10 Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid (AO d.d. 30/09). 

De voorzitter:

Ik heet alle aanwezigen in de zaal en op de publieke tribune van harte welkom, in het bijzonder de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Hij verkeert al enige tijd in ons midden. 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg zijn tal van problemen besproken die samenhangen met de huidige asielinvasie. Die problemen kunnen maar op één manier worden opgelost. Daarom dien ik één motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Nederlandse samenleving wordt ontwricht door de enorme asielinstroom; 

verzoekt de regering, de Nederlandse grenzen te sluiten en geen enkele asielzoeker meer toe te laten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2054 (19637). 

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. In het debat dat wij met de staatssecretaris voerden, hebben wij inderdaad ook uitgebreid gesproken over wat deze aanwas aan asielzoekers met zich meebrengt. Een van de zaken die de staatssecretaris noemde, is dat de gemiddelde wachttijd voor aanmelding voor een asielaanvraag op dit moment maar liefst vier maanden bedraagt. Dat is een enorm lange tijd. We weten allemaal dat het spanningen oplevert als er niets te doen is. Als er gewacht wordt met het leren van de taal, levert dat later problemen op voor de Nederlandse maatschappij. Er wordt dan niet voldoende geïntegreerd. Mijn fractie is van mening dat de tijd goed benut moet worden. Er mag geen tijd verloren gaan. We moeten vanaf moment nul beginnen met het onderwijzen van de Nederlandse taal aan diegenen die ons land op dit moment binnenkomen. Ik besef heel goed dat zij niet allemaal een status zullen ontvangen, maar het toekenningspercentage is op dit moment zodanig dat ik denk dat het de moeite waard is om dit te onderzoeken. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat op dit moment asielzoekers tot vier maanden in de noodopvang verblijven alvorens zij hun asielverzoek kunnen indienen; 

overwegende dat het van groot belang is voor de integratie van de grote groepen vluchtelingen die ons land bereiken dat er in een vroeg stadium begonnen wordt met het leren van de taal; 

verzoekt de regering, in overleg met het COA te onderzoeken of er op korte termijn taalcursussen op de noodopvanglocaties aangeboden kunnen worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2055 (19637). 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. De afgelopen week heeft de Eerste Kamer versneld een wet aangenomen om te voorkomen dat jonge minderjarige meisjes er slachtoffer van worden dat zij vastzitten in een gedwongen huwelijk. Die wet zal rond het einde van het jaar of begin volgend jaar van kracht worden. We moeten voorkomen dat er ondertussen slachtoffers vallen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er signalen zijn dat het aantal kindbruiden dat naar Nederland komt toeneemt; 

overwegende dat kindhuwelijken in strijd zijn met fundamentele beginselen van het Nederlands huwelijksrecht; 

overwegende dat het wetsvoorstel dat deze vorm van huwelijksdwang tegengaat waarschijnlijk pas in januari 2016 in werking treedt; 

verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om deze kwetsbare meisjes in beeld te krijgen en bescherming te bieden; 

verzoekt de regering tevens, passende maatregelen te nemen en ervoor te zorgen dat strafbare feiten gevolgen hebben voor het verblijfsrecht van de betrokken mannen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Azmani. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2056 (19637). 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De norm moet zijn: als je in Nederland komt, ga je Nederlands spreken en houd je je aan de Nederlandse waarden, normen en wetten zoals we die hier kennen. Die norm moet duidelijk zijn vanaf het moment dat je hier aankomt. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het voor asielzoekers die worden opgevangen in asielzoekerscentra van belang is om zo snel mogelijk te beginnen met het zich eigen maken van de Nederlandse taal en cultuur; 

overwegende dat asielzoekers steeds langer moeten wachten voor zij uitsluitsel krijgen over hun verblijfsstatus; 

overwegende dat voor wie geen verblijfsvergunning krijgt, aan de geleerde kennis van de Nederlandse taal en cultuur geen garanties noch rechten kunnen worden ontleend voor verblijf in Nederland; 

verzoekt de regering, het beleid aan te passen zodat meteen begonnen kan worden met het leren van de Nederlandse taal en, ook heel belangrijk, Nederlandse normen en waarden, en met een plan daarvoor te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Marcouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2057 (19637). 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik heb zonet de motie van mijn collega van D66 gehoord. Het kan best zijn dat we uiteindelijk tot iets gezamenlijks moeten komen, maar in de snelheid van de actuele ontwikkelingen is de motie alleen door mijzelf en de heer Marcouch ondertekend. 

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. Ik heb geen moties. Ik heb de motie van mevrouw Kuiken medeondertekend omdat we beiden het onderwerp adresseerden van de kindbruiden en het vreselijke nieuws dat we daarover hebben gekregen. Ik heb zelf een oproep gedaan aan de Eerste Kamer om het wetsvoorstel versneld in behandeling te nemen. Dat heeft de Eerste Kamer inmiddels gedaan. Het is een hamerstuk geworden. Daar ben ik blij om. In de tussentijd moeten we deze meisjes zo veel mogelijk beschermen en consequenties trekken ten aanzien van de hoofddaders, die in mijn ogen misbruik maken van kinderen. 

Een ander punt dat ik nog naar voren wil brengen, betreft een toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan. De staatssecretaris heeft zelf naar aanleiding van het mondelinge vragenuur geconcludeerd dat er in deze Kamer voldoende draagvlak is om mensen die het niet zo nauw nemen met de wet en hier nog maar kort zijn, versneld het land uit te zetten. Asielaso's, want dat zijn het in mijn ogen, horen gewoon niet in dit land thuis. Die moeten zo snel mogelijk worden verwijderd. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een tweetal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een aantal asielzoekers slachtoffers zijn van seksueel geweld en deze slachtoffers als dusdanig herkend en geholpen moeten worden; 

verzoekt de regering, het COA op te dragen om een extra inspanning te leveren met betrekking tot het signaleren van slachtoffers van seksueel geweld, deze slachtoffers in afzonderlijke en beschermde opvang te plaatsen en te voorzien van de medische en psychologische zorg die zij nodig hebben, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2058 (19637). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb nog een motie, waarover ik het volgende wil zeggen. Als het gaat om het verwerven van draagvlak voor de opvang van vluchtelingen, merk je grofweg dat er drie categorieën mensen zijn. Er zijn mensen die overal tegen zijn, er zijn mensen die het allemaal prima vinden en er is een heel grote groep ertussenin, met zorgen, twijfels en vragen. Die mensen overtuig je het best door ze mee te nemen in het proces, door ze inspraak te geven in waar een locatie komt en hoe een en ander wordt ingevuld en door al hun vragen te beantwoorden. Dat doe je niet door van bovenaf te zeggen: het moet allemaal per se grootschalig zijn. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat gemeentes het best weten hoe zij draagvlak kunnen verwerven onder hun inwoners voor de opvang van asielzoekers; 

constaterende dat gemeentes ook over zorg en opvang gaan vanuit de Wmo en over werk vanuit de Participatiewet; 

constaterende dat ook de ambassadeur van het Platform Opnieuw Thuis en de VNG bepleiten dat gemeenten zelfstandig invulling moeten kunnen geven aan de opvang van asielzoekers; 

verzoekt de regering, in overleg met het COA en de VNG te komen tot een opvangbeleid waarbij gemeenten zelfstandig de opname van kleine groepen asielzoekers kunnen organiseren en waarbij kleinschaligheid van de opvang wordt bevorderd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Schouten en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2059 (19637). 

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Ik kan mooi verder gaan waar mevrouw Voortman was gebleven, want de staatssecretaris heeft toegezegd dat hij aan de slag gaat met het realiseren van kleinere opvanglocaties in plaats van het COA te laten focussen op grootschalige locaties. Hoe zal dit verder worden uitgewerkt en binnen welk tijdspad? En wanneer kan de Kamer erover worden geïnformeerd? 

Ik heb drie moties. Die gaan over geweld en discriminatie in asielzoekerscentra en over kindhuwelijken. De motie over kindhuwelijken dien ik in omdat de betreffende wet weliswaar versneld is aangenomen in de Eerste Kamer — daar is iedereen blij om — maar de inwerkingtreding pas voor over een paar weken is voorzien. Daar moet een tussenoplossing voor komen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het een morele verplichting is om zorg te dragen voor ontheemden; 

overwegende echter dat asielzoekers die onze gastvrijheid misbruiken geen aanspraak moeten kunnen maken op een plek in de asielprocedure; 

verzoekt de regering, over te gaan tot uitzetting van asielzoekers die zich schuldig maken aan het plegen van een misdrijf, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2060 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het steeds vaker voorkomt dat asielzoekers die hier komen voor veiligheid, de veiligheid van anderen bedreigen door geweld, discriminatie en/of intimidatie; 

overwegende dat dit onacceptabel is; 

verzoekt de regering om bij aankomst in een asielzoekerscentrum asielzoekers een beknopte versie te overhandigen van de Nederlandse Grondwet en de belangrijkste bijbehorende "spelregels" uit onze rechtsstaat in een taal die voor hen begrijpelijk is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2061 (19637). 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb een vraag over de vorige motie, want ik wil graag zeker weten dat ik het goed begrijp. Is het nou de bedoeling van de heer Oskam om het beleid ten aanzien van misdadiger-asielzoekers zo aan te passen dat voortaan zonder tussenkomst van een rechter bepaald kan worden dat iemand het land uitgezet wordt? 

De heer Oskam (CDA):

Nee, pas als je veroordeeld bent voor het plegen van een misdrijf en de rechter ernaar gekeken heeft, zou het opgeld moeten doen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Mag ik dan vragen wat de motie precies toevoegt aan de huidige situatie? 

De heer Oskam (CDA):

Zo kun je worden weggestuurd voor ieder misdrijf dat je pleegt en waarvoor je veroordeeld wordt. 

Dan de derde motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat kindhuwelijken onacceptabel zijn en volstrekt in tegenspraak met de Nederlandse rechtsstaat; 

verzoekt de regering, tot de inwerkingtreding van het door de Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden om gesloten kindhuwelijken nietig te verklaren en de Kamer te rapporteren over het aantal gevallen waarin dat is gelukt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2062 (19637). 

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de termijn van de Kamer. De staatssecretaris gebaart dat hij al over kan gaan tot zijn reactie op de ingediende moties. Ik geef hem het woord. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 2054 van de heer Fritsma. Dat is geen onbekende motie, want hij heeft haar vaker ingediend, dus dat is zeer consistent. Onze opvattingen zijn elkaar alleen niet genaderd tijdens dit AO. Ik zal de motie dus ook deze keer consistent ontraden. 

Mijn reactie op de motie-Sjoerdsma op stuk nr. 2055 van de heer Sjoerdsma geef ik samen met die op de motie-Kuiken/Marcouch op stuk nr. 2057. Beide moties zien namelijk op een onderdeel dat niet per se onder mijn verantwoordelijkheid valt als het gaat om de integratiekant. Ik vind dat dit een zorgvuldiger debat verdient, met de verantwoordelijke bewindspersoon voor integratie, minister Asscher. De motie raakt in bredere zin aan de vraag wanneer je ermee begint, al voordat iemand een status heeft waarmee hij in ieder geval tijdelijk in Nederland zal verblijven, of later. Ik heb er vanuit mijn portefeuille nog wel de volgende observatie bij. Op dit moment — met alles wat er moet gebeuren en van het COA gevraagd wordt — vind ik het niet verantwoord om er in de crisisnoodopvang, waar geen continuïteit is, al meteen mee te beginnen. Ik zou het dus lastig vinden om er nog een uitvoerende taak bij te doen. Dat is dus mijn observatie, maar ik denk dat het een diepere gedachtewisseling verdient in het kader van integratie. 

De voorzitter:

U ontraadt dus zowel de motie op stuk nr. 2055 als die op stuk nr. 2057? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ja. Nou ja ... ja. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dit is nu een beetje onduidelijk. De staatssecretaris zegt: ik kan er eigenlijk geen oordeel over geven omdat minister Asscher erover gaat, maar ik ga er nu toch iets over zeggen. Mag ik voorstellen dat het kabinet per brief reageert namens bewindspersonen Asscher en Dijkhoff met het oordeel over deze motie? Daarin zou ik graag inhoudelijk toegelicht zien of dit wel of geen goed idee is. Ik denk namelijk dat vier maanden stilzitten zeker geen goed idee is. 

De voorzitter:

Bent u bereid om een brief te schrijven? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik denk dat dit tot hetzelfde leidt als wat ik voorstel, namelijk tot een debat of behandeling bij een algemeen overleg. 

De voorzitter:

Houdt u de motie dan aan, mijnheer Sjoerdsma? 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, als er een brief komt waarin wordt gereageerd op de strekking van beide moties, dan houd ik in ieder geval mijn motie aan. Ik kan niet voor mevrouw Kuiken spreken. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Sjoerdsma stel ik voor, zijn motie (19637, nr. 2055) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Ik zie de staatssecretaris instemmend knikken dat hij de brief heeft toegezegd. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik snap wat de staatssecretaris zegt en ik snap dat je het op een zorgvuldige manier moet doen. Mensen maken zich zorgen en je moet een norm stellen. Hoe krijg je de norm daar waar hij moet zijn? Dat is de intentie van de motie. Ik houd de motie aan en zie de brief met belangstelling tegemoet. Daarna kunnen we het onderwerp behandelen met de verantwoordelijk bewindspersoon, de heer Asscher. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kuiken stel ik voor, haar motie (19637, nr. 2057) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik kom op de motie op stuk nr. 2056. Het oordeel daarover laat ik aan de Kamer. Ik ben het eens met de doelen en ben heel blij dat de senaat heeft besloten om ze snel af te hameren. Ik deel ook de mening dat we tussendoor van alles moeten doen. Huwelijken met meisjes onder de vijftien jaar erkenden we al niet en met meisjes onder de achttien jaar binnenkort ook niet. Toch zullen we altijd alert moeten zijn op mensen die wellicht niet op die titel zijn nagereisd, maar zelf vinden dat een dergelijke relatie geldig is, zonder dat zij om erkenning vragen. Ook in die gevallen moeten we de meisjes beschermen via voogdij, beschermde opvang en de Raad voor de Kinderbescherming. 

De motie op stuk nr. 2058 ontraad ik, vanwege het woord "extra". Ik ben het er helemaal mee eens dat we er alert op moeten zijn, maar ik ben niet van mening dat we er nu te weinig oog voor hebben. Ik ben van mening dat de medewerkers van het COA al een signalerende rol hebben voor deze problemen en dat zij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling bij Veilig Thuis melden. Ook schakelen zij het Gezondheidscentrum Asielzoekers in als er een vermoeden is van seksueel geweld. Als er een risico is op de locatie zelf is het ook mogelijk om in contact te komen met een blijf-van-mijn-lijfhuis om iemand daar te plaatsen. Ik vind dat het COA zo veel mogelijk aansluiting moet zoeken bij organisaties en niet zelf expertise moet inzetten. Men moet alert en signalerend zijn en als het onverhoopt nodig is, zo snel mogelijk aansluiten bij de bestaande structuren voor huiselijk en seksueel geweld. Daar is immers alle kennis en expertise voorhanden. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

In het AO heb ik al gezegd dat ik van een groep meisjes gehoord heb dat het COA niet in beeld had dat er sprake was van seksueel geweld. Er werd dus ook geen zorg verleend. Dat is de achtergrond van de motie. De staatssecretaris zegt nu wat er allemaal al gedaan wordt. Ik wil niet de indruk wekken dat er helemaal niets gebeurt, dus ik denk dat ik de motie aanhoud en aan de persoon van wie ik het probleem heb gehoord, te vragen om het signaal door te geven aan de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Graag. Als het signaal er is, is dat niet goed. Ik hoop dat het genuanceerd ligt, maar het kan ook zijn dat er een probleem is. Dat is precies het verschil tussen beleid hebben om erop te letten en alles daadwerkelijk zien. Ik denk dat die casus ook inzicht kan geven in de vraag of het beleid goed is maar dat we beter moeten werken, of dat het beleid aangepast moet worden. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (19637, nr. 2058) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dan de motie op stuk nr. 2059. Ik voel er veel voor, maar ik moet deze motie toch ontraden. De gemeenten hebben al de regie op de kleinste schaal van opvang, namelijk op de huisvesting van vergunninghouders. Daarin maken we al een beweging, samen met de VNG, om niet meer het model van "ieder een eigen huis" te hanteren. Dat is al hard werken en eerlijk gezegd lukt dat al niet. De regierol die de gemeenten hebben voor huisvesting voor vergunninghouders behoeft veel verbetering. Om ze daarnaast nog een regierol te geven voor de opvang van asielzoekers, lijkt mij onverstandig. Je zou ook gebruik kunnen maken van het net opengestelde GZZA (Gemeentelijk Zelf Zorg Arrangement) en van de maatregelen die we binnenkort gaan afspreken met gemeenten en corporaties om de regie te krijgen over de 13.000 vergunninghouders, die zo snel mogelijk in kleinschalige voorzieningen in de gemeenten moeten komen. Dat is de eerste prioriteit om met de gemeenten op te pakken. Als dat op stoom komt, zullen we vanzelf minder behoefte hebben aan capaciteit in asielzoekerscentra. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het gaat echt om twee heel verschillende groepen. Ik hoor van lokale bestuurders en de VNG dat ze de regierol heel graag willen hebben. De staatssecretaris zal het vorige week ongetwijfeld ook gehoord hebben. Vandaar dit voorstel. Ik kan de tekst ook aanpassen in: "verzoekt te overleggen of het een optie zou zijn om, et cetera". Is dat een oplossing? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik heb dit signaal niet in die zin ontvangen. Ik hoor van gemeenten natuurlijk wel eens de vraag waarom het COA geen kleinere azc's kan runnen. Als een gemeente een kleinere opvang wil runnen, dan ga ik daar natuurlijk in mee. Maar het is natuurlijk wat anders dat een gemeente wil bepalen dat het COA iets moet runnen. Dan komen wij in verantwoordelijkheids- en betalingsproblemen terecht. Vrijdag is er op hoog niveau overleg met de VNG en de provincies. Als zij dit naar voren brengen, zullen wij het natuurlijk ook bespreken. Wat ik vaak in de contacten met de VNG hoor, is dat men ruimte voor 30 man heeft. In zo'n geval moeten wij niet heel lang discussiëren over de vraag of het een asielzoeker moet zijn of een asielvinder c.q. een vergunninghouder. Daarom heb ik gisteren ook dat GZZA aangekondigd, dat praktische barrières kan slechten. Als ik in mijn asielzoekerscentra geen vergunninghouders had, dan zou ik zeggen dat dit een prachtige aanvulling is, maar nu dreigen gemeentes aan kleinschalige opvang te doen waar ik verantwoordelijk voor ben, terwijl de vergunninghouders voor wie gemeentes verantwoordelijk zijn, in het asielzoekerscentrum zitten. Daarmee wordt het een vrij rommelig geheel. Laten wij eerst samen met gemeenten of op welke schaal dan ook beginnen met het uitplaatsen van die 13.000 vergunninghouders in asielzoekerscentra. Daar hebben wij arrangementen voor. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het is cruciaal dat wordt ingezet op die kleinschalige opvang. Ik heb vandaag nog een brief van het COA van een paar dagen geleden gezien. Daarin staat dat het het liefst locaties vanaf 600 heeft. Van die houding moet het COA af. En daarvoor is deze motie belangrijk. Ik wil nog even bekijken of ik de formulering kan veranderen, maar vooralsnog wil ik de motie gewoon in stemming brengen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik denk niet dat wij heel veel andere dingen willen, maar ik zie echt een andere prioritering voor mij. Ik wil het systeem zuiver hebben. Waar ligt de verantwoordelijkheid voor wat? Als het lukt om aan het eind opvang voor de vergunninghouders te krijgen — dat kan ook in een pand waar 20 à 30 mensen wonen — dan hebben wij niet meer zo veel azc's nodig, dan hoeven wij niet meer te discussiëren over de vraag of wij één azc van 600 of twee azc's van 300 moeten hebben. Wij voeren ook gesprekken met gemeenten om een kleinere schaal mogelijk te maken, bijvoorbeeld in de buurt van een gemeente of in een naburige gemeente waar het COA ook al aanwezig is. Dan kunnen wij denken aan een soort satellieten. In een COA ben ik namelijk verantwoordelijk voor het treffen van bepaalde voorzieningen. Dat vereist een zekere schaal. Wij gebruiken weleens locaties met minder dan 600. Wij zijn al heel blij dat het vandaag gelukt is om iets te vinden voor 35 kwetsbare jongeren. Dat doen wij ook, maar ik vind het geen goed idee om de regie hiervoor bij de gemeenten te leggen, terwijl datgene waar de gemeente verantwoordelijk voor is, nog niet goed loopt. Zo'n motie ontraad ik. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Even in alle scherpte. Het is goed dat gemeenten alles op alles zetten om de helft van de mensen die nu in de opvang zitten, mensen met een status, zo snel mogelijk te huisvesten in hun gemeente. Dat kan individueel, dat kan in groepen. Vervolgens hebben gemeenten die door het COA benaderd worden, de wens om met het COA in gesprek te kunnen over wat kleinschaliger opvang dan wij een aantal maanden geleden hadden. Ik vat het toch correct samen als ik zeg dat er dan niet meer een automatische afwijzing komt omdat de schaal kleiner is? De staatssecretaris gaf daarvan net zelf een uitstekend voorbeeld. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Daar kan mevrouw Kuiken van op aan. In de beeldvorming zie je weleens mensen die zeggen: wij hebben een aanbod gedaan, maar dat is geweigerd. Het is mogelijk dat dat een aantal maanden geleden is gebeurd. Wij zitten nu in een andere tijd en wij zullen bij elk aanbod in gesprek gaan over de vraag of het het meest geschikt is voor vergunninghouders of niet. Dat heeft ook te maken met de tijd dat het aanbod beschikbaar is. Wij leggen ons niet vast op gefixeerde modellen. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dank voor deze toezegging. Ik heb nog een tweede vraag. Soms wordt iets afgewezen vanwege de aantallen, terwijl er dan andere redenen aan de afwijzing ten grondslag liggen, bijvoorbeeld een niet geschikt geachte locatie. Het lijkt mij wijs om daarover helder te communiceren. De schaal hoeft niet per se de reden te zijn waarom men besloten heeft dat een locatie niet geschikt is. Soms is het de plek in een wijk, vanwege de vrees voor overlast. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Er zijn soms inderdaad heel veel redenen waarom het niet tot realisatie komt. Wij hebben contact met alle gemeenten. Er zitten belteams op om ook zaken op te pakken die eerst niet geschikt leken. In een andere context hebben wij vandaag al gewisseld dat het als het ware opschuift op de lijst. Wij staan daar open voor, maar soms zijn er inderdaad praktische belemmeringen. Dan gaat het om gemeenten waar het niet goed valt, of om een eigenaar van een pand. Ik zal niet het boek oplezen dat ik erover kan schrijven, maar het is helder dat het meestal niet om het aantal gaat. 

Op dit moment ontraad ik de motie op stuk nr. 2060 omdat daarmee wordt vooruitgelopen op een toezegging die ik heb gedaan. De heer Azmani refereerde in zijn inbreng aan mijn toezegging dat ik ruim voor de begrotingsbehandeling voorstellen zal doen om het beleid op dit punt aan te scherpen. Als de motie niet wordt aangehouden, zal ik haar ontraden omdat het daarin om een heel specifieke invulling gaat. Het gaat over uitzetting en we kunnen spreken over het weigeren of intrekken van asiel met natuurlijk dit mogelijke gevolg. Ik ben echter nog niet zo ver dat mijn voorstel aan de Kamer eruit bestaat dat op elk willekeurig misdrijf en elke willekeurige veroordeling het onthouden of intrekken van een asielvergunning volgt. Ik kom daar nog mee naar de Kamer, maar in deze vorm moet ik de motie ontraden. 

In de motie op stuk nr. 2061 wordt ingegaan op de spelregels. Er is wat spanning met het overhandigen van de tekst van de Nederlandse Grondwet in begrijpelijke taal. Mij is gevraagd om zichtbaar te maken wat we allemaal uitdelen. In de huisregels en de overeenkomsten die de bewoners van een asielzoekerscentrum moeten tekenen, staan teksten waarvan ik van de week heb gezegd dat zij zo veel op de Grondwet lijken dat we ze begrijpelijker moeten maken. Ik ben ook aan het kijken of vorige campagnes geschikt zijn om te gebruiken dan wel of een update nodig is. Ik ben het met de heer Oskam eens dat wij dit duidelijker kunnen brengen. Op universiteiten maken wij voor de vele internationale studenten met pictogrammen heel simpele dingen duidelijk, bijvoorbeeld in sanitaire ruimtes. Dan zou je het voor zoiets fundamenteels als respect voor andermans religie en gelijkwaardigheid van man en vrouw ook duidelijker en beeldender kunnen aanpakken. Ik bekijk nu of de oude campagnes nu ook nog passen dan wel of ze een update nodig hebben. Dat zeg ik de heer Oskam toe, evenals aan de anderen die daarvoor de aandacht vroegen. 

De heer Oskam (CDA):

Wat mij betreft, is het ook niet zo zwart-wit. Het gaat er natuurlijk om dat mensen de rechten respecteren van andere mensen en dat ze geen strafbare feiten plegen. In die lijn kan ik me goed vinden. Ik wil echter nog wel even in herinnering brengen dat we het niet alleen over de moties hebben, maar dat ik ook nog vragen heb gesteld over het locatiebeleid. Ik sta hier nu toch en daarom zeg ik het maar meteen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

In een andere context hebben wij al gesproken over het locatiebeleid. De verdeling zit hem juist in de achterkant. Ik weet dat ik een beetje dogmatisch begin te klinken als ik het voor de zoveelste keer op een dag wissel, maar wat het COA, de opvang en asielzoekerscentra moeten doen, moet echt die tijdelijkheid in zich houden. Het moet een punt zijn waar je alleen maar tijdens die procedure zit. Daarna hebben we de echte spreidingsafspraken met de VNG. Laten we eerst de afspraken bekijken die we al hebben en waarin de verantwoordelijkheid van de gemeenten ook echt vastligt. Ik zeg niet dat het alleen maar hun probleem is. Juist niet, daarom heb ik er ook 13.000 die ik onderdak bied en heb ik ook regelingen opengesteld. Daar zit de spreiding in. Voor de capaciteit die nodig is voor het aantal mensen in procedure moeten wij zorgen voor azc's die goed liggen, zodat het niet blijft stapelen en dus ook noodopvang niet blijft stapelen. Ik hoor dat de heer Oskam op zich wel tevreden is met mijn toezegging, maar ik hoor hem niet de conclusie trekken dat hij de motie aanhoudt. Hij denkt daar nog over na. Ik heb nooit de luxe om zijn gedachtenproces af te wachten, dus ik moet het vervelende oordeel vellen dat ik de motie moet ontraden. Ten slotte de motie op stuk nr. 2062. Ik heb toegezegd dat ik doe wat ik kan, maar ik moet wel binnen het wettelijke kader blijven. In de motie staat: tot inwerkingtreding maximaal gebruikmaken van de mogelijkheden tot nietigverklaring. Het zit toch in de aantallen en de manier waarop ik het nu doe. Ik kan niet buiten de wettelijke kaders treden, maar ik ga natuurlijk wel onverkort de beschermingsmechanismen toepassen die ik eerde toelichtte in verband met de motie van mevrouw Kuiken en de heer Azmani. Ik heb deze week ook al gebruikgemaakt van de mogelijkheid om op de internationale wereldradio van de BBC aan te kondigen dat het een man met een minderjarige vrouw die nog niet zijn vingerafdrukken heeft afgegeven en die nog in procedure komt, niet meer zal lukken om zijn minderjarige vrouw op die titel te laten nareizen, omdat de wet wordt aangescherpt. Binnen de wet doe ik dus wat ik kan. Ik ben het eens met de kern van de intentie, maar ik moet wel binnen de wet blijven. En het lijkt erop dat ik volgens de motie dingen moet doen die ik niet kan beloven. Daarom ontraad ik de motie. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik heb toegezegd om mijn motie aan te houden, maar dat wil ik nog wel iets aanscherpen. Ik wil mijn motie niet tot in de eeuwigheid aanhouden en daarom verzoek ik het kabinet, gezien de urgentie van het probleem, de brief binnen een week naar de Kamer te sturen, zodat wij er uiterlijk niet aanstaande dinsdag maar de dinsdag daarop over kunnen stemmen. 

De voorzitter:

De dinsdag daarop hebben we reces. Misschien geeft dat iets van respijt? 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dan stel ik voor dat we de brief uiterlijk volgende week woensdag ontvangen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De optie van de eerste stemming na het reces lijkt mij wel haalbaar. "Uiterlijk volgende week woensdag" is wat kort dag. Als ik de brief heb, laat ik hem natuurlijk niet op de plank liggen, maar volgende week is wel wat "overly enthusiastic". 

De voorzitter:

Mijnheer Sjoerdsma, we zullen het afwachten. U hebt de motie aangehouden en u kunt straks zelf beslissen hoe of wat. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We stemmen komende dinsdag over de ingediende moties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven