9 Raad voor het concurrentievermogen

Aan de orde is het VSO Raad voor het concurrentievermogen (21501-30, nr. 365). 

De voorzitter:

Ik verzoek de staatssecretaris plaats te nemen in het juiste vak. Ik heet hem van harte welkom. 

Als eerste is het woord aan mevrouw Gesthuizen van de SP. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Kortheidshalve schets ik even wat er aan de hand is. Bij het Europees Octrooibureau is enorm veel onrust omdat de werknemers daar te maken hebben met nogal ernstige represailles ten gevolge van het opkomen voor hun eigen rechten; van vakbondswerk. Afgelopen vrijdag of donderdag — ik weet niet eens meer wanneer het was — waren de heer Kerstens en ik bij de georganiseerde demonstratie. Wat ik daar uit de mond van de werknemers zelf te horen kreeg, vond ik buitengewoon indrukwekkend. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat bij het Europees Octrooibureau in Rijswijk en München al geruime tijd sprake is van gerichte aanvallen op vakbondsleden en een zeer hoge werkdruk; 

voorts constaterende dat het EOB als internationale organisatie niet onder het nationale arbeidsrecht valt; 

overwegende dat zulke overtredingen van de standaarden van de International Labour Organisation, zeker als zij op Nederlands grondgebied plaatsvinden, ontoelaatbaar zijn; 

verzoekt de regering, op korte termijn te overleggen met andere lidstaten van het EOB over maatregelen om deze misstanden te voorkomen en hoe er tot regelgeving kan worden gekomen om het juridische hiaat bij deze arbeidsconflicten te dichten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen en Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 366 (21501-30). 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dan rest mij niets anders dan uit te zien naar een vruchtbare gedachtewisseling met de staatssecretaris. 

De voorzitter:

Dat lijkt me een mooie afsluiting. Dank u wel. 

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. Ook ik sta hier om aandacht te vragen voor de situatie bij het Europees Octrooibureau, dat onder meer in Rijswijk is gevestigd. Ik ben vorige week niet alleen aanwezig geweest bij de demonstratie van vele honderden medewerkers van het octrooibureau, maar ik heb deze week ook met een deel van de directie gesproken. Laat ik zeggen dat ik blij ben dat de staatssecretaris zich tegen deze zaak aan gaat bemoeien, want dat lijkt mij hard nodig te zijn. Ik dien één motie in, die is meeondertekend door mevrouw Gesthuizen van de SP. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de gespannen situatie tussen management en medewerkers bij het Europees Octrooibureau onder meer als gevolg van disciplinaire maatregelen tegen actieve vakbondsleden inmiddels is geëscaleerd; 

overwegende dat de staatssecretaris van Economische Zaken naar aanleiding van een en ander het initiatief heeft genomen om de nu ontstane situatie binnen afzienbare termijn te bespreken met de president van het Europees Octrooibureau; 

verzoekt de regering, in dat gesprek aan te dringen op het ongedaan maken van bedoelde disciplinaire maatregelen, zijnde een noodzakelijke stap voor de-escalatie van het ontstane conflict, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 367 (21501-30). 

We wachten even totdat de staatssecretaris beschikt over beide moties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Van Dam:

Voorzitter. De zorgen die in de Kamer bestaan over de situatie bij het Europees Octrooibureau, deel ik, temeer omdat de inspanningen die Nederland heeft gepleegd om de situatie te laten de-escaleren, onvoldoende hebben opgeleverd en de situatie niet lijkt te verbeteren. Sterker nog, die lijkt eerder te verslechteren. Het voorbeeld daarvan is hier aangehaald door beide sprekers. Berichten over intimidatie en maatregelen jegens vakbondsbestuurders maken dat die zorgen aan mijn kant alleen maar groter worden. Die zorgen zijn door ons gedeeld. Nederland is niet alleen een van de leden van het bestuur van het Europees Octrooibureau, maar zit ook in het presidium. Ik zeg erbij dat we uiteraard niet de enige zijn. 

De Kamer weet dat het bureau, omdat het een internationale organisatie betreft, niet onder het Nederlandse recht valt en er sprake is van immuniteit. We spelen wel onze rol in het bestuur en het presidium van het Europees Octrooibureau. Daar hebben we niet alleen die zorgen geuit, maar hebben we ons in eerste instantie ook ingezet voor de-escalatie via een dialoog. Toen die op niks uitdraaide, hebben we ons ingezet voor een onderzoek, een zogeheten sociale audit. Vorige week heb ik de Kamer bij brief geïnformeerd dat die audit van start gaat. De terms of reference zijn afgelopen december vastgesteld. De verwachting is dat de sociale audit voor de zomer tot resultaat leidt. Die moet ook een beeld geven van de precieze situatie en leiden tot aanbevelingen over mogelijke maatregelen die we in het bestuur kunnen bediscussiëren. Ik wil zeggen dat ik hecht aan dit proces, omdat het een internationale organisatie betreft. We moeten in dit proces met vele andere lidstaten optrekken en afstemmen. Het moet op een diplomatieke — laat ik het maar zo zeggen — manier verlopen om het gewenste resultaat te boeken. 

Hiermee kom ik op de beide ingediende moties. In de motie op stuk nr. 366 van de leden Gesthuizen en Kerstens wordt verzocht om op korte termijn te overleggen met andere lidstaten. Dit overleg loopt al, zoals ik al zei. Door echter meteen met maatregelen te komen, zal het proces dat we net hebben ingezet worden doorkruist. Ik hecht eraan om het proces gewoon af te lopen zoals we het hebben afgesproken met het bestuur en in het presidium. De sociale audit loopt. De discussie over de aanbevelingen die uit deze audit naar voren komen en eventuele te nemen maatregelen, wordt vervolgd wanneer het rapport van de audit er is. In de motie wordt een beetje vooruitgelopen op dat proces. Ik kijk nu even naar de beide indieners. Er is geen misverstand over de inzet van het kabinet en van mij. Deze motie loopt echter vooruit op de uitkomsten van de sociale audit. De discussie over eventuele maatregelen is op zijn plaats zodra het rapport er is. Dat is dus tegen de zomer. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat kan allemaal zo zijn en ik waardeer het uiteraard zeer dat de staatssecretaris onze zorgen volledig deelt. Zo vat ik het tenminste op. Maar ik kan me voorstellen dat de staatssecretaris een motie als deze, mocht die worden aangenomen, als een steun in de rug kan zien voor hetgeen hij wenst te bereiken bij zijn overleggen. 

Van Dam:

Een steun in de rug is hier niet per se nodig. Ik zei namelijk al dat ik de zorgen deel die in deze Kamer naar voren zijn gebracht. Ik heb in mijn brief ook gemeld dat ik de president van het Europees Octrooibureau heb uitgenodigd voor een gesprek. Dat heb ik natuurlijk ook niet voor niets gedaan: ik wil die zorgen persoonlijk met hem bespreken en toelichten hoe Nederland hierin staat. Dat gesprek zal op korte termijn plaatsvinden; ik wacht daarmee niet tot de uitkomst van de audit bekend is. Als je als Kamer echter een motie indient met het verzoek om iets te doen, verwacht je ook dat het kabinet dat verzoek meteen gaat uitvoeren. Ik geef daarom nu aan dat mevrouw Gesthuizen een beetje op de zaken vooruitloopt. Misschien kan mevrouw Gesthuizen de motie aanhouden, totdat we de resultaten van de sociale audit hebben. Dat is namelijk het moment om met elkaar verder te spreken over de aanbevelingen die daaruit naar voren komen en om eventuele maatregelen te nemen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik zal dat overwegen, nadat ik daarover heb overlegd met de collega met wie ik de motie heb ingediend. Mag ik de staatssecretaris dan nog wel vragen hoeveel last hij denkt te hebben van een dergelijke aangenomen motie? 

Van Dam:

Zolang mevrouw Gesthuizen mij niet elke week naar de Kamer haalt om mij te vragen hoe het staat met de uitvoering van de motie, zal ik er niet zo veel last van hebben. Ik heb echter gezegd wat het proces is en dat proces wil ik eigenlijk gewoon aflopen. Dat is belangrijk, omdat we die afspraken met het bestuur van het Europees Octrooibureau hebben gemaakt. De motie doorkruist dat dus een beetje. Ik was zelf niet van plan om van dat proces af te wijken. Daarom geef ik aan mevrouw Gesthuizen mee dat het misschien handiger is om de motie aan te houden. Maar zij heeft al gezegd dat te overwegen. 

Hiermee maak ik de stap naar de tweede ingediende motie. Dat is de motie op stuk nr. 367. Die is van dezelfde indieners, maar dan in de omgekeerde volgorde. De indieners verzoeken om in het gesprek met de president van het Europees Octrooibureau aan te dringen op het ongedaan maken van de bedoelde disciplinaire maatregelen tegen vakbondsleden. Het voert voor mij te ver om hier nu in te gaan op een individueel arbeidsconflict. Maar dat die zorgen zijn toegenomen, heeft natuurlijk alles te maken met wat zich hier heeft voorgedaan. Ik zal die zorgen in het gesprek zeker overbrengen. Dit zal zeker een van de gesprekspunten zijn. Daar wil ik het bij laten, want anders zou ik ingaan op een individueel arbeidsconflict en dat vind ik niet gepast. De beide indieners kunnen ervan op aan dat dit in dat gesprek aan de orde zal komen. 

De voorzitter:

Daarmee is deze motie oordeel Kamer? 

Van Dam:

Nee, de motie verzoekt iets anders. De motie verzoekt om concreet aan te dringen op het ongedaan maken van disciplinaire maatregelen. Dat is iets wat ik hier niet kan toezeggen, omdat ik daarmee inga op een individueel arbeidsconflict, dus ik moet deze motie ontraden, als deze zo in stemming komt. 

De heer Van Veen (VVD):

Ik had even gemist of de eerste motie ook wordt ontraden, als deze niet wordt aangehouden. 

Van Dam:

Mijn verzoek is om de motie aan te houden. Als aan dat verzoek niet wordt voldaan, zou ik de Kamer ontraden om deze motie, zoals die er nu ligt, aan te nemen, omdat ik deze nu niet kan uitvoeren. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Omdat we geen tweede termijn hebben, zal ik eerlijkheidshalve maar zeggen dat ik nog niet van plan ben om de motie aan te houden, maar dat ik wel bereid ben om toe te zeggen dat ik niet iedere week de staatssecretaris aan zijn jasje zal trekken. Ik zie het zelf vooral als een inspanningsverplichting, die uiteindelijk tot resultaat moet leiden. 

De voorzitter:

Ik zie dat dit leidt tot grote opluchting bij de staatssecretaris. 

Van Dam:

Het is voor mij handig als de Kamer een verzoek doet waarvan zij wil dat ik het in die vorm uitvoer. Als het iets anders is geformuleerd, brengt dat mij in de positie om te zeggen dat ik het verzoek, zoals dat is geformuleerd, niet uit kan voeren. Veel belangrijker is dat we de zorg delen en dat we vanuit de positie die wij hebben in het bestuur van het Europees Octrooibureau, deze inzet plegen. Ik heb de indruk dat het kabinet daarbij gesteund wordt door de Kamer en dat is goed. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn komst. Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven