10 Burgerinitiatief "Eén pil te veel maakt geen crimineel"

Aan de orde is het debat over het burgerinitiatief "Eén pil te veel maakt geen crimineel" (34433, nr. 1). 

De voorzitter:

Het is, collega's, in dit parlementaire jaar de derde keer dat er een burgerinitiatief op de agenda van de Tweede Kamer staat. Eerder sprak de Kamer al over de werking van ons geldstelsel en over een verbod op kernwapens. Ik stel nu aan de orde het burgerinitiatief "Eén pil te veel maakt geen crimineel". 

De delegatie van het burgerinitiatief heeft in de voorzittersloge plaatsgenomen, staat hier. Ik zie alleen niemand zitten in de voorzittersloge. Dat gaat nu het geval zijn; heel goed. Dat zijn de heer Tim Hofman, mevrouw Linnemoor Looije en de heer Leon Zervos, allen werkzaam voor BNN. Ik heet voorts welkom de minister van Veiligheid en Justitie. Ook heet ik welkom de mensen op de publieke tribune en degenen die op andere wijze dit debat volgen. De heer Hofman zal vanaf het spreekgestoelte een toelichting op het ingediende burgerinitiatief geven. Ik verzoek de Kamerbewaarder dan ook de heer Hofman naar het spreekgestoelte te begeleiden. Wij hebben net al even kennisgemaakt. 

Mijnheer Hofman, voordat ik u het woord geef, merk ik op dat het de afspraak is dat er tijdens uw bijdrage niet geïnterrumpeerd mag worden. Dat betekent dat er geen vragen aan u worden gesteld of opmerkingen worden gemaakt door de Kamerleden. U hebt vijf minuten spreektijd. Ik geef u bij dezen graag het woord. 

De heer Hofman:

Voorzitter. Eerder dit jaar stelde ik in de Kamer de vraag wat nou eigenlijk de gevaren zijn bij het gebruik van xtc. Vrijwel niemand van de beleidsmakers, politieke mastodonten of andere zetelvullers hier in de Kamer wist mij een fatsoenlijk antwoord te geven. Veel verder dan "dit is niet mijn portefeuille" of "geen idee, maar het is slecht voor je", voelbaar beredeneerd vanuit een schijnprogressie door de jaren heen, nepliberalisme of, God verhoede, de kerkbanken kwam men niet. Toen ik vroeg wat de werkzame stoffen in eerder genoemde pil zijn, werd er gestunteld, gegokt of weggelopen. Dit alles zou weinig waarde hebben als het hier niet ging om de mensen die het Nederlands drugsbeleid moeten maken, aangevoerd door een minister van Veiligheid en Justitie die ooit beweerde dat hij een vriend verloor aan het gebruik van hasj, iets wat nog nooit ergens geregistreerd is, misschien op de enkele keer na dat iemand een blok hasj van 90 kilo op zijn hoofd kreeg. 

Je zou dus kunnen stellen dat wij van Spuiten en Slikken ons terecht zorgen maken. Drugs en zo ook xtc kunnen namelijk wel gevaarlijk zijn. Die gevaren komen veelal voort uit onwetendheid: niet weten hoe drugs te gebruiken door slechte voorlichting of niet weten wat je gebruikt door een gebrek aan testmogelijkheden. Zo kun je drugs niet laten testen in Zeeland of Rotterdam en zijn de mogelijkheden in het noorden van het land ook zeer schaars. Daarbij blijkt dat het zerotolerancebeleid bijvoorbeeld leidt tot het gegeven dat jongeren op een feest of festival minder snel naar de EHBO durven te stappen als ze merken dat er iets mis is. Dat is een direct effect van het feit dat het onderwerp drugs in de taboesfeer hangt. 

Wat niet helpt bij het verbeteren of oplossen van de problematiek die drugs met zich mee kunnen brengen, al zijn deze bij xtc nog zo minimaal — dat wil ik benadrukken — is erover zwijgen of het onvoldoende beredeneerd de taboehoek in duwen. Het gebruik van drugs zou juist omdat het gevaren met zich meebrengt, openlijk besproken moeten worden in de Nederlandse samenleving. Drugs worden namelijk — schrik niet — hoe dan ook gebruikt. Wij zijn van mening dat het meer decriminaliseren van drugs, in dit geval ook xtc, bijdraagt aan het reduceren van de gevaren ervan, mede omdat het meer bespreekbaar wordt. 

Daarom vonden wij van Spuiten en Slikken het tijd voor een burgerinitiatief en startten wij de petitie "Eén pil te veel maakt geen crimineel". Zoals het er nu voor staat, krijg je een aantekening op je strafblad als je met meer dan één xtc-pil op een festival of feest wordt gepakt. Dit kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat je problemen krijgt met het krijgen van een verklaring omtrent het gedrag. In de antwoorden die wij kregen van mijnheer Van der Steur zei hij: het komt heel zelden voor. Wij lazen: het komt voor. Of je die verklaring nou wel of niet krijgt, wij vinden de aantekening op het strafblad en dus het criminaliseren van het bezit van een minimale hoeveelheid drugs buitenproportioneel en met ons meer dan 40.000 Nederlanders. Zij tekenden immers de petitie "Eén pil te veel maakt geen crimineel". Want waarom zou je met twee pillen op zak in plaats van één ineens een crimineel zijn? 

Pleiten wij voor roekeloos drugsgebruik of überhaupt voor het gebruiken van drugs? Nee. Wij zien trends, wij volgen die en wij zien ook dat het beleidsmatig anders moet en anders kan. Door middel van de petitie die het debat van vanavond op de agenda heeft gekregen, pleiten wij voor een opener debat over drugs — een debat dat toch best wel vastgeroest is — en tevens voor een progressiever en eindelijk liberaler drugsbeleid. Om te beginnen vanavond dus dit onderwerp: maakt één pil te veel nog wel een crimineel? Wij vinden in ieder geval van niet. Met vriendelijke groet, fervent non-drugsgebruiker Tim Hofman namens heel Spuiten en Slikken. 

De voorzitter:

Dank u zeer. De Kamerbode begeleidt u naar de voorzittersloge. Na dit inspirerende betoog geef ik mevrouw Van Tongeren namens de fractie van GroenLinks als eerste het woord. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn complimenten aan Tim en zijn collega's die voldoende handtekeningen hebben weten te verzamelen om dit onderwerp hier op de agenda te krijgen. Dat lukt niet heel veel mensen, dus dat is, zoals de voorzitter net ook al zei, echt een prestatie van formaat. Het recht van een burgerinitiatief versterkt wat mijn fractie betreft de publieke betrokkenheid bij het parlementaire werk en het biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op het overheidsbeleid. 

GroenLinks vindt de huidige drugsaanpak onwaarachtig, contraproductief en inefficiënt. Het RIVM heeft een ranking gemaakt van het gevaar van alle drugs. Dat is alle woordvoerders bekend en dat is ongetwijfeld ook de minister bekend. Het is niet moeilijk te raden wat er bovenaan staat, ik heb het in mijn kennissenkring even uitgeprobeerd en iedereen gokt onmiddellijk goed: dat zijn tabak en alcohol. Dat klopt, tabak en alcohol staan bovenaan, ver weg van de anderen. Vervolgens krijg je een lijstje van de andere soorten, inmiddels ook verboden, drugs. Crack staat ergens in het midden, daaronder staan onder meer benzodiazepines, GHB en cannabis en pas onder cannabis staat xtc. Vervolgens loopt de ranking door tot lsd, qat en paddo's. Ik neem aan dat de minister deze cijfers kent en niet betwist. 

Als je je afvraagt wat rationeel beleid is, zou je zeggen dat je de dingen die het meeste sociale en fysieke gevaar opleveren het strengst moet aanpakken. Dat doen wij echter van oudsher niet, omdat alcohol en tabak traditioneel allang gereguleerd en vrijgegeven waren en deze andere middelen later op de markt gekomen zijn. 

Mijn eerste vraag aan de minister is: waarom is xtc ook al weer een harddrug geworden? Ik kan mij herinneren dat dat ooit gebeurd is omdat een Scandinavisch land graag een bepaalde drugsring wilde vervolgen en het daarvoor nodig had dat dit op de lijst van harddrugs zou staan. Cannabis staat echter hoger en dat wordt in Nederland gezien als een softdrug en tot verdriet van GroenLinks alleen gedoogd en niet gereguleerd. Wie opgepakt wordt met xtc-pillen voor eigen gebruik krijgt van het Openbaar Ministerie een schikking aangeboden. Je pint ter plekke de boete en je vervolgt het feest. Niemand die je vertelt dat je daardoor schuld hebt bekend en een strafblad rijker bent. Nu heb ik in de brief wel gelezen dat het Openbaar Ministerie zegt dat je dan niet per se onmiddellijk geen verklaring omtrent het gedrag meer krijgt, waardoor je geen stage meer kunt lopen, maar vindt de minister dat nog steeds echt proportioneel? Bij jonge mensen zet je dan immers hun hele toekomst door één pil op het spel. De Nederlandse orde van advocaten noemde dit in 2014 al niet behoorlijk en dat is het nog steeds niet. 

In het nieuwste boek van Maarten 't Hart, "De moeder van Ikabod" verhaalt de schrijver over zijn lunch met het toenmalig Kamerlid Van der Steur in het Tweede Kamergebouw. In dat boek lezen we dat het gesprek komt op de strafwaardigheid van 't Hart als hij meer dan vijf wietplantjes in zijn tuin heeft, en we lezen dat het Kamerlid Van der Steur, als hij nog advocaat was, 't Hart met liefde juridisch terzijde zou staan. 

Zo'n advocaat als deze minister, die toen Kamerlid was, wens je elke verdachte toe. Ik ben benieuwd wat zijn verdediging zou zijn van een jong iemand die met één pil op een feest gepakt wordt. GroenLinks sluit zich aan bij de opvatting dat één pil te veel geen drugscrimineel maakt. Wij voegen daaraan toe: het is tijd voor een ander drugsbeleid. 

De heer Van Helvert (CDA):

Voorzitter. Allereerst de complimenten van onze fractie aan Tim en het team van Spuiten en Slikken. Wij hebben er veel waardering voor dat het de initiatiefnemers gelukt is om dit vraagstuk op de agenda geplaatst te krijgen. Inhoudelijk kunnen ze echter weinig support van de CDA-fractie verwachten. Met de regering is de CDA-fractie van mening dat een versoepeling van het optreden tegen drugsbezit niet wenselijk is. Wij willen de normalisatie van harddrugsgebruik juist tegengaan. Als je dit zou steunen, ontstaat het beeld dat het allemaal niet zo veel uitmaakt; dat is juist wat we niet willen. 

Het CDA maakt zich grote zorgen over de toename van het gebruik van drugs in het uitgaanscircuit. Het gebruik van harddrugs, met name van xtc maar ook van cocaïne, GHB en amfetamine, lijkt de afgelopen jaren vanzelfsprekend te worden tijdens het uitgaan. Dat blijkt ook uit de door meerdere mensen aangehaalde studie van het Trimbos-instituut. 

Gecombineerd met andere ontwikkelingen, zoals een steeds hogere dosis van met name MDMA in xtc, de klaarblijkelijke onderschatting van de risico's van drugsgebruik en de toename van het aantal grootschalige evenementen, party's en festivals, heeft die normalisering bijgedragen aan een toename van gezondheidsincidenten en gezondheidsschade. Ook andere onderzoeken tonen aan dat Nederland echt op de verkeerde weg is als het gaat om drugsgebruik. Het onderzoeksinstituut KWR toonde in 2015 aan dat Nederland tot de top drie van landen in Europa behoort qua drugsgebruik. Daarvoor keek men naar de hoeveelheid drugs die in het riool verdween. Het riool werkt als een soort spiegel van de samenleving. Dat leverde in dit geval geen mooi beeld op. Utrecht, Amsterdam en Eindhoven spannen volgens dat onderzoek de kroon; in deze steden worden in grote hoeveelheden cannabis, xtc en crystal meth gedumpt en geloosd door gebruikers en producenten. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik vraag me af of dit een moreel oordeel is: ik vind alcohol drinken prima maar ik keur het af als iemand met een pilletje op een feestje staat. Dat kan ik me helemaal voorstellen. Ik gaf net een overzicht van de echte schade, de hoeveelheid doden en de mensen met een fysiek impairment. Dan moet de heer Van Helvert het toch met GroenLinks eens zijn dat de schade door tabak en alcohol vele malen groter is? 

De heer Van Helvert (CDA):

Het gaat hierbij om de vraag of we iets nieuws willen toestaan, of we de regels willen verruimen. Het CDA is daar niet voor. Noem mij één arts die zegt dat het gezond is om dat te gebruiken. Daar hebben we het nu over. Als GroenLinks graag een debat wil starten over het gebruik van alcohol: be my guest; dat mag u doen. We voeren nu een debat over de vraag of het wel of niet strafbaar is om een pil op zak te hebben, een pil die levensgevaarlijk kan zijn. Ik vind het kwalijk dat er wordt gedaan alsof testen 100% zekerheid kan geven dat die pil veilig is. Dat is niet het geval. Het is niet 100% te garanderen dat jouw lichaam op een positieve manier op zo'n pil reageert. We zijn erop tegen dat het volgende signaal wordt afgegeven: het is prima, doe maar. Ik ken geen enkele ouder die het fijn vindt dat zijn kind dat zomaar mag doen van de overheid. 

De voorzitter:

Ik schrok even. Ik dacht dat u zelf zo'n pil had genomen. 

De heer Van Helvert (CDA):

Mijn privésituatie is niet relevant voor dit debat. 

De voorzitter:

Nee, zeker niet. Maar u ging ineens zo sky high. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik probeer het antwoord te ontwarren. Gaat het nu om zorgen om de gezondheid? Ten tijde van de drooglegging in Amerika was een van de grootste risico's dat je niet wist wat er in die alcohol zat, hoe het geproduceerd was en of het vervuild was. Nadat alcohol gereguleerd was, hebben mensen er een redelijk idee van gekregen hoe ze moeten reageren. Nog steeds zegt geen enkele arts dat alcohol gezond is. Dat zal GroenLinks ook nooit beweren. Geen enkele arts zegt dat je elke avond twee glazen wijn moet drinken. Geen enkele arts, en ook GroenLinks niet, zal tegen mensen zeggen: je moet drugs gaan nemen, hartstikke goed, elke jongere moet dat een keer doen. Dat zullen we zeker nooit zeggen. Maar als er iets gebeurt — we hoorden de man van het burgerinitiatief ook zeggen: dit gebeurt toch — dan hebben we als overheid een keuze: of we doen net alsof het niet gebeurt en we staan hier te foeteren dat het niet meer moet, of we zeggen dat we dit geen goed idee vinden, maar we geven mensen in elk geval de mogelijkheid om te bekijken wat ze dan slikken en we zorgen er ook voor dat een mensenleven niet volkomen geruïneerd raakt door één keer in de fout gaan. Is het CDA, toch ook de partij van de vergeving, het niet met mij eens dat één keer in de fout gaan niet moet betekenen dat je daarna direct met een strafblad begint aan je stage of je carrière? Daar gaat het hier vandaag namelijk over. 

De heer Van Helvert (CDA):

GroenLinks wil het steeds graag over alcohol hebben. Het grootste gedeelte van de woorden van mevrouw Van Tongeren ging over alcohol. Als GroenLinks zo graag een strijd wil starten tegen alcohol, moet het dat doen. Ik vecht hier tegen het in bezit hebben van harddrugs. Daar is het CDA op tegen. Dat vindt het CDA op dit moment het essentiëlere. Mevrouw Van Tongeren heeft het erover dat een heel leven meteen wordt geruïneerd. Allereerst: de verantwoordelijkheid begint bij degeen die de pil slikt. Als iemand iets doet wat volgens de wet niet mag, kun je nooit zeggen dat het de schuld van de overheid is dat dat gevolgen heeft. Dat is een slecht begin. Allereerst mag het niet. Vervolgens, en daar heeft mevrouw Van Tongeren gelijk in, hoeft dat niet een heel leven te ruïneren. Die vraag is ook aan de minister gesteld. De minister heeft daar heel helder op geantwoord: als in je strafblad staat dat je zo'n pil hebt genomen, wil dat helemaal niet zeggen dat je daardoor geen vog kunt aanvragen. Sterker nog: de meeste mensen bij wie dat het geval is, hebben gewoon een vog kunnen aanvragen. In enkele gevallen kon dat niet, maar dat komt omdat er bij een vog maatwerk wordt geleverd. In de meeste gevallen is er dan nog iets extra's aan de hand geweest. Dan krijg je inderdaad geen vog. Maar het is echt onterecht om te zeggen dat je leven geruïneerd wordt door het in bezit hebben van een pil en daarvoor gepakt worden. Er is een grotere kans dat veel pillen gebruiken je leven en dat van de mensen met wie je veel te maken hebt, ruïneert. Daar ben ik op tegen. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Of de microfoons staan heel hard, of er ontstaat heel veel emotie bij dit onderwerp. Het CDA laat heel duidelijk blijken voor repressie te zijn op het gebied van drugs. Het moet strafrechtelijk worden aangepakt, er moet bovenop worden gezeten. En toch snap ik dan iets niet. Op dit moment is er sprake van repressie. Als ik het CDA zo hoor, heeft het heel veel kritiek op het huidige drugsbeleid en op de hoeveelheid mensen die gebruikt. Met andere woorden: het CDA heeft kritiek op een beleid waar het zelf achter staat. Moeten we dan niet met elkaar concluderen dat het huidige repressieve beleid niet werkt? 

De heer Van Helvert (CDA):

Ik vind het prima om hier een debat over drugsbeleid te voeren, maar dan moeten we ook zeggen dat we een debat over het hele drugsbeleid gaan voeren. Ik ben hier vandaag uitgenodigd en heb me aangemeld voor een debat over de vraag of we het strafbaar of fout vinden om een pil in bezit te hebben. Wij vinden dat fout. Als mevrouw Bergkamp een debat wil voeren over het hele drugsbeleid, vind ik dat prima, maar dan moet zij wel zo eerlijk zijn om daar ook onze vaste woordvoerder over dit onderwerp, mevrouw Van Toorenburg, bij te betrekken. Vandaag is hier een debat over het voorstel dat door burgers is ingebracht. Ik vind dat we recht moeten doen aan de burgers die dat inbrengen. Zij hebben namelijk gezegd dat ze het over deze specifieke situatie willen hebben en niet over het hele drugsbeleid. Dan zou ook het initiatief van Tim en Spuiten en Slikken ondergesneeuwd raken. Dat vind ik niet terecht. Over wat hier voorligt — excuus als ik wat hard spreek — zeg ik: als je wordt gepakt voor het gebruik van een pil, is dat je eigen verantwoordelijkheid. Wij vinden het geen goed signaal naar de samenleving als we zeggen: een pilletje meer of minder maakt niet zo veel uit, joh. Het is namelijk gevaarlijk spul, het is niet gezond en het is wat het CDA betreft niet wenselijk. D66 mag daar anders over denken, maar wij vinden dat het niet wenselijk is. 

De voorzitter:

Even over de orde van het debat: we hebben het over het initiatief. Dan komen ook aangelegen onderwerpen aan de orde, maar we gaan het niet de hele avond in de breedte daarover hebben. Als iedereen daar een beetje rekening mee houdt, komt het vanzelf wel goed. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Er gebeurt nu wel iets merkwaardigs. Ik sluit aan bij de woorden van de CDA-woordvoerder, die kritiek heeft op het huidige beleid. Hij maakt zich zorgen over het grote gebruik. Hij noemt ook het argument van de volksgezondheid. Ik sluit daarop aan met een vraag en dan krijg ik het verhaal: ik weet dat eigenlijk niet, vraag het aan een andere woordvoerder. Ik vind dat teleurstellend. Als je hier staat om te spreken over het decriminaliseren — dat is het betoog van BNN — en je niet verder kunt kijken dan de volksgezondheid, dan denk ik: met welke woordvoerder hebben we te maken? 

De heer Van Helvert (CDA):

Nee, voorzitter! 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Maar laat ik de heer Van Helvert iets tegemoetkomen. Misschien kan hij de volgende vraag wél beantwoorden. Laten we kijken naar de nadelige consequenties van het criminaliseren. Nu word je bij één pil niet vervolgd maar krijg je wel een strafblad, terwijl je bij meer dan één pil vervolgd kunt worden en je een strafblad krijgt. Als we het daar nu over hebben, dan kan het CDA het toch niet oneens zijn met de stelling van D66 dat je met een paar pillen op zak geen crimineel bent en dat je juist de handelaren moet aanpakken in plaats van de gebruiker met een paar pilletjes op zak? Ik hoop dat de CDA-woordvoerder deze eenvoudige vraag wél kan beantwoorden. 

De heer Van Helvert (CDA):

Nu zijn het ineens al een paar pillen. Het wordt steeds erger. Wij zijn ertegen dat je pillen op zak mag hebben. Dat vinden we niet goed. Iedereen weet van tevoren dat je strafbaar bent als je daarmee gepakt wordt. En als het er te veel zijn, krijg je een strafblad. Dat is nu eenmaal zo, en iedereen moet dat van tevoren weten. Het is hetzelfde als met te hard rijden. Daar krijg je overigens geen strafblad voor, of je moet echt veel te hard hebben gereden. Bij te hard rijden kun je ook nooit zeggen: ik wist het niet. Je behoort dat nu eenmaal te weten. Het is goed dat het programma Spuiten en Slikken dit onderwerp heel goed bespreekbaar maakt. Juist door dat programma weten veel meer jongeren nu dat het strafbaar is. Nu wordt echter gedaan alsof zo'n aantekening op je strafblad je hele leven blijft staan. Dat is absoluut niet het geval. Voor jongeren is juist de uitzondering gemaakt dat het na twee jaar al niet meer daarop staat. En verder — ik zeg het nogmaals — wordt bij vog's maatwerk geboden. Een commissie bekijkt waarvoor een vog wordt aangevraagd en wat de betreffende persoon precies heeft gedaan en, vooral, niet heeft gedaan. Vervolgens wordt in het geval van een pil of, zoals D66 zegt, een paar pillen op zak bekeken of het risico voor de maatschappij groter is dan het eventuele verlies voor de vog-aanvrager. Als dat niet het geval is, wordt gewoon een vog verstrekt. Dit gebeurt overigens in de meeste gevallen ook. Het aantal mensen dat geen vog heeft gekregen vanwege een pil op zak, is echt heel klein. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Nispen. Nee, toch mevrouw Bergkamp. Heel kort. Misschien kan er wat korter worden geïnterrumpeerd en geantwoord. Anders zitten we hier vannacht om 2.00 uur nog. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik heb toch nog een vraag. Is het CDA tevreden met het huidige beleid? Of wil het een aanscherping? Ik zoek even waar het CDA precies staat, ook in relatie tot het voorstel. 

De heer Van Helvert (CDA):

Hoe softer we omgaan met harddrugs, hoe harder de gevolgen zijn. Dat is in ieder geval het geval. Het CDA zegt: het mooiste zou zijn als niemand harddrugs zou gebruiken. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben een beetje verbaasd over de opmerking van de heer Van Helvert dat je, als je dit burgerinitiatief steunt, het signaal af zou geven dat het allemaal normaal is. Dan rijst bij mij toch de vraag of hij zich gebaseerd heeft op de bevlogen wijze waarop Tim Hofman hier net zijn presentatie hield? Of heeft hij het burgerinitiatief echt gelezen? 

De heer Van Helvert (CDA):

Ja, anders stond ik hier niet. Ik sta hier juist, omdat ik degene ben die dit burgerinitiatief gelezen heeft. Ik heb mij laten inspireren door wat Tim zojuist gezegd heeft. Ik heb ook mijn waardering uitgesproken voor het voorstel. Maar als je ergens waardering voor hebt, wil dat nog niet zeggen dat het je het gewoon klakkeloos steunt. 

De heer Van Nispen (SP):

Nee, vanzelfsprekend. Maar toch lijkt mij de vraag gerechtvaardigd of de heer Van Helvert het burgerinitiatief wel heeft gelezen. Daar staat namelijk: "Met de petitie en het burgerinitiatief willen we bereiken dat een eerste veroordeling voor het in bezit hebben van een kleine hoeveelheid drugs voor eigen gebruik bij een festival of feest, geen belemmeringen oplevert bij het verkrijgen van een vog." En nu komt het: "Het is niet zo dat we het bezit van harddrugs uit het strafrecht willen halen. Ook willen we het gebruik van harddrugs niet promoten." Dat staat er gewoon in. Hoe kan de heer Van Helvert zeggen dat je door steun aan dit burgerinitiatief het signaal afgeeft dat het allemaal niet zo erg is en dat het allemaal goed is? Hoe valt dat met elkaar te rijmen? 

De heer Van Helvert (CDA):

Op dat punt verschillen wij van mening met de SP. De SP zegt: nou, wat leuk. Het is ook fijn om tegen je achterban te zeggen dat het je allemaal niets uitmaakt; alles moet kunnen in Nederland. Het moet maar kunnen. Nee zeggen tegen mensen is er tegenwoordig niet meer bij. Het CDA maakt hier een punt van. Wij vinden dit niet goed. Wij zijn daar niet voor. Wij vinden het niet normaal dat je zomaar met pillen op zak loopt en die nodig hebt op een feest. Dat vinden wij niet normaal en daar zijn wij op tegen. Wij verschillen dus van mening en dat mag. 

De heer Van Nispen (SP):

De heer Van Helvert kan mij allemaal meningen en zaken toeschrijven die ik helemaal niet gezegd heb. Misschien kan hij dadelijk gewoon luisteren naar mijn inbreng. Ik vraag hem om antwoord te geven op mijn vraag. Heeft hij de moeite genomen om het toch korte burgerinitiatief helemaal te lezen, van a tot z, en ook de twee zinnen die ik hem voorhield? Hoe verhoudt zich dat nou tot zijn inbreng? Kan hij daar gewoon antwoord op geven? 

De heer Van Helvert (CDA):

Ik antwoord hiermee voor de tweede keer. Ik heb het burgerinitiatief gelezen. Ik blijf zeggen dat Spuiten en Slikken en Tim mogen zeggen dat zij ervoor willen zorgen dat het niet gelijk strafbaar is. Dat vind ik prima. Dat mag je voorstellen. Maar als je dat zomaar toestaat, vind ik — en het CDA met mij — dat je dat signaal wél afgeeft. De SP mag vinden dat dat niet zo is, maar het CDA vindt dat wel een verkeerd signaal aan de samenleving, een verkeerd signaal aan jongeren, een verkeerd signaal aan ouders die zich daar zorgen over maken, en een verkeerd signaal aan de feesten die georganiseerd worden. Wij vinden dat geen goed signaal. 

De voorzitter:

De heer Van Helvert vervolgt zijn betoog. 

De heer Van Helvert (CDA):

Wij vinden dat, maar goed dat mag blijken uit mijn antwoord tijdens het interruptiedebatje. 

De voorzitter:

Tenzij u hiermee aan het … 

De heer Van Helvert (CDA):

Het is zeer zorgelijk. In plaats van versoepeling stelt de CDA-fractie dan ook een nog strikter beleid voor het bezit van harddrugs voor. Ziet het kabinet ruimte om het beleid strenger te maken? Hoe maak je — behalve een duidelijke afwijzing van dit initiatief — werk van het tegengaan van de normalisering van harddrugsgebruik? 

Mevrouw Volp (PvdA):

De heer Van Helvert geeft aan dat hij eigenlijk een nog strenger beleid wil. Ik kan me niets anders voorstellen dan dat de CDA-fractie daar zelf al over heeft nagedacht. Hoe ziet de heer Van Helvert dat voor zich? Waarmee hoopt hij dat de minister zal komen als hij een voorstel zal doen tot een nog strenger beleid hierop? 

De heer Van Helvert (CDA):

Ja, die vraag stel ik ook aan de minister. Want, inderdaad, daar denken wij over na, maar dat is moeilijk. Daarom vragen wij aan de minister om met zijn ambtenaren te bekijken hoe je het nog strenger zou kunnen maken. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Dus u zegt: ik laat het aan de minister. Het moet wel strenger, maar u en uw fractie kunnen niet aangeven op welke manier dat dan zou moeten? 

De heer Van Helvert (CDA):

Dat zou ik kunnen aangeven, maar dat doe ik nu nog niet. Wij zijn aan het bekijken hoe wij dat willen doen en wij willen daar een mening over van de minister. Wij huren namelijk in de Tweede Kamer een minister in om daarover na te denken. Wij zijn het met de minister eens dat het gebruik van harddrugs niet normaal is. Dat zijn we met deze minister eens. Wij zijn dus zeer benieuwd hoe de minister met zijn ambtenaren hierover heeft nagedacht. Wij willen het liefste dat harddrugsgebruik in Nederland geminimaliseerd wordt. Ik ken niemand die dat een gezonde situatie vindt. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik steun het betoog van mevrouw Volp. Het kan niet zo zijn dat het CDA zegt dat het straffer moet — daar staat het CDA voor — en dan op geen enkele manier kan onderbouwen hoe dat er dan uitziet. Daarmee schep je toch onduidelijkheid? 

De heer Van Helvert (CDA):

Helemaal niet. Duidelijker dan ik net was, kan ik niet zijn. Het CDA zou het liefst hebben dat er geen harddrugs gebruikt worden. Ik vraag aan de minister hoe hij daarover denkt. Ik vind dat een heel normale vraag. U vraagt nu aan mij om het beleid even uit te schrijven. Ik kan u verrassen: dat doe ik niet. Wij willen het liefst geen harddrugsgebruik. Ik ken geen enkele ouder die het fijn vindt om te weten dat zijn kind naar een feest gaat waar het normaal is, waar het mag, waar het niet erg is dat je harddrugspillen op zak hebt. Dat is gewoon een normale mening van een volksvertegenwoordigende fractie. Wij vragen de minister hoe hij erin staat. Volgens mij vindt hij hetzelfde. Zou hij ideeën kunnen bedenken? Dat vind ik een heel normale vraag. Maar ik snap het wel: D66 is het niet met ons eens. En dat mag in Nederland. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Met dat laatste ben ik het wel eens. Ik heb een vraag vanuit realiteitsbesef. Het CDA zegt: we willen het niet, het mag niet, het moet weg. Feit is natuurlijk wel dat met dit beleid maandelijks 80.000 mensen xtc gebruiken. Het CDA kan wel beweren dat dit niet mag en dat xtc weg moet, maar die is er wel. Ik doe dus een beroep op het CDA om vanuit realiteitszin te bekijken wat we kunnen doen aan het beleid, om er zo bij het CDA in ieder geval wat meer realiteit in te brengen. 

De heer Van Helvert (CDA):

Nu breekt toch werkelijk mijn klomp: het is er, dus moeten we het maar goedvinden. Er rijden niet 80.000 mensen maar een miljoen mensen per maand door rood licht. Dan gaan we toch ook niet zeggen: weet je wat, alle verkeerslichten weg? Elk jaar ontduiken duizenden mensen belasting. Dan gaan we toch niet zeggen: we heffen geen belasting meer omdat we het niet onder de knie krijgen? Want er zijn altijd mensen die belasting ontduiken. Als je iets niet wilt, moet je daarvoor durven staan. Het CDA vindt het niet normaal dat wij hier voorstellen in de Kamer zouden goedkeuren dat het normaal is dat je met pillen op zak naar een feest gaat, harddrugspillen waar absoluut ook gevaarlijke pillen tussen zitten. Daar blijven wij tegen en dat vinden wij geen goede zaak. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Nispen van de SP. Mag ik de leden vragen om naar elkaar te luisteren tijdens de bijdragen? Als u wilt overleggen, doet u dat dan op de gang. 

De heer Van Nispen (SP):

Maar er is iemand overgeslagen. 

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft het woord en mevrouw Bergkamp daarna. 

De heer Van Nispen (SP):

Mevrouw Bergkamp zal het mij denk ik vergeven. 

Voorzitter. De SP steunt het burgerinitiatief. Een eerste veroordeling voor het in bezit hebben van een geringe hoeveelheid drugs moet geen belemmering zijn voor het verkrijgen van een vog, een verklaring omtrent het gedrag. Steun dus, en een compliment voor de burgers die dit initiatief hebben genomen, met name voor de bevlogen wijze waarop Tim Hofman dit presenteerde. De kabinetsreactie van 29 september 2015 bevat echter naar mijn mening ook goede elementen, bijvoorbeeld dat harddrugs ontmoedigd moeten worden en dat het gebruik van xtc, cocaïne en GHB zorgelijk is. De SP wil harddrugs niet normaliseren. Risico's zijn er. Maar als ze aangetroffen worden, is de vraag wel hoe je ermee omgaat. 

We hebben al eerder gewezen op de grote problemen met de opsporingswasstraten op festivals. Zonder bijstand van een advocaat kregen mensen van het OM een strafbeschikking door direct te betalen, zodat ze weer terug konden naar het festival. Lekker snel en makkelijk, maar vervolgens konden ze niet meer in verzet bij de rechter en liepen ze het risico op een strafblad. Op dit punt is inmiddels het een en ander verbeterd. De SP heeft er eind 2014 op aangedrongen dat bijstand verzekerd moest zijn en dat toegang tot de rechter altijd verzekerd bleef. Inmiddels kun je alleen nog maar direct afrekenen als je advies hebt gehad van een advocaat. Dat is mooi. Ook zijn er proeven geweest met rechtsbijstand bij ZSM op de politiebureaus. Bij evenementen mocht de advocaat ook aanschuiven. 

De SP heeft altijd gezegd dat de advocaat een volgwaardige en structurele plek moet krijgen in deze procedure. Wij waren dus blij met de proeven en de evenementenregeling. Die proeven zijn naar tevredenheid van alle partijen verlopen. De meerwaarde werd door iedereen erkend, zeker ook door het Openbaar Ministerie. Ondanks dit alles is de financiering voor de evenementenregeling stopgezet in 2016. Er is dus geen rechtsbijstand op locatie. Ook in het reguliere ZSM-proces komt de advocaat er pas bij als er om een zogeheten Salduz-consult wordt gevraagd. Daarvoor moet je naar het bureau en daarvoor kiest bijna niemand, zeker niet als je op zo'n festival staat. Kortom, we zijn dus weer een beetje terug bij af. Waarom niet gewoon weer standaard een stoeltje erbij voor de advocaat? Is de minister bereid budget vrij te maken om rechtsbijstand structureel in te bedden in het ZSM-proces, dus ook bij evenementen, zoals alle betrokken partijen willen? Volgt de minister met belangstelling de proef in Breda waar sinds kort elke dag een strafadvocaat kantoor houdt op de politiebureaus waar ZSM plaatsvindt? Geen verdachte verlaat het bureau zonder een advocaat te hebben gesproken. Moeten wij daar niet uiteindelijk naartoe? 

Ik kom op de verklaring omtrent het gedrag. Ook hiervoor geldt dat er al enige verbetering is. Tegenwoordig moeten verdachten gewezen worden op de gevolgen voor het verkrijgen van een vog als zij akkoord gaan met een schikkingsvoorstel. Mensen krijgen een folder, maar wordt ook bekeken of iedereen die folder wel voldoende begrijpt en de gevolgen goed kan overzien? Krijgen mensen nu wel of geen vog als zij één pil te veel bij zich hebben? Ben je nu wel of geen crimineel als je één pil te veel hebt? In het verleden is dit vaak een welles-nieteskwestie geweest. De berichten erover bleven maar komen. Ook vandaag kwam een advocaat met voorbeelden. Maar als wij dan vanuit de Kamer aan de regering vroegen of het beleid niet te streng was, werd er geantwoord: er zijn eigenlijk maar heel weinig afwijzingen voor de vog. Daarom wil ik het vandaag heel concreet maken. Ook door de directeur van Justis, de screeningsautoriteit van het ministerie van Veiligheid en Justitie die hierover gaat, werd gezegd: "Met een paar pillen gepakt worden is een klein vergrijp. Dan kunnen wij ons eigenlijk geen functie voorstellen waarvoor je geen vog zou krijgen." Kan de minister dit bevestigen? Hoe zit het? Wij spitsen het toe op het concrete burgerinitiatief. Het concrete voorbeeld is dat van mensen die één pil te veel op zak hebben. Zijn er volgens de minister functies denkbaar waarvoor een vog dan geweigerd kan worden? Zo ja, welke functies zijn dat dan? Zo nee, laten wij vandaag dan die duidelijkheid geven: één pil te veel, maakt nog geen crimineel. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Binnen korte tijd verzamelde BNN meer dan 40.000 handtekeningen. Dat is een behoorlijke prestatie. Mijn dank gaat dan ook uit naar het team-Hofman van BNN. Dankzij dit team praten wij vanavond over het drugsbeleid en vooral over het decriminaliseren. Dat is best bijzonder, want zo vaak hebben wij het in de Kamer niet over drugsbeleid. 

Decriminaliseer xtc-gebruik, dat is de strekking van de petitie. Eén pil te veel maakt geen crimineel. Zo is dat. Tenminste, zo zou het moeten zijn. De doelstelling van het drugsbeleid is het ontmoedigen en bestraffen van handelaren. Recreatief gebruik wordt niet als opsporingsprioriteit gezien. Dat is terecht, maar toch levert het aantreffen van één gebruikershoeveelheid op dat je een aantekening, een strafblad krijgt. 

In zijn brief schrijft de minister dat één gebruikershoeveelheid direct het vermoeden oplevert van drugshandel. Ik vind dat een bijzondere uitspraak, want ik denk dat wij daarmee ons doel voorbijschieten. Het Openbaar Ministerie in Amsterdam ziet vijf pillen als gebruikershoeveelheid en niet als handelshoeveelheid. Dat is gebaseerd op jarenlange ervaring op feesten en in het toerisme. Vaak neemt binnen een vriendengroep één iemand de drugs mee om die vervolgens te verdelen. Doel is dan dus niet om de drugs te verhandelen en er geld mee te verdienen. Dat is ook logisch te beredeneren. De kaartjes voor een festival zijn vaak duurder dan de verkoop van een paar pillen zou opleveren. Iemand met een paar pillen op zak gebruikt die voor zichzelf en voor vrienden en is dus geen handelaar. En zou ook niet zo behandeld moeten worden. Ik zou daarom graag zien dat het bezit van drie xtc-pillen vergelijkbaar met vijf gram hennep geen strafblad en geen vervolging oplevert. Dan krijg je geen aantekening in justitiële documentatie en komt je vog niet in gevaar. Ik realiseer mij dat die hele discussie over de vog de afgelopen periode wat gerelativeerd is, maar het is gewoon niet fijn om als je jong bent te beginnen met een strafblad. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb zomaar een artikel in mijn hand, in dit geval van Omroep Brabant. Een paar highlights uit dat artikel leg ik even aan mevrouw Bergkamp voor. Tweeënhalf jaar onderzoek heeft in dit geval geleid tot de inbeslagname van 15 kilo pillen, 15 kilo MDMA, 100.000 xtc-pillen, 20 kilo amfetamine, 400.000 euro verstopt in matrassen, 2 kilo cocaïne et cetera. Wat is de reactie van mevrouw Bergkamp daarop? 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dat het repressieve beleid van het huidige kabinet niet werkt. 

De heer Van Oosten (VVD):

In dit geval is het opgerold en je zou dus ook kunnen zeggen dat het wel werkt. 

In de media heb ik gelezen dat mevrouw Bergkamp voorstelt dat je het bezit van een aantal pillen onbestraft moet laten. Daarmee werkt zij mee aan het bedienen van die criminelen die op industriële wijze amfetaminen produceren. Dat willen we toch zeker niet? Dat vinden we toch niet normaal in dit land? 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Laat ik helder zijn: het debat van vanavond gaat over de vraag of je een crimineel bent als je een paar pillen in bezit hebt. Ik vind van niet. Nog los van de discussie over de vog, vind ik het niet goed dat met name jongeren zouden starten met een aantekening op het strafblad. Dat vind ik gewoon geen goed begin en daarover hebben we het vanavond. 

Ik vind het natuurlijk ook belangrijk om handelaren aan te pakken. Het huidige repressieve beleid van de VVD — eerlijk is eerlijk, de PvdA zit ook in het kabinet — voorkomt niet dat er enorm veel xtc wordt geproduceerd en gedumpt in de natuur. Daarover maak ik me zorgen, maar ik zou willen dat de VVD zich eens achter de oren krabt en zich afvraagt of het beleid met een war on drugs en bestraffen wel werkt. Die reflectie van de VVD zou ik wel eens een keer willen zien in het debat, hopelijk vanavond al. 

De voorzitter:

Alleen omdat u aangesproken wordt. 

De heer Van Oosten (VVD):

Dank, voorzitter. 

Ik vind het heel ingewikkeld dat mevrouw Bergkamp, de woordvoerster van D66, enerzijds bepleit dat we het gebruik en het in bezit hebben van meer dan één pil — het moeten er zelfs drie worden — onbestraft laten en het anderzijds volledig loskoppelt van de andere kant van dit dossier, de industriële productie. Dat kunnen we helemaal niet loskoppelen, want het is gewoon een feit dat criminelen daardoor ontzettend veel geld gaan verdienen op een manier die ik echt niet wil. Ik zeg "aanpakken" en ik hoop dat mevrouw Bergkamp mij dat nazegt. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Daartussen zit geen causaal verband. Volgens het huidige beleid krijg je bij één pil al een aantekening. Er wordt heel veel xtc geproduceerd en gedumpt en daar ben ik op tegen, maar ik ziet niet het causale verband dat de heer Van Oosten suggereert. Als je bij één pil geen aantekening krijgt en als er bij meer pillen niet wordt vervolgd, is er echt niet opeens een toename van de hoeveelheid afval. Je ziet namelijk nu al dat er heel veel wordt gehandeld en dat er heel veel in Nederland wordt geproduceerd. Ik hoop echt op een stuk reflectie van de VVD in dit debat over de petitie, want dat zou winst zijn. 

De heer Van Helvert (CDA):

D66 maakt de studiebeurs via het leenstelsel voor studenten onmogelijk, maar wil het wel mogelijk maken voor studenten om een zak pillen mee te nemen voor hun vrienden. Is D66 het met mij eens dat de gevolgen van de studieschuld veel langer een stempel drukken op het leven van studenten dan een tweejarige aantekening op het strafblad? 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik vind dit zo'n onzinredenering dat ik daar echt niet op ga antwoorden. 

De heer Van Helvert (CDA):

Dat is helemaal geen onzinredenering. Ik begrijp dat mevrouw Bergkamp misschien niet gelijk kan antwoorden, omdat zij geen woordvoerder onderwijs is. Het is namelijk wel degelijk zo dat iemand jaren en jaren moet afbetalen als hij een studieschuld van tienduizenden euro's heeft, maar dat een student maximaal twee jaar een aantekening op zijn strafblad krijgt voor een pilletje te veel. Is D66 het met mij eens dat de studenten die door D66 verplicht zijn om een schuld van tienduizenden euro's op zich te laden, die schuld langer met zich meeslepen dan die aantekening op het strafblad voor een pilletje te veel? 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Je zou je bijna afvragen: hoe kom je erop? In het interruptiedebatje van zojuist over volksgezondheid bleek dat deze woordvoerder over drugs daar helemaal niets van afweet. Hij legt nu een verband met het studiefinancieringsstelsel en ik zou hem daarom bijna vragen om er vanavond een serieus debat van te maken en niet te vervallen in een politiek spelletje, omdat hij geen verstand heeft van drugs en volksgezondheid. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Collega Bergkamp sprak net de twee regeringspartijen aan op het beleid. Laat ik een wedervraag stellen. Zij heeft vandaag in de media aangegeven dat wat haar betreft de toegestane voorraad naar drie pillen moet. Dat klinkt heel praktisch en heel aardig: laten we naar drie pillen gaan; laten we dat maar doen. Nu is een van de problemen bij Lowlands dat het om een meerdaags festival gaat. Moet ik het dan zo zien dat het er drie per dag zijn? Hoe ziet mevrouw Bergkamp dit in de praktijk? Doe zij hiermee geen onrecht aan de ingewikkeldheid van het probleem? Het gaat met name om het belang van voorlichting hierover. Ook gaat het erom, zoals in de petitie heel duidelijk wordt gesteld, dat hierdoor niet automatisch de verklaring omtrent het gedrag wordt geweigerd. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Er zitten meerdere vragen in de interruptie van mevrouw Volp. Ik vind het terecht dat zij zegt dat wij hiernaar uit het perspectief van volksgezondheid moeten kijken. Dat delen wij absoluut met elkaar. Dat is ook de reden waarom ik heb gezegd dat het niet alleen om die drie pillen gaat. Het gaat erom dat er meer testmogelijkheden komen, zowel op feesten als daarbuiten; daarvoor heeft D66 eerder al gepleit. Ik weet bijvoorbeeld dat Jellinek daarvoor heel veel goed werk doet in Amsterdam, maar Jellinek loopt aan tegen de grenzen van zijn capaciteit. Aan drugs zijn altijd risico's verbonden. Als je pillen laat testen, biedt dat tegelijkertijd een kans om voorlichting te krijgen, bijvoorbeeld over het gebruik van de pillen, of over verhitting. Moet ik wel of niet veel water drinken bij verhitting? Daar zijn allerlei beelden en verhalen over. Ik deel dus de mening van mevrouw Volp dat het zeker gaat om volksgezondheid. Dat is ook de insteek van mijn verhaal. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Dan delen wij dat stuk, maar dan blijft mijn vraag: hoe moet ik aankijken tegen de drie pillen? Daarmee wek je namelijk de suggestie dat drie pillen prima is. Voor een meerdaags festival moeten het er dan misschien drie keer drie is negen worden. Daarmee ondermijnt mevrouw Bergkamp datgene waarvan zij zonet zei dat wij het delen, namelijk het gezondheidsbelang. Graag krijg ik hierop dus toch nog een reactie. Hoe moet ik dat duiden? 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Als de toegang heel streng is, wat krijg je dan? Jongeren gaan dan buiten het festivalterrein meerdere pillen slikken. Er zijn signalen die daarop wijzen, waarover ik bijvoorbeeld met Jellinek heb gesproken. Ook het Trimbos geeft dat aan. Het komt in regio's ook wel voor dat er drugshonden zijn. Mensen denken dan: ik slik maar snel die pillen. Ook daarvan zijn er signalen. De pillen zijn tegenwoordig heel sterk. Daardoor komt het ook voor dat mensen denken: ik neem maar één pil mee, en die is dan supersterk. Dat wil je natuurlijk ook niet. Mensen kunnen het ook gaan aanvullen door heel veel alcohol te drinken. Juist vanuit het perspectief van volksgezondheid vind ik het belangrijk om dit uit de geheimzinnige strafrechtelijke sfeer te halen. Wij moeten bekijken wat goed is voor de volksgezondheid. Daarover hebben wij bijvoorbeeld ook overleg met Jellinek. Daar krijgt men dit soort signalen ook vanuit de eerste hulp. Ik hoop dus dat dit mevrouw Volp geruststelt: ook ons voorstel is zeker primair gebaseerd op het belang van de volksgezondheid. 

Ik vervolg mijn betoog, voorzitter. 

De voorzitter:

Dat lijkt mij een goed plan. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Daarom vraag ik de minister om in overleg te treden met het Openbaar Ministerie om de aanwijzing ten aanzien van de Opiumwet zo te wijzigen. Dan is het voor iedereen duidelijk dat drie pillen een gebruikershoeveelheid betreft en dat daarop dus geen strafvervolging zou moeten staan. Dat zorgt tevens voor rechtsgelijkheid, ook in Nederland. Iedereen, waar hij ook woont en welk festival hij ook gaat bezoeken, weet zo namelijk waar hij aan toe is. Dan kunnen wij ons richten op de daadwerkelijke aanpak van de handelaren. Graag krijg ik een reactie van de minister op dit voorstel van D66. Ik las die wel al in de media, moet ik zeggen, maar ik hoop dat de minister inmiddels, nu er wat meer tijd tussen zit, misschien een andere mening heeft. 

Ik kom op een punt waarover ik zonet al iets heb gezegd; ik houd het daarom nu iets korter. Ik vind het heel belangrijk dat er voldoende testmogelijkheden zijn. Staatssecretaris Van Rijn heeft gelukkig al toegezegd dat die er moeten zijn, maar ik vind het ook belangrijk om te weten of deze minister vindt — laten wij breder kijken, één kabinet, één mond — dat wij eens goed moeten kijken naar de testlocaties. Zijn die er voldoende qua capaciteit? Zijn er knelpunten? Kunnen wij kijken naar mogelijkheden om dit met elkaar op te lossen? 

Ik kom op het laatste punt van mijn betoog. Xtc staat op lijst I van de Opiumwet en wordt daarmee gezien als een drug met een onaanvaardbaar risico. Tegenwoordig zijn er heroverwegingen en nieuwe inzichten, van veel wetenschappers. Het lijkt mij goed om de balans eens op te maken, zodat wij niet alleen vanuit onze politieke onderbuik reageren maar op basis van feiten en wetenschappelijke inzichten. Ik vraag de minister dus: is dit niet een goed moment om de plaats van xtc eens te herijken, lijst I of misschien lijst II? Het lijkt mij goed om dat een keer beter te onderbouwen. Het laatste inzicht stamt uit 2010. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de initiatiefnemers van deze burgerpetitie. Ik wil wel direct de bal terugkaatsen. Er werd namelijk gesuggereerd dat geen enkele volksvertegenwoordiger iets zou kunnen zeggen over de dosering MDMA in de xtc-pil. Dat is niet correct. Volgens mij hebt u dat zelfs op camera gezegd, mijnheer Hofman. Op dit punt heb ik dus een correctie op de woorden van de initiatiefnemers. 

Daarnaast wil ik zeggen dat wij in deze Kamer bij drugsdebatten eigenlijk altijd verzanden in dit soort discussies. De vraag is dus een beetje of we vanavond veel verder zullen komen. Het zou jammer zijn als dat niet het geval is, want daarmee doen we geen recht aan de 40.000 mensen die hun handtekening onder de petitie hebben gezet. We moeten het hebben over wat deze petitie zegt, dus over de zorgen die er waren over de verklaring omtrent het gedrag. Deze vog zou je niet krijgen wanneer je werd aangetroffen met meer dan de gedoogde gebruikershoeveelheid. Sinds het initiatief en de petitie zijn er een aantal belangrijke stappen gezet die in ieder geval de voorlichting hebben verbeterd aan mensen die naar festivals gaan. Mede naar aanleiding van de BNN-uitzending zijn daar stappen in gezet. In zoverre kunnen we dus ook stellen dat een deel van de zorgen die geuit zijn, al opgelost zijn. 

We houden nog wel een discussie die we waarschijnlijk hier vanavond niet zullen oplossen, namelijk over de vraag wat een hoeveelheid is die gebruikt zou kunnen worden. Mevrouw Bergkamp suggereerde dat we naar drie pillen zouden kunnen. Ik denk dat wij daarmee het probleem niet oplossen. Wat mijn partij betreft is de kern dat het beleid bij festivals gericht moet zijn op voorlichting. Deze voorlichting moet gericht zijn op de gezondheidsaspecten van het gebruik van pillen; we leven immers in een wereld waarin die gebruikt worden. Het spijt mij heel erg voor de collega van het CDA, maar dat is nu eenmaal de werkelijkheid, dus laten we daar op een verstandige manier mee omgaan. Voorlichting over gezondheidsrisico's dus, maar ook voorlichting over de consequenties die het gebruik van pillen op dit moment heeft, omdat het nu eenmaal onder ons strafrecht valt. Het product xtc valt immers onder de Opiumwet. De initiatiefnemers stellen dit ook niet ter discussie. 

Wat mijn partij betreft, is voorlichting dus het belangrijkste. Daarmee sluit ik aan op wat mevrouw Bergkamp eerder aangaf, namelijk dat de toegankelijkheid van voorlichting op festivals geborgd moet zijn. Wat mijn partij betreft, geldt dat ook voor het testen. Uiteraard roept dat meteen de reactie op dat je die pillen niet mag meenemen omdat er een zero-tolerancebeleid is. We weten echter dat in de praktijk mensen wel pillen gebruiken en dat zij die ook bij zich hebben. Dan is het van het grootste belang dat we voorkomen dat ze die ene zware pil gebruiken en dat we ervoor zorgen dat ze zich goed voorbereiden op en laten voorlichten over dat wat ze willen gaan gebruiken. 

In de aanloop naar dit debat bedacht ik mij dat er vorig jaar een hit was over drank en drugs. Een collega van deze minister, de staatssecretaris van VWS, heeft daar nog een gouden plaat mee gescoord. Hij gaf zelf al aan dat zo'n nummer kan bijdragen aan de voorlichting die hij zou willen geven. Dezelfde rapper heeft dit jaar een andere hit gescoord, die bij mij thuis veel gespeeld en gezongen wordt. De kern van de tekst is 1, 2, 3, 4 pillen. Kan de minister nadenken over waartoe de BNN-initiatiefnemers van deze petitie oproepen? Kunnen we er niet op een andere manier voor zorgen dat we vooral inzetten op preventie en voorlichting, en dat we nadenken over een systeem waarbij een waarschuwing de eerste keer dat er wordt gebruikt een optie zou kunnen zijn? Ik vermoed dat ik het antwoord van de minister al weet, maar ik zou toch graag een antwoord willen op deze vraag van deze minister in deze Kamer. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik probeer vat te krijgen op wat de PvdA nu wil, kijkend naar de petitie. Ik snap nu ook dat er niet heel veel beweging in het kabinet zit, want volgens mij zegt mevrouw Volp … 

De voorzitter:

Dit lijkt een heel betoog te gaan worden. Een interruptie is kort en bondig. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik ga mijn best doen, voorzitter. Volgens mij zegt mevrouw Volp dat de strafrechtelijke consequenties moeten blijven bij twee en drie pillen. Daar wil de PvdA niets aan veranderen. Klopt dat? 

Mevrouw Volp (PvdA):

Wij pleiten voor duidelijkheid over de gebruikershoeveelheid. We hebben gezien dat het OM daar op verschillende manieren mee omgaat. Mevrouw Bergkamp wees zelf al op het Amsterdam Dance Event, waarbij een aantal van vijf werd genoemd. Ik denk dat er rechtsgelijkheid moet zijn wat betreft de gebruikershoeveelheid. Wij willen echter ergens anders op inzetten. Als iemand voor de eerste keer wordt gepakt bij een omschreven gebruikershoeveelheid, vinden wij dat een waarschuwing de eerste mogelijkheid moet zijn. Als het vervolgens een tweede keer gebeurt, kunnen we bekijken wat daar de consequenties van zullen zijn. Het ging de BNN-initiatiefnemers van het burgerinitiatief echter om een automatische koppeling met de verklaring omtrent het gedrag, maar die koppeling is er inmiddels niet meer. Ik denk dat de heer Van Nispen op dat punt ook een heldere vraag heeft gesteld. Er moet duidelijkheid komen over de beperkingen als je gepakt wordt. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik weet niet of ik het helemaal goed begrijp. Mevrouw Volp vindt het voorstel van D66 over het aantal van drie pillen, niet helemaal je dat. Maar bij welke gebruikershoeveelheid vindt de PvdA dat er geen sprake moet zijn van een strafblad en van vervolging? 

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik denk dat de PvdA zich heel duidelijk moet neerleggen bij de richtlijn van het OM. We hebben daar gegevens over en die heeft mevrouw Bergkamp ook. Er worden in die richtlijn niet alleen voorwaarden gesteld aan pillen, maar er worden ook hoeveelheden genoemd voor andere drugs, zoals GHB. Ik denk echter wel dat er duidelijkheid moet zijn over de wijze waarop het OM de gebruikershoeveelheid hanteert en over de wijze waarop er vervolgens strafvervolging plaatsvindt; dat gaf de heer Van Nispen ook al aan. Ik vind dat we geen gebruikershoeveelheid moeten bepalen voor één drug, omdat we weten dat dit niet overeenkomt met de werkelijkheid van festivals. Festivalgangers gebruiken niet alleen xtc, want er zijn inmiddels ook andere producten op de markt. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben blij dat de PvdA suggereert dat een waarschuwing misschien op zijn plaats zou zijn bij een eerste keer. Ik begrijp echter niet waarom we het niet over de gebruikershoeveelheid kunnen hebben. Voor hasj hebben we de gebruikershoeveelheid vastgesteld op 5 gram, dus waarom zouden we die voor xtc niet op drie pillen — of welk ander aantal de PvdA in gedachten heeft — kunnen vaststellen? Op die manier is er immers voor heel Nederland rechtsgelijkheid en helderheid, wat de PvdA terecht bepleitte. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Volgens mij is hier niet de gebruikershoeveelheid van één, twee of drie pillen aan de orde, maar de mogelijke consequenties van de nu geldende richtlijnen omtrent de gebruikershoeveelheid. Dat is exact de vraag waar de burgerpetitie om gaat: welke consequenties hebben die voor een eventuele verklaring omtrent het gedrag? Ik denk dat de oplossing te kort door de bocht is als we zeggen: laten we een gebruikshoeveelheid van drie pillen vastleggen, want dan is er geen probleem meer. Als iemand naar een driedaags festival gaat, moeten we de gebruikershoeveelheid dan veranderen naar negen pillen? Ik zie dat niet voor mij. We zouden daarmee ook geen recht doen aan de discussie over de vraag wat er precies in een pil zit. Mevrouw Bergkamp refereerde daar zojuist al aan toen zij zei dat mensen nu soms maar één pil meenemen en die op verschillende momenten gebruiken, omdat ze weten dat er flink wat MDMA in zit. Ik denk dat de oplossing vandaag niet ligt in het stellen van een andere grens voor het aantal pillen. We moeten het hebben over de rechtsgelijkheid en over de consequenties die eraan verbonden zijn. We moeten daarnaast nadenken over een systeem waarin een eerste keer een waarschuwing oplevert, zodat daar duidelijkheid over kan bestaan. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik begrijp dat dit heel moeilijk is voor de PvdA. Het PvdA-hart zegt waarschijnlijk dat het voor kids het helderst is als ze weten dat bijvoorbeeld drie pillen oké is, terwijl vier niet mag, net zoals we nu — helaas — in Nederland zeggen dat 130 km/u wel mag, maar 140 km/u niet. Op die manier weet tenminste iedereen waar hij aan toe is. De PvdA zit klem tussen de VVD en wat zij zelf wil. Kan de woordvoerder van de PvdA misschien een klein tipje van de sluier oplichten? Als iemand een driedaags festival bezoekt, mag die ook niet opeens 15 gram hasj in het bezit hebben. We hebben een heldere grens voor iedereen: het is op zich verboden, maar het wordt gedoogd. Ik vind die waarschuwing een heel goede suggestie, maar dan moeten mensen wel weten of ze die bij één, twee of drie pillen krijgen. Anders weten kids het nog steeds niet, en krijgen we nog steeds rechtsongelijkheid en onduidelijkheid. Kunnen we vanavond een heldere PvdA-positie te horen krijgen? 

Mevrouw Volp (PvdA):

Wat mij betreft is die heel helder en niet heel ingewikkeld en staat die zeker niet onder invloed van een eventuele liberale coalitiepartner. Wij houden vast aan de gebruikershoeveelheid die nu in de richtlijn is vastgesteld. Ik zie geen meerwaarde in de uitbreiding naar drie pillen, want daarmee lossen we het probleem niet op. We lossen wel een probleem op als we duidelijkheid creëren over de consequenties als je wordt gepakt met een te grote hoeveelheid. We willen ook duidelijkheid over testlocaties. We willen vooral ook dat het beleid van dit kabinet gericht is op uitleg, voorlichting en duidelijkheid over de gezondheidsconsequenties en juridische consequenties. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik moet bekennen dat ik mevrouw Volp ook niet helemaal kan volgen. Als ik het goed begrijp, zegt zij namens de PvdA dat je in eerste instantie moet kunnen volstaan met een waarschuwing. Als je te veel pillen in je bezit hebt, zou je niet langer een vog kunnen krijgen. Daar vreest men voor. Daarom zou je gewaarschuwd moeten worden: één keer en nooit meer! Stel dat ik volgende week 140 rijd. Vindt mevrouw Volp dan ook dat in eerste instantie volstaan zou kunnen worden met een waarschuwing? Of stel dat iemand achter het stuur stapt met niet de maximale twee wijntjes, maar vier wijntjes op. Vindt mevrouw Volp dan ook dat diegene eerst een waarschuwing moet krijgen en dat we daarna pas verder kijken? 

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik vind dit valse vergelijkingen. Ik wil daar wel op ingaan, maar dan krijgen we eenzelfde discussie over te grote hoeveelheden als die eerder met mevrouw Bergkamp en de heer Van Helvert is gevoerd. Er is uiteraard ook de mogelijkheid dat iemand wel met een enorme handelsvoorraad wordt aangetroffen. Daarvoor geldt wat mij betreft geen waarschuwing. Ik vind deze vergelijking dus niet opgaan. Als iemand echt met te veel alcohol achter het stuur wordt aangetroffen, krijgt hij een rijontzegging. In andere gevallen wordt hij beboet. Een dergelijk systeem hebben wij ook voor de hoeveelheid die wordt aangetroffen bij iemand op een festival. Wij vinden dat er geen andere gebruikershoeveelheid voor deze pillen hoeft te worden vastgesteld, maar dat je wel kunt nadenken over een systeem van waarschuwen, dat ook meer gericht is op preventie en voorlichting. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik vind het een beetje flauw om te zeggen dat dit een valse vergelijking is. Ik ga daar niet in mee. Ik registreer het maar als de mening van mevrouw Volp. Toch vind ik dit lastig te volgen. Het gaat om regels die wij hier vaststellen. Wij hebben vastgesteld dat het bezit van harddrugs die op de opiumlijst staan, in dit geval de xtc-pil, strafbaar moet zijn. Je moet daarop handhaven of besluiten om die hele regel wijzigen, maar je kunt niet zeggen dat het strafbaar is behalve de eerste keer. Dat vind ik gewoon ingewikkeld. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Moet ik hierop reageren? Ik begrijp dat de heer Van Oosten het ingewikkeld vindt. Dat kan. Misschien is het voor hem ingewikkeld. 

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Collega's hebben al het nodige verteld en gezegd naar aanleiding van dit burgerinitiatief. Mag ik allereerst het volgende opmerken? Onlangs las ik nog een artikel in de krant over een moeder die het vreselijke leed is overkomen dat haar zoon is overleden aan een overdosis xtc. Als ik zoiets lees, schrik ik daar ontzettend van. Het doet mij pijn. Dan snap ik dat een heleboel mensen gewoon bezorgd zijn over het feit dat het gebruik van pillen, harddrugs, genoteerd op de opiumlijst, steeds normaler lijkt te worden. Ouders zijn bezorgd over hun kinderen, over wat hun kinderen kan overkomen. Ik denk daar ook over na en ik ben daar ook bezorgd over. Ik wil geen land waar het normaal wordt gevonden dat xtc-pillen vrijelijk kunnen worden gebruikt. Of het nu om een pil of om drie pillen gaat, ik wil dat gewoon niet. Ik ben daar angstig voor. 

Wat de VVD betreft, zijn harddrugs een stap te ver. Dit zijn harddrugs. Zoals ik net al aangaf in het interruptiedebatje met mevrouw Bergkamp, moeten we ook niet naïef zijn over de component handel, over de component industriële productie. Er is een heel grote verwevenheid met zware georganiseerde criminaliteit, met producenten die geen enkel ander doel hebben dan op een grove manier geld verdienen ten koste van de gezondheid van onze kinderen. Ik wil dat gewoon niet. 

Het komt misschien te vaak voor in de ogen van de jonge festivalgangers, maar het kan gebeuren dat men wordt gepakt omdat men een of meer pillen in het bezit heeft voor eigen gebruik. Eigen gebruik of niet, het is verboden. De vrees dat het vervolgens verstrekkende gevolgen heeft voor de carrière, kun je wel wat nuanceren. Ik hoorde dat collega's dat ook doen. Er wordt gesteld dat je geen positieve verklaring omtrent het gedrag meer zou kunnen krijgen. Er valt het nodige af te dingen op de stelling dat het disproportionele gevolgen zou kunnen hebben. We hebben een brief van de minister ontvangen. Er wordt rechtsbijstand verleend om te voorkomen dat te gemakkelijk wordt ingestemd met zo'n transactie. Daarnaast deel ik de zorg niet dat het bezit van een relatief kleine hoeveelheid harddrugs die positieve vog in de weg zou staan. Er wordt voortdurend een afweging gemaakt — ik lees dat in de brief van de minister en ik hoorde collega's er net vragen over stellen — of er een risico voor de samenleving kan ontstaan, als die specifieke baan zou worden gekozen. Het gaat vaak om jonge mensen. De terugkijkperiode is twee jaar in plaats van de gebruikelijke vier jaar. 

Ik rond af. Voor de VVD is het simpel. Ik heb eerder in deze zaal gezegd dat als iemand een joint wil roken, hij dat lekker moet doen. Daar ben ik liberaal genoeg voor. Ik zal het zelf niet doen, maar als iemand dat wil doen, moet hij dat lekker doen. Ik trek wel een grens bij harddrugs zoals xtc. Dat wil ik niet en daar sta ik dan ook voor. 

Mevrouw Volp (PvdA):

De heer Van Oosten houdt een hartstochtelijk betoog en zegt eigenlijk: ik wil het niet en dus moeten we er niet op een verstandige manier over debatteren. Uiteindelijk gebeurt het in de werkelijkheid en we weten dat de gevaren van deze harddrug, in vergelijking met een aantal andere harddrugs, wel meevallen. Het is dus belangrijk dat we mensen er zo goed mogelijk over voorlichten. De heer Van Oosten zegt: ik wil het niet. Willen we dan ook niet meer voorlichten hierover? "Ik wil het niet" gaat de wereld niet veranderen. Ik maak mij daar wel zorgen over. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb ook zorgen. Ik heb zorgen als politicus en ook als vader. Daarom zeg ik heel simpel: doe het niet, gebruik het niet, maar licht mensen erover in. Dat gebeurt toch ook? Ik heb daar geen enkel bezwaar tegen, maar ik hoef niet mee te werken aan het normaliseren van het gebruik van die xtc-pillen in zulke grote hoeveelheden. Ik heb daar geen enkele behoefte aan. Ik hoop dat voorlichting eraan kan bijdragen dat dat niet gebeurt. Wellicht kan ook het debat van vanavond daaraan een bijdrage leveren. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Gelukkig zijn we het eens over het belang van voorlichting. De kern van voorlichting moet toch zijn dat je wijst op de risico's daarvan. Laten we even komen tot de kern van vanavond. "Ik wil het niet" is niet de kern waarover we het vanavond moeten hebben. Wat vindt de VVD van dit initiatief? 

De heer Van Oosten (VVD):

Dat heb ik al gezegd. Ik deel de zorgen van het burgerinitiatief niet. Dat doe ik op basis van de brief die we van de minister hebben ontvangen, waarin hij nuanceringen — ik noemde ze net — weergaf waar het gaat om de vrees dat geen positieve verklaring omtrent het gedrag kan worden verkregen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het betoog van de collega van de VVD is een beetje in de trant van: de beste manier om tienerzwangerschappen te voorkomen, is geen seks. Dat lukt natuurlijk ook niet. We leven in een wereld waarin een heleboel dingen zijn waarvan ik ook liever zou hebben dat ze er niet zouden zijn. Wij in de Kamer, zeker bij de VVD, kijken echter over het algemeen naar feiten, wetenschappelijke onderbouwingen en beleidsuitgangspunten. Het beleidsuitgangspunt voor het drugsbeleid is de volksgezondheid. Als je daarvan uitgaat dan zou je toch moeten zeggen dat testen mogelijk zou moeten zijn, omdat we niet willen dat er rotzooi of heel veel werkzame stof in zo'n pil zit? 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Mijn vraag is of de collega van de VVD het met mij eens is dat we naar de volksgezondheid moeten kijken en dat je daarom minimaal testen zou moeten toestaan. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik zocht ook even naar de vraag, voorzitter. Ik begrijp dat de vraag uiteindelijk is of je testen wilt toestaan. Het antwoord daarop is dat ik geen behoefte heb om mee te werken aan het legitimeren van iets wat we strafbaar hebben gesteld. De minister zal daar straks ongetwijfeld nader op ingaan, maar dat lijkt me het meest logische antwoord. 

Er is nog iets anders. Dat permitteer ik me nog wel even, voorzitter. Mevrouw Van Tongeren doet het voorkomen alsof het alleen over de volksgezondheid gaat. Wat mij betreft is dat niet het geval. Ik heb ook een andere, heel belangrijke, component genoemd, namelijk de zware verwevenheid met georganiseerde criminaliteit. Die zou ik echt niet willen negeren in dit geval, zo zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Van Tongeren van GroenLinks. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dus de VVD denkt echt dat je de zware criminaliteit bestrijdt door kids die op een festival met drie pillen gepakt worden een veroordeling te geven? Dat meent mijn collega van de VVD serieus, dat op die manier de zware criminaliteit in Nederland tegen kan worden gegaan? 

De heer Van Oosten (VVD):

Die pillen worden toch verkocht? Die pillen worden toch omgezet? Er is toch geen crimineel die uit idealisme pillen gaat draaien? Een crimineel draait die pillen, zet die pillen in elkaar, om ze te verkopen. Dat doet hij onder meer aan die festivalgangers voor wie mevrouw Van Tongeren opkomt. Ik maak me daar zorgen over. Dat vind ik mijn taak. 

De heer Van Nispen (SP):

De heer Van Oosten en ik weten allebei dat de situatie rond de vog inderdaad genuanceerd kan liggen. Of een vog geweigerd kan worden of niet, hangt af van het delict en het type baan dat je daarna wilt hebben. De heer Van Oosten baseert zich wel 100% op de brief van de minister waarin hij schrijft dat het allemaal wel meevalt. De minister zegt echter niet: met één pil te veel krijg je wel een vog. Mijn vraag aan de VVD-fractie is of er banen denkbaar zijn waarvoor je geen vog zou moeten krijgen door één pil te veel? 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik vind het niet aan mij om te beoordelen welke banen dan niet meer in aanmerking zouden komen. Het begint ermee dat je zelf verantwoordelijkheid hebt te dragen voor het feit dat je iets doet wat niet is toegestaan. Zeker als je volwassen bent, kun je een zekere verantwoordelijkheid dragen. Voor jongvolwassenen tot 23 jaar bedraagt de terugkijktermijn slechts twee jaar, dus daarna geldt het niet meer. Het is dus niet zo — dat lees ik ook terug in de brief van de minister — dat er geen enkel beroep kan worden uitgeoefend en dat elke carrière in de kiem kan worden gesmoord. Het begint echter wel bij het zelf verantwoordelijkheid nemen voor het feit dat je iets doet wat we nu eenmaal niet hebben toegestaan. 

De heer Van Nispen (SP):

De heer Van Oosten zegt nu dat het niet zo is dat geen enkele baan meer mogelijk is. Dat is wat anders dan de constatering van bijvoorbeeld de directeur van de screeningsautoriteit. Hij zei dat hij zich eigenlijk geen baan kan voorstellen waarvoor een vog geweigerd wordt vanwege één pil te veel. Bij welke houding voelt de heer Van Oosten zich nu meer thuis, bij de houding dat er eigenlijk geen baan denkbaar is waarvoor één pil te veel een belemmering is voor de vog of de houding van de minister dat het niet voor alle banen consequenties heeft? Ik ben toch op zoek naar de houding van de VVD-fractie ten aanzien van de vog voor het concrete vergrijp uit dit burgerinitiatief. Met één pil te veel, ben je dan wel of geen crimineel? 

De heer Van Oosten (VVD):

Dat heb ik al gezegd. Ik heb aansluiting gezocht bij de brief die de minister aan de Kamer heeft gestuurd. Daarin lees ik in een nuancering ten aanzien van dat waar de initiatiefnemers van het burgerinitiatief voor pleiten. Het is dus niet zo dat er nooit — dat is eigenlijk de strekking van het burgerinitiatief — een vog verkregen kan worden. Dat is dus niet het geval, want dat kan wel. Het is wellicht wel afhankelijk van het soort functie dat je ambieert. De minister gaat daar in antwoord op de vragen van de heer Van Nispen op reageren. 

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Het is al een paar keer genoemd: het BNN-programma Spuiten en Slikken heeft 40.000 handtekeningen verzameld onder de petitie "Eén pil te veel maakt geen crimineel". "Burgerinitiatief" is het officiële woord, maar misschien moeten we het een journalisteninitiatief noemen … Mag ik verder? 

De voorzitter:

Zeker, ik probeer de leden te zeggen dat zij in de schorsing of op de gang over de moties moeten overleggen. 

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel. Technisch blijft het natuurlijk gewoon een burgerinitiatief. Iedereen die dat doet, verdient hulde maar je het hoeft het natuurlijk niet met elkaar eens te zijn, zoals de heer Van Helvert eerder al zei. Dat zal ook blijken uit mijn bijdrage. 

Met de petitie moet worden voorkomen dat aanhouding met een kleine hoeveelheid drugs bedoeld voor eigen gebruik invloed kan hebben op het verkrijgen van een vog. Betrapte feestgangers bij grote evenementen krijgen volgens de initiatiefnemers steeds vaker ter plaatse een strafbeschikking aangesmeerd wanneer ze worden gepakt met een xtc-pil te veel op zak. Dan is het fijn dat ze vaak snel het festivalterrein weer op mogen, maar jammer dat ze in sommige gevallen de komende vier jaar kunnen fluiten naar banen in bijvoorbeeld zorg of onderwijs of als taxichauffeur. Een strafbeschikking kan namelijk problemen opleveren bij het verkrijgen van een vog en die is nodig voor bepaald werk. Dat is duidelijk, en dat vinden de initiatiefnemers een veel te hoge prijs. 

De minister geeft in zijn reactie aan dat harddrugsgebruik steeds normaler wordt bevonden en dat dit een toename van gezondheidsincidenten en schade tot gevolg heeft. De regering wil het gebruik van harddrugs juist tegengaan en een versoepeling van het optreden tegen drugsbezit past daar niet bij, zo stelt de minister. Het recreatief gebruik van harddrugs en het bezit van een kleine hoeveelheid voor eigen gebruik levert geen opsporingsprioriteit op. Dat geeft, denk ik, al heel veel aan over de manier waarop de regering in dit debat staat. Voor de verandering zijn we het een keer eens met de minister. Geen opsporingsprioriteit, dat is al heel wat. 

Mensen die op een festival worden gepakt, krijgen niet direct een strafbeschikking zonder dat zij zich daarvan bewust zijn en zich hiertegen niet kunnen verzetten. Als ter plekke geen rechtsbijstand kan worden verleend, hanteert het OM als uitvoeringsmaatregel dat geen strafbeschikking wordt uitgevaardigd waarbij een geldboete wordt opgelegd. Wel legt het OM bijvoorbeeld een strafbeschikking op met een taakstraf, een maatregel of een aanwijzing. Een verdachte kan de beslissing van het OM dus altijd aan een rechter voorleggen en zich daarbij van rechtsbijstand voorzien. Er loopt zelfs een pilot rechtsbijstand bij lokale evenementen. 

Tot slot kan ook iemand met een strafblad wel een vog krijgen. Dat is hier al eerder gememoreerd. Daarbij wordt rekening gehouden met het soort functie in relatie tot het strafbare feit. Vervolgens wordt nog gekeken naar bijvoorbeeld het aantal misdrijven, het tijdsverloop, et cetera. Ook leeftijd speelt een rol. Altijd wordt weer die afweging gemaakt of het aanvragen van een vog zwaarder weegt dan het risico voor de samenleving. De heer Van Oosten van de VVD zei dat ook al. 

Ik zei het al, voor de verandering zijn we het eens met de regering. Het bezit van harddrugs is namelijk strafbaar. Als je de wet aan je laars lapt, is strafrechtelijk optreden het gevolg. De personen die met harddrugs gepakt worden, hebben wat mijn fractie betreft niets te klagen. Er wordt nog rekening met ze gehouden ook. Ik heb dat zojuist in het begin van mijn termijn al aangegeven. Er wordt geen strafbeschikking uitgevaardigd waarbij een geldboete wordt opgelegd, zodat een verdachte de beslissing aan een rechter kan voorleggen. De rechtsbijstand is dan het gevolg. 

Vervolgens mogen zij direct het festivalterrein weer op. Hoeveel meer rekening wil je houden? Wat de PVV betreft, zouden ze daar geweerd moeten worden. Maar goed, laten wij ook daarin eens een keer tolerant zijn. Daarbij is er helemaal geen sprake van dat men automatisch geen vog meer krijgt. Drugsbezit op je strafblad is bijvoorbeeld geen probleem als je solliciteert als loodgieter of caissière. Wel gaan de alarmbellen rinkelen als je in een ziekenhuis wil werken. Dat is logisch, aangezien je daar met medicatie of drugs in aanraking kunt komen of ze zelfs zou kunnen stelen. In Medisch Centrum West liep ooit zo'n zwetende dokter rond; wie kent het beeld niet van vroeger? Als je in die baan niet in de buurt van medicatie kunt komen of je maar eenmalig voor bezit bent veroordeeld, krijg je waarschijnlijk gewoon een vog. 

Ik ben bijna klaar. Bij jongeren tot 23 jaar kan bij de beoordeling zelfs nog maar twee jaar worden teruggekeken. Met twee jaar wachten krijgt deze persoon alsnog de vog. Als Dienst Justis geen vog afgeeft, weegt het risico voor de samenleving gewoon zwaarder. Zo is het; je houdt je aan de wet. Doe je dat niet, dan ken je de nadelige gevolgen, de consequenties van je eigen gedrag. Leer ervan, zou ik zeggen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Waarom geldt die laatste zin "houd je aan de wet of de consequenties zijn voor jou" wel voor drugs maar niet bij te hard rijden? Ik ben ook verkeerswoordvoerder. Daar wordt door de PVV, overigens ook door de VVD, aan de lopende band gejammerd dat daarbij te veel boetes uitgedeeld worden. Geldt dat "houd je aan de wet" nou overal of geldt dat heel selectief bij iets waar de PVV moreel misschien problemen mee heeft? 

De heer De Graaf (PVV):

Dat laatste woord is duidelijk in de discussie, want anders krijgen wij een vervaging van de discussie en wordt er een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. Wij zijn een law-and-orderpartij. Wij zijn altijd voor: houd je aan de wet. Wel kunnen wij klagen over de prioriteiten die worden gesteld. Moet je nou iedereen die 1 km/u te hard rijdt, continu maar afflitsen? Of moet je zeggen: ik zet meer blauw op straat en doe het op een andere manier dan alleen maar met flitskasten, waar je de rolletjes of de gegevens uithaalt en waarmee je automobilisten bekeurt die op weg zijn naar hun werk? Wij pleiten ervoor om de snelheid te verruimen naar 130 km/u en op sommige plekken zelfs 140 km/u, zodat iedereen binnen die marge zelf kan bepalen hoever hij het gaspedaal indrukt. Zo krijgt het verkeer op een snelweg de kans zichzelf te reguleren tot die grens. Daarboven is het inderdaad keihard strafbaar, maar zoals de wet nu is, is iedereen daaraan gehouden. Zo simpel is het. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Waarom zouden wij dan hierbij niet hetzelfde doen? Er wordt niet beboet bij 131 of 132 km/u. Dat gebeurt pas bij 139. Waarom zouden wij bij één of twee pillen, een gebruikershoeveelheid, niet precies hetzelfde doen? Dan zijn wij consequent. Het zou een law-and-orderpartij toch moeten aanspreken dat je op dezelfde wijze zegt: als je er een klein beetje boven zit, heeft dat geen beleidsprioriteit; daar hoeft de politie niet bovenop te zitten; dat doen wij niet bij te hard rijden; dat doen wij ook niet bij één of twee pilletjes? 

De heer De Graaf (PVV):

Mevrouw Van Tongeren heeft niet goed geluisterd. Ik heb gezegd: iedereen moet zich aan de wet houden. Het gaat erom waar je de prioriteit stelt bij blauw op straat. Aan één pilletje te veel wordt al geen opsporingsprioriteit gegeven. Er wordt dus al rekening mee gehouden. Je mag het festivalterrein gewoon weer op. Daar kunnen mevrouw Van Tongeren en ik een welles-nietesspel van maken, maar ik ken verhalen van mensen die wel gewoon terug mochten achteraf. Daar zitten dus waarschijnlijk gaten. De een zegt niet, de ander zegt wel. Ik weet dat het wel zo is. Er wordt dus al heel veel rekening met hen gehouden. Als je dat omrekent naar te hard rijden, mag iedereen 180 van mevrouw Van Tongeren. Dat is toch ook niet de bedoeling? 

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer, op de laatste interruptie van mevrouw Bergkamp na. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik word een beetje moe van de vergelijking met te hard rijden. Als je te hard rijdt, kun je schade berokkenen aan een ander. Door te hard rijden kun je een ander aanrijden met vreselijke gevolgen. Een pilletje dat jij slikt of in je zak hebt, slik je zelf. Dat is voor je eigen gebruik. Natuurlijk zitten er aan drugs risico's, maar dan gaat het om je eigen lijf. Dus ik snap niet de voortdurende vergelijking met te hard rijden. 

De heer De Graaf (PVV):

Het was mevrouw Van Tongeren die de vergelijking maakte. Ik heb daarop geantwoord. Ik vind het wel netjes om mijn collega's daarop antwoord te geven. 

De voorzitter:

Ik geloof dat wij langzamerhand iets te breed gaan. Laatste mogelijkheid. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dan krijg ik toch graag een reactie op mijn vraag. De vergelijking met te hard rijden — die is ook eerder gebruikt in een interruptiedebat, ik geloof met het CDA — is toch eigenlijk een onzinvergelijking? 

De heer De Graaf (PVV):

Nogmaals, ik heb haar zelf niet gemaakt. Mevrouw Bergkamp zegt: ik word moe van de vergelijking. Vervolgens maakt ze haar zelf en moet ik daar weer antwoord op geven. Dat creëert een heel rare perceptie. Maar nogmaals, ik vind dat iedereen zich aan de wet moet houden. Dat vindt de hele PVV-fractie. Er worden vergelijkingen gemaakt die ikzelf niet wil maken. Dus als mevrouw Bergkamp zegt "ik maak hier een onzinvergelijking" over haarzelf, dan ben ik het met haar eens. 

De vergadering wordt van 21.24 uur tot 21.30 uur geschorst. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de uitnodiging om als haar adviseur op te treden bij het voorliggende burgerinitiatief dat op initiatief van BNN, meer specifiek het programma Spuiten en Slikken, tot stand is gekomen. Spuiten en Slikken is een programma waarin over het algemeen constructief, maar ook soms kritisch naar drugs en seksualiteit gekeken wordt en de elementen die daarbij horen onder de aandacht van jongeren worden gebracht. Het is ook een programma dat ik in de tijd dat ik nog normaal Tweede Kamerlid was regelmatig met groot plezier heb kunnen bekijken. Ik moet toegeven dat ik het laatste jaar die mogelijkheid wat minder heb omdat ik op het moment van uitzending over het algemeen aan het werk ben, maar de verrichtingen van de heer Hofman op weg naar zijn eigen wietkwekerij heb ik met groot enthousiasme gevolgd, en daar hebben wij gezamenlijk ook nog weleens over van gedachten kunnen wisselen. Dat hebben we overigens ook gedaan over het burgerinitiatief dat hier nu voorligt. Ik kom daar later nog wel even op terug. 

De gedachte achter het initiatief is tweeledig. In de eerste plaats pleit het burgerinitiatief ervoor om een grotere hoeveelheid xtc-pillen als gebruikershoeveelheid aan te wijzen. Het gevolg daarvan zou namelijk zijn dat er minder gecriminaliseerd wordt, naar ik begrepen heb. In de tweede plaats geeft men aan dat er een probleem zou zijn met het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag, wanneer op basis van het overschrijden van de gebruikershoeveelheid door het Openbaar Ministerie en de betrokkene gekozen wordt voor een strafbeschikking, of als er sprake is van strafvervolging die leidt tot een strafrechtelijke veroordeling. Er zijn hierover in het verleden — de heer Van Nispen verwees daar al naar — al veelvuldig vragen door verschillende Kamerleden gesteld. 

Ik sluit mij aan bij de woorden van waardering en dank die door de woordvoerders zijn gesproken. Het behalen van 40.000 geldige steunbetuigingen is natuurlijk een knappe prestatie, en het is ook goed om te zien dat door dit initiatief zo veel mensen betrokken zijn bij een maatschappelijk onderwerp, in dit geval het maatschappelijke onderwerp harddrugs. Het is ook al door de leden uitvoerig besproken: harddrugs lijken bij jongeren die regelmatig uitgaan op dit moment zeer populair. Dat er op festivals harddrugs gebruikt worden, is helaas een bekend verschijnsel en ook in het uitgaanscircuit lijkt het gebruik van harddrugs zoals xtc, maar ook cocaïne, GHB en amfetamine de laatste jaren steeds gangbaarder te worden. 

Zoals ik ook in mijn brief heb uiteengezet, ziet het kabinet daarbij een groot risico. Het aantal gezondheidsincidenten door uitgaansdrugs en de ernst van die incidenten zijn toegenomen in de afgelopen jaren. Uitgaansdrugs zijn gevaarlijk en dat geldt zeker ook voor xtc, die in steeds sterkere dosering en steeds vaker voorkomt. Veel gebruikers realiseren zich bovendien niet dat die pillen niet meer zijn zoals ze een paar jaar geleden waren. Het kabinet — dat wil zeggen met name de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik — wil die trend van normalisering van harddrugsgebruik in het uitgaanscircuit tegengaan. Versoepeling van het optreden tegen drugsbezit, en zeker het bezit van harddrugs, komt niet overeen met de aanpak die we als kabinet hebben gekozen. Het is wettelijk niet toegestaan harddrugs in bezit te hebben. Festivalgangers weten dit en behoren dit ook te weten. Door festivalorganisaties wordt dit ook duidelijk gecommuniceerd, onder andere via de campagne Celebrate Safe. Bovendien zijn er, voorafgaand aan het betreden van festivalterreinen, ruimschoots mogelijkheden om de harddrugs alsnog in te leveren. Wanneer je dan desondanks met harddrugs op het festivalterrein wordt aangetroffen, levert het aantreffen van meer dan de gebruikershoeveelheid het vermoeden van drugshandel op en dit wordt strafrechtelijk gesanctioneerd. Ook een gebruikershoeveelheid wordt overigens niet gedoogd. Deze wordt, eenmaal aangetroffen, in beslag genomen. Bij het gebruik van harddrugs, ook op festivals, is de inzet van het strafrecht het sluitstuk van alle maatregelen die worden genomen om de gezondheid en de veiligheid van het uitgaanspubliek te garanderen. 

Daarbij is de strafrechtelijke vervolging vooral gericht op dealers. BNN stelt dat mensen die op een festival zijn gepakt met meer dan de gebruikershoeveelheid harddrugs door de strafbeschikking zonder tussenkomst van een advocaat een strafblad aan hun broek krijgen, zonder dat zij zich daarvan bewust zijn en zonder dat zij zich daartegen kunnen verzetten. Ik kan de initiatiefnemers op dit punt geruststellen: inmiddels hanteert het Openbaar Ministerie als uitvoeringsmaatregel dat in gevallen waarin er geen rechtsbijstand kan worden verleend, er geen strafbeschikking wordt uitgevaardigd waarbij de mogelijkheid van verzet niet bestaat, zoals bijvoorbeeld door direct te betalen. Een verdachte heeft dus altijd de mogelijkheid om een door het Openbaar Ministerie opgelegde strafbeschikking aan het oordeel van de rechter te onderwerpen en zich in dat kader ook van rechtsbijstand te voorzien. Daarnaast worden alle aangehouden verdachten, voordat ze door de politie worden verhoord, schriftelijk geïnformeerd via een uitgebreide voorlichtingsfolder. De heer Van Nispen wees daar al op. Deze folder informeert verdachten over hun rechten en plichten: over het verloop van een ZSM-proces, over de verschillende mogelijkheden van afdoening maar ook over de mogelijkheden van rechtsbijstand, de consequenties van het opbouwen van justitiële documentatie en een eventuele toekomstige vog-aanvraag. 

Dat brengt ons op het punt van de vog. Door de initiatiefnemers is de zorg uitgesproken dat, als eenmaal een hoeveelheid groter dan een gebruikershoeveelheid bij je is aangetroffen, je nooit meer een vog zult krijgen. De woordvoerders hebben daar al heel veel over gezegd en daarbij vooral gewezen op het huidige beleid. Laat ik daarover het volgende zeggen. Aan de ene kant heeft de verklaring omtrent gedrag tot doel de maatschappij te beschermen. Aan de andere kant ondersteunt de verklaring omtrent gedrag de resocialisatie, want een veroordeelde kan ergens aan de slag gaan — hij of zij zal daar ook een vog voor krijgen — waar de aard van zijn veroordeling en de aard van het strafbare feit geen risico's met zich meebrengt voor het werk dat de betrokkene wil gaan doen. Terecht is al opgemerkt dat bij jongeren in principe twee jaar wordt teruggekeken. Dat is bij volwassenen vier jaar. Op deze manier werkt de vog optimaal beschermend voor de samenleving, maar tegelijkertijd ondersteunend in de richting van de veroordeelde dader. 

Ik zal dat proces even toelichten. Aan het wel of niet afgeven van een vog gaat een uitgebreid beoordelingsproces door de Dienst Justis vooraf. Bij de beoordeling van een vog-aanvraag kijkt Justis allereerst naar het doel van de aanvraag en de justitiële documentatie van de aanvrager. Als er een strafblad is, wordt er een belangenafweging gemaakt waarbij ook gekeken wordt naar de omstandigheden van het geval, zoals het aantal strafbare feiten en het tijdsverloop sinds het strafbare feit. Op deze manier wordt beoordeeld of er door het vervullen van de taak of functie een risico voor de samenleving ontstaat. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De minister zei net dat er bij een jongere twee jaar wordt teruggekeken en bij een volwassene vier jaar. Wij zijn in Nederland op ons 18de volwassen. Er wordt dus van 18 jaar teruggekeken tot de leeftijd van 14 jaar. Klopt dat? 

Minister Van der Steur:

Nee, want de terugkijktermijn van twee jaar geldt voor jongeren tot 23 jaar. 

Concreet: heeft een aanvrager een drugsdelict gepleegd, en heeft hij daarvoor een strafrechtelijke sanctie opgelegd gekregen, dan is daarmee dus niet gezegd dat iedere vog automatisch zal worden geweigerd. De vog is maatwerk. Dat is een belangrijk punt, want daar wordt door de initiatiefnemers anders over gedacht. Zo zal bij een eenmalige marginale overtreding van de regels omtrent het bezit van drugs gewoon een vog worden verstrekt voor bijvoorbeeld een administratieve functie. Maatwerk maakt dat een vog dus vaak kan worden afgegeven. Ik zal het in perspectief plaatsen: het aantal vog-aanvragen dat in 2015 is afgewezen, was maar 0,35% van het totaal aantal aanvragen. Een vog wordt in 99,65% van de gevallen dus toegewezen. 

De regering vindt het van belang dat de doelgroep waar BNN zich op richt, namelijk jongeren en jongvolwassenen, zich in de startfase van zijn professionele loopbaan bevindt. De staatssecretaris en ik willen niet dat ze te lang last hebben van strafbare feiten die ze op jongere leeftijd hebben begaan. Daarom bedraagt de terugkijktermijn voor jongeren tot 23 jaar slechts twee jaar in het kader van de beoordeling van de vog-afgifte; voor mensen boven de 23 is die termijn vier jaar. 

Naast het belang van veiligheid vormt rechtvaardigheid een belangrijk uitgangspunt van onze rechtsstaat. Wij zoeken dan ook voortdurend naar de juiste balans tussen enerzijds de maatschappelijke behoefte om de samenleving te beschermen en anderzijds rechtvaardigheid. Die balans is er concreet. De Kamer vraagt met grote regelmaat om verklaringen omtrent gedrag toe te passen als er sprake is van specifiek te beschermen doelgroepen, zoals kinderen. Er zijn heel veel andere voorbeelden waarbij de vog een heel belangrijke beschermende rol voor de samenleving heeft. Het is van groot belang dat steeds weer de juiste balans wordt gezocht tussen die maatschappelijke behoefte enerzijds, en het belang van het individu en het recht op een tweede kans anderzijds. In het huidige beleid is er sprake van een juiste balans. Vanwege de feiten die ik zojuist heb neergelegd — de initiatiefnemers kunnen die ook vinden in de brief die ik heb gestuurd — zie ik geen aanleiding om tot wijziging van het beleid te komen. 

Ik heb vervolgens vijf thema's: de vog nog wat uitgebreider naar aanleiding van de individuele vragen die gesteld zijn, de rechtsbijstand, de handhaving, de schadelijkheid van drugs en het tegengaan van normalisering. Die thema's zal ik achtereenvolgens ter hand nemen. 

Ik begin nog even met de verklaring omtrent het gedrag. Mevrouw Volp vroeg: hoe zit het nou met de verklaring omtrent het gedrag? Ze vroeg of je ook kunt zeggen dat bij een bepaalde hoeveelheid drugs wel en bij een bepaalde hoeveelheid niet een vog kan worden afgegeven. Is daar een grens voor? Die vraag is in algemene zin niet te beantwoorden, omdat de strafmaat, de delictsgeschiedenis en de functie waarvoor de vog wordt aangevraagd bepalend zijn voor het verkrijgen van de vog. Er wordt altijd maatwerk geleverd. Er wordt dus elke keer weer een individuele afweging gemaakt. Elke vog-aanvraag is altijd gekoppeld aan een bepaalde functie. Dat betekent dus ook dat de afwijzing van de vog-aanvraag in het ene geval niet betekent dat de aanvrager niet in een ander geval gewoon een vog zou kunnen krijgen. 

Mevrouw Volp (PvdA):

We hebben eerder ook al een brief van de minister gekregen met de beantwoording van de vraag hoe het zit met een vog, waarvan de initiatiefnemers stellen dat je die niet meer krijgt op het moment dat je met te veel drugs wordt gepakt. Ik heb met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ook discussies gehad over het feit dat jongeren vaak al bang zijn om een verklaring omtrent het gedrag aan te vragen, omdat ze ervan uitgaan dat ze haar niet krijgen. Dat is een heel zorgelijke ontwikkeling, zeker voor de kwetsbaarste jongeren. Hoe kunnen we toch wat meer duidelijkheid geven? Ik begrijp dat het maatwerk is. De heer Van Nispen haalde de directeur van de Dienst Justis aan, die zegt: ik kan me eigenlijk geen baan voorstellen waarvoor een overtreding zoals op een festival mogelijk wordt begaan, een belemmering zou kunnen zijn. 

Minister Van der Steur:

Mevrouw Volp heeft die vraag ook in eerste termijn gesteld. Ik had daar dus ook een antwoord op klaarliggen en ik zal dat voordragen. Uit een door mijn departement uitgevoerde verkenning is inderdaad naar voren gekomen dat zowel jongeren als jeugdprofessionals de kans op het krijgen van een vog laag inschatten. Ik heb zelf ook een paar gesprekken met jongeren gevoerd, waarin ik ze heb kunnen zeggen dat het gewoon niet klopt. Dat betekent dat goede voorlichting — dat heeft de staatssecretaris ook gezegd toen mevrouw Volp de vraag stelde — kan bijdragen aan een correct beeld over de vog. Dat is ook toegezegd door de staatssecretaris, specifiek gericht op jongeren en hun omgeving. Bij dit traject zijn jongeren, jongerenwerkers, ouders, scholen, werkgevers, stagebedrijven en gemeenten dan ook nauw betrokken. Verduidelijking van het vog-beleid ten aanzien van drugs past ook in dit communicatietraject. We zijn graag bereid om dat aanvullende communicatietraject ook toe te zeggen, specifiek gericht op festivals en drugsgebruik en de eventuele gevolgen voor het verkrijgen van een vog. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Dat kan in ieder geval bijdragen aan het wegnemen van verkeerde veronderstellingen. Ik had nog wel een vraag. De minister noemt namelijk een aantal cijfers in zijn brief. Die gaan in het algemeen over afgifte van verklaringen omtrent het gedrag. Kan de minister nog wat specifieker ingaan op gegevens over verklaringen omtrent het gedrag die niet worden afgegeven vanwege een overtreding van de Opiumwet? Dat gaat dus om het bezit van meer dan de gebruikershoeveelheid op festivals. Heeft de minister daar nog wat specifiekere cijfers over? Ik krijg graag ook een specificatie naar de 23-plussers, omdat zij het grootste deel van het festivalpubliek uitmaken. 

Minister Van der Steur:

Ik denk dat dat heel lastig te geven is, maar ik moet dat in de tweede termijn even met zekerheid vaststellen. Waarom is dat lastig? Omdat mevrouw Volp vraagt naar afgewezen vog-aanvragen. Die zal in heel veel gevallen worden afgewezen om andere redenen of om meer redenen dan alleen het drugsgebruik, zoals ik net al heb aangegeven. Als mevrouw Volp mij vraagt om een heel groot aantal vog-weigeringen een voor een te gaan bekijken en dat handmatig te verwerken, dan lijkt me dat niet verstandig. Dat is denk ik ook niet wat zij wil. Ik weet niet of we daar een beeld van hebben. Mevrouw Volp weet ook dat niet ik maar de staatssecretaris over de vog's gaat. Ik zal graag in de tweede termijn even bekijken wat ik voor mevrouw Volp op dit punt wel en vooral ook wat ik niet kan doen. 

Mevrouw Van Tongeren vroeg in algemene zin of ik het proportioneel vind dat na een veroordeling een vog kan worden geweigerd, bijvoorbeeld bij een veroordeling voor het meer dan de gebruikershoeveelheid drugs in bezit hebben. In principe kan dat in bepaalde gevallen proportioneel zijn. Ik heb echter al gezegd dat naar verwachting in de meeste gevallen een vog kan worden afgegeven. Er zijn echter wel kwetsbare functies, die een zeer hoge mate van integriteit vereisen. In deze functies kunnen ook kleinere drugsdelicten van belang zijn bij de beoordeling. Deze staan dan mogelijkerwijs in de weg aan de afgifte van een vog, zo zeg ik tegen mevrouw Van Tongeren. Denk aan buitengewone opsporingsambtenaren, medewerkers van het Openbaar Ministerie of personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen. In geval van weigering van een vog is de ernst of de actualiteit van de gepleegde strafbare feiten zodanig dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van de aanvrager bij het verkrijgen van de beoogde baan. 

De heer Van Nispen vroeg hoe het zit. Hij stelde eigenlijk dezelfde vraag: kun je nu wel of niet een vog krijgen? Het uitgangspunt is dat je in de meeste gevallen een vog zult krijgen, maar in sommige gevallen kan dat niet, zoals ik net ook al heb uitgelegd aan mevrouw Van Tongeren. 

Ik kom nu op het blokje over de rechtsbijstand. 

De voorzitter:

Ik zie Kamerleden naar de interruptiemicrofoon lopen. Ik twijfel even, want net kwamen we erachter dat er een vraag werd gesteld waarop het antwoord van de minister nog ging komen. Misschien is het handig om even te wachten tot de minister zijn antwoorden heeft gegeven. Of u moet zeker de indruk hebben dat het in dit blokje niet aan de orde is gekomen. 

De heer Van Nispen (SP):

Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid weet ik dat dat zo is, want de minister zei: einde blokje over de vog. Daarop had mijn vraag betrekking. 

De voorzitter:

We nemen de gok. 

De heer Van Nispen (SP):

De minister zei dat de initiatiefnemers suggereren dat je nooit meer een vog krijgt. Dat heb ik echter helemaal niet gelezen in het burgerinitiatief. Ik vind wel dat de minister recht moet doen aan de tekst, namelijk: een kleine hoeveelheid drugs moet geen belemmeringen opleveren voor het verkrijgen van een vog. Het antwoord van de minister is: nee hoor, een vog verkrijgen kan wel, bijvoorbeeld in een administratieve functie. Ik had heel erg gehoopt dat we het wat concreter konden maken vandaag, dat we niet in de vog-procesbeschrijving zouden blijven steken, want die kennen we allemaal, en dat we niet te horen zouden krijgen dat het maatwerk is. Kan de minister toch specifiek, naar aanleiding van de tekst van dit burgerinitiatief, Eén pil te veel maakt geen crimineel, concretiseren voor welke functies je dan geen vog krijgt? Ik had gehoopt dat hij dat hier wat zou concretiseren. 

Minister Van der Steur:

Voor de goede orde: als de initiatiefnemers zeggen dat een veroordeling geen belemmering moet opwerpen voor een vog, zeggen ze dus dat er altijd een vog aan jongeren moet worden gegeven, ook al zouden ze zijn veroordeeld of een strafbeschikking hebben gekregen. Dat is de hele toonzetting van het initiatief. Er is bij jongeren en jongerenwerkers zorg dat die belemmering er is. Dat is niet het geval, maar men denkt dat wel. Het is helemaal duidelijk. Er zit volgens mij geen verschil tussen mijn parafrase van het doel van dit burgerinitiatief en datgene wat de initiatiefnemers zelf aangeven te beogen. 

Ik heb vervolgens uitgelegd dat die zorg niet terecht is en dat we daarop communicatie loslaten, althans dat de staatssecretaris dat zal doen. Natuurlijk kan in geen voorbeeld geven van specifieke functies, om de simpele reden dat je dan de vraag moet stellen: wat moet er dan nog meer aan de hand zijn, boven op de veroordeling voor meer pillen dan de gebruikershoeveelheid, voordat je tot een weigering van een vog komt? Dat is casuïstiek. Dat is maatwerk. Ik laat me niet verleiden om hier een lijst te geven van functies waarbij dat wel zou kunnen, om de simpele reden dat het best kan dat er onder andere omstandigheden in het individuele geval nog steeds ervoor gekozen moet worden om de vog te weigeren. Dat kan gewoon zo zijn. Laat de heer Van Nispen zich dan vooral vasthouden aan de gedachte dat dit maar in 0,35% van de gevallen voorkomt. In 99% en nog een klein beetje van de gevallen wordt in Nederland gewoon een vog afgegeven voor functies waarvoor die vog wordt gevraagd. Het probleem dat wij proberen op te lossen, is dus niet zo groot. 

De heer Van Nispen (SP):

Dat is prima. Het is heel goed dat de minister dat nog eens zo benadrukt, want iedereen moet vooral een vog aanvragen om te bezien wat daar uit komt. Daarover zijn we het met elkaar eens. Laten we even andere omstandigheden wegdenken. Stel er zijn geen andere delicten aan de orde en er is geen delictsgeschiedenis et cetera, maar alleen het vergrijp van één pil te veel. De directeur van Justis zegt dat hij zich eigenlijk geen functie kan voorstellen waarvoor je dan geen vog zou kunnen krijgen. Kan de minister dat hier bevestigen? Ik herhaal: er zijn dus geen andere delicten, er is geen delictshistorie, maar slechts één pil te veel. Zijn er dan functies waarvoor je geen vog kunt krijgen? Waarom kunnen we daar eigenlijk geen lijst van krijgen, misschien in tweede termijn? Want als er toch criteria zijn, ben ik benieuwd naar welke functies dat dan zijn. 

Minister Van der Steur:

De heer Van Nispen blijft hetzelfde vragen. Hij vraagt hoe wij maatwerk gaan doen op basis van individuele gevallen. Je kunt daar nooit een lijst van maken. Dat moet je ook niet willen, want als je dat doet, zou je daarmee zeggen: in die gevallen is het altijd wel zo. Maar het kan best zijn dat dat in sommige gevallen helemaal niet aan de orde is, omdat er nog meer aan de hand is dan alleen maar dit. Het is dus heel simpel. Ik heb al gezegd, wat ik gezegd heb over de kansen op het verkrijgen van een vog als er sprake van een strafbeschikking alleen voor dit feit. Daarbij hangt het er ook nog eens vanaf wanneer het was. Is dat twee jaar geleden of was dat vorige week? Dat is allemaal relevant als je een vog aanvraagt, want het is maatwerk. Maatwerk leent zich niet voor het maken van lijstjes voor maatwerk, want de essentie van maatwerk is juist dat je geen lijstjes hebt. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik heb een vraag over dit blok dat met name over de vog gaat. Waarom doen we nu eigenlijk wat we doen? De minister zegt dat je bij één pil te veel bijna altijd je vog krijgt. Dat is bij een heel groot percentage het geval; het andere percentage is bijna verwaarloosbaar. Toch krijg je een aantekening bij één pil te veel. Zelfs bij één pil krijg je al een aantekening. Waarom doen we dat? Als er nou risico's voor de volksgezondheid zitten aan zijn juridische beleid, is de minister dan bereid om daar eens een keer op te reflecteren? 

Minister Van der Steur:

Het tweede deel van de vraag van mevrouw Bergkamp snap ik niet. Het eerste deel wel. Ik heb dit al gezegd, maar ik herhaal het voor de helderheid: één pil leidt niet tot een aantekening, want die hoort bij de gebruikershoeveelheid waarvoor geen strafvervolging en geen strafbeschikking worden toegepast. Dat is het beleid van het Openbaar Ministerie. Verder is het zo dat je, als je die strafbeschikking wel krijgt, dus meer dan de gebruikershoeveelheid hebt. Daarvoor hebben wij beleid. Ik proef overigens dat een ruime meerderheid in de Kamer dat beleid van harte ondersteunt. 

De tweede vraag moet mevrouw Bergkamp herformuleren, want die heb ik niet begrepen. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik zal de vraag even herformuleren. Stel dat er nou risico's zitten aan het juridische beleid van de minister. Ik zal heel kort een paar voorbeelden geven om dat te illustreren. Als er behoorlijk streng wordt gecontroleerd bij de toegang, zijn er signalen dat mensen denken: nou, ik neem voortaan maar één heel sterke pil mee vanwege de hele strafrechtelijke gevolgen er omheen. Ook zijn er mensen die buiten het festivalterrein zeggen: ik slik er maar even twee. Verder zijn er mensen die tijdens het festival denken: ik heb maar één pil, want dat is strafrechtelijk gezien het minst risicovol en daarom vul ik die aan met heel veel drinken. Misschien klopt het juridische beleid van de minister wel binnen de kaders en de haakjes, maar als het nou negatieve consequenties heeft voor de volksgezondheid, is de minister dan bereid om samen met de staatssecretaris van volksgezondheid eens op het huidige juridische beleid te reflecteren vanuit de volksgezondheid en de effecten daarop? 

Minister Van der Steur:

De redenering die mevrouw Bergkamp hanteert, kan volgens mij niet leiden tot de conclusie dat je een ander beleid moet voeren. Mevrouw Bergkamp zegt eigenlijk: als mensen heel veel drugs gaan gebruiken, zou je eigenlijk je beleid moeten herzien. Nee, de regering heeft een heel helder beleid. Harddrugs worden niet getolereerd. Ze zijn gevaarlijk en staan niet voor niets op lijst I. Daar oordelen specialisten over. Dat verzint de regering niet zelf. Aan de hand van een hele analyse worden bepaalde producten toegevoegd aan lijst I van de Opiumwet. Mevrouw Bergkamp weet dat. Er is geen enkele aanleiding om via de redenering die mevrouw Bergkamp erop loslaat, te zeggen dat het anders moet. Dat zou hetzelfde zijn als je zegt: er worden heel veel mensen gepakt vanwege rijden onder invloed, dus moeten wij die regelingen maar veranderen. Ik ben dat niet van plan, ook niet ten aanzien van harddrugs. 

Ik kom bij de vragen van de heer Van Nispen over rechtsbijstand. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren op dit punt? 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het is goed dat de minister zelf het voorbeeld van het verkeer gaf, want bij flitsen doen we precies dat. Als er geflitst wordt en dat een gevaarlijke situatie geeft, dus meer kans op ongelukken, dan wordt de politie gemaand om op te houden en weg te gaan. Dat weet deze minister. Dat doen wij heel bewust. Waarom zouden we bij een controle die meer gevaar geeft ... 

De voorzitter:

De vraag is helder. De minister. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Zal ik hem even afmaken? 

De voorzitter:

Nee, want anders zitten we hier vannacht om 02.00 uur nog. Uw vraag is helder. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben zelf vanmorgen om 10.00 uur begonnen en vind het heel fijn om deze korte vraag gewoon even tot het vraagteken af te maken. 

De voorzitter:

Een interruptie is kort en bondig en het was volstrekt helder wat u wilde. De minister heeft het woord. 

Minister Van der Steur:

Ik kan echt niet volgen dat verkeerscontroles en het verbod op harddrugs te vergelijken zouden zijn. Dat zijn echt twee verschillende grootheden. Misschien had ik een ander voorbeeld moeten nemen, maar de redenering van mevrouw Bergkamp was dat het een reden is om het drugsbeleid te herzien als iemand meer verboden drugs gebruikt. Ik gaf aan dat ik daar geen aanleiding voor zie. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De vraag is of je uit moet gaan van wat het beste is voor de gezondheid van de bevolking. Bij flitsen zeggen we dan: niet doen, want het geeft een gevaarlijke situatie. Keihard controleren bij de toegang geeft ook meer gevaar. Daarom vroeg ik de minister of we daar niet consequent in moeten zijn. 

Minister Van der Steur:

Nee, die consequentie in de vraagstelling van mevrouw Van Tongeren kan ik echt niet zien. 

De heer Van Nispen vroeg of verdachten bij hun aanhouding de voorlichtingsfolder krijgen en of ze die ook lezen. 

De heer Van Nispen (SP):

Nee, of ze die ook snappen. 

Minister Van der Steur:

Ook dat is natuurlijk het punt. De voorlichtingsfolder is uitgebreid en wordt aan iedereen gegeven die wordt aangehouden door de politie. Men kan zelf de keuze maken of men daar verder in wil gaan. Er staat keurig in wat men ermee moet doen. 

De heer Van Nispen heeft gevraagd naar de pilot met advocaten op festivals. De evaluatie van die pilot, waarbij advocaten bij een aantal vooraf geselecteerde evenementen aanwezig zijn geweest om rechtsbijstand te verlenen, is zeer recent gereedgekomen. De uitkomsten daarvan zullen op korte termijn worden besproken met de ketenpartners. Aan de hand daarvan zal worden besloten of, en zo ja hoe, in de toekomst wordt voorzien in eventuele rechtsbijstand bij evenementen. Natuurlijk zal daarbij ook gekeken worden naar de reguliere werkwijze met betrekking tot rechtsbijstand bij ZSM, omdat die evenementen vaak onderdeel zijn van ZSM. Er is voorzien dat daarvoor in het najaar van 2016 een implementatieplan wordt opgeleverd. 

De heer Van Nispen vroeg daarna naar de proef in Breda met de ZSM-locatie. Ik heb al eerder aangekondigd dat een van de uitgangspunten in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Wolfsen voor de structurele organisatie van de rechtsbijstand in het kader van de ZSM-werkwijze is dat verdachten in zaken waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, enkel en alleen ten overstaan van hun advocaat afstand kunnen doen van hun recht op consultatiebijstand. Ze kunnen dus altijd met een advocaat spreken. Daarvoor zullen advocaten vast worden gestationeerd op alle centrale ZSM-locaties in Nederland. Daarover zal de Kamer nog nader worden geïnformeerd. Daarmee ben ik aan het eind gekomen van het blokje rechtsbijstand. 

De voorzitter:

Waar de heer Van Nispen vermoedelijk een vraag over heeft. 

De heer Van Nispen (SP):

Dat hebt u uitstekend gezien, voorzitter. Hoelang hebben we ZSM nou al? Volgens mij is dat er echt al vier, vijf misschien wel zes jaar. Tot op de dag van vandaag heeft de minister nog steeds de aanwezigheid van een advocaat, dus een stoel erbij schuiven in de gevallen waarin het OM zelf zaken afdoet, niet gegarandeerd en niet gefinancierd. Er zijn allerlei succesvolle proeven geweest. Het OM was daar tevreden over en vraagt er zelfs om. Hoe kan het nou dat we dit nog steeds niet hebben geregeld? 

Minister Van der Steur:

Ik geloof dat deze vraag niet heel veel verband meer heeft met het initiatief dat we hier bespreken met elkaar. De beantwoording van die vraag heb ik al veelvuldig met de heer Van Nispen gewisseld. Ik heb net aangegeven dat ik de Kamer in het najaar zal informeren over de ZSM-werkwijze en de pilot op dit specifieke terrein. Ik denk dat ik daarmee volledig ben geweest. 

De heer Van Nispen (SP):

De minister kan wel weglopen voor de vraag, maar het heeft wel te maken met het burgerinitiatief. Het gaat juist over de situatie dat mensen een OM-strafbeschikking krijgen zonder de aanwezigheid van een advocaat. Dat kan tot problemen leiden, bij evenementen en op de centrale ZSM-locaties. De minister heeft gezegd dat in de toekomst een advocaat aanwezig zal zijn op de centrale ZSM-locaties. Voor de evenementen is dat nog niet besloten, en de financiering is ook nog niet geregeld. De minister hoeft dus volgens mij niet weg te lopen voor deze vraag. 

Minister Van der Steur:

Ik herhaal wat ik in mijn inleidend betoog hier specifiek over heb gezegd: "Inmiddels hanteert het Openbaar Ministerie als uitvoeringsmaatregel dat in gevallen waarin er geen rechtsbijstand kan worden verleend, er geen strafbeschikking wordt opgelegd." Daarmee is het punt van de heer Van Nispen adequaat geadresseerd. 

De heer Van Nispen (SP):

Het is gewoon feitelijk onjuist wat de minister zegt. Ja, er kan dan niet meer betaald worden, er kan dan niet meer direct afgerekend worden. Dat heb ik in mijn inbreng ook gezegd. Dat is een goede ontwikkeling, maar nog steeds is niet standaard de aanwezigheid van een advocaat geregeld. Maar goed, als de minister geen antwoord op mijn vraag wil geven, dan zij dat zo. 

Minister Van der Steur:

Ik heb heel duidelijk aangegeven dat via de pilots, via ZSM, via de commissie-Wolfsen, op alle mogelijke manieren aan rechtsbijstand gewerkt. Ik hecht aan zorgvuldige processen. Ik hecht eraan om duidelijke antwoorden te geven. Ik ga het doen zoals ik al veelvuldig met de Kamer heb besproken en afgesproken. 

Ik kom op de schadelijkheid van drugs. 

De heer Van Nispen (SP):

Het kan best zijn dat de minister op dit punt geen vraag had verwacht, maar ik stel die vraag wel omdat in het burgerinitiatief iets over die advocaat wordt opgemerkt. De minister moet het mij niet kwalijk nemen dat ik daar vervolgens iets over vraag. Volgens mij hebben wij al zes jaar ZSM, maar nog steeds is de standaardaanwezigheid van de advocaat niet structureel gewaarborgd en gefinancierd. De minister kan wel zeggen dat hij zorgvuldige processen wil, maar die hoeven volgens mij geen zes jaar te duren. Daarom zal ik er dadelijk een motie over indienen. 

Minister Van der Steur:

Dat is prima. Ook hierop heb ik volgens mij al heel duidelijk antwoord gegeven. Bij ZSM wordt gewerkt met vaste advocaten. Het heeft voor de heer Van Nispen geen enkele zin om hierover een motie in te dienen. Ik heb hier zeer duidelijk antwoord op gegeven, maar ik geloof niet dat de heer Van Nispen van plan was om naar dat antwoord te luisteren. Als hij toch een motie wil indienen, vind ik dat prima, maar ik heb heel duidelijk aangegeven wat het beleid van het Openbaar Ministerie en van de regering is op het punt van advocaten bij ZSM. 

Mevrouw Van Tongeren vroeg waarom xtc op lijst I, de harddrugslijst staat. Voordat een drug op een van de lijsten van de Opiumwet wordt geplaatst, wordt er door een commissie van experts een risicoanalyse gemaakt. Dit is ook gebeurd voor xtc. Bij deze analyse wordt onder meer gekeken naar het risico voor de individuele gebruiker en de omvang van het gebruik. Op basis van die analyse door deskundigen is xtc als een harddrug gekwalificeerd. Om die reden is het op lijst I geplaatst. 

Vervolgens vroeg mevrouw Van Tongeren naar het RIVM-rapport. De cijfers van het RIVM zijn mij uiteraard bekend en ik betwist ze zeker niet. Het feit dat alcohol en tabak bovenaan staan betekent niet dat xtc-gebruik zonder risico is. Omvang en ernst van de gezondheidsincidenten als gevolg van xtc-gebruik zijn de laatste jaren toegenomen, niet alleen omdat mensen er allergisch voor kunnen zijn, maar ook omdat er sprake kan zijn van oververhitting als gevolg van xtc-gebruik. 

Mevrouw Bergkamp vroeg of de regering bereid is om de capaciteit van testlocaties te vergroten. Het oprichten van testlocaties op de locatie zelf heeft natuurlijk iets merkwaardigs in zich. Aan de ene kant proberen alle festivals te voorkomen dat mensen met drugs op het festivalterrein terechtkomen. Er zijn harde maatregelen ten aanzien van de hoeveelheid drugs die je eventueel dan maximaal zou kunnen hebben. Als er testlocaties zijn op een festival, dan is dat een keuze die gemeenten of gemeenten samen met de evenementenorganisator kunnen maken. 

Vervolgens hebben wij de testcapaciteit van het succesvolle Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS), die wordt uitgebreid. Hiermee wordt het zicht op de extra risicovolle drugs groter. Het is een belangrijk instrument omdat wij op deze manier weten dat de xtc de afgelopen jaren steeds gevaarlijker is geworden. Het kabinet onderzoekt momenteel bovendien of de preventiefunctie van het DIMS kan worden uitgebreid. Onlangs is een brief aan gemeenten gestuurd om hierover met elkaar in overleg te blijven en gemeenten te wijzen op diverse preventiemaatregelen en interventies. Ik geef dit antwoord namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik ben blij dat de minister zegt dat bekeken wordt of de bestaande mogelijkheden van het DIMS kunnen worden uitgebreid. De staatssecretaris had dat ook al aangegeven. Kan dat wat actiever onder de aandacht worden gebracht? Bijvoorbeeld in Zeeland en in Rotterdam zijn er geen mogelijkheden. In Amsterdam is er te weinig capaciteit en zijn er ook wachtlijsten. Jellinek kan het bijna niet aan. Worden dat soort knelpunten ook in kaart gebracht en opgelost? 

Minister Van der Steur:

Ik herhaal wat ik zojuist heb gezegd: het kabinet onderzoekt momenteel of de preventiefunctie van DIMS kan worden uitgebreid. Dat is het antwoord op de tweede vraag van mevrouw Bergkamp. In reactie op de eerste vraag heb ik zojuist gezegd dat hierover onlangs een brief aan de gemeenten is gestuurd om hierover met elkaar in overleg te blijven en gemeenten te wijzen op diverse preventiemaatregelen en interventies. Er zijn dus twee elementen, capaciteitsuitbreiding en informatievoorziening. Ik heb het zojuist in het eerste deel van mijn betoog al gezegd. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Prima. Wanneer krijgt de Kamer een overzicht van wat er uit die inventarisatie bij de gemeente is gekomen? Waar wordt het wel uitgebreid en waar niet? Het lijkt mij heel interessant voor de Kamer om daarin inzicht te krijgen. 

Minister Van der Steur:

Dat is zeker interessant, maar de grap is wel dat het de verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf is. Omdat het een verantwoordelijkheid is van de gemeenten zelf, zou het mij verbazen als de staatssecretaris van Volksgezondheid daar per gemeente van op de hoogte wordt gehouden, laat staan op de hoogte wordt gesteld. Mocht het anders zijn, dan laat ik mevrouw Bergkamp dat in tweede termijn weten. Ik schat in dat de staatssecretaris daarvan niet op de hoogte wordt gesteld, omdat er geen verplichting is voor gemeenten om hun lokale beleid met wie dat ook binnen het kabinet te delen. Ik denk niet dat die informatie voorhanden is, maar mocht dat anders zijn, dan zal ik mevrouw Bergkamp dat in tweede termijn zeggen. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik denk daar echt anders over. Ik vind dat de minister, maar zeker de staatssecretaris van Volksgezondheid een zelfstandige verantwoordelijkheid heeft voor het volksgezondheidsaspect. Maar goed, deze minister geeft aan dat hij er in tweede termijn op terugkomt. Zo niet, dan probeer ik er in een ander overleg nog een keer op terug te komen. 

Minister Van der Steur:

Het staat mevrouw Bergkamp altijd vrij om het rechtstreeks aan de staatssecretaris zelf te vragen. 

Voorzitter. Daarmee heb ik ook de vragen van mevrouw Volp over testen beantwoord. Ik wil er nog wel een technische opmerking over maken. Als je al kiest voor testen, kun je van de geteste drugs alleen bepalen of er, bijvoorbeeld in het geval van xtc, actieve bestanddelen als MDMA aanwezig zijn, maar niet in welke hoeveelheid. Je kunt niet bepalen welke hoeveelheid of dosis van het actieve bestanddeel erin zit en welke mogelijke andere schadelijke stoffen in de pil aanwezig zijn. Dat betekent eigenlijk dat de potentiële gebruiker, zeker bij het testen op locatie, nog steeds niet goed weet waar hij aan toe is, behalve dan dat hij weet of er MDMA in de pil aanwezig is. Bij een DIMS-testlocatie kunnen drugs via laboratoriumonderzoek worden getest. Dat gebeurt op een heel andere manier. Zo wordt de gebruiker of de potentiële gebruiker in een rustige omgeving voorgelicht. Bij testen op locatie is er dus nooit de garantie dat een pil veilig is. Bovendien kan elk menselijk lichaam anders reageren op xtc, maar dat is iedereen, ook dankzij Spuiten en Slikken, grondig bekend. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Het is goed dat de minister het nuanceert, maar aan de andere kant weten we ook dat de mogelijkheid om te testen op zichzelf al preventief werkt. Ik kan me dus voorstellen dat het aanbieden van een test, ondanks de beperkte mogelijkheden van een testlocatie op een festivalterrein, juist vanwege die preventieve werking, wel past binnen het ontmoedigingsbeleid. 

Minister Van der Steur:

Zo kun je erover denken. Het blijft natuurlijk wel gek, want drugsbezit is hoe dan ook strafbaar. Testen op de dansvloer verhoudt zich dan ook niet echt met de strenge controle aan de ingang. Die is er immers op gericht om de drugs niet naar binnen te halen. Het zou dus betekenen dat er eigenlijk een soort beloning is: als het je toch lukt om op de een of andere manier drugs naar binnen te smokkelen, kun je ze ook nog eens een keer laten testen. Dat is een anomalie die in ieder geval op mij vreemd overkomt. Het laat wel onverlet dat ik heb aangegeven dat het niet aan de regering is om te oordelen over gemeenten of evenementenorganisatoren die daarin in gezamenlijk overleg een eigen keuze willen maken. 

Mevrouw Bergkamp heeft een eigen voorstel gedaan. Het was vanmorgen al in het nieuws en dat was grappig om te lezen. Het was namelijk zo opgeschreven dat het erop leek dat het debat al gevoerd was. Dat is daarna snel aangepast, maar ik dacht toch even: "Hé, wat leuk. Ik hoef vanavond niet, want het debat is al geweest." Mijn reactie stond er ook al bij en dat is toch een bijzonder voorval. We hebben het debat, tot mijn grote vreugde, gelukkig toch. 

Mevrouw Bergkamp stelt voor om drie pillen als gebruikershoeveelheid te nemen. Dat is volgens mij in overeenstemming met wat de heer Hofman mij destijds heeft voorgesteld, maar het kan ook zijn dat hij twee pillen voorstelde. Ik heb daarover met hem destijds een goede discussie gehad, want of het nu een, twee, drie of vier pillen wordt, er zal altijd een discussie ontstaan over die ene extra pil. Er zal altijd worden gezegd: "Ik mag er drie, maar ik had er vier. Ja, die was voor mijn vriendin en dus is het eigenlijk nog steeds voor eigen gebruik." 

Waar je de grens ook legt, je krijgt altijd discussie. Daarom hebben we gekozen voor het huidige stelsel. Er is een richtlijn van het Openbaar Ministerie, waarin staat dat één pil de gebruikershoeveelheid is. Op grond van lokale afwegingen kan daarop maatwerk worden geleverd. Daarvan wordt heel af en toe ook gebruikgemaakt. Al met al is het heel helder beleid en dat betekent dat iedereen weet waar hij aan toe is. Ik zie dan ook geen reden om die gebruikershoeveelheid te verhogen. Als ik dat wel zou doen, zou immers onmiddellijk de discussie losbarsten over de vierde pil of over de derde pil als we voor twee pillen zouden kiezen. Dan blijven we aan de gang en ik stel daarom voor om het te houden bij beleid te houden dat er nu is. Ik proef daarvoor ook bij een meerderheid van de Kamer ruime steun. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik was ook wat teleurgesteld dat ik al de reactie van de minister kon lezen in een berichtje, maar zo gaan de dingen soms. Op zich hebben ze wel een goede inschatting gemaakt, denk ik, want feitelijk klopt het helemaal. Ik vind het toch een wat rare discussie. De minister geeft aan dat het voor iedereen helder is. Dat is het dus niet. Het hangt ervan af in welke regio je naar een feest gaat en naar welk feest. Soms wordt er bij één al actie ondernomen, soms bij vijf; ik noem bijvoorbeeld ADE in Amsterdam. Mij gaat het dus om een soort realiteitszin. Eén, twee of drie pillen zijn natuurlijk geen handelsvoorraad. Ik snap het pleidooi van de VVD, die zegt: pak de handelaren aan, die echt grote hoeveelheden ter beschikking stellen. Maar een paar pillen zijn toch geen handelsvoorraad? Daar moeten wij toch reëel over durven te zijn? 

Minister Van der Steur:

Daar zijn wij ook heel reëel over. Het Openbaar Ministerie heeft er ook duidelijke handleidingen over. Het gaat ervan uit dat in sommige omstandigheden bijvoorbeeld meer dan tien pillen een handelsvoorraad is. Dan wordt er altijd strafrechtelijk vervolgd. Ertussenin wordt gekozen voor maatwerk. Het is precies de opdracht van het Openbaar Ministerie om altijd maatwerk te blijven leveren. In het geval dat iemand wordt aangetroffen met meer dan één pil, kan het ook de derde keer zijn dat hij over die hoeveelheid pillen beschikt. Je kunt dus nooit zeggen dat iemand die met meer dan één pil wordt aangetroffen geen dealer is. Het kan best een dealer zijn die al drie keer heen en weer is geweest en met succes pillen van buiten naar binnen heeft gesmokkeld. Dat kan allemaal. Daar zijn wij dus heel duidelijk over. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Zo duidelijk is dat niet. Het hangt er echt af van af in welke regio je komt en op welk feest. Het voordeel van het voorstel dat D66 vandaag heeft gedaan, vind ik dat bij drie pillen iedereen weet waar hij aan toe is. Bij drie pillen krijg je geen strafblad en geen vervolging. Als je dat breed communiceert, is het voor iedereen helder, maar nu is het afhankelijk van de omstandigheden of van het feest of de regio. 

De voorzitter:

Ook dit wordt een herhaling van zetten. 

Minister Van der Steur:

Ik heb daarover gezegd wat ik erover gezegd heb. 

Dan kom ik bij mevrouw Volp, die pleit voor de waarschuwing. Daarop is al door een aantal woordvoerders gereageerd. Wij kennen het systeem van de waarschuwing in het Nederlands strafrecht niet. Het niet vervolgen bij een gebruikershoeveelheid zorgt ervoor dat een eenvoudige gebruiker een zeer beperkt risico loopt van sanctionering. Daarmee is in feite elke keer dat iemand met die hoeveelheid wordt aangetroffen en deze wordt afgenomen — dat gebeurt namelijk standaard — eigenlijk in zekere zin een vorm van waarschuwing. Er is echter geen reden om een waarschuwing te introduceren in ons rechtsstelsel. 

De heer Van Helvert heeft gevraagd of Nederland niet helemaal op de verkeerde weg is. Hij zit in het andere spectrum van de Kamer. Het CDA vindt eigenlijk dat het kabinet het beleid over een andere boeg zou moeten gooien en dat die toegestane gebruikershoeveelheid er helemaal niet zou moeten zijn. Naar mijn mening is het van groot belang dat het kabinet in de beleidsvisie drugspreventie heeft aangegeven welke richting het wil inslaan. Wij willen zorgen voor betere ondersteuning van ouders en voor het beter informeren van jongeren. De handreiking Drugs en alcohol op evenementen, de financiering van de campagne Celebrate Safe, uitbreiding van de capaciteit van het DIMS, het zijn allemaal maatregelen waarmee wij ervoor zorgen dat de normalisering van het gebruik van harddrugs wordt tegengegaan. Dat is ook hetgeen waartoe de heer Van Helvert oproept. Daarin zal ik hem steunen. 

Ik moet nog één punt herstellen. Ik zou zonet misschien de indruk hebben kunnen wekken dat er getest kan worden op feesten en festivals zelf. Dat is niet het geval. Daar is een opiumontheffing voor nodig, en die wordt niet afgegeven vanwege de beperkte mogelijkheden om die testen zorgvuldig uit te voeren, zo heb ik zojuist begrepen. Wat wel kan, is dat gemeenten beslissen om op een andere manier dan via de gebruikelijke instanties nog een extra testmogelijkheid te creëren, maar dat is dan dus buiten festivals of feesten. 

Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn antwoord. Alles overziende, constateer ik dat er voor de zorgen die in het burgerinitiatief zijn voorgelegd eigenlijk geen reden is. Ten aanzien van de gebruikershoeveelheid is er een duidelijk beleid dat, zo proef ik, door de meerderheid van de Kamer wordt ondersteund. Ten aanzien van de vog-mogelijkheden is het van groot belang dat wij ervoor zorgen dat jongeren weten dat zij wel degelijk in aanmerking kunnen komen voor een vog, ook al zouden zij op dit specifieke punt met een strafbeschikking zijn geconfronteerd, en dat er op dit punt ook altijd maatwerk wordt geleverd, mede in het belang van de jongeren. Als er in het verleden een overtreding of een strafbaar feit is gepleegd, hoeft dat niet altijd te betekenen en betekent het in heel veel gevallen ook niet dat er geen vog wordt afgegeven. Dat erkennen wij allemaal. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik heb in ieder geval de heer Van Nispen een motie horen aankondigen; er is dus sowieso een tweede termijn van de zijde van de Kamer, waaraan niet noodzakelijkerwijze iedereen hoeft deel te nemen. Ik zie al aan de hoofdgebaren dat dat voor sommigen geldt. Aangezien er geen behoefte is aan een schorsing, geef ik direct het woord aan mevrouw Van Tongeren, die spreekt namens de fractie van GroenLinks. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het burgerinitiatief "Eén pil te veel maakt geen crimineel" ruim 40.000 ondertekenaars heeft; 

overwegende dat een marginale overtreding gevolgen kan hebben voor het verkrijgen of behouden van een verklaring omtrent het gedrag; 

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat een eerste veroordeling voor een kleine hoeveelheid drugs voor eigen gebruik geen enkele belemmering oplevert bij het verkrijgen van een vog, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 3 (34433). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de werkzame stof in xtc, MDMA, momenteel op lijst I van de Opiumwet staat en daarmee aangemerkt wordt als drugs met een onaanvaardbaar risico; 

overwegende dat steeds meer onderzoeken aantonen dat de gezondheidsrisico's van het gebruik van MDMA minder ernstig zijn dan aanvankelijk werd aangenomen; 

verzoekt de regering, een onafhankelijk, wetenschappelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de gezondheidsrisico's van het gebruik van MDMA en aan de hand van deze risico's te bepalen op welke lijst MDMA thuishoort en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 4 (34433). 

Ik vraag mij nog even af of al die afkortingen … Nee, die zijn ingeburgerd. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

U wilt MDMA voluit? 

De voorzitter:

Daar gaan we niet aan beginnen. Dank u zeer. 

Ik zie dat de heer Van Helvert geen behoefte heeft aan een tweede termijn. Mevrouw Bergkamp heeft dat wel. Maar ik bedenk mij nu dat in eerste termijn de heer Van Nispen voorging. We houden dezelfde volgorde aan als daarnet, dus het woord is aan de heer Van Nispen. Als je een fout maakt, moet je die volhouden! 

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn al steun uitgesproken, omdat mijn fractie inderdaad vindt dat een eerste veroordeling voor het in bezit hebben van een geringe hoeveelheid drugs geen belemmering moet zijn voor het verkrijgen van een vog. Daarom heb ik zojuist de motie van collega Van Tongeren ook medeondertekend. 

Ik kom te spreken over de rechtsbijstand bij de strafbeschikking van het OM. Ik probeer het toch nog een keer. Ja, er is iets verbeterd op dit vlak; daar heb ik ook op gewezen in eerste termijn. Je kunt niet meer direct afrekenen zonder bijstand van een advocaat. Er is dus tegemoetgekomen aan dat deel van het burgerinitiatief. Er is echter feitelijk nog steeds een probleem, want de beschikbaarheid en de financiering van de advocaat bij de ZSM-afdoening door het OM zijn nog niet geregeld. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat naar aanleiding van de succesvolle pilot ZSM en rechtsbijstand door de minister van Veiligheid en Justitie is geconcludeerd dat de ZSM-werkwijze vergezeld moet gaan van adequate rechtsbijstand aan verdachten; 

constaterende dat hieraan uitvoering is gegeven door ervoor te zorgen dat advocaten in de toekomst één of meer dagdelen aanwezig zullen zijn op de centrale ZSM-locaties; 

overwegende dat ook bij evenementen waar ZSM op locatie wordt toegepast rechtsbijstand ingeschakeld moet kunnen worden; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat niet alleen op die centrale ZSM-locaties, maar ook bij evenementen advocaten beschikbaar zijn en daarvoor een redelijke vergoeding krijgen, zodat rechtsbijstand beter gewaarborgd is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Van Tongeren en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 5 (34433). 

De heer Van Nispen (SP):

Hier zit ook een afkorting in, namelijk ZSM. Dat staat echter niet alleen voor "zo snel mogelijk", maar ook nog voor acht andere zaken. Die zal ik hier niet allemaal opnoemen; ook dit begrip wordt verondersteld ingeburgerd te zijn. 

De voorzitter:

Binnen uw commissie wel. Ik mag nu het woord geven aan mevrouw Bergkamp, namens de fractie van D66. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Ik heb twee moties, die ik direct voorlees. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het bezit van meer dan één gebruikershoeveelheid nu strafrechtelijk wordt vervolgd; 

constaterende dat de doelstelling van het drugsbeleid is handelaren te ontmoedigen en te straffen, terwijl recreatief gebruik van harddrugs geen opsporingsprioriteit oplevert; 

van mening dat er bij het bezit van drie xtc-pillen geen aanleiding is om uit te gaan van een handelshoeveelheid; 

verzoekt de regering, in overleg te treden met het Openbaar Ministerie om de Aanwijzing Opiumwet zo aan te passen dat drie xtc-pillen als gebruikershoeveelheid worden beschouwd, en in dat geval niet over te gaan tot vervolging en een aantekening in de justitiële documentatie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 6 (34433). 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik dien nu mijn tweede motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat kennis over de samenstelling van drugs bijdraagt aan het verminderen van de gezondheidsrisico's; 

constaterende dat nu niet in alle provincies de mogelijkheid bestaat om drugs te kunnen testen, of dat testlocaties overbezet zijn; 

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de knelpunten in de testcapaciteit in Nederland, deze in kaart te brengen en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp, Volp en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 7 (34433). 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik heb nog één korte vraag aan de minister: als je gepakt wordt met één pil, krijg je dan een strafblad, oftewel een aantekening, of niet? Dat blijft heel onduidelijk. De minister zegt van niet, maar uit onze informatie blijkt dat dit wel het geval is. Ik wil daar graag een helder antwoord op. 

De voorzitter:

Ik schors de vergadering, totdat de minister op papier kennis heeft kunnen nemen van de moties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Allereerst wil ik hier namens de regering mijn dank uitspreken voor dit burgerinitiatief, dat ertoe geleid heeft dat vandaag wederom op een goede en interessante manier van gedachten is gewisseld over bepaalde aspecten van het drugsbeleid dat de Nederlandse regering voor ogen heeft. Het is goed dat er zo'n debat plaatsvindt, ook voor al die mensen die hebben gekeken. Ik hoop dan ook dat het programma Spuiten en Slikken de gelegenheid aangrijpt om vanuit zijn voorlichtingsfunctie het vooroordeel over de vog's weg te nemen. Jongeren denken nu dat ze het wel kunnen vergeten om ooit nog een baan of een vog te krijgen, als ze ooit een keer iets gedaan hebben wat niet kan, als ze een straf hebben gekregen of als ze op de een of andere manier tegen de lamp zijn gelopen. Ik hoop dat dit debat in ieder geval het positieve gevolg heeft dat dit invloedrijke programma bereid zal zijn om hier aandacht aan te besteden. Als Spuiten en Slikken dat doet, heeft dat namelijk een enorme impact op de jeugd en de jongvolwassenen in Nederland. Dat geldt denk ik voor meer dingen die Spuiten en Slikken doet. Het zou heel goed zijn als dat vooroordeel mede dankzij Spuiten en Slikken en dankzij dit burgerinitiatief voor eens en voor altijd uit de wereld werd geholpen. Ik spreek dus de hoop uit dat de programmamakers de handschoen die zij hier zelf hebben neergeworpen, voor een deel weer mee naar huis willen nemen. Ik hoop dat zij met hun redactie willen spreken over de mogelijkheid om daarmee iets positiefs te doen voor de jongeren in Nederland. 

De voorzitter:

Tot zover de zendtijd voor V en J! Gaat u verder. 

Minister Van der Steur:

Ik ben uiteraard bereid — althans, dat zal de staatssecretaris dan doen — om dit specifieke punt in het programma zelf uitgebreid onder de aandacht te brengen, hoewel het commentaar op mijn optreden toen ik de laatste keer in het programma optrad, althans via de video, niet heel positief was. Maar dat terzijde; ik mocht een aangename bijdrage leveren! 

Mevrouw Volp heeft nog gevraagd of wij op een of andere manier weten hoeveel vog's geweigerd worden op basis van drugsdelicten. Wij weten dat niet; ik zei al dat ik dat dacht. Wel weten wij hoeveel vog's er in 2015 in totaal zijn geweigerd: 0,35%. Van alle jongeren onder de 23 die een vog hebben aangevraagd, is slechts 0,30% geweigerd. Het ging in totaal over heel 2015 over 553 weigeringen van een vog. Die cijfers kan ik mevrouw Volp wel geven. 

Mevrouw Bergkamp vroeg of gemeenten ook aan de staatssecretaris van Volksgezondheid terugrapporteren hoe zij de preventie- en voorlichtingsinformatie gaan verwerken. Nee, VWS krijgt die informatie niet teruggerapporteerd. Daaraan kan de staatssecretaris dus ook niet voldoen. 

Mevrouw Bergkamp vroeg ook hoe het met die ene pil zit. Het werkt eigenlijk precies zoals mevrouw Bergkamp voorstelde voor drie pillen, maar dan met één pil. Eén pil is wel strafbaar, want harddrugs zijn strafbaar, maar er zal geen strafvervolging plaatsvinden omdat één pil in principe gerekend wordt tot de gebruikershoeveelheid. Er is dus geen sprake van gedogen of van legale hoeveelheden harddrugs. Harddrugs zijn harddrugs. Die zijn verboden. Eén pil wordt in beslag genomen, maar leidt niet tot strafvervolging. Uiteraard wordt die wel afgepakt. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dat weet ik, maar mijn vraag was of iemand met één pil ook een strafblad, een aantekening in de justitiële documentatie krijgt. 

Minister Van der Steur:

Nee, dat kan alleen als er sprake is van enige vorm van opvolging. Die is er niet. Eén pil leidt niet tot een aantekening in de justitiële documentatie. 

Ik kom bij de moties. In de motie op stuk nr. 3 van mevrouw Van Tongeren en de heer Van Nispen wordt de regering opgeroepen om te zorgen dat een eerste veroordeling voor een kleine hoeveelheid drugs voor eigen gebruik geen enkele belemmering oplevert bij het verkrijgen van een vog. We hebben er een uitgebreid debat over gevoerd. In deze algemene vorm kan ik niet anders dan de motie ontraden. Er is duidelijk beleid om ervoor te zorgen dat ook jongeren in aanmerking kunnen komen voor een vog, maar er wordt altijd maatwerk geleverd. Dat betekent dat deze motie moet worden ontraden. 

In de motie op stuk nr. 4 van mevrouw Van Tongeren en mevrouw Bergkamp wordt gevraagd om een wetenschappelijk onderzoek naar MDMA. Ik heb al gezegd dat er met grote regelmaat onderzoek wordt gedaan. Mevrouw Van Tongeren zegt dat xtc steeds minder gevaarlijk wordt, maar we zien precies het tegenovergestelde. Xtc wordt steeds zwaarder en dus steeds gevaarlijker. We weten heel veel over producten zoals MDMA. Er is wetenschappelijk onderzoek naar gedaan of het een harddrug is en dat is bevestigd. Sindsdien staat het op lijst I. Er is dus geen enkele andere mogelijkheid dan deze motie te ontraden. 

Ik vermoedde al dat de motie op stuk nr. 5 van de heer Van Nispen, mevrouw Van Tongeren en mevrouw Bergkamp zou komen. Ik heb heel duidelijk uitgelegd wat het beleid van de regering is ten aanzien van ZSM en rechtsbijstand, al dan niet bij strafbeschikkingen. Ook heb ik uitgelegd hoe het zit met de pilot op evenementen. In de motie wordt ervan uitgegaan dat het niet meer interessant of relevant zou zijn om nog eens rustig met elkaar van gedachten te wisselen over die pilots in het kader van het ZSM-beleid, Wolfsen enzovoorts. Dat betekent dat ik de motie moet ontraden. In het najaar komen we gewoon met het beleid waarover we hebben gesproken. Een mogelijkheid is dat de heer Van Nispen de motie aanhoudt, maar dat laat ik aan hem. Als de motie in stemming wordt gebracht, ontraad ik die. 

In de motie op stuk nr. 6 van mevrouw Bergkamp en mevrouw Van Tongeren wordt gevraagd om drie xtc-pillen toe te staan. We hebben het daar uitgebreid over gehad. Ik moet de motie ontraden, omdat die in strijd is met het kabinetsbeleid. 

Ten slotte kom ik bij de motie op stuk nr. 7 van mevrouw Bergkamp, mevrouw Volp en mevrouw Van Tongeren. Daarin wordt verzocht om de knelpunten in de testcapaciteit in Nederland in kaart te brengen. Ik heb al met de Kamer gedeeld wat de staatssecretaris van VWS daarover heeft gezegd. Er is geen aanleiding om dit nog te doen. Om die reden moet ik de motie ontraden. 

Ik dank de leden en in het bijzonder de initiatiefnemers van het burgerinitiatief hartelijk voor de gelegenheid die geboden is om dit debat te kunnen voeren. Dank u wel! 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij zijn daarmee gekomen aan het eind van de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden, ik dank de leden voor hun inzet bij dit debat en ik dank natuurlijk degenen die het burgerinitiatief hebben ingediend. Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de moties. 

Naar boven