32 Natuurbeleid en biodiversiteit

Aan de orde is het VAO Natuurbeleid en biodiversiteit (AO d.d. 28/05). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ook in dezen vervang ik mevrouw Thieme, die bij het algemeen overleg is geweest. Daarin is gesproken over het doden van ganzen in ons land, honderdduizenden per jaar. Wij maken ons daar grote zorgen om, voorzichtig gezegd. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat jaarlijks honderdduizenden ganzen worden gedood; 

constaterende dat er effectieve en diervriendelijke alternatieven zijn voor het doden van ganzen, zoals lasers, maar ook het onaantrekkelijk maken van gebieden; 

constaterende dat provincies eigenstandig beleid hebben opgesteld, waarbij voornamelijk wordt ingezet op vergassing en afschot, en alternatieven in de marge blijven; 

constaterende dat ganzen zich niet beperken tot provinciegrenzen, waardoor een overstijgende visie op de ganzenproblematiek gewenst is; 

verzoekt de regering, met een algemene visie te komen waarmee invulling wordt gegeven aan alternatieven voor vergassing en afschot, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 48 (33576). 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik heb één motie. De inhoud daarvan is helder, dus ik draag haar meteen voor. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat gedurende het Nederlandse voorzitterschap de fitnesscheck van de Vogel- en Habitatrichtlijn wordt verricht; 

overwegende dat het herstel van biodiversiteit in Europa niet ter discussie moet staan als doel; 

verzoekt de regering, zich er ondubbelzinnig voor uit te spreken dat het doorzetten van het huidige beschermingsniveau van biodiversiteit in Europa de absolute ondergrens voor de herzieningsdiscussie is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 49 (33576). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil eerst even terugkomen op het algemeen overleg. Het is al even geleden. Er was toen wat verwarring over de vraag of er nu een maatschappelijke uitvoeringsagenda voor de natuurvisie is of niet. De staatssecretaris gaf aan dat deze uitvoeringsagenda gepresenteerd is op een natuurtop, volgens mij op 5 februari, maar de Kamer heeft nog steeds geen overzicht van de geplande activiteiten ontvangen. Wel heeft de staatssecretaris toegezegd dat wij aan het einde van het jaar een overzicht krijgen van de activiteiten waarmee het Rijk en de provincies aan de slag zijn gegaan. Ik ga ervan uit dat dit een dynamische agenda is en dat wij daarover met elkaar in gesprek kunnen blijven. 

Dan kom ik op mijn motie. In het algemeen overleg heb ik gepleit voor een steun in de rug van het Landschapsobservatorium. Ik begrijp dat de staatssecretaris dat niet wil financieren, want het landschapsbeleid ligt bij de provincies. Dat hebben wij met elkaar gedecentraliseerd. Ik hoop wel dat het Landschapsobservatorium een plek kan krijgen in de uitvoeringsagenda, waarvan ik zojuist aangaf dat ik hoop dat dat een dynamische agenda is, waarover Rijk en provincies met elkaar in gesprek kunnen blijven. De motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het Landschapsobservatorium een belangrijke functie heeft om te borgen dat er voldoende aandacht blijft voor het landschap, onder andere door de effectiviteit van het landschapsbeleid te monitoren; 

verzoekt de regering, in overleg met de provincies bij de verdere uitwerking van de Natuurvisie in een maatschappelijke uitvoeringsagenda ook de rol van het Landschapsobservatorium mee te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 50 (33576). 

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, het welzijn van dieren te borgen in het te voeren natuurbeleid en haar zorgplicht in dezen na te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 51 (33576). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, te voorkomen dat natuurbescherming boven de bescherming en het welzijn van dieren wordt gesteld, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 52 (33576). 

De heer Graus (PVV):

Dan kom ik bij de laatste motie. Ook dit is een second-bestmotie, omdat ik uiteraard die 500 fulltimedierenpolitieagenten wil. Dat is nu niet meer zo. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de fulltime dierenpolitie is vervangen door (parttime) taakaccenthouders dierenwelzijn binnen de Nationale Politie; 

verzoekt de regering, afdoende taakaccent te borgen ten behoeve van het opvolgen van de tienduizenden meldingen per jaar bij 144, de opsporing van en de handhaving tegen strafrechtelijke overtredingen door dierenbeulen en de vele bijvangsten van huiselijk geweld en andere delicten, waaronder illegale puppyhandel en stroperij, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 53 (33576). 

De heer Graus (PVV):

Ik had die moties natuurlijk al opgesteld toen ik nog niet wist wat de staatssecretaris in het vorige VAO tegen mij heeft verteld. Ik voel dus al aankomen dat zij gaat zeggen dat dat voor een gedeelte bij Veiligheid en Justitie ligt, maar ik roep haar ertoe op om in ieder geval het dierenleed en de opvolging van meldingen in de hand te houden, want daar gaat zij wel over. Zij gaat over het dierenwelzijn en dierenleed in Nederland. 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Graus. Dan geef ik het woord aan de heer Geurts van de CDA-fractie. Hij is waarschijnlijk ook de laatste spreker in deze termijn van de zijde van de Kamer. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft tijdens het algemeen overleg in mei warme woorden gesproken over het belang van vrijwilligers in het groen, samen met de CDA-fractie en een aantal andere fracties. Daarom denk ik dat zij het met mij eens is dat vrijwilligersorganisaties wat vastigheid nodig hebben. Om het vrijwilligersbeleid in de natuur aan te moedigen dien ik de volgende motie in, die medeondertekend is door collega Leenders van de PvdA-fractie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat verschillende verantwoordelijkheden op het gebied van monitoring en uitvoering van het natuur- en landschapsbeleid al jarenlang gedragen worden door vrijwilligersgroepen; 

overwegende dat vrijwilligersgroepen gebaat zijn bij structuur en continuïteit en dat ook de werkzaamheden op het gebied van monitoring en beheer van natuur en landschap van terugkerende aard zijn; 

verzoekt de regering om in het kader van de uitvoering van het Natuurpact en het uitvoeringsprogramma samen met provincies de betrokkenheid van vrijwilligers en hun organisaties op te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Leenders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 54 (33576). 

De heer Geurts (CDA):

De CDA-fractie heeft gezien dat de landschapselementen mogen meetellen in de vergroening. Wij zijn heel blij dat dit is gebeurd. Wij zijn ook blij dat de staatssecretaris dit mogelijk gaat maken. Heb ik de staatssecretaris goed begrepen dat dit volgend jaar mogelijk is? Mijn volgende vraag ga ik toch stellen, ook al zal de staatssecretaris misschien zeggen: "Rupsje Nooitgenoeg". Hebben sloten geen ecologische meerwaarde? 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik kom even terug op de motie van de heer Geurts. Ik hoorde daarin dat hij de staatssecretaris opdraagt om samen met de provincies iets op te nemen. Wat bedoelt hij daarmee? Gaat er ook geld naartoe? Wat bedoelt de heer Geurts met de motie en wat wil hij bereiken? 

De heer Geurts (CDA):

We weten dat het kabinet met de provincies overleg voert over het natuurbeleid. Dit is gedecentraliseerd, maar er is een aantal elementen waar de staatssecretaris bovenop blijft zitten. De Kamer doet dit ook. De vrijwilligers in de natuur vormen een van die elementen. Wij willen de staatssecretaris met deze motie meegeven dat zij in dat overleg met de provincies een plek voor de natuurvrijwilligers blijft bieden, omdat dit ook zo'n aangelegen punt was in de Kamer tot op heden. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik begrijp dat de motie geen geld gaat kosten, maar dient om in de overlegstructuur te borgen dat het behouden blijft. 

De heer Geurts (CDA):

Ik realiseer mij heel goed dat de natuur gedecentraliseerd is. Als er nog geld te vinden zou zijn op de begroting, ben ik zeker bereid om met de staatssecretaris mee te denken of en hoe wij dit aan de vrijwilligers kunnen besteden. Ik denk dat dit allemaal niet mee gaat vallen, maar dat zal de intentie ook niet zijn. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik begin snel. Ik ontraad de motie-Ouwehand/Thieme op stuk nr. 48. Dat doe ik niet omdat wij ons niet gezamenlijk zouden willen inzetten voor de meest diervriendelijke methoden en alternatieven en niet omdat we het niet op zo'n diervriendelijk mogelijke manier zouden willen doen als het noodzakelijk is om dieren te doden. Dat laatste doen we dus juist ook. We volgen de stand van het onderzoek. Het is echter nadrukkelijk een gedecentraliseerd onderdeel van het beleid. Het zijn de provincies — daar hebben we het al heel veel vaker over gehad — die hierin de lead hebben. Ze hebben geprobeerd om zo veel mogelijk gemeenschappelijkheid daarin te vinden, maar ik ga die verantwoordelijkheid niet overnemen. Ook om die reden ontraad ik deze motie. 

Ik kom bij de motie-Koşer Kaya op stuk nr. 49. Ik heb mij al eerder ondubbelzinnig erover uitgesproken dat we de doelen van de richtlijn niet ter discussie stellen. Er moet wel het een en ander veranderen. Ik ervaar deze motie dus als ondersteuning van het beleid in de zin dat het mij er niet om gaat om de doelen van het beschermingsniveau ter discussie te stellen, maar wel dat ik alle ruimte neem om iets te zeggen over de ineffectiviteit die soms in de uitvoering zit, waar we tegen aanlopen en waar heel vaak het goede de vijand is van het betere. We hebben volgens mij een heel evenwichtig debat daarover gevoerd. Ik zou het graag in die termen willen houden. Ik weet overigens ook dat er vanuit Europa geen intenties zijn om het beschermingsniveau ter discussie te stellen. Daar gaat het dus niet om. Dat moeten we wel tegen elkaar zeggen. Ik denk dat het meer nodig zal zijn om ons juist te concentreren op wat er moet veranderen dan op wat noodzakelijk is om te behouden. Dat is goed, daarover is veel overeenstemming en daarvoor is veel draagvlak. Alleen, er moeten een paar dingen echt anders. Daaraan ga ik de meeste energie besteden. Ik heb een paar heel goede voorbeelden in het debat gegeven van zaken waar we tegen aanlopen waardoor het soms niet uitvoerbaar is of niet altijd evenwichtig, waarbij je ook op hoog abstractieniveau in Europa kunt kijken waarom we het op de ene plek doen in plaats van op de andere. Er zijn zo veel mogelijkheden tot verbetering waarvan ik echt denk zeker te weten dat er in de Kamer breed draagvlak voor is. Ik beschouw de motie met mijn uitleg als ondersteuning van beleid. Het is namelijk niet mijn intentie om de doelen ter discussie te stellen. Dat heb ik ook nooit gezegd. Ik vind ook — dat doet geen recht aan het debat — dat we juist moeten praten over de wijze waarop het beter kan. Dat krijgt te weinig aandacht, ook in het Nederlandse debat. We schieten bijna in de kramp van de vraag of we met z'n allen het beschermingsniveau willen blijven bieden dat nodig is. Daar zit volgens mij straks niet het noodzakelijke debat. 

De voorzitter:

Mijnheer Heerema, u hebt zich ingeschreven. Ik geef u dus de gelegenheid om een vraag te stellen. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Deze motie was voor mij op meerdere wijzen uitlegbaar. De staatssecretaris interpreteert de motie zo dat de flexibiliteit in Europa van heel groot belang is. Dat zou kunnen betekenen dat — ik zeg maar wat — bijvoorbeeld het hoogveengebied niet per land bekeken wordt maar juist over Europa heen: hoeveel hebben we nog daarvan? Ik moet ook een oordeel over deze motie geven aan mijn fractie. Als de staatssecretaris de motie op die wijze interpreteert dat we over heel Europa bekijken wat we hebben en willen behouden in plaats van per land, dan denk ik dat zij mij ook aan haar zijde zal vinden. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, dat doe ik ook. We spreken in de Kamer veel over nationale parken. Als je door de oogharen heen tuurt naar wat in Europa nodig is, zie je dat het Europese netwerk van beschermde natuur en het vooral daar doen waar het land het meest uniek in is, tot veel winst kunnen leiden. Overigens hoeft dat niet te betekenen — dat is een wel een kleine winstwaarschuwing in de richting van de heer Heerema — dat we in Nederland per saldo minder natuur beschermen, zoals de heer Heerema ook weet. Wel kan het een andere aanvliegroute met zich brengen. Dit betekent dat je misschien in grotere systemen gaat kijken. Die omslag is misschien wel heel gunstig. Ik denk dat het helpt als de Kamer breed zou uitspreken dat het haar niet om het beschermingsniveau gaat, maar wel om de effectiviteit. Ik leg die motie zo uit. Het zou goed zijn om dat met elkaar zo te doen, want dan kunnen we ook stoppen met schijndebatten. Dat lijkt mij een goede zaak. 

De heer Geurts (CDA):

Om schijndebatten te voorkomen, gezien de inbreng van D66 in de afgelopen jaren, zit zij er wat krapper in dan wat de staatssecretaris nu aangeeft bij deze motie. Ik zal een praktisch voorbeeld geven. Op dit moment zijn er boeren in Drenthe die een vergunning moeten aanvragen om hun drainage te vervangen. Dat komt dan zogenaamd door de Europese regels. Die worden dus heel eng uitgelegd in Nederland. Hoe gaan we daarmee om, als het gaat om het huidige beschermingsniveau en de absolute ondergrens? De ondergrens is nu dat deze boeren een heel dure vergunning moeten aanvragen om de bestaande drainage te vervangen door nieuwe. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik moet een kleine correctie maken. Ik weet wel waar dit vandaan komt, maar dat het alleen in Nederland strenger wordt uitgelegd, daarover wil ik wel bij de afzonderlijke onderwerpen discussiëren. Heel vaak zien we ook dat de flexibiliteit die wij zoeken, bij de Europese wetgever en bij de juristen op grenzen stuit, en dan worden we teruggefloten. Daar heb ik in eerdere brieven talloze voorbeelden van genoemd. Bij dat soort voorbeelden denk ik dat we ernaar moeten zoeken om op een werkbare wijze om te gaan met de richtlijnen. Maar het hogere doel, namelijk een heel goed beschermingsniveau en het erkennen dat het beschermen werkelijk zoden aan de dijk zet, moeten we naar mijn mening niet ter discussie stellen. Als wij dat debat zo breed voeren, denk ik oprecht dat we dit soort voorbeelden, waar de heer Geurts soms onterecht, maar soms ook heel terecht mee komt, bij de kop kunnen vatten om te kijken of we ruimte kunnen krijgen in Europa om er echt iets aan te doen. Dat is wel mijn instelling. Ik wil de motie graag genuanceerd en in mijn eigen termen blijven uitleggen. Misschien leg ik het accent net wat anders dan mevrouw Koşer Kaya, maar ik heb de indruk dat zij daarmee kan leven. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik kan daarmee leven. Dat lijkt mij uitstekend. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat hebben we dan voorlopig weer opgelost. 

Dan kom ik bij de motie-Dik-Faber op stuk nr. 50, waarin zij verzoekt om de rol van het Landschapsobservatorium mee te nemen. Ik ga met de provincies invulling geven aan de landschapsvisie, zoals we al eerder hebben afgesproken. Ik zal het meenemen, maar dat is echt iets anders, zoals de heer Heerema terecht stelde, ook bij de motie over vrijwilligers, waarover ik nog iets zal zeggen, dan om de rekening bij het Rijk neer te leggen. Dat zegt mevrouw Dik niet. Misschien kan zij dat nog even hardop zeggen, dan kunnen we dat in de Handelingen meenemen bij het gesprek. Dat helpt mij. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Volgens mij is het zo dat het Rijk een Natuurvisie heeft. De provincies hebben ook natuurvisies. Er wordt een uitvoeringsagenda opgesteld. Het ligt allemaal bij de provincies, maar ik vind het heel belangrijk dat het idee van het Landschapsobservatorium een plek krijgt in die uitvoeringsagenda. Dat is een heel waardevol instrument, maar het Rijk hoeft daarvoor niet de rekening te betalen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ben het ermee eens dat wij een rol kunnen hebben om het te agenderen, maar wij zijn geen stofzuiger, in de zin dat wij alles wat iemand anders laat liggen, oppakken en voor onze kap nemen. Als we op die manier decentraliseren, komen we hopeloos vast te zitten. Dan is het einde snel zoek. 

De voorzitter:

Dus over deze motie is het oordeel aan de Kamer. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, vanzelfsprekend. 

Dan komen we bij de motie-Graus op stuk nr. 51. Bij dit thema ga ik wat meer in de "njet"-stand. Als ik lees: het welzijn van dieren borgen, natuurbeleid en zorgplicht, dan is niemand daar tegen, maar ik heb een donkerbruin vermoeden dat ik wel een beetje weet waar deze motie eigenlijk over gaat. Dat is toch zo, mijnheer Graus? Het gaat om het debat dat wij donderdag met elkaar voeren over de Oostvaardersplassen. Misschien kan de heer Graus de motie tot dat moment aanhouden. Dan ga ik uitleggen dat we eigenlijk al doen wat hier staat, maar dat het een stapje ingewikkelder wordt om te doen wat hij misschien van ons vraagt. Dat weet ik niet, maar dat gok ik. 

De heer Graus (PVV):

De staatssecretaris heeft me door en het klopt ook gewoon. De regering moet daar inderdaad altijd voor zorgen, dus zullen de mensen thuis zich wel afvragen waarom ik deze motie indien. In de Oostvaardersplassen gebeurt het volgens deskundigen echter niet. Ik zal de motie in ieder geval aanhouden tot we het debat hebben gevoerd. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Graus stel ik voor, zijn motie (33576, nr. 51) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dan kan ik de heer Graus donderdag op dat punt naar hartenlust tegenspreken. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 52. De heer Graus verzoekt de regering te voorkomen dat natuurbescherming boven de bescherming en het welzijn van dieren wordt gesteld. Ik ontraad deze motie. Beide thema's zijn van belang; het is niet zo dat het ene thema boven het andere gaat. Het is soms wel zo — dat hebben we ook bij natuurbeleid en de effectiviteit ervan geleerd — dat je niet altijd ten koste van de laatste soort iets moet doen terwijl je eigenlijk het gebied beter moet beschermen. Ik kom ook intellectueel een klein beetje vast te zitten als ik de motie helemaal doorexerceer: wat staat er en wat betekent het precies? Om die reden vind ik het niet verstandig om zo'n uitspraak ins Blaue hinein te doen. De heer Graus denkt daar anders over — dat is volstrekt helder — maar ik ontraad de motie toch. 

Datzelfde moet ik doen, en dat heeft de heer Graus zelf al heel goed aangekondigd, bij de motie op stuk nr. 53. Nogmaals, de taakaccenthouders zijn de competentie van de minister van Justitie. De heer Graus heeft volstrekt gelijk dat ik ook verantwoordelijkheid draag voor het voorkomen — want zo zie ik het — van dierenmishandeling en het verbeteren van het niveau van dierenwelzijn in ons land. Daar ben ik ook hard mee bezig, maar op dit punt ontraad ik de motie, ook om procedurele redenen. Ik vind namelijk dat de heer Graus dit met de minister moet bespreken. 

De heer Graus (PVV):

De staatssecretaris heeft meer mogelijkheden om invloed uit te oefenen bij het ministerie van Veiligheid en Justitie dan ik als Kamerlid. Daarom vraag ik het. Ze hebben overleg en de staatssecretaris kan zeker haar macht en kracht laten gelden, want die heeft ze. 

Ik heb stroperij en puppyhandel expliciet genoemd. De staatssecretaris heeft bepaalde mankrachten aan boord die onder EZ vallen die hier als taakaccenthouder wel ook iets aan kunnen doen. Daarom heb ik het bij deze staatssecretaris neergelegd. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat snap ik ook. Echter, het lijkt mij meer dan terecht dat wij nog op dat onderdeel terugkomen, op het moment dat wij ons onderzoek hebben afgerond naar de illegale hondenhandel, vermoedelijk later dit jaar. Die illegale hondenhandel is heftig, dat hebben we heel recent weer in een uitzending op een niet nader te noemen kanaal kunnen zien. Wij doen op dat gebied momenteel een en ander aan onderzoek en wij bekijken wat dat betekent voor onze handhavingscapaciteit en strategie. Op het moment dat je daarin wijzigingen doorvoert, moet je dat in je organisatie kunnen bolwerken. Als je dat al doet, moet je dat, vind ik, pas doen na gedegen onderzoek. Hierin loopt de heer Graus dus te ver voor de muziek uit. Op dit stuk erken ik volledig de verantwoordelijkheid die wij deels hebben. We zijn er dus niet als enigen verantwoordelijk voor, maar we zitten zeker met onze mensen in die keten. Er lopen echter nog een paar dingen en daardoor voel ik niet de vrijheid om erop vooruitlopend conclusies te trekken. 

De voorzitter:

U ontraadt de motie dus. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ontraad de motie. Dan kom ik op de motie op stuk nr. 54, van de heer Geurts en de heer Leenders. Hiervoor geldt dezelfde aanpak als voor de motie van mevrouw Dik-Faber, namelijk: meenemen betekent niet de rekening betalen, maar wel agenderen. Voor een deel dragen we inderdaad verantwoordelijkheid voor de monitoring door vrijwilligers. Die verantwoordelijkheid hebben we, zo begrijp ik, straks ook nog. Van onze kant zal er dus sowieso aandacht voor zijn. De provincie zal echter deels ook de verantwoordelijkheid moeten overnemen. Het is niet anders. Ik ben het er echter mee eens dat we het op de agenda moeten houden en daarom laat ik het oordeel aan de Kamer. 

Last but not least kom ik op de vraag van de heer Geurts over de landschapselementen. Ik ben inderdaad blij dat het gelukt is om de Commissie te bewegen om het echt mogelijk te maken. We doen geen sloten, omdat die in ecologische zin weinig meerwaarde hebben. In administratieve zin, op het gebied van de uitvoeringslasten, brengen ze echter heel veel extra werk met zich mee. De heer Geurts heeft gevraagd of een en ander vanaf volgend jaar kan. Daar zetten we echt alles op in. Ik moet echter wel een winstwaarschuwing geven: in het eerste jaar zal het een gedoe zijn. We hebben een afweging moeten maken. Als we het snel willen doen, wordt het geen leuke taak voor de mensen die dit thuis moeten intekenen. Dat gaan ze wel merken. Ik hoop niet dat de heer Geurts dan weer gaat zeggen dat het zo'n enorme ellende is om het in te voeren. Dat kan ik niet voorkomen. Het alternatief was dat we langer moesten wachten op het eenvoudiger maken van het systeem, maar dan moesten de mensen ook een jaar wachten. We hebben afgewogen welke boodschap de Kamer, en ikzelf ook, misschien het vervelendst zouden vinden en vervolgens heb ik besloten om het dan maar snel te doen. Daarbij geef ik dus de winstwaarschuwing dat het echt wat gedoe gaat opleveren. Je moet een en ander namelijk met puntjes en bolletjes intekenen, anders ben je niet EU-conform bezig. Dan moeten we het terugvorderen en daar word je heel ongelukkig van. Dat gaan we dus niet doen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemming over de ingediende moties vindt volgende week dinsdag plaats. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven