14 Dementiezorg

Aan de orde is het VAO Dementiezorg (AO d.d. 11/11). 

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. We hebben slechts drie sprekers van de zijde van de Kamer. Het woord is om te beginnen aan de heer Van Gerven, die wordt vervangen door mevrouw Siderius, die het een stuk beter schijnt te kunnen doen. Het woord is aan haar. 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. De SP wil graag één motie indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er een recht op zorg bestaat en daarmee ook een recht op respijtzorg; 

constaterende dat Alzheimer Nederland constateert dat er een mismatch is tussen het aanbod en de vraag naar respijtzorg voor mensen met dementie en er door gemeenten regelmatig hoge drempels voor respijtzorg worden opgeworpen; 

spreekt uit dat respijtzorg een aparte aanspraak is van de maatschappelijke ondersteuning in de Wmo 2015; 

verzoekt de regering, alle 393 gemeenten aan te spreken op de noodzaak voldoende respijtzorg tegen een redelijk tarief in te kopen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius en Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 95 (34104). 

De heer Otwin van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Ik heb één motie. Eigenlijk is die een bruggetje tussen dit VAO en het debat dat wij straks zullen hebben. Steeds meer mensen met dementie wonen thuis. Wij krijgen ook steeds meer mensen met dementie en onze samenleving moet daarop natuurlijk worden ingericht, vandaar deze motie. Ik dien deze overigens mede in namens mijn collega Potters van de VVD. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de meeste mensen met beginnende dementie nog vaak thuis wonen en zo veel mogelijk zelfstandig deelnemen aan activiteiten horende bij het dagelijks leven; 

constaterende dat de kennis over mensen met dementie en de wijze waarop mensen met dementie bejegend en gesteund kunnen worden, verbeterd kan worden; 

verzoekt de regering, het programma rondom de dementievriendelijke samenleving nader te ontwikkelen, het landelijk uit te rollen, er concrete doelstellingen voor te formuleren en de Kamer hier voor 1 april 2016 over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Otwin van Dijk en Potters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 96 (34104). 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Uit onderzoek blijkt dat er veel problemen zijn met de casemanager dementie. Die is echt cruciaal bij het langer thuis wonen van dementerenden en hun mantelzorgers. Het lijkt erop dat de casemanager dementie ondergesneeuwd dreigt te raken. Deze taak wordt op één hoop met andere taken gegooid, de juiste opleiding ontbreekt en vertrouwde casemanagers worden ontslagen, terwijl uit promotieonderzoek juist blijkt dat casemanagers tot lagere zorgkosten leiden. Het CDA zou dan ook graag zien dat de casemanager dementie blijft bestaan, vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat onder de aanspraak wijkverpleging ook de casemanager dementie valt; 

constaterende dat zorgverzekeraars momenteel te weinig casemanagers dementie inkopen; 

overwegende dat een casemanager dementie thuiswonende mensen met dementie en hun naasten begeleidt tijdens het hele ziekteproces; 

overwegende dat hierdoor op lange termijn zorgkosten bespaard kunnen worden; 

verzoekt de regering, de casemanager dementie als aparte aanspraak op te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot, Van Gerven, Bergkamp, Dik-Faber, Agema, Voortman, Krol en Van der Staaij. 

Zij krijgt nr. 97 (34104). 

Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik pauzeer even een momentje totdat de staatssecretaris ook de derde motie heeft. Daarna gaan wij luisteren naar zijn oordeel. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 95 wordt de regering verzocht om alle gemeenten aan te spreken op de noodzaak om voldoende respijtzorg tegen een redelijk tarief in te kopen. Het is inderdaad al zo dat respijtzorg een onderdeel is van de Wmo 2015. In de motie wordt daar ook op gewezen. Gemeenten hebben dus de plicht om ervoor te zorgen dat er voldoende respijtzorg wordt ingekocht. Zij dienen voor passende voorzieningen te zorgen. Het college van B en W legt daar verantwoording over af aan de gemeenteraad. Ook dat is geregeld. Ik denk dat er op dit moment geen reden is om op dat punt tot nadere regelgeving te komen. Ik wijs daarbij ook op de handreiking Aan de slag met respijtzorg, die de afgelopen zomer voor alle gemeenten beschikbaar is gekomen. Die handreiking ziet specifiek op de respijtzorg en is opgesteld ten behoeve van de uitvoering van het respijtbeleid door de gemeenten. Ik ontraad deze motie daarom. 

In de motie op stuk nr. 96 wordt de regering gevraagd om het programma rond de dementievriendelijke samenleving nader te ontwikkelen, om het uit te rollen en om doelstellingen te formuleren. Het programma Dementievrienden van Alzheimer Nederland, dat in het kader van een deelplan dementie is opgesteld, vormt inderdaad een wezenlijk onderdeel van het beleid om te komen tot een meer dementievriendelijke samenleving. Het zal inderdaad verder worden ingevuld. Wat mij betreft gebeurt dat ook naar aanleiding van het advies van de werkgroep Vanuit dementie bekeken. Ik hoop dat advies volgende week te ontvangen. Ik zal dat ook zo spoedig mogelijk aan de Kamer sturen. Over dit beleid zal ik de Kamer voor 1 april informeren. Ik zie de motie als ondersteuning van het beleid en ik laat het oordeel daarover aan de Kamer. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 97. Die motie gaat over casemanagement. In de Zorgstandaard Dementie, die door alle partijen is ondertekend, staat dat voor iedereen een casemanager beschikbaar moet zijn vanaf het moment dat de diagnose dementie is gesteld of dat er een vermoeden van dementie is. Dat hebben we zo geregeld in de Zorgverzekeringswet onder de aanspraak "wijkverpleging". Ik denk dat het niet goed is om een aparte aanspraak "wijkverpleging" op te nemen omdat we al geregeld hebben dat iedereen die recht heeft op die aanspraak, ook een recht op casemanagement kan doen gelden. Soms is het beter om een specialiseerde casemanager in te schakelen. In andere gevallen is er sprake van een wijkverpleegkundige met een extra specialisatie voor casemanagement bij dementie. Daarover dienen lokaal goede afspraken te worden gemaakt tussen verzekeraars en aanbieders. Ik wil die ruimte daarvoor behouden, want in de praktijk zie je dat het soms casemanagers zijn en soms wijkverpleegkundigen met een aparte specialisatie. Soms is er ook sprake van combinaties in de hele keten. Ik denk dat het goed is om die ruimte lokaal te houden. Voor mij blijft vooropstaan dat die aanspraak, inclusief het casemanagement, in de Zorgverzekeringswet staat. Ik wil verzekeraars en aanbieders daar ook aan houden. Daarom ontraad ik deze motie waarin om een aparte aanspraak wordt gevraagd. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Totdat we de wet veranderden liep het eigenlijk heel goed met de casemanager. Sinds de staatssecretaris besloten heeft om de casemanagers met andere zorg op één hoop te gooien, gaat het niet goed. Dat blijkt ook uit het onderzoek van het NIVEL. Wat is eroptegen om er juist een aparte aanspraak van te maken zodat we zeker weten dat dit volgend jaar ook goed gaat en we straks niet voor de situatie staan dat het kind met het badwater is weggegooid? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Een aparte aanspraak "casemanagement" is nu in feite al geregeld. Mevrouw Bruins Slot maakt het onderscheid tussen "casemanager" en "casemanagement". Ik denk dat het juist heel belangrijk is om het, afhankelijk van de gegroeide situatie in een stad of bij aanbieders, waarin er soms casemanagers zijn en soms wijkverpleegkundigen of combinaties, mogelijk te maken dat je soms kiest voor de casemanager en soms voor de wijkverpleegkundige of voor andere afspraken in de keten. Ik constateer dat de aanspraak geregeld is en dat de manier waarop je het organiseert een beetje anders kan zijn, afhankelijk van het bestaande aanbod en hetgeen wat je eigenlijk wilt vernieuwen. Volgens mij span je het paard achter de wagen als je nu een aparte aanspraak "casemanager" instelt, omdat je dan stuurt op een functie en niet op een aanspraak. Om die reden blijf ik bij mijn oordeel. 

De voorzitter:

Had de staatssecretaris al een oordeel gegeven over de laatste motie? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik ontraad deze motie. 

De voorzitter:

Helder. Daarmee is een einde gekomen aan dit VAO. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dinsdag wordt er gestemd over de drie moties. 

Naar boven