4 Isla-raffinaderij

Aan de orde is het VAO Isla-raffinaderij (AO d.d. 28/01). 

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Laar. 

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. De Isla en het energiebedrijf op Curaçao maken de bevolking van Curaçao ziek. Dat weten we al jaren. Er is geen verbetering zichtbaar. De regering van Curaçao handhaaft niet, verbetert niet en zet zich niet in. Daarover hebben we uitgebreid gesproken tijdens het algemeen overleg. Als resultaat van dat overleg dien ik nu een motie in namens vertegenwoordigers van een meerderheid van de Kamer. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de uitstoot van schadelijke stoffen op Curaçao van de Isla-raffinaderij en het energiebedrijf almaar toeneemt en dat deze gezondheidsschade veroorzaakt, mede de dood tot gevolg hebbend; 

constaterende dat de autoriteiten op Curaçao al jarenlang niet handhavend optreden tegen de structurele overschrijding van milieunormen door deze overheidsbedrijven; 

spreekt uit dat er sprake is van ondeugdelijk bestuur door het niet handhaven van geldende uitstootnormen; 

spreekt uit dat dit een schending van fundamentele rechten van de burgers van Curaçao oplevert, wier levens in gevaar worden gebracht; 

verzoekt de regering, zo snel mogelijk met de regering van Curaçao in overleg te treden en haar dringend te verzoeken alle in redelijkheid te nemen maatregelen te treffen om de uitstoot van schadelijke stoffen binnen drie maanden maximaal te verminderen en de Kamer te informeren over de resultaten van dit overleg, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Laar, Van Raak, Sjoerdsma, Voordewind, Van Tongeren, Bisschop en Thieme. 

Zij krijgt nr. 38 (34300-IV). 

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Er moet wat gebeuren. Als de minister van Defensie de Nederlandse soldaten terugtrekt uit de volksbuurten van Willemstad omdat de vervuiling te groot is, dan kunnen we de bevolking daar niet aan haar lot overlaten. Curaçao is een land binnen het Koninkrijk, maar bij slecht bestuur en bij het waarborgen van fundamentele rechten komt het Koninkrijk en dus ook Nederland in zicht. Daarom heb ik de motie van de heer Van Laar van harte meeondertekend. 

De Isla is echter al 100 jaar een probleem, met heel grote vervuiling door Shell en later door PDVSA. Het land heeft de raffinaderij letterlijk voor een appel en een ei gekocht en zit nu met een heel groot probleem, want schoonmaken kost miljarden. Dat geld heeft Curaçao niet en dat krijgt Curaçao nooit. Wil Venezuela daaraan meewerken? Wil PDVSA daaraan meewerken? Waarschijnlijk wel, maar zij willen dan niet een huurhuis opknappen. Zij willen de raffinaderij dan kopen en in bezit hebben. Dat stuit echter, volgens mij, op grote geopolitieke bezwaren van de Verenigde Staten. Ik heb het voorstel van de heer Van Laar van harte mede ondersteund, maar ik wil de minister ook vragen of hij bereid is om Venezuela, de Verenigde Staten en Curaçao aan één tafel te krijgen om te bekijken hoe we uit deze geopolitieke knoop kunnen komen en de mensen in de volksbuurten kunnen bevrijden van de stank, het gif en de vervuiling van de Isla-raffinaderij. 

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Het gaat hier in feite om een eigendoms- en verantwoordelijkheidsdiscussie. Wat betreft de VVD ligt de verantwoordelijkheid in dezen bij Curaçao en moet de regering aldaar er actie op ondernemen. Wat zien we? De regering van Curaçao onderneemt actie. De vergunning is niet verlengd. Het is niet zo dat ze daar niet verdergaan, maar in ieder geval gaat daar de discussie nu lopen over de verdere invulling. De discussie loopt op Curaçao ook over de vraag of er overgegaan kan worden op gas. Er zijn allerlei zaken gaande op Curaçao ter verbetering van de situatie met betrekking tot de ISLA-raffinaderij. Dat is de kern van de zaak. Het is dan de vraag of het prudent is om vanuit Nederland hier in de Tweede Kamer een beeld te schetsen van: daar moeten we op ingrijpen. Ik denk dat het onverstandig is, zeker als er stappen gezet worden. 

Ten aanzien van de militairen vind ik dat echt een wezenlijk ander verhaal. Daar zijn wij als Nederland werkgever van en hebben we een werkgeversverantwoordelijkheid, net zo goed als we op Curaçao ook niet ingrijpen op de arbeidstijdenwet. Dat is hun arbeidstijdenwet en dat moeten ze vooral zelf uitzoeken, maar de Nederlandse arbeidstijdenwet geldt voor onze Nederlandse medewerkers. Er zijn dus verschillen en die zijn ook helder. Wat de VVD betreft hebben we daar verschillende verantwoordelijkheden in. Daarom is de VVD van mening dat we niet moeten ingrijpen. 

De heer Van Laar (PvdA):

Anderhalf jaar geleden had de rijksministerraad een discussie met Aruba over de begroting. Aruba was bezig om de begroting op orde te brengen, overleg te plegen en allerlei maatregelen te nemen, maar de VVD steunde de aanwijzing van de rijksministerraad op dat moment. Wat is nou het verschil met deze casus? Wat geeft de heer Bosman nu het vertrouwen dat de regering van Curaçao daadwerkelijk de uitstoot van de ISLA-raffinaderij en het energiebedrijf gaat verminderen zodat er echt iets aan gedaan wordt? 

De heer Bosman (VVD):

De zaak van Aruba raakt in het kader van de financiën de Nederlandse belastingbetaler en daar onderneem ik actie op. Ik ben namelijk een vertegenwoordiger van de Nederlandse bevolking en niet van de Curaçaose bevolking. Dit is geen koninkrijksvertegenwoordiging. Het is mijn rol als volksvertegenwoordiger van mijn achterban dat ik daarop ingrijp. 

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Laar. 

De heer Van Laar (PvdA):

Dan begrijp ik dat een eventuele rekening voor Nederland, hoe ver die ook ligt, belangrijker is voor de VVD dan de levens van mensen op Curaçao en dus ook die van Nederlanders met een Nederlands paspoort. Dat is dus eigenlijk de afweging voor de VVD? 

De heer Bosman (VVD):

Nee, dat is onzin. De heer Van Laar verengt de discussie. Je kunt die ook verbreden. Als het gaat over bijvoorbeeld armoede en zorg hoor ik de heer Van Laar en de PvdA er niet over; het is dus een beetje door een rietje kijken naar een probleem en dan zeggen: daar gaan we op ingrijpen. 

De heer Van Raak (SP):

Ik vind het toch ook wel opmerkelijk, hoor, dat als we onze soldaten terugtrekken onder de rook van de ISLA, de heer Bosman zegt dat dit logisch is omdat het onze soldaten zijn, maar dat hij niet bereid is om iets te doen voor de mensen die daar dag en nacht onder die rook leven. Ik vind dat een rare keuze. Misschien kan de heer Bosman die nog wat nader toelichten. 

De heer Bosman (VVD):

De keuze is aan het eiland zelf. Ik vind dat we dat iedere keer weer moeten benadrukken. Er zijn openbare en democratische verkiezingen. Er zijn daar Statenvergaderingen en er zit een regering en dan moeten we dat niet gaan overrulen. Ik vind het in het kader van die discussie wel essentieel dat we er hier over praten en van mening kunnen verschillen en dat ze ook meekrijgen op Aruba en Sint-Maarten. Het zou mij dan ook niet verbazen dat deze discussie heeft meegeholpen aan de dynamiek die nu ontstaat. Dat vind ik ook prima. Alleen, ik vind het niet direct mijn verantwoordelijkheid om daar dan in te grijpen. 

De heer Van Raak (SP):

Als het gaat om de centen en wanneer de bestuurders op Curaçao er een puinhoop van maken, is de VVD graag bereid in te grijpen en dan krijgt ze altijd steun van de SP. Maar nu gaat het om mensen in de volksbuurten terwijl het bestuur van Curaçao er al decennialang een puinhoop van maakt. Het laat mensen vergiftigen. Ik vind het jammer dat als wij dan willen ingrijpen, er geen steun voor is van de VVD. 

De heer Bosman (VVD):

Nu wordt er een beeld geschetst alsof er niets zou gebeuren. Er gebeuren wel degelijk dingen, hetgeen ik ook heel belangrijk en essentieel vind. Sterker nog, van onze kant hebben we iedere keer gezegd: als u steun nodig hebt, kunt u die krijgen. Alleen, het is wel de keus van Curaçao. Het is ook een groeiproces in de hele discussie. Dan zeg ik: gaat u vooral stevig aan de bak, begin met onderhouden, begin met meten, u krijgt alle steun die u wenst, dat is geen probleem. Nogmaals, het is niet zo dat wij het hier tegenhouden of dat wij vinden dat het niet moet gebeuren, maar wij zeggen: u krijgt alle steun die u nodig hebt, maar vraag er wel om. Sterker nog, ik wijs op het recente bericht waarin de minister-president zegt: wij willen hiermee aan de slag, wij willen ons hiermee bezighouden. De heer Rosaria van PAIS is ermee bezig. Ik vind dat een heel goede ontwikkeling. Dan moet je er heel voorzichtig mee zijn om te zeggen: dan moeten we daar nog maar eens een keer een stap op zetten. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik vraag me af of er ook een termijn is. We horen nu van de heer Bosman dat het eiland het zelf moet oplossen. Welke termijn zou hij dan redelijk vinden? Er zijn natuurlijk ook oplopende zorgkosten. De financiële argumenten zijn doorslaggevend voor de VVD. Zou er een moment zijn waarop de VVD zegt: als het zo erg vervuild is of als het zo lang duurt, moeten we wel als koninkrijk ingrijpen? 

De heer Bosman (VVD):

De discussie is nu gestart op Curaçao. De vergunning wordt niet verlengd op basis van toekomstige ontwikkelingen. Daar zijn ze gewoon mee bezig. Dan kunnen we wel zeggen dat wij daar een datum aan moeten verbinden, maar dat doet Curaçao zelf prima. Sterker nog, de Staten zijn daar nu mee bezig. Ik vind dat een heel belangrijke ontwikkeling. Ik vind het jammer dat wij als collega-parlementariërs daar niet meer steun aan verlenen, dat wij zeggen: goh, dat zijn goede ontwikkelingen. Ik vind het jammer dat wij de discussie niet op die manier voeren. Er zijn altijd partijen die zusterpartijen op de eilanden hebben. Bij D66 is dat PAIS. Je ziet PAIS daar allerlei acties ondernemen. Dat vind ik heel verstandig. Dat lijkt me een betere ontwikkeling dan een Nederlandse uitspraak dat wij daar moeten ingrijpen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb gevraagd of er een zodanig niveau van vergiftiging kan zijn of een zodanige termijn waarop die vervuiling en de gezondheidsrisico's voortduren, dat het Koninkrijk wel moet ingrijpen. De heer Bosman geeft daar geen antwoord op. Ik begrijp niet zo goed dat hier niet diezelfde redenering wordt aangehouden als die met betrekking tot de financiën. Mijn collega's hebben dat ook al gevraagd. Ik doe nog een laatste poging om wellicht een antwoord te krijgen. Waarom kan er wel een aanwijzing worden gegeven als het financieel niet lukt — daar vragen de eilanden zelf ook niet om — en is dat niet nodig als het op gezondheids- of milieutechnisch gebied niet lukt? Dit probleem is immers niet van vandaag of gisteren, maar het speelt al tientallen jaren. Dat weten we allebei. 

De voorzitter:

Ik wijs erop dat dit een VAO is, en geen debat. Het algemeen overleg heeft al plaatsgevonden. Ik verzoek de heer Bosman om een korte reactie te geven. 

De heer Bosman (VVD):

Het is wel een heel brede vraag. Voor de VVD is goed bestuur essentieel. Het is daarbij het gemakkelijkst om de financiën te volgen. Follow the money! Als de financiën transparant zijn, merk je vanzelf dat het bestuur moet volgen. En dan volgt ook de rest daaronder vanzelf. De VVD kijkt hier niet eenzijdig door een rietje. De VVD zegt niet: het zijn alleen de financiën. We weten met z'n allen dat financiën bijdragen aan goed bestuur. Je moet de zaak op zo'n manier herstructureren dat je de bestuurders in de goede vorm kunt krijgen. Het gaat ook om vragen hoe het geld benut en besteed wordt, waar dat geld vandaan komt en hoe het terugkomt in de begroting. Ook dat zit er allemaal achter bij de ISLA. Als je die zaken allemaal kunt volgen, ontstaat er vanzelf een dynamiek die veel belangrijk is voor het eiland dan even door een rietje naar een probleem te kijken en te zeggen: dat pakken we even aan. 

Ik vind het essentieel dat we in den brede bezig zijn met een versterking van het bestuur. Dat is cruciaal voor Curaçao, en ook voor Aruba en voor Sint-Maarten. Dat moeten we met z'n allen aanpakken. Ik vind het veel belangrijker dat ik nu die ontwikkeling in de Staten zie. Men zegt: wij pakken het ook zelf ook op, want wij accepteren dit niet. Dat vind ik een veel belangrijker signaal dan dat wij hier een datum gaan bediscussiëren. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Nederland heeft een waarborgfunctie. Mensenrechten en goed bestuur zijn daar een onderdeel van. In 2005, toen Nederland nog direct verantwoordelijk was, bleek al uit een onderzoek dat jaarlijks vijftien mensen stierven als gevolg van de vervuiling. Nederland heeft die verantwoordelijkheid niet opzij geschoven en heeft daar juist afspraken over gemaakt. We zijn nu elf jaar verder en zitten in 2016. Wanneer is de grens bereikt? Wanneer gaat de Nederlandse overheid die waarborgfunctie wel handhaven en toepassen? 

De heer Bosman (VVD):

Nederland is nooit direct verantwoordelijk, nooit. Dat is een verkeerd statement. Dat moet helder blijven. Die directe verantwoordelijkheid bestaat niet. Als er wordt gesteld dat Nederland direct verantwoordelijk is, dan klopt dat niet. Dat is op basis van het Statuut namelijk de rijksministerraad. Daarbij is mogelijk de waarborgfunctie aan de orde. Dat is het geval als er geen sprake meer is van redres, als er geen sprake is van ontwikkelingen in de richting van verbeteringen. Kijk naar wat er momenteel op het eiland gebeurt. Er worden stappen gezet in de richting van de rechter. Het kabinet is bezig met het kijken naar de overstap op gas. De staten vinden de huidige gang van zaken onacceptabel. De vergunning wordt stopgezet en er gaat worden gesproken over nieuwe vergunningen. Mevrouw Koşer Kaya kan heel hard iets roepen over de waarborgfunctie, maar die is niet aan de orde. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Mijn vraag is heel simpel. Daarom wil ik een simpel antwoord en geen ellenlang verhaal. Er zijn elf jaar verstreken sinds 2005. Elk jaar zijn er mensen overleden. Die zijn en worden vergiftigd. Wanneer gaat de waarborgfunctie van Nederland in wat de VVD betreft? 

De heer Bosman (VVD):

Die gaat niet in wat ons betreft. Het is essentieel dat wij de discussie daarover scherp houden, want de waarborgfunctie is niet van Nederland. Daar zijn geen afspraken over gemaakt. Lees het Statuut en de memorie van toelichting. Op deze manier is dit een discussie van niks. Als wij elkaar op die manier de maat nemen, moeten we ook de feiten kennen. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Sinds 2005 is het duidelijk dat er door de ISLA-raffinaderij jaarlijks mensen dood gaan op Curaçao. Dat willen wij niet. Wat de raffinaderij uitstoot, is giftig. Daarom hebben wij de motie van de heer Van Raak medeondertekend. 

Ik heb ook nog een andere motie. De inhoud lijkt mij helder. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Isla-raffinaderij zeer verouderd is en grote problemen geeft voor gezondheid en milieu; 

overwegende dat in 2019 het contract tussen Curaçao en de exploitant PDVSA afloopt en dat dit een natuurlijk moment geeft om een nieuwe toekomst voor de Isla-raffinaderij in te slaan; 

overwegende dat er vanuit de bevolking interessante alternatieven voor de Isla-raffinaderij worden bedacht, maar dat deze alternatieven door gebrek aan middelen waarschijnlijk niet zodanig kunnen worden uitgewerkt dat zij volwaardig kunnen worden meegewogen; 

verzoekt de regering, kennis en kunde aan alternatieven vanuit de bevolking te verlenen, zodat zij volledig ontwikkeld kunnen worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 39 (34300-IV). 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een behoefte bestaat aan een duurzame alternatieve herinrichting van het Isla-complex, maar dat dit alternatief nog onderzocht moet worden; 

overwegende dat de Europese Investeringsbank op zich bereid is een dergelijk onderzoek te subsidiëren en dat GreenTown reeds uitgewerkte plannen heeft om een alternatief te ontwikkelen; 

verzoekt de regering, GreenTown te voorzien van een budget voor de ontwikkeling van een duurzame alternatieve herinrichting van het Isla-raffinaderijcomplex op Curaçao en de Kamer over de voortgang hiervan te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 40 (34300-IV). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat voor de handhaving van de voor de Isla-raffinaderij geldende milieunormen een goed uitgeruste en getrainde milieudienst noodzakelijk is; 

verzoekt de regering, in goed overleg met Curaçao actief bij te dragen aan de handhaving van de voor de Isla-raffinaderij geldende milieunormen en de Dienst Centraal Milieubeheer te vragen hiervoor de noodzakelijke handhavingstrainingen te verzorgen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 41 (34300-IV). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de risico's van klimaatverandering binnen het Koninkrijk het grootst zijn voor de Caribische regio; 

overwegende dat de landen binnen het Koninkrijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten voelen voor het implementeren van het klimaatverdrag van Parijs; 

verzoekt de regering, in goed overleg de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten te ondersteunen in het uitvoeren van de in het klimaatverdrag van Parijs overeengekomen afspraken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 42 (34300-IV). 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik was verrast dat dit debat vroeger begon dan op de agenda stond. Daarom was ik niet vanaf het begin aanwezig. Ik ben blij dat ik toch aan het einde mijn bijdrage heb kunnen leveren. 

De voorzitter:

U was op tijd. Wij waren vroeg begonnen, dat klopt. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. Er zijn vijf moties ingediend. Laat ik beginnen met de eerste, te weten de motie-Van Laar c.s. op stuk nr. 38. Die motie plaatst mij enigszins voor een dilemma. Het dictum en de oproep die daarin wordt gedaan aan de regering beschouw ik als ondersteuning van beleid. Ik ben op dit moment buitengewoon actief op dit punt, omdat ik de ISLA-raffinaderij een smerige boel vind en er graag aan bijdraag om daarvoor oplossingen te zoeken. Ik heb er onlangs de Nederlandse minister van I en M ook weer op aangesproken. Een wellicht ook voor u nieuwe ontwikkeling is dat er een projectleider is aangesteld om aan de Nederlandse kant de activiteiten te coördineren. Dat is de heer Van Dam, die hier ook aanwezig is. Er zijn interdepartementale gesprekken gevoerd en die worden voortgezet. De vertegenwoordiger heeft onlangs anderhalf uur met de heer Whiteman gesproken. Ik heb al eerder gezegd dat ik bereid ben om op korte termijn naar Curaçao te gaan om daar actief te acteren op dit punt. Wat het dictum van mij vraagt beschouw ik dus als ondersteuning van mijn beleid. 

De motie bestaat echter niet alleen uit dat verzoek aan de regering, maar ook uit een aantal uitspraken, bijvoorbeeld dat Curaçao ondeugdelijk wordt bestuurd, dat de regering de mensenrechten schendt en dat dit mede doden tot gevolg heeft. Dat zijn zeer vergaande uitspraken. Ik ben er zeker van dat deze door de regering van Curaçao als beledigend zullen worden ervaren. Met die uitspraken erin kan ik niet anders dan deze motie, ook wel met nadruk, ontraden. Mochten die uitspraken eruit gaan en mocht de motie zich tot het dictum beperken, dan zou ik het oordeel daarover aan de Kamer kunnen laten. Ik voeg eraan toe dat, als de motie met deze uitspraken erin wordt aangenomen, dit mij niet helpt in het uitvoeren van datgene wat het dictum van mij vraagt. Als je aan de ene kant tegen de regering van een ander land in het Koninkrijk zegt dat men ondeugdelijk bestuurt, de dood veroorzaakt en mensenrechtenschendingen pleegt, en aan de andere kant zegt "ik zou op gelijkwaardige basis met u willen meedenken en meewerken om problemen op te lossen", dan is dat niet een ideale binnenkomer. Zonder die uitspraken erin zou ik dus het oordeel aan de Kamer kunnen laten, maar anders moet ik de motie helaas ontraden. 

In de motie-Koşer Kaya/Sjoerdsma op stuk nr. 39 wordt mij gevraagd om als minister van Nederland kennis en kunde te organiseren voor de bevolking van een ander land. Dat vind ik nu net weer een beetje gek. Ik zou die ondersteuning wel willen leveren, maar dan aan het land Curaçao. Maar dat zou dan moeten gebeuren op verzoek van het land. Als onderdeel daarvan ben ik dan graag bereid om de bevolking daarvan onderdeel te maken. Ik ga mij echter niet direct tot de bevolking van een ander land wenden als de regering dat niet op prijs stelt. Dan kom je in heel rare verhoudingen terecht. 

In de motie-Van Tongeren op stuk nr. 40 wordt de regering verzocht, een Curaçaose organisatie te subsidiëren ... 

De heer Bosman (VVD):

Is het advies van de minister over de motie op stuk nr. 39 "ontraden"? 

Minister Plasterk:

Ja, die motie ontraad ik. 

In de motie op stuk nr. 40 wordt mij gevraagd om een op zichzelf genomen sympathieke organisatie in Curaçao direct te gaan subsidiëren. Dat past wellicht in de verhoudingen van vóór 10-10-10, maar niet meer in de huidige verhoudingen. Zoals de motie nu is geformuleerd, ontraad ik de aanneming ervan. 

Dat geldt niet voor de motie-Van Tongeren op stuk nr. 41, waarin van mij wordt gevraagd om datgene te doen wat eigenlijk ook in het dictum van de motie op stuk nr. 38 wordt gevraagd, namelijk in goed overleg met Curaçao actief een bijdrage te leveren. Het oordeel over die motie laat ik graag aan de Kamer over, even ervan uitgaande dat dit dan gebeurt op verzoek van de regering van Curaçao. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren heeft nog een vraag over de vorige motie. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik begrijp waarom de minister de motie in deze vorm ontraadt. Als ik het dictum aanpas met "in goed overleg" en "op verzoek van", zou de minister er dan anders naar kijken? De doelstelling delen wij immers, volgens mij, dus misschien dat een andere formulering beter zou werken? Er is op het moment maar één alternatief uitgewerkt en niet dit alternatief. Zij zoeken naar een vorm van financiële ondersteuning. 

De voorzitter:

U hebt het over de motie op stuk nr. 40, neem ik aan? 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ja. 

Minister Plasterk:

Ik zit toch even met het feit dat wij sinds 10-10-10 geen directe begrotingssteun meer verlenen aan andere landen in het Koninkrijk. Dat principe wil ik wel overeind houden, want anders is het einde zoek. Er zijn heel veel heel sympathieke organisaties voor kinderrechten en voor allerlei zaken in de andere landen van het Koninkrijk. Wij steunen die niet meer direct. Dat zou ik hiermee dus ook niet willen doen. We doen over het algemeen niet kinderachtig. Als wij bijvoorbeeld expertise ter beschikking stellen en dat voor een deel op de begroting hier drukt, dan bekijken we of we daar een mouw aan kunnen passen. Maar het direct subsidiëren van organisaties, ook als dat op verzoek van de lokale regering gebeurt, vind ik dan toch net buiten de staatkundige verhoudingen vallen. Ik zie, met alle sympathie voor die organisatie, toch niet voor me hoe we dat zouden kunnen doen. Over de motie-Van Tongeren op stuk nr. 41 laat ik het oordeel dus aan de Kamer over, met de kanttekeningen die ik heb geplaatst. 

Hetzelfde geldt wat mij betreft voor de motie-Van Tongeren op stuk nr. 42. Dat is in feite artikel 36 van het Statuut: de landen staan elkaar bij. Dus als wij elkaar kunnen bijstaan bij het realiseren van klimaatdoelstellingen, dan lijkt mij dat dat ook een meerwaarde kan opleveren voor het Koninkrijk. Ik laat dus het oordeel over die motie graag over aan de Kamer. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn wij hiermee aan het einde gekomen van dit VAO. Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. 

De vergadering wordt van 11.01 uur tot 11.15 uur geschorst. 

Naar boven