft van die 117 aanmeldingen bestond uit mensen die van plan waren om kleiner te gaan wonen, maar in hetzelfde gebied wilden verhuizen. Wat overblijft is de helft van die 117 gevallen; dat zijn mensen die weg willen uit het gebied. Wij gaan nu met deze pilot aan de slag met het bedrag van 10 miljoen dat hiervoor beschikbaar is gesteld. Wij gaan bekijken hoe dat uitpakt en of het kan bijdragen aan het oplossen van de woningmarktproblematiek in het gebied. Dat wil ik nu doen. Ik wil aan de gang met de verschillende maatregelen die ik net heb opgesomd, de waardeverminderingsregeling, de waardevermeerderingsregeling en de pilot voor de opkoopregeling, om te zien wat de effecten daarvan zijn. Als het nodig blijkt om daarover verder te spreken of als er de noodzaak lijkt te zijn om tot andere conclusies te komen of bepaalde conclusies te trekken uit die pilot, dan zullen wij dat zeker doen. 

Mevrouw Klever (PVV):

Mijn eerste vraag gaat over de waardedaling van de woningen. De minister heeft het over het rapport van het CBS, maar het CBS kijkt alleen naar verkochte woningen terwijl het probleem in Groningen juist is dat de meeste woningen niet verkocht worden. Dat geeft de minister zelf ook aan: 800 woningen staan al langer dan een jaar te koop. 

Ten tweede zal de gemiddelde waardedaling steeds lager zijn naarmate het gedefinieerde gebied groter wordt. Gelukkig hebben wij ook nog de Rijksuniversiteit Groningen, die wat specifieker onderzoek heeft gedaan naar de waardedaling van woningen. Zij concludeert dat de waardedaling in sommige kernen gemiddeld wel €26.000 per woning is. In Loppersum is het bijvoorbeeld 10% van de waarde van de woning, net als in Ten Boer. Erkent de minister dit rapport van de Rijksuniversiteit Groningen en deze cijfers? 

Minister Kamp:

Er zijn een heleboel rapporten. Die zijn waardevol, die moeten we allemaal tot ons nemen en daar moeten we ons voordeel mee proberen te doen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek volgt wat er in werkelijkheid gebeurt. Wij hebben de percentages vastgesteld die ik net heb genoemd. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft die vastgesteld. Beter kun je ze volgens mij niet laten vaststellen. Dat wil niet zeggen dat ik daarmee de problematiek wegpraat. Ik vind dit heel serieuze problematiek, net als het feit dat woningen langere tijd te koop staan. Niet alleen in Groningen, maar ook elders in het land hebben veel woningen lange tijd te koop gestaan. Op dit moment zijn de ontwikkelingen op de woningmarkt in Groningen volgens het CBS vergelijkbaar met die in andere delen van het land. Er is nog een achterstand in te halen. Er moet dus zeker wat gebeuren. Die pilot à 10 miljoen is er niet voor niks. Iedereen kon zich daarvoor in mei aanmelden. Ik heb de cijfers daarover net gegeven. Wij gaan hiermee aan de gang. 

Verder sprak mevrouw Klever over Loppersum. Ik weet niet wanneer zij voor het laatst in Loppersum is geweest, maar de situatie daar is de sterkst verbeterde van het hele gebied. Loppersum was het meest problematische gebied, maar is nu rustig qua seismiciteit. Mensen ervaren dat ook zo. Dat is echt een opsteker die wij nodig hadden voor de richting die wij op willen gaan, namelijk verbetering voor het hele gebied met een woningmarkt die vergelijkbaar met die in andere delen van het land functioneert. 

Mevrouw Klever (PVV):

Ik heb een beetje het idee dat de minister dat rapport van de Rijksuniversiteit Groningen niet erkent. Hij vraagt zich af wanneer ik voor het laatst in Loppersum ben geweest, maar volgens mij doet dat er helemaal niet toe. Het gaat erom dat de Rijksuniversiteit Groningen een onderzoek heeft gedaan en heel specifiek is gaan bekijken wat de waardedaling van de woningen in bepaalde gebieden is. Zij komt tot heel andere conclusies dan het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ik vind het jammer dat de minister dat niet erkent, want de uitkoopregeling is zeer magertjes opgesteld; daarmee kom ik op mijn volgende vraag. Mensen die in aanmerking komen na al die voorwaarden, krijgen 95% van de huidige taxatiewaarde vergoed. Als de waarde van die woning zo ontzettend gedaald is, is 95% van de huidige taxatiewaarde echter niet genoeg. Mensen kunnen daar hun hypotheekschuld niet eens mee aflossen. Is de minister zich daarvan bewust? Is hij bereid te kijken naar 95% van de taxatiewaarde voordat de problemen in Groningen zich voordeden, namelijk de WOZ-waarde van 1 januari 2012? 

Minister Kamp:

Het is jammer als wij zeggen dat dingen niet deugen zonder dat het echt nodig is om dat te zeggen. Het zou niet goed zijn als wij zeggen dat het Centrum Veilig Wonen niet deugt, want het Centrum Veilig wonen doet erg zijn best om zijn werk goed te doen. 

Mevrouw Klever (PVV):

Dat zei ik toch ook helemaal niet? 

Minister Kamp:

Het is ook niet goed als wij zeggen dat het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn werk niet goed doet. Die organisatie is er helemaal op gericht om het werk wel goed te doen, snapt heel goed hoe ernstig de problematiek in Groningen is en probeert ook een goede weergave van die problematiek te geven. Ze doen dat ook en ze hebben gezegd wat ik er net over heb toegelicht. 

Voor de opkoopregeling is de opkoopregeling voor Moerdijk als model genomen. We hebben ervaring met zo'n opkoopregeling en die 95% is daaruit afkomstig. Voor Groningen komt bij die 95% ook nog het verschil van ongeveer 2%; ik noemde de plus 0,2% en de min 1,4%. Dan krijg je ongeveer 97% van de marktwaarde vergoed, als je woning wordt opgekocht. Dat is een heel reële, goede regeling. Niet overal in het land kan de marktwaarde van een huis onmiddellijk worden omgezet in cash geld. Dat kan in Groningen wel, als je voor de opkoopregeling in aanmerking komt. Ik zeg niet dat die opkoopregeling het definitieve antwoord is. Het is een deel van het antwoord. Bovendien is het een pilot. Ik denk dat de maatregelen die we hebben genomen, inclusief deze pilot, bewegingen in de goede richting zijn die uiteindelijk tot het goede doel kunnen leiden. 

De voorzitter:

Mevrouw Mulder gaat hier vast op voort. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat is een goede inschatting van uw kant. Het debat is aangevraagd door mijn fractie, ondersteund door alle andere fracties hier, vanwege dit rapport van de Rijksuniversiteit Groningen. Ik vraag mij toch af welke mogelijkheden de minister ziet om dit rapport een aanvulling te laten zijn op de CBS-cijfers. Ik ben benieuwd in hoeverre het een goede aanvulling daarop zou kunnen zijn. 

Minister Kamp:

Mijn beleid is er niet op gericht om rapporten aanvullingen op elkaar te laten zijn. Rapporten die ik nodig vind, laat ik zelf opstellen. Anderen komen ook met rapporten. De ene keer is er een rapport van het bureau Van Rossum waarin staat dat er 170.000 woningen versterkt moeten worden, de andere keer is er een rapport van de Rijksuniversiteit Groningen over een bepaalde problematiek. Ik neem al die rapporten serieus. Ik bekijk wat we ermee kunnen doen en probeer ze te laten bijdragen aan verstandig beleid. Dat verstandige beleid houdt in dat we de aardgaswinning verminderen, dat we het schadeherstel goed laten verlopen, dat we het versterkingsprogramma op een heel consciëntieuze manier aanpakken, dat we allerlei andere maatregelen daaromheen nemen, dat we een waardevermeerderingsregeling hebben, een waardeverminderingsregeling en nu ook nog een pilot voor een opkoopregeling. Dat alles bij elkaar, dat pakket wordt mede gedragen door de bevindingen van de Rijksuniversiteit Groningen dat er echt iets moet gebeuren in dat gebied. Dat gebeurt dus ook. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wat doet de minister er dan concreet mee? Dat wil ik graag weten. Stel dat de 10 miljoen in de pilot onvoldoende is. Gaan we dan nog maar eens even verder selecteren? Moet de Nationaal Coördinator dan zelf maar wat selectiecriteria gaan aanleggen? Of is de minister dan bereid om bij de NAM aan te kloppen om het bedrag verhoogd te krijgen, als dat nodig zou zijn? Ik vermoed het niet, gezien de aantallen, maar wie weet. 

Minister Kamp:

Ik heb net gezegd, twee keer, wat ik met dat rapport ga doen. Voor deze pilot is 10 miljoen beschikbaar. Daarmee voeren we de pilot uit. We bekijken wat de resultaten daarvan zijn en daar zullen we conclusies uit trekken. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De minister gaat de rapporten bestuderen. Dat is wat ik hem heb horen zeggen, maar intussen verandert er niets aan de werkelijkheid van de mensen in Groningen. Er is een regeling voor waardevermindering. We hebben het dan over 2% tot 3% van de prijzen. Voor een aanzienlijk deel van de woningen geldt echter een veel grotere waardevermindering. Het rapport van de Rijksuniversiteit Groningen maakt dat ook inzichtelijk. Is de minister bereid om in gesprek te gaan met de onderzoekers en de bestaande regeling te verfijnen op basis van de conclusies van de Rijksuniversiteit Groningen? Hier wil ik heel graag een ja op horen. 

Minister Kamp:

Het antwoord is nee. Het is niet zo dat ik dat rapport ga bestuderen. De rapporten die mij ter kennis worden gebracht, betrekken we op de een of andere manier bij de vormgeving van ons beleid. Ik heb dat net al aangegeven. Ik heb ook aangegeven dat we de harde cijfers laten vaststellen door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Mevrouw Dik zegt dat de waardevermindering veel meer is dan 2% tot 3%, maar dat blijkt niet uit de cijfers die door het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn aangedragen. Maar los van die cijfers, vind ik dat er sprake is van een reële problematiek in het gebied, in sommige gevallen wat meer en in andere gevallen wat minder. Zeker in de gevallen waarin de problematiek groter is, is extra aandacht nodig en die wordt er ook aan gegeven. Behalve deze pilot opkoopregeling, is er ook nog een opkoopmogelijkheid voor bijzondere gevallen. Daar is de Commissie Bijzondere Gevallen voor. We hebben dus een heel pakket aan maatregelen genomen om op grond van alle relevante informatie die bij ons komt, het beleid goed vorm te kunnen geven. Daar zijn we nu mee bezig. Als er mogelijkheden zijn en noodzaak is om het beleid te verbeteren, ben ik daar altijd toe bereid. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De minister betrekt de rapporten bij zijn beleid. Dat vraagt volgens mij op zijn minst dat hij de rapporten bestudeert en volgens mij moet hij er dan ook wat mee doen. Daarom nogmaals de vraag: is de minister bereid om in gesprek te gaan met de onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen, die hebben aangegeven dat de bestaande regeling niet functioneert? Hiermee missen we gewoon een deel van de woningmarkt waar sprake is van een aanzienlijke waardevermindering, meer dan die 2% tot 3%. Ik vraag dit nogmaals aan de minister, omdat ik gewoon niet kan begrijpen dat hij zegt: ik heb alle rapporten bekeken en op basis van wat ik bekeken heb en wat ik meegewogen heb in mijn beleid, vind ik dit een goede regeling. Het rapport van de Rijksuniversiteit duidt namelijk iets heel anders. Ik geef dit de minister graag mee en anders zal ik toch met een motie moeten komen. 

Minister Kamp:

Van een motie schrik ik niet meer, daar ben ik inmiddels te oud voor. Ik ben er echter wel van overtuigd dat er sprake is van een reële woningmarktproblematiek in Groningen. Vandaar ook dat ik een breed scala aan maatregelen heb getroffen. Ik heb die net al opgesomd. Dat zijn allemaal maatregelen die een positieve invloed hebben op die woningmarkt. Het CBS stelt inmiddels ook vast dat de woningmarkt in het gebied zich hetzelfde ontwikkelt als in vergelijkbare gebieden. Ik ben ervan overtuigd dat als de Nationaal Coördinator het voor zijn werk nodig vindt om daar met de onderzoekers aanvullend overleg over te hebben, hij dat al gedaan heeft of nog zal doen. Van mijn kant kan ik zeggen dat ik alle informatie die bij mij komt — van het CBS, van de Rijksuniversiteit Groningen, uit onze eigen ervaringen, van mijn eigen medewerkers, van het Centrum Veilig Wonen, van de Nationaal Coördinator, vanuit de gemeenten en vanuit de provincie — gebruik om ervoor te zorgen dat mijn beleid zo goed mogelijk is en erop is gericht de woningmarkt in het gebied uiteindelijk hetzelfde te laten zijn als de woningmarkt in vergelijkbare gebieden. 

De voorzitter:

Ik vind de opmerking van de minister over het recht om moties in te dienen niet echt gepast in deze Kamer. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De minister wil graag verstandig beleid. Ik kan u zeggen: daar zijn wij voor. Ik ben ook blij dat ik de minister de deur op een klein kiertje hoorde zetten waar het gaat om het rapport van de Rijksuniversiteit Groningen. De minister zei namelijk: ik kan me voorstellen dat de Nationaal Coördinator Groningen, als hij dat nuttig vindt, met die onderzoekers in overleg zal treden. Mijn vraag aan de minister is dan: staat het de Nationaal Coördinator Groningen ook vrij om de huidige regeling te finetunen als hij op basis van zijn gesprekken met de onderzoekers in Groningen tot de conclusie komt dat het grote verschil tussen hun rapport en dat van het CBS aanleiding geeft om de regeling op punten nog wat aan te scherpen? 

Minister Kamp:

Nee, ik vind dat de pilot, zoals die nu is opgezet, moet worden uitgevoerd. Als de pilot is uitgevoerd, zullen we bezien welke bevindingen we opdoen en welke conclusies we daaruit moeten trekken. Er lopen ook andere dingen waaruit voortdurend informatie binnenkomt. Die voegen we daaraan toe. Ook over het rapport van de Rijksuniversiteit Groningen heb ik al het nodige gezegd. Mogelijk gaan we nog andere doen of moeten we nog dingen finetunen. Dat ga ik daarna bekijken. Ik ga niet vooruitlopend daarop de pilot weer veranderen. Deze pilot is heel goed en kent een heldere opzet. Er is een bedrag voor beschikbaar gesteld. We moeten die pilot nu gaan uitvoeren. Mensen hebben zich gedurende een maand kunnen aanmelden. 

Mijnheer de voorzitter, u reageerde op mijn uitspraak over een motie. De Kamer suggereert soms dat ik alleen bereid zou zijn om een onderwerp serieus te nemen en de Kamer tegemoet te komen als daar de dreiging van een motie achter zit. Mevrouw Dik-Faber suggereerde dat net ook. Maar dat is niet zo. Ongeacht of er een motie komt, doe ik altijd mijn best om het zo goed mogelijk te doen en om recht te doen aan wat de Kamer inbrengt. Misschien wilt u mijn opmerkingen als zodanig beschouwen. 

De voorzitter:

Dank voor de toelichting. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Nu wordt het toch wel een beetje lastig. Als de minister eerst vier keer in antwoord op vragen van de Kamer zegt dat hij het meeneemt, dat hij ernaar gaat kijken en dat de Nationaal Coördinator Groningen nog kan spreken met de onderzoekers, maar vervolgens direct de conclusie trekt dat er niets gaat veranderen, dan zijn we met tijdverdrijf bezig. Dat kan niet de bedoeling zijn. Er zit een groot verschil tussen de uitkomsten van het rapport van de Rijksuniversiteit Groningen en dat van het CBS. Dat kan ermee te maken hebben dat het CBS kijkt naar de mediaan, het gemiddelde. Er kan een heel groot verschil zitten tussen de daling van de woningprijs bij de ene woning en de andere woning. Daarop gaat het rapport van de Rijksuniversiteit Groningen meer in. Dat zou een finetuning kunnen zijn. Daarbij zou je kunnen komen tot een hogere compensatie bij de een en tot een lagere compensatie bij de ander. Als de Nationaal Coördinator Groningen in zijn gesprek met de onderzoekers tot de conclusie komt dat dit een waardevolle finetuning is van de pilot, waarom zou de minister daar dan tegen zijn? 

Minister Kamp:

Ik weet niet waar mevrouw Van Veldhoven naar geluisterd heeft, maar ik heb toch niet gezegd dat we niets gaan veranderen? Ik heb gezegd dat we al een heleboel doen en dat de pilot daarbij komt. We bekijken de uitkomst van die pilot. Er komt ook andere informatie daaromheen beschikbaar. Op grond van dat alles zullen we bekijken of het nodig is om dingen anders of meer te gaan doen. Dat heb ik gezegd. Ik heb niet ontkend dat er verschil kan zijn tussen de ene en andere woning. Als ik spreek over min 1,4% sinds 2012, is dat een gemiddelde. Dat heb ik gezegd. Ik weet dat het in het geval van de ene woning meer kan zijn dan bij de andere. Als je je woning verkoopt in dat gebied en je er een 20% lagere prijs voor krijgt dan je er in een ander gebied voor gekregen zou hebben, dan wordt die 20% vergoed. Zo is een van de regelingen opgezet. Er wordt in individuele gevallen rekening mee gehouden. Ik neem de hele problematiek ook in de toekomst net zo serieus als nu. Ik ben ervan overtuigd dat de ontwikkeling van de woningmarkt, naast een aantal andere indicatoren, een belangrijke indicator is voor het succes van ons beleid. Waar ik mij om allerlei redenen al inzet om het beleid succesvol te laten zijn, zal ik mij ook op dit punt daarvoor inzetten omdat ik dat belangrijk vind. Op 5 april hebben wij de Rijksuniversiteit Groningen een reactie gestuurd. Daarin zijn we ingegaan op de vergelijking met de methodiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ik denk ook dat het goed is dat degenen die zich bij het CBS en de Rijksuniversiteit Groningen met hetzelfde onderwerp bezighouden, onderling contact hebben. Ik schat in dat dit ook het geval is. We zullen die pilot uitvoeren en daarna bekijken wat al dan niet nodig is. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik heb een korte afrondende vraag aan de minister. 

De voorzitter:

Heel kort dan. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wil de minister de Nationaal Coördinator Groningen enige ruimte bieden op dit punt? Hij hoeft mij niet te vertellen welke ruimte dat is, maar laten we de Nationaal Coördinator enige ruimte bieden als er uit dat gesprek toch nog dingen komen die hij graag zou willen aanpassen. Ik zal niet dreigen met een motie op dit punt. 

Minister Kamp:

Op de opmerking over de motie zeg ik maar even niks, mijnheer de voorzitter. De Nationaal Coördinator heeft volop ruimte. Ik ben ervan overtuigd dat hij zich niet in zijn ruimte beperkt voelt door mij. Ik vind nu — volgens mij vindt hij dat ook; het lijkt mij heel verstandig dat we dat allemaal vinden — dat we aanvullend op alle instrumenten die we al hebben, de pilot uitvoeren. We kijken wat daaruit komt. Vervolgens gaan we op grond daarvan en op grond van andere informatie — daarbij is onder andere de Rijksuniversiteit Groningen genoemd — bekijken wat we moeten doen om ervoor te zorgen dat de woningmarkt in dat gebied uiteindelijk weer goed gaat functioneren, vergelijkbaar met het functioneren van de woningmarkt in de rest van het land. 

Volgens mij heb ik nu de grote lijn van de verschillende onderwerpen gehad. Ik ga nu wat meer op de details in. Mevrouw Mulder vroeg of ik mij schaam voor wat er in Groningen gebeurt. Zij zei dat alles bevochten moest worden en voor de poorten van de hel moest worden weggesleept. Ik zei in mijn inleiding al dat dit allerminst het geval is. Er is in deze kabinetsperiode onder grote druk van alles en nog wat gedaan, met heel grote wijzigingen, die steeds goed zijn onderbouwd op grond van daaraan voorafgaand onderzoek. Er zijn organisaties en mensen ingezet om te doen wat daar nodig is. Ik doe alles wat er volgens mij gedaan moet worden. Als dingen niet zo goed gaan, probeer ik ze beter te doen. Ik schaam mij dus helemaal nergens voor. Ik doe echt mijn best om ervoor te zorgen dat de ernstige problematiek in Groningen een adequaat antwoord krijgt. Ik ben ervan overtuigd dat we al een heel eind zijn gekomen. Ik ben trots op wat de mensen die zich daarvoor ingezet hebben — mijn medewerkers, de mensen in Groningen van de Nationaal Coördinator, de mensen van de gemeenten, de mensen van de provincie, de mensen van de organisaties in Groningen — inmiddels hebben bereikt. Ik denk dat we daar met z'n allen mee door moeten gaan om ervoor te zorgen dat we uiteindelijk het einddoel bereiken. 

Ik ben al ingegaan op de waardedaling, de mijnbouwschade en de waardevermeerdering. Ik heb tegen mevrouw Mulder gezegd dat ik met betrekking tot het landelijke loket voor 1 juli bij de Kamer zal komen. Ik ben van plan om dat voor 29 juni te doen, want op 29 juni is er een debat met de Kamer. Mogelijk wil mevrouw Mulder dit punt daarbij betrekken. Voor dat moment zal ik die informatie dus bij de Kamer laten zijn. 

Wat het structureler ondersteunen van de Groningers betreft: ik denk dat er alle reden is om Groningers te ondersteunen door ervoor te zorgen dat je met het Centrum Veilig Wonen een organisatie maakt die goed werk doet voor de Groningers en die zich daarvoor inzet, door ervoor te zorgen dat er een onafhankelijke raadsman is bij wie je terechtkunt als je dingen als onredelijk ervaart, door ervoor te zorgen dat er arbiters zijn die ter plaatse een knoop door kunnen hakken, door ervoor te zorgen dat er een Nationaal Coördinator is die met meer dan 100 mensen — daar komen er nog tientallen bij — in het gebied doet wat er gedaan moet worden, door ervoor te zorgen dat er een commissie is voor bijzondere situaties, door ervoor te zorgen dat de gemeenten en de provincie gefaciliteerd worden om te doen wat zij moeten doen en ook door mijn eigen medewerkers en mijzelf daarvoor in te zetten. Ik denk dus dat de mensen in Groningen structureel ondersteund worden. Als er nog tekortkomingen zijn, zullen wij bekijken hoe daar wat extra's moet gebeuren en in welke vorm dat dan moet. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de monumenten. Er is daarbij natuurlijk sprake van een ingewikkelde problematiek, waar ik straks nader op in zal gaan, maar wij zullen ook met betrekking tot de monumenten bekijken hoe we de mensen nader kunnen ondersteunen. 

Mevrouw Mulder is ook ingegaan op de waardedaling. Daar heb ik al over gesproken. Zij ging ook in op de bodembeweging en de mijnbouwschade; dat heb ik ook gedaan. Ik denk dat ik de punten van mevrouw Mulder heb behandeld. 

De voorzitter:

Toch heeft mevrouw Mulder nog een vraag. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ja, over de normen voor vitale infrastructuur en industrie. De minister heeft in het algemeen wel iets over het chemiecluster gezegd, maar er zou nog een advies komen van de werkgroep. Wanneer verwacht de minister de specifieke uitkomsten daarvan? 

Minister Kamp:

Dat heb ik niet paraat, mijnheer de voorzitter. Ik zal daar in de tweede termijn op terugkomen. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik had nog een andere vraag; meerdere collega's hadden die. We hebben het al even kort behandeld bij een mondeling vragenuur. Het gaat om het onderzoek dat is gedaan door de NOS-journaliste naar de winning in 2013. Ik wil toch nog een keer klip-en-klaar van de minister horen of de mijnbouwgiganten Shell en Exxon nou wel of geen invloed hebben gehad op de beslissingen die de minister in 2013 heeft genomen, omdat er toen zo'n enorm hoge winning was en die afspraken er lagen vanuit 2005. 

Minister Kamp:

Ik begrijp niet goed waarom mevrouw Mulder dat steeds vraagt, omdat de suggestie is dat de antwoorden die ik de vorige keer gegeven heb, niet juist zouden zijn en dat er reden is om daaraan te twijfelen. Als er pogingen zouden worden ondernomen om mij te beïnvloeden, zou ik dat gewoon hier melden. Als er geen pogingen worden gedaan om mij te beïnvloeden, meld ik dat ook. Over het jaar 2013 heb ik vanaf het begin open kaart gespeeld, natuurlijk; dat doe ik altijd. De jaren daarvoor hadden we een winning van 47, 48 miljard m3. In 2013 is er bijna 54 miljard m3 aardgas gewonnen. Toen ik op het ministerie begon, heb ik gezien dat er sprake was van een problematiek waar ingrijpende maatregelen nodig waren, waarvoor ik onvoldoende informatie beschikbaar vond. Ik heb dus gezegd: wij gaan nu een jaar gebruiken om ervoor te zorgen dat die informatie er wel is. Dat heb ik aan de Kamer gemeld. De Kamer heeft daarmee ingestemd. Ik heb die onderzoeken allemaal gedaan en sindsdien ben ik in hoog tempo bezig om de ene na de andere maatregel te nemen en om ervoor te zorgen dat die ook uitgevoerd worden. In het jaar 2013 heb ik niet ingegrepen in de gaswinning. Die gaswinning was dus bijna 6 miljard m3 hoger. Ik heb aan de Kamer ook al meerdere keren, schriftelijk en mondeling, aangegeven wat precies de oorzaken waren die dat hebben beïnvloed. De belangrijkste oorzaak was dat er een koude winter was, maar het was ook nog het laatste deel van de tijd dat er gedacht werd: je kunt winnen tot een bepaald niveau. Maar inmiddels hebben wij met elkaar vastgesteld dat je kunt winnen tot het niveau dat verantwoord is met in de eerste plaats het oog op de veiligheid van de mensen in Groningen. Die komt op de eerste plaats. Op de tweede plaats komt het belang van de leveringszekerheid. Binnen die marges proberen wij nu de winning zo laag mogelijk te laten zijn. Dat is dus ander beleid en dat is gebaseerd op de onderzoeken die ik in het jaar 2013 heb gedaan. Bij mijn besluit om me in het jaar 2013 op de onderzoeken te concentreren en pas daarna te beslissen over ingrijpende maatregelen, heb ik op geen enkele manier rekening gehouden met druk die er vanuit wie dan ook is gekomen. Het waren mijn eigen conclusies op grond van de stukken die ik zelf heb bestudeerd. Dat heb ik gedaan. Van beïnvloeding van de kant van de NAM, Shell of Exxon was op geen enkel moment sprake. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Mag ik nog heel kort even reageren, voorzitter? 

De voorzitter:

Ja, heel kort dan. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dank, voorzitter. Dit is een cruciaal punt, want we hebben het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid over alles voor 2012. Als dan door collega's in de Tweede Kamer wordt gezegd dat er behoefte is aan een parlementaire enquête, neem ik aan dat die over de periode daarna gaat. Dan is dit het meest cruciale punt waarop het mis zou kunnen zijn. Daarom hecht ik eraan dat de minister hier volstrekte duidelijkheid geeft over wat er wel of niet is gebeurd. Eventueel kan zo'n suggestie als van GroenLinks, om de Onderzoeksraad Voor Veiligheid nog eens te vragen om hiernaar te kijken, nog helpen om de kou uit de lucht te halen. Ik zal daarover met mijn fractie gaan debatteren en bekijken waar we dan uitkomen. 

Minister Kamp:

Dat wacht ik dan af. Ik heb ook geen enkele opvatting over parlementaire enquêtes. Die behoren tot de toolbox van de Kamer. Het is het recht van de Kamer om onderzoeken te doen en ook om te beslissen in welke vorm ze onderzoeken doet en over welke periode die betrekking hebben. Mevrouw Mulder zegt al: als we dat zouden gaan doen, doen we dat over de periode van dit kabinet, waarin Kamp verantwoordelijk is. Ik laat graag aan de Kamer over om, als in die richting wordt besloten, te bepalen of dat dan de inhoud is. Ik heb daar geen enkele opvatting over. Op de Onderzoeksraad Voor Veiligheid kom ik zo nog even terug. 

Ik kom op de punten van mevrouw Dik-Faber. Ik ben ingegaan op de waardevermindering, op de NAM en op de Nationale Coördinator. Ik denk dat het goed is om iets meer te zeggen over de monumentenschade. Ik pak dan ook meteen het antwoord mee op wat de heer Bosman daarover heeft gezegd. Ik ben bezorgd over de monumenten. In Groningen is men ook bezorgd over de monumenten. Ik denk dat we daar allemaal reden toe hebben. Het versterken van een moderne school is nog te doen. Het versterken van een regulier woonhuis is ook nog te doen. Als je echter een monument waarin mensen wonen omdat het een woonhuis is, een kerk of een bijzonder, oud gemeentehuis wilt versterken, dan loop je het risico dat je de monumentale waarde aantast. Bovendien heb je, omdat het een monument is, niet alleen rekening te houden met versterkingsregels maar ook met regels voor monumenten. Dat is knap ingewikkeld. Er is dus alle reden om daar bezorgd over te zijn. Daarom werkt de Nationaal Coördinator op dit moment aan een leidraad voor het herstellen en versterken van monumenten. Hij doet dat in de vorm van een afwegingskader, waarbij in beeld wordt gebracht wat de verschillende te behartigen belangen zijn en hoe je daar recht aan kunt doen. Om dat te ondersteunen, komt er een apart erfgoedloket. Je kunt alle zaken die met monumenten of, in brede zin, met erfgoed te maken hebben, melden bij dat loket. Er komt ook een apart team van deskundigen die eigenaren van monumenten bij schade of bij versterking kunnen bijstaan. Het is een serieuze problematiek, zoals de hele problematiek in Groningen serieus is. Maar dit is een problematiek met een bijzonder karakter. Dat betekent dat die de bijzondere aandacht krijgt die ik net heb geschetst. Verder heeft minister Bussemaker met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed afgesproken dat aanvragen uit het aardbevingsgebied met voorrang worden afgehandeld. Dat helpt ook weer. Met dat geheel — dus: voorrang, afwegingskader, erfgoedloket en erfgoedteam — zet ik me ervoor in dat de zorgelijke problematiek met betrekking tot de monumenten ook nu een adequaat antwoord krijgt. 

Mevrouw Dik-Faber heeft nog een vraag … 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik ben blij met de warme woorden van de minister en de bijzondere aandacht voor het erfgoed, omdat dit echt identiteitbepalend is voor het gebied. De Brim-regeling voor onderhoud van monumenten volstaat eigenlijk niet, want het uitgangspunt daarvan is sober en doelmatig. In het aardbevingsgebied zou er een plusje op moeten komen. Wil de minister ook kijken naar dat plusje en wie dat gaat betalen? Vanuit mijn perspectief en ook dat van de minister, denk ik, zou dat de NAM moeten zijn, omdat die de aardbevingen veroorzaakt waardoor die plus nodig is. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister. 

Minister Kamp:

De relatie tussen de NAM en de Brim-regeling kan ik zo direct niet leggen. Als er versterkt moet worden, moet dat door de NAM gedragen worden. Als de schade hersteld moet worden, moet dat ook door de NAM gedragen worden. Hoe dat precies bij deze regelingen is, moet bepaald worden door degene die daarvoor verantwoordelijk is, in dit geval de minister van OCW. Die heeft aandacht voor de monumenten in dat gebied. Ik zal dit signaal van mevrouw Dik-Faber aan haar doorgeven. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Met dat laatste ben ik blij. De minister is trouwens ook door mij persoonlijk op de hoogte gesteld in het laatste debat over cultuur, maar het is altijd goed als er ook overleg plaatsvindt tussen ministeries. 

Ik kom even terug op de opmerking van de minister dat hij de relatie tussen de Brim en de NAM niet ziet. Om het in iets meer woorden te zeggen: er is een Brim-regeling, die uitgaat van onderhoud van monumenten door eigenaren op sobere en doelmatige wijze. In het aardbevingsgebied volstaat sober en doelmatig niet, omdat een pand gelijk aardbevingsbestendig moet worden gemaakt. Dat moet in Groningen omdat het een aardgaswinningsgebied is. De NAM is toch verantwoordelijk voor de aardbevingsschade die ontstaat, waardoor monumenten niet sober en doelmatig onderhouden kunnen worden, maar er een plus op moet. Mijns inziens zou het heel logisch zijn om de NAM aan te spreken op die extra kosten. Graag een reactie. 

Minister Kamp:

Ik heb al aangegeven wat er gedaan wordt met betrekking tot het erfgoed en de monumenten. Er worden vier verschillende bewegingen gemaakt. Aan de Nationaal Coördinator is gevraagd om een inventarisatie te maken van scholen, zorginstellingen en monumenten. De Nationaal Coördinator gaat daarmee aan de gang en dat zal tot een uitkomst leiden. Hij zal bekijken wat de problematiek is, wat daar al voor gedaan wordt, of dat genoeg is, welke knelpunten er zijn en hoe daarmee omgegaan moet worden. Daar zal hij alle bestaande regelingen bij betrekken. Dat is wat ik er nu over kan zeggen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Die monumenten zijn niet alleen gezamenlijk erfgoed, maar ook vaak de woning van een gezin. Voor allerlei gezinnen hebben wij gezegd dat het goed zou zijn als de afhandeling van schade wat op afstand komt te staan van de NAM, namelijk bij het Centrum Veilig Wonen. Voor gezinnen die in een monument wonen, is dat lastig, omdat het Centrum Veilig Wonen zegt dat het er de expertise niet voor heeft. Het moet dan rechtstreeks met de NAM onderhandelen en dan komen we dezelfde problemen tegen. Ik heb in mijn bijdrage gevraagd aan de minister om te kijken of we het Centrum Veilig Wonen kunnen uitrusten met expertise, zodat het die schades op een goede manier kan afhandelen, wat meer op afstand van de NAM, zoals het ook voor al die andere gezinnen doet. Is de minister daartoe bereid? 

Minister Kamp:

Ik heb al aangegeven dat er een speciaal erfgoedteam komt. Dat zal opgezet worden door de Nationaal Coördinator, in aansluiting op het erfgoedloket dat er komt. Ik denk dat dit materieel ook biedt wat mevrouw Van Veldhoven vraagt. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Prima, dat had ik even gemist, maar ik ben blij dat het op deze manier geregeld wordt. 

De heer Bosman (VVD):

Nog even over de monumenten, want in de tussentijd zitten we wel met conflicterende wetgeving: aan de ene kant is er de Monumentenwet en aan de andere kant de zorg voor veiligheid en verduurzamen en versterken. Hoe voorkomen we dat men begint met versterken, terwijl het monument verloren kan gaan? Is dat geregeld of wordt dat zo meteen geregeld door de Nationaal Coördinator Groningen? 

Minister Kamp:

Ik heb gezegd dat ik mij zorgen maak over de hele problematiek. Het is absoluut niet gemakkelijk om deze dingen met elkaar te verenigen. Het versterken kun je technisch bekijken, maar als je een monument hebt versterkt en de lol is er daardoor af, dan is dat natuurlijk niet goed. Monumenten zijn zeer waardevol voor de cultuur in het gebied en voor de belevingswaarde ervan voor mensen. Ik vind de monumenten een van de mooiste dingen van dit mooie deel van het land. Ik hou van dit deel van het land. De monumenten zijn daar heel belangrijk. Ik vind dit dus een ernstige problematiek en ik maak mij daar zorgen over. De heer Bosman wijst op de verschillende belangen en daar heeft hij gelijk in. Het is daarom goed dat wij daar een kader voor maken, dat wij daar een loket voor maken, dat wij daar een apart team voor hebben en dat wij het geheel van de problematiek in dat gebied in kaart brengen. Ik ben nog niet tevreden over de manier waarop wij er op dit moment mee omgaan. Wij werken eraan, maar het moet tot betere resultaten leiden dan op dit moment het geval is. 

Mevrouw Dik sprak over de waardedaling. Daar ben ik over begonnen. Ik heb het over de pilots gehad. Ik ben verder ingegaan op de waardevermeerdering, de versterking, de scholen, de monumenten en het jaar 2013. 

De vraag van mevrouw Dik-Faber was uiteindelijk of ik bereid zou zijn om een stip te zetten op de horizon voor wat betreft de richting van duurzame energie. Zij wijst erop dat het fossiele energie is en zegt dat het iets is waarmee je in het verleden bent begonnen en wat nu tot grote problemen leidt. Met kracht werken aan de overgang naar duurzame energie kan ook een oplossing zijn. Ik kan mevrouw Dik-Faber verzekeren dat ik iedere dag opnieuw alles uit de kast haal om onze ambitie op het vlak van duurzame energie waar te maken. Wij hebben heel grote ambities. In 2020 moet 14% van onze energie duurzaam zijn en in 2023 16%. Zij volgt zelf wat er allemaal gebeurt, voor de kust, in Drenthe, in Groningen en op allerlei plekken in het land. Ik zit er voortdurend bovenop. Ik heb de stip op de horizon staan. Dat is wat er in het regeerakkoord staat, wat in het energieakkoord staat en wat in Europa is afgesproken: een CO2-reductie van 80% tot 95% in het jaar 2050 vergeleken met 1990. Dat is mijn stip op de horizon waar ik aan werk. 

De heer Wassenberg sprak over een parlementaire enquête. Daar zal ik niet op ingaan. Hij vroeg ook of ik in afwachting van de Mijnbouwwet een moratorium op de gasexploratie wil instellen. Tijdens een vorig overleg hier, een VAO, heb ik gezegd dat de opsporingsvergunningen iets anders zijn dan de Mijnbouwwet en dat de omgevingsvergunning en de natuurbeschermingswetvergunning ook andere dingen zijn. Daar hebben wij aparte wetten voor. Ik heb de wettelijke procedures doorlopen. Ik zou in mijn functie niet anders mogen doen. 

De heer Wassenberg sprak ook over de btw-aftrek. In complexe gevallen geeft de NAM rechtstreeks opdracht tot herstel van een woning. Het kan ook zijn dat de mensen dat zelf doen. In de loop van het jaar 2015 is ervoor gekozen facturen op naam van de NAM te zetten in gevallen waarin de NAM het zelf kan doen, had willen doen, maar niet doet en het in opdracht van de particulier gebeurt. Er is geen sprake van dat de NAM druk heeft uitgeoefend op aannemers of op mensen die schade hebben, of hen heeft aangezet tot valsheid in geschrifte. Er is wel een bepaalde werkwijze gevolgd. Inmiddels is duidelijk dat dit niet zo moet. Vindt herstel plaats in opdracht van de NAM en volgt daarop een factuur, dan kan de NAM zelf met de btw omgaan. Wordt de opdracht door een ander gegeven, dan is de btw de verantwoordelijkheid van die ander. Die zaak is inmiddels opgehelderd. Wij hebben vastgesteld dat de NAM geen btw heeft afgetrokken en dat er op dit moment dus geen sprake is van een concreet fiscaal probleem. Met dit handelen van de NAM in de praktijk en met het voornemen om te handelen zoals het volgens ons in overeenstemming met de regels is, denken wij dat dit probleem is opgelost. 

De heer Bosman benadrukte opnieuw het belang van de afhandeling van de complexe gevallen. Ik ben daar in het begin van mijn inbreng meteen op ingegaan. Ik heb tegen de heer Bosman gezegd wat er tot 1 januari is gebeurd met alle complexe gevallen: die zijn afgehandeld. De gevallen van daarna heeft de Nationaal Coördinator naar zich toe getrokken. Ik denk dat we het op deze manier moeten doen, omdat we zo recht kunnen doen aan die vaak ingewikkelde problematiek, die van meerdere kanten komt. Daarbij kunnen we niet op elkaar gaan zitten wachten. Daarvoor is regie nodig. Voor die regie hebben we de Nationaal Coördinator aangesteld. 

De heer Bosman plaatste een interruptie over de monumenten. Dit onderwerp is inmiddels afgehandeld. Over de waardevermeerderingsregeling heb ik nog het volgende te zeggen. Deze regeling is op een gegeven moment gestopt, omdat het geld ervoor was uitgegeven of spoedig zou zijn uitgegeven. Er is daarom aangegeven dat die waardevermeerderingsregeling op een bepaalde datum zou stoppen. De mensen die al lopende zaken hadden, zouden nog een maand krijgen om deze aan te melden. Die zouden vervolgens worden afgehandeld volgens de datum van de melding van de schade. De Kamer heeft daarna opgemerkt dat het budget voor waardevermeerdering in anderhalf à twee jaar was uitgegeven, terwijl het voor vijf jaar was bedoeld. De minister kon wel van mening kan zijn dat die waardevermeerderingsregeling was benut en dat ze daarom maar moest worden afgerond, maar de Kamer wilde dat die waardevermeerderingsregeling gewoon zou doorgaan. Ik kon dat niet doen, omdat ik daar geen geld voor had. Wij konden daar pas bij de Voorjaarsnota geld voor vrijmaken. Dat is ook gebeurd, wat betekent dat die motie-Bosman c.s. nu zal worden uitgevoerd. Dat heb ik niet eerder kunnen doen, maar nu gebeurt het wel. Nu is ook duidelijk welk bedrag daarvoor beschikbaar is. De Nationaal Coördinator vertaalt een en ander naar een aangepaste regeling voor de voortzetting van de waardevermeerderingsregeling. Dit alles is nu gaande. Ik hoop dat ik hiermee recht heb gedaan aan de inbreng van de heer Bosman. 

In het kader van de begeleiding van de mensen in het gebied sprak de heer Smaling over de rechtsbijstandverzekering. Ik heb al veel over die begeleiding gezegd. Er zijn aparte bewonerbegeleiders aangesteld bij de Nationaal Coördinator Groningen. Er zijn mensen die fungeren als casemanager voor de complexe gevallen. Er zijn mensen die bezig zijn met de versterking. Meer in algemene zin kan worden gezegd dat bij de Nationaal Coördinator capaciteit is opgebouwd voor de begeleiding van bewoners die begeleiding nodig hebben. Bij dezen wijs ik erop dat er, in aanvulling daarop, ook de Commissie Bijzondere Situaties is. Bovendien financiert de Nationaal Coördinator een steunpunt voor de bewoners van het gebied. Het gaat om het steunpunt Stut & Steun, opgezet door maatschappelijke organisaties die samen het Gasberaad vormen, samen met de Groninger Bodem Beweging. De bewoners worden dus ook vanuit dat steunpunt geholpen. Verder is de onafhankelijke raadsman beschikbaar voor de gevallen waarin er naar de overtuiging van de bewoners toch iets mis is. Ik denk dat de Commissie Bijzondere Situaties in dit geheel een goede rol speelt. Het allerbeste wat we kunnen doen, is volgens mij zo gauw mogelijk de oorzaak van de problemen wegnemen. Vandaar ook het grote belang van de vermindering van de gaswinning, de adequate afhandeling van de schade en de juiste aanpak van de versterking, plus alle maatregelen daaromheen. Een aantal daarvan is inmiddels de revue gepasseerd. 

De heer Smaling (SP):

Ik ben blij om te horen wat er allemaal gebeurt. Dat is prima. Tegelijkertijd geven zowel de provinciale Ombudsman als de studie van de Rijksuniversiteit Groningen aan dat het aantal psychische en juridische klachten eerder toe- dan afneemt. Mijn eigen ervaring in het gebied is ook dat ik vrij vaak met mijn armen om de schouder sta van huilende mensen die ik voor het eerst in mijn leven zie. Is datgene wat de minister nu doet via de Nationaal Coördinator voldoende? Dat kan ik niet overzien. 

Minister Kamp:

Voldoende is het pas als wij daar het probleem hebben opgelost. Dat is nog niet het geval. Dat betekent dat wij over een heel breed front datgene moeten doen wat nodig is om de mensen die — ik heb het al gezegd — het niet veroorzaakt hebben en er niet om hebben gevraagd, recht te doen. Wij zijn dat op allerlei manieren aan het doen en ik doe mijn uiterste best om met al die verschillende manieren een wezenlijke bijdrage te leveren. Signalen die ik krijg van de onafhankelijke raadsman neem ik zeer serieus. Hetzelfde geldt voor de signalen die ik krijg van de Rijksuniversiteit Groningen. Mensen worden voortdurend met problemen geconfronteerd die ze misschien niet altijd goed kunt inschatten omdat er van verschillende kanten op verschillende manieren over wordt gecommuniceerd. Ze krijgen regelmatig te maken met aardbevingen en procedures die daaruit volgen. Dit zijn zaken die zij zelf niet kunnen beheersen. Ik begrijp heel goed dat dit leidt tot onzekerheid en tot woede. Ik realiseer mij heel goed dat dit ook fysieke en psychische effecten heeft. Daarom zijn wij er zo intensief mee bezig. Nogmaals, ik vind het pas voldoende als blijkt dat wij het resultaat hebben bereikt dat de mensen in Groningen niet meer worden geconfronteerd met een slechtere situatie dan in de rest van het land, veroorzaakt door de aardgaswinning, zeg ik tegen de heer Smaling. 

De heer Smaling (SP):

Nogmaals mijn complimenten voor wat er allemaal wordt ondernomen, maar er is gewoon heel veel stil verdriet. Mensen raken in zichzelf gekeerd en gaan niet meer actief op zoek naar hulp. Dat verklaart voor een deel waarom zowel de Ombudsman als de universiteit met deze resultaten komt. Ik kan wel een motie indienen, maar ik kan ook aan de minister vragen of hij samen met de Nationaal Coördinator kan bezien of wij dit hele terrein voldoende afdekken. Of is er toch een extra inspanning nodig? In ieder geval moeten wij dit type verdriet dat ontstaat en tot inactiviteit en misschien tot gezondheidsschade leidt, inventariseren. Het is natuurlijk bekend wat dit soort zaken allemaal teweeg kan brengen. Daar kunnen wij dan misschien een intensivering op plegen. Maar dat laat ik aan de minister over. 

Minister Kamp:

Net als de heer Smaling ben ik het meest bezorgd over de mensen die zich minder gemakkelijk uiten en die soms minder gemakkelijk het geheel kunnen overzien en het niet kunnen relativeren waar dat kan. Het zijn mensen die niet mondig zijn, niet van zich af kunnen praten en niet zo gemakkelijk voor zichzelf kunnen zorgen. Juist voor die mensen moet er extra aandacht zijn. Ik zal heel goed bezien, samen met de Nationaal Coördinator, of het geheel van wat wij nu hebben, voldoende is, juist ook voor deze groep. Als dat niet zo is, zullen wij bezien wat er extra moet gebeuren. Ik ben wel van mening dat wij een heel betekenisvolle bijdrage hebben geleverd door de aardgaswinning te halveren en door de seismiciteit te verminderen. Het maakt natuurlijk echt verschil: vorig jaar hadden wij in het hele jaar acht bevingen van hoger dan 2 op de schaal van Richter. In het jaar daarvoor waren er vijftien en tot dusver hadden wij er dit jaar nog maar één. Als wij de schade adequaat afhandelen maakt dat ook verschil. Als er ook door mensen in het gebied weer positiever over gesproken kan worden, werkt dat zeker door naar de doelgroep die de heer Smaling heeft beschreven. Ik wil daar niet op wachten. Ik wil ook bezien of dat wat wij op dit moment aan voorzieningen hebben, specifiek voor deze groep voldoende is. 

De voorzitter:

Heel kort nog, mijnheer Smaling, want interrupties doen wij eigenlijk in tweeën. 

De heer Smaling (SP):

Ik adviseer de minister om dat woord "halveren" niet meer zo vaak te gebruiken als hij nu doet, want het had nooit 54 miljard kuub moeten zijn. Dat zou ik nog even willen meegeven. 

Minister Kamp:

Het was in de jaren daarvoor 47 à 48 kuub. Wij zullen zien waar wij in de toekomst op uitkomen. 

De heer Smaling heeft gesproken over de C-schades. Daar ben ik op ingegaan. Hij vroeg ook naar het achterstallig onderhoud en het fonds dat daarvoor moet komen. Op een gegeven moment moet een huis versterkt worden en de schade vergoed worden. Het is niet de bedoeling dat voor degene die het huis goed heeft onderhouden minder wordt gedaan dan voor degene die het huis niet goed heeft onderhouden en dat dit voor rekening van de samenleving komt, maar om degenen met een huis met achterstallig onderhoud toch tegemoet te komen, willen we een fonds opzetten zodat het gefinancierd kan worden. Bij verkoop van dat huis kan er dan een verrekening komen. Wij werken die regeling nu uit. Er is overeenstemming bereikt over het geld dat daarvoor beschikbaar moet komen. Aan de hand van die overeenstemming kunnen wij de zaak in detail uitwerken en dat betekent dat we ook met betrekking tot het achterstallig onderhoud kunnen doen wat nodig is. 

Wat betreft de vragen en opmerkingen van mevrouw Van Tongeren ben ik op de fysieke en psychische klachten ingegaan. Zij vroeg of ik de Onderzoeksraad Voor Veiligheid om updates van zijn onderzoek kan vragen. De Onderzoeksraad Voor Veiligheid gaat over zijn eigen onderzoeken. Het lijkt mij bovendien iets wat de Onderzoeksraad niet zou hoeven te doen, want zijn aanbevelingen waren duidelijk. Ik heb gezegd die aanbevelingen te zullen overnemen. Het is dus mijn verantwoordelijkheid en daarover moet ik weer verantwoording afleggen aan de Kamer. Het lijkt mij goed als ik een update geef van wat wij naar aanleiding van de adviezen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid hebben gedaan. Die update zal ik zelf verzorgen. 

Mevrouw Van Tongeren heeft voorts over de rechtsbijstand gesproken. Ik heb al gezegd dat de mensen in het gebied een rechtsbijstandsverzekering kunnen afsluiten. Ik heb ook gesproken over de arbiter die daar gaat werken en ik denk dat ik daarmee voldoende heb gereageerd op wat mevrouw Van Tongeren op dat punt naar voren heeft gebracht. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Als je nu in Groningen een rechtsbijstandsverzekering wilt afsluiten, blijkt dat de meeste maatschappijen aardbevingsschade uitsluiten, omdat het een voorzienbaar risico is. Dat betekent dat je wel een rechtsbijstandsverzekering kunt afsluiten, maar niet een die je helpt bij schade door aardbevingen. Een flink aantal rechtsbijstandsverzekeraars zeggen dat je het al kon weten toen je daar ging wonen en tellen terug naar oudere aardbevingen. Ook de mensen die zo'n verzekering al hebben, worden daarvan uitgesloten. Mogelijk zijn er een paar rechtsbijstandsverzekeraars die het wel doen en waar je nu een complete rechtsbijstandsverzekering kunt afsluiten. Er zijn onder anderen door de heer Vos vragen gesteld aan minister Van der Steur, waar dat in staat. Mijn verzoek aan de minister is om ervoor te zorgen dat mensen ook naar de rechter kunnen stappen als zij dat willen. Als je een eigen vermogen hebt, kan dat, maar voor andere groepen lijkt het redelijk uitgesloten om het geld daarvoor op te brengen. Dan hebben de mensen met een laag inkomen ook niet zo veel aan een gespecialiseerd deel van de rechtbank als je er financieel gezien niet heen kan. 

Minister Kamp:

Ik wil graag voorkomen dat mensen bij de rechtbank moeten komen door ervoor te zorgen dat al op grond van de eerste taxatie de zaak kan worden afgehandeld. Mocht dat niet zo zijn, dan komt er een tweede taxatie, maar daarna komt de arbiter. Dat zijn oud-rechters die ter plaatse en meteen een uitspraak doen die bindend is voor de NAM. Ik heb de overtuiging dat we daarmee een adequaat geheel hebben opgezet, waardoor het niet nodig is om naar de rechter te gaan. Mochten de mensen toch naar de rechter willen, dan kan ik me voorstellen dat een rechtsbijstandsverzekering van belang is. Op grond van hetgeen mevrouw Van Tongeren naar voren heeft gebracht, met name voor zover dat afwijkt van hetgeen ik heb gezegd, lijkt het mij goed om de situatie wat betreft de rechtsbijstandsverzekeringen uit te schrijven en de Kamer dat te melden, zodat we daar eventueel apart over kunnen spreken. 

Mevrouw Van Tongeren zei dat de mensen in Groningen een probleem hebben omdat zij vaak niet weten waar zij naartoe moeten, naar de provincie, naar de gemeenteraad, naar de rechtbank, naar de arbiter, naar de Commissie Bijzondere Gevallen, naar de onafhankelijke raadsman. Wij hebben geprobeerd om goede oplossingen te vinden voor de diverse problemen die er zijn. Soms is het wat te veel. Soms moet er toch wat bij. Zo heeft de Kamer uitgesproken dat de arbiter er moest komen. Ik was het daarmee eens, dus is die er inmiddels ook. Soms kan er wat af, bijvoorbeeld als de Nationaal Coördinator ook het toezicht zou gaan doen over het Centrum Veilig Wonen. 

Het belangrijkste wat we kunnen doen, is ervoor zorgen dat de Nationaal Coördinator fungeert als opvangpunt. De coördinator geeft leiding aan een overheidsdienst die bestaat uit medewerkers van de gemeenten, van de provincie en van diverse ministeries, en uit mensen die we van buiten hebben aangetrokken, allemaal toegewijde ambtenaren, die zich daar voor het gebied inzetten. Op de website van de Nationaal Coördinator is een overzicht beschikbaar, waarmee de burgers wegwijs worden gemaakt. Als een burger daar niet voldoende informatie uit kan halen, kan hij bellen met de Nationaal Coördinator, met het bureau van de Nationaal Coördinator. Dan kan hij doorgeleid worden naar de juiste instantie. Ik denk dat wij met elkaar in het gebied als boodschap moeten overbrengen: website en telefoon van de Nationaal Coördinator, daar kun je terecht. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het lijkt mij sowieso heel goed dat er één centrale plek is waar mensen informatie kunnen vinden en dat daar dan ook alles redelijk makkelijk te vinden is. In de beleving van de mensen die mij regelmatig mailen, is dat nog steeds niet zo. 

Als we dan toch met die website bezig zijn, heb ik nog een vraag naar aanleiding van een eerder aangenomen motie over het ontsluiten van informatie. Zou het niet overzichtelijk zijn om op die website ook weer te geven hoeveel huizen er nu ontruimd, geëvacueerd en gesloopt zijn? Het antwoord dat de minister gaf, was dat die informatie te vinden is bij het Kadaster en bij de gemeenten, maar het zou volgens mij onrust wegnemen als die aantallen inderdaad vrij laag zijn en gewoon goed vindbaar. Anders blijven er verhalen ronddwalen, ook over de waardevermindering van die huizen. Die waarde zou onder andere beïnvloed zijn door het aantal huizen dat opgekocht is door de NAM voor of een te lage, of een redelijke prijs. Elk onterecht indianenverhaal dat wij eruit kunnen halen, moeten we eruit halen, want dat haalt onrust weg. Dat wil de minister en dat wil de Kamer. Dan blijven alleen nog de dingen boven het maaiveld uitsteken waar we ons echt zorgen over moeten maken. 

Minister Kamp:

Ik zal de suggestie van mevrouw Van Tongeren doorgeven aan de Nationaal Coördinator. Ik denk niet dat alle informatie over alles waar de diverse instanties voor verantwoordelijk zijn, op de website van de Nationaal Coördinator kan, maar dat vraagt mevrouw Van Tongeren ook niet. Als je als burger in verwarring bent en wilt weten waar je voor dit of voor dat terecht kunt, dan moet je naar de website van de Nationaal Coördinator kunnen gaan en daarvandaan worden doorverwezen naar de juiste instantie. Als het dan nog niet helder is, moet je gewoon met een mens kunnen praten. Je moet vragen kunnen stellen en antwoorden kunnen krijgen. Daar moet de Nationaal Coördinator voor zorgen en dat ziet hij ook als zijn taak. Ik zal de suggestie van mevrouw Van Tongeren doorspelen naar de Nationaal Coördinator. 

Op de vragen van mevrouw Van Tongeren over de arbiter meen ik voldoende te zijn ingegaan. Zij sprak ook over de vertrouwelijkheid. Daar ben ik eveneens op ingegaan. Die wordt vanaf nu alleen nog opgenomen in overeenkomsten inzake complexe schade als daar door de mensen zelf prijs op wordt gesteld. Voor oude gevallen geldt dat mensen daarover mogen praten als zij dat willen. De NAM praat er niet over, omdat dat nu eenmaal zo is afgesproken. De mensen staat het echter vrij om dat wel te doen. Ik denk dat ik hiermee de punten van mevrouw Van Tongeren heb gehad. 

Ik ga naar mevrouw Van Veldhoven. Ik ben uitgebreid ingegaan op de woningmarkt en op wat er allemaal speelt rondom de woningmarkt. Zij vroeg nog heel kort of we niet uit moeten gaan van de herbouwwaarde bij de koopregeling, in plaats van de marktwaarde. Ik denk dat dat niet moet. De herbouw is niet aan de orde als je praat over een bestaande woning. Als je een bestaande woning verkoopt, is de vraagprijs niet de herbouwwaarde, maar de prijs die je denkt dat de woning op de markt waard is. Als daar een probleem ontstaat, moeten er voorzieningen voor zijn om daarop te kunnen reageren. Die voorzieningen zijn er ook. Ik denk dat wij dat op de goede manier doen. 

Mevrouw Van Veldhoven vroeg wanneer het hele projecten van de scholen is afgerond. Ik heb aangegeven dat het de bedoeling is dat dit project in 2020 wordt afgerond. 

Mevrouw Van Veldhoven wil ook op de hoogte blijven van wat er bij de Nationaal Coördinator gebeurt. Welke bedragen worden daar uitgegeven en welke activiteiten worden er ontplooid? Ik krijg elk kwartaal een rapportage van de Nationaal Coördinator en ik zal die ook elk kwartaal naar de Kamer sturen, zodat zij dit zelf kan volgen. 

