6 Examens

Aan de orde is het VAO Examens (AO d.d. 15/06). 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik heb vijf moties. Ik ga dus heel snel van start. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat digitale examens niet gepubliceerd worden; 

overwegende dat het achteraf publiceren van de examenvragen essentieel is voor het opsporen van mogelijke fouten in het examen; 

overwegende dat geen enkele scholier de dupe mag worden van een fout van het CvTE; 

overwegende dat er geen reden is om aan te nemen dat in de digitale examens minder fouten zitten dan in de papieren versie; 

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen met als doel om de digitale examens te publiceren met als ingangsdatum de examenperiode van 2017, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 323 (31289). 

De heer Van Meenen (D66):

U zet de klok niet stil, voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er elk jaar op de examens dezelfde soort brede kritiek komt; 

overwegende dat ook in de laatste fase van het proces waarin de examens gemaakt worden betrokkenheid van vakdocenten gewenst is; 

verzoekt de regering om er zorg voor te dragen dat in separate sessies wordt gesproken tussen Cito/CvTE, de vakorganisaties van docenten en LAKS om de jaarlijks terugkerende kritiek zo veel mogelijk te ondervangen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 324 (31289). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er elk jaar ophef is over het antwoordmodel van specifieke vragen in examens; 

overwegende dat vakorganisaties van docenten en het LAKS goed in staat zijn om de belangrijkste kritiek hierop te bundelen; 

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat alleen gemotiveerd door Cito en het CvTE kan worden afgeweken van de door vakorganisaties van docenten en LAKS aangedragen aanpassingen aan het antwoordmodel, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 325 (31289). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat goed rekenonderwijs in het belang is van elke leerling; 

constaterende dat er leerlingen zakken op basis van een ondeugdelijke toets; 

verzoekt de regering, de rekentoets per direct af te schaffen; 

verzoekt de regering tevens, in overleg te treden met het onderwijsveld om te bespreken hoe het rekenonderwijs verbeterd kan worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 326 (31289). 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. De rekentoets is aan de orde geweest in het algemeen overleg over examens. De heer Van Meenen heeft mede namens mij een motie ingediend waar geen woord Spaans bij zat: wij willen ervan af; hij is ondeugdelijk. Wij weten ook dat die motie mogelijk niet op een brede meerderheid kan rekenen. Wij rekenen er echter op dat de volgende motie dat wel kan, zodat deze toets er in ieder geval volgend jaar niet voor kan zorgen dat er ook in vwo mensen zakken op een ondeugdelijke toets. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er in de onderwijswereld nauwelijks draagvlak is voor de rekentoets en dat de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (NVvW) het zinloos acht om nog langer tijd, geld en energie te steken in de huidige digitale rekentoets; 

constaterende dat de staatssecretaris voornemens is om de rekentoets in het vwo per volgend schooljaar deel uit te laten maken van de kernvakkenregeling; 

overwegende dat daarmee aan het enkele cijfer van de rekentoets een disproportioneel gewicht wordt toegekend; 

verzoekt de regering, de rekentoets geen onderdeel uit te laten maken van de kernvakkenregeling, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Van Meenen, Jasper van Dijk en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 327 (31289). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat scholen ervoor mogen kiezen om aan het combinatiecijfer voor maatschappijleer en het profielwerkstuk ook andere zogenaamde "kleine vakken" toe te voegen; 

overwegende dat het gewicht van het vak maatschappijleer hierdoor minder zwaar wordt, terwijl goed burgerschapsonderwijs en daarmee ook een zwaarder meewegend vak maatschappijleer van cruciaal belang is voor de vorming van leerlingen; 

verzoekt de regering om het gewicht van het vak maatschappijleer bij het examen te versterken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 328 (31289). 

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. Ik dien één motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de inhoud van ons middelbare onderwijs voor een groot deel wordt bepaald door de inhoud van de eindexamens; 

constaterende dat vakleerkrachten aangeven dat hun input onvoldoende wordt meegenomen door het College voor Toetsen en Examens (CvTE) bij onder andere het construeren van de eindexamenvragen en de inhoud van het correctievoorschrift; 

constaterende dat het CvTE is begonnen aan het vernieuwen van zijn werkwijze, maar dat we uit de berichtgeving hierover niet kunnen opmaken of men aan meer transparantie en betrokkenheid van vakleerkrachten gaat werken; 

van mening zijnde dat vanwege de maatschappelijke waarde de inhoud en kwaliteit van de examens op breed draagvlak bij vakdocenten zouden moeten kunnen rekenen; 

verzoekt de regering, het CvTE op te dragen om actief te werken aan een nieuwe werkwijze, bijvoorbeeld via de principes van co-creatie, met meer transparantie en grotere betrokkenheid van individuele vakdocenten, en de Kamer nog voor de OCW-begrotingsbehandeling over de aanpak, inclusief de planning, te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Straus, Rog, Bruins, Vermue en Van Meenen. 

Zij krijgt nr. 329 (31289). 

Mevrouw Vermue (PvdA):

Voorzitter. Vmbo-scholieren hebben net als hun medescholieren op het havo en het vwo recht op openbare examenopgaven na afloop van de examenperiode. Om die reden dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van oordeel dat de kwaliteit van examens is gediend met transparantie en openbaarheid nadat deze zijn afgenomen; 

constaterende dat de digitale examens in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg van het vmbo de belangrijkste vorm van examinering betekenen, maar dat deze opgaven geheim blijven, ook na de examenperiode; 

constaterende dat docenten bij deze digitale examens soms ernstige tekortkomingen signaleren; 

verzoekt de regering, de ontwikkeling van digitale examens in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg slechts voort te zetten onder voorwaarde dat deze examens na afloop van de examenperiode openbaar worden, en de Kamer voor 1 november 2016 over de voortgang te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vermue. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 330 (31289). 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. De PVV hecht enorm aan de waardevastheid en aan het civiel effect van diploma's en aan hun erkenning en herkenning door vervolgopleidingen en door het bedrijfsleven. Dat is fundamenteel voor de kwaliteit van ons onderwijs. Er gaan dingen fout tijdens de correctie. Aan alle kanten is doodeenvoudig aangetoond dat er grote fouten worden gemaakt tijdens de eerste en tweede correctie. Daar is een simpele oplossing voor: we moeten de eerste en tweede correctie omdraaien. Laat de vreemde ogen eerst kijken, alvorens de eigen leraren ernaar kijken. Op die manier zitten we precies waar we wettelijk moeten zitten. Het kost geen geld en het is een eenvoudige logistieke operatie. Maar wat is er gebeurd? Leraren werden boos en 3.000 leraren waren zelfs zo gekwetst dat ze een petitie aanboden. Vreselijk. De staatssecretaris buigt daarvoor, en dat vind ik niet getuigen van sterk leiderschap. Ik wil mijn collega's de kans geven om zich te revancheren, en om die reden dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat onderzoek van het Cito aantoont dat twee derde van de eindexamens van het havo en het vwo niet volledig of helemaal niet voor de tweede keer wordt nagekeken; 

constaterende dat door het Cito ingeschakelde onafhankelijke derde correctoren bij alle onderzochte vakken uitkwamen op een lager cijfer, waarbij dit bij bijvoorbeeld het vak geschiedenis gemiddeld meer dan een punt scheelde; 

constaterende dat daarmee niet aan de wettelijke voorschriften wordt voldaan; 

overwegende dat schooldirecties en docenten weinig belang hebben bij een strengere tweede correctie die zal leiden tot meer werk en in veel gevallen tot lagere cijfers; 

verzoekt de regering om vanaf het schooljaar 2016/2017 alsnog de correctievolgorde om te draaien, waarbij de "vreemde ogen" de eerste correctie doen en de eigen docenten de tweede, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 331 (31289). 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Terwijl ik wacht op de laatste motie, begin ik vast met de beantwoording. Ik begin met de motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 323. Die lijkt overigens op de motie van mevrouw Vermue op stuk nr. 330. Beide gaan over de digitale examens en de openbaring van de opgaven. Ik zou beide indieners willen vragen hun motie aan te houden. Ik kom namelijk in het najaar, eind november, bij de examenmonitor met de eerste evaluatie van de digitale examens. Digitale examens hebben voor- en nadelen. Dit is een van de nadelen. Tegelijkertijd zien we dat heel veel scholen er desondanks toch voor kiezen om over te gaan op digitaal. Als je daarbij de harde eis stelt om voor alle opgaven over te gaan op openbaarheid, dan heeft dat vergaande consequenties. Ik vind het eigenlijk zonde om nu al vooruit te lopen op die consequenties, want dan maken we het scholen de facto onmogelijk om nog te kiezen voor digitale examens. Ook wordt het afnemen van digitale examens daardoor veel duurder. Op zich is dit een valide discussie die we hier goed zouden kunnen voeren, maar ik zou dat willen doen op basis van de feiten. Ik wil eerst een doorkijkje geven van wat het precies betekent om dit te doen. Ik vraag beide indieners mij de ruimte te geven om dat in het najaar grondig te doen. 

De voorzitter:

Het gaat dus om de motie op stuk nr. 323 en de motie op stuk nr. 330. Die laatste was van mevrouw Vermue. 

Mevrouw Vermue (PvdA):

De staatssecretaris geeft overwegend praktische bezwaren waarom de openbaarheid van examens nu niet mogelijk zou zijn. Toch lijkt me dat het ons gezamenlijke principe is dat alle scholieren openbare examenopgaven verdienen. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik ben er heel erg voor dat leerlingen kunnen terugkijken wat zij hebben gedaan. Ik ben ook voor de kwaliteit van antwoorden. Daarbij kan transparantie soms helpen. Tegelijkertijd moeten we voor digitale examens wel een goede databank hebben. Soms worden vragen daaruit hergebruikt. Dat knelt met die openbaarheid. Dat is een nadeel; dat ben ik met mevrouw Vermue eens. Maar ik vind het zonde om dan te zeggen dat dit het enige is wat heel zwaar telt en dat we er daarom maar mee moeten stoppen. 

Mevrouw Vermue (PvdA):

Wederom herhaalt de staatssecretaris zijn praktische bezwaren. Mijn motie roept ertoe op de Kamer voor 1 november hierover te informeren. Kan dit dan niet meegenomen worden in de evaluatie, zodat wij daarover geïnformeerd worden? Daarmee zou de motie aan het oordeel van de Kamer kunnen worden overgelaten. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik neem het heel graag mee in de evaluatie. Dat wordt dan eind november in plaats van 1 november, maar dat moet geen probleem zijn, denk ik. De motie vraagt echter wat anders. Ik zeg toe dat ik het meeneem, maar ik moet de motie ontraden omdat die in feite vraagt om het op te doeken. Hetzelfde geldt voor de motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 323. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik ben niet van plan om de motie aan te houden, want wij staan hier voor een heel principiële vraag. Ik denk zelf dat het aantal digitale examens in de toekomst alleen maar zal toenemen en dat we steeds meer voor deze vraag komen te staan. Ik begrijp dat heel goed. Er is een databank waaruit random vragen geselecteerd worden. Het kan dus een keer voorkomen dat dezelfde vraag bij een volgend examen weer komt. Dat is nou eenmaal altijd het risico van een databank. Maar dat nadeel staat voor mij in geen enkele verhouding tot het feit dat je achteraf publiek moet kunnen vaststellen of het een goed examen is geweest. Dat gaat voor mij voor en daarom handhaaf ik de motie. Ik vind dat er een plan van aanpak moet komen dat ervoor zorgt dat de digitale examens ook publiek bekend worden. 

De voorzitter:

Beide moties zijn ontraden en worden niet aangehouden. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik blijf bij het ontraden van beide aanpakken, omdat die eigenlijk onmiddellijk op iets voorsorteren. Ik doe nog een laatste poging. Als wij eind november met de eindexamenmonitor komen, kan ik de Kamer wel laten zien wat het precies vergt als we dit doen: hoeveel kost het en wat zijn de praktische voor- en nadelen daarvan? Dat kunnen wij in die monitor meenemen. 

Wat in de motie op stuk nr. 324 wordt gevraagd, heb ik heel nadrukkelijk toegezegd, zowel tijdens het debat als in de brief. Die motie is dus overbodig en omdat we dat laatst zo hebben afgesproken, ontraad ik de motie. 

De motie op stuk nr. 325 gaat wel heel ver. Daarmee wordt de rol van het CvTE gemarginaliseerd en dus ook de rol van de vakdocenten die betrokken zijn bij het opstellen van examens. Daarom ontraad ik deze motie. 

De heer Van Meenen (D66):

De huidige praktijk is dat het CvTE helemaal niet motiveert waarom het de ene keer wel en de andere keer geen rekening houdt met de kritiek op vragen. Het enige wat in deze motie gevraagd wordt, is dat er gemotiveerd, uitgelegd, moet worden. Zo bedoel ik de motie. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik heb gezegd dat ik dat heel erg goed vind en dat we dat ook gaan doen. 

De heer Van Meenen (D66):

Dan zie ik het probleem niet. 

Staatssecretaris Dekker:

Maar dan is de motie overbodig. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik kan mij dat niet herinneren. Als er voortaan bij elke afwijking ten opzichte van de kritiek van LAKS of vakorganisaties gemotiveerd wordt waarom dat gebeurt, is de motie inderdaad overbodig. Maar is dat vanaf nu een feit? 

Staatssecretaris Dekker:

Wij hebben bijvoorbeeld een discussie gevoerd met de vereniging voor wiskundedocenten, die een aantal bezwaren had. In het algemeen overleg heb ik gezegd dat ik vind dat er een beter gesprek moet komen met vakorganisaties als die massaal zeggen dat een bepaalde vraag niet deugt of dat ze er grote moeite mee hebben. Soms hebben individuele vakdocenten een vraag of een bezwaar. Ook dan moet er gemotiveerd worden waarom de vraag wel of niet goed is. Zij moeten dus een inhoudelijk antwoord van het CvTE krijgen, maar dat hoeft niet altijd betekenen dat ze het dan in the end met elkaar eens worden. Er zijn gewoon individuele vakdocenten die al jaren moeite hebben met bepaalde onderdelen die in het eindexamen getoetst worden. Het CvTE zegt dat dat een principiële discussie is en dat de vragen inhoudelijk wel goed zijn. Na twee of drie keer wordt een dergelijke discussie gesloten en gaat men verder. Ik ben echter altijd voor een goed inhoudelijk antwoord. 

De heer Van Meenen (D66):

Toch is er wel een verschil tussen wat de staatssecretaris nu zegt en wat deze motie beoogt. Die beoogt dat het ook echt gebeurt en dat de staatssecretaris dus afdwingt dat er zo'n motivatie komt. De staatssecretaris zegt: ik ben daarvoor en ik ga in gesprek. Dat is mij echt iets te weinig. Ik zie verschil tussen die twee moties, dus in die zin is deze motie niet overbodig. De Kamer spreekt namelijk nog eens uitdrukkelijk uit dat ze wil afdwingen dat er een motivatie voor een afwijking komt. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik blijf bij mijn advies op dit punt. Ik heb er heel veel over gezegd. Ik heb gesproken over het erbij betrekken van vakorganisaties en over de eerder ingediende motie van de heer Van Meenen. Ik heb ook gezegd dat een formele beroep- en bezwaarprocedure echt te ver gaat en dat we gaan bekijken hoe we de vakdocenten en de vakorganisaties beter kunnen betrekken bij het uiteindelijk vaststellen van het beoordelingsmodel. Ik denk dat dat haalbaar is. Je kunt de motie op twee manieren uitleggen. Als je dat een goede richting vindt, is de motie overbodig. Als je meer wilt, neig je heel erg naar een beroep- en bezwaarprocedure. Ik zie niet in hoe je dat praktisch en formeel kunt doen in een tijd waarin leerlingen in spanning zitten te wachten op de uitslag. 

De voorzitter:

Als u zegt "overbodig", is de conclusie dus ontraden. 

De heer Beertema (PVV):

Ik heb nog een vraag over de motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 324, over de separate sessies. De staatssecretaris zegt dat de motie overbodig is, omdat hij een heel duidelijke en sterke toezegging heeft gedaan. Hij zegt net niet dat hij de motie overneemt. De heer Van Meenen blijft stoïcijns voor zich uitkijken en vervolgens wordt de motie ontraden. Ik heb daar toch moeite mee. Wat moet ik mijn fractie vertellen? Dit is heel ingewikkeld om uit te leggen. Kan de staatssecretaris niet zeggen dat hij de motie overneemt, of kan de heer Van Meenen niet zeggen dat hij de motie intrekt? 

De voorzitter:

Het is formeel alleen een vraag aan de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dekker:

Wij hebben naast de formele vergaderingen ook weleens overleg met de Griffie en met de deelnemers aan deze commissie over de wijze waarop wij omgaan met moties. Hoe zorgen wij ervoor dat een uitspraak van de Kamer body heeft en iets toevoegt aan datgene wat er al is of al is gezegd? Daarbij kan een motie in mijn ogen of in de ogen van een andere bewindspersoon niets toevoegen aan datgene wat er al gebeurt. We hebben met zijn allen afgesproken dat in die gevallen de motie wordt ontraden. Deze motie is daar volgens mij een goed voorbeeld van. 

De heer Van Meenen (D66):

Het is niet zo dat ik speciaal hier ben om het de PVV-fractie makkelijker te maken. Het punt is echter dat de staatssecretaris nogal gemakkelijk zegt dat een motie overbodig is, omdat de lijn toch al ongeveer zo was. Dat blijkt ook wel bij zijn oordeel over de motie op stuk nr. 325. Daarom aarzel ik. In dit geval ben ik echter bereid om de motie in te trekken, omdat ik er vertrouwen in heb dat het gebeurt. Nogmaals, dat geldt dus niet voor de motie op stuk nr. 325. 

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Meenen (31289, nr. 324) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 

Staatssecretaris Dekker:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 326, over de rekentoets. Daar is al een lange discussie over geweest. Die hoeven we hier niet over te doen. We investeren heel veel in de kwaliteit van het rekenonderwijs. We bekijken vervolgens heel goed per schooltype wanneer het verantwoord is om de rekentoets ook te laten meetellen. Het lijkt mij onverstandig om de toets af te schaffen en daarom ontraad ik de motie. 

De motie op stuk nr. 327 vind ik eerlijk gezegd een beetje voorbarig. Daarom vraag ik de heer Rog en de andere indieners om deze aan te houden. We kunnen nu heel moeilijk zeggen hoe het uitpakt in het vwo. Er vindt nog een herkansing plaats. We komen in de zomer terug met de uitslagen en dan zullen we er een debat over hebben. We zullen dan bekijken waar we staan en of het verantwoord is om dit stapje te zetten, zoals we hebben gedaan bij het vmbo en het havo en zoals we dat vorig jaar hebben gedaan bij het vwo, waar het is ingevoerd. Deze motie loopt hierop vooruit en daarom wil ik haar ontraden. Wellicht zijn de indieners bereid om de motie aan te houden tot na de zomer. 

De heer Rog (CDA):

Ik ben daartoe niet bereid. Ik zou graag zo snel mogelijk duidelijkheid willen geven aan zowel de leerlingen in het vmbo en mbo als de leerlingen in het vwo. Dus wij gaan de motie gewoon in stemming brengen. 

De voorzitter:

Waarvan akte. Ontraden dus. 

Staatssecretaris Dekker:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 328, waarin het kabinet wordt verzocht om het gewicht van het vak maatschappijleer bij het examen te versterken. Daar zitten twee trajecten in. Als de heer Rog middels deze motie vraagt om het vak maatschappijleer weer een apart cijfer te geven op de cijferlijst, dan moet ik de motie ontraden. Dan krijg je namelijk de situatie waarin heel kleine vakken een heel groot gewicht krijgen op de cijferlijst, waarmee je bij wijze van spreken onvoldoendes op veel grotere vakken kunt gaan compenseren. Dat is eigenlijk de reden waarom we een aantal van de kleine vakken hebben samengevoegd in een combinatiecijfer. Wat ik deel met de heer Rog is dat daarmee de onderdelen die in het combinatiecijfer zitten, ook weer onderling gecompenseerd kunnen worden en niet eigenstandig een zwaarte of een gewicht meekrijgen. Ik zie dat punt wel, maar als we daar wat voor willen doen, vraagt dat een oplossing voor de iets langere termijn. Bij de discussie die we gaan hebben over de inhoud van ons curriculum en hoe je dat een goede plek geeft — u weet hoezeer ik hecht aan een stevige plek daarin voor burgerschapsonderwijs — zouden we dan moeten kijken hoe je dat eigenstandig goed laat wegen bij het eindexamen. Als het de eerste uitleg is, ga ik de motie ontraden. Als ik meer tijd van de heer Rog krijg en ik het mag meenemen in de discussie over het curriculum in het kader van Onderwijs2032, dan kan ik de motie eventueel overnemen. 

De heer Rog (CDA):

Ik heb in het dictum bewust geen termijn genoemd en ik heb daarin ook niet precies beschreven hoe dat gewicht moet worden versterkt, bijvoorbeeld dat uitsluitend dat ene vak met een profielwerkstuk een eigenstandig cijfer moet krijgen. De richting van de motie is wel dat dit vak van dusdanig belang is dat het gewicht ervan versterkt zou moeten worden. De interpretatie van de staatssecretaris kan hij zo ook lezen in het dictum. Ik laat het dus aan de staatssecretaris over om zijn oordeel over de motie te geven. 

De voorzitter:

De staatssecretaris zegt dat hij bereid is de motie over te nemen. Is daartegen bezwaar bij een of meer leden? Ik constateer dat dit niet het geval is. 

De motie-Rog (31289, nr. 328) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik hoor de heer Rog eigenlijk zelfs zeggen dat het missschien niet eens zozeer het vak maatschappijleer betreft maar dat het eigenlijk breder gaat om het punt van burgerschap en hoe je dat heel sterk laat terugkomen. Dat is wat mij betreft een onderwerp dat bij de herziening van het curriculum heel nadrukkelijk op de agenda staat. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 329. Deze motie geeft eigenlijk een opdracht mee richting het CvTE. Ik zie dat er ook brede steun voor is. Ik zou die motie kunnen overnemen als mevrouw Straus mij iets meer tijd geeft. De begrotingsbehandeling is namelijk al begin oktober en dat is dan wel heel ambitieus, wetende ook dat er een grote zomervakantie tussen zit. Als ik dat mag toevoegen aan de examenmonitor die ik heb toegezegd voor eind november, dan zou ik die motie kunnen overnemen. 

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Straus knikken dat ze daarmee akkoord is. Is er bij andere leden nog bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Ik constateer dat dit niet het geval is. 

De motie-Straus c.s. (31289, nr. 329) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dekker:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 331. Ook dit is een motie die vooruitloopt op een discussie die we later moeten hebben. We hebben ervoor gekozen om tegen het onderwijs te zeggen: als jullie het niet richting een omdraaiing willen, laat dan zien dat je ook zonder omdraaiing van de correctievolgorde in staat bent om een volledige en integrale tweede correctie goed te doen. De afgelopen week hebben wij met een aantal incidenten gezien waarom die tweede correctie zo belangrijk is. Er worden toch weer fouten uit gevist. Ik vind dat leerlingen recht hebben op betrouwbare en goede examens en diploma's. Mocht blijken dat er geen verbetering in zit, dan is dit wat mij betreft een heel reële optie, maar wij moeten de juiste volgorde hanteren en eerst afwachten hoe dit jaar die tweede correctie is verlopen. Wij moeten niet op de zaken vooruitlopen. Ik vraag de heer Beertema of hij bereid is om zijn motie aan te houden. Dan kom ik er in het najaar op terug. Als hij dat niet doet, moet ik de motie ontraden. 

De heer Beertema (PVV):

Ik ben zeker niet bereid om de motie aan te houden. Dit verhaal van de staatssecretaris wekt juist ontzettend veel ergernis op. Het gaat echt nergens om. Nu moet er weer een gesprek op gang komen in die taaie onderwijsprovincie. Iedereen wordt erbij betrokken. Het is bijna lachwekkend dat er een intentieverklaring komt van allerlei verenigingen en toestanden. Nu gaan zij met z'n allen echt proberen om het een keer goed te doen! Wij hebben het hier over een wettelijke regeling, die al tientallen jaren bestaat. Die is nog nooit goed uitgevoerd; dat weten wij met z'n allen. En eindelijk gebeurt er iets en dan moet het gesprek nóg een keer op gang komen. Wat kost dat allemaal niet aan geld en energie die allemaal aan het primaire proces hadden kunnen worden besteed? De staatssecretaris stimuleert het op deze manier alleen maar. Dit wordt weer een eindeloos praatproces. Dan gaan we evalueren. Dan gaan wij nog eens herevalueren. Ik zou zeggen: regering, regeer! Zeg gewoon: jongens, wij draaien het een keer om, niet zeuren, over tot de orde van de dag. Dat moet toch een keer kunnen? 

Staatssecretaris Dekker:

Ik blijf bij mijn punt dat dat moet kunnen als blijkt dat er geen vooruitgang is. Tegelijkertijd heb ik het volste begrip voor de heer Beertema, die hier inderdaad al heel erg lang op hamert. Ik begrijp zijn ongeduld, maar ik kan daar nu niks aan veranderen. Mijn advies over de motie verandert ook niet: ik ontraad de motie omdat ik haar voortijdig vind. Het is een reële optie als er geen verbetering in zit, maar wij moeten het wel even zorgvuldig doen. 

De voorzitter:

Het is jammer voor de mensen die nu de publieke tribune op komen, dat wij aan het eind van dit debat zijn gekomen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij stemmen aanstaande dinsdag over de moties die bij dit VAO en bij de twee vorige VAO's zijn ingediend. 

De vergadering wordt van 11.20 uur tot 11.30 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven