8 Kwaliteit verpleeghuiszorg

Aan de orde is het VAO Kwaliteit verpleeghuiszorg (AO d.d. 18/11). 

De voorzitter:

Ik heb voor dit VAO de heer Van Gerven als woordvoerder staan, maar ik zie dat mevrouw Siderius dit overleg voor hem waarneemt. Aan haar nu het woord. 

Mevrouw Siderius (SP):

Dank u, voorzitter. Ik heb een motie van de heer Van Gerven, maar ik denk dat ik er ook mijn naam onder ga zetten. Ik denk dat ik haar anders niet kan indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er de afgelopen drie jaar zo'n 72.000 banen zijn verdwenen in de zorg; 

constaterende dat tegelijkertijd personeel in de zorg in de enquêtes van zowel de SP als de FNV aangeeft dat er sprake is van een toenemende werkdruk en een afname van het aantal handen aan het bed van de patiënt dan wel van de bewoner van de verpleeg- en verzorgingshuizen; 

verzoekt de regering, de kwaliteit van de zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen te borgen door een moratorium in te stellen op het verdwijnen van banen die de directe zorg in de verpleeg- en verzorgingshuizen betreffen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 174 (31765). 

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Dit verslag van een algemeen overleg gaat over een debat van 18 november, zeg ik tegen de heer Potters, die gisteren mijn debatverzoek niet steunde naar aanleiding van een bericht van 7 december. Ik had het volgens hem maar bij dat debat moeten betrekken. 

Het wiel wordt opnieuw uitgevonden voor de kwaliteit in de verpleeghuiszorg, terwijl uit het Experiment Regelarme Instellingen veel goede initiatieven zijn gekomen. Die liggen waarschijnlijk in dezelfde kast als de regels die afgeschaft kunnen worden. We hebben ze in ordners maar weer eens aan de staatssecretaris meegegeven. Doet hij het experiment nog eens dunnetjes over? In de tussentijd zitten onze ouderen nog steeds regelmatig zonder toezicht en is het maar in 4% van de instellingen op orde met het personeel. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er ruimte wordt gegeven aan verpleeghuislocaties die de ambitie hebben om best practice te worden; 

constaterende dat het Experiment Regelarme Instellingen al vele best practices heeft opgeleverd en dat daarmee aanzienlijke besparingen in de kosten gehaald kunnen worden; 

verzoekt de regering, de nu al functionerende best practices landelijk uit te rollen en de besparingen die dit oplevert terug te laten vloeien naar de verpleeghuizen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 175 (31765). 

De voorzitter:

Ik probeerde nog even te bedenken of u "best practices" niet door iets mooiers kan vervangen. 

Mevrouw Agema (PVV):

Ik heb het niet bedacht, hè? Ik neem het alleen maar over omdat het in al die stukken staat. 

De voorzitter:

Dan handhaven we het. 

De heer Otwin van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Ik dien samen met mijn collega Sjoerd Potters van de VVD één motie in, die ook over de "best practices" of "goede voorbeelden" gaat. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat goede voorbeelden in de verpleeghuiszorg de norm gaan worden; 

van mening dat nog onvoldoende duidelijk is op welke wijze dit geoperationaliseerd wordt en welke gevolgen dit heeft voor de dagelijkse gang van zaken voor de verpleeghuiszorg en de kwaliteit van leven van cliënten; 

verzoekt de regering, nader te concretiseren hoe de goede voorbeelden de norm worden en wat dit concreet betekent voor de overhead van zorgaanbieders, de organisatie van de zorg, de tijd die medewerkers kwijt zijn aan administratie en de visie van zorgaanbieders op zorgverlening aan cliënten, en de Kamer hierover in het voorjaar van 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Otwin van Dijk en Potters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 176 (31765). 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat sommige ouderen veel langer dan de maximaal aanvaardbare wachttijd van zes weken moeten wachten op een plek in een verpleeghuis; 

overwegende dat de gemiddelde wachttijd vijf maanden en twee weken is; 

van mening dat het onwenselijk is dat duizenden ouderen met dementie of fysieke beperkingen maandenlang op wachtlijsten staan; 

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe groot de groep van ouderen op een wachtlijst is en voor hen in overleg met zorgverzekeraars en zorgaanbieders op zoek te gaan naar passende oplossingen zodat mensen niet langer dan zes weken hoeven te wachten op een plek in het verpleeghuis, en de Kamer hierover uiterlijk in het voorjaar 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 177 (31765). 

Mevrouw Agema (PVV):

Ik vind deze motie heel sympathiek. Gisteren vroeg ik een debat aan over dit onderwerp en nu is het mevrouw Bergkamp die hierover alvast een motie indient. Het lijkt me dan wel sympathiek als je dan vraagt of je collega misschien wil meeondertekenen. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik verzoek u bij dezen of u eronder wilt staan. Ik zie dat dat zo is, dus ik zet uw naam eronder. 

De voorzitter:

Het wordt geregeld. De naam komt erbij. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Mevrouw Agema, bij dezen kan ik u melden dat uw naam eronder staat. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. We hebben tijdens het AO gesproken over het extra geld dat naar verpleeghuizen gaat. Daar was eigenlijk iedereen verheugd over. Het CDA vindt het echter wel een terechte discussie of je de besteding van dat geld vervolgens moet optuigen met allerlei extra regels. Klacht nummer 1 in de verpleeghuiszorg is dat er veel te veel regels zijn. Dat geldt zorgbreed, maar zeker ook verpleeghuizen. Een gemiddelde verpleegkundige of verzorgende is minstens 30% van haar tijd kwijt aan het invullen van papieren. Nu komen daar weer een plan en een verantwoordingssystematiek bij. Dat is een doorn in het oog van het CDA. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de verpleeghuissector nagenoeg nu al bezwijkt onder de regeldruk en dat dit klacht nummer 1 is van het verplegend en verzorgend personeel; 

verzoekt de regering, niet weer een nieuwe verantwoordingssystematiek op te tuigen om de besteding van het extra geld in de verpleeghuiszorg te onderzoeken maar de verantwoordelijkheid van correcte besteding te laten meelopen in de reguliere verantwoording, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 178 (31765). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik hoop zeer op steun van mijn collega's. We hebben het hier constant over de regeldruk. Vandaag en dinsdag bij de stemmingen is er een mogelijkheid om daar daadwerkelijk eens paal en perk aan te stellen. Ik hoop dus van harte op steun. 

De voorzitter:

Ik dacht dat wij met deze hartenkreet de termijn van de zijde van de Kamer konden afsluiten, maar dat is niet het geval. De heer Van Dijk heeft nog een vraag. 

De heer Otwin van Dijk (PvdA):

Ik zou natuurlijk nooit een hartenkreet willen onderbreken. Die hartenkreet dat we de regeldruk moeten aanpakken, steunen we natuurlijk allemaal van harte. Voor deze extra gelden voor dagbesteding en voor opleiding van personeel is echter afgesproken dat de mensen die die dagbesteding krijgen en het personeel dat die opleiding nodig heeft, daar ook zelf wat over te zeggen hebben. Je wilt dan natuurlijk wel dat het niet in een grote pot verdwijnt, maar dat mensen die zeggenschap op de een of andere manier ook kunnen uitoefenen. Ik zou dus van mevrouw Keijzer graag willen weten hoe zij borgt dat mensen zelf ook wat te zeggen krijgen over hun dagbesteding en de personeelsleden over hun opleiding. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

De bedoeling is — dat weet de heer Van Dijk natuurlijk heel goed — dat er een plan gemaakt wordt waarbij cliëntenraden betrokken worden bij de vraag hoe dit geld besteed wordt. De motie gaat over weer een nieuwe verantwoordingssystematiek. Dat staat namelijk in afspraak nr. 9 van het akkoord dat hierover gesloten is. Ik denk dat het ook eens aankomt op vertrouwen in de sector en vertrouwen in de wijze waarop mensen in zo'n verpleeghuis met elkaar omgaan. Als daar afgesproken is hoe men het gaat doen, dan moet je niet weer een nieuwe verantwoordingssystematiek optuigen. Het is zonde van het geld en zonde van de tijd die daar weer aan besteed gaan worden. Laten we nu toch eens zeggen: tot hier en niet verder, wij doen er niet weer een nieuwe verantwoordingssystematiek bij. 