Ik heb al gereageerd op veel van de punten die mevrouw Klever naar voren heeft gebracht. Zij vond het onjuist dat casemanagers die eerder voor de NAM hebben gewerkt nu voor de Nationaal Coördinator werken. Ik vind de NAM, het Centrum Veilig Wonen of de Nationaal Coördinator geen vieze woorden. Het zijn allemaal organisaties van mensen die zich bewust zijn van hun eigen verantwoordelijkheid en die hun best doen om daar ook naar te handelen. Als je in dienst bent bij of gewerkt hebt voor een van die organisaties, wil je je werk zo goed mogelijk doen. Als je op grond van je deskundigheid op het gebied van afhandelen van schade voor de NAM hebt gewerkt, is dat voor mij helemaal geen beletsel om vervolgens voor het Centrum Veilig Wonen of voor de Nationaal Coördinator te gaan werken. Ik wil graag dat de mensen die in dat gebied werken — voor welke organisatie dan ook of als ze voor zichzelf werken — professioneel en deskundig doen waar de mensen in het gebied recht op hebben. De mensen die de Nationaal Coördinator aanneemt, zijn daartoe in staat, anders zou hij ze niet hebben aangenomen. 

Ik ben uitgebreid ingegaan op de complexe schades. Mevrouw Klever sprak vervolgens over het budget van de Nationaal Coördinator. Ik heb zojuist gezegd dat ik daarover iedere drie maanden een rapportage naar de Kamer zal sturen. Zij sprak ook over bouwbedrijven die klaarstaan om aan de slag te gaan, maar die verzanden in bureaucratie. Ik heb al het nodige gezegd over de schade. Het kan zo zijn dat iedere schade hersteld wordt of in opdracht van het Centrum Veilig Wonen of in opdracht van de schademelder. Het herstel wordt dan gedaan door een aannemingsbedrijf waarna de rekening wordt betaald. Als mensen redenen hebben om een geldbedrag te vragen en zelf invulling aan het herstel te geven op de wijze die zij het beste vinden, vind ik dat een interessant gegeven. Wij gaan daar onderzoek naar doen. Dit zal ertoe leiden dat er minder werk door aannemers wordt gedaan dan anders het geval zou zijn. Dat feit zullen wij moeten accepteren. 

De heer Vos is uitgebreid ingegaan op het schadeherstel. Ik ben daar even uitgebreid op ingegaan. Hij zei dat bij verkoop de schade vergoed moet worden. Ik heb aangegeven welke regelingen daarvoor zijn en dat die volgens mij goed zijn. Ik heb ook aangegeven wat daar aanvullend nog aan regelingen voor beschikbaar komt. 

Ik ben het met de heer Vos eens dat de mijnbouwschade consequent moet worden vertaald naar alle activiteiten die in het gebied plaatsvinden. Daar moeten de organisaties en regelingen die in het leven worden geroepen op zijn gericht. 

Hij sprak over meerdere klachten die bij de Onafhankelijke Raadsman binnen zijn gekomen. Ik heb gezegd dat ik hetgeen bij de Onafhankelijke Raadsman binnenkomt heel serieus neem. Ik heb daarover met hem gesproken. Hij heeft allerlei aspecten genoemd die daarbij spelen. We hebben zijn opvattingen gelegd naast mijn opvattingen. Ik neem hetgeen daar gebeurt, net als de Nationaal Coördinator, zeer serieus en zie dat als aansporing om ervoor te zorgen dat bij het Centrum Veilig Wonen klantvriendelijk wordt opgetreden, dat men terechtkan bij de Nationaal Coördinator als dat nodig is en dat de weg naar de Onafhankelijke Raadsman overeind blijft. Ik vind het allerbelangrijkst dat we de oorzaak van de problemen aanpakken zoals ik net al een aantal keren heb beschreven. 

De heer Vos is ingegaan op de financiële aspecten van verschillende zaken. Daar heb ik al op gereageerd. Ik heb aangegeven wat we met de monitoring van de woningmarkt gaan doen. Ook ben ik ingegaan op de relatie tussen het Centraal Bureau voor de Statistiek en het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen, de pilot en de andere maatregelen. 

Ik meen dat ik hiermee de punten van de heer Vos heb behandeld. Daarmee zou ik dan mijn eerste termijn willen afsluiten. 

De voorzitter:

De heer Vos heeft ten slotte toch nog een vraag voor u, minister. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Mijn fractie is niet helemaal overtuigd door het betoog van de minister. Als je 51% meer klachten krijgt, zoals is geconstateerd door de Groningse gasombudsman Leendert Klaassen, is er daar lokaal echt iets aan de hand. Dat betekent dat de situatie niet goed is. De bestuurders van de Partij van de Arbeid, die ik regelmatig spreek, werken dag en nacht om de zorgen en klachten van mensen te adresseren. De Partij van de Arbeid heeft nu een eigen e-mailadres en een eigen site geopend. 

De voorzitter:

Zou u een vraag willen stellen aan de minister, mijnheer Vos? 

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Dit is de eerste keer sinds u hier zit dat u mij aan de interruptiemicrofoon ziet, dus nu wil ik gewoon mijn punt even rustig maken. Het is het enige punt dat ik ga maken, namelijk dat mensen in Groningen terechtkunnen op gaswinningsschade@pvda.nl. 

De voorzitter:

Ik verzoek u om een vraag te stellen aan de minister. Een interruptie is bedoeld om een vraag te stellen aan de minister. Als u een betoog wilt houden, bent u daartoe hartelijk uitgenodigd in uw tweede termijn. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Helder, voorzitter. Ik wil de minister vragen of hij nog eens heel zorgvuldig wil kijken naar de manier waarop de NAM opereert en of hij ervoor wil zorgen dat wij hier niet opnieuw een debat hoeven te voeren over mensen die in de problemen komen als gevolg van die schade of doordat hun woningen in waarde zijn gedaald, maar niet opgekocht kunnen worden. 

Minister Kamp:

Ik ben zeer bereid om alle ontwikkelingen in het gebied en alle actoren in het gebied nauwgezet te volgen. Ik vind namelijk dat er nog steeds sprake is van een ernstige problematiek die noodzakelijk, nodig en snel tot een oplossing moet worden gebracht en dat iedereen daaraan moet bijdragen. Het is mijn verantwoordelijkheid om dat te volgen, om te zien waar dingen tekortschieten en daar dan actie op te ondernemen. Die toezegging doe ik dus graag aan de heer Vos. 

De voorzitter:

Ik dank de minister van harte voor zijn uitgebreide beantwoording in een uitgebreide eerste termijn. Dat betekent dat we de tweede termijn wat korter moeten houden. De spreektijd bedraagt twee minuten per spreker. Als u veel moties wilt indienen, kunnen dat dus geen hele lange zijn. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik begin direct met mijn moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering om van de pilot koopinstrument een succes te maken door de uitvoering nauwgezet te monitoren, waar nodig te ondersteunen en indien nodig NAM aan te sporen tot verbreding en verdere financiering, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 259 (33529). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Rijksuniversiteit Groningen heeft berekend dat ruim 180.000 woningen in het bevingsgebied in Groningen in totaal bijna 1 miljard euro minder waard zijn geworden; 

overwegende dat de nu gehanteerde onderzoeksmethoden geen goede afspiegeling geven van de schade op de Groningse woningmarkt, bijvoorbeeld omdat de methoden gebaseerd zijn op de prijzen van woningen die daadwerkelijk verkocht zijn; 

overwegende dat het volgens het CBS belangrijk is voor de beleidspraktijk dat er diversiteit is van methoden van onafhankelijk onderzoek; 

verzoekt de regering, bij het bepalen van de waardedaling en het monitoren van de huizenmarkt in het aardbevingsgebied naast de onderzoeksmethode van het CBS gebruik te maken van de onderzoeksmethode als gebruikt door de Rijksuniversiteit Groningen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 260 (33529). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

In ieder geval dank ik de minister voor zijn antwoorden. Hij heeft een aantal toezeggingen gedaan en wij zijn blij dat wij meer zullen horen over dat ene loket voor de behandeling van de Mijnbouwwet, dat die brief naar ons toe komt. Ook over de openheid over de contracten zijn wij content, maar onze motie gaat nog iets verder. Ik houd deze dus ingediend. De minister heeft laten weten wat de schattingen van de NAM zijn voor de versterking van de inspecties. Wij zijn benieuwd of die schattingen een-op-een oplopen met de schattingen van de Nationaal Coördinator Groningen. 

Ten slotte het structurele geld ten behoeve van Groningen. In de Voorjaarsnota staat een bedrag van 244 miljoen euro, waarvan in ieder geval in 2016 al 98 miljoen euro nodig is. Het is een bedrag voor 2024, dus ik vraag deze minister of dat voldoende is voor 2024. Of zouden we daar structureler naar moeten kijken? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook ik dank de minister voor zijn beantwoording van alle vragen. Vanwege de tijd zal ik meteen mijn moties indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de voorzitter van de Commissie van Toezicht Centrum Veilig Wonen concludeert dat het Centrum Veilig Wonen op grotere afstand moet komen te staan van de NAM; 

verzoekt de regering, voorstellen te doen om het Centrum Veilig Wonen op grotere afstand te plaatsen van de NAM, zodat schadebeoordeling en schadeafhandeling op een onafhankelijke manier plaatsvinden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Smaling en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 261 (33529). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit de samenwerkingsovereenkomst tussen de Nationaal Coördinator Groningen, de NAM en het ministerie van Economische Zaken blijkt dat de NAM het jaarplan van de Nationaal Coördinator Groningen moet goedkeuren; 

van mening dat het wenselijk is dat de Nationaal Coördinator Groningen bij plannen voor versterking onafhankelijker kan opereren van de NAM; 

verzoekt de regering, de Nationaal Coördinator Groningen een onafhankelijker positie te geven van de NAM, onder meer via aanpassing van de samenwerkingsovereenkomst, en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Smaling, Van Veldhoven en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 262 (33529). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat waarheidsvinding essentieel is met het oog op het werken aan herstel van vertrouwen voor de Groningers; 

overwegende dat het nodig is dat de Tweede Kamer zich een diepgaand inzicht verwerft in de vraag hoe het gasgebouw vanaf 1963 heeft gefunctioneerd, hoe is omgegaan met risico's en veiligheid van burgers, hoe de politieke besluitvorming is verlopen en wat de invloed en belangen van particuliere bedrijven zijn; 

overwegende dat dit inzicht onder andere nodig is om met het oog op de toekomst de juiste maatregelen te treffen en om daaruit lessen voor de toekomst te kunnen trekken; 

van mening dat een parlementaire enquête niet mag leiden tot vertraging in schadeherstel of vertraging in het tegengaan van risico's op aardbevingen en mijnbouwschade; 

spreekt uit dat een parlementaire enquête naar de gaswinning in Groningen dient plaats te vinden; 

verzoekt het Presidium, voorstellen te doen over de opzet en de vorm van het onderzoek, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 263 (33529). 

De voorzitter:

Hartelijk dank. De heer Wassenberg laat zich verontschuldigen en daarom geef ik nu het woord aan de heer Bosman namens de VVD. 

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Anderhalf jaar geleden kreeg ik de stoomcursus "woordvoerder gaswinning" en ik kan mij nog herinneren dat de situatie in de Kamer toen soms wat anders was. Het was wat grimmiger en wat steviger. Als je nu ziet hoe wij proberen gezamenlijk op te trekken om het voor de inwoners van Groningen beter te maken, dan mag je constateren dat wij in die anderhalf jaar heel ver zijn gekomen. 

Ik wil de minister danken voor zijn antwoorden, want ook daaruit blijkt een positieve insteek en de ambitie om het voor Groningen beter te maken. Zo is de transparantie bij de schadeafhandeling zonder geheimhoudingsclausule als initiatief vanuit de NAM zelf als positief aan te merken. Het onderzoeken van de rol van de Nationaal Coördinator Groningen bij het Centrum Veilig Wonen is ook zeer positief. De toezegging over de rechtsbijstand in de brief — daarover bestaan de nodige zorgen— en de verduidelijking daarover is ook heel positief. Het geld voor de scholen en het toekomstbestendig maken van de scholen is een heel belangrijk plan, want het gaat om de toekomst van de kinderen en de veiligheid van de kinderen van Groningen. Ik ben heel blij met de waardervermeerderingsregeling. Volgens mij is iedereen in deze Kamer daar blij mee, want het ging hierbij om een breed gedragen initiatief. Ik ben ook heel blij met de economische ontwikkeling en innovatie die in Groningen kan plaatsvinden. Ik noem de Economic Board Groningen, de verduurzaming, de nul-op-de-meterwoningen en al die andere zaken die van Groningen ook een provincie met kansen maken. Ik dank de minister ook voor de grote aandacht voor de monumenten. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. De SP-fractie heeft een aantal moties meeondertekenen. Ik hoor graag nog een reactie van de minister op de motie die het lid Bashir heeft ingediend tijdens het debat dat met staatssecretaris Wiebes is gevoerd over de btw-kwestie. 

Ik dien volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat het gesteggel over wat nu wel en niet aardbevingsgerelateerde schade is, een gebed zonder einde dreigt te worden; 

van mening dat er sprake is van drie heterogene lagen, namelijk: 

  • -de ondergrond met zijn verschillende en in dikte variërende geologische afzettingen; 

  • -de bovenste meters met grote verschillen in percentages zand, klei en veen, waarin gefundeerd is, dijken zijn gelegd en leidingen liggen; 

  • -de huizen en andere gebouwen boven het maaiveld en wegen, kanalen en sloten; 

van mening dat de causaliteit verder gecompliceerd wordt door feedbackmechanismen, dat wil zeggen dat de impact van een aardbeving als gevolg van gaswinning mede wordt bepaald door bodemdaling en grondwaterpeilverlaging in het verleden, de keuze voor bouw op terpen of op sterk zwellende kleien, en de keuze voor het type fundering; 

verzoekt de regering, deze impasse te laten doorbreken door een onafhankelijk, internationaal team van geologen, fysisch geografen, bodemkundigen, hydrologen en geostatistici een oordeel over deze kwestie te laten vellen, indien de thans lopende "validatie" geen helderheid verschaft, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 264 (33529). 

De heer Smaling (SP):

Ik heb erg mijn best gedaan op deze motie, voorzitter. Dat was toch wel te horen, hè? 

De voorzitter:

We hebben netjes meegeschreven, mijnheer Smaling. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. De minister zei net dat hij bereid is om een update te doen van de aanbevelingen uit het onderzoek van de OVV in de periode tot 2012. Ik heb een motie waarin wordt verzocht om dit ook tot nu te actualiseren. Daaruit moet blijken of de Groningers nu wél veilig zijn. Staat het belang van de veiligheid van de Groningers voorop? 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het nu vier jaar na de grote beving in Huizinge is; 

overwegende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid in 2013 een gezaghebbend rapport heeft gepubliceerd met aanbevelingen om de besluitvorming over gaswinning in Groningen te verbeteren en het vertrouwen tussen burger en overheid te herstellen; 

verzoekt de regering, de Onderzoeksraad Voor Veiligheid in overweging te geven een actualisering te doen op het rapport Aardbevingsrisico's in Groningen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Dik-Faber, Wassenberg, Van Veldhoven en Klever. 

