5 Verdeling middelen onderwijsachterstandenbeleid

Aan de orde is het VAO Verdeling middelen onderwijsachterstandenbeleid (AO d.d. 14/04). 

De voorzitter:

Als eerste spreker van de zijde van de Kamer zou mevrouw Yücel aan de beurt zijn. Ik zag haar ook, maar nu niet meer. Ja, daar is ze! 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. In het streven alle kinderen gelijke kansen te geven, speelt het onderwijsachterstandenbeleid een zeer belangrijke rol. Ongeacht de straat, de wijk of de gemeente moet elk kind de kans op een eerlijke start op de basisschool hebben. De beste investering in het onderwijs is vroeg investeren in jonge kinderen. Daar ligt de basis voor vaardigheden die later in het onderwijs zo broodnodig zijn. Daarom zijn we ook zo blij dat de herverdeling van tafel is. Wij zijn blij dat de bezuinigingen voor 2017 ook van tafel zijn. Op ons aandringen wordt er, met steun van de Kamer, een nieuwe indicator ontwikkeld die veel beter dekkend wordt voor alle kinderen met achterstanden in alle gemeenten. 

Ik vraag de staatssecretaris om toe te zeggen dat het aantal kinderen met achterstanden altijd leidend blijft voor het budget, ook straks met de nieuwe indicator. Tot slot dien ik een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de voor- en vroegschoolse educatie een grote bijdrage kan leveren aan het tegengaan van ongelijke kansen; 

constaterende dat er gemeentes zijn die nu niet voldoende in staat blijken om deze voor- en vroegschoolse educatie op te zetten; 

overwegende dat het voorkomen van achterstanden het meest effectief is op zeer jonge leeftijd; 

verzoekt de regering om bij Prinsjesdag voorstellen te doen waarmee kleinere gemeentes beter in staat worden gesteld om voor alle kwetsbare kinderen met een taalachterstand kwalitatief goede vve-plekken aan te bieden, zonder dat dit gevolgen heeft voor het budget van grotere gemeentes en zonder dat er wordt bezuinigd op het achterstandenbeleid, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yücel, Van Meenen, Rog, Siderius, Voortman en Straus. 

Zij krijgt nr. 67 (27020). 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Al meer dan een jaar is onduidelijk of kinderen in grote steden en kleinere gemeenten erop vooruitgaan op het vlak van onderwijsachterstandenbeleid, van voorschoolse- en vroegschoolse educatie. Er is veel onzekerheid geweest. Ik ben buitengewoon blij dat vandaag een zeer ruime meerderheid in deze Kamer de motie van mevrouw Yücel steunt om ervoor te zorgen dat we in de grote steden behouden wat goed is aan ondersteuningsbehoeften voor deze jonge kinderen en tegelijkertijd ook kleinere gemeenten helpen waar die behoefte net zo groot is en de achterstandskinderen net zo veel rechten hebben als die in de grote stad, maar waar ze eerder niet ook van deze middelen gebruik konden maken. Het CDA steunt daarom van harte deze motie; ik blij dat we vandaag een punt kunnen zetten achter een discussie die ruim een jaar heeft geduurd. 

De voorzitter:

Ik constateer dat de overige aanwezige Kamerleden niet het woord wensen te voeren. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Het is natuurlijk een enorme puzzel geweest: hoe ga je om met het onderwijsachterstandenbeleid en met de oude indicator, die nu vernieuwd wordt? Het CBS onderzoekt hoe we veel beter kunnen voorspellen waar onderwijsachterstanden zich precies gaan voordoen. Dat komt ook tegemoet aan de vraag van mevrouw Yücel of we straks gaan bekijken waar het risico op achterstanden het grootst is. Ik weet niet of dat over aantallen kinderen gaat. Dat heeft te maken met de nieuwe systematiek die het CBS hanteert, want met die systematiek wordt gekeken naar risicofactoren. We gaan juist een beetje van het idee af dat we kinderen tellen en in vrij smalle hokjes plaatsen, zoals we nu doen op basis van het opleidingsniveau van de ouders. We gaan veel verfijnder bekijken welke factoren meespelen. Gaat het bijvoorbeeld om nieuwkomers? Komen ze bijvoorbeeld vanuit het buitenland? Dan heb je het over asielzoekers- of vluchtelingenkinderen, die misschien hoogopgeleide ouders hebben maar die wel een risico op taalachterstand hebben. We kijken dan bijvoorbeeld naar geografische factoren of de thuissituatie, naast het opleidingsniveau en het inkomen van de ouders. Dan krijg je een veel verfijnder model. Op de vraag of de aantallen kinderen straks leidend zullen zijn, is mijn antwoord strikt genomen dus nee. We gaan naar een veel verfijnder en een veel beter model toe dat voorspelt waar de achterstanden precies zitten. 

De voorzitter:

Mevrouw Yücel, wilt u op de motie of op dit stukje van het antwoord reageren? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Op dit stukje. 

De voorzitter:

Dan hebt u het woord. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Het gaat om de vraag die ik heb gesteld. Ik begrijp wat de staatssecretaris zegt, maar als blijkt dat een x-aantal kinderen volgens de nieuwe definitie echt achterstanden hebben, zou je daarin moeten investeren om ervoor te zorgen dat zij eerlijke kansen in het onderwijs krijgen en om een latere tweedeling te voorkomen. Dan moet het budget daarop aangepast worden. Het moet dan dus niet zo zijn dat budget X wordt verdeeld omdat we nu eenmaal niet méér hebben. We willen gewoon geen bezuiniging, want de grotere gemeenten — dat gaat echt niet alleen om de G-4 — doen het nu eindelijk goed. Die lijn moeten we doorzetten. Daarom hebben we de motie ingediend waarop de staatssecretaris straks zal reageren, want we hebben voor de kleine gemeenten meer geld nodig. We moeten investeren, niet bezuinigen. Ook straks moeten we ons er met ons beleid echt op richten dat we alle kinderen met achterstanden zo goed mogelijk bereiken met de voorschoolse educatie. 

Staatssecretaris Dekker:

Dat is precies de reden waarom wij kijken naar een betere en nieuwe indicator, maar we moeten erop letten dat we de uitkomsten daarvan niet al van tevoren vaststellen. Ik heb de indruk dat u suggereert dat dit in ieder geval moet betekenen dat er meer geld bij moet. Daar ben ik nog niet van overtuigd. Daar gaan we dus goed naar kijken. Hoe breed je "taalachterstanden" precies definieert, is bovendien altijd een politieke keuze. Als je de definitie verbreedt, heb je dan net zoveel bekostiging nodig als nu? Nu hebben we een vrij smalle definitie voor heel erge achterstanden, waardoor er daarvoor heel veel geld beschikbaar is. Je kunt misschien een verfijndere systematiek hebben waarmee de doelgroep groter wordt, maar waarmee je met minder geld achterstanden kunt inlopen. Dat is de manier waarop ik hiernaar kijk. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik verwacht inderdaad dat het aantal kinderen die met taalachterstanden te kampen hebben, niet afneemt. We hebben nu immers een heel nauwe definitie op basis van het opleidingsniveau van ouders. Dat zegt echt niets over achterstanden, want de taalcontext thuis, de vraag of je nieuwkomer bent en bij wijze van spreken de vraag of er thuis veel voorgelezen wordt, zijn belangrijk. Die verwachting heb ik dus uiteraard. Mocht blijken dat het aantal kinderen met een heel goede definitie, die dekkend is, toch minder is, ook dan geldt uiteraard wat de Partij van de Arbeid betreft dat het aantal kinderen met achterstanden leidend is voor het budget. Dat geef ik even mee. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik hoor wat mevrouw Yücel zegt. 

Ik ga nu naar de motie op stuk nr. 67 toe. Ik denk dat de motie een goede aanvulling is op het debat dat we hebben gevoerd. Het is niet zo dat de herijking van tafel is. Ik denk dat we er echt reëel over moeten zijn dat, als we toegaan naar een nieuwe achterstandenindicator die ingaat in 2018, dat gaat leiden tot een herijking. Die herijking zal alleen niet in 2017 plaatsvinden, maar een jaar later, ook op verzoek van de VNG. Daar kan ik een heel eind in meegaan. Het is ook niet zo dat de ramingsbijstelling nu van tafel is. We hebben iets van 2017 naar 2018 geschoven, waardoor er niet al in 2017 een voorschot genomen wordt op de herijking, maar in de begroting staat dit er nog wel gewoon voor 2018 in. Ik kan heel goed uit de voeten met wat deze motie doet. Daarom neem ik de motie ook over. In de motie wordt gesteld dat we daarmee de grote steden nog even zekerheid geven. Dat vind ik prima, maar we weten dat het knelt bij de kleinere gemeenten. Ik ben bereid om daarnaar te kijken in de aanloop naar Prinsjesdag. Ik neem de motie dan ook over. 

De voorzitter:

Ik kijk of er bezwaar is tegen het overnemen van de motie op stuk nr. 67. Dat is niet het geval. De motie-Yücel c.s. op stuk nr. 67 wordt dus overgenomen. 

Mevrouw Yücel heeft toch nog een vraag. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik wil de motie in stemming brengen. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat de herijking en de ramingsbijstelling niet van tafel zijn. Ook nu neemt de staatssecretaris zelf een voorschot op een te verwachten uitkomst. Ik wil hem toch even nadrukkelijk meegeven dat we wat ons betreft niet bezuinigen op achterstandenbeleid maar daarin investeren, omdat we zien hoe cruciaal dat is voor een goede start in het onderwijs. 

De voorzitter:

Voordat de staatssecretaris reageert, heb ik nog even een technisch punt. De motie is overgenomen. Daar maakte u geen bezwaar tegen, mevrouw Yücel. De motie komt dan niet in stemming, maar zij komt wel op de stemmingslijst als overgenomen. Is dat wat u wilt? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ja, prima. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik denk dat mevrouw Yücel en ik inhoudelijk niet van elkaar verschillen. Je moet investeren in onderwijsachterstanden. Maar de manier waarop dat geld nu wordt verdeeld, kan beter, laat ik het zo maar zeggen. We zien de enorme scheefgroei tussen grotere en kleine gemeentes en ook tussen gemeentes, omdat we nu kijken naar het aantal onderwijsachterstandskinderen op basis van een oude indicator, met een teldatum in 2009. Let op: we leven nu in 2016. Er zijn dus gemeentes die inmiddels veel meer achterstandskinderen hebben zonder dat de bekostiging is meegegroeid. Er zijn ook gemeentes die hetzelfde bedrag krijgen voor inmiddels veel minder achterstandskinderen. Ik vind het heel logisch dat we dat gaan herijken. Daar koersen we op aan in 2018. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Mevrouw Yücel, kunt u kijken waar uw collega Vermue is? Ik wil namelijk meteen door met het volgende VAO. Ah, daar is ze! Volgens mij zijn alle woordvoerders en de staatssecretaris in huis. We lopen voor op schema, maar dat lijkt me niet zo'n bezwaar. 

Naar boven