Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 37, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 37, item 3 |
Vragen van het lid Veldman aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de onroerendezaakbelasting (ozb) die in veel gemeenten meer stijgt dan landelijk is afgesproken.
De heer Veldman (VVD):
Voorzitter. Uit een steekproef van de Vereniging Eigen Huis onder 107 gemeenten blijkt dat de onroerendezaakbelasting, de belasting die huiseigenaren betalen, volgend jaar met gemiddeld 1,8% stijgt. Dat is opnieuw hoger dan de macronorm die tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de gemeenten is afgesproken. Ik zeg helaas "opnieuw" omdat al de gehele ambtsperiode van deze minister, 2012, 2013, 2014, 2015, en dus wellicht ook weer in 2016, de macronorm door gemeenten wordt overschreden en huiseigenaren dus meer betalen dan wat er is afgesproken. Ik heb daarom de volgende vragen aan de minister. Wat is er de oorzaak van dat de ozb-opbrengsten opnieuw hoger lijken te zijn dan volgens de macronorm is toegestaan? Wat vindt de minister daarvan? Wat gaat hij eraan doen om ervoor te zorgen dat gemeenten de macronorm niet opnieuw overschrijden?
Dan nog iets anders. De Vereniging Eigen Huis signaleert grote verschillen in de bedragen die huiseigenaren moeten betalen. Zo brengt de gemeente Schiedam ongeveer €180 aan ozb in rekening en de gemeente Nijmegen met €475 bijna drie keer zoveel. Hoe kijkt de minister tegen deze enorme verschillen aan? Wat vindt hij daarvan, los van het feit, waar hij ongetwijfeld mee zal komen, dat gemeenten autonoom zijn? Wat vindt hij van dit soort grote verschillen in wat huiseigenaren moeten betalen?
Minister Plasterk:
Mevrouw de voorzitter. De gemeenten bepalen de tarieven voor de ozb. Dat betekent dat gemeenten verschillende tarieven kunnen bepalen. Dat is de wet. Daarenboven geldt er wel een afspraak tussen de gemeenten gezamenlijk en het Rijk. Dat is geen afspraak over het tarief, want dat bepalen de gemeenten zelf, maar de afspraak dat de opbrengst van alle gemeenten bij elkaar opgeteld per jaar niet meer kan stijgen dan 3%. Welnu, de cijfers over de opbrengst van de ozb krijgen wij in het voorjaar. Voor dit jaar lijkt het alsof die opbrengst stijgt in de orde van grootte van 1,8%. Dan zou je zeggen dat dat onder die 3% blijft, maar omdat men in het verleden te ver gestegen is, mag men nu minder ver stijgen, namelijk 1,6%. Het zou kunnen dat men daar 0,2% boven komt. Ik hoop het niet. Wij wachten dat af. Wij gaan dat horen van het COELO (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden) in maart. Dat is het moment om daarop te reageren.
Daar verbond de heer Veldman nog de volgende vraag aan. Wat vindt u er nou eigenlijk van dat de gemeenten het gemeentelijk belastinggebied hebben en zelf tarieven mogen bepalen? Ik ga even uit van de wet zoals die is. Wel heeft mijn zeer gewaardeerde collega Wiebes nog onlangs een plan gepresenteerd waarin eerder sprake is van een uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied, zodat ze nog meer ruimte hebben om die tarieven zelf vast te stellen.
De heer Veldman (VVD):
Dank voor de beantwoording, maar het is geen antwoord op mijn vraag. Ik heb namelijk niet gevraagd wat de minister ervan vindt dat gemeenten autonoom zijn in het vaststellen van het tarief, want dat zijn ze. Ik heb hem gevraagd waarom de macronorm, die wij afgesproken hebben, opnieuw dreigt te worden overschreden, net als de afgelopen vier jaar. De afgelopen vier jaar hebben huiseigenaren ruim 90 miljoen euro meer betaald dan dat er met elkaar is afgesproken. Die macronorm hebben wij niet voor niks. Die macronorm hebben wij, met een mooi woord, om onevenredige stijging van de collectieve lastendruk te voorkomen. Ergo, die macronorm hebben wij om ervoor te zorgen dat wij met z'n allen niet te veel belasting betalen. Daar maken wij met gemeenten dus afspraken over. Wat gaat de minister eraan doen om ervoor te zorgen dat de gemaakte afspraken worden nagekomen? Het is voor mij niet goed genoeg als de minister zegt: ik wacht tot het voorjaar en dan zie ik weer verder. Ik wil dat de minister met de gemeenten in gesprek gaat en dat hij ze houdt aan de gemaakte afspraken.
Minister Plasterk:
Ik ben bang dat wij toch moeten wachten tot het voorjaar tot wij definitieve cijfers hebben. Dat is voor mij het moment om in gesprek te gaan met gemeenten. Maar vooruitlopend daarop wil ik wel alvast zeggen: mocht blijken dat men de norm bijna gehaald heeft maar net niet helemaal — het ziet ernaar uit dat men daar 0,2% boven zit — dan zal ik met ze afspreken dat ze die 0,2% volgens de afgesproken systematiek volgend jaar moeten inlopen en ze de opbrengst dus niet met maximaal 3% mogen laten stijgen maar met maximaal 2,8%. Dat zal ik doen. Dat is conform de eerder afgesproken systematiek.
De heer Veldman (VVD):
Ik zou graag zien dat deze minister in plaats van reactief proactief te werk gaat en dus aan de voorkant stuurt op de gemaakt afspraken, want reactief werken betekent in the end dat huiseigenaren ieder jaar te veel betalen. Zij betalen ieder jaar meer dan de afspraak en dat is niet de bedoeling.
Minister Plasterk:
De proactieve rol bij het vaststellen van de onroerendezaakbelasting ligt echt bij de gemeenteraden. Dat is de autonomie van het gemeentebestuur. Als de VVD dat zou willen wijzigen, dan hoor ik dat graag. Maar nogmaals, mijn indruk is dat, als er al sprake zou zijn van een wijziging in de systematiek, het eerder een verruiming van het gemeentelijk belastinggebied is. Ik voeg daar wel het volgende aan toe, zeg ik tegen de heer Veldman. Als per 2019 het hele stelsel van lokale belastingen ingrijpend zou worden veranderd, lijkt mij dat het moment om de macronormsystematiek, met alle mitsen en maren die je daarbij kunt hebben, nog eens te heroverwegen.
De heer Klein (Klein):
We kijken naar de problemen van de huiseigenaren die met hogere lasten te maken hebben. Ik vraag de minister of het niet verstandig is om te weten waarom gemeenten nu gedongen worden om de tarieven te verhogen. Is dat niet een gevolg van het beleid van het kabinet om de opschalingskorting te handhaven? Is dat niet een gevolg van het beleid om een decentralisatie door te voeren met veel te weinig geld, met 40% korting? Kortom, zou de minister in zijn analyse ook willen betrekken waarom gemeenten tot een verhoging zijn gekomen?
Minister Plasterk:
Nee, dat zou ik niet willen doen, ook omdat de meeste gemeenten de ozb helemaal niet verhogen. De gemiddelde stijging van 1,8% komt tot stand doordat heel veel gemeenten keurig de tarieven vlak houden. Sommige gemeenten verlagen de tarieven zelfs. Een paar gemeenten verhogen de tarieven en op die manier komt het gemiddelde tot stand. Wij kunnen zeker niet zeggen dat alle gemeenten zich gedwongen zien om de ozb-tarieven te verhogen.
De voorzitter:
De heer Klein, tot slot.
De heer Klein (Klein):
Ik heb nog een tweede vraag. De verhoging van de ozb-tarieven leidt tot meer lasten bij de burgers. Wij kijken naar de totale lasten die de mensen door de overheid opgelegd krijgen. Is het dan niet handig dat wij eens goed kijken wat de koopkrachteffecten per gemeente zijn, zodat wij een goed plaatje krijgen van wat de mensen te besteden hebben als gevolg van de belastingen die zij van Rijk, provincie en gemeente op hun bordje krijgen?
Minister Plasterk:
Het is aan de gemeenten om tarieven te stellen, zoals ik al gezegd heb. Als wij toekomen aan een herindeling van het gemeentelijk belastinggebied — nogmaals, het plan is om dat per 2019 te doen — dan zou ik mij kunnen voorstellen dat als onderdeel van dat pakket nog eens kritisch wordt gekeken naar een aantal lokale belastingen. Er zit ook een aantal bij, zoals de hondenbelasting, waarvan ik het langzamerhand moeilijk vind om te verklaren waarom wij die überhaupt hebben. Dat geldt ook voor de ondergrondse precariorechten en zo zijn er nog wel een paar.
De heer Van Raak (SP):
Gemeenten hebben heel moeilijke zorgtaken. Daar zitten bezuinigingen bij van 20%, 30% of 40%. Zij mogen van de VVD geen belasting heffen. Ik heb echter nog niet gezien dat het geld uit de lucht valt of aan de bomen groeit. Als gemeenten de moeilijke zorg aan kwetsbare mensen willen leveren, waar halen zij dan het geld vandaan?
Minister Plasterk:
Ik dank de heer Van Raak voor zijn bijval. Ik meen dat het indirect eerder een vraag aan de VVD is. Uiteindelijk moeten gemeenten zelf besluiten hoe zij hun begroting in balans brengen. Daarover zijn wij het hier wel eens, denk ik. Laten wij aan dit debat niet de indruk overhouden dat alle gemeenten de ozb verhogen. Veruit de meeste gemeenten houden de ozb-tarieven keurig vlak. In mijn inleiding heb ik en passant al genoemd dat de norm van 3% stijging geen tariefstijging is, maar een stijging van de opbrengst. Het kan ook dat de opbrengst stijgt omdat er een nieuwbouwwijk tot stand is gekomen, waardoor er meer inkomsten binnenkomen via de ozb.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-37-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.