Zij krijgt nr. 265 (33529). 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb ook nog een tweede motie. Mijn doel daarmee is eigenlijk, de Nationaal Coördinator Groningen wat financiële armslag te geven voor mensen die in bijzondere omstandigheden verkeren. Ik noem als voorbeeld die mijnheer wiens huis op een gegeven moment gesloopt was. Zijn hypotheek was afbetaald, maar hij stond op straat zonder geld. Alle instanties zeiden: wij willen eigenlijk wel helpen, maar deze mijnheer past niet in een van de regelingen. Ik wil dus eigenlijk een potje voor de categorie "overig". 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de meeste kleine schades snel en goed worden opgelost; 

overwegende dat een kleine groep van gedupeerden van mijnbouwschade vastloopt en behoefte heeft aan verdere ondersteuning; 

verzoekt de regering, middelen beschikbaar te maken waarmee de Nationaal Coördinator Groningen gedupeerden in bijzondere omstandigheden van mijnbouwschade kan bijstaan met zaken als schade-expertise, juridische of financiële bijstand, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Dik-Faber, Smaling en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 266 (33529). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn antwoorden en zijn toezeggingen op een behoorlijk aantal punten. Met name met de toezegging over de scholen en met wat er voor de monumenten wordt gedaan ben ik heel blij. Ik denk dat we op die vlakken belangrijke stappen zetten. 

Ik dien een aantal moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat alle Groningers recht hebben op een snelle oplossing; 

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat ook "oude gevallen" kunnen verzoeken om hun zaak te laten behandelen door de arbiter, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Van Tongeren, Dik-Faber, Agnes Mulder, Wassenberg en Klever. 

Zij krijgt nr. 267 (33529). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat schades soms meervoudige oorzaken hebben of onder verschillende regelingen vallen, en dat mensen daardoor veel tijd kwijt zijn in contact met allerlei instanties; 

verzoekt de regering om er met de Nationaal Coördinator Groningen voor te zorgen dat alle mensen met schade uiterlijk in september 2016 bij één loket terechtkunnen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Van Tongeren, Dik-Faber en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 268 (33529). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering om er met de Nationaal Coördinator Groningen voor te zorgen dat niet alleen bij huizen binnen, maar ook bij huizen buiten de contourenkaarten de schade wordt opgenomen, zodat snel uitsluitsel kan worden gegeven over de oorzaak en de aanpak van de schade, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Van Tongeren, Dik-Faber, Wassenberg en Klever. 

Zij krijgt nr. 269 (33529). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Laat ik bij die motie opmerken dat alleen het opnemen van de schade natuurlijk nog niet betekent dat alle schade daarna automatisch door bijvoorbeeld de NAM vergoed moet worden. Daarna komt de bepaling wie verantwoordelijk is voor welke schade. Het is echter wel belangrijk om snel een beeld te hebben om ervoor te zorgen dat mensen niet in een onveilige situatie in een huis zitten zonder dat zij dat weten. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering om met de Nationaal Coördinator Groningen te verkennen hoe meer directe aansturing van het Centrum Veilig Wonen door de Nationaal Coördinator Groningen zou kunnen bijdragen aan versnelling in het bieden van oplossingen aan Groningers; 

verzoekt de regering tevens om daarbij te onderzoeken of het Centrum Veilig Wonen de afhandeling van zaken kan versnellen door bij de financiële afhandeling van schades achteraf verantwoording af te leggen, in plaats van steeds vooraf akkoord te moeten vragen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Van Tongeren en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 270 (33529). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik realiseer mij dat één motie lijkt op een motie die is ingediend door de ChristenUnie. Wij kunnen kijken of wij die later in elkaar kunnen schuiven. 

De voorzitter:

Dat lijkt mij een goed idee. 

Mevrouw Klever (PVV):

Voorzitter. Deze minister schetst een heel ander en veel positiever beeld van de situatie in Groningen dan wat blijkt uit diverse rapportages die naar ons toe gekomen zijn van onder andere de commissie van toezicht, de onafhankelijk raadsman, de Groninger Bodem Beweging, Vereniging Eigen Huis en Rijksuniversiteit Groningen en uit de vele mails van bewoners. Ik heb daarom de volgende twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er een uitkoopregeling is ingesteld die zich beperkt tot 50 woningen; 

overwegende dat bewoners daarbij 95% van de huidige taxatiewaarde vergoed krijgen van hun beschadigde woning; 

van mening dat de vergoeding uitgekeerd moet worden tegen de waarde van de woning voordat er aardbevingsschade optrad en dat de WOZ-waarde van 1 januari 2012 daar het beste aan voldoet; 

verzoekt de regering om bij de uitkoopregeling woningen op te kopen tegen tenminste 95% van de WOZ-waarde per 1 januari 2012 en de beperking van de omvang van de regeling op te heffen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klever, Van Tongeren en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 271 (33529). 

Mevrouw Klever (PVV):

Ik hoop op steun van de PvdA-fractie voor deze motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat kleine schades over het algemeen snel verholpen worden maar dat de afhandeling van grote complexe schades maanden tot wel jaren op zich laat wachten; 

overwegende dat het aantal afgehandelde schades hierdoor op papier hoog lijkt maar dat de afhandeling in werkelijkheid van veelal grote schades bij duizenden mensen op de plank blijft liggen; 

overwegende dat psychische en fysieke klachten zich juist voordoen bij mensen die geconfronteerd zijn met grote schades; 

verzoekt de regering om de complexe schadegevallen even snel te herstellen als alle andere schadegevallen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klever, Van Tongeren, Van Veldhoven, Agnes Mulder en Dik-Faber. 

Zij krijgt nr. 272 (33529). 

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor de hem kenmerkende zorgvuldige wijze waarop hij is ingegaan op de vragen van de zijde van de Kamer. Ik wil hem ook bedanken voor de toezegging om nog eens heel goed te kijken naar de manier waarop we spreken over schade door bodembeweging als gevolg van mijnbouwinstallaties en de exploitatie daarvan. Ik wil hem ook bedanken voor de toezegging dat hij nog eens goed wil kijken naar de wijze waarop de NAM en andere belanghebbenden in het gebied de bewoners tegemoetkomen bij de afhandeling van schade. 

Namens mijn fractie dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Raad van Arbiters Aardbevingsschade is ingesteld als (voor de NAM) bindende geschillencommissie voor schadegevallen waarin een meningsverschil is over het causale verband tussen de schade en de gaswinning; 

overwegende dat er in voorkomende gevallen een relatie is tussen gaswinning, bodemdaling, waterstanden en schade in de zin van artikel 177 van Boek 6 van het BW; 

overwegende dat er daardoor ook schadegevallen zijn waarin de schade voor een deel of louter terug te voeren is op de waterstanden, waarop de waterschappen invloed hebben; 

overwegende dat de Raad van Arbiters Aardbevingsschade alleen een effectieve en complete geschillencommissie kan zijn als ook de waterschappen zich committeren aan de uitspraken van de Raad van Arbiters Aardbevingsschade, inclusief uit te betalen schadevergoedingen; 

verzoekt de minister om in overleg te treden met de waterschappen, teneinde deze te committeren aan de uitspraken van de Raad van Arbiters Aardbevingsschade, en hierover te rapporteren aan de Kamer voor 1 september 2016, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jan Vos en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 273 (33529). 

Hartelijk dank. De heer Bosman heeft een vraag. 

De heer Bosman (VVD):

Nee, een punt van orde. 

De voorzitter:

Een punt van orde zelfs. 

De heer Bosman (VVD):

De heer Smaling heeft gevraagd om een beoordeling van de motie van de heer Bashir. Er ligt ook een motie-Omtzigt/Agnes Mulder van het CDA. Kan de minister deze ook meenemen in de beoordeling? 

De voorzitter:

Dat is een verzoek van de heer Bosman. Dat laat ik aan de minister. De minister heeft verzocht om een schorsing om enkele dingen uit te kunnen zoeken. 

De vergadering wordt van 17.23 uur tot 17.45 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik heet de minister weer van harte welkom. Ik geef hem graag, en alleen hem, het woord. Mevrouw Van Tongeren, ik geef alleen de minister het woord. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Zo hoor ik het graag. Mevrouw Mulder begon met een motie waarin zij de regering vraagt om de pilots tot een succes te maken door de uitvoering nauwkeurig te monitoren. Zij vroeg meteen ook om te ondersteunen waar nodig en om de NAM aan te sporen om over te gaan tot verbreding en verdere financiering. De pilot is opgezet om te leren wat de beste aanpak is om de problemen op te lossen. Hij loopt op dit moment al, de aanmeldingsperiode is al gesloten. Ik kan de pilot nu niet meer veranderen. We hebben hem al gepubliceerd en zijn ermee aan het werk. Ik wil eerst de pilot uitvoeren en daarna erover spreken. Zodra het mogelijk is, zal ik de uitkomsten met de Kamer delen. Ik zal de conclusies verbinden aan hoe ik het zie en er vervolgens met de Kamer over spreken. Dan kunnen we kijken hoe we ermee doorgaan. Op dit moment moet ik de pilot afmaken en kan ik daar geen wijzigingen meer in aanbrengen. Vandaar dat ik de motie op stuk nr. 259 van mevrouw Mulder ontraad. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik kan mij die redenering van de minister best voorstellen. Het gaat mij eigenlijk om de financiering. In het rapport van de Nationaal Coördinator Groningen staat dat de Nationaal Coördinator selectiecriteria gaat aanleggen, als men met die 10 miljoen euro tekort komt. Mijn punt is dat hij op dat moment aan de bel zou moeten trekken bij zowel de minister als de NAM om te kijken of zij het geld dat extra nodig is voor de pilot, beschikbaar kunnen stellen. Het moet niet om zo zijn dat het om die ene extra euro niet doorgaat. Dat is wat ik van de minister vraag. Die verbreding zou ik best uit de motie kunnen halen, maar de financiering vind ik een heel wezenlijk punt. Is dat iets waar de minister oren naar heeft? 

Minister Kamp:

Nee, omdat die selectie ook bij de pilot hoort. Iedereen die zijn huis langer dan een jaar te koop heeft staan, kon zich aanmelden. 800 Mensen hadden zich kunnen aanmelden. Een beperkt aantal heeft dat gedaan. Voor een deel waren dat mensen die buiten het gebied een huis willen en voor een deel mensen die binnen het gebied een ander huis willen. Er wordt echt gekeken hoe je op grond van die aanmeldingen met het beschikbare budget een goede selectie kunt maken. Vervolgens wordt gekeken hoe het in de praktijk werkt. Daar kun je conclusies uit trekken, waarna anderen misschien ook weer in beeld komen. Ik denk dat wij het daar echt bij moeten laten. Op een gegeven moment moet je ook door. We hebben een pilot opgezet, ik heb dat al eerder met de Kamer gewisseld. We hebben een bedrag beschikbaar gesteld en de pilot gepubliceerd. Ik wil hem nu gaan uitvoeren en geen dingetjes meer gaan veranderen. Ik ontraad de motie. 

De motie-Mulder/Dik-Faber op stuk nr. 260 gaat over het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. Ze stelt dat de dingen die uit het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen naar voren zijn gekomen, eigenlijk door het CBS bij zijn werk betrokken moeten worden. Ik denk dat het inderdaad nuttig is als het CBS bij zijn werk rekening houdt met het werk dat is gedaan door de Rijksuniversiteit Groningen. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. 

Aan de motie op stuk nr. 261 kom ik nog niet toe, want ik moet eerst op twee andere punten van mevrouw Mulder ingaan. Zij vroeg naar de inspecties. Ze vroeg hoe die zich verhouden, wat de inschattingen zijn van anderen en wat de inschatting is voor wat er allemaal moet gebeuren voor de versterking van de Nationaal Coördinator Groningen. De Nationaal Coördinator Groningen heeft nog geen opvatting over wat er moet gebeuren. Hij heeft een omvangrijk onderzoeksprogramma opgezet dat hij momenteel met alle betrokkenen bespreekt. In de eerste plaats gaat dat om de mensen om wier huis het gaat. Dat is nu gaande. Daarna zal hij er een opvatting over hebben en zullen wij gaan kijken hoe dat zich allemaal tot elkaar verhoudt. Voor mij is doorslaggevend waar de Nationaal Coördinator mee komt. Ik denk dat mevrouw Mulder en ik daar geen verschil van opvatting over hebben. 

Mevrouw Mulder vroeg of het budget voor de Nationaal Coördinator voldoende is tot 2024. We hebben een organisatie opgezet en ook geld beschikbaar gesteld voor een uitbreiding. We hebben ook financiering geregeld voor een aantal dingen daaromheen waar hij belang bij heeft. Ik heb de overtuiging dat op een redelijke wijze tegemoetgekomen is aan dat wat de Nationaal Coördinator wil en moet doen. Daar is geld voor beschikbaar. Mochten zich daarin ontwikkelingen voordoen, dan zal ik daar altijd naar kijken. 

In de motie-Dik-Faber c.s. op stuk nr. 261 wordt de regering gevraagd om voorstellen te doen om het Centrum Veilig Wonen op grotere afstand te zetten. Het Centrum Veilig Wonen staat op afstand. Het heeft de gelegenheid om de schadegevallen af te wikkelen, tenzij het om grotere schades gaat. Die kunnen zich in allerlei vormen voordoen. Dan is het logisch dat degene die de uitkomst moet dragen, daar zelf betrokkenheid bij heeft. Ik vind de betrokkenheid die de NAM heeft bij het Centrum Veilig Wonen redelijk, zeker met het toezicht dat de Nationaal Coördinator daarop gaat houden en gegeven de ruimte die het Centrum Veilig Wonen op dit moment heeft om zaken af te wikkelen. Je ziet in de praktijk dat dit ook goed werkt. Ik ontraad deze motie daarom. 

In de motie op stuk nr. 262 geeft mevrouw Dik-Faber aan dat de Nationaal Coördinator onafhankelijk moet zijn van de NAM. De Nationaal Coördinator is natuurlijk onafhankelijk van de NAM. Hij werkt voor ons, voor mij. Hij leidt een overheidsdienst die uit verschillende bestuurslagen bestaat: gemeenten, de provincie en het Rijk met verschillende ministeries. Het meerjarenprogramma van de Nationaal Coördinator met alles wat daarin zit, behoeft geen goedkeuring van de NAM. Er is natuurlijk wel over gesproken en er zal ook over blijven worden gesproken met de NAM, omdat die daar financieel en op andere wijzen bij betrokken is. De Nationaal Coördinator zal dus voortdurend overleg hebben met de NAM, maar hij doet dat vanuit zijn eigen positie. 

Ook de kosten van het versterkingsprogramma moeten worden gedragen door de NAM. Die moet daar verantwoording over afleggen en mag dus ook een opvatting hebben over het versterkingsprogramma. Er moet dus sprake zijn van een normale wisselwerking tussen de Nationaal Coördinator en de NAM. Dat betekent dat deze motie met betrekking tot die onafhankelijke positie geen meerwaarde heeft. Ik ontraad de motie daarom. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik kom toch even terug op de motie over de positie van de Nationaal Coördinator Groningen. Ik kan mij voorstellen dat de NAM, als die inderdaad moet betalen, bijvoorbeeld een gesprek voert of een adviserende rol heeft. Maar in het addendum bij de samenwerkingsovereenkomst staat echt heel letterlijk: de Nationaal Coördinator Groningen stelt een conceptjaarplan op en legt dat voor aan de financiers, waaronder de NAM, ter goedkeuring. De voorstellen komen dus van de Nationaal Coördinator en degene die het goedkeurt is de NAM. Dat is toch de wereld op zijn kop? Dan is toch niet de inhoud maar het geld leidend? 

Minister Kamp:

De Nationaal Coördinator stelt het meerjarenprogramma op. Het gaat erom wat het kabinet daarvan vindt, wat de gemeenten daarvan vinden en wat de provincie daarvan vindt. Maar onderdelen van dat programma hebben directe financiële effecten op de NAM. Dat betekent dat de NAM daar een opvatting over moet hebben. Wil je alle dingen die de Nationaal Coördinator zich voorneemt kunnen uitvoeren, dan is het heel makkelijk als je daar in een vroeg stadium, bij het opstellen van het programma, al afspraken over hebt kunnen maken in plaats van dat je later opnieuw het overleg daarover moet aangaan. Op die manier moet u dat lezen. Het is niet zo dat de Nationaal Coördinator een ondergeschikte is van de NAM. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Er staat gewoon letterlijk dat de NAM de jaarplannen van de Nationaal Coördinator goedkeurt. Nogmaals, we willen allebei dat de Nationaal Coördinator onafhankelijk opereert. Laat daar dan geen discussie over zijn en pas die samenwerkingsovereenkomst aan zodat de inhoud leidend is, de coördinator kan doen wat gedaan moet worden en de financiering dan volgt. 

Minister Kamp:

Ik ben van plan om naar aanleiding van wat mevrouw Dik-Faber heeft opgemerkt, te bekijken of de gekozen formuleringen de bedoeling helemaal dekken. Zo niet, dan zullen we daarin verbetering moeten aanbrengen. Ik heb net aangegeven hoe ik het zie, op welke manier we handelen, hoe ik de betrokkenheid van de NAM zie en dat ik het functioneel vind dat, als zij in een vroeg stadium erbij betrokken zijn, er financiële duidelijkheid over is en de Nationaal Coördinator op grond daarvan zijn werk kan doen. Dat vind ik een normale wisselwerking tussen de Nationaal Coördinator en de NAM. Ik zal bekijken of de gekozen formuleringen de formuleringen zijn waaraan we in de toekomst vast moeten houden. Hoe die formuleringen ook zijn, we passen het toe zoals ik net heb toegelicht. 

In de motie-Dik-Faber/Wassenberg op stuk nr. 263 wordt gevraagd om een parlementaire enquête. Daar ga ik niet over. Ik laat het graag aan de Kamer om daar een opvatting over te hebben. 

De heer Bosman heeft een aantal positieve punten opgenoemd. Ik ben blij dat hij dat gedaan heeft, omdat we met z'n allen bezig zijn om dingen voor elkaar te krijgen. We hebben ook al veel voor elkaar gekregen met elkaar. Het is goed als we ons daarvan bewust zijn. 

De heer Bosman heeft gezegd dat voor Groningen een toekomst gloort omdat al die dingen worden aangepakt. De aardgaswinning wordt verminderd, er komen bedragen voor allerlei doelen beschikbaar, het wordt een proeftuin voor de 5G-toepassing, het chemiecluster is versterkt, de Economic Board heeft geld gekregen en we zijn met nul op de meter bezig in het gebied. Dan heb ik het nog niet eens over de scholen gehad; wat er gebeurt met de scholen is uniek. Er zijn een heleboel dingen gaande in Groningen die perspectief en positief vooruitzicht geven voor het gebied. Daar heeft gebied alle recht op, gelet op wat er allemaal is gebeurd. 

De heer Bosman heeft mij gevraagd om te reageren op de motie-Omtzigt, waarin de regering wordt verzocht om er zorg voor te dragen dat de Kamer inzicht krijgt in geheime vaststellingsovereenkomsten, dat er geen geheime vaststellingsovereenkomsten gesloten mogen worden, dat de mensen daar niet aan gehouden mogen worden en dat de Kamer daar voor 1 september over geïnformeerd moet worden. Ik heb al gezegd dat voor zover die overeenkomsten er zijn, de NAM zich daaraan houdt, maar dat de mensen vrij zijn om daarover te communiceren. Er worden inderdaad geen nieuwe overeenkomsten meer afgesloten met die bepaling, behalve als de mensen dat zelf willen vanwege hun privacy. In die gevallen is de NAM bereid om die bepaling toch op te nemen. Ik denk dat ik daar nu al volledige duidelijkheid over gegeven heb, waarmee ook al aan de bedoeling van deze motie is tegemoetgekomen. 

De heer Smaling heeft mij gevraagd om een reactie op de motie-Bashir. In die motie staat dat de afhandeling van de schade door de NAM op afstand is gezet bij het Centrum Veilig Wonen, maar dat de NAM daar nog steeds te veel invloed op heeft. In de motie staat verder dat ervoor gezorgd moet worden dat de NAM de schadebedragen betaalt zonder verdere bemoeienis en dat die op de rekening van de gedupeerden moeten worden gestort. Een bewoner met schade heeft sowieso altijd het recht om deze te laten uitbetalen en om het herstel zelf te organiseren. Ik heb al gezegd dat ik heel graag zou zien dat als er schade is, die direct aangepakt wordt, of in opdracht van het Centrum Veilig Wonen of in opdracht van degene die de schade lijdt. Dat is heel goed voor de kwaliteit van de woningen. Het is heel goed om die zaak af te wikkelen. Het is ook heel goed om alle mensen die in de aannemerswereld klaarstaan, aan de slag te laten gaan. Maar uiteindelijk hebben de mensen er recht op dat de schade vergoed wordt. Over de vorm beslissen zij uiteindelijk zelf. Wat de achterliggende oorzaken zijn van de huidige situatie, wil de Nationaal Coördinator laten onderzoeken, maar het recht op schadevergoeding is iets wat nog altijd bovenaan staat. Het Centrum Veilig Wonen, ikzelf en de Nationaal Coördinator spannen zich volop in om ervoor te zorgen dat het schadeherstel zo veel mogelijk snel en adequaat plaatsvindt, omdat dit voor de veiligheid in het gebied en van de mensen in hun woningen van het grootste belang is. Om die reden ontraad ik deze motie, waarin andere dingen worden gevraagd. 

De heer Smaling (SP):

Ik zou wel graag antwoord willen van de minister op de vraag of de NAM misschien de wet overtreedt door die vaststellingsovereenkomst zo vorm te geven dat het lage btw-tarief kan gelden of dat er btw teruggevraagd kan worden. Kan de minister mij verzekeren dat dit niet zo zal zijn bij het herstel van het Groninger Forum, bij scholen, of wat er allemaal nog aankomt? 

Minister Kamp:

Bij de rekeningen die op naam van de NAM worden gesteld, kan de NAM daarnaar handelen wat betreft de btw-rechten. Rekeningen die op naam van een ander staan, staan op naam van die ander en dan moet de ander bij de Belastingdienst de dingen doen die gedaan moeten worden. We hebben die dingen strikt gescheiden. Ik heb al gezegd dat de NAM bij de btw-aangifte geen bedragen heeft afgetrokken die discutabel zijn. In de toekomst is men ook niet van plan om rekeningen op een andere naam te laten zetten en zelf in behandeling te nemen. Wat voor hen is, laten zij op hun eigen naam zetten. Ik denk dat we die problematiek daarmee opgelost hebben. 

De heer Smaling kwam ook met een motie op stuk nr. 264, waarin staat dat er een onafhankelijk team van deskundigen moet komen om de impasse te doorbreken. Ik denk dat dit verzoek van de heer Smaling overeenkomt met de aanbeveling van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid dat er een apart kennisprogramma moet worden opgezet om de effecten van de mijnbouw te kunnen beoordelen. Het moet niet zo zijn dat die deskundigheid allemaal bij de NAM is, of dat de NAM deskundigheid moet inschakelen, maar deze moet ook onafhankelijk van de NAM worden opgezet. Ik ben van plan om de Kamer voor 29 juni te informeren over de opzet van dat kennisprogramma. Ik stel voor dat de heer Smaling bekijkt of wat ik daar doe, in overeenstemming is met wat hij wenst en om deze motie zo lang aan te houden. Mocht dat niet naar zijn zin zijn, dan kunnen we daar bij een volgende gelegenheid opnieuw over spreken. 

De heer Smaling (SP):

Dat is prima. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn motie (33529, nr. 264) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Kamp:

In de motie van mevrouw Van Tongeren c.s. op stuk nr. 265 wordt aan de regering gevraagd om in overweging te nemen om een actualisering te laten doen door de Onderzoeksraad Voor Veiligheid van hun rapport over aardbevingsrisico's in Groningen. Ik begrijp uit de toelichting dat de bedoeling is om deze betrekking te laten hebben op de periode na 2012, met de vraag of sinds 2012 de veiligheid van de mensen in Groningen wel vooropstaat. Ik ben druk bezig om die aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid te implementeren, onder andere via een wijziging van de Mijnbouwwet. Ik ben van plan om de Kamer voor het eind van het jaar te informeren over die implementatie. We hebben er al over gesproken. Iedereen ziet dat op dit moment de veiligheid vooropstaat. Daar wordt helemaal op gestuurd. Wij zijn druk bezig om die aanbevelingen te implementeren. Om die reden vind ik het niet nuttig om te vragen om weer een nieuw onderzoek te starten. Volgens mij heeft dat geen meerwaarde. Daarom ben ik zo vrij om de motie op stuk nr. 265 te ontraden. 

In de motie-Van Tongeren c.s. op stuk nr. 266 wordt de regering gevraagd om middelen beschikbaar te maken waarmee de Nationaal Coördinator Groningen gedupeerden in bijzondere omstandigheden kan bijstaan met zaken als schade-expertise en juridische en financiële bijstand. We moeten ons realiseren dat ik nu gezegd heb dat een rechtsbijstandsverzekering wel afgesloten kan worden. Het gaat erom dat er mensen zijn die geen rechtsbijstandsverzekering hebben afgesloten, maar die toch die bijstand willen hebben, die kosten maken die dan op de een of andere manier door de Nationaal Coördinator gefinancierd moeten worden. Ik denk dat dit niet goed is. Het is ieders eigen verantwoordelijkheid. Wij hebben geregeld dat de schade-expertise gratis is, net als eventuele tweede schade-expertise. De kosten voor de arbiter worden niet in rekening gebracht. Ik denk dat wij dit goed geregeld hebben. Mensen die een rechtsbijstandverzekering hebben en toch nog naar de rechter willen gaan, kunnen zich op kosten van die verzekering laten bijstaan. Daarop een aanvulling plegen is niet wat ik wil doen. Ik heb tegen mevrouw Van Tongeren gezegd dat ik een brief naar de Kamer zal sturen waarin ik precies aangeef hoe het met de verzekeraars zit. Indien in de praktijk blijkt dat zich daarbij toch een problematiek voordoet, zal ik naar aanleiding daarvan bezien wat er nog eventueel gedaan moet worden. Dan kom ik daarop terug. Ik ga echter uit van de juistheid van de informatie die ik net aan de Kamer heb gegeven. Ik onderzoek het wel en ik schrijf de Kamer daarover. Wij zullen dan zien of er een reden is om nog wat te doen. Op dit moment ontraad ik de motie van mevrouw Van Tongeren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik denk bijvoorbeeld aan die mijnheer en zijn huis. Uiteindelijk heeft hij een overeenkomst getekend; zijn hypotheek is afbetaald en zijn huis is gesloopt. Hij stond op straat. Hij krijgt geen vervangende woonruimte meer. Allerlei instanties wilden hem helpen, maar hij paste in geen enkele categorie. Wat ik wil bewerkstelligen, is dat de Nationaal Coördinator een kleine mogelijkheid heeft om in zo'n geval onmiddellijk de portemonnee te trekken. Dit kan ook voorkomen bij mensen die wel degelijk een rechtsbijstandverzekering hebben, maar pas op het moment dat zij daarop aanspraak willen maken ontdekken dat dat helemaal niet kan. Zij hebben dat heel mooie proces dat de minister heeft geschetst doorlopen, maar het lukt niet. In Nederland mag iedereen naar de rechter stappen. Deze mensen dachten verzekerd te zijn, maar ontdekken op het moment suprême dat dit niet zo is. Daarom heb ik "in bijzondere omstandigheden" toegevoegd. Zou dat niet mogelijk moeten zijn? Het is alleen de bedoeling om de Nationaal Coördinator wat ruimte te geven die niet helemaal strak is ingekaderd. In onze mailbox raakt zo nu en dan een bericht verzeild van iemand over wie iedereen zegt dat hij geholpen moet worden, maar die net niet past in welke regeling dan ook. 

Minister Kamp:

Men heeft ook in Groningen natuurlijk een eigen verantwoordelijkheid. Die willen de Groningers ook, maar die wordt niet helemaal van hen overgenomen. Als er een taak ligt voor de gemeente, dan is de gemeente er om die taak vervullen. Is de huisvesting een probleem, dan is de woningcorporatie er om te helpen daarvoor een oplossing te vinden. De Nationaal Coördinator is er om dat te regisseren. Ik denk dat de verschillende verantwoordelijkheden duidelijk zijn. De Nationaal Coördinator kan regisseren. Het is niet nodig om daarvoor extra budget beschikbaar te stellen. Ik laat het dus bij het ontraden van deze motie. 

De voorzitter:

Heel kort. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De minister sluit de mogelijkheid dat iemand door de mazen van al deze regelingen valt, dus uit. De man over wie ik sprak, is in de dak- en thuislozenopvang terechtgekomen. 

Minister Kamp:

Ik kan niet uitsluiten dat er af en toe dingen misgaan in Groningen. In de Achterhoek en in andere delen van het land gaan ook af en toe dingen mis. Natuurlijk gebeurt dat. Het is niet zo dat wij voor alles bij voorbaat via de Nationaal Coördinator een oplossing kunnen vinden. Er is de eigen verantwoordelijkheid van de mensen, er is de verantwoordelijkheid van de gemeentebesturen en de gemeentelijke organisaties en er is de verantwoordelijkheid van de woningcorporaties. De coördinator kan regisseren als dat nodig is. Hij kan in zo'n geval ook contact opnemen met een woningcorporatie en ervoor zorgen dat er iets gebeurt. Ik denk dat dit bij hem in goede handen is en dat het niet nodig is om daarvoor via een motie een extra bedrag beschikbaar te stellen. 

In de motie van mevrouw Van Veldhoven c.s. op stuk nr. 267 wordt de regering verzocht ervoor te zorgen dat ook "oude gevallen", zoals ze in de motie worden genoemd, kunnen verzoeken hun zaak te laten behandelen door de arbiter. Het is niet onze bedoeling om oude zaken die nog slepen, weg te houden bij de arbiter. Wij hebben daar wel iets nieuws voor opgezet. Er zijn vijf arbiters. Zij zijn begonnen met de nieuwe zaken, de zaken van dit jaar. Zij kijken nu ook al naar de zaken uit de tweede helft van vorig jaar. Als er meer capaciteit beschikbaar komt, zullen zij ook oudere zaken kunnen afhandelen. Ik benader dat graag positief. Als mevrouw Van Veldhoven met mijn uitleg en met de gefaseerde aanpak van ook de oude gevallen kan instemmen, laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat kan ik zeker. Daarbij neem ik aan dat een eventueel heel urgent en complex geval onder die oude gevallen dan misschien voorrang kan krijgen. Ik denk dat dit zich in de praktijk allemaal zal uitwijzen. 

Minister Kamp:

Dank u wel. 

In haar motie op stuk nr. 268 vraagt mevrouw Van Veldhoven de regering om ervoor te zorgen dat via de Nationaal Coördinator alle mensen met schade uiterlijk in september 2016 bij één loket terechtkunnen. Wij moeten hierbij een onderscheid maken. Mensen met schadegevallen in Groningen kunnen terecht bij het Centrum Veilig Wonen of bij de Nationaal Coördinator Groningen. Voor hen is dit dus geregeld. Mevrouw Mulder heeft ook een aantal keren gesproken over dat ene loket, bedoeld als één punt waartoe men zich kan richten bij mijnbouwschade in het hele land. Ik heb mevrouw Mulder toegezegd dat ik voor 29 juni met een uitwerking kom. Ik stel voor dat mevrouw Van Veldhoven die uitwerking afwacht en dan bekijkt of die, gevoegd bij hetgeen ik heb gezegd over het Centrum Veilig Wonen en de Nationaal Coördinator, voldoende is. Ik stel haar daarom voor om deze motie aan te houden. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Als de minister in de brief die hij aan mevrouw Mulder heeft toegezegd ook kan ingaan op situaties waarin er schade is die deels voor rekening van het waterschap zou kunnen komen en we ervoor zorgen dat mensen dan niet van het kastje naar de muur worden gestuurd, houd ik deze motie graag aan. Ik wacht die brief dus af. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (33529, nr. 268) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Kamp:

In haar motie op stuk nr. 269 vraagt mevrouw Van Veldhoven de regering om er met de Nationaal Coördinator voor te zorgen dat niet alleen bij huizen binnen maar ook buiten de contourenkaart de schade wordt opgenomen, zodat er snel uitsluitsel kan worden gegeven. Ik heb in mijn eerste termijn de vraag die hierover ging met ja beantwoord, maar ik vind niet dat ik daarmee volledig recht heb gedaan aan de complexiteit van het geheel. Als iemand uit Walcheren een schade meldt, hoeft er natuurlijk niet iemand uit Groningen daarnaartoe te stormen. Ook kunnen niet alle gevallen over één kam worden geschoren. Er moet worden bekeken of er een redelijke relatie mogelijk is met de aardbevingen aldaar en of het redelijkerwijs gewenst is om daarnaar te gaan kijken. Op dit moment wordt nader uitgewerkt hoe dat in welk gebied en in welke gevallen moet worden gedaan. Ik heb al gezegd dat behalve het onderzoek ook de validatie een rol speelt. Ik denk dat het verstandig is om die hele problematiek van een antwoord te voorzien zodra die validatie beschikbaar is en de Nationaal Coördinator en ikzelf daaruit conclusies hebben kunnen trekken. Wij moeten dan ook op dit punt ingaan en ermee naar de Kamer komen. Voor de tweede keer geef ik mevrouw Van Veldhoven in overweging om haar motie aan te houden totdat we dit voorwerk hebben gedaan. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik denk dat iedereen wel begrijpt dat er van een redelijke relatie sprake moet zijn; ik deel die opvatting in ieder geval met de minister. Het is de vraag hoe die redelijke relatie nu wordt ingericht. Het lijkt alsof zo'n assessment nu alleen wordt gedaan als je binnen de contourenkaart valt. Ik snap ook dat de minister zegt dat hij nog met een contra-analyse bezig is en dat hij deze erbij wil betrekken voordat hij zijn definitieve besluit neemt. Misschien kunnen de minister en ik elkaar vinden als we zeggen dat we gewoon aan de slag gaan met de gevallen die inmiddels zijn geregistreerd en dat het definitieve besluit over hoe daarmee moet worden omgegaan, pas wordt genomen zodra die studie van de TU Delft beschikbaar is. Daar ging uiteindelijk ook een deel van het debat over. Op die manier laten we in de tussentijd niet alle mensen die zich nu nog registreren, zomaar wachten. Ik snap ook dat de minister al deze mensen niet tegelijkertijd kan helpen, maar laten we wel doorwerken aan de werkvoorraad die er nu ligt, om zo veel mogelijk mensen snel helderheid te kunnen geven. En als de minister dat rapport heeft, dan neemt hij zijn definitieve besluit over wat hij een redelijke relatie vindt. 

Minister Kamp:

Mevrouw Klever had het erover dat het om 3.300 gevallen zou gaan. Dat is niet zo; het zijn er minder dan de helft daarvan. Het gaat om 1.600-zoveel gevallen. Die zijn geregistreerd. Wij zijn ermee bezig. Arcadis is achter de rug. Er wordt druk gewerkt aan een validatie. Binnenkort komt het tot een conclusie. Dan wordt een en ander besproken en stellen wij vervolgens ons beleid vast. Zo doen wij het nu: registeren, ons op de validatie richten en daarna conclusies trekken. Het lijkt mij beter om dat vol te houden dan te zeggen: wij gaan nu al de mensen ernaartoe sturen om al die gevallen van schade op te nemen. Mijn voorkeur heeft het om het te doen zoals ik zojuist heb gezegd. Ik denk dat ik daarmee materieel recht doe aan wat mevrouw Van Veldhoven beoogt, dus ik geef haar nog een keer in overweging om deze motie aan te houden en mij er niet toe uit te lokken om de motie te ontraden. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Daar zou ik de minister natuurlijk nooit toe willen uitlokken, laat dat helder zijn. Maar ik weet ook dat de minister niet graag zou willen dat mensen onnodig lang wachten. Er zijn echt wel aanwijzingen dat, ondanks dat men net buiten de grens van de contourenkaart woont, er reden kan zijn om aan te nemen dat er toch aardbevingsschade is. Misschien een laatste poging: kan de minister nog eens vragen om een quickscan uit te voeren op de voorraad die er ligt, om te bezien of er in een aantal gevallen sprake is van een onveilige situatie? Het gaat er dan om dat de echte grensgevallen in de tussentijd worden geholpen. Niemand van ons wil dat mensen achteraf gezien een paar maanden in een onveilig huis bleken te zitten. Dat zijn de situaties waarvoor wij met elkaar de verantwoordelijkheid moeten nemen, voordat de minister zijn definitieve besluit vaststelt. 

Minister Kamp:

Laten wij ons goed realiseren waarover het gaat. Wij hebben een kaart gemaakt op grond waarvan wij kunnen vaststellen wat er allemaal aan aardbevingen is geweest en welk gebied door die aardbevingen is beïnvloed. Wij hebben daar vervolgens een ruimere uitleg aan gegeven. Nu gaat het om de schadegevallen die gemeld zijn buiten dat gebied. Er ligt een onderzoek van Arcadis waarin staat dat, als die schade het gevolg is van bodembeweging, er geen relatie is tussen die schade en de aardgaswinning. Ik heb op dit moment dus geen titel om te doen wat mevrouw Van Veldhoven vraag. Ik wil het ook niet afwijzen, omdat het onderzoek van Arcadis nog een validatie ondergaat. Ik wil liever niet tussen nu en het trekken van conclusies uit die validatie met quickscans of wijzigingen van beleid komen. Het is al ingewikkeld genoeg wat er allemaal moet gebeuren. Als er een grondig onderzoek plaatsvindt, vind ik het heel terecht dat je daar een validatie op loslaat van de Technische Universiteit Delft. Ik vind dat wij er heel zorgvuldig mee omgaan en ik vraag de Kamer, mij de gelegenheid te geven om dat zo af te ronden en niet tussentijds weer te gaan veranderen. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven kan aangeven of zij de motie wel of niet aanhoudt. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ga het nog even overwegen. 

Minister Kamp:

In de motie-Klever c.s. op stuk nr. 271 wordt de regering gevraagd, bij de uitkoopregeling woningen op te kopen tegen 95% van de WOZ-waarde per 1 januari 2012. Ik kan niet meer iets doen op het gebied van de uitkoopregeling. Het is een pilot, die al is gepubliceerd. De hele maand mei konden mensen zich daarvoor aanmelden. Er is een bepaalde uitwerking gegeven aan hoe dat er allemaal uit gaat zien. Het is allemaal al gebeurd en ik kan dat niet met terugwerkend kracht veranderen. Bovendien vind ik het niet goed om helemaal vanuit de WOZ-waarde te redeneren, omdat het natuurlijk ook zo kan zijn dat, als gevolg van heel lage rente en de aantrekkende economie, de waarde van de woning hoger is dan de WOZ-waarde op 1 januari 2012. Waarom moet je je dan op die WOZ-waarde richten? Ik denk dat het veel beter is om je op de waarde in het economisch verkeer te richten en daar 95% van te nemen. Ik heb aangegeven dat er gemiddeld nog tegen de 2% bij komt, wegens de waardeverminderingsregeling. Ik denk dat dit een goede regeling is, die ook in overeenstemming is met "Moerdijk". Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie. 

De voorzitter:

De minister is in zijn enthousiasme de motie-Van Veldhoven c.s. op stuk nr. 270 vergeten. 

Minister Kamp:

Dan ga ik terug naar de motie op stuk nr. 270, voorzitter, met mijn verontschuldiging. Daarin wordt de regering verzocht om te onderzoeken of het Centrum Veilig Wonen de afhandeling van zaken kan versnellen door achteraf verantwoording af te leggen, in plaats van steeds vooraf akkoord te moeten vragen. Er hoeft niet steeds vooraf akkoord worden gevraagd. Het Centrum Veilig Wonen heeft de mogelijkheid om veel zaken af te doen. Dan gaat het om zaken waar bijzondere financiële consequenties aan verbonden zijn. Ik vind het dan redelijk om daarover overleg te voeren met degene die de rekening moet betalen. In de huidige werkwijze hebben ze de ruimte, want ze zijn op afstand geplaatst. Ik heb over het toezicht al het nodige gezegd, evenals over de mogelijkheden die zij hebben om los van de NAM zelf hun werk te doen en hun zaken helemaal af te handelen. Dat lijkt mij voldoende en om die reden vraag ik mevrouw Van Veldhoven niet om haar motie aan te houden, maar moet ik de motie ontraden. 

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Van Veldhoven! 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is een punt in het rapport van de Commissie van Toezicht op het Centrum Veilig Wonen. De commissie is van mening dat op dit punt versnelling en verbetering mogelijk is. Ik kan me nog voorstellen dat er een plafond is waarboven er overleg moet plaatsvinden, maar blijkbaar is de commissie van mening dat dit plafond niet op het juiste niveau ligt. Is de minister bereid om nog eens naar dat plafond te kijken en de Kamer daarover te rapporteren? Dan zou ik die motie kunnen aanhouden tot we die analyse van de minister krijgen. 

Minister Kamp:

Ik zal doen wat mevrouw Van Veldhoven vraagt en ik zal er bij de volgende kwartaalrapportage van de Nationaal Coördinator ook op ingaan. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wanneer mogen wij die ontvangen? 

Minister Kamp:

Dat weet ik zo niet, maar bij de eerstvolgende kwartaalrapportage van de Nationaal Coördinator zal ik dat doen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Prima. Dan houd ik deze motie aan. Ik neem aan dat dit net na de zomer zal zijn. Dan hebben we vast weer een debat met elkaar. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (33529, nr. 270) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Kamp:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 272 van mevrouw Klever c.s., waarin zij vraagt om complexe schadegevallen even snel te herstellen als andere schadegevallen. Dat kan niet; bij een complex schadegeval moeten bijzondere onderzoeken worden gedaan en moet er meer over gesproken worden. We hebben inmiddels een heel korte periode voor de gemiddelde afhandeling van zaken bij het Centrum Veilig Wonen. Daar waar vertraging ontstaat, wordt die veroorzaakt doordat mensen niet snel reageren als zij eenmaal een aanbieding hebben gekregen, maar die geruime tijd laten liggen. De complexe schadegevallen kunnen nooit helemaal gelijk worden behandeld met andere schadegevallen. Om die reden moet ik de motie op stuk nr. 272 ontraden. 

De motie op stuk nr. 273 is van de heer Vos en medeondertekend door mevrouw Van Veldhoven. Daarin wordt gesteld dat de waterschappen ook betrokken moeten zijn. De heer Vos vraagt mij om in overleg te treden met de waterschappen. Het lijkt mij nuttig om dat te doen. Bovendien zijn er behalve de waterschappen nog andere partijen die er mogelijk bij betrokken kunnen worden. In de geest van de motie zal ik deze er ook bij halen. Dat betekent dat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laat. 

Dat was mijn reactie op de moties van de woordvoerders. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister hartelijk voor de beantwoording en voor zijn adviezen. Aanstaande dinsdag zullen wij over de moties stemmen. Ik dank alle aanwezigen. De bezoekers uit Groningen wens ik een goede en veilige weg terug naar huis. 

De vergadering wordt van 18.22 uur tot 19.15 uur geschorst. 

Naar boven