Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 102, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 102, item 3 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178), en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de omkering van de bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk in verband met aanpassing van de bepaling inzake een wettelijk bewijsvermoeden voor mijnbouwschade in Groningen en enkele andere bepalingen (Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen) ( 34390 );
- het wetsvoorstel Wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen) ( 34348 ).
De voorzitter:
Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Wij voeren vandaag een belangrijk debat. Het is belangrijk voor de Kamer, voor Groningen, voor de Wadden, voor alle gedupeerden van de gaswinning en voor iedereen die snel af wil van het gebruik van fossiele brandstoffen. Welkom in dit nieuwe klimaat! Dat zei NOS-weerman Gerrit Hiemstra begin deze maand nadat heftig noodweer over Noord-Brabant en Limburg was getrokken en ook Duitsland en Frankrijk te kampen hadden met extreem hoge waterstanden. Het was niet voor het eerst dat wij te maken hadden met extreem weer en het is ook niet voor het laatst. De staatssecretaris van Economische Zaken is op dit moment op weg naar gebieden in Limburg waar boeren de afgelopen dagen en zelfs weken heel veel schade hebben geleden door extreme regen en hagel. Door de extreem natte junimaand — op sommige plaatsen in de provincie Limburg viel in enkele dagen 20 cm regen, vier keer zo veel als normaal in een hele maand — staan veel gewassen op ondergelopen akkers; ze gaan verloren voor de oogst. Dat is een hard gelag voor de boeren en een klein voorbeeld van wat klimaatverandering met zich brengt. Ik woon in Zuid-Limburg en ik ben deze maand ook met dweilen en emmers in de weer geweest om een ondergelopen kelder watervrij te maken. Brandweer en hulpdiensten moesten elke dag tientallen keren uitrukken om mensen te helpen en verkeer moest worden omgeleid vanwege ondergelopen straten. Welkom in het nieuwe klimaat!
Waarom begin ik mijn bijdrage aan dit debat over mijnbouw en gaswinning met een verhaal over extreem weer en extreme regen? Omdat dit illustreert waarom het zo belangrijk is om zo snel mogelijk van fossiele brandstoffen af te komen die in hoge mate bijdragen aan de opwarming van de aarde en aan de verandering van het klimaat. Wij hebben de ellende over onszelf afgeroepen en wij moeten het probleem zelf oplossen.
De grootste uitdaging van onze generatie is het leefbaar houden van de aarde. Dat wil zeggen dat wij moeten voorkomen dat de aarde te ver opwarmt. De noodzakelijke aanpassing van de economie is zo drastisch dat die te vergelijken is met de ineenstorting van de Oost-Europese economieën na de val van de muur in 1989; dit schrijft onderzoeksbureau CE Delft terecht in een recent verschenen rapport. Zoals het Oostblok zich moest aanpassen aan een andere vorm van economie en samenleven, zo zullen wij dat met zijn allen wereldwijd ook moeten doen. Wij zullen onze levens zo moeten vormgeven dat deze veel minder drukken op het klimaat, op de natuur en op de mogelijkheden van toekomstige generaties. Er is geen planeet B, er is geen exit. Het leefbaar houden van onze aarde is een alles overstijgend belang. Alle beleid, alle wetten moeten in dit teken staan. Wij moeten alles toetsen aan dit belang, ook, of misschien wel juist mijnbouw. Immers, niet alleen warmt het verbranden van fossiele brandstoffen onze aarde gevaarlijk op, de winning ervan zorgt voor grote problemen voor natuur, mens, klimaat en milieu.
Wij hebben helaas te lang niet gesproken over de vraag wat de winning van gas uit het Groninger veld eigenlijk heeft betekend voor de mensen daar. Nu voeren wij daar veel debatten over en dat is niet meer dan terecht. Wij proberen de problemen die door de gaswinning zijn ontstaan, op te lossen.
Het is natuurlijk ieders doel ervoor te zorgen dat gaswinning of zoutwinning of welke andere mijnbouwactiviteit dan ook geen problemen veroorzaakt. Daarvoor blijkt de Mijnbouwwet zoals wij die vandaag bespreken, nog niet een geschikt en volledig instrument te zijn; daarvoor moeten wij de wet nog veranderen. De Mijnbouwwet is namelijk alleen een marktordeningswet. Op grond van de Mijnbouwwet worden vergunningen afgegeven voor proefboringen, voor het winnen van delfstoffen of om de bodem te gebruiken om dingen in op te slaan — als afvalputje, zeg maar — bijvoorbeeld afvalwater dat in Twente voor zo veel problemen en zorgen zorgt. De Mijnbouwwet heeft alleen maar tot doel ervoor te zorgen dat het bedrijf het alleenrecht heeft op het winnen van gas of olie in een bepaald gebied. Dat benadrukt de minister elke keer. De waarborgen voor mens en milieu, bijvoorbeeld met het oog op gevaar van vervuiling van grondwater of het voorkomen van schade aan huizen door bodemdaling en aardbevingen, komen helemaal niet in de Mijnbouwwet voor. De toets van activiteiten op hun effecten op milieu en gezondheid zit alleen in de omgevings- en milieuwetten. Daar is deze Mijnbouwwet helemaal niet voor gemaakt. Het uitgangspunt van de wet is een doelmatige winning van onze bodemschatten. Dat is volgens de Partij voor de Dieren toch echt het verkeerde uitgangspunt.
Wat wij in de praktijk zien, is dat het afgeven van vergunningen voor gaswinning of zoutwinning, en in de toekomst misschien ook wel voor schaliegaswinning, een automatisme is. Vergunningen op grond van de Mijnbouwwet worden eigenlijk altijd gegeven. De minister heeft geen grond om de vergunning te weigeren, laat staat om een eenmaal afgegeven vergunning te wijzigen of in te trekken. Het zijn immers marktordeningsvergunningen, maar geen vergunningen waarbij rekening wordt gehouden met de risico's voor mens en milieu van de proefboring of winning. De Kamer heeft getracht dit aan te scherpen op basis van stevige adviezen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Later in mijn betoog kom ik daarop nog terug. Ik ga even naar de huidige vergunningverlening.
De marktordeningsvergunning op grond van de Mijnbouwwet wordt dus vrijwel altijd gegeven. Dat geldt ook voor de vergunningen die nodig zijn om daadwerkelijk te kunnen boren, namelijk de omgevingsvergunning en in sommige gevallen een natuurbeschermingswetvergunning. Die worden eigenlijk altijd afgegeven. Keihard aantonen dat de voorgenomen boring onaanvaardbare risico's met zich brengt, is namelijk heel erg moeilijk. Dat gebeurt in de praktijk niet of nauwelijks. Een bedrijf mag gewoon gaan boren naar bodemschatten die eigenlijk van ons allemaal zijn, naar bodemschatten die, bij de winning en het gebruik ervan, ons klimaat nog verder opwarmen, naar bodemschatten die zich onder onze huizen en naast onze drinkwatervoorraden bevinden. Deze boringen hebben in de afgelopen jaren ongelofelijk veel schade aangericht. Waarom, zo vraag ik de minister, is ons zo veel gelegen aan het bieden van investeringszekerheid aan bedrijven in ons land en zo weinig aan de veiligheid van mensen en de gezondheid van ons klimaat en milieu dat de politieke afweging om "nee" te zeggen tegen de aanvraag voor een mijnbouwvergunningen, nergens in dit proces mogelijk is?
De Partij voor de Dieren vindt het uitgangspunt van deze hele Mijnbouwwet verkeerd, en dat is ook niet verwonderlijk. De Mijnbouwwet uit 2002 vervangt onder meer de Mijnwet uit 1810, die werd ingevoerd onder het bewind van Napoleon. Ook in deze Mijnbouwwet draait het, net als in de vroegnegentiende-eeuwse Mijnwet, vooral om de doelmatige winning van fossiele brandstoffen. De Mijnbouwwet uit 2002 is nog steeds een heel conservatieve wet. Het allergrootste verschil met de wet uit 1810 is dat de oude wet in het Frans is opgesteld en de Mijnbouwwet in het Nederlands. Het is tijd voor een nieuwe wet, een moderne eenentwintigste-eeuwse wet die gericht is op de toekomst, gericht op het leefbaar houden van de aarde in plaats van op doelmatige winning, gericht op de transitie naar een duurzame energievoorziening. Laten wij het daarom een transitiewet noemen. Het wel of niet winnen van Nederlandse bodemschatten kan dan daadwerkelijk een weloverwogen beslissing worden in plaats van een automatisme. Graag hoor ik een reactie van de minister op dit voorstel. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.
Tot er een toekomstbestendige wet is, zullen wij het met deze Mijnbouwwet moeten doen. Wij bespreken vandaag twee wijzigingen van de wet, twee wijzigingen met een lange geschiedenis. Al tientallen jaren worden in Groningen per jaar miljarden kubieke meters gas uit de grond gehaald. Dat gebeurt om aan onze verslaving aan fossiele brandstoffen te voldoen en, minstens zo belangrijk, om de staatskas te vullen. Lange tijd zijn de veiligheid en het welzijn van de inwoners van Groningen geen factor van belang geweest. Het credo was "meer", maar het was niet "veiliger". Fysieke schade aan gebouwen, aantasting van het emotionele welzijn door constante stress en spanning: in Groningen heeft de gaswinning diepe, diepe sporen achtergelaten. En dat doet zij helaas nog steeds.
Vorig jaar zag mijn fractie zich genoodzaakt om een wijziging van de Mijnbouwwet, die was bedoeld om rampen zoals met de Deepwater Horizon in de Golf van Mexico te voorkomen, aan te grijpen om te doen wat de minister al jaren naliet, namelijk opkomen voor de belangen van de Groningers die in de tang worden gehouden door de NAM. De Groningers werden opgezadeld met schade aan hun huis en moesten jaren leuren en vechten om die schade vergoed te krijgen. Mijn collega Ouwehand diende samen met collega Jan Vos van de Partij van de Arbeid een amendement in dat ervoor zorgde dat slachtoffers van schade niet meer zelf hoefden aan te tonen dat de schade aan hun huis door de gaswinning werd veroorzaakt. De bewijslast zou daardoor in het vervolg bij de NAM komen te liggen. Dat was niet meer dan logisch, aangezien de NAM, die de schade veroorzaakt, de mensen al jaren in de kou had laten staan. Die mensen hadden er ook niet om gevraagd dat hun huis, die veilige plek waar ze trots op zijn en waar ze tijd, energie en geld in hebben gestoken, werd beschadigd.
De Kamer dringt er al erg lang, sinds de behandeling van de oorspronkelijke Mijnbouwwet in 2001, op aan om die mensen te hulp te schieten en om hen te ontzorgen. De regering heeft dit steeds geweigerd. Ook nu heeft de minister de wens van een brede meerderheid van de Kamer naast zich neergelegd. Ik ga dat uitleggen. De novelle heeft het aangenomen amendement, waardoor bij mijnbouwschade de bewijslast bij de veroorzaker werd gelegd, verregaand uitgekleed. Natuurlijk heb ik ook het advies van de Raad van State gelezen. Er is geen sluitend juridisch kader dat stelt dat er alleen bij vele meldingen sprake zou zijn van een bewijsvermoeden. Het is aan de wetgever om de strekking van de wet te bepalen. Kan de minister dat bevestigen? Hij stelt nu voor om, in plaats van heel Nederland, het effectgebied van de gaswinning in Groningen in aanmerking te laten komen voor het omkeren van de bewijslast. Maar wat is dat effectgebied dan precies? En waarom wil de minister dit per ministeriële regeling aanwijzen, waardoor de Kamer feitelijk buitenspel komt te staan? Als het inderdaad wordt gebaseerd op reeds erkende schadeklachten, klopt dan de inschatting van de Technische commissie bodembeweging dat dit gebied heel klein zal zijn en dat dit ook tot grote rechtsongelijkheid zal leiden? Bij wijze van spreken zouden de mensen aan de ene kant van de straat dan wel een beroep kunnen doen op een schaderegeling, maar hun overburen niet. Als dit vermoeden klopt, waarom heeft de minister dan voor deze ernstige beperking van het amendement gekozen?
De oplossing van de minister laat nu veel te veel mensen in de kou staan. Samen met collega's van andere fracties zijn wij op zoek gegaan naar mogelijkheden om zo veel mogelijk mensen alsnog onder die omgekeerde bewijslast te krijgen. Alle mensen die worden opgezadeld met mijnbouwschade, hebben er immers recht op om te worden geholpen. De strijd van de Groningers tegen de machtige NAM is een ongelijke strijd: een strijd van David tegen GoliNAM. Laten wij proberen om David te helpen om de reus GoliNAM op de knieën te dwingen. De beperkingen die de minister stelt aan de omkering van de bewijslast, gaan echt veel te ver om het doel ervan te bereiken. Vandaag stellen we een nieuwe regeling voor, waarbij de omkering van de bewijslast wordt gekoppeld aan de gaswinning in het Groninger veld.
Na de geschiedenis van dit amendement te hebben gelezen, moet het volgende mij echt van het hart. Ik hoop op een ruimhartige opstelling van de minister jegens de mensen die worden opgescheept met schade aan hun huis. Laten we tot een zo goed mogelijke regeling voor hen komen, minister. Alleen zo kunnen we uitvoering geven aan de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en de geschonden relatie met de Groningse bevolking herstellen. Is de minister dat met mij eens?
De minister heeft gezegd dat hij alle aanbevelingen van de OVV omarmt en overneemt. De wijziging van de Mijnbouwwet, die wij vandaag bespreken, komt daaruit voort. Maar ook hierbij heeft de Kamer echt het voortouw moeten nemen, simpelweg omdat de minister niet genoeg vaart maakt. En ook hierbij, bij de verankering van het veiligheidsbelang, het beter betrekken van de decentrale overheden en het uitbreiden van de weigeringsgronden voor vergunningen, zwakt de minister alles af. Waarom gebeurt dat? Ik dank de collega's voor alle amendementen die zij op deze punten hebben ingediend om de belangen van de volksgezondheid, de gemeenten, de waterschappen, de provincies, ons drinkwater en natuurlijk de bevolking beter in de wet te borgen. Ik laat de toelichting hiervan dadelijk graag aan hen over, maar ik zeg hierbij dat ik de amendementen met volle overtuiging heb medeondertekend en dat ik hoop op een coöperatieve houding van de minister. Hij is namelijk ook minister van de Groningers.
Als een duveltje uit een doosje ontvingen we vorige week nog een nota van wijziging op de wet, waarmee de opslag van CO2 in in gebruik zijnde gasvelden mogelijk wordt en waarmee de minister bovendien de leveringszekerheid in de wet wil vastleggen.
Deze minister wil duidelijk geen afscheid nemen van de fossiele economie. CO2-opslag is geen oplossing voor de klimaatverandering. CO2-opslag is een excuus voor kolencentrales en andere fossiele industrieën om maar door te gaan met het uitstoten van broeikasgassen. Het legitimeert hun bestaan en het legitimeert hun voortbestaan. Dat is je kop in het zand steken. Dat is in de vorige eeuw blijven leven. Elke euro die we in CCS (Carbon Capture and Storage), de opslag van CO2, investeren, is een euro minder geïnvesteerd in nieuwe, duurzame energie. De minister wil nu koste wat het kost ROAD (Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject) van de grond krijgen en wijzigt zelfs de wet om een nu nog niet bewezen techniek, waarvan de veiligheids- en milieurisico's niet bekend zijn, door te drukken, op kosten van de belastingbetaler. De bedrijven ENGIE en Uniper hebben voor 3 miljard aan nieuwe kolencentrales gebouwd, maar ze betalen 100 miljoen euro aan ROAD, minder dan 20% van de totale kosten. Klopt dat? Klopt het dat hij zelf 150 miljoen inlegt en dat de Europese Commissie nog meer, namelijk 180 miljoen, investeert?
De belastingkortingen voor bedrijven die voor onze kust naar gas willen boren, zijn kennelijk nog niet genoeg als financiële injectie voor de fossiele industrie. Deze wetswijziging zorgt ervoor dat de belastingbetaler zowel via Brussel als via Den Haag meebetaalt aan het opslaan van CO2 van kolencentrales, nota bene. Daarmee is ook sprake van directe staatssteun voor de productie van fossiele brandstoffen. Hoe verhoudt zich dat tot het principe dat de vervuiler betaalt? Dit principe wordt ook door het kabinet omarmd. Ik stel voor dat we ermee ophouden om de rekeningen van de vervuiler te betalen door belastingkortingen, financiering van demonstratieprojecten of wat dan ook. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister, want ik overweeg een motie op dit punt.
Kan de minister ook bevestigen dat CO2 zal worden gebruikt om de druk in het veld te verhogen, om zo meer gas te kunnen winnen? Hiermee wordt het tijdelijke klimaateffect van die CO2-opslag weer deels tenietgedaan. Is dat echt een zinvolle klimaatmaatregel? Wat de Partij voor de Dieren betreft niet. Ik heb een amendement in voorbereiding om de wijziging van de minister op het gebied van CO2-opslag terug te draaien.
CO2-opslag is geen nuttig instrument in de strijd tegen klimaatverandering. Dat geldt ook voor schaliegas. De minister is schoorvoetend akkoord gegaan met een moratorium op schaliegaswinning tot 2020. Tegelijkertijd zet hij de deur open voor winning daarna door wel vast voor te sorteren op het doen van proefboringen voor wetenschappelijke doeleinden. De wet geeft de minister de mogelijkheid om per AMvB delfstoffen uit te sluiten van winning. Ik vraag de minister toe te zeggen aan de Kamer dat hij in ieder geval tot 2020 geen schaliegasboringen zal toestaan en om dit vast te leggen in een dergelijke AMvB. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.
De Partij van de Dieren wijst al jaren op de grote uitstoot van broeikassen die gepaard gaat met de productie van ons voedsel. Ontbossing, kunstmestgebruik voor de productie van veevoer, het gesleep met dieren, veevoer en vlees over de hele wereld, maar vooral ook de uitstoot van broeikassen door vee, waaronder methaan, dragen meer bij aan de opwarming van de aarde dan al het verkeer in de hele wereld samen. Methaan is een zeer sterk broeikasgas, dat in korte tijd zijn vernietigende werk doet. Als het ons lukt om op korte termijn de uitstoot van methaan terug te dringen, maken we een grote klapper voor het klimaat. Maar methaan is niet alleen een bijproduct van de vleesindustrie; aardgas bestaat voor het allergrootste deel uit methaan, namelijk voor meer dan 80%. En ik zei dat het een extreem krachtig broeikasgas is. Het is tientallen keren krachtiger dan CO2. Het heeft dus veel meer invloed op de klimaatverandering. Zoals ik al zei, is methaan het hoofdproduct van de gaswinning. Het kan dan ook niet anders dan dat er veel methaan ontsnapt en dat het in de atmosfeer terechtkomt bij de winning van aardgas, datzelfde methaan. Hoeveel methaan ontsnapt er jaarlijks bij de winning van gas in Nederland? Weet de minister dat? Zo nee, kan en wil hij dat dan laten onderzoeken?
President Obama lanceerde eerder plannen om de methaanemissies in de olie- en gassector de komende tien jaar met 45% te reduceren.
De voorzitter:
De heer Jan Vos wil interrumperen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Het gaat over die CCS. Het is heel mooi om daarover een amendement in te dienen en te zeggen: dat willen we niet. Gevoelsmatig kan ik daar een heel eind in meegaan. Maar zelfs Greenpeace erkent dat de afvang en de opslag van CO2 nodig zullen zijn. Waar bevindt de Partij voor de Dieren zich dan?
De heer Wassenberg (PvdD):
Wij vinden het geen goede maatregel. Het is niet echt een structurele oplossing, want er zal sprake blijven van het gebruik van kolen en wij vinden dat we daarvan af moeten. En die CO2 probeer je tijdelijk op te slaan. CO2 is een gas dat zwaarder is. Ik bedoel te zeggen dat het blijft hangen als er iets misgaat en het gas ontsnapt. Dit kan verstikking tot gevolg hebben. Het is dus niet zo dat het verwaait en in de atmosfeer terechtkomt. Je speelt dan echt met vuur, want het kan een gevaarlijke techniek zijn. Het bewijs voor deze techniek is niet geleverd. Daarbij komt met name dat het een extreem dure techniek is en dat deze een veiligheidsklep, een uitlaatklep, levert om door te gaan met het stoken van kolen in kolencentrales, wat wij heel ongewenst vinden. Als we echt van die kolencentrales af willen, moeten we het geld investeren in alternatieven in plaats van dat we 500 miljoen investeren in de opvang en de opslag van CO2. Het is geen echte maatregel maar het is een schijnmaatregel, een schaamlap.
De heer Jan Vos (PvdA):
CCS wordt niet alleen wereldwijd ingezet bij kolencentrales maar ook in initiële processen en bij gascentrales. Het Internationaal Energieagentschap (IEA), de Verenigde Naties en Greenpeace erkennen dat die techniek hard nodig zal zijn om te voorkomen dat we teveel CO2 uitstoten en om in de toekomst dat gas uit de atmosfeer te halen. Iedereen erkent dat. Het laatste argument belicht u niet in uw verhaal. Het is dus heel gemakkelijk om dit aan te houden, maar ik denk echt dat u zich dan niet in de realiteit bevindt.
De heer Wassenberg (PvdD):
Is dit een vraag of is dit een stelling? Ik heb net uitgebreid betoogd waarom ik het …
De voorzitter:
U mag reageren, maar u hoeft dat niet te doen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik beschouw het als een stelling. De heer Vos is het kennelijk niet met mij eens. Ik heb betoogd dat wij opslag van CO2 niet een oplossing vinden. Ik heb net ook gezegd dat het een heel dure techniek is en bepleit dat het geld dat beschikbaar is en dat beschikbaar moet komen, wordt ingezet voor het vervangen van die kolencentrales. Zet in op duurzame energie in plaats van op het oplappen van de oude technieken.
De voorzitter:
U wilt iets toelichten?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ja. Herformulerend: met welke argumentatie wilt u aantonen dat u het beter denkt te weten dan het Internationaal Energieagentschap, de Verenigde Naties en Greenpeace?
De heer Wassenberg (PvdD):
Het is een noodmaatregel. Als die instanties zeggen dat we die noodmaatregel zouden moeten nemen, kan ik zeggen dat wij niet willen dat die noodmaatregel genomen wordt maar dat wij willen dat wij het geld dat daarvoor gebruikt zou worden, aan echte alternatieven besteden waaraan we ook in de toekomst iets hebben. We willen niet iets doen om ervoor te zorgen dat die kolencentrales door kunnen draaien.
De heer Bosman (VVD):
Ik hoor toch wel een eenzijdige belichting, want het gaat alleen om CCS bij energieopwekking, maar er zijn ook heel veel bedrijven die werkgelegenheid bieden die we ook in de toekomst nodig hebben. Zij maken producten die we ook in de toekomst nodig hebben. Zij stoten echter CO2 uit. Die techniek zou een prima middel kunnen zijn om die bedrijvigheid in stand te houden en CO2 af te vangen. Wat is de redenatie van de heer Wassenberg?
De heer Wassenberg (PvdD):
We kunnen niet alle CO2-uitstoot voorkomen. Ik bedoel: u en ik ademen ook CO2 uit en bedrijvigheid zal ook altijd gepaard gaan met de uitstoot van CO2. Wat we natuurlijk wel moeten doen, is de meest CO2-intensieve bedrijven aanpakken. Laten we proberen die minder CO2-intensief te maken. U zegt dat mensen daar ook hun geld verdienen. Ik kan u vertellen dat er ook heel veel mensen hun geld verdienen en steeds meer mensen hun geld gaan verdienen in de duurzame-energiesector. Ik vind dat we de grote CO2-uitstoters moeten aanpakken en dat we de technieken die worden gebruikt minder CO2-intensief moeten maken. Daar moeten we het geld op zetten. Door duurzame alternatieven en duurzame energie zullen dadelijk ook heel veel banen ontstaan.
De heer Bosman (VVD):
Ik denk dat we wel wat dichterbij bij elkaar komen, in de zin dat we beiden onderkennen dat er industrie is waar sprake is van werkgelegenheid en CO2-uitstoot en dat die in de toekomst altijd zal blijven bestaan en je daar iets mee moet. En dan zegt de VVD dat CCS zeker een optie is, omdat eigenlijk alle onderzoeken dat laten zien. Je kunt niet gokken op één paard in deze tijd. Je zult de opslag van CO2 nodig hebben. Je zult kolencentrales nodig hebben. Je zult gascentrales nodig hebben. Je zult kerncentrales nodig hebben en duurzame energie. Het zal een combinatie zijn. De heer Wassenberg zei zo-even al dat het een transitie is, een transitiewet. De komende 30 jaar zullen we dus alles nodig hebben om datgene te doen waardoor we de economie kunnen laten draaien.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik ben het met de heer Bosman eens dat we op verschillende paarden zullen moeten wedden. Dat doen we ook. We kunnen wedden op het paard van isolatie van huizen, wat heel belangrijk is. We kunnen inzetten op duurzame energie. We kunnen inzetten op het duurzamer maken van productietechnieken van de grote CO2-uitstoters waardoor ze minder CO2 uitstoten, maar CCS is wat ons betreft geen oplossing. Dat is een schijnoplossing. Het is iets tijdelijks. Het kost heel erg veel geld en het levert heel veel onzekerheid op. Dus voor ons is CCS geen oplossing.
Voorzitter. President Barack Obama lanceerde eerder plannen om methaanemissies in de olie- en gassector de komende tien jaar met 45% te reduceren. In augustus vorig jaar ondertekende minister Koenders van Buitenlandse Zaken in Alaska in het bijzijn van diezelfde president Obama een verklaring waarin olie- en gasbedrijven worden opgeroepen om lid te worden van het olie- en gassamenwerkingsverband van de Climate and Clean Air Coalition; dat is een initiatief van de Verenigde Naties, overheden, bedrijven en ngo's om methaanemissies vast te stellen en te reduceren. Maar wie ontbreekt er als lid, ondanks herhaalde oproepen van de minister van Buitenlandse Zaken? Shell ontbreekt, de NAM ontbreekt, de Gasunie ontbreekt, de veroorzakers van de problemen dus. Hoe kan dat en wat gaat de minister eraan doen? Is hij bereid een reductiedoelstelling voor de uitstoot van methaan te verbinden aan zijn instemming met het winningsplan voor Groningen en aan eventuele andere vergunningen voor gaswinning in Nederland?
Dan mijn allerlaatste onderwerp; ik zie dat ik nog een kleine anderhalve minuut spreektijd heb en misschien dat ik er een paar seconden overheen ga. Boven Groningen en Friesland ligt een prachtig en uniek natuurgebied, de Wadden. Ook dit jaar wordt dit gebied van uitzonderlijke schoonheid en waarde bedreigd door gaswinningsplannen. Vorig jaar bij Terschelling, dit jaar bij Schiermonnikoog. Ons Waddengebied is werelderfgoed. Iedereen die er weleens geweest is — zelfs ik als Limburger ben er weleens geweest — weet in zijn hart dat we dit prachtige gebied met rust moeten laten. Er is plaats voor een zeilboot, er is plaats voor wadlopers — ik heb daar zelf ook weleens wadgelopen — maar er is geen plaats voor een boortoren. Werelderfgoedgebieden hebben culturele en natuurlijke waarden die uniek en onvervangbaar zijn. Deze gebieden worden beschouwd als waardevol voor de hele wereld en het wordt van groot belang geacht om deze gebieden te behouden. Niet voor niets wijst zelfs Shell erop dat sommige natuurgebieden te kwetsbaar zijn om delfstoffen te winnen. Het Waddengebied en werelderfgoed Waddenzee worden beschermd en gewaardeerd, juist vanwege die kwetsbare natuur. De bodemdaling door mijnbouw ter plekke en de zeespiegelstijging als gevolg van de klimaatverandering kunnen in dit kwetsbare gebied grote gevolgen hebben. Mijnbouwactiviteiten horen wat betreft de Partij voor de Dieren gewoon niet thuis in maar ook niet onder kwetsbare unieke en onmisbare natuurgebieden. We moeten er dan ook voor zorgen dat die boorinstallaties niet net buiten de grenzen van beschermd natuurgebied worden neergezet, bijvoorbeeld net bij Terschelling of net bij Schiermonnikoog. Dat is namelijk net buiten het beschermingsregime. En toch zijn de risico's voor de natuurgebieden zo groot dat mijn fractie zegt: dat moeten we niet doen. Ik stel ook voor om boringen onder Natura 2000- en werelderfgoedgebieden uit te sluiten. Zo'n verbod sluit goed aan bij het bestaand beleid van energiebedrijven, die nadrukkelijk aangeven, niet op zoek te gaan naar olie- en gasreserves in werelderfgoederen en deze voorraden niet te ontwikkelen.
De voorzitter:
Ik verzoek u om af te ronden.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik geloof dat ik oorspronkelijk zelfs voor 22 minuten stond ingepland, maar dat ga ik niet halen. Ik heb nog ongeveer driekwart minuut nodig.
Op deze manier kunnen we daadwerkelijk tegemoetkomen aan het brede protest op Terschelling tegen de winning van aardgas door Tulip Oil en op Schiermonnikoog tegen de winning van aardgas door het Franse bedrijf ENGIE.
Ik sluit af. Fossiele brandstoffen zoals ook ons Groninger gas moeten we zo veel mogelijk in de grond laten zitten. Dat is essentieel om de gevaarlijke opwarming van de aarde te stoppen. Als we ons gas in de grond laten zitten, hoeven we ook niet alle problemen op te blijven lossen, als we daar al toe in staat zijn! We zullen de gaswinning terug moeten schroeven. Daarover zullen we nog veel met elkaar spreken. Werk maken van energiebesparing — ik zei net tegen de heer Bosman: werk maken van de economie van de toekomst — moet echt absolute prioriteit hebben. Ik hoor graag vandaag van de minister hoe hij daar een nieuwe impuls aan wil geven.
Dank u wel, voorzitter. Ook dank voor uw compassie om mij iets meer spreektijd te gunnen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Je zult maar op Schiermonnikoog of op Terschelling wonen. Je mag daar best de gemeenteraad kiezen, maar je hebt totaal niets in de melk te brokkelen als er in een mooi natuurgebied op of vlakbij jouw eiland een proefboring of een boring gepland wordt. Je zult daar maar in de recreatie werken en denken: komen de toeristen straks nog wel als daar een boorplatform vlak voor het strand komt?
Deze minister zegt dat hij het advies van gemeenten maar ook van de mensen die zorgen voor de watervoorziening op zo'n eiland of in de provincie Groningen, niet wil horen. Het maakt hem niets uit. Als je wat te makken hebt daar in het hoge noorden, dan meld je je maar bij de provincie en dan zien we wel. Zelfs de Tweede Kamer heeft gezegd dat zij zowel bij Terschelling als bij Schiermonnikoog geen boringen wil. De minister heeft daar tot nu toe totaal niet op gereageerd. Hij heeft niet gezegd: daar gaan we dat niet doen.
Of je zult daar maar staan als burger in een rechtszaak tegenover de NAM. Dan moet jij maar zien te bewijzen dat je schade gehad hebt, dat die is veroorzaakt door de gaswinning en dat die niet het gevolg is van mollen of van achterstallig onderhoud aan de funderingen. Of je bent democratisch gekozen bij een waterschap en je maakt je enorme zorgen over inklinking, bodemdaling en de dijken. Deze minister wil geen advies van jou over een proefboring of over de gaswinning.
Ook lezen we dat mensen tegenwoordig geen recht meer hebben op wonen zonder schade. Nee, dat is in de memorie van toelichting bij deze wet veranderd in "zware schade". En wat is dan "zware schade"? Waarom hebben mensen in het noorden geen recht op gewoon wonen zonder schade? Wat is nu de zwaarwegende reden van deze minister om te zeggen: ik wil niks horen van Schiermonnikoog, ik wil niks horen van de mensen op Terschelling, ik hoef niks te horen van die mensen bij die waterschappen? Ik heb daar nog geen helder antwoord van de minister op kunnen ontdekken. Ik hoor dat vandaag heel erg graag.
Als de minister dan nog met de uitspraak komt dat het zo belangrijk is voor Nederland, dat het echt een staatsbelang is en als hij zegt: mensen op Schiermonnikoog, mensen op Terschelling, mensen bij Boxtel of in Flevoland, het landsbelang is in het geding en ik kom als minister vragen om iets van je natuur, je privacy, je funderingen, je voordeur of je recreatiewerk op te offeren voor het grote belang van Nederland; dan weet ik zeker dat de mensen serieus zouden gaan denken: kunnen wij die opoffering maken? Maar deze minister legt het totaal niet uit. Het enige wat deze minister zegt, is: ik heb in de wet gekeken en in die wet staat geen enkele grond waarop ik "nee" mag zeggen. Dan heb ik het zwaar met deze minister aan de stok, want al in 2013 is er een motie van mijn partij aangenomen met steun van een meerderheid van de Kamer, waarin staat dat vergunningverlening in de huidige wet zo beperkt is dat niet tegemoet wordt gekomen aan de grote belangen die spelen bij mijnbouwwinning, zowel bovengronds — waar de mensen wonen en werken — als ondergronds, waar ons grondwater zit. In die motie werd de regering verzocht, wijzigingen van de Mijnbouwwet voor te bereiden. Eind 2014 komt die wet naar de Kamer; de Partij voor de Dieren zei het ook. Wij grijpen uiteraard met zijn allen de gelegenheid aan om daar veranderingen in aan te brengen. De Tweede Kamer neemt in meerderheid drie amendementen aan. Wij hebben daar heel goed over gedebatteerd. Vervolgens komt er een bijna niet uit te leggen bestuurlijk proces met de Eerste Kamer, met novelles en met nota's van wijziging. Vandaag, in 2016, zijn wij eigenlijk weer terug bij af. Er is nog geen enkele nieuwe wijzigingsgrond. Mensen mogen nog steeds niet meer inspreken om te bezien of wij überhaupt deze wet toch nog kunnen wijzigen, zodat die echt bestendig is in deze tijd. Ik wil van de minister graag weten of hij denkt dat het dit jaar gaat lukken.
Vandaag zal ook iets anders blijken. Ik kijk nu rechtstreeks Jan Vos aan. Hij heeft vandaag echt de mogelijkheid om mensen op Terschelling, op Schiermonnikoog en in Flevoland gerust te stellen wat betreft schaliegas en gasboringen. Ik ben benieuwd of de druk van de VVD-fractie en de druk van de minister zo hoog zijn dat het de PvdA-fractie niet lukt. De vorige keer heeft de PvdA-fractie moedig gezegd: wij willen omkering van de bewijslast, wij willen dat democratisch gekozen gemeenteraden, provinciebesturen en waterschappen ook een advies mogen geven en wij vinden ook dat natuur en milieu heel belangrijke redenen kunnen zijn om te zeggen "hier moeten wij niet gaan boren". We gaan het vandaag horen en als het vandaag niet is, dan bij de stemmingen. Wij zijn er vast met zijn allen ongelooflijk benieuwd naar, als het vandaag niet is dan bij de stemmingen. Dus Jan, de mensen rekenen op je.
Ik heb een heleboel amendementen voorbereid, want ik heb drie jaar de tijd gehad om na te denken over de vraag op welke punten wij deze wet zouden kunnen verbeteren. Een daarvan — ik heb het al genoemd — is dat nevengeschikte democratisch gekozen organen in elk geval advies moeten kunnen geven. Dat betekent nog niet dat je het advies moet overnemen. Deze minister heeft op drie manieren doorzettingsmacht en ik wil daar straks graag een bevestiging van. De minister zet de rijkscoördinatieregeling in deze wet. Op die manier kan de minister gewoon over alle organen heen. De minister heeft de Crisis- en herstelwet. Het hele Groningse gasgebied valt daar inmiddels al onder. Daarmee kan hij doorzetten. De regering kan altijd via een noodwet een bepaald besluit doordrukken, als zij dat wil, zeker als dat in het landsbelang is. Ik hoor graag een bevestiging van de minister dat dit zo is.
GroenLinks blijft vinden dat het advies mogelijk moet zijn. Een andere reden waarom wij dat zo graag willen, is dat dan ook de exploitant harder moet nadenken, beter moet uitleggen, transparanter moet zijn en, als er toch schade komt, duidelijker moet zijn over de vraag hoe hij die gaat vergoeden. Ook moet de exploitant mensen de zekerheid geven dat het geld er is. Dat het geld bij de NAM en bij Shell en Exxon er is, geloven wij vast allemaal wel. Wij komen er moeilijk bij voor de burgers, maar het geld is er in elk geval. Stel dat het toch gruwelijk misgaat, hebben die kleine organisaties die hoeveelheid geld dan wel? De waterbedrijven idem dito: geen leven zonder water en geen landbouw zonder water. Wij moeten zuinig zijn op ons water. Daarom onderteken ik het amendement van mevrouw Dik-Faber graag mee. Het CDA heeft een amendement ingediend over de verjaringstermijn, waarbij je op een gegeven moment zegt: nu kan er geen schade meer komen en het bedrijf is niet verantwoordelijk. Ik vind dat een heel goed punt van het CDA, dus dat amendement steunen wij ook.
Dan kom ik op het verschil tussen schade en ernstige schade. Ik begrijp er niets van. Ik hoop dat de minister kan uitleggen dat wij in heel Nederland elkaar geen schade mogen berokkenen. In het noorden van Nederland mag dat blijkbaar alleen geen ernstige schade zijn. Ik begrijp ook niet wat de commissie-Meijdam adviseert. Men zegt "alle Nederlanders even veilig", maar ondertussen wordt er gezegd: met gaswinning mag je dezelfde mate van risico lopen als bij een storm, alsof er in het noorden van Nederland geen stormen zouden zijn. Dus de mensen daar lopen twee keer dat risico. Zij lopen én het risico van de gaswinning, én het risico van de storm dat we in heel Nederland hebben. Een storm is in principe een natuurverschijnsel, maar een gasbeving is een geïndustrialiseerde activiteit die wij mensen zelf doen en waarvan wij ook zelf kunnen zeggen: wij doen dat niet meer. Tegen de storm stop zeggen, dat is alleen ooit, geloof ik — ik kijk even naar ChristenUnie en CDA — ergens in de Bijbel gelukt, maar in de echte werkelijkheid kunnen we een storm ter plekke niet stoppen, terwijl we de gaswinning wel kunnen stoppen. De weigeringsgronden heb ik toegelicht.
Ik begrijp ook niet goed waarom we tot nu toe geen haakje in de wet hebben voor het afgeven van een milieueffectrapportage of in elk geval voor het beoordelen of zo'n effectrapportage nodig is. Op 2 maart 2016 heeft de minister gezegd dat hij zich heel goed kan voorstellen dat dit nodig is. Het amendement van mij geeft hem een haakje in de wet om dat ook te doen, dus ik ben benieuwd of de minister inmiddels van gedachten veranderd is daarover.
Ik vind het heel jammer dat we drie jaar met die wet bezig zijn en dan te elfder ure nog twee vrij grote wijzigingen krijgen waarover we geen hoorzitting gehad hebben en nauwelijks experts hebben kunnen spreken. Ik ondersteun het gedeelte van het betoog van de Partij voor de Dieren over het CO2 in nog producerende velden. Ik wil ook graag een uitleg van de minister horen over hoe we nu weten dat dit nodig is en dat het kan. Niet boren in een werelderfgoedgebied en niet boren in natuur lijken mij totaal vanzelfsprekend.
Afvalwaterinjecties staan niet in de Mijnbouwwet, terwijl alles wat je met die diepe ondergrond doet, een risico vormt. Waarom wordt afvalwaterinjectie niet op eenzelfde wijze behandeld als een andere boring of een andere activiteit in de ondergrond? Waarom is er geen gelijk speelveld met de rest van de petrochemische activiteiten? Daar geldt dat wat je loost, gewoon gezuiverd moet worden volgens de wetten en regels die wij hebben over het zuiveren van water.
Ik kom op de vergoeding voor mijnwerktuig op land. Wij hebben de NAM in de hoorzitting horen zeggen: over het algemeen betalen wij boeren als we op hun land moeten zijn, als we daaronder iets willen of als we er iets willen neerzetten. In de wet hebben we een recht op vergoeding staan voor het geval dat er een windmolen of een hoogspanningsmast komt. Een amendement van GroenLinks wil dat dit op precies dezelfde wijze gebeurt als er iets voor de mijnbouw neergezet moet worden. Ik ga ervan uit dat dit iets is wat de minister zonder moeite moet kunnen omarmen.
Over de zoutwinning hebben wij al vaak een discussie gehad. Ik wil het voor vandaag laten bij een verzoek aan de minister. Een deel van onze strategische oliereserve zit in Overijssel. Ik heb mij laten vertellen dat het gaat om een hoeveelheid van tien keer Euroborg bij elkaar, dus ongelofelijk veel olie. Dat lekt behoorlijk, nadat er eerst gezegd werd dat dat in Nederland absoluut niet kon gebeuren. In Duitsland is het wel gaan lekken. Toen kregen wij de geruststelling dat dit in Nederland niet kon gebeuren. Nu heeft Esso heel eerlijk gemeld dat er inmiddels al 11.000 liter diesel gelekt is. Is de minister in elk geval bereid om de vergunningsruimte te bevriezen die Akzo heeft om nog meer olie in die zoutcavernes te pompen? Dat moet gebeuren totdat we zeker weten dat lekken niet kan, en dan moeten we het niet doen, of totdat de minister op de een of andere manier dan toch de technische zekerheid heeft dat het in Duitsland wel is gaan lekken en in Nederland ook, maar dat het volgende stuk van die zoutcavernes in Overijssel niet kan lekken. Ik heb de minister ook al eerder gevraagd wat het risico is van het gebruik van diesel bij de zoutwinning in de Waddenzee, werelderfgoedgebied. De lekkage in Overijssel betreft eenzelfde zoutcaverne, waarvan de bovenkant wat gaat oplossen en zachter wordt. Weten wij heel erg zeker dat dit in de Waddenzee niet ook gaat gebeuren?
Ook van het voorgenomen afsplitsen van een vergunning hebben we pas vrijdag gehoord. We hebben dat wetsvoorstel eerder ontvangen. Toen zou het een hamerstuk worden. GroenLinks vroeg een behandeling aan, maar die is er niet gekomen. Het gaat over het volgende. Wij hoorden van de Partij voor de Dieren dat die wet uit 2010 komt. Toen is het eigendom van alles wat er in de grond zit, aan die bedrijven gegeven. In de rest van Nederland is alles wat in de grond zit van ons allemaal samen. Maar met deze vergunningen is dat eigendomsrecht dus weggegeven. Op nieuwe plekken wordt gezegd: nee, wat er in de grond zit, blijft van de Staat totdat jij dat naar boven hebt gebracht. Pas dan ben je eigenaar. Dat heet het overgangsrecht. Dat geeft economische voordelen aan de eigenaar van die vergunning. Ik kan me nog wel voorstellen dat je aan die oude vergunningen niets verandert, maar als een bedrijf een stukje daarvan verkoopt aan een nieuw bedrijf, zou het logisch zijn als het onder het nieuwe regime komt te vallen. Dat adviseert ook de Raad van State. De minister stelt nu voor om dat niet zo te doen. Hij wil een ongelijk speelveld creëren voor nieuwe bedrijven. Als een bedrijf zo'n oude vergunning koopt, heeft het dus heel veel meer voordeel dan als een bedrijf een nieuwe vergunning verwerft. De minister kan het ook anders doen. Dat zegt ook de Raad van State. Als er nog ongebruikte randen zitten aan de vergunning van de NAM, dan kan de minister dat gebied gewoon inkrimpen. Stukken die de NAM niet gebruikt, vervallen dan weer aan de Staat, dus aan ons allemaal. Wat er eventueel in de grond zit, is dan ook van ons allemaal. Als we dat weer willen uitgeven, dan doen we dat op de nieuwe voorwaarden. Ik wil dat de minister helder uitlegt waarom hij ervoor kiest om dat niet zo te doen.
De minister verwijst in de memorie van toelichting naar het Energierapport 2015. Daarin zou een integrale visie te vinden zijn over energiebronnen. Ik heb die afweging niet kunnen vinden. Waarom is het bijvoorbeeld van essentieel belang om die kleine laatste rommelrestjes gas voor Nederland nog te gebruiken en op deze wijze dus veel aantrekkelijker te maken? Met die oude rechten erbij zijn ze immers veel meer waard. De Raad van State vraagt zich overigens ook af of dit geen onterechte staatssteun is. Ik ben heel benieuwd wat "mededinging" daarvan zegt en of men dit daar wel eerlijk vindt. Ook hierop hebben wij dus te elfder ure een amendement gemaakt.
Ik kom op het bevorderen van de geothermie. Die techniek wordt vaak ook als excuus gebruikt. Als je dit voor de geothermie wilt, wordt dan gezegd, dan moet het ook voor de oliewinning mogelijk zijn. Als het om afvalwater gaat, horen we dat argument heel vaak. Bij geothermie wordt echter gewerkt in een gesloten circuit waarin hetzelfde water naar beneden gaat, omhoog komt en weer naar beneden gaat. Bij afvalwaterinjectie wordt op één plek water naar boven gebracht. Dat wordt dan of met vrachtauto's, of door pijpen vervoerd naar een andere plek, waar het vervolgens wordt geïnjecteerd. Dat gaat overigens aan de lopende band. In Twente gaat het om 700 grote tankauto's per dag die water van de ene plek naar de andere plek moeten vervoeren. Zoiets is dus niet vergelijkbaar met een tuinder die gewoon een klein, gesloten circuit heeft. Ik vraag de minister daarom wat hij eraan kan doen om de administratieve lasten voor die kleine, duurzame geothermieprojecten te drukken. Die projecten moeten we beter van de grond kunnen krijgen. Ik hoor van de mensen die daarmee bezig zijn namelijk dat een van de hindernissen wordt gevormd door die administratieve lasten. De operator die dat systeem neerzet, moet steeds opnieuw door al die administratieve hoepels heen springen, ook als hij zo'n systeem al bij de buren heeft aangelegd, bij de mensen aan de overkant van de weg en bij mensen drie dorpen verderop. Is er niet een mogelijkheid om dat te certificeren?
Ik heb ook nog een paar punten gevonden waarbij ik het met de minister eens ben. Ik wil dus ook een positief geluid laten horen. Ik zie de minister nu lachen. Hij is blij om te horen dat ik nog een paar dingen heb gevonden die ik goed vind. Ik noem in de eerste plaats de mogelijkheid om bestaande vergunningen in te trekken of aan te passen. Ik vind het heel fijn dat de minister die mogelijkheid krijgt. Ik noem in de tweede plaats het beter regelen in deze wet van de veiligheid op boorplatforms. Daar ben ik heel blij mee. We moeten er toch niet aan denken dat er op de Noordzee een probleem ontstaat als BP had in de Golf van Mexico. Ik noem in de derde plaats de driemijlszone die is vergroot tot een twaalfmijlszone. Ook daar ben ik blij mee. Hier en daar in de memorie van toelichting popt echter toch weer die driemijlszone op. Ik ga er maar van uit dat dat nog een typefoutje is. Ik vraag om duidelijkheid op dat punt van de minister.
Ik vind het ook een heel goed plan om het met deze wet mogelijk te maken dat mijnbouwbedrijven voor hun eigen inspecties moeten gaan betalen, of er in elk geval aan mee gaan betalen. Daar pleit mijn fractie al langer voor. Als ik het goed begrepen heb, betalen wij 750 miljoen aan het SodM om die inspecties uit te voeren. Die inspecties hebben maar één doel, namelijk het werk van die mijnbouwbedrijven mogelijk maken. Hun daar bijdragen voor vragen, vind ik dan ook terecht. De minister ziet hem al aankomen: is dit misschien ook een idee voor de kerncentrale? Voor die ene kerncentrale geven we volgens mij, als je de hele beveiliging en het Kernfysisch instituut bekijkt, nog meer uit.
Ik ben hiermee door het grootste gedeelte van mijn vragen aan de minister heen. Ik heb alleen nog een afsluitend stukje.
De hele olie- en gaswinning is een eindige taak, een eindige bedrijfstak. We kunnen die pijnlijk laten eindigen — dat zie je in de hele wereld gebeuren — met faillissementen, plotselinge ontslagen voor de medewerkers, onduidelijkheden en wisselende prijzen voor olie en gas of we kunnen een poging doen om het ordentelijk te laten verlopen door mensen op tijd om te scholen en ervoor te zorgen dat we geen putten houden waarvan niemand weet waar die zitten. Putten moeten tot in de oneindigheid gemonitord worden. Dat zie je bijvoorbeeld in de Golf van Mexico. Verder moeten we op tijd met zaken stoppen. Dat zie ik eigenlijk niet gebeuren. Ik zie de minister hard werken aan wind op zee, zijn best doen met wind op land en zon op land steeds meer mogelijk maken. Daar heb ik de minister ook regelmatig complimenten over gemaakt. Ik zie hem echter nog niet aan de andere kant alvast bedenken hoe hij die olie- en gaswinning gaat uitfaseren. We hebben in Parijs een klimaatakkoord ondertekend, waarmee we niet meer alle bekende voorraden in de wereld boven de grond kunnen halen. Dat betekent dus ook iets voor bekende restjes rommelgas in Nederland. Die kunnen we niet allemaal naar boven halen. Waar is het afbouwplan van de minister?
We zijn nu met zijn allen de veiligheid aan het optuigen, misschien een tikkeltje laat, maar toch. Maar deze bedrijfstak is eindig. De minister heeft dat ook erkend. Hoe gaat hij dat doen en wat doen we vervolgens met het permanent monitoren? Hoe gaat dat gefinancierd worden? We zien bijvoorbeeld in Limburg dat lange tijd nadat een bedrijf is opgehouden te bestaan of nog wel wat activiteiten heeft, er toch nog schade is. Hoe gaan we die vergoeden?
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Dit is een wetsbehandeling en dat is altijd anders dan een gewoon debat. Hopelijk vallen er vandaag zaken te doen met de minister. Maar zoals mevrouw Van Tongeren al zei, er zijn twee regeringsfracties waar veel van afhangt als het gaat om het succes van wat de Kamer vandaag wil. Je kunt hier als oppositiepartij de blaren op je tong praten, maar als er niet in meegegaan wordt, dan kom je niet ver. Maar goed, dat is de realiteit en zo is het spel en zo wordt het gespeeld. We zullen zien.
Mijn eerste vraag aan de minister is hoe toekomstbestendig deze wet is. Het is een heel oude wet, uit 1810. Er liggen nu wijzigingen voor, maar de behandeling is erg geënt op wat er nu allemaal in Groningen gebeurt. Het is echter breder. Er is afvalwaterinjectie. Er is opslag van CO2 onder de grond. Er is zoutwinning. Er is schaliegaswinning, die nog steeds een beetje boven de markt hangt. Wat is daarom de toekomst van deze wet? Is het een wet zonder winning, is het een wet waarbij het eruit halen op een gegeven moment in belangrijkheid wordt ingehaald door het erin stoppen? Dat wordt namelijk steeds belangrijker. Daar ben ik wel benieuwd naar, als startpunt van deze behandeling.
Dan het begrip veiligheid. De memorie van toelichting bij de wet geeft daar een vrij uitvoerig exposé over, maar het wordt nu niet echt duidelijk wat het begrip betekent voor de minister. Ik heb eerder een motie ingediend, waarin werd gevraagd om dat nu eens fatsoenlijk te definiëren. Die motie is ook aangenomen, maar ik zie de minister er niet uit komen. Er staat letterlijk: het is niet te objectiveren. Dan wordt ook nog, terecht, het onderscheid gemaakt tussen veilig zijn en je veilig voelen. Bij veilig zijn, kun je terugvallen op risico's, zoals die bijvoorbeeld staan in de praktijkrichtlijn voor gebouwen. Maar veilig voelen, daar blijft de minister ver van weg. Dat is misschien uit angst dat als je het gaat vastleggen, het zo vaag blijft dat er allerlei claims kunnen worden neergelegd met betrekking tot zaken die niet goed kwantitatief vast te stellen zijn. Maar ik vind het toch lastig. Als ik bekijk wat er in dit wetsvoorstel aan veiligheid is gerealiseerd, dan zie ik heel veel dingen die kunnen. De minister kan vergunningen weigeren, de minister kan ingrijpen, maar het is de vraag of dat ook zal gebeuren. Het is fijn dat die mogelijkheid er is, maar ik ben niet heel enthousiast over de manier waarop veiligheid in dit wetsvoorstel geborgd is. Dit was wel een kernpunt voor de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Die zei eigenlijk: leg dat vast en doe dat op een dergelijke manier dat er bij de mensen in Groningen en eigenlijk bij de mensen in het hele land, een bepaalde angst wordt weggenomen.
Daar gaat mijn volgende punt ook over. Door Groningen en ook door de problemen met afvalwaterinjectie, de dreiging van schaliegaswinning en de plannen die er in het verleden met Barendrecht waren, is er een soort nationale ondergrondangst ontstaan. Die angst wordt vrij breed gevoeld. Dan kun je zeggen dat mensen zich druk maken om niets, maar dat is gewoon niet de realiteit. Je zult daarmee moeten omgaan. Ik wil graag het debat met de minister aangaan over de vraag hoe je dat moet doen. Die angst wordt breed gevoeld en overal waar een winning of een afvalwaterinjectie dreigt, spelen zaken op. Zelfs de drinkwaterbedrijven zijn veel activistischer dan in het verleden, omdat zij ook gevaren voor zichzelf zien opdoemen, zeker bij de grondwaterwinning.
Als ik zo even het land doorneem, dan denk ik dat we de hele Waddenregio inclusief de eilanden vandaag moeten gaan vrijwaren van gaswinning. Dat is de stellige overtuiging van de SP-fractie. Vindt de minister dat ook? Hoe ziet hij het toekomstplaatje wat de winning uit kleine velden betreft? Hij heeft net een voorstel over het Groningenveld gedaan. Na de zomer komen wij daarover te spreken. Voor de SP-fractie is de 12 miljard kuub, die door het Staatstoezicht ooit is voorgesteld als veilig niveau, nog steeds het eindpunt. Maar goed, die discussie voeren we hier vandaag niet uitvoerig. Maar hoelang blijf je nog gas uit die kleine velden, dat "rommelgas" waar mevrouw Van Tongeren het over had, winnen? Moet je dat er echt helemaal uitschrapen, waardoor toekomstige generaties die dat voorraadje misschien ooit nog eens nodig hebben — weet je veel — daar niet meer bij kunnen? Dan moet je toch ook kijken naar wat er in Woerden en in Oppenhuizen leeft en dan moet je in ieder geval een visie hebben op wat je met die kleine velden wilt. Het helemaal uitschrapen van de laatste kuub is wat ons betreft niet meteen het meest voor de hand liggende. Mede met het oog daarop stel ik in een amendement een nulmeting voor. Als er sprake blijft van winningen, als wij er vandaag niet uitkomen dat dat niet wenselijk is, dan vindt er bij een dorp als Oppenhuizen, dat vlak bij een voorgenomen winningspunt ligt, in ieder geval een nulmeting plaats, waarbij een gerenommeerd team ook advies geeft over de vraag wat het effectgebied van de nulmeting zou moeten zijn. Dat is het eerste concrete voorstel.
Ik kom nu op het "wetje bewijsvermoeden"; laat ik het zo maar noemen. Dat is natuurlijk geënt op een amendement dat eerder door de Partij van de Arbeid en de Partij voor de Dieren is ingediend en dat hier ook is aangenomen. Ik gun het de heer Vos om daar verder vragen over te stellen, maar ik heb wel één punt. Het gaat over het Groningenveld, maar hoe moet je het effectgebied afbakenen? Dat is natuurlijk wel de kern van het verhaal. Moet je kijken naar het Groningenveld, naar Noord-Nederland of naar heel Nederland? Die discussie moet hier gevoerd worden, maar ik parkeer dat punt even totdat de heer Vos aan het woord is geweest.
Het begrip "effectgebied" lijkt mij ook wel lastig. Het kan lastig zijn om voor de rechter echt hard te maken dat bepaalde schade door gaswinning of door een beving als gevolg van gaswinning zou kunnen zijn veroorzaakt. Een gebouw kan ver van een episch centrum af staan en daar toch nog last van ondervinden. Als dat effectgebied toch in de wet komt, dan moet dat wat ons betreft gebeuren via een Algemene Maatregel van Bestuur en een voorhangprocedure en niet via een ministeriële regeling, want daar kan het parlement te weinig invloed op uitoefenen.
Het oude amendement dat ziet op het wetsvoorstel dat we vorig jaar behandeld hebben — ik bedoel daarmee het subamendement over de informatieplicht — is in de hoofdwet terechtgekomen. Het is iets afgezwakt. De informatieplicht was ongeclausuleerd en die is nu geclausuleerd. Ik kan daarmee akkoord gaan als dat juridisch echt noodzakelijk is, maar ik hoor wel graag van de minister waar die clausulering betrekking op heeft en in hoeverre we dan ook weten of de veroorzaker van de schade de benodigde informatie ook verstrekt. Als wij alleen maar zien wat wij krijgen, zien wij dus niet wat wij niet krijgen.
Ik wil een internationaal georiënteerd, multidisciplinair team dat een meetprogramma gaat vaststellen en uitvoeren. Ik zal daartoe een amendement indienen. Dit team moet vaststellen of een nulmeting correct is voorafgaand aan een mogelijke winning en studeren op de causaliteit tussen gaswinning, bodembeweging van andere aard en schade. Ik heb hierover twee weken geleden een motie ingediend en de minister heeft de Kamer daar afgelopen week een brief over geschreven. Ik zou graag zien dat dit wordt verankerd in de wet. Mensen als Manuel Sintubin en andere, volstrekt van de NAM en de Shell onafhankelijke mensen met een grote wetenschappelijke status moeten in zo'n team. Wat mij betreft is daarin geen rol weggelegd voor ingenieursbureaus en onderzoeksinstellingen die te veel drijven op derdegeldstroominkomens uit met name de olie-industrie. In het amendement wordt voorgesteld om dit team aan de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) te hangen. Dit is niet mijn uitdrukkelijke wens, want ik merk eigenlijk heel weinig van de commissie, maar wetstechnisch lijkt mij dat het eenvoudigst omdat de Tcbb in meerdere artikelen in de wet is opgenomen.
Daarnaast zal ik in een amendement voorstellen om een meetprogramma met gebruikmaking van tiltsensoren wettelijk vast te leggen. Ik heb meerdere moties ingediend die erop zijn gericht om een breed meetprogramma op te zetten waarbij gebruik wordt gemaakt van tiltsensoren; die moties zijn aangenomen. Maar als ik de brief van de minister over de uitvoering van de moties goed lees, dan worden ze niet uitgevoerd of wordt het aan de NAM overgelaten. Ik ben daar niet tevreden over. Nu deze wetsbehandeling zich voordoet, wil ik proberen om dit in de wet te krijgen.
Het hele programma, het internationale team en het gebruik van apparatuur die echt het meeste zegt over de reactie van een gebouw op bodembeweging, kunnen in eerste instantie zijn gericht op het monitoren van de typische Groningse constructies, al of niet met schade. Hiermee kun je achterhalen hoe die gebouwen leven, hoe die terpen uiteenvallen en hoe de systemen reageren op trillingen. De essentie is de heterogeniteit van ondergrond, bovenste laag van de bodem en wat erop staat. Dit geldt zowel voor infrastructuur als voor landschappelijke kenmerken zoals de terpen, als voor de gebouwen en de manier waarop ze zijn gefundeerd. Dan gaat het niet alleen om een snapshot van de situatie vandaag, 29 juni, maar ook over de vraag hoe het hele landschap verandert door die bewegingen. Het gaat dan om aardbevingen ten gevolge van gaswinning, de autonome bodemdaling en de verlaging van het grondwaterpeil. Je kunt die drie aspecten niet uit elkaar halen, want ze zijn ook van elkaar afhankelijk. Je verlaagt het grondwaterpeil niet zomaar; dat doe je omdat zich al iets anders heeft afgespeeld. Het is een regel in de statistiek dat je geen variabelen met een onderlinge afhankelijkheid met elkaar iets laat verklaren. Dit klinkt heel begrijpelijk, niet?
Ik kom op de schade, een belangrijk punt in dit debat. De bedoeling van wat ik zojuist heb gezegd, is dat wij een beter beeld krijgen van de oorzaken van de schade en dat mensen dichterbij een advies of een uitkomst komen waaruit blijkt dat hun schade werkelijk het gevolg is van de aardgaswinning. De kracht van de beving speelt een rol, maar de kwetsbaarheid van het object dat de schade ondervindt, net zo goed. Wij moeten naar de mening van de SP af van het begrip A-, B- en C-schade waarvan de NAM en het Centrum Veilig Wonen zich bedienen; daarvoor is noch een wettelijke, noch een wetenschappelijke basis. Met het omdraaien van de bewijslast en de komst van de arbiter onder de vleugels van de Nationaal Coördinator Groningen komt er nu ruimte om invulling te geven aan een tweezijdig schadeprotocol dat voldoet aan hetgeen het Burgerlijk Wetboek en de Mijnbouwwet al bieden. Wij hoeven dus geen nieuw schadeprotocol te maken en dat in de wet te hijsen; het is gewoon gebruikmaken van wat er is. Dat is echter iets anders dan het A-, B-, C-schadeverhaal zoals dat nu is opgebouwd. Ik pleit hiervoor en als het nodig is, zal ik een motie indienen. Nu kan iedere burger naar de rechter, maar je ziet dat weinigen dat doen of durven. Als de Technische commissie bodembeweging tijdens een rondetafelgesprek zegt dat mensen dat niet doen omdat het niet werkt of omdat de NAM te sterk is, dan heb ik echt wel een groot probleem en een soort plaatsvervangende schaamte tegenover Groningers die op een gegeven moment niet meer weten waar zij nou toch in hemelsnaam naartoe moeten met hun zorgen en schade.
Ik ga nog op een paar dingen in die toch wel belangrijk zijn. Ik begin met de verjaring. Wat gebeurt er als de exploitant vertrokken is? In Limburg is dat al het geval, maar op een gegeven moment zal dat in Groningen ook zo zijn. Is er tijdens de rit een fonds gevormd? In Limburg is er nu een tijdelijk fonds. Onze ambitie en intentie is om een waarborgfonds mijnbouwschade wettelijk te verankeren. Dat zal ook voor mevrouw Mulder gelden; we moeten maar even zien hoe het debat zich ontwikkelt en of wij daarin samen kunnen optrekken. Daarnaast willen wij de verjaring uit de wet halen. In een brief die wordt begeleid door een rapport van de Universiteit Utrecht, schrijft de minister dat België en Duitsland een nog kortere verjaringsperiode hanteren, maar volgens mij heeft Duitsland hiervoor een zogenaamde lex specialis, waardoor schade door mijnbouw altijd wordt vergoed. Volgens mij heeft de minister dat twee jaar geleden aan de Kamer geschreven. Dat is dus een eeuwigdurende plicht. Dat is voor mij dus wel een puntje, en voor de minister neem ik aan ook. Hierover heb ik een amendement ingediend. Wij zullen verder zien hoe dat wordt geapprecieerd.
Wij hebben twee amendementen ingediend over de duur van de vergunningen en het winningsplan. Het langjarige winningsplan geldt nu voor tien jaar. Gezien de voorraden in het Groningenveld en de discussie over de andere velden, lijkt het de SP-fractie zinnig om de vergunning te beperken tot twee jaar. Wij vinden dat een vergunning die is afgegeven, binnen twee jaar moet zijn geconsumeerd. Anders krijg je een soort eindeloos beslag op een bestemmingsplan terwijl de exploitant, afhankelijk van gasprijs en markt, wacht tot de tijd rijp is om echt iets te gaan doen. Die termijn willen wij dus verkort hebben.
Het laatste punt betreft de "governance". Ik weet het nooit: is dat nou een goed Nederlands woord? Wat is nou de governance? Is dat de manier waarop de hele zaak wordt bestierd en bestuurd? De Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft opmerkingen gemaakt over deze governance. Die is op het moment tamelijk onnavolgbaar. Het lijkt erop dat het ministerie van Economische Zaken en de NAM uiteindelijk de dienst uitmaken. Energiebeheer Nederland, EBN, zit daar nog tussen als een wat obscure partner in het gasgebouw. Verder speelt GasTerra natuurlijk een grote rol. Dat merk je ook. Staatstoezicht op de Mijnen wordt versterkt en onafhankelijker gemaakt. Dat ligt nu voor. Daar ben ik blij mee, maar is die onafhankelijkheid straks groot genoeg? Ik weet niet of het wel of niet zijn van een zbo nou echt het knelpunt is, maar daar heb ik het graag met de minister over. Shell zegt dat de winning wel weer omhoog kan omdat het de Staat zo veel inkomsten scheelt. Dat heeft natuurlijk niet zo heel veel met het veiligheidsgevoel te maken. De Nationaal Coördinator Groningen is in rechtstatelijke zin een soort marionet, want hij is geen bevoegd gezag. De mensen in de provincie weten niet waar de Nationaal Coördinator Groningen nou wel of geen zeggenschap over heeft.
Verder hangt hier nog een hele trits commissies en organisaties omheen, zoals de Technische commissie bodembeweging, de Commissie Bodemdaling, een commissie schrijnende situaties en, in het verleden, de commissie-Meijdam enzovoort. Zij spelen allemaal een rol, maar het geheel geeft nou niet echt de indruk dat de governance, om dat woord maar weer te gebruiken, op orde is. Ik vind dat die wel op orde moet zijn. Ik wil van de minister horen wanneer wij dat kunnen verwachten. Ik heb daar een motie voor achter de hand. Ik wil daar toch wel graag een antwoord op hebben. Als alles een beetje bij het oude blijft, krijgen wij straks het boek De Gaskolonie II. Dan slaat iedereen elkaar nog steeds op de schouder, zo van: I'll scratch your back, if you scratch mine. Wij moeten van die flauwekul af. Het moet gewoon een heel ander beeld opleveren. Als je het hele gasgebouw gewoon laat ontploffen en je zet daar iets voor terug waarover de mensen zeggen "dit deugt en is transparant; hier kunnen wij de komende jaren mee uit de voeten", dan heb je echt een deel van de psychologische problemen of angst ondervangen. Ik wil dit de minister echt nog een keer inpeperen. Het is niet de eerste keer dat we het hierover hebben, maar vandaag kunnen we echt wat slagen maken.
Dat was het eigenlijk wel. Ik heb nog wat tijd over, maar die gun ik graag aan de anderen. We moeten met die hele Mijnbouwwet toe naar het besef dat we niet van een normale naar een beklagenswaardige situatie overstappen omdat we van het gas af zijn; we zijn juist aan het overstappen van een luxesituatie naar een normale situatie. Ik weet dat het de schatkist geld kost als we de winning blijven verlagen, maar het gas is toch bijna op. En wat we nu, met die lage gasprijs, laten zitten, is ook niet weg voor als het ooit ergens in de verre toekomst nog eens nodig is. Over de langere termijn gerekend, is het dus waarschijnlijk economisch zinvoller om het gas te laten zitten dan om het er nu uit te halen. Het klinkt wat erg boud, maar ik wilde deze langeretermijneconomische visie toch nog wel even aan de minister meegeven, voor zover zoiets indruk op hem maakt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag gaan we de positie van burgers beter verankeren in de Mijnbouwwet. Dat is natuurlijk goed nieuws na alle ellende in Groningen, maar ook in Saaksum, Oppenhuizen, Terschelling, Woerden, Limburg, Overijssel enzovoort. Plaatsen en provincies zijn of worden vaak het lijdend voorwerp van besluitvorming over de hoofden heen. Telkens blijkt het bedrijfsbelang het dan te winnen, terwijl gewone mensen met de schade en overlast komen te zitten. De veiligheid en de gezondheid van burgers zijn aangetast door aardbevingen, bodemdaling en vervuiling. Diezelfde burgers voelen zich machteloos tegenover een bedrijf als de NAM en tegenover de overheid.
Toch hangt er een nog veel grotere vraag boven dit debat: hoelang blijven we nog krampachtig vasthouden aan onze oude, fossiele economie? Vandaag, tijdens deze wetsbehandeling, gaan we immers de belangen van de mensen van vandaag beter vastleggen. Maar hoe zit het met de belangen van de mensen van morgen, van onze kinderen en kleinkinderen? De ChristenUnie wil dat zij in een Nederland zullen wonen zonder vervuiling en fossiele energie. De inzet is meer duurzame energie, maar dat kan niet zonder een exitplan voor fossiel. Het is dan niet voldoende om te sleutelen aan een aantal waarborgen in de Mijnbouwwet; dat is dan eigenlijk een achterhoedediscussie. Wat daarvoor wel nodig is, is de winning van olie en gas in Nederland echt afbouwen en geen nieuwe winningslocaties meer toestaan, om zo publieke en private investeringen te verschuiven van fossiel naar schoon. De volgende generaties gaan dan dubbel profiteren. Ten eerste is dat goed voor het klimaat, het milieu en een gezonde leefomgeving. Ten tweede is dit onvermijdelijk voor onze economie. De fossiele economie is namelijk ten dode opgeschreven. Beleggers trekken zich nu al steeds massaler terug uit fossiele investeringen. Olie en gas horen bij de economie van de 19de en de 20ste eeuw. Wij zitten in de economie van de 21ste eeuw: een schone en circulaire economie.
Het kabinet handelt daar nog niet naar. Bedrijven mogen nog steeds boringen en proefboringen doen, zoals in het Waddengebied. Als het aan het kabinet, Shell en Exxon ligt, gaan we het Groningenveld helemaal leegpompen. De gaswinning in nieuwe velden in Nederland wordt in het kader van onze belangen in de gasrotonde zelfs gestimuleerd. Hoelang blijft deze minister nog krampachtig vasthouden aan de oude fossiele economie? Voor olie- en gaswinning zou voortaan "nee, tenzij" moeten gelden in plaats van "ja, mits". Er zou ook een moratorium moeten komen voor nieuwe winningslocaties. De ChristenUnie vindt verder dat er een check in de wet moet komen: welke impact op het klimaat treedt op als alle olie en gas uit een bepaald veld wordt verbrand, welke uitstoot van broeikasgassen treedt op als het veld wordt leeggeproduceerd? Ik overweeg een amendement op dit punt.
De minister wil in de ondergrond geen prioriteit geven aan duurzame energie boven fossiele energie. Waarom eigenlijk niet? Waarom gaat geothermie niet automatisch vóór gas- en oliewinning? De ChristenUnie pleit voor een voorrang voor duurzaam in de ondergrond. De winning van hernieuwbare energie moet altijd vóór de winning van fossiele energie gaan. Ik heb daarvoor een amendement voorbereid.
De ChristenUnie vindt dat bedrijven die mijnbouwactiviteiten ondernemen, volledig aansprakelijk zijn voor eventuele gevolgschade aan huizen, waardedaling van woningen, milieuschade et cetera. Ze moeten dus geen zaken afwentelen op anderen of op de samenleving. In de praktijk knelt dit nog wel vaak. Zo wordt standaard niet een nulmeting gedaan van de staat van woningen, waardoor vaak discussie ontstaat over bouwkundige gebreken of andere oorzaken. Bij het Bergermeer is gewerkt met een schadeconvenant vooraf, maar in Drenthe wordt deze variant weer niet ingezet. Het lijkt me juist een goede en duidelijke afspraak om de aansprakelijkheid van een bedrijf vooraf vast te leggen. Vindt de minister dat ook? Volgens mij zei de heer Smaling zojuist dat hij op dit punt een amendement in voorbereiding heeft. Ik zie hem knikken. Ik heb daar veel belangstelling voor.
Ik ben ontzettend blij dat mijn motie over één loket voor schade wordt uitgevoerd, niet alleen voor Friesland maar voor heel Nederland. Ik dank de minister daarvoor. Het gaat nu echter wel om de uitvoering. Het loket moet meer doen dan alleen doorverwijzen, zodat mensen niet alsnog van het kastje naar de muur worden gestuurd. Het gaat ook om de samenwerking tussen instanties. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.
Dan kom ik op een belangrijk punt, de omkering van de bewijslast. Voor de ChristenUnie is omkering van de bewijslast een belangrijk onderdeel van de wet. Net als in de ons omringende landen moet de bewijslast bij de mijnbouwbedrijven komen te liggen. Waarom moet een bewoner bij scheuren in de muur aantonen dat die door gaswinning komen? De minister kiest nu voor een beperkte invulling van de omkering van de bewijslast. Dat heeft al snel het risico dat het alleen over de beperkte contouren in Groningen gaat, die helemaal niet bedoeld zijn om schades in kaart te brengen. Hoe zit het dan met schades in de provincie Friesland, Drenthe, Overijssel en Limburg? Ik begrijp dat het lastig is om de omkering van de bewijslast verder te verbreden, maar ik vraag de minister toch om hierop in te gaan. Ik verwijs ook naar de aardbevingskamer bij de rechtbank in Groningen, waar de ChristenUnie en GroenLinks eerder op aangedrongen hebben. Daar wordt toch ook een weging gemaakt of een zaak geschikt is voor de aardbevingskamer? Kunnen we deze aardbevingskamer in positie brengen voor juridische procedures rondom de omkering van de bewijslast?
Met een nota van wijziging heeft de minister deze week leveringszekerheid voor het laagcalorisch gas uit Groningen toegevoegd als af te wegen belang in de Mijnbouwwet. Hij noemt daarbij huishoudens en bedrijven in Nederland, België, Frankrijk en Duitsland. Ik heb er nog veel vragen over. Ik zie de wijziging van de Mijnbouwwet als een versterking van de positie van de mensen in Groningen, en met hen van mensen in het Waddengebied en elders. Door heel nadrukkelijk leveringszekerheid als belang vast te leggen, gaan we weer de tegenovergestelde richting in. Dat is toch niet de bedoeling? De leveringszekerheid mag toch nooit een argument zijn om de gasproductie onverantwoord hoog te houden?
Ik verwijs ook naar het recente verleden, waarin ieder jaar weer de leveringszekerheid als argument is genoemd om de gaskraan wijd open te houden. Ieder jaar weer werd veel meer aardgas geproduceerd dan nodig was. Het recente kabinetsbesluit om het winningsplafond te verlagen naar 24 miljard kuub, is in feite een bevestiging dat de eerdere hoeveelheden van 35, 33 en 27 miljard kuub te hoog waren. Deze hoeveelheden waren niet nodig voor de leveringszekerheid, terwijl toen anders werd beweerd, ook door de minister. We komen hier in september ongetwijfeld nog uitvoerig over te spreken.
Ook een andere passage in de wet deed mijn wenkbrauwen fronsen. In de wet is een rijkscoördinatieregeling opgenomen voor de winning van delfstoffen in het nationaal belang. In de memorie van toelichting staat dat mijnbouwactiviteiten van nationaal belang zijn vanwege het staatseigendom van delfstoffen en de staatsinkomsten. Waarom is een rijkscoördinatieregeling nodig vanuit het belang van de staatsinkomsten? Ik dacht dat we naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid met elkaar geconcludeerd hadden dat het niet om staatsinkomsten maar om de veiligheid gaat? Wil de minister deze wegingsfactor dan ook loslaten?
In het wetsvoorstel staat de nieuwe bepaling die inhoudt dat bedrijven moeten voorkomen dat ernstige schade ontstaat aan gebouwen en infrastructuur. In de risicobeoordeling moet expliciet worden aangegeven hoe groot het risico op ernstige schade zal zijn. Maar waarom moet dat alleen worden aangegeven voor ernstige schade en dus niet voor alle schade? Valt een scheur in de muur onder ernstige schade? Waarom vinden we een risico op "gewone" schade dan wel acceptabel en hoeft dit niet expliciet inzichtelijk gemaakt te worden? Ik heb samen met mevrouw Van Tongeren en de heer Wassenberg een amendement ingediend met als doel het woord "ernstige" uit de wet te schrappen om het voorzorgbeginsel in de wet aan te scherpen. Ik hoor graag een reactie van de minister op dit amendement.
De ChristenUnie wil dat er een brede belangenafweging plaatsvindt bij het verstrekken van de vergunning en dat ook het aantal weigerings- en intrekkingsgronden wordt verbreed. Eigenlijk zou er niet alleen een MER moeten zijn, maar zouden er ook een menseffectrapportage en een maatschappij-effectrapportage moeten zijn: een toets op milieu, mens en maatschappij, drie keer "m". Denk aan de bescherming van gezondheid en natuur. Bovendien moet de minister bij vergunningen en winningsplannen beperkingen op de gebieden natuur, gezondheid en milieu kunnen stellen. Daarom heb ik het amendement-Van Tongeren hierover medeondertekend.
Mijn naam staat ook onder het amendement-Van Veldhoven met als doel geen boringen toe te staan in het Natura 2000-gebied of in het Werelderfgoedgebied. Ik denk daarbij in het bijzonder aan het Waddengebied. Het toestaan van boringen in dat gebied moeten we niet willen.
De ChristenUnie vindt het goed dat overheden naar aanleiding van de adviezen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid ook een adviesrecht krijgen in de wet. Echter, niet op alle onderdelen krijgen overheden een adviesrecht. Daarbij komt dat er meestal sprake is van een getrapt adviesrecht, namelijk dat via de provincie. Waarom kiest de minister niet voor een meer direct adviesrecht voor gemeenten en waterschappen? De termijn waarbinnen overheden moeten reageren bedraagt acht weken. Is die termijn lang genoeg om zelf een goede analyse te maken? Wat vindt de minister van het idee om bij het winningsplan een vooroverleg te starten, analoog aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)?
Bescherming van onze drinkwaterbronnen is van groot belang. Juist de drinkwaterbedrijven kunnen een goed advies geven over de gevolgen van boringen op essentiële drinkwatergebieden en de kwaliteit van ons drinkwater. Ik heb daarom samen met andere partijen een amendement ingediend met als doel drinkwaterbedrijven via de provincie een adviesrecht te geven op vergunningen en winningsplannen.
De Onderzoeksraad Voor Veiligheid adviseert om verantwoordelijkheden ten aanzien van de gaswinning in Groningen beter te verdelen binnen de rijksoverheid omdat de macht teveel is geconcentreerd en het gasgebouw te gesloten functioneert. De minister kiest in het wetsvoorstel voor een aantal kleine maatregelen. De ChristenUnie heeft er eerder voor gepleit het Staatstoezicht op de Mijnen onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu te scharen. Daarmee zouden we het toezicht weghalen bij Economische Zaken, dat onderdeel is van het gasgebouw. Ook op andere terreinen hebben we het milieutoezicht bij I en M belegd. Denk aan het toezicht op onze kerncentrales. I en M is bovendien verantwoordelijk voor toezicht op en handhaving van de Omgevingswet en structuurvisies. Ik overweeg om op dit punt een motie in te dienen.
Bekend mag zijn dat de ChristenUnie tegen schaliegaswinning is in ons land. Dit doet volgens ons namelijk meer kwaad dan goed en zorgt voor een grote overlast voor de omgeving en deze heeft onomkeerbare gevolgen voor de ondergrond. Wij hebben hierover vaak met de minister gedebatteerd. Proefboringen bij Boxtel en in de Noordoostpolder staan in de wachtstand, maar deze blijven wel boven de markt hangen. De ChristenUnie wil daarom nu wettelijk vastleggen dat winning van schaliegas en schalieolie in Nederland niet wordt toegestaan. Ik bereid daartoe een amendement voor.
In de wet wordt nog onderscheid gemaakt tussen proefboringen en daadwerkelijke winning. Waarom zouden we een proefboring moeten toestaan als de vergunning voor daadwerkelijke winning niet door kan gaan, bijvoorbeeld om redenen van milieu of gezondheid? Wil de minister ook bij proefboringen een MER laten doen?
Ik kom op de CO2-opslag. In de nota van wijziging worden de mogelijkheden hiervoor verruimd. CO2 kan ook worden opgeslagen in een veld dat nog wordt gebruikt voor de productie van olie of gas. De minister ziet deze opslag als een belangrijk onderdeel van het klimaatbeleid. De ChristenUnie wacht echter nog steeds op een samenhangend pakket van maatregelen naar aanleiding van de Urgenda-zaak. Waarom wordt opeens dit als belangrijk onderdeel van het klimaatbeleid naar voren gehaald? Waarom besteedt Nederland 150 miljoen euro aan een CCS-project, het opslaan van CO2 in de ondergrond dat in totaal 0,5 miljard euro kost en dat bovendien een kolencentrale in stand houdt? Het netto-effect van de kolencentrale in combinatie met CO2-opslag valt bovendien vies tegen. Slechts 15% van de totale uitstoot wordt opgeslagen. Ook technisch heb ik nog veel vraagtekens bij deze wetswijziging. Hoe groot is het risico dat meer CO2 mee omhoogkomt wanneer olie of gas wordt geproduceerd dan er in het veld wordt gestopt? Klopt het dat de geïnjecteerde CO2 vooral wordt gebruikt om de druk in het veld te verhogen met als doel om meer olie en gas te winnen en, zo ja, wat is dan het netto-effect op het klimaat?
Ik rond af. We spreken vandaag over een wet die dateert uit de tijd van Napoleon, met een geschiedenis van fossiele energie. Het wordt tijd om de focus te verleggen naar schone vormen van energie. Daarbij zal ook een nieuwe naam passen: de wet duurzaam bodembeheer. Is dit niet de gelegenheid om de naam van de wet te wijzigen om de radicale koerswijziging die nodig is in onze energievoorziening, te markeren? Niet alleen voor onszelf maar ook voor onze kinderen en kleinkinderen en voor behoud van Gods mooie schepping.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. De collega's hebben het ook al gezegd: de Mijnbouwwet waar we vandaag over spreken, is een oude wet uit 1810. In die tijd stond Nederland nog vol met windmolens en had de mens nog geen klimaatverandering tot stand gebracht. Hoe anders is dat nu? Na het Akkoord van Parijs moeten we een groot deel van ons beleid en onze wetgeving gaan herijken om te zien of alle signalen of alle besluiten die we nemen, wel consistent en coherent zijn en in dezelfde richting wijzen. De aanpassing van deze wet komt dan ook op een heel erg goed moment. Deze wet was vooral een marktordeningsinstrument met als doel ervoor te zorgen dat mijnbouwbedrijven hun investeringen konden terugverdienen en dat gas, zout en kolen uit de grond zouden worden gehaald, maar in ons drukbevolkte land concurreert het winnen van delfstoffen steeds meer met andere toepassingen: grondwater, drinkwater en behoud van natuur. De doelstellingen van de wet zijn nog heel sterk gericht op een fossiele toekomst en niet op de energietransitie. En uiteraard: de aardbevingen in Groningen laten zien dat de grootschalige gaswinning enorme consequenties heeft voor de omgeving en dat die de veiligheid van omwonenden in gevaar kan brengen. Dat is decennialang ontkend maar sinds Huizinge kunnen we er niet meer omheen. Er zijn ook veel stappen gezet sinds die tijd. Bij die erkenning hoort nu ook het aanpassen van deze wet, waarbij niet langer doelmatige winning maar veilige, schone én doelmatige winning de kern moeten vormen.
In mijn betoog zal ik op de volgende punten ingaan: de weigeringsgronden voor een vergunning, de bescherming van de meest bijzondere stukjes van ons land, de Natura 2000-gebieden, en van het grondwater, inspraak van gemeenten en waterschappen en de versterking van de positie van gedupeerden door omkering van de bewijslast.
Allereerst de weigeringsgronden voor een vergunning. Een mijnbouwvergunning kan op dit moment bijna alleen maar worden geweigerd op economische gronden, bijvoorbeeld als een mijnbouwbedrijf niet over de noodzakelijke financiering beschikt. Als aan die economische voorwaarde wordt voldaan, moet een vergunning worden afgegeven en is intrekken eigenlijk überhaupt niet mogelijk. Maar wanneer we besluiten over een mijnbouwproject, moet economische haalbaarheid natuurlijk niet de enige randvoorwaarde zijn. Het moet alles bij elkaar maatschappelijk lonen. De winsten moeten daarom worden afgewogen tegen de kosten voor veiligheid of natuur. De bescherming van die aspecten moet in ieder geval worden gewaarborgd. In de oude wet kon dat niet en mijnbouw in Nederland leek daardoor weleens een soort van uit zichzelf voortdenderende trein waar niemand maar een halt aan toe kon roepen. We hebben in de Kamer heel vaak discussies gehad met de minister over de vraag of bepaalde boringen nu wel of niet verstandig waren. En dan zei de minister altijd: ik kan niet anders. Nou, daar moeten we overheen. Mijn fractie ondertekent dan ook graag het amendement om de weigeringsgronden aan te vullen met criteria voor veiligheid, gezondheid, natuur en milieu. Ik ben heel erg blij dat de desbetreffende collega's dat amendement hebben ingediend, want ik steun dat van harte.
De minister kiest met zijn wetswijziging nu ergens anders voor. Veiligheid wordt wel een extra afwijzingsgrond maar onder andere natuur en milieu niet. Dat vind ik echt onbegrijpelijk in het licht van alle discussies die we hebben gevoerd en gelet op het belang om deze aspecten goed te waarborgen. De minister maakt nu een stelsel waarin natuur en milieu via de Structuurvisie Ondergrond worden meegenomen. Maar hoe gaat die Structuurvisie Ondergrond er dan uitzien en wanneer komt die naar de Kamer? Komen er in de Structuurvisie Ondergrond dan specifieke gebieden waarin bij voorbaat mijnbouwvergunningen worden uitgesloten? Hoe worden de criteria daarvoor dan opgesteld? Wat doe je dan met al die gebieden waar je het niet uitsluit? Hoe zorg je er daar dan voor dat je toch die toets kunt maken, dat je na afweging van die commerciële belangen tegen de andere belangen kunt besluiten of het nu wel verstandig is om daarvoor een vergunning af te geven? En wat doen we in de tussentijd? We nemen nu deze wet aan voordat we al het andere hebben aangenomen. Wat doen we dan in de tussentijd?
Volgens mij hebben wij in deze Kamer allemaal het ongemak gevoeld bij de vergunningen die werden gegeven voor nieuwe boringen vlak voordat we deze wet gingen behandelen. We creëren een nieuwe situatie als we niet in deze wet nu ook al die gronden opnemen waarvan we zeggen: die moeten toch onderdeel gaan vormen van de afweging in Nederland of we wel of geen vergunningen gaan geven. De samenhang tussen de vergunningen zal straks immers cruciaal worden. De vergunningen voor opsporing, de omgevingsvergunning, de winningsvergunning en het winningsplan lopen nu na elkaar qua tijd. Voor al die vergunningen gelden soms dezelfde criteria, maar soms gelden er voor sommige vergunningen weer andere criteria. Als je nu werkt met één helder afwegingskader, is dat eenduidig en efficiënt. Daarmee zou je ook weleens kosten kunnen besparen, omdat je onderzoek dat je in een bepaalde fase doet, dan in een volgende fase ook weer kunt gebruiken.
Gaat de minister een samenhangend kader van eisen aan een mijnbouwbedrijf stellen? En als er zich bijvoorbeeld geen wijzigingen in de veiligheidssituatie hebben voorgedaan, mogen ze dan een onderzoek dat ze eerder hebben gedaan, opnieuw gebruiken? Als we dat hele proces stroomlijnen door een eenduidige set van criteria te hanteren, zou dat ook weleens een voordeel kunnen zijn voor bedrijven, die dan precies weten waar ze aan moeten voldoen.
Het is de bedoeling dat de Mijnbouwwet op termijn een onderdeel wordt van de Omgevingswet. Het gaat immers allemaal om het gebruik van de ruimte. Is het dan niet handig om vergunningen voor de Mijnbouwwet en voor de Omgevingswet tegelijkertijd te laten verlopen? Een winningsvergunning voor mijnbouw wordt dan gelijktijdig gegeven met een omgevingsvergunning. Dan zorg je ervoor dat de verschillende criteria op hetzelfde moment en in samenhang beoordeeld kunnen worden en dat het voor iedereen duidelijk is wanneer een winning ook echt zal plaatsvinden. Anders loop je namelijk het risico dat iemand het recht heeft om in een bepaald gebied een mijnbouwactiviteit te gaan doen, maar dat hij daarvoor geen omgevingsvergunning krijgt. Dan ligt er dus al wel een recht op dat gebied en kun je er niets anders meer mee doen. Het heeft eigenlijk alleen maar zin om dat recht te geven als iemand er ook iets mee kan op basis van de activiteiten die hij graag wil gaan uitvoeren in dat gebied. Vandaar dat die samenhang heel belangrijk is.
Dan Natura 2000 en werelderfgoed. De Kamer heeft inmiddels al twee moties aangenomen tegen de gaswinning in mooie en kwetsbare natuurgebieden bij Terschelling en Schiermonnikoog. Dat zijn prachtige gebieden. De Kamer heeft gezegd dat er in deze mooie natuurgebieden geen mijnbouwinstallaties moeten worden neergezet. Wat voor mijn fractie onbevredigend is geweest, is dat er toch een soort van ad-hocbesluitvorming leek te zijn. Daarmee wordt ook rechtszekerheid gecreëerd. We moeten een helder beeld geven van waar we het in Nederland wel en niet willen. Dat geeft rechtszekerheid voor zowel omwonenden als mijnbouwbedrijven. Iedereen heeft daar baat bij.
Sommige natuurgebieden hebben een bijzondere wettelijk beschermde status, zoals de Natura 2000-gebieden. Dat is een technische term, maar dat zijn de gebieden waarvan we met elkaar in Europa gezegd: dit gebied is zo bijzonder; het is niet alleen van belang voor het land waar dat natuurgebied ligt, maar het is van Europese kwaliteit. Ik noem voorts de UNESCO-werelderfgoederen. Die zijn zo bijzonder dat we met elkaar zeggen: dit is van belang voor de hele wereld.
Ik weet dat er veel discussies zijn— en soms zijn die ook terecht — over Natura 2000-gebieden, maar aangezien je gaswinning ook prima kunt doen vanaf een locatie net buiten zo'n gebied, vraag ik me af waarom je dan per se de mogelijkheid zou willen openhouden om een boortoren midden in een kwetsbaar gebied te zetten. Mijn fractie zal daarom een amendement indienen om het plaatsen van boorinstallaties in Natura 2000-gebieden of werelderfgoederen uit te zonderen. Daarmee wijken wij af van de positie van de Partij voor de Dieren, omdat wij wel openstaan voor het stellen van regels over de manier waarop eventueel onder dit soort gebieden kan worden geboord, mits dat geen effect heeft op de natuurkwaliteit die je in dat gebied zelf wilt bewaken. Een heel bijzondere orchidee heeft er waarschijnlijk weinig last van als er op 4 km diepte wordt geboord. Dat soort mogelijkheden willen wij niet per se uitsluiten. We willen wel uitsluiten dat je zo'n installatie midden in zo'n ontzettend waardevol gebied zet.
De heer Bosman (VVD):
Ik wil toch nog iets zeggen over Natura 2000. Het is de bedoeling dat iedereen snapt dat het een bijzonder natuurgebied is en dat het een bijzondere waarde heeft, maar dat sluit niet alles uit. Het betekent niet dat er helemaal niks meer kan, ook al begint dat wel steeds meer het beeld te worden. Ik woon zelf in Zeeland. Daar hebben we de Westerschelde. Het Schelde-estuarium is uniek in Europa. Dat is ook een Natura 2000-gebied, maar er staat een kerncentrale in. We hebben daar chemische industrie. We hebben daar drie havens, waaronder de haven van Antwerpen, zo'n beetje de derde haven van Europa. Nu wordt voorgesteld om het voor mijnbouwactiviteiten helemaal uit te sluiten. Er is dan een stapeling in Natura 2000-gebieden. Waarom zou je het op die manier doen? Waarom zegt mevrouw Van Veldhoven niet gewoon: als het zorgvuldig gebeurt, kan het ook?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Bij Natura 2000 is het niet per definitie zo dat er nooit iets mag, maar er is wel altijd een zware afweging, namelijk de afweging of je het wel of niet mag doen. Dan moet de vraag vooropstaan of je geen alternatief hebt. Er is een heel goed alternatief, namelijk het er net buiten plaatsen en dan eventueel van de zijkant boren. Ik vraag mij af waarom we dat niet zouden doen. Bij een haven heb je geen alternatief, maar als je alsnog van die haven gebruik wilt maken, moet je wel compenseren. Dat weet de heer Bosman ook, want daar hebben we veel discussie over gehad in de Kamer. We hebben de Hedwigepolder moeten ontpolderen om de schade die we toebrengen aan de natuur, te compenseren. We weten heel goed dat Nederland bij lange na niet voldoet aan de afspraken die we zelf hebben gemaakt over de bescherming van de natuur. We kunnen bij lange na niet voldoen aan de internationale afspraken. Als we over iets met weinig moeite kunnen zeggen dat we daarmee geen extra schade toebrengen aan de natuurgebieden, waarom zouden we dat dan niet doen? Je kunt ervoor kiezen de boortorens niet midden in zo'n kwetsbaar natuurgebied te plaatsen, maar op een afstand daarvan. Waarom zou je dat dan niet doen? Waarom zou je per se de mogelijkheid willen openhouden om extra schade toe te brengen aan de natuur?
De heer Bosman (VVD):
Ik draai de vraag om: waarom zou je het per se verbieden als het zorgvuldig kan? Er is een zware toets. Daarbij wordt zorgvuldigheid betracht. Sterker nog: op dit moment zijn er al booractiviteiten in allerlei gebieden waarbij we heel veel hebben geleerd. We kunnen zien dat het goed gaat. Waarom keer je het om en sluit je het alvast uit? Dat is voor mij een punt van zorg. Als er alternatieven zijn, zullen bedrijven die zeker gaan gebruiken. Die alternatieven zullen ook worden meegenomen in de vergunningen, maar waarom zou je een en ander van tevoren uitsluiten?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Wij zouden het willen uitsluiten omdat het schade betreft die niet hoeft te worden toegebracht. Als er midden in een heel kwetsbaar gebied een grote industriële installatie, een boorinstallatie, wordt geplaatst, brengt dat altijd schade toe. Het zijn niet zomaar gebieden. Het gaat om gebieden waarvan we in Europa met elkaar hebben gezegd: deze gebieden zijn zeer belangrijk, niet alleen voor Nederland maar voor heel Europa. Aan alle landen is gevraagd om de natuur in die gebieden in het bijzonder te beschermen. Als er sprake is van een heel groot maatschappelijk belang, mag je hiervan afwijken, mits je het compenseert. Als er een goed alternatief is, namelijk door een en ander ernaast te zetten, waarom zou je dan expliciet de mogelijkheid willen openhouden om midden in dat kwetsbare gebied, in dat natuurgebied dat van Europese waarde is, een boorinstallatie neer te zetten? Er is een goed alternatief. Daarom zou ik het uit willen sluiten.
De heer Smaling (SP):
Het is een sympathiek voorstel, maar ik vergelijk het nog even met wat andere opties. Het is duidelijk aan te wijzen wat voor ons het Waddengebied is, inclusief de eilanden zelf. Maar bij wat mevrouw Van Veldhoven voorstelt, loop ik tegen een en ander aan. Bepaalde stukken Noordzee behoren ook tot Natura 2000. Vallen die er ook onder? Het Groene Hart en Súdwest-Fryslân waren in een vorige periode, toen we nog aan ruimtelijke ordening deden, nationale landschappen, dus geen Natura 2000-gebieden. We gaan dan wel boren vlak bij de bebouwde kom. Dit is één optie, maar een paar andere opties zitten ertegenaan. Hoe denkt mevrouw Van Veldhoven daarover?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
D66 wil niet alle mijnbouwactiviteiten in Nederland per definitie uitsluiten. Ik vind wel dat we heel zorgvuldig moeten bekijken waar we het wel en niet doen. Als we ons richten op twee helder afgebakende categorieën gebieden, geeft dat voor iedereen rechtszekerheid. Over die twee categorieën hebben we met elkaar gezegd dat ze een bijzondere status hebben die zelfs Nederland overstijgt. Ze zijn van Europese kwaliteit. Ze vormen een deel van de Europese schatkist of zijn zelfs onderdeel van ons werelderfgoed. Het Waddengebied valt trouwens binnen die twee categorieën. Laten we die gebieden beschermen. Laten we zeggen: daar doen we het niet. Voor alle andere gebieden geldt dat mijn fractie het van harte steunt als natuur, milieu en veiligheid afwegingsgronden worden bij de vraag of je het wel of niet doet. Je maakt dan een soort piramide. Bepaalde gebieden sluit je uit, omdat die zo veel natuurwaarde hebben — en omdat er een prima alternatief is — dat wij zeggen: daar zetten we geen boortoren middenin. Voor de andere gebieden moet de belangrijke toets op natuur, milieu, veiligheid en gezondheid wat mijn fractie betreft altijd gelden.
De heer Smaling (SP):
Ik vind het nog steeds sympathiek, maar voor mij is ook een alternatief om de winning in de kleine velden tussen nu en een punt in de tijd gewoon af te bouwen. Wij kunnen daarover discussiëren. Laten wij het ook beperken tot gebieden die niet dicht bij een bebouwde kom liggen. Dat heeft wat meer relevantie voor bewoners dan het Natura 2000-gebied. Ik wil die optie er toch wel in prikken bij mevrouw Van Veldhoven. Die Natura-2000-gebiedjes liggen verspreid over het hele land. Soms zijn ze heel klein; een postzegeltje. Of dat nu de geografisch beste afbakening is ... Er is ook nog een fitnesscheck aan de gang op het gebied van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Je kunt dus vraagtekens zetten bij het permanente karakter ervan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik begrijp heel goed de bezwaren waar de heer Smaling op doelt als hij het heeft over gaswinning, en de zorgen die mensen hebben wanneer er een voornemen tot gaswinning is dicht bij de plek waar zij wonen. Daarom is het zo belangrijk dat wij heel goed bezien wat het op die plek betekent. Als je die lijn volgt, moet je heel Nederland in een keer uitsluiten. Zo ver wil mijn fractie op dit moment niet gaan, maar ik kan mij voorstellen dat de heer Smaling kijkt hoever hij daarmee komt in de Kamer. Zover gaat mijn fractie echter niet. Wat wij wel willen doen, is die bijzondere natuurgebieden, die een heldere categorie vormen, in ieder geval beschermen. Daarnaast hebben wij altijd nog de toets of er goed wordt omgegaan met de gezondheid en veiligheid van mensen en met het milieu in de directe omgeving. Die toets steun ik van harte. Dat heb ik volgens mij net ook aangegeven. Maar laten wij die extra bescherming geven aan de Natura 2000-gebieden. Daarvoor is een amendement ingediend, of in ieder geval in voorbereiding.
Mijnbouw kan schadelijke gevolgen hebben voor de kwaliteit van het grondwater, als de putten gaan lekken. Zo heeft de zoutwinning in het gebied Twente-Rijn een verontreiniging veroorzaakt, die lang onopgemerkt kon blijven. Om dat soort verontreinigingen eerder op te sporen, dien ik samen met het CDA een amendement in dat ertoe strekt dat bedrijven voor, tijdens en na mijnbouwactiviteiten ook het grondwater moeten monitoren.
De minister wil de opslag van CO2 in een gasveld mogelijk maken, terwijl er nog gas uit dat veld wordt gewonnen. Het doel hiervan is vooral, het ROAD-project van de grond te laten komen. Laat ik helder zijn: in alle scenario's van de energietransitie speelt de opslag van CO2 een rol, en dus zullen wij die een keer moeten gaan ontwikkelen. De combinatie met een kolencentrale voor het uiteindelijke gebruik van die technologie zou ik oliedom vinden, maar voor bepaalde industrieën, die eigenlijk weinig alternatieven hebben, zal het wellicht een manier zijn om toch CO2-neutraliteit te bereiken. Dat is iets wat wij met elkaar zullen moeten realiseren. De minister verzekert de Kamer dat CO2 alleen mag worden opgeslagen in een veld waar ook nog gas uit wordt gewonnen, wanneer dit veilig kan. Kan de minister nader onderbouwen waarom hij van mening is dat dit in het onderhavige geval zo is? Is ook door een onafhankelijke partij onderzocht dat wij inderdaad CO2 kunnen opslaan zonder dat dit negatieve consequenties heeft? Hoe moeten bedrijven dat aantonen?
Mevrouw Klever (PVV):
Ik heb een vraag over mijnbouwactiviteiten in Natura 2000-gebieden waar mevrouw Van Veldhoven het over heeft. Vindt zij die Natura 2000-gebieden zo belangrijk dat daar ook geen windmolens mogen worden gebouwd? Dat is natuurlijk ook een verpesting van het gebied.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ook voor windmolens geldt wat mijn fractie betreft dat die bij voorkeur niet in Natura 2000-gebieden komen.
Mevrouw Klever (PVV):
Ik ben geen woordvoerder I en M, maar ik heb mij laten vertellen dat het IJsselmeer ook een Natura 2000-gebied is. Daar worden wel windmolens gebouwd en volgens mij heb ik D66 daar nooit tegen horen protesteren. Hoe zit dat dan?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zei ook niet voor niets "bij voorkeur". Soms is er geen beter alternatief. Ik vind wel dat je verschil moet maken tussen het plaatsen van een olieboorplatform, dat een en al fossiele, oude economie betreft en dat een extra bedreiging vormt voor de natuur die wij graag willen beschermen in die gebieden, en aan de andere kant een technologie die juist bijdraagt aan de toekomst, waarin de natuur betere kansen heeft. Daarom vind ik de afweging daarin een andere, maar ik begrijp de vraag van mevrouw Klever, en die is terecht.
Mevrouw Klever (PVV):
Het gaat dus niet om het principe dat D66 geen activiteiten in Natura 2000-gebieden wil hebben. Als het activiteiten zijn waar D66 niet achter staat, mag het niet, maar als het activiteiten zijn waar D66 wel achter staat, zoals windmolens, dan vindt D66 het helemaal prima als een Natura 2000-gebied daarmee vol wordt gezet. Heb ik het zo goed begrepen?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Als mevrouw Klever net goed heeft geluisterd naar mijn debatje met de heer Bosman, dan heeft zij mij ook horen erkennen dat er in Natura 2000-gebied nog steeds dingen mogelijk zijn. De hele Westerschelde is een Natura 2000-gebied waarin allerlei activiteiten plaatsvinden. We moeten alleen wel elke keer de afweging maken of iets maatschappelijk verantwoord is, ja of nee. Tegen sommige activiteiten zeg je dan ja, omdat het maatschappelijk belang ervan erg groot is of omdat je geen alternatief hebt. Tegen andere activiteiten zeg je nee, omdat er een prima alternatief is. Wat D66 betreft, is er in dit geval een prima alternatief. Als je echt naar gas wilt boren, dan doe je dat maar een stukje verderop en zet je niet zo'n boortoren middenin een kwetsbaar natuurgebied, nog los van het feit dat mensen daar ook gewoon graag willen wandelen, de hond uitlaten, fietsen of picknicken met de kinderen. Daar geven wij de voorkeur aan.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dan kom ik op de inspraak. De Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft gekeken naar de gaswinning in Groningen en constateerde dat de stem van de mensen te weinig is meegenomen in de besluitvorming. Dat moet anders. De minister geeft nu provincies de mogelijkheid om advies te geven bij opsporingsvergunningen, maar gemeenten mogen dat alleen getrapt doen. Bovendien zijn zij er eigenlijk afhankelijk van of de provincies ze erbij betrekken of niet. Het argument dat daarvoor wordt gehanteerd, is dat een opsporingsvergunning meerdere gemeenten kan beslaan, maar is het nu echt zo moeilijk om die gemeenten daar dan bij te betrekken?
Het perspectief dat gemeenten daadwerkelijk worden meegenomen, is niet gegarandeerd in de manier waarop de minister het nu wil organiseren, omdat het aan de provincie is om die afweging te maken. De waterschappen krijgen nu ook geen adviesrecht, terwijl hun taken wel behoorlijk door mijnbouwactiviteiten kunnen worden beïnvloed. Ze hebben dus geen enkele zekerheid. Waarom hebben de waterschappen geen positie gekregen? Waarom kiest de minister hiervoor? Het is ook niet alleen van belang dat provincies, gemeenten en waterschappen kunnen meepraten over de mijnbouw. Ook de omwonenden zelf moeten een plek krijgen in de besluitvorming. Zij moeten er al vroeg bij betrokken worden en de mogelijkheid krijgen om inspraak te hebben.
Ik kom op het gasgebouw. Het tweede advies van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid was de aanbeveling dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) onafhankelijker dient te worden van de minister en van de gassector. De verwevenheid van de betrokkenen in het gasgebouw was te groot en te veel gericht op consensus, waardoor kritische geluiden nauwelijks aan bod kwamen. Ik geef maar even een samenvatting van dit deel van het advies van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. De minister zet het SodM nu meer op afstand, maar houdt het nog steeds onder het ministerie van EZ. De Raad van State is daar terecht heel kritisch over. Aanwijzingen mogen alleen nog schriftelijk worden gegeven, en bijzondere aanwijzingen gaan langs de Kamer. Waarom geldt het laatste alleen voor de bijzondere aanwijzingen? Het geven van een aanwijzing is een formeel instrument, dus is er iets bijzonders aan de hand als je dat doet, zou ik zeggen. Laten we de problemen in één keer oplossen en ervoor zorgen dat alle aanwijzingen in ieder geval naar de Kamer gaan. Wij hebben daarvoor een amendement in voorbereiding.
De minister past nu wel de positie van het SodM ten opzichte van het ministerie aan, maar niet ten opzichte van de gassector zelf, waar de Onderzoekraad ook naar verwees. Welke mogelijkheid ziet de minister om deze aanbeveling gevolg te geven? De minister heeft al lang geleden aangekondigd dat hij zou komen met een wijzigingsvoorstel voor het gasgebouw. Ik ben benieuwd wanneer we dat in de Kamer mogen ontvangen. Als ik het advies van de Onderzoekraad Voor Veiligheid in combinatie met het advies van de Raad van State bekijk, vraag ik mij af waarom de minister niet de veel eenvoudigere oplossing kiest om het SodM gewoon onder het ministerie van I en M te brengen, zoals ook de inspectie op de nucleaire installaties onder I en M is gebracht. Daarmee wordt volgens mij alle kritiek ondervangen op een manier die ook de toets van de Raad van State kan doorstaan. Ik zou zeggen: we hebben de oplossing!
Dan kom ik op de omkering van de bewijslast. Mensen met schade door mijnbouw moeten daarvoor vergoed worden, punt. Het is alleen wel heel erg lastig om als individuele persoon tegen een groot mijnbouwbedrijf op te boksen. Met de omkering van de bewijslast hoeft degene die de schade heeft, niet langer te bewijzen dat de schade door mijnbouw komt, maar moet het mijnbouwbedrijf aantonen dat de schade niet door de mijnbouw komt. Dat geeft mensen een veel sterkere positie en maakt het makkelijker voor hen om hun recht te halen. Het is wel een fundamentele verandering van het rechtsbeginsel "wie stelt, bewijst". Daarom is het ook terecht dat wij met elkaar heel zorgvuldig kijken naar de afbakening ervan. Ik ben dan ook blij dat de Raad van State de mogelijkheid heeft gekregen om hierover advies uit te brengen. D66 had daar al eerder om gevraagd. Dat advies zal ons helpen, want wij zijn allemaal op zoek naar wat de juiste afbakening is en hoe we dat zorgvuldig doen.
De Raad van State heeft aangegeven dat het omkeren van de bewijslast voor de hand ligt indien er sprake is van veel gelijke gevallen, veroorzaakt door een gelijke bron. De minister heeft dat vertaald naar de gaswinning in Groningen en dan alleen in het effectgebied. Maar het is mij niet duidelijk waarom een groot aantal gelijke gevallen door mijnbouw dan anders behandeld zouden worden dan een groot aantal gelijke gevallen door gaswinning. Waarom valt schade door steenkoolwinning in Limburg niet onder de omkering van de bewijslast?
Ik kom op het effectgebied. Dat gaat natuurlijk heel erg bepalend worden. Als dat effectgebied goed omschreven, helder en ruimhartig genoeg is, gaan we volgens mij naar een echte versterking van de positie van de mensen in Groningen. En dat is wat de Kamer breed wil. Als het effectgebied echter heel nauw wordt gedefinieerd en we allerlei rechtszaken of procedures krijgen over de vraag of iets nu wel of niet onder het effectgebied valt, dan zijn we nog heel ver van huis. Dan moeten de inwoners immers alsnog zelf gaan bewijzen dat ze onder het effectgebied vallen, om vervolgens niet te hoeven bewijzen dat de schade niet aan de mijnbouw ligt. Die afbakening is daarom dus volgens mij heel belangrijk. Hoe groot is dus dat effectgebied? Op basis van welke gegevens en criteria wordt het bepaald? Welke gebieden vallen er wel onder en welke niet? Dit gaat niet alleen over Groningen. Wat doe je met effecten die zich in Drenthe of in Friesland zouden voordoen? We moeten voorkomen dat twee gelijke gevallen verschillend worden behandeld. Wat vindt de minister daarvan? Volgens de Technische commissie bodembeweging lijkt het er nu op dat het effectgebied niet veel meer dan Loppersum beslaat en dat de rest er waarschijnlijk buiten valt. Klopt dat? En hoe zit dat dan met al die mensen erbuiten die ook schade hebben?
Wil de minister het effectgebied nu via een ministeriële regeling aanduiden? Dat geeft mensen niet bijzonder veel rechtszekerheid, zou ik zeggen. De minister geeft als argument dat hij met de ministeriële regeling het effectgebied snel kan aanpassen. We moeten natuurlijk een mechanisme vinden waarbij we flexibiliteit inbouwen. Die flexibiliteit is er niet als er een wetswijziging nodig is voor een aanpassing van het effectgebied, bijvoorbeeld als we zien dat het gebied groter is dan we van tevoren dachten. Het moet echter ook weer niet zo zijn dat de minister op een achternamiddag met een ministeriële regeling even snel het effectgebied kan wijzigen zonder dat de Kamer daarbij betrokken is, gezien de impact van dit dossier en de politieke betrokkenheid erbij. Ik weet zeker dat de minister ook helemaal niet van plan was om dit op een achternamiddag te wijzigen en dat hij hierbij alleen maar de snelheid voor mensen voor ogen had. Ik verzeker de minister dat de Kamer graag meewerkt aan een spoedige behandeling om het effectgebied eventueel te wijzigen, ik zou zeggen via een Algemene Maatregel van Bestuur. Bij de besluitvorming over een AMvB wordt de Kamer namelijk wél betrokken. Hiervoor heb ik ook een amendement in voorbereiding.
Ik kom nog even op de leveringszekerheid en de laatste nota van wijziging die de minister heeft gestuurd. Het verbaasde me toch wel dat de minister bij een besluit over een vergunning voor een individuele put het argument van de leveringszekerheid als een soort standaard afwegingskader wil meenemen. Het argument van de leveringszekerheid gaat over het totaal aan gaswinning. Ik zou bijna zeggen: het kan toch nooit aan een individuele put liggen of er mensen in de kou komen te zitten? Er kunnen zich natuurlijk situaties voordoen waarbij geldt: nood breekt wet. Maar ja, daar is deze minister terecht niet zo van. Laten we proberen met elkaar het wettelijk kader zo te maken dat we die wet niet hoeven te breken als er zich een noodgeval voordoet. Als je dan toch iets wilt met die leveringszekerheid, waarom zou je dat dan niet gewoon als een soort hardheidsclausule opnemen? Niemand kan immers voorzien of er ooit zo'n moment zal komen. We moeten het dus niet een onderdeel laten uitmaken van de afweging bij elke vergunning, maar we moeten een soort hardheidsclausule opnemen. Indien er zich echt een noodgeval in verband met de leveringszekerheid voordoet, dan zou de minister op een andere manier kunnen besluiten. Ik ga een amendement voorbereiden waarbij ik wil bekijken of we die leveringszekerheid als een soort hardheidsclausule kunnen vervatten in de Mijnbouwwet, in plaats van haar een standaardonderdeel te laten zijn van de afweging bij het afgeven van een individuele vergunning.
Ik wil de collega's nog meenemen bij een paar andere amendementen die zullen worden ingediend of die inmiddels zijn ingediend. Ik heb al gerefereerd aan de aanwijzingen aan het SodM. Als het SodM onder het ministerie van Economische Zaken blijft vallen, moeten in ieder geval alle aanwijzingen ook gewoon transparant en openbaar naar de Kamer worden gestuurd. Het lijkt mij verder goed om een evaluatiebepaling op te nemen in deze wet, nu we die zo sterk wijzigen. Volgens mij is dat zowel goed voor de omkering van de bewijslast als voor de hele wet. Daarbij is het nadrukkelijk niet de bedoeling om er een horizonbepaling van te maken. Het is dus niet de bedoeling dat zij vervalt na een bepaalde datum. Zij blijft bestaan, maar laten we dit met elkaar evalueren, zodat we haar kunnen verbeteren, kunnen aanscherpen of kunnen behouden als de resultaten van de evaluatie positief zijn.
Ik heb al gezegd dat wij samen met het CDA twee amendementen hebben ingediend die gaan over monitoring en over een rol van het SodM in de nasleep bij de afhandeling in Limburg, want ook daar worden heel veel mensen geconfronteerd met schade waarvan ze eigenlijk zeggen: dit wist ik niet en hier heb ik zelf part noch deel aan gehad. Ook met deze mensen moeten we zorgvuldig omgaan.
Ik ga afronden. Met de wijzigingen in de Mijnbouwwet streven we naar een Mijnbouwwet die beter aansluit bij deze tijd, de belangen van natuur en milieu meeweegt, maar bovenal de veiligheid van mensen waarborgt. Om te bekijken of die wijzigingen in de praktijk echt goed uitpakken en of we niet op nadere punten alsnog tot een verdere aanscherping moeten komen, leek het mij verstandig om die wet na een aantal jaar te evalueren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
We kunnen zo'n beetje 90% van de inbreng van D66 delen. Ook een aantal van de voorgestelde amendementen zou mijn partij mede willen ondertekenen. Ik wil nog wel even iets specifieker ingaan op bescherming van Werelderfgoed en van Natura 2000. Dat is iets wat GroenLinks heel graag wil, maar ik hoor D66 zeggen: er zijn kleine velden die we wel nodig hebben. Waar ligt de grens? Ik heb twee voorbeelden. Eentje bij Ternaard, dat is in Friesland net achter de Waddendijk. Boringen daar hebben wel degelijk effect op Werelderfgoed, want het ligt achter de Waddendijk, maar het gebied is formeel geen Natura 2000. De NAM wil daar graag gaan boren. Wat vindt D66 daarvan? Moet je in zo'n gebied los kunnen? Er is nu al gaswinning in Moddergat. Dat is ook net op het randje van het gebied, maar het heeft wel effect op de bodem in de Waddenzee. Moeten we dat nu wel of niet stoppen wat betreft D66?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat is een heldere vraag. Het amendement dat ik zou willen indienen, betreft het plaatsen van mijnbouwinstallaties in Natura 2000-gebieden. Daarmee heb je een helder kader van wat je in ieder geval altijd uitsluit. Het is een beperkt aantal gebieden, het is helder gedefinieerd en je beperkt dus het plaatsen van industriële installaties in die gebieden ten behoeve van de mijnbouw. Dat doe je dus in ieder geval niet. Daarnaast hebben we terecht nog een heel kader aan afwegingen bij de vraag: kan er in de omgeving gas worden gewonnen en welk effect heeft dat dan op Natura 2000 en Werelderfgoed? Dat is eigenlijk het principe van "hand aan de kraan", zoals nu al wordt gehanteerd bij de boringen die effect hebben op de Waddenzee. Daarvoor geldt dus altijd al het gewone kader dat geldt voor Natura 2000-gebieden, namelijk dat je bepaalde activiteiten mag doen, mits je de effecten goed in kaart brengt en eventueel compenseert. Dat sluit ik dus niet uit. Maar het kan wel zijn dat een bepaalde boring zo veel effect heeft dat je zegt: hier kan ik dus geen vergunning voor geven gezien de effecten die die boring zou hebben op dat gebied. Het is dus een indirecte bescherming die geldt vanuit de regels. Daar staan we absoluut voor.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dus in Werelderfgoed- en in Natura 2000-gebieden geen activiteiten. Dus bijvoorbeeld ook geen afvalwaterinjectie op Ameland.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zou daar inderdaad geen voorstander van zijn. Wat mij betreft, valt afvalwaterinjectie ook onder de mijnbouwactiviteiten en moet je dat in een Natura 2000-gebied of Werelderfgoedgebied niet doen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. De wijziging van de Mijnbouwwet die vandaag voorligt, is het gevolg van grote maatschappelijke gevolgen van de gaswinning in Groningen. De aardbeving van 16 augustus 2012 in Huizinge is het keerpunt geworden, want de veiligheid van onze inwoners bleek duidelijk in het geding. Dit leidde uiteindelijk in 2014 tot een geleidelijke verlaging van de gaswinning. Nog veel meer dan gedacht namen door deze verlaging de aardbevingen af, dit in tegenstelling tot wat de NAM altijd als vergunninghouder beweerde, namelijk dat het heel lang zou duren voordat dat zou gebeuren.
Laat ik maar direct heel helder zijn: doordat de 65.000 schades die er sinds die aardbeving in Huizinge zijn geweest, niet ruimhartig zijn opgepakt door de NAM en de overheid, spreken we hier vandaag over de omkering van de bewijslast. Daarom zijn de vragen van de collega's vandaag over ernstige schade ook relevant. We horen heel graag een antwoord van de minister op deze toevoeging "ernstig". Wat betekent dat nou precies?
In eerste instantie ontkende de NAM zelfs haar aansprakelijkheid — dat werd natuurlijk onhoudbaar met de toenemende aantallen en sterkte van de bevingen — totdat duidelijk werd dat er ook een relatie was tussen bodemdaling en seismiciteit. Het onderzoek van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid maakte pijnlijk duidelijk dat de veiligheid van onze inwoners niet goed genoeg geborgd is met de Mijnbouwwet die nog stamt uit 2002 en daarvoor uit de Napoleontische tijd. Door de grotere rol van de mijnbouwexploitant bij het onderzoek en het vaststellen van het winningsplan lijkt het lastig om een onafhankelijke controle te hebben en om in te grijpen. In zijn laatste advies, dat afgelopen vrijdag openbaar is geworden, heeft het Staatstoezicht op de Mijnen nog steeds forse kritiek op het winningsplan van de NAM. Het zegt dat het metingsprotocol van de NAM niet voldoet, terwijl dit de basis zou moeten zijn voor het vaststellen van het productieniveau. Begin september zullen we daarover van gedachten wisselen met de minister. De vraag rijst in hoeverre er sprake is van onwil bij de exploitant. Welke maatregelen kan de minister nemen om de NAM ertoe aan te zetten om zeer spoedig met een beter regel- en meetprotocol te komen dat ook goedgekeurd kan worden door het Staatstoezicht op de Mijnen?
Volgens het Staatstoezicht op de Mijnen houdt de NAM onvoldoende rekening met de aanvaardbaarheid van schade. Het CDA vindt de veiligheid van de inwoners van Groningen van groot belang. Wij hebben grote zorgen over de onopgeloste grote complexe schades en de onzekerheid die veel Groningers nog iedere dag ervaren. Omdat het zo enorm is misgegaan, is het vertrouwen van de inwoners van Groningen enorm geschaad. Ook in de rest van Nederland, zoals in Oppenhuizen en op Schiermonnikoog, vrezen mensen mede hierdoor mijnbouwactiviteiten, terwijl dit voorheen misschien nauwelijks het geval was. Het CDA wil dat het vertrouwen wordt hersteld. In het voorliggende wetsvoorstel worden voorstellen daartoe gedaan. Wij hebben daar wel een aantal vragen en opmerkingen over.
Het belangrijkste punt dat voorligt, is de voorgestelde omkering van de bewijslast. Het CDA wil dat de positie van inwoners die getroffen zijn door mijnbouwschade, wordt versterkt. Daarom hebben wij vorig jaar voor het amendement-Jan Vos/Ouwehand gestemd. Ik zie de heer Vos nu bij de interruptiemicrofoon staan.
De heer Jan Vos (PvdA):
Dit gaat over een ander punt. De woordvoerder van het CDA houdt een prachtig verhaal over de zorgen van bewoners over de gaswinning, maar als ik me niet vergis, heeft het CDA tegen onze motie gestemd om gaswinning bij Schiermonnikoog niet toe te staan.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik kom daar later in mijn betoog uitgebreid op terug. Dat heeft ermee te maken dat de risicoanalyses toen nog niet beschikbaar waren. Inmiddels zijn die wel beschikbaar. Wij hebben de risicoanalyses afgelopen vrijdag ontvangen. Ik heb tegen de pers en ook tegen collega's in andere debatten gezegd dat wij het van belang vinden dat het op een veilige manier kan gebeuren. Mevrouw Van Veldhoven zei net dat zij niet wil dat er midden in een Natura 2000-gebied een boortoren wordt neergezet, maar dat zij er geen problemen mee heeft als het eronderdoor op een andere manier veilig kan. Ik heb heel duidelijk gezegd dat ik veiligheid een heel belangrijke randvoorwaarde vind voor gaswinning. Dat geldt niet alleen voor het grote Groningenveld, maar ook voor de kleine velden. Daarom heb ik vorig jaar om die risicoanalyses gevraagd. Het heeft helaas heel erg lang geduurd, maar die zijn nu in ieder geval binnen. We willen die goed bekijken om te bepalen hoe we daar verder mee omgaan.
De heer Jan Vos (PvdA):
Dat is een lang verhaal. Ik begrijp er eerlijk gezegd niet zo heel veel van. Hier in de Kamer heeft GroenLinks samen met de Partij van de Arbeid een motie ingediend. Daarin werd aan de Kamer gevraagd: bent u voor of tegen de gaswinning bij Schiermonnikoog? Het CDA was toen tegen. Is het CDA nog steeds tegen of is het nu voor?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Daar kom ik zo echt op terug. Het gaat om de veiligheid. Ik heb daar een aantal vragen over. Als je een vraag stelt, dan vind ik het altijd wel netjes als daarnaar geluisterd wordt. Maar goed, als dat niet zo is, dan is dat zo.
Het CDA vindt het goed dat de minister met een novelle is gekomen om de bewijslast om te draaien. De keuze om de bewijslast om te draaien voor het nog aan te wijzen effectgebied in Groningen, roept echter ook vragen op. Het CDA wil graag van de minister horen hoe groot het effectgebied zal zijn waarvoor de omkering van de bewijslast gaat gelden. In het onderzoek dat de minister ons donderdag toestuurde, wordt gesteld dat in Duitsland de omgekeerde bewijslast wordt gehanteerd voor het gebied waarin de bodem in een bepaalde mate is gedaald. Hoe kijkt de minister daartegen aan? Gaat het dan om de mate waarin de bodem in een bepaald gebied in een jaar is gedaald? Hoe wordt bepaald in welk gebied de schades van gelijke aard zijn? Hoe wordt voorkomen dat we dezelfde discussie krijgen als we nu hebben over de contourenkaart, waarover in de Kamer heel veel vragen worden gesteld? Op basis van welke criteria kan het effectgebied deugdelijk worden vastgesteld? Het CDA vraagt de minister om te reflecteren op de mogelijke rechtsongelijkheid tussen inwoners van het gaswinningsgebied van het Groningenveld en inwoners van andere gebieden waarin mijnbouwactiviteiten zijn.
Zoals ik al eerder aangaf, is het voor het CDA belangrijk dat ook de inwoners in de rest van Nederland die te maken hebben met mijnbouwactiviteiten, op een goede manier geholpen worden wanneer zij geconfronteerd worden met mogelijke mijnbouwschade. Daarom heeft het CDA al vroegtijdig gevraagd om een centraal loket. Ik begrijp uit de brief van de minister dat hij tegemoetkomt aan onze vraag. Het CDA vindt dat een goede zaak, maar het zit nog wel met de vraag in hoeverre het loket mijnbouwschade gaat afhandelen en inwoners daarbij gaat begeleiden. Kan de minister daarop ingaan? Komen er dossierbegeleiders bij het loket? Het goed inrichten van een loket is een belangrijke randvoorwaarde voor het CDA. Mocht dat niet goed werken, dan komt ook voor het CDA de omgekeerde bewijslast voor de rest van Nederland in beeld. De minister zal hier dus een groot succes van moeten maken. Het CDA hoopt natuurlijk dat er zo min mogelijk overlast is door schade naar aanleiding van mijnbouwactiviteiten. Maar als die er is, zoals in Woerden en op andere plekken, moet die goed worden opgepakt en moeten mensen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd.
Bij de behandeling van de Mijnbouwwet in 2002 heeft het CDA ervoor gepleit dat mijnbouwschade altijd wordt vergoed. Helaas laat de werkelijkheid bij de na-ijleffecten van de steenkoolwinning in Limburg zien dat dit voor inwoners die met de negatieve effecten daarvan te maken krijgen, vaak niet het geval is. De minister is met een tegemoetkomingsregeling gekomen voor schrijnende gevallen. Die voorziet helaas niet in de rechtszekerheid voor deze mensen. Deze inwoners hebben niet om deze schade gevraagd. Ook voor Groningen is het belangrijk dat er zekerheid is dat schade die ver na de beëindiging van de mijnbouwactiviteit is ontstaan, wordt vergoed. Andere collega's gingen daar ook al op in. In eerdere debatten over de na-ijlende mijnbouwschade heb ik de minister ertoe opgeroepen om zich bij de aanvragen bij het waarborgfonds niet te beroepen op verjaring, maar de minister heeft dat toch gedaan, met rechtszaken en onzekerheid bij hen die al het slachtoffer zijn van de na-ijlende gevolgen van de mijnbouwwinning tot gevolg. Om dit te voorkomen, dien ik een amendement in waarmee de verjaarde schade wordt vergoed uit het Waarborgfonds mijnbouwschade. Als vaststaat dat schade het gevolg is van mijnbouw — dit blijkt uit het advies van de Technische commissie bodembeweging — dan moet die vergoed worden, ook na 30 jaar. Daarvoor is het nodig dat er adequate afspraken worden gemaakt over de voeding van het waarborgfonds. Hoe voert de minister dit voorstel van het CDA uit wanneer het wordt aangenomen? Ik krijg daarop graag een toelichting.
Ik kom te spreken over de rol van het SodM bij onderzoek en advisering inzake Limburg. Bij de technische briefing over de Mijnbouwwet heeft de inspecteur-generaal van het SoDM aangegeven dat zijn organisatie geholpen zou zijn met een formele taak bij een beëindigde mijnbouwactiviteit, zoals in Limburg. Daarom heb ik daartoe een amendement ingediend. Het lijkt mij nodig dat deze taak wordt uitgebreid.
De heer Bosman (VVD):
Ik zat toch even te dubben over dat waarborgfonds. In principe is het goed gebruik in de Kamer om er een dekking voor te geven wanneer je een financiële belasting op de begroting legt, maar ik begrijp nu dat de minister voor die dekking moet zorgen. Of heeft het CDA wel dekking?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat fonds wordt gevoed door bedrijven die mijnbouwactiviteiten ontplooien. Ons pleidooi is dat het fonds voldoende gevoed wordt, zodat mensen over tientallen jaren, wanneer er nog steeds effecten zijn, nog steeds daaruit kunnen putten. Het is eigenlijk "de vervuiler betaalt".
De heer Bosman (VVD):
Dat vind ik heel verstandig, maar in Limburg zijn geen mijnbouwbedrijven meer. Dat is heel lastig, want dan is de vraag wie het gaat vullen en wie je daarvoor aanspreekt.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De minister heeft ervoor gekozen om het waarborgfonds op dat moment niet te gebruiken. Hij geeft aan daarvoor een aparte regeling te maken. Wat ons betreft, had dat wel uit het waarborgfonds kunnen komen. Dat hebben wij ook al eerder in de Tweede Kamer aangegeven; indertijd was er nog een andere woordvoerder bij de VVD. Op die manier moet het gaan gelden.
Voorzitter. De gaswinning in Groningen leidt tot veel zorgen bij onze inwoners. Het is terecht dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid aangeeft dat lokale en regionale overheden daarom namens de inwoners bij het proces van de mijnbouwwinning betrokken dienen te worden. Het CDA wil dat graag en ziet voor onze medeoverheden een belangrijke adviserende rol. De rijksoverheid dient het advies van de medeoverheden heel serieus te nemen en daar alleen gefundeerd van af te wijken, mocht zij er al van afwijken. Ook de kennispositie van onze medeoverheden moet worden versterkt, want dit is een complexe materie. Bij de eerdere evaluatie van de Mijnbouwwet in 2008 werd dit ook geadviseerd. Is de minister bereid het advies van de Technische commissie bodembeweging te delen met de medeoverheden opdat zij dit kunnen meenemen in hun advies over de winningsplannen?
Het zou goed zijn als de Kamer standaard wordt geïnformeerd over de jaarverslagen van de Technische commissie bodembeweging en de Mijnbouwraad. Is de minister hiertoe bereid? Ik wil graag meer inzicht, want tijdens de technische briefing kwam bijvoorbeeld aan het licht dat de Technische commissie bodembeweging bij gebrek aan capaciteit de adviesaanvragen niet binnen de gewenste termijnen kan behandelen. Dat kan toch echt niet? Is de minister op de hoogte van dit probleem? Wat gaat hij hieraan doen?
Daarnaast is het belangrijk dat het voorliggende wetsvoorstel met meer afwegingsgronden en betrokkenheid van decentrale overheden wordt gevolgd bij lopende vergunningsaanvragen. Het CDA krijgt graag de bevestiging van de minister dat hij lopende aanvragen zal behandelen en beoordelen op basis van het voorliggende voorstel. Kunnen de inwoners van Nederland daarvan uitgaan?
Het CDA heeft meer dan een jaar geleden gevraagd om de risicoanalyses van de kleine velden; ik heb er zojuist al over gesproken. Ik dank de minister voor de toezending ervan aan de Kamer en voor de leidraad voor deze analyses. Er is veel onrust ontstaan onder de mensen die boven de kleine velden wonen en over de natuurgebieden waar die velden zich bevinden. Zijn inschattingen van gevolgen voor de veiligheid vooraf bij proefboringen in kleine velden mogelijk? Het is niet duidelijk welke analyses van de veiligheid nu precies worden gemaakt bij de proefboringen bij Schiermonnikoog en Terschelling. Het CDA wil dat de veiligheid en het voorkomen van schade adequaat worden gewogen. De veiligheid moet vooropstaan. Daar kan men op grond van andere overwegingen anders over denken, namelijk dat er geen gas zou moeten worden gewonnen, maar je moet dit wel goed kunnen wegen en daarbij moet dan ook goed naar de milieuvergunning worden gekeken. Voor deze afweging is de Structuurvisie Ondergrond van groot belang. Die biedt naar de mening van het CDA bedrijven meer zekerheid dan breed uitlegbare weigeringsgronden. Daarbij moeten decentrale overheden en inwoners natuurlijk wel heel goed worden betrokken. Wil de minister ingaan op de stand van zaken van de Structuurvisie Ondergrond? Die zou toch deze zomer naar de Kamer komen? Hoe is de minister erbij betrokken? Zijn er voldoende inspraakmogelijkheden voor decentrale overheden en inwoners? Hoe verlopen de gesprekken in de regio over de ontwerpstructuurvisie? Biedt de structuurvisie voldoende duidelijkheid voor een afweging van natuur en milieu? Hoe kan worden voorkomen dat zaken in verschillende wetten dubbel worden geregeld? Dit dreigt nu te gebeuren. Zorgen wij ook voor een goede aansluiting tussen de verschillende wetten en visies? Ik krijg graag een helder antwoord van de minister op deze vragen.
Voor het CDA is van belang dat het Staatstoezicht op de Mijnen op een zo onafhankelijk mogelijk manier zijn werk kan doen. De Raad van State en de Onderzoeksraad Voor Veiligheid pleiten hier ook voor. Door de vermenging van belangen van de minister van Economische Zaken is het niet wenselijk dat het Staatstoezicht op de Mijnen nog steeds onder het ministerie van Economische Zaken valt en dat dit ook zo blijft. Laten wij dit net zo inrichten als bij nucleaire veiligheid, dat wil zeggen dat het SodM ook bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt ondergebracht. Wij pleiten ervoor dat het Staatstoezicht op de Mijnen echt onafhankelijk is. Laten wij er dan als Kamer voor kiezen om van het SodM een zelfstandig bestuursorgaan te maken net als de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. Ik heb daartoe een motie voorbereid. Ik hoorde mevrouw Van Veldhoven van D66 zojuist exact hetzelfde zeggen; ik verwacht dat wij hierover samen een motie zullen indienen. Ik heb bekeken of dit wettelijk kan worden vastgelegd. Dat is niet mogelijk en daarom zullen wij dit in een motie voorstellen.
Ik vervolg met het belang van onafhankelijk onderzoek; een van de collega's heeft hier ook al over gesproken. Wij horen nu al een aantal jaren achter elkaar stevige kritiek van onder andere het Staatstoezicht op de Mijnen op de gegevens en analyses van de NAM. Het SodM heeft bijvoorbeeld in december 2015 geadviseerd dat berekeningen van de seismische dreiging en risico's zouden moeten worden belegd bij een onafhankelijke instantie. De minister heeft toegezegd hierover met KNMI, TNO en SodM in gesprek te gaan. Wij weten niet hoever het hiermee staat. Kan de minister daarover vandaag iets meer zeggen? Is hij voornemens om deze onafhankelijke instantie vorm te geven naast het kennisprogramma waarover hij de Kamer vorige week vrijdag heeft geïnformeerd?
Het CDA in de Tweede Kamer heeft in samenwerking met het CDA en GroenLinks in Overijssel en in samenwerking met GroenLinks hier een belangrijke rol gespeeld op het gebied van afvalwaterinjectie in Twente. Er worden oude buizen gebruikt om het afvalwater naar Tubbergen te vervoeren. Het water is afkomstig van de oliewinning in Schoonebeek en bevat zware metalen. Daaraan worden ook nog anticorrosiemiddelen toegevoegd. In Tubbergen wordt het in een leeg gasveld gepompt. De buizen zijn gaan lekken en daarom is de waterinjectie stilgelegd. Gisteren heeft de NAM een onderzoek gepresenteerd naar de alternatieven van afvalwaterinjectie. Om te achterhalen hoe dit in de toekomst moet worden verbeterd, zal het CDA de uitkomsten van dit onderzoek nader bestuderen. Het is pas gisteren naar buiten gebracht. Ik kan daar nu dus nog niet al te uitgebreid op ingaan. Het streven zou moeten zijn dat afvalwater zo veel mogelijk wordt gezuiverd. Het nadeel van zuiveren is natuurlijk wel dat het naar boven gepompte water al van nature zware metalen en giftige stoffen bevat. Als die er allemaal eruit worden gezuiverd, zullen de kosten natuurlijk enorm oplopen. Tegelijkertijd vrezen de inwoners dat er extra stoffen aan worden toegevoegd waarvan de exacte samenstelling niet altijd volstrekt helder is. Ook is niet helder wat de effecten op het water kunnen zijn indien lekkages ontstaan. Op dat moment biedt eigenlijk alleen zuivering 100% garantie. Wij vinden echter wel dat de afweging zou moeten plaatsvinden, ook onder de Mijnbouwwet. Hierover hebben wij al eerder samen met D66 een amendement ingediend.
Het grondwater moet worden beschermd. Grondwater is belangrijk voor onze watervoorziening en kan door mijnbouwactiviteiten onherstelbaar worden verontreinigd. Dit is bijvoorbeeld in Twente gebeurd bij de winning van zout. Dat staat in de brief van de minister van vorige week vrijdag. In die brief staat dat al sinds mei 2015 bij AkzoNobel bekend is dat er een verontreiniging is. Hoe kan het dat dit een jaar lang onder de pet is gebleven? Het CDA vraagt zich dat echt af. De minister schrijft in zijn brief dat de vergunninghouder een incident onverwijld dient te melden bij de inspecteur-generaal der Mijnen. Is dat gebeurd, of is dat helemaal niet gebeurd? Welke sancties staan hier nou op?
Kan niet voorkomen worden dat pas 25 jaar later wordt ontdekt dat 11.000 liter dieselolie en 21.000 liter pekel zijn gelekt? Deze verontreiniging vond plaats in de periode 1987-1989, maar is pas vorig jaar bekend geworden omdat niet op grotere diepte wordt gemonitord. Momenteel wordt alleen ondiep, tot maximaal 6 meter diepte, op lekkages gemonitord via metingen in peilbuizen. Het CDA zou willen dat ook dieper wordt gemonitord, zodat wij in ieder geval weten wat er gebeurd is. Dan kunnen wij dit soort zaken in de toekomst voorkomen. Is de minister dit met het CDA eens? Om hiervoor te zorgen, heb ik een amendement ingediend dat ertoe strekt dat per Algemene Maatregel van Bestuur nadere eisen worden gesteld aan monitoring in de diepe ondergrond. Het staat alle collega's natuurlijk vrij om dat mede in te dienen. Omdat grondwater adequaat tegen verontreiniging moet worden beschermd, ga ik ervan uit dat de minister bereid is om deze AMvB binnen een jaar aan de Kamer voor te leggen. Graag hoor ik een reactie van de minister.
Nulmetingen die voorafgaan aan mijnbouwactiviteiten van een bepaalde omvang, geven onze inwoners zekerheid. Een aantal collega's is hierop al ingegaan. Aan de ene kant worden veranderingen hierdoor zeker inzichtelijk, maar aan de andere kant wordt daardoor nog steeds geen causaal verband aangetoond tussen de mijnbouwactiviteit en de schade. Ik hoor graag hoe de minister hiernaar kijkt en of hij vindt dat de mijnbouwexploitant een nulmeting zou moeten doen.
Tijdens een werkbezoek aan de gemeente Dongeradeel in Friesland werd mij gevraagd hoe de wetgever regelt dat geleden schade ook bij een overdracht van eigendom tussen generaties op de lange termijn op basis van de wet zal worden vergoed. Ik denk bijvoorbeeld aan schade aan drainagesystemen in landbouwgronden. Hierover bestaat nu veel onduidelijkheid in de gaswinningsgebieden. Bij overdracht van eigendom tussen generaties leidt dit tot onzekerheid. Hetzelfde geldt voor de aankoop van onroerend goed in gaswinningsgebieden. Mij kwam ter ore dat degene die grond aankoopt, dat nu maar alvast moest regelen met de prijs. Als dat werkelijk zo was, zou dat volgens mij te gek voor woorden zijn. Door mijnbouwactiviteiten wordt er schade aan jouw grond toegebracht. Vervolgens daalt die grond en moet jij als inwoner maar een inschatting gaan maken van wat dat ongeveer met de prijs van je grond zou moeten doen. Ik kan me niet voorstellen dat de minister dit ook vindt, maar ik wil er vandaag wel volstrekte helderheid over krijgen dat het echt niet op die manier gaat werken.
Nog iets over de laatste wijziging van de wet, die van afgelopen vrijdag. Verschillende collega's zijn hier al over begonnen. Het wordt daardoor mogelijk dat CO2 wordt opgeslagen in een veld dat nog in productie is. Kan de minister toelichten of de veiligheid van CO2-opslag in een veld dat in productie is, daadwerkelijk kan worden gegarandeerd? Is daarnaar onderzoek gedaan? Dit geldt in het bijzonder aangezien deze wijziging wordt doorgevoerd om CO2 te kunnen opslaan in het veel kleinere, dichter bij de Maasvlakte gelegen veld Q16-Maas, in plaats van in het P18-veld van het ROAD-project. Zullen de publieke middelen bij het gebruik van dat kleinere veld wel goed worden besteed, als daarin minder CO2 past? Wat is daarbij de verhouding tussen de vermeden CO2-uitstoot en die investering van 500 miljoen? Op zich staat het CDA positief ten opzichte van de opslag van CO2 in velden vlak voor onze kust. Wij vinden dat we deze techniek verder moeten onderzoeken, omdat CO2 een groot probleem is voor de verandering van ons klimaat. Verschillende collega's zeiden het al en ik kan het alleen maar bevestigen: uit alle plaatjes van alle onderzoekers blijkt dat we deze techniek hard nodig hebben. Je kunt wel zeggen dat je er niet zo van houdt en dat we het daarom maar niet zouden moeten doen, maar volgens mij hebben we alles nodig om die klimaatverandering uiteindelijk tegen te kunnen gaan. Helaas is het geen mooi verhaal, maar het is zoals het is. Wij willen wel erg graag weten of onze investeringen in zo'n veld en die verhoudingen dan reëel zijn. We kunnen onze euro namelijk maar één keer uitgeven.
Laat ik afronden door te zeggen dat wij het een goede zaak vinden dat de minister op ons verzoek met één loket voor de inwoners is gekomen, ook voor die van de rest van Nederland, waardoor hun serieuze klachten over mijnbouwschade goed kunnen worden opgepakt. Of dat vervolgens ook echt gebeurt, hangt wel af van de inrichting ervan. Wij vinden het verder een goede zaak dat die risicoanalyses er zijn gekomen. Het lijkt allemaal wat mee te vallen, maar wij vinden het belangrijk dat de inwoners, via hun lokale gemeenten, de provincie en de waterbedrijven, op een goede manier worden betrokken bij de afwegingen omtrent mijnbouw en winning. Als de minister afwijkt van hun adviezen, denken wij dat het goed is als hij dat wel heel gefundeerd doet.
Mijn laatste punt. Net als de GroenLinksfractie vinden wij het logisch dat de bedrijven gaan meebetalen aan de inspecties van het SodM. Ik complimenteer de minister voor het feit dat hij dit in deze wet heeft opgenomen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Dit lijkt op het eerste gezicht een heel technisch debat. Het is een heel technische wetsbehandeling. Het gaat over mijnbouw en de regels waaraan de mijnbouw moet voldoen. Als je echter even verder kijkt, zie je dat het gaat over de omgeving waar je woont en waar je je veilig wilt voelen. Het gaat erom dat je weet dat je kunt meebeslissen over die omgeving. Hoe wordt gewaarborgd dat de veiligheid van bewoners bovenaan staat bij het verlenen van een vergunning? Het beeld is namelijk dat er sprake kan zijn van de afgifte van een winningsvergunning voordat men de omgevingsvergunning heeft. Gaat deze wet dat stroomlijnen? Waarom kan er een winningsvergunning verkregen worden voordat de veiligheid in een omgevingsvergunning gewaarborgd is? Misschien is het technisch allemaal juist en te verklaren, maar mensen hebben het gevoel dat het besluit al genomen is. Is de minister het met mij eens dat stroomlijnen belangrijk is? Ik overweeg een amendement over de mogelijkheid van stroomlijnen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Een mooi invoelend begin van de VVD: mensen willen ook kunnen meepraten. Kan de heer Bosman duidelijk zeggen tegen de mensen uit Schiermonnikoog en Terschelling die hier op de tribune zitten dat we daar niet gaan boren? Steunt de VVD dit?
De heer Bosman (VVD):
Nu draait mevrouw Van Tongeren het helemaal om. In principe is er een bepaalde inspreektermijn. Er is wetgeving voor. Er zijn regels voor. Op die manier regelen we het. Mevrouw Van Tongeren zegt nu dat ze voorbijgaat aan al die mogelijkheden en inspraak en dat we het gaan doen vanuit de Tweede Kamer. Dan moeten we dus stoppen met die inspraak en bij iedere boorput plenair beslissen of we wel of niet gaan boren. Het is het een of het ander. Of we doen aan inspraak, maar dan moeten we hier geen stoere teksten uitslaan dat we het hier gaan besluiten, of we besluiten het hier.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik begrijp dat het voor de VVD lastig is, want die moet proberen de minister te verdedigen. Er liggen vandaag amendementen voor waarin het werelderfgoed wordt uitgesloten en waarin de Waddenzee wordt aangemerkt als gebied waar we geen gasboringen willen. Steunt de VVD dat we niet gaan boren op of vlak bij Terschelling, Schiermonnikoog en noem de eilanden daar maar op? Steunt de VVD dat we niet gaan boren in dat mooie stuk Waddenzee?
De heer Bosman (VVD):
Ik hoef de minister niet te verdedigen, want dat kan hij uitstekend zelf. Dat is ook niet mijn intentie. Ik vind dit wel jammer. Natuurlijk, dit is een debat in de plenaire zaal, met veel mensen op de tribune. Ik ben echter nog geen minuut bezig. Al die zaken komen voorbij. Ik heb ook ideeën over de wijze waarop we moeten omgaan met de gaswinning. Daar kom ik zeker aan toe. Maar nu zijn we elkaar aan het opjagen en moet ik in antwoord op de vraag van GroenLinks even uitleggen hoe de visie van de VVD in elkaar zit. Ik heb mijn verhaal. Ik heb ook ideeën. Dat weet mevrouw Van Tongeren ook. Ik vind het jammer dat ze nu met stoere teksten komt als "ik moet het nu weten, mijnheer Bosman!". Het komt in mijn tekst.
De voorzitter:
Dat lijkt me een heel goed idee. Ik stel voor dat u verdergaat met uw tekst.
De heer Bosman (VVD):
Dank u wel. In je eigen huis, in je eigen omgeving moet je je veilig voelen. Je moet kunnen genieten van het mooie uitzicht over het weiland of over de skyline van Middelburg. Jouw kinderen moeten veilig buiten kunnen spelen en naar school kunnen gaan. We kennen allemaal de verhalen van Groningen. Bewoners hebben schade. Bewoners voelen zich thuis niet meer veilig. Er zijn monumenten met schade. Woonwijken staan op het punt verstevigd te worden, met alle overlast van dien. Dat wil niemand. Een huis kan jouw thuis niet zijn met zo veel problemen. Dat kan ik maar al te goed begrijpen. Helaas spreek ik nog geregeld met mensen met klachten over de schadeafhandeling van de mijnbouwactiviteiten vanuit Groningen. Alle schadeverzoeken, zowel die met betrekking tot schade binnen een effectgebied als die betreffende schade daarbuiten, moeten serieus afgehandeld worden. Dat hebben we volgens mij al verschillende keren afgesproken. Aan die afspraak moet invulling worden gegeven. Is de minister dit met mij eens?
Vorig jaar heeft de VVD tegen het amendement met betrekking tot de omkering van de bewijslast gestemd. We zijn nog steeds geen voorstander van de omkering van de bewijslast. We zien echter wel de aanpassingen die de minister heeft gedaan op basis van het advies van de Raad van State en de invulling daarvan. Maar we zien nog steeds veel haken en ogen aan de uitvoering van deze wet, wat ertoe kan bijdragen dat de mensen teleur worden gesteld die dachten dat dit de oplossing was. Dat kunnen we zien aankomen.
Wat is het gebied waar de wet van kracht is? Bij elke grens ontstaat er een probleem: waarom hij wel en ik niet? Wat moet de aard van de schade zijn en wat moet de oorzaak daarvan zijn? Omkering van de bewijslast geeft mensen een steuntje in de rug in een rechtszaak, maar dit wil niet zeggen dat zij bij voorbaat gelijk hebben. Er zal nog steeds een juridische procedure moeten worden gevoerd waarin dient te worden vastgesteld of zij al dan niet gelijk hebben. Ik voorzie een verdere juridisering van de klachtenafhandeling en dat er minder ruimte komt voor onderlinge afspraken en het leveren van maatwerk.
De invoering van de omkering van de bewijslast begrijp ik echter wel: wij allen willen dat mensen geholpen worden in het aardbevingsgebied dat er is als gevolg van de gaswinning in Groningen. Zo simpel is het. De mensen hebben echter het gevoel — soms hebben zij niet alleen dat gevoel — dat die hulp tekortschiet. Juist omdat ik van mening ben dat datgene wat deze Kamer doet tot een betere situatie moet leiden voor de mensen die schade lijden, overweeg ik om de stap te zetten naar meebewegen. Ik vraag de minister dan wel of er wat de omkering van de bewijslast betreft een evaluatiemoment ingepast kan worden. Ik hoorde de inhoud van het amendement van collega Van Veldhoven. Kunnen we bijvoorbeeld na vijf jaar de VUT evalueren om te bezien of deze regeling het resultaat heeft opgeleverd dat wij daarvan verwachtten? Wetgeving is mooi, maar er is sprake van een papieren wetgeving indien er geen resultaat geboekt wordt. Dat zou ontzettend jammer zijn, want het gaat om het doel in plaats van om het middel.
De voorzitter:
Dit is vragen om een interruptie. Ik geef mevrouw Van Veldhoven de gelegenheid om te interrumperen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dit is een uitnodiging. Als de VVD graag medeondertekenaar wil zijn van dit amendement, zet ik de naam Bosman daar graag onder.
De heer Bosman (VVD):
Bedankt voor de uitnodiging, mevrouw Van Veldhoven. Ik spreek u dadelijk.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het is niet zo netjes om een uitnodiging een beetje in de lucht te laten hangen, maar in dit geval zal ik de heer Bosman wat ruimte gunnen.
De heer Bosman (VVD):
Dank u zeer.
De voorzitter:
Ik zie dat het lastig voor u is om die uitnodiging af te slaan. U moest even nadenken.
De heer Bosman (VVD):
ik ben even van mijn a propos gebracht.
De voorzitter:
Ja, dat zie ik.
De heer Bosman (VVD):
Zo'n uitnodiging krijg ik niet zo vaak van de oppositie, maar we zijn het wel eens. Dat gaat best goedkomen.
Ik spreek mijn teleurstelling uit voor het feit dat deze maatregel nodig is om de schadeafhandeling goed te doen. Als er schade is aan een huis, moet het probleem worden opgelost en dan mag er geen uitzondering worden gemaakt, of er nu sprake is van een effectgebied of niet. Ervaring met de NAM leert dat het een gevaar is om met effectgebieden te werken. Graag wil ik de bevestiging van de minister dat hij er zorg voor draagt dat niemand het effectgebied als excuus gaat gebruiken om mensen niet te hoeven helpen.
Ik ben blij dat er een een-loketfunctie komt voor mijnbouwschade en dat in Groningen de nationaal coördinator die rol krijgt. Mensen moeten niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Ook dit punt hebben we vaker besproken.
Wij allen snappen dat er goede regelgeving moet zijn. De Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft onderzoek gedaan naar de oude wetgeving voor mijnbouw en hij heeft geconstateerd dat er veel onvolkomenheden zijn. Gelukkig is de huidige wet hierop aangepast. Het is goed dat er meer overwegingen komen op basis waarvan al dan niet een vergunning kan worden verleend. Het is voor de omgeving dan ook beter te beoordelen waaraan de vergunning moet voldoen.
Daarnaast blijft er een belangrijke rol voor het staatstoezicht op de mijnen. Het SodM is met deze wet wat meer op afstand van de minister gezet: het is wat onafhankelijker geworden. Het streven naar maximale transparantie is naar mijn mening het beste om te doen. Graag krijg ik van de minister de bevestiging dat deze onafhankelijkheid volledig gewaarborgd is.
Deze wet zou de processen voor het verlenen van de Mijnbouwwet kunnen en moeten stroomlijnen. Als het vergunningstraject eenvoudiger en transparanter is, kunnen mensen ook beter zien waartegen zij beroep kunnen aantekenen en hoe en waar zij dat moeten doen. De procedures worden dan sneller doorlopen en zowel de ondernemer als de omwonende weet dan sneller waaraan hij toe is. Hoe ziet de minister dit? Kunnen bewoners hierdoor inderdaad meer duidelijkheid verkrijgen? Zitten zij hierdoor minder lang in onzekerheid? Het amendement hierover heb ik al aangekondigd.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Mijn vraag ging over de onafhankelijkheid van het Staatstoezicht op de Mijnen en de adviezen die daarover zijn gegeven door de Raad van State en de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. In de beleving van het CDA zou het nog verder op afstand gezet kunnen worden, namelijk door het onder I en M te hangen en er een zbo van te maken. Hoe staat de VVD daarin?
De heer Bosman (VVD):
Bij heel veel ministeries zie je dat ze het toezicht binnen het eigen ministerie hebben en er ook een verantwoordelijkheid voor hebben. Ik zie het graag in stappen. Ik wil dan ook graag zien hoe deze stap gaat uitwerken. Volgens mij is dit een prima stap. We zijn er allemaal bij om te zien wat er gaat gebeuren. Als eerste stap is dit misschien iets om even over na te denken voordat we verdere stappen zetten.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ziet de VVD dan toch nog mogelijkheden om een van beide stappen misschien sneller te zetten, bijvoorbeeld door het wel alvast onder I en M te plaatsen, zodat je op datzelfde ministerie van Economische Zaken niet in de knel komt qua belangenafweging?
De heer Bosman (VVD):
Met dat punt van die belangenafweging moeten we voorzichtig zijn, alsof nu zou blijken dat die niet plaatsvindt of dat er problemen mee zouden zijn. Bijvoorbeeld de Inspectie voor de Gezondheidszorg zit gewoon onder VWS. Die belangen zitten ook daar bij elkaar op een afstand. Dus waarom zou dat niet ook hier het geval kunnen zijn? Ik denk dat met deze stappen sprake is van een betere invulling. Dus ik wil dat eerst even afwachten. Over een jaar of over vijf jaar na de evaluatie van de wet kunnen we altijd nog verder kijken. Ik denk dat we voorzichtig moeten zijn om gelijk een structuurverandering aan te brengen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Een verschil met de Inspectie voor de Gezondheidszorg is natuurlijk wel dat daar niet een rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid aan ten grondslag ligt dat aanbeveelt om het anders te doen, waarmee ook het knelpunt van de ministeriële verantwoordelijkheid overigens beter wordt geborgd. Misschien wil de heer Bosman er toch nog eens over nadenken.
Mijn vraag aan de heer Bosman betreft het volgende. Een interessant deel van zijn betoog is de samenloop van al die vergunningen, waarover ik het ook heb gehad. Hoe maak je die simpeler, consistenter en helderder? Er is namelijk ook wel iets veranderd sinds 1810. Toen had je op basis van de Mijnbouwwet een vergunning die jou het economisch recht gaf omdat eigenlijk maar één activiteit in de ondergrond werd voorzien en dat was mijnbouw. Nu zijn er heel veel verschillende activiteiten en zou een recht dat eigenlijk in de lucht hangt voor de ene activiteit in de ondergrond, weleens kunnen gaan conflicteren met een recht voor een andere activiteit die je daar ook zou willen uitvoeren. Het gaat er dan dus om dat je eigenlijk zegt: dat recht krijg je alleen als je ook de bijbehorende omgevingsvergunningen weet te verkrijgen, zodat je datgene wat je graag zou willen doen, ook echt kunt gaan doen en dat er niet een soort loos recht ontstaat. Wat vindt de VVD van die problematiek? Denken we, ook waar het gaat om de vragen die ik daarover aan de minister heb gesteld, in dezelfde richting?
De heer Bosman (VVD):
Dat is een verhaal over stroomlijning, want nu ontstaat het beeld dat je al een winningsvergunning hebt maar dat je nog wel even moet wachten op de omgevingsvergunning. Dat is natuurlijk een heel raar beeld: die winningsvergunning is er al, alleen moet ik nog door een aantal hoepeltjes springen en dan is het klaar. Met andere woorden: de winningsvergunning is al afgegeven, dus moet de rest wel volgen. Dat vind ik een verkeerd beeld. Het is misschien technisch en juridisch allemaal correct maar het lijkt mij wel onverstandig. Vandaar mijn vraag over die stroomlijning. Ik ben ook aan het nadenken over een amendement. Ik vraag echter eerst de minister hoe hij erover denkt. Volgens mij zitten mevrouw Van Veldhoven en ik overigens op dezelfde lijn.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zal de heer Bosman niet nog een uitnodiging doen.
De heer Bosman (VVD):
Zal ik u uitnodigen?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat mag altijd. Waar ik op doel, is net iets anders maar ligt wel heel erg in het verlengde hiervan. Het zou kunnen zijn dat je op basis van de Mijnbouwwet dan een vergunning op zak hebt om in de buurt van Bussum naar gas te gaan boren, desnoods in een Natura 2000-gebied wat de heer Bosman betreft, maar daar denk ik dan weer wat anders over. Dat zou dan wel kunnen conflicteren met andere activiteiten die je ook zou graag willen doen in die ondergrond. Als er dan een recht is op gaswinning, zou je bijvoorbeeld geen geothermieactiviteit of een andere activiteit daar kunnen gaan doen. Er is natuurlijk wel wat veranderd sinds 1810. Ook daarom zou het goed zijn om die twee in samenhang te bezien, zodat je niet dat recht kunt verkrijgen als je niet de omgevingsvergunning voor andere activiteiten hebt, waarmee je dus ook ruimte maakt voor die andere activiteiten die misschien wel in aanmerking komen voor die omgevingsvergunning. Is de heer Bosman het met mij eens dat we in die zin die koppeling zouden moeten maken?
De heer Bosman (VVD):
Als ik het goed begrijp, zegt mevrouw Van Veldhoven dat er geen sprake mag zijn van een claim op een gebied als daarmee alle andere mogelijkheden worden uitgesloten. Het lijkt me verstandig dat daar serieus over wordt nagedacht. Het kan niet zo zijn dat ik verschillende claims kan uitdelen. Het kan ook niet zo zijn dat ik een claim niet honoreer, omdat je het daarmee zou beperken. Er zitten dus wel wat meer haken en ogen aan, maar in principe is dat wel de discussie. Het kan niet eeuwigdurend zijn. Als je die claim hebt, zul je binnen een bepaalde termijn wel iets moeten gaan doen om daar invulling aan te geven.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het gaat eigenlijk om het voorkomen van loze claims.
De heer Bosman (VVD):
Daar ben ik het mee eens.
We spreken regelmatig over verschillende vergunningen voor gasboringen op en rond de Wadden. Dit is een kwetsbaar gebied, zeg ik tegen mevrouw Van Tongeren. De Waddenzee staat zelfs op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Daar moeten we zorgvuldig mee omgaan. De VVD is dan ook van mening dat we een meer algemeen beleid moeten hebben ten aanzien van de activiteiten in dat gebied en dat we niet per vergunning hier in de Kamer met elkaar van gedachten moeten wisselen. Op die manier weten de mensen op en rond de Wadden waar ze aan toe zijn. Dat geldt ook voor de bedrijven die mogelijk interesse hebben in het doen van boringen in dat gebied. Mijn collega Jan Vos werkt aan een amendement over een duidelijker beleid. Ik hoor graag de zienswijze van de minister over de gasboringen op en rond de Wadden.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Jan Vos. Ik zie dat hij de verkeerde kant op loopt.
De heer Jan Vos (PvdA):
Dat krijg ik wel vaker te horen!
De voorzitter:
Dat doet u vaak. Ja, ik weet het.
Ik geef nogmaals het woord aan de heer Jan Vos, die namens de PvdA spreekt.
De heer Jan Vos (PvdA):
Er is een lange traditie van PvdA-Kamerleden die af en toe ogenschijnlijk de verkeerde kant opliepen, maar het uiteindelijk ver schopten in het leven.
Voorzitter. Vandaag behandelen we het wetsvoorstel waarin onder andere de aanbevelingen van de OVV van 2015 worden geïmplementeerd. Het kabinet had al eerder aangegeven alle aanbevelingen over te nemen. Dan gaat het onder andere over het versterken van de onafhankelijkheid van de toezichthouder, het SodM, en het zorg dragen voor een langetermijnonderzoeksprogramma met onafhankelijk onderzoek.
Vorig jaar hebben we in deze Kamer een andere wijziging van de Mijnbouwwet behandeld. Daarbij ging het over de veiligheid van offshore boorplatformen. Dat wetsvoorstel is aangenomen. Er zijn toen ook vier amendementen aangenomen waar de minister het niet mee eens was. Middels een novelle wil de minister deze amendementen alsnog schrappen en een eigen variant daarvan in de Mijnbouwwet opnemen. Dat doet hij dan na advisering door de Raad van State. Een en ander gebeurt middels twee verschillende wetsvoorstellen. Het wetsvoorstel van vorig jaar is aangehouden in de Eerste Kamer. In totaal zijn er nu drie wetswijzigingsvoorstellen op de Mijnbouwwet. Nu denkt u: waarom komt hij met dat hele verhaal? Hiermee wil ik aangeven dat het debat over gaswinning en mijnbouwactiviteit in Nederland behoorlijk is gepolitiseerd. Er werd vandaag een paar keer gerefereerd aan de ouderdom van de Mijnbouwwet, maar het is duidelijk dat dit onderwerp op dit moment in het brandpunt van de politieke discussie staat.
Wat mijn fractie betreft krijgen de aanbevelingen van de OVV brede steun. Het kabinet had deze aanbevelingen ook al omarmd. Het gaat erom dat andere departementen beter worden betrokken bij de besluitvorming over delfstoffenwinning en dat provincies en gemeenten een heldere rol krijgen bij de besluitvorming, opdat het perspectief van burgers, bijvoorbeeld inwoners van Schiermonnikoog of Terschelling, op een herkenbare manier wordt meegenomen. Daarnaast wordt de onafhankelijkheid van het SodM ten opzichte van het departement en de sector versterkt. We hebben het SodM in de Kamer mogen ontvangen en we hebben te horen gekregen dat de wijzigingen ook door het SodM zelf zeer op prijs worden gesteld. Een andere aanbeveling betreft de zorg voor een langetermijnonderzoeksprogramma met onafhankelijk wetenschappelijk en toegepast onderzoek.
Het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen, voorziet erin dat het veiligheidsbelang zwaarder meeweegt bij het verstrekken van opsporings-, winnings- en opslagvergunningen en winningsplannen. Onveiligheid en schade aan gebouwen kunnen weigeringsgronden zijn voor de vergunningen en het winningsplan. Hetzelfde geldt voor de ruimtelijke afwegingen op grond van structuurvisies. In de Structuurvisie Ondergrond (Strong) en de bijbehorende AMvB kunnen gebieden worden aangewezen waarin geen mijnbouwactiviteiten mogen plaatsvinden. De Tweede Kamer gaat niet rechtstreeks over Strong en Barro. Het is een beetje jargon, maar dat moet u mij maar niet kwalijk nemen, voorzitter. Wij overwegen de Kamer te vragen om zich uit te spreken over de wijze waarop in Strong mijnbouwgebieden zullen worden ingekaderd.
Daarmee staat echter nog niet vast dat het kabinet mijnbouwactiviteiten — nu wordt het begrijpelijker — in en rond de Waddenzee onmogelijk gaat maken, terwijl we dat in deze Kamer wel hebben bepleit. Met "wij" bedoel ik niet zozeer de fractie van de Partij van de Arbeid. Het gaat om een meerderheid van de Tweede Kamer. Een van de moties waarin we bepleit hebben om mijnbouwactiviteiten in en rond de Waddenzee onmogelijk te maken, is een motie over Schiermonnikoog. Die motie is vorige week door de Kamer aangenomen. Vandaag zitten er op de publieke tribune ook inwoners van Schiermonnikoog en Terschelling. Het zal duidelijk zijn dat mijn fractie overweegt om een amendement in te dienen dat regelt dat het Waddengebied, de Waddeneilanden, de Natura 2000-gebieden bij de eilanden en het UNESCO-werelderfgoedgebied, wordt aangewezen als een gebied waarin geen mijnbouwinstallaties meer geplaatst mogen worden. Ik hoop dat ik in die zin mevrouw Van Tongeren van GroenLinks een beetje geruststel.
Daarnaast overwegen we twee andere amendementen in te dienen. Die amendementen zijn vorig jaar al ingediend en aangenomen. In die zin doen we ons werk nog een keer. Deze amendementen zijn immers uit de wet gehaald, althans, ze zijn niet overgenomen in de voorliggende wetsvoorstellen. Ze komen terug in een variant waar wij net iets anders over denken. Het gaat om de omkering van de bewijslast bij bodembewegingsschade als gevolg van gaswinning en om het verruimen van de weigeringsgronden bij voorgenomen mijnbouwactiviteiten in natuurgebieden.
Ik kom te spreken over de omkering van de bewijslast. Samen met collega Ouwehand van de Partij voor de Dieren heeft de Partij van de Arbeid een amendement ingediend om het mogelijk te maken dat burgers niet langer zelf bij de rechter hoeven aan te tonen dat ze schade hebben als gevolg van mijnbouwactiviteiten, aangezien het aan de veroorzaker van de schade is om aan te tonen dat de schade niet het gevolg is van gaswinning in dat gebied. Dat hebben wij gedaan omdat tienduizenden mensen in Groningen in ellendige procedures zitten. Zoals de voorzitter van de Technische commissie bodembeweging, Dick Tommel, hier in deze Kamer zei, is het eigenlijk geen eerlijk proces. Aan de ene kant heb je die grote machtige naam — ik parafraseer het even — en aan de andere kant heb je een enkele burger. Dat is geen eerlijke verhouding.
De Raad van State was het eens met het amendement, maar heeft ook een aantal kanttekeningen geplaatst. Een van de belangrijke kanttekeningen die de Raad van State heeft geplaatst is de volgende. Als je de omkering van de bewijslast van kracht wilt laten zijn, moet je goed definiëren dat het om een beperkt gebied gaat. Wij zoeken heel erg naar de juiste formulering. Wij hebben bijvoorbeeld gedacht aan de hele provincie Groningen. Maar ja, hier en daar in omliggende provincies hebben mensen ook last van bodemdaling en misschien in de toekomst nog wel meer; misschien zelfs wel van bevingsschade. Wij hebben ook gedacht aan de contouren. Die hebben wij hier al heel vaak besproken. Die zijn niet zo populair in Groningen, en ik denk met enige reden. Wij hebben in overleg met een aantal andere fracties gekozen voor een formulering die op dit moment bij Bureau Wetgeving ligt. Het amendement zal nog deze middag naar de Kamer komen. In het amendement omschrijven wij het gebied zo, dat iedereen die last heeft van bewegingsschade als gevolg van winning in het Groningenveld, onder de omkering van de bewijslast valt. Ik hoor graag van het kabinet of wij daarmee op een effectieve manier tegemoet zijn gekomen aan de kanttekeningen van de Raad van State en aan de wens van het kabinet tot een inperking van het gebied. Wij hadden het in eerste instantie over heel Nederland.
Er wordt veel over gesproken dat dit amendement niet met terugwerkende kracht zou gelden. Dat heb ik ook gelezen in het Dagblad van het Noorden. De terugwerkende kracht is echter buiten dit wetsvoorstel geregeld, namelijk in artikel 68a van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek. Dit wordt dus niet apart in het amendement meegenomen. Het bewijsvermoeden geldt voor lopende zaken die nog niet zijn afgehandeld en voor zaken die nog gestart moeten worden, maar niet voor zaken die al helemaal zijn afgehandeld. Het is niet zo dat je, als je nu schade hebt, niet onder die nieuwe wet valt. Dat wordt nog weleens abusievelijk vermeld. Het bewijsvermoeden geldt in beginsel echter niet in hoger beroep — dat wil ik ook nog zeggen — en voor afgehandelde zaken, tenzij de rechter hier anders over oordeelt. Ik zou graag van de minister willen horen of hij deze lezing kan bevestigen.
Mijn collega Lutz Jacobi van de fractie van de Partij van de Arbeid heeft het volgende gezegd: de Waddenzee is een uniek en zeer waardevol natuurgebied, dat gevrijwaard moet blijven van schadelijke economische activiteiten. De Partij van de Arbeid wil niet langer dat er mijnbouwactiviteiten plaatsvinden in de Waddenzee als Natura 2000-gebied. Wij vinden echter niet dat je in heel Nederland in Natura 2000-gebieden gaswinning moet verbieden. Er zijn 400 kleine velden in Nederland. Als je het voor alle Natura 2000-gebieden zou verbieden, zou je het echt wel heel ingewikkeld maken. Wij hebben helaas nog een tijdje aardgas nodig in het transitietraject naar duurzame energie.
Door de SP is een amendement ingediend waarmee die fractie de termijn van goedkeuring van het winningsplan wil beperken tot twee jaar. Ik heb dat amendement in ieder geval voorbij zien komen, maar de heer Smaling heeft het niet genoemd in zijn eerste termijn. Dat amendement valt volgens mij een beetje buiten de orde van dit debat, maar ik begrijp wel dat de heer Smaling dit debat ervoor aangrijpt om het in te dienen. Immers, dit is een mogelijkheid tot wetswijziging. Ik heb sympathie voor het amendement, maar ik zou het chiquer vinden om een evaluatiemoment over twee jaar voor te stellen. Dan kunnen we bekijken hoe het nu gaat met het huidige voorstel van het kabinet. Wat mij betreft hoeven we dat niet in de wet te verankeren. De manier die de heer Smaling nu voorstelt, zou ertoe leiden dat die 400 kleine velden waar gaswinning plaatsvindt, allemaal ieder jaar in plaats van iedere vijf jaar een nieuw winningsplan zouden moeten krijgen. Dat maakt het allemaal wel heel ingewikkeld. Ik begrijp dus enerzijds de zorgen van de SP; we willen niet vijf jaar wachten voordat we in Groningen de zaak weer bekijken. Die zorg heeft iedere fractie hier in de Kamer. Anderzijds vraag ik me af of het verstandig is om dit nu wettelijk dicht te regelen. Misschien kunnen we in plaats van dit amendement gezamenlijk een motie opstellen waarin we onze zorgen adresseren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ben een beetje op zoek naar de consistentie in het betoog van de heer Vos. Ik ken de lijn van de Partij van de Arbeid op het vlak van de natuur. De PvdA is een partij die staat voor de bescherming van de belangen van de natuur. Het gaat hierbij niet om al bestaande installaties, maar het gaat echt om het plaatsen van nieuwe installaties. Ik meen dat het een jaar geleden was dat minister Kamp zei: ik wil op de Noordzee wel weer wat kleine velden gaan aanboren. Toen zei de heer Vos: niks daarvan, dat gaat we niet doen. Hij sloot dat dus uit terwijl het niet eens om Natura 2000-gebieden ging. Zou de heer Vos er nou echt blij van worden als de minister nu nog zou besluiten om een vergunning te verlenen voor een nieuw boorplatform in bijvoorbeeld het Naardermeer, in het Gooimeer of in de Vechtplassen? Dat zijn allemaal Natura 2000-gebieden in de directe omgeving van de plaats waar de heer Vos woont. Zou de Partij van de Arbeid nou echt blij worden van het plaatsen van nieuwe installaties in dat soort zeer kwetsbare gebieden?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik ben heel blij dat nu eindelijk duidelijk wordt dat ik niet uit Groningen kom. Ik vind dat mevrouw Van Veldhoven een aantal onjuistheden debiteert. In de eerste plaats is het niet zo dat mijn fractie tegen gaswinning op de Noordzee is. Ik was er wel tegen dat we belastinggeld zouden gaan uitgeven aan het subsidiëren van activiteiten van oliebedrijven op de Noordzee. Dat heb ik toen gezegd. Subsidiëren van oliebedrijven is nog iets anders dan het anders inrichten van het fiscaal regime. Ik ben ook niet tegen het winnen van gas, want mevrouw Van Veldhoven weet net zo goed als ik dat, net zoals we CCS nodig zullen hebben — dat is ook geen populair verhaal — we in de komende decennia ook nog gas nodig zullen hebben voordat we voldoende duurzame energie en alternatieven hebben. Mevrouw Van Veldhoven begrijpt ook dat ik geen voorstander ben van het plaatsen van boorplatforms in natuurgebieden. Wat zij daarover zegt, is volgens mij toch ook een beetje gechargeerd. Anderzijds ben ik er ook tegen dat we alles helemaal dichttimmeren zodat er niets meer mogelijk is. De minister zei eerder al: luistert u eens, ik mag helemaal niks van de Kamer. Daar heeft hij ook wel een beetje een punt.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Volgens mij heeft D66 heel duidelijk gezegd dat we gaswinning niet totaal in Nederland uitsluiten. Juist de heer Vos zegt elke keer: nee hier niet, nee daar niet. Ik wil voorkomen dat de besluitvorming ah hoc wordt, waarbij de heer Vos zegt: in dit natuurgebied wel en in dat natuurgebied niet. Het gaat hierbij om nieuwe installaties. Daarom herhaal ik mijn vraag. Zouden de heer Vos en de Partij van de Arbeid er nu echt blij van worden dat ... Bij zo'n amendement gaat het straks waarschijnlijk van de Partij van de Arbeid afhangen. Gaat de Partij van de Arbeid het straks mogelijk maken dat er in Natura 2000-gebieden, de meest kwetsbare gebieden die we hebben, nog nieuwe mijnbouwinstallaties worden geplaatst? Past dat nou nog echt in de visie van de heer Vos? Het alternatief is dat ze aan de rand van zo'n gebied worden gezet. Dit hoeft de gaswinning an sich dus niet in de weg te staan. Ik ben het namelijk wel met de heer Vos eens als hij zegt dat we gas nog een tijd nodig zullen hebben. Waarom wil hij echter per se de mogelijkheid openhouden dat nieuwe installaties, nieuwe boorplatforms, in die kwetsbare natuurgebieden worden geplaatst?
De heer Jan Vos (PvdA):
Wij trekken al vier jaar samen met D66 op om natuur en milieu op de agenda te krijgen, om afscheid te nemen van fossiele energie en om samen te werken om meer duurzame energie op te wekken. Vandaag hebben we een prachtig moment, want we realiseren voor de bewoners van Terschelling en Schiermonnikoog en van andere Waddeneilanden, dat er niet meer geboord mag worden in Natura 2000-gebieden bij die eilanden, dat er geen nieuwe installaties mogen komen op die eilanden en dat er geen nieuwe installaties mogen komen in de Waddenzee. Dat is een prachtig gebied. Laten we dat met elkaar vieren, maar laten we ook redelijk zijn en naar de minister luisteren als hij zegt: geachte Kamer, u moet goed beseffen dat we wel een land zijn waar iedereen energie nodig heeft en dat we die energie daadwerkelijk op een aantal plekken zullen moeten winnen. Die middenpositie neem ik op dit moment graag in. Als mevrouw Van Veldhoven zegt dat zij het daarmee oneens is, dan kan dat en dan gaan daar onze wegen uiteen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben erg blij dat de PvdA hier vandaag het Waddengebied en de Waddeneilanden gered heeft. Daarvoor mijn complimenten. Ik heb over een ander onderwerp echter nog een vraag. Wij hebben bij de vorige behandeling van de Mijnbouwwet samen twee amendementen ingediend, één om de minister meer gronden te geven om een aanvraag te kunnen afwijzen en één om democratisch gekozen organen in elk geval een adviesrecht te geven. Uit het betoog van de heer Vos tot nu toe is mij nog niet helemaal duidelijk of wij dat ook deze keer samen in de wet willen zetten of dat we — over de waterschappen heb ik nog niets gehoord — denken: laat dat maar via de provincie lopen. Ik heb ook nog niet gehoord of volksgezondheid ook in de visie van de PvdA deze keer in onze gezamenlijke amendementen blijft staan of dat er op dat punt toch voortschrijdend inzicht is.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ten aanzien van die weigeringsgronden denk ik die grosso modo hetzelfde zijn, maar dat die als gevolg van het advies van de Raad van State op een aantal detailpunten gewijzigd moeten worden. Ik hoop dat we daarover consensus kunnen bereiken. Mevrouw Van Tongeren zegt dat de Partij van de Arbeid het netjes heeft gedaan, maar dat is natuurlijk niet zo. Het is de Kamermeerderheid die dat doet. We hebben op dat punt heel veel met haar partij samengewerkt. Ik hoop dat we die amendementen aan het einde van de dag samen kunnen indienen en dat we daarin goed rekening houden met de punten die de Raad van State naar voren heeft gebracht.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zou dat een fantastische afronding van dit debat vinden en ook een goede stap in een ordentelijk proces op weg naar de energietransitie weg van fossiel. Op naar die schone toekomst.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Vos zegt: wij maken de inwoners van Schier en Terschelling blij, want er wordt niet op Schiermonnikoog en Terschelling geboord. Kunnen we die inwoners er ook blij mee maken dat er niet in de buurt bij Schiermonnikoog en Terschelling wordt geboord? Want als er wel onder die eilanden wordt geboord, weet ik niet of de bewoners uiteindelijk zo blij zullen zijn.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik denk dat het van belang is dat we geen nieuwe mijnbouwinstallaties op die eilanden toestaan, dat die installaties ook niet in de Waddenzee zijn toegestaan, dat in het Werelderfgoedgebied die installaties niet zijn toegestaan en dat in Natura 2000-gebieden bij de Waddeneilanden het niet toegestaan is om nieuwe mijnbouwinstallaties te plaatsen. Hiermee heb ik heel precies gedefinieerd hoe ik erover denk. Natuurlijk is het dan mogelijk om bijvoorbeeld van een afstandje schuin onder die gebieden te gaan boren. Ik begrijp ook dat uw partij dat heel graag zou willen verbieden. Dat is dan ook een punt waarop u net wat verder wilt gaan dan mijn partij. Ik hoop dat we vandaag dan wel met elkaar kunnen vieren wat we hebben kunnen winnen voor de natuur en het milieu, voor de inwoners op die eilanden en voor alle andere mensen in Nederland die daar met zo veel plezier altijd naartoe gaan en dat we dat laatste restje niet gebruiken om de verschillen uit te vergroten.
De heer Wassenberg (PvdD):
De schade wordt natuurlijk voor een deel aangericht door de boortorens die er komen te staan, maar de schade wordt voor een deel ook aangericht omdat de bodem gaat verzakken door de gaswinning. Met name de Waddenzee is een heel kwetsbaar gebied met gebieden die soms onder water staan en soms droog zijn als gevolg van eb en vloed. Op het moment dat je gaat boren en je daar gas gaat winnen, kun je daar ook heel ingrijpende veranderingen teweeg brengen. Je kunt dan wel zeggen dat je niet gaat boren en dat je die torens niet in de beschermde gebieden zet, maar als je de torens aan de rand van de beschermde gebieden plaatst, dan creëer je wel een probleem als je gas gaat winnen onder de beschermde gebieden, onder Schier en onder Terschelling.
De heer Jan Vos (PvdA):
Mijn reactie daarop komt in grote lijnen overeen met het verhaal dat ik net hield naar aanleiding van de interruptie van D66. Ik denk niet dat het goed is om geen gas meer te winnen in Nederland; dat kan niet. We hebben de gaswinning in Groningen gehalveerd sinds 2012, sinds het begin van deze kabinetsperiode. We hebben van heel veel plaatsen gezegd dat wij daar liever geen gaswinning willen. Tegelijkertijd weet de heer Wassenberg net zo goed als ik dat in vrijwel alle huizen in Nederland nog steeds aardgas gebruikt wordt. De Partij van de Arbeid vindt dat we daarvan af moeten en dat we moeten omschakelen. De cv-ketel moet eruit, maar dat is niet van vandaag op morgen gebeurd. Ook door de ons omringende landen wordt dat gas gebruikt. We hebben dat dus wel nodig. Bij winning treedt natuurlijk niet per definitie bodemdaling op. Dat wordt gemonitord op basis van het "hand aan de kraan"-principe. We staan ook niet toe dat die installaties in de Waddenzee zelf komen. Ik meen dat ik daarmee de zorg van de heer Wassenberg op een adequate wijze heb geadresseerd.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik ben aan het einde van mijn betoog gekomen, want de resterende punten heb ik in de antwoorden op de vragen kunnen behandelen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb met aandacht naar de heer Vos geluisterd. Mijn fractie heeft een amendement ingediend op het punt van de drinkwaterbedrijven. Volgens mij heb ik dat niet horen langskomen. Drinkwaterbedrijven hebben vanuit hun taak om de drinkwaterwinning te beschermen, veel kennis en expertise over de ondergrond. Hoe staat de Partij van de Arbeid tegenover de mogelijkheid om drinkwaterbedrijven in dezen een adviserende rol te geven?
De heer Jan Vos (PvdA):
Dat is een van de punten waar ook mevrouw Van Tongeren aan refereerde. Ik denk dat het belangrijk is dat we de verschillende bestuurslagen in Nederland — denk aan de gemeenten en de provincies — adequate inspraakmogelijkheden geven. Ik weet niet of we dezelfde positie aan bedrijven moeten toekennen, ook al gaat het dan om drinkwaterbedrijven. We kunnen de reactie van het kabinet op deze inbreng van mevrouw Dik afwachten, maar je gaat dan wel heel breed uitwaaieren waardoor processen die toch al best lang en ingewikkeld zijn, nog langer en ingewikkelder worden. Ik vraag me ook af welk precedent we dan scheppen. Je kunt alle bedrijven dan straks wel inspraakmogelijkheden geven op zo'n wetsvoorstel. Dat lijkt mij echt niet wenselijk.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik begrijp het punt van het uitwaaieren; dat moeten we beslist niet willen. Het gaat hier echter niet om een regulier bedrijf met een winstoogmerk, maar om een bedrijf dat onze belangen dient, dat zorgt voor onze drinkwatervoorziening en dat echt specialistische kennis heeft. Ik breng mijn amendement dus graag onder de belangstelling van de Partij van de Arbeid. Laten we inderdaad de reactie van de minister afwachten, maar ik hoop dat de Partij van de Arbeid hier met een open blik naar wil kijken.
Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Het heeft even geduurd, maar eindelijk ligt daar dan het wetsvoorstel dat de omkering van de bewijslast voor de Groningers moet vastleggen, althans, voor een deel van de Groningers, want de minister is voornemens om de reikwijdte ervan in te beperken tot de omstreden contourenkaart. Erkent de minister dat er buiten deze contourenkaart ook al aardbevingsschade is geconstateerd? Zo ja, waarom zou voor deze mensen de omkering van de bewijslast dan niet gelden, terwijl die wel geldt voor andere Groningers die schade ondervinden van de gaswinning uit het Groningenveld? Wat de PVV betreft is het klip-en-klaar dat de contourenkaart niet voldoet om de omkering van de bewijslast af te bakenen. Dat heeft de praktijk ook uitgewezen. Naar verluidt is het zelfs zo dat er in sommige dorpen buiten de contouren meer aardbevingsschade is dan in sommige dorpen binnen de contouren. Dat kan ook, omdat de mate waarin de aardbevingsschade bij woningen optreedt van veel meer factoren afhankelijk is dan alleen de afstand van de woning tot het epicentrum van de beving, zoals diverse wetenschappers herhaaldelijk in de Kamer hebben uitgelegd. De PVV heeft daarom een amendement ingediend om de omkering van de bewijslast uit te breiden tot de hele provincie Groningen, "Van Lauwerszee tot Dollard tou, van Drenthe tot aan 't Wad". Ik heb het amendement pas net ingediend omdat de heer Vos mij voor was met een amendement. Maar omdat hij nu net in zijn betoog heeft gezegd dat hij dat amendement gaat aanpassen en toch weer wat meer gaat beperken, heb ik besloten om mijn amendement alsnog in te dienen, dat gaat over de gehele provincie Groningen.
Ik kom te spreken over het andere wetsvoorstel: de herziening van de Mijnbouwwet. Deze herziening komt voort uit de ontluisterende conclusies van het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. De PVV steunt dit voorstel dan ook van harte, maar heeft wel bedenkingen over de wijze waarop de minister het uitgewerkt heeft. Voor de PVV is het namelijk van belang dat burgers vooraf maximale inspraak krijgen bij een nieuwe opsporings- of winningsvergunning. De PVV betwijfelt in hoeverre dit in deze wet het geval is. De inspraak van gemeenten en waterschappen wordt verbeterd, maar hoe zit dat precies voor burgers?
Verder verandert het wetsvoorstel niets op het vlak van verantwoordelijkheden voor schadeafhandeling richting bewoners. De huidige Mijnbouwwet verplicht de exploitant immers al om schade te vergoeden, maar dat is, zoals we in Groningen kunnen zien, blijkbaar niet duidelijk genoeg. Waarom is er niet voor gekozen om hier met terugwerkende kracht meer duidelijkheid in aan te brengen? Dat geldt overigens niet alleen voor Groningen, maar ook voor de Limburgse mijnbouwschade. De PVV heeft bij herhaling moties ingediend om die schade vergoed te krijgen, maar ook hiervoor biedt deze herziene Mijnbouwwet geen oplossing. Waarom niet? Als dit niet via de wet geregeld kan worden, welke andere mogelijkheden ziet de minister dan om de Limburgse gedupeerden schadeloos te stellen?
Ook wat betreft de versterking van de onafhankelijke positie van het Staatstoezicht op de Mijnen vragen wij ons af hoe de minister dit precies invult. Tot op heden waren de adviezen van het SodM vrijblijvend. Wanneer het advies de minister niet beviel, was het mogelijk om dat advies te negeren, bijvoorbeeld door te wijzen op allerlei onderzoeken die nog moesten komen. Kan de minister toelichten in welke gevallen en onder welke voorwaarden hij kan afwijken van de adviezen van het SodM? Kan hij ook toelichten in hoeverre de status van het SodM afwijkt van die van de ACM, de Autoriteit Consument & Markt, als het gaat om de wettelijke verplichting deze adviezen op te volgen en, zo ja, waarom die afwijkt?
Wat de PVV betreft, is het duidelijk dat de aardbevingen die voortvloeien uit de gaswinning in Groningen, een ingrijpen vanuit de overheid rechtvaardigen. Naast Groningen zijn er echter nog enkele honderden andere locaties in ons land, vooral op de Noordzee, waar mijnbouwactiviteiten plaatsvinden. Dit gebeurt veelal probleemloos. Deze activiteiten leveren een belangrijke bijdrage aan onze economie en werkgelegenheid. Het voortbestaan van deze activiteiten in Nederland komt met deze wetswijziging mogelijk onder druk te staan. De minister kan wel stellen dat alleen met zwaarwegende redenen bestaande vergunningen kunnen worden ingetrokken, maar hoe zit dat precies? Kan de minister de term "zwaarwegend" nader definiëren? Dat is wat ons betreft noodzakelijk om te voorkomen dat linkse klimaatpolitici al dan niet onder aanvoering van zwaar gesubsidieerde milieuclubs, die beweren een zwaarwegend belang te vertegenwoordigen, reeds verleende vergunningen op politieke gronden intrekken. Onze economische welvaart is mede gebaseerd op rechtszekerheid voor investeerders. Als land kunnen we het niet ons niet permitteren, investeerders af te schrikken door onduidelijk te zijn over de vraag wanneer een reeds verleende vergunning wel of niet kan worden ingetrokken. Graag horen wij van de minister een verduidelijking van het begrip "zwaarwegend".
De PVV heeft wel wat bedenkingen bij beide wetsvoorstellen. Zij steunt de omkering van de bewijslast van harte. Echter, met de beperkingen die de minister in de wet heeft aangebracht, is het de vraag of die niet averechts werkt, zoals de Technische commissie bodembeweging al aangaf in de briefing. Dit probleem kan verholpen worden door mijn amendement. Ik hoop natuurlijk dat dit wordt aangenomen. Ook wat het andere wetsvoorstel betreft, heeft de PVV nog wel wat twijfels. Het is duidelijk dat het wetsvoorstel de grip van de politiek op de mijnbouw versterkt, maar het is voor de PVV nog de vraag of de positie van de burgers daarbij gebaat is.
De heer Jan Vos (PvdA):
De burgers van Schiermonnikoog willen natuurlijk graag weten waarom mevrouw Klever tegen onze motie heeft gestemd waarin de regering wordt gevraagd de gaswinning bij Schiermonnikoog niet langer toe te staan.
Mevrouw Klever (PVV):
Dat is een verleende vergunning waarvoor alle wettelijke procedures zijn doorlopen. Vanwege de rechtszekerheid vinden wij het niet eerlijk om die als politiek dan zo maar in te trekken. Ik wijs er echter op dat de positie van de burgers moet worden versterkt. De gemeenteraad van Schiermonnikoog heeft ingestemd met de opsporingsvergunning en ook de provincie heeft ermee ingestemd. Zelfs Natuurmonumenten heeft daarmee ingestemd. Maar de burgers waren niet op de hoogte. Wij pleiten ervoor dat de burgers worden geïnformeerd op het moment dat zo'n vergunning wordt aangevraagd en dat zij dan bezwaar kunnen aantekenen. Dat is het moment waarop de inspraak van de bewoners moet worden geregeld. Ik pleit er in mijn betoog voor om dat wettelijk te regelen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik denk dat de burgers graag volksvertegenwoordigers willen, u en ik, die opkomen voor hun belangen. Bent u nu voor of tegen de gaswinning bij Schiermonnikoog?
Mevrouw Klever (PVV):
Schiermonnikoog heeft volksvertegenwoordigers die wij met dit wetsvoorstel meer inspraak geven, maar dit geldt niet voor de burgers. Wij willen dat de burgers op voorhand inspraak krijgen. Op dit moment kunnen wij wettelijk niets doen aan de vergunning die al is verleend.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Klever. Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. De mensen van Schiermonnikoog die iets aan de leden van de Kamer willen aanbieden, kunnen dat doen op het Plein.
Ik schors de vergadering tot 14.00 uur. Dan beginnen wij met een regeling van werkzaamheden. Daarna is er een VSO (verslag van een schriftelijk overleg). Dit debat wordt rond 15.00 uur hervat.
De vergadering wordt van 13.26 uur tot 14.02 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-102-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.