9 Cultuur

Aan de orde is het VAO Cultuur (AO d.d. 02/06). 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Wij hebben een goed algemeen overleg gehad, waarbij ik wel heb gezien dat de minister echt haar schouders eronder wil zitten om het zo goed mogelijk te doen. Toch denk ik dat het belangrijk is om haar nog een paar ruggensteuntjes te geven. Ik heb vier moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het Europees Keramisch Werkcentrum (EKWC) een postacademische opleiding van hoog niveau biedt, waarover de Raad voor Cultuur een positief advies afgegeven heeft; 

constaterende dat het EKWC vanuit kostenoverwegingen verhuisd is en daardoor strikt genomen niet meer voldoet aan de eisen voor BIS-subsidie; 

verzoekt de regering om een oplossing te vinden, waardoor het positief advies van de Raad voor Cultuur toch gehonoreerd kan worden, en de Kamer daar met Prinsjesdag over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 190 (32820). 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij hebben veel gesproken over de regionale spreiding. Mevrouw Dik-Faber zal daar een bredere motie over indienen. Ik zoom samen met haar even in op het Bonnefantenmuseum. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het in het museumbestel ontbreekt aan evenwichtige regionale spreiding; 

overwegende dat culturele investeringen van het Rijk en van decentrale overheden elkaar behoren te versterken; 

verzoekt de regering, het Bonnefantenmuseum in Maastricht op te nemen in de Culturele basisinfrastructuur 2017-2020 (BIS), 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 191 (32820). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, in (onderling) overleg met Financiën, IPO, VNG en musea, te onderzoeken op welke wijze een niet-verzekermodel kan worden vormgegeven, en de Kamer daarover vóór Prinsjesdag 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 192 (32820). 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dit doen wij omdat wij heel graag willen dat er toch wordt gekeken naar een betere indemniteitsregeling. Het is een soort gratis geld. Ik zou graag zien dat de minister deze goede geste vanuit de Kamer meeneemt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het Orkest van het Oosten en Het Gelders Orkest bereid zijn tot intensieve samenwerking; 

overwegende dat gedwongen fusie onwenselijk is, vooruitlopend op de aangekondigde sectoranalyse van het orkestbestel; 

verzoekt de regering, het Orkest van het Oosten en Het Gelders Orkest in staat te stellen om in samenwerking vorm te geven aan een nieuwe rol van symfonische voorzieningen in de regio, met name in verband met muziekeducatie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 193 (32820). 

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een aantal moties en een slotvraag. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) zich ter bestrijding van kartels verzet tegen de samenwerking van zelfstandige kunstenaars bij onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden; 

constaterende dat zelfstandige kunstenaars in andere Europese landen met gelijke competitiewetgeving zich wel mogen verenigen voor onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden; 

verzoekt de regering om in gezamenlijk overleg met belanghebbenden en de ACM een voorstel te doen om krachten bij onderhandelingen te bundelen, en de Kamer daarover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 194 (32820). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de postacademische instellingen een zeer belangrijke rol vervullen in de ontwikkeling van nieuwe beeldend kunstenaars; 

overwegende dat de postacademische instellingen een eigen profiel hebben; 

verzoekt de regering om het zelfstandig voorbestaan van de postacademische instellingen in de komende BIS-periode te faciliteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 195 (32820). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Raad voor Cultuur in zijn advies concludeert dat Het Gelders Orkest en het Orkest van het Oosten geen financieel duurzaam toekomstperspectief hebben en daarom hun krachten zouden moeten bundelen; 

overwegende dat ervaringen elders hebben geleerd dat fusies van orkesten complex zijn; 

verzoekt de regering om bij het publiceren van de subsidiebeschikkingen een plan te presenteren dat op brede steun van alle betrokkenen kan rekenen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 196 (32820). 

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Ik dien een motie in over Cinekid en jeugdcinema. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Kamer bij motie de wens heeft uitgesproken dat er jaarlijks €350.000 extra beschikbaar komt voor Cinekid; 

spreekt uit dat het de uitdrukkelijke wens van de Kamer is dat het volledige bedrag beschikbaar blijft voor jeugdcinema; 

verzoekt de regering om het beschikbare bedrag ter beschikking te stellen voor effectieve geografische spreiding van de activiteiten van Cinekid of als dat geen bruikbare oplossing oplevert, het geld te gebruiken voor andere vormen van versterking van jeugdcinema, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 197 (32820). 

De voorzitter:

Hoeveel moties hebt u nog? 

De heer Monasch (PvdA):

Dit is mijn laatste motie, en daarna heb ik nog een vraag. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de gemeente Rotterdam de mogelijkheden wil onderzoeken van een ambitieus en vooruitstrevend cultureel instituut op Rotterdam-Zuid dat onderdeel is van het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid; 

verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze de rijksoverheid kan bijdragen aan een haalbaarheidsstudie voor een nieuw, ambitieus cultureel instituut op Rotterdam-Zuid, en de Kamer hier met Prinsjesdag over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Hoogland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 198 (32820). 

De heer Monasch (PvdA):

Ik heb nog een korte slotvraag. Ik heb er geen motie over ingediend, maar door de Raad van Cultuur wordt gezegd dat philharmonie zuidnederland zich op één plek zou moeten concentreren. Nu heb je een beetje regionale spreiding met twee verschillende plekken, Brabant en Limburg, en moet dat weer samengevoegd worden. De vraag is of dat nu echt nodig is. Het gevaar gaat dan bestaan dat een van de provincies zijn handen ervan af gaat trekken. Wat ons betreft hoeft dat niet en kan men rustig vanuit twee standplaatsen het culturele aanbod in het Zuiden bedienen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb drie korte moties en één vraag. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Huis Doorn onder voorwaarden een subsidie van slechts één ton wordt toegekend; 

overwegende dat bij Huis Doorn een paviljoen over WO I is ingericht en Huis Doorn in 2018 het middelpunt is van de herdenking dat 100 jaar geleden WO I eindigde; 

verzoekt de regering, in overleg met Huis Doorn de subsidietoekenning aan te passen op de voorgenomen ambities, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 199 (32820). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Raad voor Cultuur signaleert dat in de regio's buiten de grote steden de culturele infrastructuur afbrokkelt en mede daardoor het aanbod van cultuureducatie beperkt is; 

overwegende dat het daarmee bepalend is waar je woont of je als kind voldoende toegang tot cultuureducatie hebt; 

verzoekt de regering, bij besluitvorming over de culturele basisinfrastructuur aantoonbaar in te zetten op een betere verdeling van de culturele budgetten over de Randstad en regio's, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 200 (32820). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de postacademische instellingen de Rijksakademie en De Ateliers beide bestaansrecht hebben; 

spreekt uit dat een fusie niet wenselijk is en roept de regering op, de "strafkorting" in de culturele basisinfrastructuur te schrappen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 201 (32820). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik meen dat zojuist een vergelijkbare motie is ingediend. Ik moet daar nog even goed naar kijken maar wie weet kunnen wij een en ander in elkaar schuiven. 

Ik heb nog één vraag. Ik weet dat de minister een onderzoek heeft ingesteld naar het knelpunt van financiering van digitale archivering van audiovisueel erfgoed, waaronder ook het filmerfgoed. Mijn vraag is of de minister de Kamer wil informeren over de uitkomsten van dit onderzoek en over de termijn waarop we dat kunnen verwachten. 

Ik moet nu helaas vanwege andere verplichtingen de vergadering verlaten, maar er wordt op afstand meegeluisterd. 

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Je zou kunnen denken: wat zijn die Kamerleden ongelooflijk geïnteresseerd dat zij allemaal moties indienen. Je zou echter ook kunnen zeggen: na al die jaren van bezuinigingen piept en kraakt het zo dat die Kamerleden nog proberen te repareren, te pleisteren en te plakken wat er mogelijk is. Ik heb het gevoel dat het het laatste is. Wij doen dat op basis van een heel goed advies van de Raad voor Cultuur, waarvoor nogmaals dank. Wij doen dat verder op basis van een minister die heeft aangegeven de ambitie te hebben om de laatste maanden niet op haar handen te gaan zitten maar voor de cultuur nog het nodige te regelen. Toch sturen we graag mee. Daarom dien ik ook twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Raad voor Cultuur in zijn advies de keuze maakt om een beperkt aantal productiehuizen een bedrag toe te kennen om hun taken goed te kunnen vervullen; 

constaterende dat daardoor geadviseerd wordt, slechts drie productiehuizen BIS-subsidie te verstrekken; 

overwegende dat het advies van de Raad voor Cultuur ook duidelijke waardering uitspreekt voor productiehuizen elders in het land; 

verzoekt de regering om te onderzoeken of er ruimte is om meer productiehuizen te ondersteunen en daarbij geografische spreiding en regionale talentontwikkeling te adresseren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 202 (32820). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het Letterkundig Museum de vorige subsidieperiode 25% van zijn subsidie verloor; 

constaterende dat de Raad voor Cultuur zich zorgen maakt over de financiële positie van het museum en dat het museum zelf aangeeft dat de doorwerking van de bezuinigingen ook betrekking heeft op de behoud- en beheerfunctie van het museum; 

van mening dat de toekomst van ons literaire archief niet in gevaar gebracht mag worden; 

verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre het geadviseerde budget toereikend is voor het uitvoeren van de taken van het museum en daarbij mee te wegen dat er ook ruimte moet zijn om het (dagelijks groeiende) archief te digitaliseren en toegankelijk te maken en aankopen te kunnen doen die voor de collectie van toegevoegde waarde zijn, en de uitkomsten van dit onderzoek uiterlijk op Prinsjesdag aan de Kamer te doen toekomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 203 (32820). 

De heer Pechtold (D66):

Tegen de Griffie zeg ik dat in de tweede motie na "van mening" het woordje "van" is weggevallen in mijn motie op papier. 

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Ook ik heb twee moties en een korte vraag. 

Wij hebben in het AO uitgebreid gesproken over de situatie van instellingen die veel geld verdienen en het veel beter doen dan ze voorspiegelen. Vandaar de eerste motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het Rijksmuseum het fantastisch doet en een voorbeeld is voor de musea in Nederland; 

constaterende dat de Raad voor Cultuur heeft aangegeven welke instellingen in aanmerking komen voor rijkssubsidie en de minister op basis van het advies beslist over de toekenning van de subsidies; 

constaterende dat het Rijksmuseum in de periode 2014-2015 zijn inkomsten heeft zien stijgen met 17 miljoen euro; 

constaterende dat het Rijksmuseum 2,4 miljoen bezoekers per jaar trekt; 

constaterende dat de kosten van het Rijksmuseum een-op-een zijn meegestegen met de extra omzet; 

overwegende dat de Raad voor Cultuur in zijn advies constateert dat het Rijksmuseum met 1,9 miljoen bezoekers een voorzichtige inschatting van de inkomsten heeft gemaakt; 

overwegende dat de Raad voor Cultuur in zijn advies constateert dat het Rijksmuseum onderdelen van zijn vaste lasten substantieel heeft verhoogd; 

overwegende dat de Raad voor Cultuur het Rijksmuseum daardoor indeelt in categorie twee; 

verzoekt de regering, bij de inkomsten van het Rijksmuseum uit te gaan van 2,4 miljoen bezoekers per jaar in plaats van 1,9 miljoen bezoekers per jaar; 

verzoekt de regering tevens, van de meeropbrengst (6,7 miljoen euro prijspeil 2015) 20% in mindering te brengen op het door de Raad voor Cultuur geadviseerde subsidiebedrag; 

verzoekt de regering voorts, dit geld ten goede te laten komen aan het verbeteren van de regionale spreiding van cultuurgelden binnen de BIS op basis van het advies van de Raad voor Cultuur, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 204 (32820). 

Het is wel een heel lange motie. 

De heer Van Veen (VVD):

Ja, er komt nog een heel lange. Ik vind het zo mooi om hier zo'n lange motie voor te lezen, maar dan is het er maar één. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Kamer eerder heeft aangegeven dat in het Kunstenplan 2017-2020 invulling moet worden gegeven door de betreffende culturele instellingen aan: 

  • -het bereiken van een nieuw en divers samengesteld publiek; 

  • -dat ruimte wordt gegeven aan nieuwe makers en talentontwikkeling en aan ondernemerschap; 

  • -dat bij de productie en opvoering zorg wordt gedragen voor regionale spreiding; 

  • -dat zij goed werkgeverschap zullen betrachten voor artiesten en kunstenaars; 

overwegende dat er bij de aanvragen voor subsidies in de BIS voor de periode 2017-2020 meer aandacht is voor de genoemde prioriteiten, maar de invulling volgens de raad nog beperkt is; 

verzoekt de regering om aan de toekenning van alle subsidies in de BIS de voorwaarde te verbinden dat in de verdere uitwerking van de plannen aangegeven wordt hoe de prioriteiten ingevuld worden en dat bij de verantwoording bij jaarverslagen en aan de subsidieverstrekker verantwoord wordt wat er op deze punten bereikt is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veen en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 205 (32820). 

De heer Van Veen (VVD):

Ik heb nog een korte, laatste vraag. In het cultuurdebat is het gelukkig over meer gegaan dan alleen het advies van de Raad voor Cultuur. Ik wil de minister nogmaals vragen wat zij gaat doen om de eigenaars van rijksmonumenten in Groningen te ontlasten van regels als zij daar zelf om vragen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Mijn moties zijn altijd kort. 

Er is zwaar bezuinigd op cultuur. Daardoor knelt het budget. Wij gaan alle moties voor het redden van instellingen met belangstelling bekijken, maar steeds ligt daaronder de vraag of er dan ook extra budget komt. Dat gaat deze ultrakorte motie regelen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat grote delen van de kunst- en cultuursector in financieel zwaar weer verkeren, zoals de festivalsector; 

van mening dat de extra investering van 10 miljoen euro in 2016 nodig was om een vitale cultuursector in stand te houden, maar dat dit een eenmalig bedrag betrof; 

verzoekt de regering, ten minste 10 miljoen structureel extra te investeren in cultuur voor de periode 2017-2020 en daarvoor bij Prinsjesdag met voorstellen te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 206 (32820). 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mijn tweede motie gaat over het stelsel van subsidieverdelingen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Raad voor Cultuur in zijn advies stelt dat het huidige systeem van subsidietoekenning te willekeurig is; 

van mening dat de kunst- en cultuursector gebaat is bij een integrale afweging als het gaat om toekenning van subsidies waarbij ook wordt gekeken naar regionale subsidies; 

verzoekt de regering, met een voorstel voor herziening van het subsidiestelsel te komen, zodat dit meer in balans komt, voor de periode na 2017-2020, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 207 (32820). 

Ik zie dat de minister behoefte heeft aan een korte schorsing, want het zijn ongeveer achttien moties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Bussemaker:

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 190 vragen de leden Van Toorenburg en Monasch de regering om een oplossing te vinden voor het EKWC. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik snap de zorgen van de Kamer, die heel graag een oplossing wil vinden. Tegelijkertijd ben ik nu nog, zoals bekend, met hoor en wederhoor bezig. Het EKWC voldoet niet aan de eisen die wij in het kader van de basisinfrastructuur gesteld hebben. Ik kan dus geen oplossing zoeken binnen de basisinfrastructuur. Maar als ik de motie zo mag begrijpen dat ik de ruimte heb om ook buiten de basisinfrastructuur een oplossing te zoeken, laat ik het oordeel aan de Kamer. Mijn algemene lijn is dat ik een advies van de Raad voor Cultuur zo veel mogelijk wil volgen. 

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Van Toorenburg het woord, omdat zij de eerste ondertekenaar is. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het gaat ons om het resultaat. Het gaat erom dat het EKWC kan blijven voortbestaan en dat de minister een oplossing zoekt. Als zij denkt dat die oplossing het beste op een andere manier kan worden gevonden, mag ze dat zeker zo lezen. 

De voorzitter:

De heer Van Veen, alleen als het echt van belang is voor zijn stemgedrag. 

De heer Van Veen (VVD):

Ik heb nog niets gezegd! 

De voorzitter:

Daarom zeg ik het ook van tevoren. 

De heer Van Veen (VVD):

U mag ervan uitgaan dat ik daar absoluut rekening mee houd. Vindt de minister dat het advies van de Raad voor Cultuur dus gewoon fout is geweest? 

Minister Bussemaker:

Ik constateer dat het EKWC zich niet binnen een kernpunt bevindt, zoals in de regeling staat. In die zin snap ik de sympathie van de Raad voor Cultuur wel, maar het voldoet juridisch niet aan de eisen die ik met goedkeuring van de Kamer heb gesteld. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Van Veen (VVD):

Ik denk dat ik hoor dat de minister van mening is dat de Raad voor Cultuur hierbij een fout heeft gemaakt. We hebben als Kamer heel veel waardering uitgesproken voor het rapport van de Raad voor Cultuur. Zitten er nog meer fouten van de Raad voor Cultuur in dit rapport? 

Minister Bussemaker:

Nee, dit is de enige juridische omissie. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Bussemaker:

Voor zover mij bekend, voeg ik eraan toe. Want het is een nogal dik rapport over heel veel instellingen. Ik kan niet uitsluiten dat er ooit nog ergens een omissie naar voren komt. Dan zou ik de Kamer verkeerd hebben geïnformeerd. 

In de motie op stuk nr. 191 van de leden Van Toorenburg en Dik-Faber wordt de regering gevraagd het Bonnefantenmuseum op te nemen in de Culturele Basisinfrastructuur 2017-2020. Die motie ontraad ik. Bij musea in de BIS moet sprake zijn van beheer van een rijkscollectie. Het Bonnefantenmuseum heeft geen rijkscollectie. Een van de criteria is ook dat het museum in de voorafgaande periode geen subsidie van een andere overheid ontvangt. Dat is hier wel het geval. Ook hier geldt: binnen de kaders die we hebben vastgesteld, kan ik het Bonnefantenmuseum niet toelaten in de BIS. 

In de motie op stuk nr. 192 van de leden Van Toorenburg en Pechtold wordt de regering verzocht in overleg te treden met Financiën, IPO, VNG en musea om te onderzoeken op welke wijze een niet-verzekermodel vorm kan worden gegeven. Die motie laat ik aan het oordeel van de Kamer. Dit is een kwestie waarover we al veel hebben gesproken. Maar het is altijd de moeite waard om juist ook vanuit andere invalshoeken de zaak te bezien. Ik zeg niet dat ik erin zal slagen, maar ik zeg wel dat ik, als de motie wordt aangenomen, graag het gesprek aanga. 

In de motie op stuk nr. 193 van de leden Van Toorenburg en Dik-Faber wordt de regering verzocht het Orkest van het Oosten en het Gelders Orkest in staat te stellen om in samenwerking vorm te geven aan een nieuwe rol van symfonische voorzieningen in de regio. Ik snap de bedoeling heel goed. Het is van groot belang dat we met elkaar een oplossing zoeken die op draagvlak kan rekenen. Ik neem daarbij gelijk de motie op stuk nr. 196 van de leden Monasch en Pechtold mee, een motie die ook over beide orkesten gaat. Ook hier geldt dat ik me in de fase van hoor en wederhoor bevind. Ik ben graag bereid om me in te zetten om een plan met breed draagvlak te krijgen, maar dat kan ik niet alleen doen. Daar heb ik de partijen voor nodig. Als het daarvoor nodig is om het in een ander tempo te doen en het niet allemaal met stoom en kokend water af te dwingen, dan heb ik daar begrip voor. Misschien zou het een idee zijn als beide indieners kijken of ze de moties kunnen samenvoegen. Ik zou overigens ook kunnen zeggen dat ze overbodig zijn, omdat we al in gesprek zijn met het Orkest van het Oosten en het Gelders Orkest en naar een oplossing zoeken die uitvoerbaar is. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik heb een enorm constructieve pet op vandaag. Kan de minister misschien nog één stapje verder gaan en de moties overnemen? Ze gaat namelijk eigenlijk al doen wat wij haar zo indringend vragen en alle partijen staan hierachter. Dan hebben we, denk ik, met elkaar iets moois bereikt. 

Minister Bussemaker:

Dat lijkt mij een zeer sympathieke suggestie, maar ik kijk ook even naar de heer Monasch. De bedoeling van beide moties is namelijk om het in eigen tempo te doen en niet met stoom en kokend water af te dwingen, en om zo veel mogelijk samen te werken met anderen. Ik zeg nogmaals dat ik niet kan garanderen dat dat plan altijd door iedereen breed gedragen wordt, maar ik kan wel een ultieme poging doen om voor iedereen te zorgen voor een oplossing waarbij wordt uitgegaan van samenwerking, maar ook van steun in de regio. 

De voorzitter:

Dus u bent bereid om de moties over te nemen? 

Minister Bussemaker:

Ik wil beide moties in gecombineerd verband overnemen, in die zin dat we samen met de regio en de orkesten kijken of we tot een gedragen oplossing kunnen komen, waarbij we niet uitsluiten dat er iets meer tijd nodig is en we het niet alleen top-down met stoom en kokend water afdwingen. 

De voorzitter:

Ik kijk even of iemand hiertegen bezwaar heeft. Dat is niet het geval. 

De motie-Van Toorenburg/Dik-Faber (32820, nr. 193) is overgenomen. 

De motie-Monasch/Pechtold (32820, nr. 196) is overgenomen. 

Minister Bussemaker:

De motie-Monasch/Jasper van Dijk op stuk nr. 194 verzoekt de regering om in gezamenlijk overleg met belanghebbenden en de ACM een voorstel te doen om krachten bij onderhandelingen te bundelen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Als ik de motie zo mag uitleggen dat de verantwoordelijkheid primair bij de partijen uit de sector blijft liggen en dat ik die niet overneem, dan ga ik graag in overleg. Het gaat dan overigens ook om andere sectoren. SZW en EZ zijn daarbij betrokken. Ik ben graag bereid om daar met mijn collega's naar te kijken. 

De motie-Monasch/Pechtold op stuk nr. 195 gaat over de postacademische instellingen en het zelfstandig voortbestaan daarvan. Ik laat het oordeel hierover aan de Kamer. Het is ook mijn mening dat fusies niet afgedwongen moeten worden en dat de postacademische instellingen ook in de komende BIS-periode zelfstandig moeten kunnen voortbestaan. De Raad voor Cultuur heeft dat ook geadviseerd. Daar is dit dus eigenlijk een bevestiging van. 

Ik neem hierbij gelijk de motie-Dik-Faber op stuk nr. 201 mee, waarin wordt gesproken over een strafkorting bij de postacademische instellingen. Mevrouw Dik-Faber wil die schrappen. Die motie kan ik op deze manier niet overnemen, omdat er geen sprake is van een strafkorting. Er is sprake van een gedegen oordeel van de Raad voor Cultuur, die ook kritiek heeft op de activiteitenplannen van beide instellingen. Er is geen geld om instellingen op te plussen boven het bedrag dat de raad heeft geadviseerd. 

De motie-Monasch op stuk nr. 197 gaat over Cinekid. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. De raad heeft geadviseerd om Cinekid een lager bedrag toe te kennen dan het festival heeft aangevraagd. De raad adviseert om de middelen aan het IDFA toe te kennen. Ik begrijp de motie zo dat de heer Monasch wil dat het geld in ieder geval gereserveerd blijft voor jeugdcinema. Dat kan op verschillende manieren. Dat neem ik mee bij mijn verdere invulling, na hoor en wederhoor te hebben gepleegd en de prioriteiten van mijn beleid te hebben bekeken, maar die sluiten heel goed aan bij de motie om ook activiteiten voor de jeugd daarin een belangrijke plek te geven. 

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, heeft de heer Monasch een interruptie. 

De heer Monasch (PvdA):

De constructieve instelling van collega Van Toorenburg heeft misschien een virale werking. Zou de minister deze motie dan niet gewoon kunnen overnemen? 

Minister Bussemaker:

Dat zou ik heel graag doen, want ook deze sluit heel goed aan bij mijn beleid. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter, daar wil dan toch wel een vraag over stellen, want de minister noemde het IDFA. Gaat deze motie ten koste van het IDFA? 

Minister Bussemaker:

Nee. Het IDFA krijgt gewoon wat het heeft aangevraagd, maar de Raad voor Cultuur stelt voor om die middelen, waarvan men zegt dat er wel heel veel bij Cinekid terechtkomt, met een beperkte spreiding en met heel veel vergoeding voor elk kind, aan het IDFA te geven, omdat dat heel goed beoordeeld is. Het IDFA heeft ook wel jeugddocumentaires, maar we hebben ook het Nederlands Film Festival, het IFFR, dus er zijn meer plekken waar je iets met jeugdfilm kunt doen. Zo begrijp ik de motie van de heer Monasch ook. Het gaat dus niet af van het bedrag, als ik althans de Raad voor Cultuur hierin volg, dat de Raad voor Cultuur voorstelt om toe te kennen aan het IDFA. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Dijk. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vraag om de motie wel in stemming te brengen. 

De voorzitter:

Oké, dat mag. Dan wordt deze motie in stemming gebracht. 

De heer Monasch (PvdA):

Je kunt geld niet twee keer uitgeven. Dus als de Raad voor Cultuur voorstelt om het aan het IDFA en dus volwassenenfilm te geven, dan kunnen we vervolgens niet zeggen dat we opeens ergens anders geld hebben gevonden voor jeugdcinema. Het is echt de intentie van de Kamer geweest, in moties vastgelegd, dat Cinekid met een bepaald bedrag in de BIS komt. Als om wat voor reden dan ook — de procedure daarover loopt nog — blijkt dat de argumentatie van de Raad voor Cultuur juist is, dan nog, zo stelt de motie, moet dat geld ter beschikking komen aan jeugdcinema. 

Minister Bussemaker:

Ja, zo begrijp ik haar ook. 

De motie op stuk nr. 198 van de leden Monasch en Hoogland gaat over het bijdragen aan een haalbaarheidsstudie voor een ambitieus cultureel instituut in Rotterdam-Zuid. Het oordeel over die motie kan ik aan de Kamer laten, maar wel met een opmerking en een interpretatie. Het is immers ongebruikelijk dat het Rijk haalbaarheidsonderzoeken voor stedelijke plannen medefinanciert. Ik beschouw de oproep in het dictum dus niet per definitie als een financiële invulling, maar wel als bereidheid om samen met Rotterdam aan zo'n haalbaarheidsstudie bij te dragen. Dat kan ook op andere manieren. Tegelijkertijd zie ik dat er voor dit voorstel ten aanzien van Rotterdam-Zuid wel een bijzondere verantwoordelijkheid is, omdat het gaat om een nationaal programma waarbij wij als rijksoverheid vanuit verschillende departementen al langer betrokken zijn. Ik zeg dit met nadruk, omdat ik duidelijk wil aangeven dat dit echt een heel bijzondere casus is en dat dit dus niet toegepast kan worden op welk ander idee of welke andere instelling dan ook. Ik ben hier al over in gesprek. Ik heb hier al een paar keer informeel met de burgemeester over gesproken en ik ga binnenkort bij hem langs om sowieso verder over dit thema te spreken. 

De heer Monasch vroeg naar philharmonie zuidnederland: moet er wel één standplaats zijn? Ik heb goede nota van zijn opmerking genomen, maar het is wel het advies van de Raad voor Cultuur en ik neem dit mee bij de gesprekken met de overheden. Er zijn voors en tegens om tot één standplaats over te gaan. 

De voorzitter:

Een korte vraag, mijnheer Monasch. 

De heer Monasch (PvdA):

Wij proberen ons niet met de artistieke kwaliteit te bemoeien. Daar doen we allemaal ons best voor; het lukt de een wat meer dan de ander. Dit is echt een kwestie van de locatie. Wij hebben als Kamer voortdurend aangegeven dat er moet worden gezorgd voor regionale spreiding, zodat er op verschillende plekken een goed cultureel aanbod is en zodat die mensen daar aanwezig zijn. Dit gaat dus niet over de artistieke invulling. Daarom hoop ik dat de minister haar intentie om naar meerdere vestigingsplaatsen te kijken, echt zo hard mogelijk zal maken. 

Minister Bussemaker:

Dat snap ik, maar het gaat wel ook over de logistieke invulling. Als je twee standplaatsen hebt en je moet repeteren, kan dat allemaal meer gedoe opleveren. Tegelijkertijd is het misschien weer handiger voor de concerten die je moet geven, maar je moet ook de afweging maken of je een kleine of een grote bezetting nodig hebt. Dat speelt ook allemaal mee. Dat staat vanzelfsprekend los van de voorkeuren die men regionaal heeft en die mij ook bekend zijn. 

De motie op stuk nr. 199 van de leden Dik-Faber en Van Toorenburg gaat over Huis Doorn. Laat ik vooropstellen dat ik hier warme gevoelens voor heb. Toen ik aantrad, moest Huis Doorn de deuren sluiten. Ik ben blij dat ik met steun van de Kamer de deuren open heb kunnen houden en dat ik extra subsidie heb kunnen geven om dat mooie project over de Eerste Wereldoorlog te doen. Maar ik moet hier toch aangeven dat ik niet meer geld heb dan er is en dat ik de adviezen van de Raad voor Cultuur wil volgen. Daarom moet ik deze motie ontraden. 

De motie op stuk nr. 200 van de leden Dik-Faber en Van Toorenburg gaat over de culturele basisinfrastructuur in de Randstad en de regio's. Die motie ontraad ik, want ook hiervoor geldt dat de regeling is vastgesteld. Dat hebben we in goed overleg gedaan. Daar zitten voorwaarden in over de regionale spreiding en die kan ik nu niet zomaar veranderen. 

Ik heb het al gehad over de motie op stuk nr. 201. 

In de motie op stuk nr. 202 van de leden Pechtold en Monasch wordt gevraagd om te onderzoeken of er ruimte is om meer productiehuizen te ondersteunen en om daarbij geografische spreiding en regionale talentontwikkeling te adresseren. Die motie moet ik ontraden, want de Raad voor Cultuur heeft op basis van kwaliteit geadviseerd. Die heeft negatief geadviseerd over de aanvragen uit Groningen en Limburg. Ik heb geen reden om die redenering ter discussie te stellen. Ook hiervoor geldt dat ik niet meer geld heb. 

Over de motie op stuk nr. 203 van de leden Pechtold en Monasch over het Letterkundig Museum laat ik het oordeel aan de Kamer. Het museum heeft mijn aandacht. Het heeft de afgelopen periode veel bereikt op het gebied van jeugd en educatie, maar ook hier zeg ik dat er geen extra middelen beschikbaar zijn. Het uitgangspunt is dus hetzelfde bedrag. Ik zeg er maar bij dat ik, met die opmerkingen, wil zien wat er nog aan verbeteringen mogelijk is. De raad wijst er bijvoorbeeld op dat het educatieve aanbod van hoog niveau is, maar dat het museale deel voor volwassenen daarbij achterblijft, en dat ook op het gebied van samenwerking nog stappen te zetten zijn. Ik zou dus niet willen aangeven dat er alleen budget bij moet, want daar heb ik geen middelen voor, maar ik ben wel bereid om te bekijken hoe men nog verdere stappen kan zetten. 

In de motie op stuk nr. 204 van de heer Van Veen wordt verzocht om te korten op het Rijksmuseum in Amsterdam en om de meeropbrengsten daarvan in mindering te brengen op het door de Raad voor Cultuur geadviseerde subsidiebedrag. Deze motie moet ik ontraden, en die moet ik ook met kracht ontraden. We praten al heel lang over de nieuwe basisinfrastructuur. Ik heb net ook in de richting van andere woordvoerders aangegeven dat we ook lang met elkaar over de uitgangspunten hiervan hebben gesproken. Die heb ik met de Kamer besproken voordat de Raad voor Cultuur aan het werk ging. Ik kan nu niet op het allerlaatste moment de subsidieregels wijzigen, want dat zou beteken dat ik nu tegen één instelling zou zeggen: ik ga u anders de maat nemen dan alle andere instellingen, en omdat u het zo goed gedaan hebt, kunt u de komende periode ook wel wat minder krijgen. Dat is ook echt strijdig met de systematiek die we hebben om ondernemerschap te stimuleren. We zeggen tegen instellingen: je moet een eigen inkomstennorm hebben, je moet laten zien dat je ondernemend bent. Als we er nu geld afhalen als een instelling dat ook is, zijn we echt verkeerd bezig. Deze motie is wat mij betreft juridisch niet uitvoerbaar en inhoudelijk onwenselijk. Ze is ook in tegenspraak met de serieuze advisering van de Raad voor Cultuur en met mijn bereidheid en wil om die in algemene zin zo veel mogelijk over te nemen. 

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter, ik weet dat u niet wilt dat dit debat opnieuw gevoerd wordt en ik zal het dus absoluut kort houden. De eerste vraag is of de minister uiteindelijk, na het advies van de Raad voor Cultuur, gaat over het toekennen van subsidiegeld aan instellingen. 

Minister Bussemaker:

Ja. 

De heer Van Veen (VVD):

Ik kan me voorstellen dat de minister de motie ontraadt, maar dan snap ik niet dat zij hier zegt dat die juridisch niet uitvoerbaar is. Ik zou dat toch echt onder het woordje "flauwekul" willen scharen, want de minister heeft alle ruimte om eigen keuzes te maken. Of het nu gaat om Cinekid of welke andere organisatie ook, het is slechts een advies. Ik vraag de minister dan ook om in te gaan op de opmerkingen van de Raad voor Cultuur over de te laag geraamde bezoekersaantallen en het verhogen van de vaste lasten door het Rijksmuseum. Volgens mij heeft de Raad voor Cultuur daar een heel helder advies over gegeven aan de minister. 

Minister Bussemaker:

Ik heb dat advies goed gelezen en ik lees dat echt heel anders. De Raad voor Cultuur maakt bij heel veel instellingen een opmerking, bijvoorbeeld dat hun toelichting uitgebreider had gekund of er meer motivatie bij gekund had. De raad oordeelt bij verschillende instellingen dat zij voorzichtig zijn met het ramen van hun bezoekersaantallen. Als ik bij één instelling zeg "omdat u wat laag raamt of dat beter had moeten motiveren, ga ik dat bedrag naar beneden halen", geldt dat nog wel voor een paar instellingen. Ik kan ze zo noemen. Dan moet ik het Metropole Orkest ook gaan korten en het Nederlands Openluchtmuseum wellicht ook, net als Cinekid en De Nationale Opera. Dat is precies waar we vanaf willen. Daarom hebben we de structuur met de Raad voor Cultuur en ben ik bereid om in hoofdlijnen en daar waar dat kan, het advies op te volgen. Ik vind dat de Raad voor Cultuur goed geadviseerd heeft over het Rijksmuseum en ik kan daar niet van afwijken. Als ik dat doe, schep ik een precedent. Dan zal het Rijksmuseum tegen mij zeggen: waarom worden wij gekort en anderen niet? En ik denk dat het museum dan heel sterk staat bij de rechter. 

De voorzitter:

Een laatste opmerking. 

De heer Van Veen (VVD):

Als je 500.000 bezoekers minder prognosticeert dan je realiseert — het gaat over 6,7 miljoen aan opbrengsten die men niet in de aanvraag verwerkt — vind ik het heel reëel dat de Kamer zegt: doe maar een stapje terug; wij halen daar 20% van af. Ik handhaaf deze motie sowieso. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De minister heeft eerder beloofd dat de mooie schilderijen van Rembrandt die aangekocht zijn, rond zouden gaan in het land. Die belofte is niet na te komen. Ik denk dat de minister het nog steeds graag had gewild, maar het gaat niet lukken; ze gaan naar het Rijksmuseum. Is die gedachte geen extra motivering om te zeggen: er is iets bijzonders gebeurd en daarom trekt dit prachtige museum nog meer mensen; dat rondgaan was juist voor de regionale uitstraling? Zou dat geen extra incentive kunnen zijn voor de minister om zich hier toch hard voor te maken? 

Minister Bussemaker:

Dat kan een incentive zijn om het Rijksmuseum aan te spreken op zijn grote verantwoordelijkheid. Met zijn heel bijzondere collectie, zijn bijzondere gebouw en zijn bijzondere internationale uitstraling heeft het museum een heel grote verantwoordelijkheid. Ik ben blij dat ze die nemen bij de schilderijen van Marten en Oopjen. Die gaan ze zelf restaureren. Ze hebben ook een zeer ruimhartig uitleenbeleid. Eerder is gesproken over het belang van jongeren naar musea brengen. Op dat terrein loopt het Rijksmuseum voorop. Tot slot heeft iedereen deze week kunnen lezen dat het Rijksmuseum in samenwerking met Google alle werken openstelt voor iedereen. Dus ook als je niet fysiek in staat bent om naar het museum te gaan, kun je toch kennis nemen van de kunstwerken. Dat zijn allemaal belangrijke elementen. Daar zal ik het Rijksmuseum op blijven aanspreken. Maar hier gaat het om iets anders. De Kamer vraagt mij in een motie om bij één instelling het bedrag te verlagen, omdat ik vind dat die instelling haar bezoekersaantallen te laag inschat. Ik heb een verantwoordelijkheid voor het hele stelsel en dus ook voor andere instellingen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Feitelijk is er 80 miljoen vrijgemaakt en een belangrijk deel daarvan is aan het Rijksmuseum gegeven. Dat geld had toch ook aan de regio's gegeven kunnen worden? Daarom zou ik die slag toch willen maken. 

Minister Bussemaker:

Die 80 miljoen is niet naar het Rijksmuseum gegaan. Die 80 miljoen is in bezit van het Rijk. De schilderijen zijn fiftyfifty van de regeringen in Frankrijk en Nederland en niet van het Rijksmuseum. Dat geldt eigenlijk voor de hele collectie van het Rijksmuseum. Ik ben blij dat de mensen van het Rijksmuseum als eerste zeggen dat het niet hun museum is. Het is ook niet mijn museum. Het is ons aller museum. Daar mogen wij het Rijksmuseum op aanspreken, maar dat moeten we wel op de goede manier doen. Met de voorgestelde manier halen wij de hele systematiek overhoop en straffen wij ondernemerschap in plaats van het te stimuleren. Ik zie niet hoe ik dit uit zou moeten voeren zonder een hele hoop gedoe en ellende in de sector. 

De heer Pechtold (D66):

Samen met u, voorzitter, verbazen wij ons erover dat een PvdA-minister een VVD-woordvoerder beschuldigt van het straffen van ondernemerschap. Het is een vorm van armpjedrukken waarbij de klassieke verhoudingen zoek zijn. Ik heb nu een tijdje aangezien hoe de VVD de aanval op het Rijksmuseum geopend heeft. De minister zegt bij deze motie "krachtig ontraden". Stel dat die motie wordt aangenomen en de minister deze motie zou moeten uitvoeren, dan zou dat een vorm van onbehoorlijk bestuur zijn. Ik zeg het nu in mijn woorden, maar eigenlijk hoor ik dit graag van de minister. Stel dat hiervoor een Kamermeerderheid te porren is — ik hoop het niet — wat gebeurt er dan? Kan de minister dat iets duidelijker aangeven? 

Minister Bussemaker:

Ik heb dat inderdaad met zo veel woorden aangegeven. Als ik één instelling op deze grond ga korten, zal het Rijksmuseum komen en zeggen: dit is onrechtmatig, want u doet het alleen bij ons en niet bij anderen. Dan moet ik straks het Rijksmuseum gelijk geven. Dat betekent dat het alsnog geld krijgt en ik een financieel probleem heb. Ik vind dat onbehoorlijk bestuur. 

De heer Pechtold (D66):

Dank voor de duidelijkheid. Ik snap best dat de heer Van Veen daar kritisch naar kijkt en iedere woordvoerder die goed naar de cultuureuro's kijkt, verdient naar mijn mening een pluim. Zouden wij hem kunnen helpen door te zeggen dat instellingen in de toekomst bewust moeten omgaan met het inschatten van bezoekersaantallen om daarmee te kunnen sturen? Misschien kunnen wij dit voor de volgende periode naar aanleiding van deze casus en deze periode eens goed laten onderzoeken — maar dan niet alleen voor het Rijksmuseum — om te bekijken of dit iets kan zijn waardoor wij niet voor dit soort vragen worden gesteld. Ik geef dit de heer Van Veen mee. Als de minister dit een serieus punt vindt, kunnen wij misschien de scherpte van de motie wegnemen. 

Minister Bussemaker:

De heer Pechtold neemt mij de woorden uit de mond. Na mijn kritische oordeel over deze motie over het Rijksmuseum was ik net op het punt gekomen om te zeggen: als de heer Van Veen dit wil, moet het in een nieuw kader worden ondergebracht. De vraag is of je dat wil, maar als je dat wil, is dit het moment om te vragen dit te verkennen voor een volgende periode. Ik zeg hierbij dat wij dan wel breken met het ingezette beleid, ook het beleid dat door mijn voorganger is ingezet. De heer Zijlstra wees er immers op dat er meer aan ondernemerschap moet worden gedaan en dat er meer private middelen moeten worden gegenereerd. Wij gaan dan nu iets anders zeggen, namelijk: als je dit genereert, nemen wij het ook weer in; als je er goede redenen en goede andere bestemmingen voor hebt, kan het, maar dan wel in een nieuw kader. 

De heer Van Veen (VVD):

Ik heb al gezegd: het is een advies. Er ligt een advies van de Raad voor Cultuur en de minister doet daarmee wat zij wil. De Kamer kan daarop invloed uitoefenen door er op dagen als vandaag over te debatteren. Ik wil kort ingaan op de opmerking van de heer Pechtold over het straffen van ondernemerschap. De minister heeft dit ook twee keer gezegd, omdat zij denkt dat mij dit triggert. Het triggert mij inderdaad. Hier is helemaal geen sprake van het straffen van ondernemerschap. Sterker nog, ik beloon dat ondernemerschap doordat ik me er niet meer mee bemoei op het moment dat er zo veel geld wordt verdiend dat je geen subsidie meer nodig hebt. Het succes van het Rijksmuseum bewijst dat musea met een rijkscollectie in staat zijn zonder subsidie een fatsoenlijke exploitatie te voeren. Ik heb verder geen vragen aan de minister. Ik handhaaf mijn motie. 

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt en ik stel voor dat wij nu verdergaan. 

Minister Bussemaker:

Ik moet de heer Van Veen uit de droom helpen dat het Rijksmuseum zonder subsidie zou kunnen bestaan. Dat is absoluut onmogelijk. Verder ben ik er zeer voor dat de verwerving van eigen inkomsten wordt gestimuleerd, maar ik moet daar als minister zorgvuldig mee omgaan en ik moet instellingen gelijk behandelen. 

Over de andere motie van de heer Van Veen, de motie op stuk nr. 205, kan ik positiever zijn. In die motie wordt de regering verzocht om aan de toekenning van alle subsidies de voorwaarde te verbinden dat in de verdere uitwerking van de plannen aangegeven wordt hoe de prioriteiten ingevuld worden en bij de verantwoording bij jaarverslagen, instellingen aan te spreken op de thema's die in het kader als belangrijk zijn geformuleerd. Ik denk dat wij het eens zijn over die thema's: talentontwikkeling, ondernemerschap, nieuwe makers et cetera. Ik zal in de beschikkingen voor de periode 2017-2020 aandacht vragen voor deze onderwerpen. Daarnaast zal ik de instellingen vragen hierop in het jaarlijkse bestuursverslag te reflecteren. Ik kan dus geen individueel handhaafbare afspraken maken, maar ik kan wel meer sturen. Ik ben graag bereid om dat te doen. 

De voorzitter:

En wat is uw oordeel over de motie? 

Minister Bussemaker:

Oordeel Kamer. 

De heer Van Veen heeft gevraagd naar eigenaren van rijksmonumenten in Groningen. Wij bekijken hoe wij de procedures kunnen bekorten en hoe de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verzoeken uit Groningen met voorrang kan behandelen. Hier doet zich echter een probleem voor. Dit zit niet zozeer in de regels, maar ook in de aanpak van de versterking in het hele gebied. De heer Alders ontwikkelt goede activiteiten. Hij heeft dit onder meer voor onderwijsgebouwen gedaan; daarover heeft hij onlangs een brief van ons ontvangen. Monumenten komen daarbij ook aan bod. Ik ben graag bereid om in de tussentijd alles te doen wat ik kan doen om ervoor te zorgen dat dingen gemakkelijker verlopen. 

De motie op stuk nr. 206 van de leden Van Dijk en Pechtold verzoekt de regering om 10 miljoen extra te investeren. Dit is een ongedekte motie, dus die ontraad ik. U kent mijn hart voor cultuur. Ik heb al aangegeven dat ook ik zie dat de leden Van Veen en Monasch vorig jaar een amendement hebben ingediend en dat daarvoor nog niet de structurele werking is gevonden, maar op deze manier gaat het wat mij betreft niet. Dus die motie ontraad ik. 

De motie van de heer Van Dijk op stuk nr. 207 verzoekt de regering om het subsidiestelsel meer in balans te brengen. Dit is een overbodige motie, dus die ontraad ik. Met de Raad voor Cultuur constateer ik dat de herijking van het stelsel voor de periode vanaf 2021 aan de orde is. Ik ben al bezig om er overleg over te voeren met de landsdelen, de instellingen et cetera. 

Mevrouw Dik-Faber heeft nog een vraag gesteld over de digitale archivering. Ik zal de Kamer na het zomerreces informeren over de resultaten daarvan. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties en overigens ook over de eerder ingediende moties tijdens verschillende VAO's vandaag, zullen we volgende week dinsdag stemmen. 

De vergadering wordt van 13.18 uur tot 13.58 uur geschorst. 

Naar boven