De heer Otwin van Dijk (PvdA):

Ik denk dat ik het voor een groot gedeelte met mevrouw Keijzer eens ben dat we geen nieuwe verantwoordingssystematiek moeten optuigen. Laten we dat niet doen, maar er wel voor zorgen dat mensen over hun dagbesteding wat te zeggen krijgen. Laten we dat wel intact laten. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat is precies wat deze motie zegt. In afspraak nr. 9 staat dat er een nieuwe verantwoordingssystematiek komt. Niets staat een Kamermeerderheid voor deze motie meer in de weg. Dan hebben we een keer een punt met elkaar gezet. 

De voorzitter:

Voordat ik de staatssecretaris het woord geef, schors ik de vergadering voor enkele ogenblikken. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Van Rijn:

In de motie op stuk nr. 174 wordt mij gevraagd: wil je ervoor zorgen dat er nooit meer een baan verdwijnt in de verpleeg- en verzorgingshuizen? Hoe sympathiek dit ook klinkt, het gaat echt te ver. Ik zie mevrouw Siderius ook lachen, dus dat vindt ze zelf waarschijnlijk ook. Sorry, voorzitter, dat is geen uitlokking. Ik denk dat wij de gezamenlijke inzet hebben om de kwaliteit van de verpleeg- en verzorgingshuizen te verbeteren. We maken afspraken over de toekomst van de zorg. Dan kunnen we in de Tweede Kamer geen moratorium afspreken op het verdwijnen van banen in de verpleeg- en verzorgingssector. Dat lijkt mij echt niet goed en overigens ook niet mogelijk. Om die reden ontraad ik de motie. 

De voorzitter:

Nou vraag ik mij serieus af welke toelichting mevrouw Siderius nog wil van de staatssecretaris, maar ik ben zo benieuwd, dat ik haar de gelegenheid geef om een vraag te stellen. 

Mevrouw Siderius (SP):

Nou voorzitter, dat zal ik u vertellen. De staatssecretaris doet het voorkomen alsof de SP wil dat er geen enkele baan verdwijnt in de verzorgingshuizen. In het dictum van deze motie wordt de regering echter verzocht, een moratorium in te stellen op het verdwijnen van banen die de directe zorg in de verpleeg- en verzorgingshuizen betreffen. Dat is iets anders dan hoe de staatssecretaris het hier doet voorkomen. Ik moest inderdaad een beetje lachen, omdat ik dacht: de staatssecretaris zet het allemaal weer lekker naar zijn eigen hand. Ik zou toch graag willen dat hij reageert op dit dictum en de precieze formulering, zoals die op papier staat. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ook dat gaat in mijn ogen te ver. Er is natuurlijk directe zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen, maar wat valt er precies onder directe zorg? Vallen verzorgende functies die te maken hebben met huishoudelijk werk daar wel of niet onder? Hoe zit het met ondersteunende functies, die ongelooflijk belangrijk zijn? Hoe zit het met begeleidsters van activiteiten en van de dagbesteding? Horen die er allemaal bij? We komen dan in een verkeerde discussie terecht, nog los van het feit dat we de komende periode zullen meemaken dat het werk verandert doordat er andere deskundigheden en functies gevraagd zullen worden, waardoor er altijd dynamiek zal zijn in nieuwe en oude banen. Ik blijf dus bij mijn oordeel. 

In haar motie op stuk nr. 175 verzoekt mevrouw Agema de regering om de best practices die naar voren zijn gekomen uit het Experiment Regelarme Instellingen (ERAI) landelijk uit te rollen. Ik denk dat we het hierover erg met elkaar eens zijn, maar ik wil haar een voorstel doen. Wij zijn bezig om het ERAI te evalueren. Ik heb toegezegd dat de Kamer de resultaten van die evaluatie in het voorjaar van 2016 krijgt. Wat mij betreft zullen we de lessen daaruit meenemen en integreren in het plan, want we hoeven het wiel niet opnieuw uitvinden. Dat ben ik met mevrouw Agema eens. Ik stel haar dus voor om haar motie aan te houden tot de evaluatie van het experiment de Kamer heeft bereikt. 

Mevrouw Agema (PVV):

De staatssecretaris kan na drie jaar toch weleens een keertje "oordeel Kamer" zeggen? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik probeer mevrouw Agema tegemoet te komen. Ik heb gezegd dat ik de motie sympathiek vind. Wij weten nog niet welke best practices er zijn. Ik heb een evaluatie beloofd. Ik probeer mevrouw Agema er dus toe te verleiden — dat mag ik toch proberen? — om gezamenlijk op te trekken, zodat we de lessen uit het ERAI, die we nog moeten trekken, kunnen integreren in het plan van aanpak dat we met elkaar gemaakt hebben. 

De voorzitter:

Ik verzoek u om een oordeel over de motie te geven, indien deze niet wordt aangehouden. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Indien de motie niet wordt aangehouden? Ik wil eerst graag even aan mevrouw Agema vragen of zij bereid is om haar motie aan te houden. 

De voorzitter:

U bemoeit zich nu met de orde van de vergadering; dat is niet de bedoeling. 

Mevrouw Agema (PVV):

Ik doe dat alleen als over mijn volgende motie hetzelfde advies gegeven wordt. 

De voorzitter:

Nu komen we terecht in een heel raar spel van loven en bieden. Ik houd echt even vast aan de normale gang van zaken hier. Wat is uw oordeel over de motie indien deze in stemming wordt gebracht? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Laat ik het anders proberen. Ik heb toegezegd om in het voorjaar de evaluatie van het ERAI te sturen. Ik ben van plan om aan de hand daarvan na te gaan welke best practices daaruit naar voren komen. Die kunnen we dan inbedden in het plan van aanpak Waardigheid en trots. Als ik de motie zo mag interpreteren, laat ik haar over aan het oordeel van de Kamer. 

Mevrouw Agema (PVV):

Joepie! 

De voorzitter:

Dat is denk ik voor het eerst, in de Handelingen. We gaan verder met de volgende motie. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik denk dat dat ook een joepietje wordt. In de motie op stuk nr. 176 wordt de regering verzocht om, los van de lessen uit ERAI, nader te concretiseren hoe de goede voorbeelden de norm worden en hoe we dat gaan vertalen ten aanzien van een aantal onderwerpen, zoals overhead, de organisatie van zorg en de tijd die medewerkers kwijt zijn aan de regeldruk, en de Kamer daarover in het voorjaar van 2016 te informeren. We zijn bezig met het plan Waardigheid en trots. Wij zijn met alle instellingen aan het inventariseren wat de goede voorbeelden zijn en komen daarover met elkaar in het voorjaar van 2016 te spreken. Dan zullen we bekijken hoe we een en ander kunnen uitrollen. Als ik de motie op deze wijze mag interpreteren, laat ik het oordeel aan de Kamer. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Wij hebben hier vorige keer een uitgebreide discussie over gehad. Die ga ik niet herhalen. Ik ben wel benieuwd hoe de staatssecretaris deze motie interpreteert. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat er een norm wordt opgelegd? Er is immers heel veel diversiteit bij de verschillende verpleeghuizen. Ik wil heel graag weten hoe de staatssecretaris dit interpreteert. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Daar hebben we inderdaad eerder over gesproken, ook met de heer Van Dijk. Hij heeft toen ook zelf gezegd dat goede voorbeelden een norm voor de sector moeten worden, zonder dat er sprake is van een vaste norm die geldt voor iedereen. Immers, de cliëntenpopulatie verschilt, de instelling verschilt. Het is dus niet de bedoeling dat er een vaste norm voor iedereen gaat gelden. Dat zou ook niet kunnen. Maar we moeten wel bekijken hoe goede voorbeelden de norm voor de sector kunnen zijn. Dat kunnen dan verschillende goede voorbeelden zijn, met verschillende invullingen. Het is niet de bedoeling om er een vaste norm van te maken. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik ga ervan uit dat het vertaald wordt in een handreiking aan de sector, dus dat er niet wordt gezegd: voor deze sector geldt deze norm en voor die sector, bijvoorbeeld voor een bepaald type verpleeghuizen, geldt weer een andere norm. Het wordt dan dus vertaald in een handreiking? 

De voorzitter:

U vraagt nu allerlei dingen over een motie van iemand anders. Ik neem aan dat u dat doet om de motie zelf te kunnen beoordelen. Dat is niet gebruikelijk. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik heb een punt van orde. Ik wil graag de interpretatie van de staatssecretaris horen om uiteindelijk inderdaad een eigen afweging te maken. 

De voorzitter:

Ik maak dit punt, omdat we bij ongeveer iedere motie nu tegenwoordig ook een soort interpretatie geven, terwijl in die moties gewoon vaak staat wat er staat. Daar zullen we het ook een beetje moeten doen als Kamer. Anders gaan al deze VAO's ook weer langer duren! Maar goed, u hebt de vraag gesteld. Ik geef de staatssecretaris het woord. 

Staatssecretaris Van Rijn:

In het debat hebben we met elkaar gewisseld dat we ook bezig zijn om met elkaar vast te stellen wat kwalitatief goede verpleeg- en verzorgingshuiszorg is. We zijn aan het werken aan een richtlijn, aan een nieuwe handreiking over kwaliteit. Zo is het nadrukkelijk bedoeld. Richtlijnen die de sector zelf ook opstelt aan de hand van de goede voorbeelden die er zijn, kunnen als richtsnoer gelden voor alle andere instellingen. Het zit dus een beetje tussen handreikingen en richtlijnen in. Zo moet het geïnterpreteerd worden. 

Mevrouw Agema (PVV):

Ik wil even opmerken dat onder de motie op stuk nr. 177, die hierna wordt besproken, per ongeluk de naam van mevrouw Keijzer staat. Dat moet mijn naam zijn. 

De voorzitter:

Ik moet even verifiëren bij mevrouw Keijzer of het haar instemming heeft dat haar naam weggehaald wordt. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Er is gewoon een vergissing gemaakt. Dit was die interactie tussen mevrouw Bergkamp en mevrouw Agema. Mevrouw Agema had het debat aangevraagd en mevrouw Bergkamp diende daarover een motie in. Mevrouw Agema wilde vervolgens dat haar naam ook onder de motie kwam. Toen ontstond er iets prachtigs. Ik wil daar niet doorheen lopen. 

De voorzitter:

We gaan het alsnog op de juiste wijze regelen. De motie op stuk nr. 177 is dus ondertekend door mevrouw Bergkamp en mevrouw Agema. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Op het gevaar af dat u mij corrigeert: ik ga de motie eerst even duiden en ik zal daarna tot een oordeel komen. Wij hebben in het debat heel veel aandacht gegeven aan de vraag hoe wij ervoor kunnen zorgen dat wij bij de inkoop van zorg, ook wanneer het gaat om verpleeghuis- en verzorgingshuiszorg, meer rekening kunnen houden met de wensen van de cliënt. We zien nu dat cliënten soms enige tijd op een wachtlijst staan omdat zij een voorkeur voor een bepaalde instelling hebben en daar willen worden geplaatst. Die plek is dan niet meteen beschikbaar. Er wordt nu gezegd: als dat nou sneller kan of in de inkoop geregeld is, zouden mensen minder lang hoeven te wachten. 

In deze motie wordt gevraagd om te onderzoeken hoe groot de groep ouderen op een wachtlijst is en op zoek te gaan naar passende oplossingen, zodat zij niet langer dan zes weken op een plek hoeven te wachten. Ik wijs erop dat we onderzoek naar die wachtlijsten gedaan hebben. Daar heeft de Kamer ook informatie over gekregen. We hebben ook gesproken over de vraag hoe we het systeem van bekostiging zodanig kunnen inrichten dat we dit type vraagstukken sneller kunnen adresseren. 

Ik heb de Kamer naar aanleiding van een motie van de heren Van Dijk en Potters over een vernieuwingsagenda beloofd om in die vernieuwingsagenda aan te geven welke maatregelen we overwegen om te kijken of dat proces haalbaar is. Ik interpreteer de motie op stuk nr. 177 als volgt. We moeten de cliëntvoorkeur blijven volgen en we moeten ervoor zorgen dat die plek sneller beschikbaar komt door daar in de bekostiging dan wel in de inkoop rekening mee te houden. Ik wil dat koppelen aan mijn toezegging om dat in het voorjaar bij de vernieuwingsagenda te doen. Als ik de motie zo mag lezen, is het oordeel aan de Kamer. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik moet toch iets vinden van deze interactie. We mogen het begrip niet meer noemen, maar je hebt de zogenoemde wenswachtenden, mensen die zelf hebben aangegeven: dit heeft mijn voorkeur en daardoor wil ik wachten. Deze motie gaat specifiek niet over die groep. Die gaat echt over mensen die op een wachtlijst staan. Wij krijgen signalen dat het daar op dit moment niet goed mee gaat, bijvoorbeeld in Maastricht. Er zijn nog meer gemeenten waar dit speelt, dus dit is een serieus, urgent punt dat ook niet kan wachten. Het kan niet zo zijn dat mensen op zo'n wachtlijst staan. Dat is wat ik hiermee bedoeld heb. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Het lijkt mij goed om niet alleen naar een specifiek onderdeel van de wachtlijst te kijken, maar in het algemeen. Mij wordt nu gevraagd om de Kamer uiterlijk in het voorjaar van 2016 daarover te informeren. Dat wil ik graag doen in het kader van de vernieuwingsagenda die wij met elkaar hebben afgesproken. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Prima, dank. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan de motie op stuk nr. 5, waarin mevrouw Keijzer aangeeft geen nieuwe verantwoordingssystematiek te willen. In wat wij hebben gewisseld, heb ik aangegeven dat ik graag wil dat we bij de besteding van die gelden zowel de cliënten een stem geven als de verplegenden en verzorgenden. Zij moeten met elkaar bepalen wat op die locatie, in die instelling de beste besteding van de gelden voor dagbesteding en deskundigheid is. Dat is een beetje het punt van de heer Van Dijk. Maar tegelijkertijd komt er inderdaad geen nieuwe verantwoordingscircus. Om die reden acht ik de motie een ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat klinkt heerlijk, maar even concreet: bij de stukken zat een afspraak, uit mijn hoofd punt 9, namelijk dat er een bureau zou worden gezocht. Dat zou een verantwoordingssystematiek gaan ontwikkelen om op dit onderdeel te bekijken of datgene wat in de plannen staat ook uitgevoerd is. Als de staatssecretaris nu zegt: nee, dat is een beetje overdreven, want we hebben al zoveel verantwoordingssystematiek en sowieso zullen de cliëntenraden zelf goed opletten wat er gebeurt met de uitvoering van die plannen, dan zijn we het vandaag compleet met elkaar eens en dan hebben we een stapje gezet in de richting van minder regels. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Met één kanttekening. Ik neem aan, maar dat hebt u in het debat ook al gezegd, dat wij over enige tijd wel willen weten wat de cliëntenraden en de verplegenden en verzorgenden daar nu van vinden. Dus er komt geen nieuwe verantwoordingmethodiek; hoogstens het punt dat wij van cliëntenraden en verplegenden en verzorgenden gaan vragen of zij het ook goed gelukt vinden. Dat is de informatie die wij dan naar de Kamer zullen sturen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Nou ja, vooruit maar weer. We hebben er nu dus een verantwoordingssystematiek uit. Ik kan me dan voorstellen en ik kan ermee leven dat je één uitvraag doet of het goed is gegaan. Ik denk dat dat een minimale hoeveelheid papier is. Dan zijn we een stukje dichterbij gekomen. 

De voorzitter:

Leidt dat ertoe om nu al te melden dat de motie wordt aangehouden of ingetrokken? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter, het lijkt me een prachtig moment om dit met elkaar in de tijd vast te stellen en de motie in stemming te brengen. 

De voorzitter:

Het leidt niet tot intrekking of aanhouding van de motie. Die komt dan gewoon in stemming. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Het oordeel blijft oordeel Kamer. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Daarmee is de staatssecretaris gekomen aan het eind van zijn beantwoording. Aanstaande dinsdag vindt de stemming plaats. 

Wij hadden op de agenda staan dat wij nu nog een verslag van een algemeen overleg Dementiezorg zouden behandelen, maar wij hebben om 14.00 uur een herdenking. Ik vind het onverantwoord om nu nog met dat VAO te beginnen, dus dat gaat naar later vandaag. 

De vergadering wordt van 13.49 uur tot 14.01 uur geschorst. 

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven