2 Vragenuur: Vragen Helder

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. 

Vragen van het lid Helder aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "OM in de fout: DNA moordenaars en verkrachters niet afgenomen". 

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Sinds enige tijd is het verplicht om na veroordeling voor een misdrijf waar voorlopige hechtenis op staat, DNA af te nemen van de veroordeelden. Daders kunnen zo sneller worden opgespoord en misdrijven kunnen zelfs worden voorkomen. Het staat vast dat het Openbaar Ministerie van bijna 12.000 veroordeelden geen DNA heeft afgenomen, terwijl dit wel had gemoeten. Het gaat niet alleen om daders die misdrijven hebben gepleegd zoals diefstal en witwassen, maar ook om moordenaars, verkrachters, aanranders en mensenhandelaren, ik noem dat slachtoffermisdrijven. Veel van deze misdrijven zijn topprioriteiten van deze minister. Mijn fractie vindt het onacceptabel wat er nu is gebeurd, zeker gezien het feit dat dit soort daders vaak meerdere misdrijven pleegt in dezelfde categorie. Er zijn dan weer slachtoffers te betreuren. Het Openbaar Ministerie heeft zijn fout op dit punt al toegegeven en aangegeven dat er een inhaalslag wordt gemaakt. De minister hoeft dus niet te zeggen wat er allemaal gaat gebeuren; mijn fractie weet dit al. Ik heb ook al gelezen wat het Openbaar Ministerie over dit bericht heeft gezegd. Ik haal hier echter één punt uit. Het staat vast dat de beloofde inhaalslag heel moeilijk is, want de politie heeft van veel veroordeelden het adres niet; in gewoon Nederlands gezegd: ze zijn kwijt. Slachtoffers hebben daar geen boodschap aan, mijn fractie evenmin. Ik heb daarom slechts één dringende vraag aan de minister: wat gaat hij doen om deze veroordeelden zo snel mogelijk te achterhalen? 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Helder voor het stellen van deze vraag. Het afnemen van celmateriaal bij veroordeelden is voor de opsporing van verdachten van groot belang, evenals voor de oplossing van ernstige strafbare feiten. Ik ga ervan uit dat de wetenschap dat een veroordeelde met zijn DNA-materiaal is opgenomen in de DNA-databank ook nog een preventief effect zou kunnen hebben. Ik ben het eens met mevrouw Helder dat als er bij een veroordeling geen celmateriaal wordt afgenomen, dit ongewenst is omdat het nu eenmaal verplicht is op grond van de wet. Voordat de commissie-Hoekstra met haar rapportage kwam, heb ik het Openbaar Ministerie al gevraagd om een inhaalslag te maken. Mijn ambtsvoorganger was hier in 2014 al mee begonnen. Ik zeg dit in reactie op terechte vragen die mevrouw Helder in het algemeen overleg op 19 februari 2014 al heeft gesteld. Ik weet dat nog goed, want ik was zelf voorzitter van die commissievergadering. Over de voortgang van de inhaalactie heb ik de Kamer geïnformeerd in de brieven van 25 juni, 5 oktober en 20 november. Dit was naar aanleiding van het rapport van de commissie-Hoekstra, waarvan dit aspect een belangrijk onderdeel is. Het Openbaar Ministerie, de politie en het CJIB zijn dagelijks bezig — ik zeg dit in antwoord op de concrete vraag die mevrouw Helder stelde — met de opsporing van de veroordeelden die gesignaleerd staan. Dit zijn dezelfde die gesignaleerd staan op basis van de adresgegevens, maar ook degenen waarvan wij de adresgegevens niet hebben. Als gevolg van die opdracht heeft de politie naar verwachting voor het einde van het jaar van alle personen die kunnen worden getraceerd, omdat van hen het adres bekend is, celmateriaal afgenomen. Dit zijn er 1.748. Volgens de cijfers per 1 december 2015 is dat van 80% van dat aantal al gebeurd. De politie heeft mij bevestigd dat voor het einde van het jaar naar verwachting alle DNA-afnames hebben plaatsgevonden. 

Mevrouw Helder wees op de groep van 10.765 veroordeelden van wie wij niet weten waar ze zijn; ze kunnen dood zijn, naar het buitenland zijn of zich in Nederland schuilhouden. Deze veroordeelden zijn gesignaleerd en worden actief gezocht. De politie tracht de groep met aanknopingspunten van verblijf in Nederland op te sporen om alsnog celmateriaal bij deze veroordeelden te kunnen afnemen. Deze actie loopt door tot in 2016 en ik informeer de Kamer voor 1 mei 2016 over de gevolgen daarvan. 

Mevrouw Helder (PVV):

Dat zijn een heleboel woorden, maar ik heb gevraagd naar de veroordeelden die weliswaar gesignaleerd zijn, maar kwijt zijn. Ik hoor de minister zeggen dat de veroordeelden van wie een vermoeden bestaat dat ze nog hier zijn, actief gezocht gaan worden. Er zijn er ook een heleboel naar het buitenland vertrokken; het Openbaar Ministerie schrijft dit ook. Mijn vraag is dan nogmaals: worden er rechtshulpverzoeken gedaan? Wordt Europol ingeschakeld? Gaan we iets verder kijken dan over de grens om van deze mensen alsnog DNA te kunnen afnemen? Er wordt immers uitgegaan van een preventieve werking nadat DNA is afgenomen. Het moet de minister zeer aanspreken om alles uit de kast te halen — niet alleen maar actief op te sporen — en over de grens heen te kijken om deze mensen alsnog te kunnen traceren om hun DNA af te nemen. 

Minister Van der Steur:

In de brief van 1 mei zal ik aangeven wat we precies hebben gedaan op dat punt. Voor mij zijn er in elk geval twee vraagpunten, waarvan ik in de komende twee weken wil weten hoe het zit. Als iemand die onderdeel van deze groep is op Schiphol aankomt, wordt dan automatisch bij het scannen van het paspoort vastgesteld dat hij nog wordt gezocht om DNA af te nemen? In een aantal gevallen zullen dat overigens ook mensen zijn die nog een celstraf moeten uitzitten. Die groepen overlappen elkaar. We weten dat we er daar ook nog een paar duizend van hebben. Het andere vraagpunt betreft internationale signalering. Ik weet op dit moment niet of het mogelijk is om deze mensen internationaal te signaleren. Rechtshulpverzoeken hebben natuurlijk alleen zin als je weet aan welk land je dat verzoek moet doen en dat is nu juist een van de problemen. Als we weten waar iemand zit, dan kan een rechtshulpverzoek worden gedaan, zeker als de betrokkene ook nog een gevangenisstraf zou moeten uitzitten. 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik dank de minister ervoor dat hij die twee vragen via mij, via de PVV, alsnog gaat stellen en gaat beantwoorden in de brief van 1 mei 2016. De verblijfplaats, al dan niet in het buitenland, van veroordeelde criminelen moet achterhaald worden. 

Minister Van der Steur:

Ik deel de zorg van mevrouw Helder. Ik ben blij dat ik kan melden dat zowel mijn ambtsvoorganger als ik heel actief betrokken waren en zijn bij dit onderwerp, sinds de commissie-Hoekstra en ook al daarvoor. Het is, geheel zoals mevrouw Helder zegt, niet goed om uit te moeten leggen aan de samenleving dat van zo'n groot aantal mensen ofwel gevangenisstraffen openstaan ofwel geen DNA is afgenomen, terwijl dat voor onze rechtsstaat nu eenmaal van belang is. Ik deel dus geheel de zorg die mevrouw Helder vandaag heeft uitgesproken. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb nog een korte vraag in het verlengde van de terechte mondelinge vraag van mevrouw Helder. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken is waar het gaat om afname van DNA-materiaal bij verdachten? We spreken nu over veroordeelden, maar is er ook progressie gemaakt in het afnemen van celmateriaal bij verdachten en dan zeker verdachten van zware gewelds- of zedendelicten? 

Minister Van der Steur:

Dat was één van de punten die we hebben bekeken naar aanleiding van de commissie-Hoekstra. Op dat terrein is een aantal maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat eerder celmateriaal zal worden afgenomen van verdachten. Zoals bekend heb ik een wetsvoorstel in voorbereiding om het mogelijk te maken om al bij inverzekeringstelling DNA-materiaal van verdachten af te nemen, conform het advies van de commissie-Hoekstra. Dat wetsvoorstel hoop ik zo spoedig mogelijk bij de Kamer in te kunnen dienen. Daarnaast is er een hele reeks maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op de kortst mogelijke termijn na de veroordeling DNA-materiaal wordt afgenomen. Ik merk op dat nog steeds, net als ten tijde van de commissie-Hoekstra, meer dan 80% van de mensen die worden opgeroepen na de eerste oproep komt en dat er vervolgens een tweede oproep plaatsvindt waarna nog een groot aantal zich meldt. De rest wordt actief door de politie opgespoord, om het DNA af te nemen. 

Mevrouw Swinkels (D66):

Ik kom toch nog even terug op het antwoord van de minister op de vraag van mevrouw Helder, een zeer terechte vraag. Iedereen is natuurlijk bezorgd over de groep die kwijt is, juist omdat die mensen vaak in herhaling vallen. Ik heb de minister horen zeggen dat nog niet duidelijk is of het mogelijk is om deze mensen via Europol op te sporen. Kan hij dat nader toelichten? 

Minister Van der Steur:

Ik heb gezegd dat ik niet weet of dat mogelijk is, omdat ik niet weet of we die mensen ook op deze basis, alleen voor het afnemen van DNA-materiaal, in die registers kunnen laten opnemen. Op de mogelijkheden die er internationaal zijn, kom ik terug in de brief die ik de Kamer voor 1 mei stuur. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu door naar de volgende vraag, die van mevrouw Karabulut. Ik heb begrepen dat de volgorde van de vragen is gewijzigd. Ik hoor net dat die wijziging niet is doorgegaan. Dan gaan houden we ons gewoon aan de volgorde zoals die is aangekondigd en gaan we door naar de vraag van de heer Veldman. 

Naar boven