11 Groepsgrootte basisonderwijs

Aan de orde is het VSO over de ontwikkelling van de groepsgrootte in het basisonderwijs. 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. De SP kan er niet vaak genoeg over beginnen in het parlement: de wenselijkheid van kleinere klassen in het basisonderwijs. Mijn collega Jasper van Dijk heeft daar al tientallen keren moties over ingediend. Vandaag gaat de SP dat weer doen. Ik kan mij bijna niet voorstellen dat er geen meerderheid is voor deze moties, maar mocht dat toch zo zijn, dan kunt u van de SP een eigen wetsvoorstel verwachten na de zomer. De eerste motie gaat over het per direct instellen van een maximumgrootte van de klassen in het basisonderwijs. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er nog steeds klassen in het basisonderwijs zijn van meer dan 30 leerlingen; 

van mening dat er een einde gemaakt moet worden aan het bestaan van deze megaklassen; 

verzoekt de regering, per direct een maximumgroepsgrootte in te stellen van 30 leerlingen in het basisonderwijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 261 (31293). 

Mevrouw Siderius (SP):

Wij moeten op termijn naar kleinere klassen toe. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat leerkrachten de groepsgrootte als een van de belangrijkste oorzaken aanwijzen voor de werkdruk in het basisonderwijs; 

van mening dat de werkdruk in het basisonderwijs extreme vormen aanneemt en verlaagd dient te worden; 

overwegende dat klassenverkleining, naast het werkdrukverlagende effect, ook de kwaliteit van het onderwijs vergroot; 

verzoekt de regering, met een plan van aanpak te komen voor klassenverkleining in het basisonderwijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 262 (31293). 

Mevrouw Siderius (SP):

Op elke school waar de SP komt, spreekt zij leerkrachten die zich groen en geel ergeren aan de groepsgrootte. Wij hopen dat wij daar komende dinsdag bij de stemmingen eindelijk eens korte metten mee kunnen maken. 

De voorzitter:

De heren Van Meenen en Rog zien af van hun spreekrecht. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Ieder kind verdient goed onderwijs met voldoende aandacht van de leerkracht. De Partij van de Arbeid deelt de zorgen over grote klassen, maar wil scholen niet dwingen om zich aan een Haagse norm te houden. Wij willen dat de groepsgrootte in samenwerking met leraren en ouders per school bepaald wordt. Zo kunnen wij maatwerk bieden. Wij willen graag dat vooraf verantwoord wordt waarom kinderen voldoende aandacht krijgen op een school, ook in een klas met 29, 30 of zelfs meer kinderen. Daarom dienen wij de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat kinderen recht hebben op voldoende aandacht in de klas en dat het heel lastig is voor leraren om hiervoor zorg te dragen in een klas van 29 leerlingen of meer; 

constaterende dat in 2014 13,9% van de klassen 29 of meer leerlingen telde; 

constaterende dat het van groot belang is dat scholen ouders betrekken bij de keuzes die zij maken omtrent de grootte van klassen; 

verzoekt de regering, scholen op te roepen om via de "pas toe of leg uit"-methode de keuze voor 29 leerlingen of meer in een klas aan de medezeggenschapsraad te verantwoorden en toe te lichten waarom in hun aanpak kinderen desondanks voldoende aandacht krijgen; 

verzoekt de regering, via de sectororganisaties te inventariseren hoe schoolbesturen zich inspannen om de klassengrootte te beperken tot minder dan 29 leerlingen, dan wel toe te lichten waarom in hun aanpak kinderen desondanks voldoende aandacht krijgen en wat de resultaten daarvan zijn, en de Kamer hierover te rapporteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 263 (31293). 

De voorzitter:

Ik begrijp dat de staatssecretaris ook in dit geval direct kan doorgaan met het beoordelen van de moties. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Wij spreken bijna jaarlijks over klassengrootte en groepsgrootte. Ik heb in februari 2015 een brief naar de Kamer gestuurd over de gemiddelde groepsgrootte in het primair onderwijs. De gemiddelde groepsgrootte is met 23,3 leerlingen ongeveer gelijk gebleven aan die in het jaar daarvoor. Tegelijkertijd is het op scholen en ook bij ouders soms het gesprek van de dag. Laat ik er een paar dingen over zeggen. 

Doet groepsgrootte ertoe? Ik denk het wel, maar het is te gemakkelijk om te zeggen dat een groep van 28 of 29 te groot is of te klein. Ik kom in groepen waar het met 30 leerlingen prima gaat en ik kom in groepen waar het met 20 leerlingen al heel erg druk is. Ik ben er dan ook niet voor om nu een arbitraire norm te pakken van 28 of 29 als maximum. Daarom ontraad ik de motie van mevrouw Siderius op stuk nr. 261. 

In het verlengde daarvan ontraad ik ook de motie van mevrouw Ypma op stuk nr. 263. Daarin zit immers impliciet eenzelfde soort norm, namelijk dat je, weliswaar minder dwingend dan in de motie van mevrouw Siderius, moet aangeven waarom je eventueel klassen hebt die groter zijn dan 29. Ik vind dat klassengrootte een onderwerp van gesprek moet zijn in de mr-en, maar wel als onderdeel van de discussie over de totale kwaliteit en niet als specifiek thema. Waarom? Met het oog op de kwaliteit van onderwijs kun je je afvragen hoe bepalend groepsgrootte nu echt is. Er is zeer recent een interessante studie verschenen van de OESO, waarin sprake is van de zeven mythen van goed presterende scholen. Daaruit blijkt dat klassengrootte niet bepalend is, tenzij het gaat om heel grote of heel kleine klassen. Dan is het een ander verhaal. Bij een klassengrootte van 15 heb je een heel andere discussie met een heel ander prijskaartje. Bij de investeringen die wij nu doen in onderwijs, zijn er allerlei keuzes. Je moet kiezen of je inzet op iets kleinere klassen of houdt wat je hebt, of dat je inzet op meer professionalisering van de leraar. Dat laatste, de investering in krachtige leraren voor de klas, meer na- en bijscholing, ruimte en tijd voor lessenvoorbereiding, is volgens mij uiteindelijk vele malen effectiever dan het sturen op klassengrootte. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

De staatssecretaris brengt mij wat in verwarring. In het algemeen overleg was hij nog vrij positief over iets extra's doen in de medezeggenschapsraad. Nu is hij opeens negatief. De argumentatie daarbij is een rapport waarin het de vraag is hoe interessant die groepsgrootte eigenlijk is. Over het doel zijn wij het eens, namelijk dat ieder kind voldoende aandacht krijgt in de klas. Wij zijn het er ook over eens dat je dat niet met een Haagse norm bereikt. Wij willen graag dat daarover op het niveau van de school wordt verantwoord. Wij willen de medezeggenschap sterker maken. Dan moet je de taak daar toch versterken? Dat is precies wat mijn motie beoogt. Ik vraag de staatssecretaris nogmaals of wij er op een of andere manier niet uit kunnen komen. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik ben heel erg voor een actieve medezeggenschap waar over alles gesproken wordt. Hoe zit het met de leraren? Hebben zij de juiste opleiding? Hoe zit het met veiligheid op school? Hoe zit het met de grootte van klassen? Hoe zit het met de begeleiding buiten de klas? Hoe zit het met uitdagend onderwijs? Al die dingen moeten in de mr aan de orde komen. De ouder- en lerarengeleding moet de schoolleider en het bestuur van de school scherp houden. Mevrouw Ypma vraagt mij nu om op een heel specifiek thema een systematiek toe te passen in de zin van "pas toe of leg uit", met daarbij een heel concrete norm van 29. Ik vind die norm van 29 leerlingen niet goed gekozen, want 29 op een vmbo-bb vind ik heel veel, terwijl ik 29 vwo-leerlingen in een les Nederlands op een school in Wassenaar geen probleem vind. Het verzoek van mevrouw Ypma gaat uit van een absolute norm, terwijl ik juist zou kiezen voor maatwerk. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Ik heb het voornamelijk over het primair onderwijs. Ik kies inderdaad heel specifiek voor dit onderwerp en vind dat we de medezeggenschapsraad daarop moeten versterken. Op werkbezoek zie je wat er gebeurt in zo'n heel grote, volle klas. De staatssecretaris legt net als wij ook werkbezoeken af. De kloslokalen zijn er niet op gemaakt, leraren zijn er niet tevreden over, maar bovenal: kinderen en hun ouders zijn er niet tevreden over. Voor de tevredenheid van ouders, kinderen en leraren is dit echt een belangrijk punt. Laten we die ouders, leraren dus in hun kracht zetten via de medezeggenschapsraad. Laten we ervoor zorgen dat ze meer te zeggen hebben. Ik heb gekozen voor het aantal van 29 leerlingen, omdat bijna 14% van de scholen nog steeds klassen heeft met 29 of meer kinderen. Die leerlingen krijgen les in muffe, volle lokalen. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik hoor mevrouw Ypma geen concrete vraag stellen. Ik kom ook op scholen met klassen met 30 leerlingen waar ik dat probleem absoluut niet herken. Er zijn ook scholen met innovatieve schoolconcepten, waar de klassen nog groter zijn. Het verzoek van mevrouw Ypma gaat er toch van uit dat er vanuit Den Haag een absolute norm wordt vastgesteld, op 29. Daarvan wordt gezegd: pas toe. Dat vind ik echt te kort door de bocht. 

Ik ben de tweede van de drie moties vergeten, namelijk de motie van mevrouw Siderius op stuk nr. 262. Mevrouw Siderius vraagt daarin om een plan van aanpak voor klasseverkleining. Ook die motie zou ik willen ontraden. Ik vind dat geen doel op zich. Wij moeten toe naar een plan van aanpak ter verbetering en vergroting van de kwaliteit van het onderwijs. Daarop mag de Kamer mij afrekenen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We stemmen komende dinsdag over de ingediende moties. 

Naar boven