5 Dierenwelzijn inclusief zeezoogdieren

Aan de orde is het VAO Dierenwelzijn inclusief zeezoogdieren (AO d.d. 28/04). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris welkom en ik geef het woord aan de heer Graus. 

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Dierenbescherming en tientallen andere dierenorganisaties elkaar de tent uitvechten en niet, tot benedenmaats, samenwerken over de rug van hulpbehoevende dieren; 

voorts constaterende dat het steeds vaker aan deskundige opvang ontbreekt ten behoeve van in beslag genomen dieren of nog sterker, dat dieren niet in beslag worden genomen omdat men ze nergens kan onderbrengen; 

verzoekt de regering, met een plan van aanpak te komen hoe de opvang van het groeiend aantal in beslag genomen dieren geborgd kan worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 862 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om dierenwelzijnsgerelateerde (financiële) ondersteuning vanuit het ministerie van Economische Zaken ten goede te laten komen aan één nationale dierenbeschermingsautoriteit, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 863 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er tijdens het eerste cruciale uur na stranding van walvisachtigen niet gehandeld wordt conform het juiste strandingsprotocol; 

verzoekt de regering, zeezoogdierdeskundigen uit Australië te betrekken bij de evaluatie van het strandingsprotocol en de succesvolle "Down Under"-methoden over te nemen waar mogelijk, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 864 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat niet veterinair geschoolde ambtenaren en/of jagers de afgelopen jaren regelmatig hebben besloten om (uitgebroken) dieren te doden terwijl ze geen direct gevaar vormden voor de omgeving; 

verzoekt de regering, dat indien er géén direct gevaar bestaat voor mensen en/of andere dieren, bij uitbraak van dieren een dierenarts voorzien van een verdovingsgeweer ter plaatse wordt geroepen in plaats van een jager, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 865 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat zeezoogdierdeskundigen wereldwijd aangeven dat het gebruik van chloor in bassins leidt tot een verkorte levensduur, uitdroging, oog-, huid- en longproblemen bij zeezoogdieren; 

voorts constaterende dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit niets kan ondernemen tegen chloortoevoeging daar (Europese) regelgeving dit mogelijk maakt; 

verzoekt de regering, in overleg met zeezoogdierdeskundigen te komen tot een chloorloze bassinwatersamenstelling ten behoeve van de levenskwaliteit en -kwantiteit van onder meer gehouden dolfijnen en andere (zeezoog)dieren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 866 (28286). 

De heer Graus (PVV):

Ik wil voorts vragen naar Diesel, een rotweiller die al 33 maanden in een opslag zit. Kan de staatssecretaris daar eens achteraangaan? Er is een motie aangenomen. Het kan toch niet zo zijn dat een hond 33 maanden zit te wachten op een spuitje of vrijlating? Dat is een diepe schande. Die hond is nu al zwaar getraumatiseerd. Staatssecretaris, actie graag! 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik dien een drietal moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat vogelmarkten broeinesten zijn voor vogelziekten als de papegaaienziekte, die ook voor de mens gevaarlijk kunnen zijn; 

overwegende dat vogelmarkten pleisterplaatsen zijn voor illegale handelaren in bedreigde vogels zoals de Japanse nachtegaal; 

overwegende dat het dierenwelzijn op vogelmarkten door onder andere vervoer in kleine kratten, ongeschikte huisvesting en een lawaaiige omgeving aantoonbaar in het geding is; 

verzoekt de regering, met een voorstel te komen om vogelmarkten te verbieden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 867 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de Rendac-sterftecijfers openbaar gepubliceerd blijven; 

verzoekt de regering tevens, werk te maken van een verlaging van het sterftecijfer onder biggen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 868 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende de welzijnsproblemen bij het vangen van kippen voor transport, zoals botbreuken en beklemde vleugels; 

verzoekt de regering, in overleg met dierenbeschermende organisaties, wetenschappers, de kippensector en de transportsector te komen tot een verbeterplan voor het vangen van kippen en daarbij aandacht te geven aan de volgende zaken: 

  • -een diervriendelijker vangkrat; 

  • -adequate dierenwelzijnscursussen voor vangers; 

  • -toezicht en controle bij vangen op dierenwelzijn; 

  • -inkorten transportduur en verbeteren transportcondities, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 869 (28286). 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, een einde te maken aan het fokken op hoge aantallen biggen en het fokken op extra spenen bij zeugen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 870 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de omvang van de illegale puppyhandel in Nederland, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 871 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen waarmee het verbod op het doden van huisdieren uitgebreid wordt met andere diersoorten, waaronder zoogdieren, vogels, reptielen én amfibieën, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 872 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, shows met wilde dieren niet langer toe te staan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 873 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering de wettelijke taak heeft om landelijke kaders te stellen aan faunabeheer; 

verzoekt de regering, een afwegingskader op te stellen waarin dierenwelzijn en ethische aspecten nadrukkelijk een plek krijgen en waarmee provincies in hun faunabeleid worden ondersteund, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 874 (28286). 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voor mijn laatste motie heb ik nog een volle minuut, maar die ga ik niet gebruiken. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, het levend koken van kreeften en krabben niet langer toe te staan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 875 (28286). 

Dank u wel, mijnheer Wassenberg. Zo veel moties per minuut; ik vind het wonderbaarlijk. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Het algemeen overleg van 28 april over dierenwelzijn was een breed AO, waarin ruim 40 onderwerpen aan de orde zijn gekomen. De VVD-fractie is tevreden met de toezeggingen die we van de staatssecretaris in het algemeen overleg hebben gekregen. In dit VAO zal ik slechts één motie indienen. Eerst loop ik nog een aantal toezeggingen na. Heeft de staatssecretaris bijvoorbeeld al stappen kunnen zetten om altijd aangifte te kunnen doen van bijtincidenten? Daarnaast hebben we in het AO aandacht gevraagd voor de illegale puppyhandel, voor de VVD een zorgwekkend onderwerp. Wat is de laatste stand van zaken op dit punt? 

Ik dien een motie in over koeherkenning. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de herkenning van een koe in het weiland of in de melkstal van cruciaal belang is voor diergezondheid en dierwelzijn; 

overwegende dat het koudmerken van koeien behulpzaam is bij de herkenning van een koe; 

verzoekt de regering, de ontheffing voor het koudmerken te verlengen zolang er geen volwaardig alternatief voorhanden is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 876 (28286). 

De heer Graus (PVV):

Een goede boer kent zijn koeien, hoor, hoeveel hij er ook heeft. Daarvoor heb je het koudmerken echt niet nodig. Anders is het geen goede boer. 

De voorzitter:

Dat was een opmerking. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik heb een vraag aan de geachte collega Heerema van coalitiepartner VVD over het koudmerken. Hij weet dat 90% van de boeren dat middel helemaal niet gebruikt. We praten ook over de intrinsieke waarde van het dier, vanuit de idee dat een dier geen ding is. Het is toch echt kabinetsbeleid om er op die manier inhoud aan te geven. Hoe reageert de VVD-fractie daarop? 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Op een aantal melkveebedrijven wordt nog op een andere wijze geboerd. Deze boeren zijn druk bezig om hieraan een andere invulling te geven. Op dit moment is die onvoldoende voorhanden voor deze bedrijven. Wij vragen om de ontheffing van koudmerken te verlengen. Ik ben heel benieuwd wat de staatssecretaris daarvan vindt. Tot op heden is hij hierin niet heel toegeeflijk geweest. Wellicht heeft hij nog enige ruimte voor verlenging. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat zullen we zo meteen dan wel horen van de staatssecretaris. 

De voorzitter:

Ja. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Het is wel belangrijk om te weten dat slechts 10% van de boeren het koudmerken als instrument gebruikt. 90% doet dat niet. Dat is een feitelijke constatering. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Soms mag je in de Kamer ook voor 10% van een bepaalde achterban opkomen. Dat lijkt mij niet meer dan logisch. Meer partijen in deze Kamer doen dat. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Er zijn heel veel onderwerpen voorbijgekomen in het AO. Ik beperk me tot één onderwerp en zal daarover een motie indienen. Het CDA is een sterk voorstander van een gelijk speelveld, ook op het gebied van dierenwelzijn. In het debat heeft de staatssecretaris aangegeven zich op een aantal onderwerpen daarvoor te willen inspannen. Ik licht er eentje uit: het dierenwelzijn van landbouwhuisdieren in Oekraïne. Hoe lopen in het kader van hoofdstuk 4 van het associatieverdrag met Oekraïne de gesprekken om consensus te bereiken over de dierenwelzijnsnormen? Past Oekraïne zijn regelgeving ten aanzien van dierenwelzijn aan aan de Europese regelgeving? Is dit een onderdeel van de gesprekken? 

Ik heb dit verwoord in een motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de artikelen van het associatieverdrag met Oekraïne ten aanzien van landbouwproducten en dierenwelzijnsnormen reeds in werking zijn getreden (document nr. 2016D04749) en dat onder andere meer pluimveevlees uit Oekraïne dat niet volgens de Europese standaarden is geproduceerd op de Europese markt komt; 

overwegende dat in navolging van artikel 54 en 64 van het associatieverdrag er consensus bereikt moet worden over dierenwelzijnsnormen en dat Oekraïne zijn regelgeving dient aan te passen aan de Europese regelgeving; 

verzoekt de regering, de opvolging van bovenstaande artikelen ten aanzien van het overnemen door Oekraïne van Europese dierenwelzijnsnormen te agenderen onder andere bij de gesprekken die gevoerd worden in het kader van de uitkomst van het raadgevend referendum, en de Kamer over de voortgang en uitkomsten te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 877 (28286). 

Ik kijk naar de staatssecretaris en stel vast dat er behoefte is aan een schorsing van vijf minuten. 

De vergadering wordt van 11.20 uur tot 11.25 uur geschorst. 

Van Dam:

Mevrouw de voorzitter. Er is een zestiental moties ingediend naar aanleiding van het AO Dierenwelzijn, waarin 40 verschillende onderwerpen aan de orde kwamen, zoals de heer Heerema zei. Het aantal moties is in elk geval wat lager. Ik ga ze een voor een af. 

De motie op stuk nr. 862 van de heer Graus gaat over de opvang van in beslag genomen dieren. Die motie is overbodig omdat in beslag genomen dieren al worden opgevangen. De RVO heeft daarover nauw overleg met betrokken organisaties, ook het OM. Gegeven dat overleg en aangezien de overheid nu al de plicht heeft om in beslag genomen dieren op te vangen, is het overbodig om met een plan van aanpak te komen. 

De voorzitter:

Een korte opmerking, mijnheer Graus. 

De heer Graus (PVV):

Deze informatie klopt echt niet. Ik heb contact met de dierenpolitiemensen in het veld. Officieren van justitie houden inbeslagnames tegen omdat er niet afdoende opvang is. Dat is een algemeen bekend verhaal. Ik houd deze motie aan, maar dan wil ik wel dat de staatssecretaris of zijn ambtenaren gaan luisteren naar enkele dierenpolitiemensen die ik bij hen aandraag. Dit is namelijk echt niet waar. 

De voorzitter:

Ik stel voor om de motie-Graus op stuk nr. 862 aan te houden. 

De heer Graus (PVV):

Als de staatssecretaris of zijn ambtenaren tenminste in gesprek willen gaan met mensen uit het veld. 

Van Dam:

Zoals ik zei, vindt er overleg plaats. Als de heer Graus signalen heeft die wijzen op problemen hiermee, is hij natuurlijk zeer uitgenodigd om die signalen aan mij door te geven. Wij zullen ervoor zorgen dat die in het overleg betrokken worden. Ik hoop dat dit voor de heer Graus voldoende toezegging is. 

De voorzitter:

Geldt dan nog steeds dat de motie wordt aangehouden, mijnheer Graus? 

De heer Graus (PVV):

Ik dien die motie al tien jaar in. Ik wil dus wel dat er nu spijkers met koppen worden geslagen. Er worden inbeslagnames tegengehouden. Ik wil dus echt dat er nu een oplossing komt. Bepaalde dieren zitten in nood doordat ze niet in beslag genomen kunnen worden. Dat kan niet! 

De voorzitter:

Oké. Dan wordt de motie in stemming gebracht. 

De heer Graus (PVV):

Dat kan niet in Nederland! In Korea of China kan dat, maar hier niet! 

De voorzitter:

Oké. Staatssecretaris, gaat u verder. 

Van Dam:

Zoals ik zei: de heer Graus kan zijn signalen doorgeven. 

De motie op stuk nr. 863 vraagt om één nationale dierenbeschermingsautoriteit. Wij ondersteunen vanuit de begroting van EZ niet rechtstreeks dierenbeschermingsorganisaties. Bovendien zijn er verschillende organisaties, ieder met een eigen signatuur. Dat heeft ook zo zijn waarde. Het is niet aan ons als overheid om te sturen op één overkoepelende organisatie. Ik ontraad dus deze motie. 

De motie op stuk nr. 864 gaat over het strandingsprotocol. Ik kan de constatering die in die motie staat niet delen. Het protocol is ook bij de laatste stranding gevolgd. De heer Graus verzoekt ons om ook zeezoogdierdeskundigen uit Australië bij de evaluatie van het strandingsprotocol te betrekken. Er wordt op dit moment een evaluatie uitgevoerd. Daarbij worden deskundigen uit binnen- en buitenland betrokken. Vanzelfsprekend zal ik hierbij onder de aandacht brengen dat de methoden uit Australië volgens de heer Graus zeer waardevol zijn, maar ik ontraad deze motie. 

De heer Graus (PVV):

Ook dat is niet waar, want sommige walvisachtigen hebben een spuitgat aan de zijde en niet bovenop. Ze hebben die dieren op dat spuitgat laten liggen. Het zijn kantoorkneuzen die daarbij hadden gestaan. Als ze dat spuitgat vrij hadden gemaakt en als ze geprobeerd hadden om die dieren, ook de kleintjes, in de richting van de zee te draaien, dan was het al goed geweest. In Nieuw-Zeeland en Australië lukt het, maar hier lukt het ons niet. Vandaar dat ik zeg dat de deskundigen van down-under, uit Australië en Nieuw-Zeeland, hierbij betrokken moeten worden. Zij krijgen die walvisachtigen wel de zee in, maar ons als kaasboeren lukt het niet. Dat kan niet! Ook deze motie zal ik aanhouden en mogelijk laten vervallen, als het tenminste allemaal gebeurt, maar ik wil dat er nu eens ter zake deskundigen bij betrokken worden in plaats van kaasboeren. 

Van Dam:

Ik vind dat de heer Graus hiermee geen recht doet aan de mensen die hierbij betrokken zijn geweest. Ik denk dat hij ook onderschat hoe ingewikkeld het is om een walvis te verplaatsen dan wel te draaien. Dat levert juist een groot risico op voor het welzijn van het beest. Ik blijf bij het ontraden van de motie. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Graus stel ik voor, zijn motie (28286, nr. 864) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

Ik hoop niet dat de kaasboeren boos worden op de heer Graus. 

Gaat u verder. 

Van Dam:

De vierde motie gaat over het verdovingsgeweer. De politie maakt daarin een afweging, niet wij. Ik ben natuurlijk bereid om de mogelijkheid van het gebruik van een verdovingsgeweer nog eens onder de aandacht te brengen bij de politie. Die is daarvan overigens natuurlijk op de hoogte. Ik ontraad evenwel deze motie. 

De heer Graus (PVV):

Laatst zijn er twee kleine zwijntjes ontsnapt. Ik heb die altijd met mijn handen gevangen, toen ik mijn dierenprogramma nog had bij TV Limburg. Allemaal volwassen kerels hebben die dieren een halfuur opgejaagd, waarna de jager die opgeroepen was, ze doodschoot. Waarom vang je ze niet? Dat is hartstikke gemakkelijk. Als dat niet kan of als het gevaarlijk is, dan kan er altijd nog een dierenarts komen met een verdovingsgeweer. Eén pijltje in zijn billen en het is gebeurd. Waarom moet dat dier worden doodgeschoten? Het gaat ook om uitgebroken dieren. Dat zijn vaak dieren waar gezinnen zeer veel van houden. Die zijn onderdeel van een gezin. Het zijn niet zomaar wilde dieren. Ik vind overigens ook niet dat het bij wilde dieren moet gebeuren. Dit is echter een specifiek voorval. 

Van Dam:

Ik heb volgens mij net helder aangegeven dat die afweging zeker gemaakt kan worden, het gebruik van verdovingsgeweren, en dat ik bereid ben om die mogelijkheid onder de aandacht te brengen van de politie die verantwoordelijk is voor het handelen in dergelijke situaties. 

Ik kom te spreken over de vijfde motie, over het Dolfinarium in Harderwijk. In de motie wordt gesuggereerd dat de waterkwaliteit niet afdoende is. Dat is echter niet het geval: het Dolfinarium voldoet aan de normen van de European Association of Aquatic Mammals. Ik ontraad daarom deze motie. 

De voorzitter:

Mijnheer Graus … 

De heer Graus (PVV):

Dit is mijn laatste motie, voorzitter. Er stonden veel punten op de agenda van het AO. Het was een heel groot algemeen overleg waarop we ook heel lang gewacht hebben. 

Als tal van ter zake deskundigen, zeezoogdierdeskundigen, wereldwijd zeggen dat het leidt tot uitdroging, oog-, huid-, en longproblemen en een verkorte levensduur, wie zijn wij dan om te zeggen: nee, we blijven het toch gewoon doen? Dat kan toch gewoon niet? Waarom wordt er niet naar de mensen geluisterd die ervoor gestudeerd hebben, die ervaringsdeskundigen zijn? Tot slot maak ik nog een opmerking over die kaasboeren. Ik noem mijzelf altijd een klompenboer uit Heerlen. Er is geen enkele boer die dieren houdt, die levert aan kaasfabrikanten. Met "kaasboer" bedoel ik natuurlijk: de Hollanders. Ik bedoel daar ons mee. Wij zijn geen ter zake deskundigen als het gaat om zeezoogdieren. 

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt. 

Van Dam:

Ik denk dat de heer Graus een zeer goed argument heeft, namelijk dat het verstandig is om hierin gewoon het oordeel van de deskundigen te volgen. Dat gebeurt ook, want die zijn verenigd in the European Association of Aquatic Mammals. Zij hebben daarin normen opgesteld voor de waterkwaliteit, waaraan het water in bassins van het Dolfinarium moet voldoen. Het water in de bassins van het Dolfinarium Harderwijk voldoet daar ook aan. Ik ben het helemaal met de heer Graus eens dat we deskundigen moeten volgen en daarom ontraad ik het aannemen van zijn motie. 

In de zesde motie wordt de regering verzocht om vogelmarkten te verbieden. Al eerder is de keuze gemaakt, die ook is vastgelegd in het Besluit houders van dieren dat op 1 juni 2014 is ingegaan, om voorwaarden te stellen. Er is gekozen voor regulering. Die voorwaarden moeten zorgen voor beheersing van de risico's voor volks- en diergezondheid. Bovendien zijn er regels ten aanzien van huisvesting en verzorging om het dierenwelzijn te waarborgen. Er is bewust niet gekozen voor een verbod. Dat voorkomt ook niet dat er illegale handel plaatsvindt. Sterker nog, zolang er vogelmarkten zijn, kan erop worden toegezien of de handel plaatsvindt op basis van de gestelde regels. Ik ontraad dan ook deze motie. 

De voorzitter:

Ik sta een korte vraag toe. Ga niet over elke motie een discussie voeren. Het moet echt gaan om een toelichting of een wijziging of iets in die trant. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik begrijp niet dat als de praktijk laat zien dat wat in 2014 is afgesproken niet werkt, een dergelijke vervolgstap toch niet gezet kan worden. Uit de praktijk blijkt hoe moeilijk wat de staatssecretaris wil, te handhaven is. 

Van Dam:

Volgens mij is dit debat begonnen omdat één iemand heeft opgeschreven dat het niet werkt. Nu trekt de heer Van Gerven op basis daarvan de conclusie "dat blijkt dat het niet werkt". Ik vind dat allemaal erg gemakkelijk en onvoldoende basis om zo'n debat op te voeren. Er is gekozen voor regulering en bij regulering hoort ook toezicht. Dat betekent niet dat iedereen altijd alle regels naleeft. Er is toezicht om mensen daarop aan te spreken en om te handhaven. Dat gebeurt ook. Die aanpak lijkt mij te verkiezen boven de aanpak van een verbod waarbij de handel zich verplaatst naar het illegale circuit. 

De voorzitter:

Ik maak toch even een punt van orde. Er is een algemeen overleg van vier uur geweest over dit onderwerp. Er zijn zestien moties. Wij hebben rekening gehouden met spreektijden van twee minuten. Ik wil een beetje vaart zetten achter dit VAO. Het is absoluut niet de bedoeling om alles dunnetjes over te doen. Dat geldt zowel voor de staatssecretaris als voor de Kamerleden. Alleen als een vraag betrekking heeft op de motie — wijzigen, aanhouden of intrekken — mag een interruptie plaatsvinden. We gaan niet het debat opnieuw doen. 

De heer Van Gerven (SP):

Het debat wordt niet opnieuw gedaan, maar wordt vervolgd. Er is een nieuw feit, namelijk dat er moties liggen. 

De voorzitter:

Dan moet u een nieuw algemeen overleg vragen. 

De heer Van Gerven (SP):

Nee, ik denk dat het een onderdeel is van het VAO. Ik heb de staatssecretaris gehoord en we zijn het niet helemaal eens. We zullen zien wat de Kamer vindt. 

De heer Geurts (CDA):

Ik maak toch bezwaar. Ik heb één motie ingediend. Ik weet niet hoe de staatssecretaris zal reageren. Dan zou ik geen vragen mogen stellen, terwijl de heer Graus over elke motie een vraag heeft mogen stellen. 

De voorzitter:

Mijnheer Geurts, ik heb niet gezegd dat u geen vraag mag stellen. De vraag moet betrekking hebben op de motie. Het is niet de bedoeling dat er een uitgebreid debat wordt gevoerd naar aanleiding van een motie. Dat heb ik gezegd. 

De heer Geurts (CDA):

Dan heb ik u verkeerd begrepen. Ik begreep alleen dat het moest gaan over aanhouden of intrekken. Zoiets hoorde ik net in een bijzin. 

De voorzitter:

Of wijzigen als dat tot iets leidt. Staatssecretaris, gaat u verder. 

Van Dam:

Ik ben gekomen bij de motie op stuk nr. 868, die twee verzoeken aan de regering bevat. Het eerste verzoek is om ervoor te zorgen dat de Rendac-sterftecijfers openbaar gepubliceerd blijven. Ik herken niet helemaal dat het gaat om de sterftecijfers van Rendac. Het gaat erom of sterftecijfers worden gepubliceerd. Dat zal de RVO op zich nemen. 

Het tweede verzoek van de heer Van Gerven aan de regering is om werk te maken van een verlaging van het sterftecijfer onder biggen. Dat moet de regering niet doen, maar de varkenshouderij zelf. Die komt daarvoor met een nieuw plan, zoals ik in het AO en eerder ook schriftelijk met de Kamer heb gedeeld. Ik heb al toegezegd dat de Kamer dat plan hopelijk nog voor de zomer opgestuurd krijgt, dus ik ontraad de motie. 

In de motie op stuk nr. 869 wordt de regering verzocht om in overleg met diverse organisaties te komen tot een verbeterplan voor het vangen van kippen. De heer Van Gerven adresseert dat aan mij, maar ik vind dat het een verantwoordelijkheid is van de sector om te komen tot een verbeterplan. Daarover wordt overleg gevoerd, waarbij ook de NVWA betrokken is. Wij zijn daarover in gesprek met de sector, wat moet leiden tot een verbeterplan. De NVWA rondt binnenkort haar ketenanalyse over de pluimveehouderij af. Die analyse zal behulpzaam zijn bij die gesprekken. Het toezicht kan vervolgens wat meer risicogebaseerd plaatsvinden. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik houd de motie op stuk nr. 868 aan. We krijgen daar op korte termijn, voor de zomer, meer duidelijkheid over. Kan de staatssecretaris in verband met de motie op stuk nr. 869 een termijn schetsen waarop er meer duidelijkheid komt over dat plan van aanpak of hoe je het ook noemen wilt? 

Van Dam:

Ik meen in het najaar. Ik doe het even uit mijn hoofd. 

De voorzitter:

2016. 

De heer Van Gerven (SP):

Ja, daar ga ik van uit. Ik beraad mij even op de motie op stuk nr. 869. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (28286, nr. 868) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Van Dam:

De motie op stuk nr. 870 gaat ook over de biggensterfte. Daarop heb ik dezelfde reactie als op de motie op stuk nr. 868. We verwachten voor de zomer een nieuw plan van aanpak, dus ik ontraad deze motie. 

In de motie op stuk nr. 871 wordt de regering verzocht onderzoek te doen naar de omvang van de illegale puppyhandel. De Kamer krijgt hopelijk nog voor het begin van het zomerreces een evaluatie van het beleid inzake hondenhandel. Daarin zal ik ook ingaan op de veronderstelde omvang van de illegale handel. Op dit moment ontraad ik deze motie, omdat die overbodig is. 

De voorzitter:

Dit is een motie van de heer Wassenberg. Ik zie de heer Van Gerven staan. 

De heer Van Gerven (SP):

Het gaat over de vorige motie. 

De voorzitter:

Dat dacht ik al. De motie op stuk nr. 869. 

De heer Van Gerven (SP):

Nee, de motie op stuk nr. 870. 

De voorzitter:

Die is niet van u. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik denk het wel. 

De voorzitter:

Nee hoor, die motie is van de heer Wassenberg. 

De heer Van Gerven (SP):

Dan vergis ik mij. Het gaat over de biggensterfte. Die motie houd ik ook aan. Er komt immers voor de zomer nadere informatie. 

De voorzitter:

Biggensterfte? Ik zie wel kippen. De motie op stuk nr. 868 is al aangehouden. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik kom daar later op terug. 

De voorzitter:

Dat is goed. U hebt tot dinsdag te tijd om te zien welke motie het is. 

De heer Wassenberg (PvdD):

De staatssecretaris ontraadt de motie op stuk nr. 871. Kan ik uit zijn antwoord niet opmaken dat hij deze motie gewoon overneemt? 

Van Dam:

Nee. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik vraag om een onderzoek naar de omvang van de illegale puppyhandel in Nederland, waarop de staatssecretaris zegt dat hij ermee bezig is en dat het eraan komt. Dat betekent toch dat deze motie wordt overgenomen? 

Van Dam:

Nee. De heer Wassenberg vraagt mij om onderzoek te doen. Dat ga ik niet doen. We komen met een evaluatie van het hondenhandelbeleid, waarin we in zullen gaan op de veronderstelde omvang. Ik heb gezegd dat ik verwacht, die brief voor de zomer nog naar de Kamer te kunnen sturen. Daarom ontraad ik de motie. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Van Dam:

De motie op stuk nr. 872 van de heer Wassenberg gaat over het doden van huisdieren. Indien het doden van een dier gepaard gaat met onnodig lijden, is dat op dit moment al strafbaar. Bepalingen van de Wet dieren worden in 2019 geëvalueerd. Dat is ook een moment om nader te kijken naar de uitbreiding van de lijst van soorten die niet zonder reden mogen worden gedood. Er kan nu al opgetreden worden bij misstanden. Ik zie daarom niet direct een urgentie om dat nu te vervroegen. Daarom ontraad ik deze motie. 

De heer Wassenberg (PvdD):

De motie is ingediend omdat er over het algemeen niet wordt gekeken of dieren geleden hebben. Als er een zak wordt aangetroffen met daarin vijftien dode cavia's, gaat er geen onderzoek plaatsvinden hoe die dieren aan hun einde zijn gekomen, omdat het doden van die dieren sowieso niet strafbaar is. Als het doden van bijvoorbeeld cavia's of konijnen ook strafbaar gesteld wordt, kan daar onderzoek naar gedaan worden. Dát is de reden waarom ik deze motie heb ingediend. 

Van Dam:

Dat was mij al helder, want dit debat hebben we gevoerd in het AO. Ik dacht dat mijn reactie daarop ook helder was: als sprake is van onnodig lijden, kan worden opgetreden. Het is altijd aan het bevoegd gezag, bijvoorbeeld de politie, om te beoordelen of er reden is om op te treden en om daarnaar nader onderzoek te doen. Maar het geëigende moment om hier opnieuw naar te kijken, is het moment waarop de wet, zoals vastgesteld door de Kamer, wordt geëvalueerd. Dat is voorzien in 2019. 

De motie op stuk nr. 873 van de heer Wassenberg gaat over het toestaan van shows met wilde dieren. Dat is een belangrijk verschil met de discussie over het circus. Optreden van wilde dieren in het circus is verboden, zoals bekend. Dat heeft ook te maken met het vervoer van de dieren en hun huisvesting. Daar vindt de grootste welzijnsaantasting plaats. Alleen het optreden van wilde dieren was niet de reden om het te verbieden. Ik zie ook geen directe reden om dat op een andere plek, zoals bijvoorbeeld in een dierentuin, te verbieden. Ik verwijs daarbij ook naar de aangenomen motie, met als eerste indiener de heer Heerema, waarin wordt gevraagd om het verbod op optreden van wilde dieren in het circus niet uit te breiden met andere elementen. Dat is een uitspraak van de Kamer zelf. Ik ontraad deze motie derhalve. 

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 874 van de heer Wassenberg, handelend over het faunabeheer. Nog maar net vorig jaar is daarover een wet aangenomen, waarin de verantwoordelijkheid voor het faunabeheer bij de provincies wordt neergelegd. In die wet zitten ook de landelijke kaders waarbinnen de provincie moet opereren. Als de Kamer van mening is dat we nu al binnen een paar maanden daarop terug moeten komen, dan hoor ik het wel, maar het lijkt mij niet voor de hand liggend, dus ontraad ik deze motie. 

De heer Wassenberg (PvdD):

De staatssecretaris heeft inderdaad de taak om landelijke kaders te stellen, maar ik vraag hem om de provincies te helpen met het maken van afwegingen. Op dit moment wordt zo'n ethische afweging niet gemaakt. Op dit moment beperken provincies zich tot een cijfermatige beoordeling van landbouwschade. De staatssecretaris kan die taak om landelijke kaders te scheppen dus handen en voeten geven door de provincies te helpen met het opstellen van een ethisch overwegingskader. Ik vraag hem dus om de provincies te helpen, niet om hun taak over te nemen. 

Van Dam:

Over het algemeen gaat het overnemen van taken meestal gepaard met de woorden: ik kom u even helpen. Dat wordt meestal niet erg op prijs gesteld door andere bestuurslagen. Ik vind dat de heer Wassenberg de bestuurslaag van provincie hiermee namelijk niet voldoende serieus neemt. De provincie is namelijk zeer goed in staat om haar eigen afwegingen te maken. In de provincie zijn ook politici van vrijwel alle partijen in deze Kamer actief. Zij kunnen in de Provinciale Staten het debat voeren over de kaders die de provincie hanteert. Op basis van de nieuwe wet is dat ook precies de plek waar dat debat moet plaatsvinden, en niet hier. Men kan dat heel goed zelf in de provincie. Onze landelijke hulp heeft men daar echt niet bij nodig. 

De voorzitter:

Ik zie de heer Wassenberg naar de microfoon lopen. Nee, mijnheer Wassenberg, we gaan door met de volgende motie. 

Van Dam:

De motie op stuk nr. 875 gaat over het niet langer toestaan van het levend koken van kreeft en krabben. Ik wijs erop dat koks al in hun opleiding leren om kreeften en krabben voordat ze in de pan gaan, met een mes te doden. Dat is ook een veel diervriendelijkere manier dan ze levend in de pan stoppen. Als je echter een verbod wilt instellen, vraag je van de overheid om dat verbod te handhaven. Dat betekent dat de overheid bij iedereen die ooit een kreeft of een krab kookt, in de keuken moet gaan meekijken. Ik raad iedereen aan om de richtlijnen die aan koks worden meegegeven, ook thuis op te volgen. Dat lijkt mij een stuk verstandiger dan dat wij bij iedereen in de keuken proberen te kijken hoe men dat precies doet. Ik ontraad dus deze motie. 

In de motie op stuk nr. 876 van de heer Heerema wordt de regering verzocht om de ontheffing voor koudmerken te verlengen. Ik ontraad deze motie. Koudmerken is geen noodzakelijke ingreep. Er zijn voldoende alternatieven. Dat blijkt ook uit het feit dat 90% van de melkveehouders gebruikmaakt van die alternatieven. Daarmee zijn zij zeer goed in staat om hun dieren te herkennen. De Kamer weet inmiddels ook dat ik een aangepaste Algemene Maatregel van Bestuur heb gestuurd waarin ook een verbod op het toepassen van koudmerken is opgenomen. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Bij dezen houd ik mijn motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Rudmer Heerema stel ik voor, zijn motie (28286, nr. 876) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

Dan komen we bij de laatste motie, de motie van de heer Geurts op stuk nr. 877, waarvan hij dacht dat hij er niets over mocht zeggen. 

Van Dam:

Misschien is het niet nodig. Ik ga haar wel ontraden, maar dat doe ik omdat zij overbodig is, zo zeg ik tegen de heer Geurts. Het gesprek waar hij naar vraagt, loopt namelijk al. Oekraïne heeft op basis van het associatieakkoord een implementatieplan moeten presenteren. Dat wordt vervolgens besproken, ook met de Europese Unie. Onderdeel daarvan is hoe men de Europese dierenwelzijnsnormen gaat opnemen in de eigen wet- en regelgeving. Het gesprek loopt dus. 

De heer Geurts (CDA):

Het gesprek kan wel lopen, maar ik heb op geen enkele manier gezien dat de premier c.q. de minister van Buitenlandse Zaken over dit onderwerp terugrapporteert aan de Kamer naar aanleiding van het standpunt over het raadplegend referendum dat het kabinet nog aan het opstellen is. 

De voorzitter:

Uw vraag? 

De heer Geurts (CDA):

De staatssecretaris zou kunnen toezeggen dat dit onderwerp, op het moment dat er helderheid is over het standpunt, gewoon wordt meegenomen in de rapportage aan de Kamer. 

Van Dam:

Over het vervolg van het raadplegend referendum moet de Kamer debatteren met de bewindslieden die daarvoor verantwoordelijk zijn. Dat ben ik niet. De Kamer moet dus met hen bespreken hoe daarmee wordt voortgegaan. In deze motie wordt ook gevraagd om de toepassing van de Europese dierenwelzijnsnormen in Oekraïne te agenderen. Dat is sowieso een afspraak die voortvloeit uit het associatieakkkoord. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik houd mijn motie op stuk nr. 871 over het onderzoek naar de omvang van de illegale puppyhandel dan nog even aan, in ieder geval tot wij de evaluatie van de staatssecretaris hebben gezien. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor, zijn motie (28286, nr. 871) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Van Dam:

Ik had nog twee vragen, van de heer Graus en van de heer Heerema. Beide vragen gingen over honden. De heer Graus had een voorbeeld van een hond die al 33 maanden in opslag zou zitten. Hij vroeg mij om actie te ondernemen. Ik ben bereid om het OM daarop te attenderen. Ik ken deze specifieke zaak zelf niet, maar ik ben dus bereid om het door te geven. 

De heer Heerema vroeg welke stappen er gezet zijn op het punt van het doen van aangifte bij bijtincidenten. Hij vroeg ook naar de laatste stand van zaken van de puppyhandel. Ik heb zojuist aangegeven dat de Kamer waarschijnlijk voor de zomer een brief krijgt. Daarin zal ik op die verschillende punten ingaan. 

De heer Graus (PVV):

Dank voor de toezegging, maar het gaat er meer om dat veel honden in opslag zitten te wachten op een spuitje of op het moment dat ze worden vrijgelaten. Met deze hond is niks mis. Er is mogelijk iets mis met de baasjes waar die hond is geweest, maar niet met de hond. Ik wil vragen om deze hond over te dragen aan Graus en Gaus. Dan laten wij zien dat die hond niet agressief is als je er fatsoenlijk mee omgaat. Martin Gaus en Dion Graus; ik heb de r van ridderlijk ertussen zitten. Martin Gaus is van een andere tak. 

Van Dam:

Ik zei al dat ik deze specifieke zaak niet ken en er hier dus niet op in kan gaan. We zullen het signaal van de heer Graus, inclusief zijn aanbod om te helpen bij de opvang, doorgeven aan het OM. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We zullen volgende week over de ingediende moties stemmen. 

Naar boven