3 Vragenuur: Vragen Voordewind

Vragen van het lid Voordewind aan de minister van Economische Zaken, bij afwezigheid van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over het bericht "Kledingindustrie twee jaar na ramp maar deels verbeterd". 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Straks bespreken wij de verschrikkelijke aardbeving in Nepal hier in de Kamer. Het is een ramp van enorme omvang met een groot aantal slachtoffers. De beelden van de mensen onder het puin zijn zeer schokkend. De beelden doen denken aan die van Rana Plaza; afgelopen vrijdag precies twee jaar geleden. Dat was weliswaar een ramp op een kleinere schaal, maar ook met enorm menselijk leed. Er waren daar meer dan 1.100 doden te betreuren en meer dan 2.000 gewonden. Onze jongerenorganisatie PerspectieF heeft ook ter plekke poolshoogte genomen. Daaruit bleek dat ook vandaag de dag nog steeds vele werknemers demonstreren tegen de arbeidsomstandigheden, met name vanwege de onveiligheid. Er is nog steeds sprake van kinderarbeid, lage minimumlonen, beperkte vakbondsvrijheid et cetera. Het is goed dat er een contract is over de veiligheid van de textielindustrie in Bangladesh. Als we nu echter terugkijken naar wat er in twee jaar bereikt is, is dat belabberd. Daarom heb ik de volgende vragen. 

Is het niet beschamend dat we twee jaar na de ramp nog steeds de slachtoffers niet hebben kunnen compenseren? Het betreft bedrijven met miljoenenwinsten. Er zou een gat zijn van ongeveer 6 miljoen. Misschien is dat gat inmiddels iets kleiner geworden. Het totale fonds had echter 30 miljoen nodig voor de mensen die daar zwaargewond zijn geraakt. Is het kabinet bereid om de betrokken bedrijven in Nederland — dat is in het bijzonder Benetton, maar ook de kleinere bedrijven — aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om de slachtoffers te compenseren? 

De veiligheid en de arbeidsomstandigheden worden ook gecontroleerd. Er zijn inmiddels vele fabrieken geïnspecteerd. Maar wat is er nu daadwerkelijk bereikt om de veiligheid van de fabrieken te verbeteren? Hoe voorkomen we dat die fabrieken gesloten worden en de mensen werkeloos raken? Hoe zorgen we er juist voor dat de veiligheid in die fabrieken verbeterd wordt, zodat die mensen weer aan het werk kunnen? 

Minister Kamp:

Voorzitter. De heer Voordewind is zeer ongerust. Hij gebruikte de woorden "belabberd" en "beschamend". Het is inderdaad een heel groot drama geweest. De heer Voordewind vergelijkt het met Nepal en dat is denk ik niet zonder reden. 1.100 textielarbeiders kwamen twee jaar geleden om het leven. Er is vanzelfsprekend na twee jaar alle reden om te bekijken wat er gebeurd is. 

Er is het nodige gebeurd. In Bangladesh is een nieuwe arbeidswet aangenomen. Als gevolg daarvan zijn er, onder die nieuwe wet, inmiddels 200 nieuwe vakbonden opgericht, op allerlei plekken en op allerlei niveaus. Dat is voor de organisatie van de werknemers in het land van groot belang. 

Het tweede punt is dat er een reële klachtenlijn is geopend. Mensen die in moeilijke of gevaarlijke omstandigheden moeten werken, kunnen in hun eigen land met hun verhaal terecht. Het is belangrijk dat dat beschikbaar is en het is inmiddels gerealiseerd. 

Dan kom ik op het punt van de arbeidsinspectie. In het land waren voor dit doel 92 arbeidsinspecteurs beschikbaar. Nu zijn er 270 inspecteurs aan het werk. Zij hebben ervoor gezorgd dat een groot aantal fabrieken is geïnspecteerd, zoals de heer Voordewind ook al zei. Dat zijn er nu al 2.700. 

Het nodige is op gang gekomen. Dat was ook absoluut noodzakelijk. Dit zijn dingen die echt al bereikt zijn. Wat betreft de compensatie is het iets minder slecht dan de heer Voordewind mogelijk veronderstelt. Van het totaal benodigde bedrag, 30 miljoen Amerikaanse dollars, is nu 27,3 miljoen verzameld. Dat betekent dat al 80% van alle uit te betalen compensatiebedragen is uitbetaald. We zijn dus dicht bij het totaalbedrag. Nederland is van mening dat dat absoluut bereikt moet worden en doet daar ook veel aan. Mijn collega Ploumen heeft hier in juni van het vorige jaar bij de OESO een statement over afgegeven en gezegd hoe dit volgens haar aangepakt moet worden. We hebben er ook zelf in onze contacten met de Europese en de Amerikaanse bedrijven op aangedrongen. Deze week is er in het Europees Parlement aandacht voor dit onderwerp, zowel van de kant van mevrouw Jongerius, Europarlementariër van de PvdA, als van de ALDE-groep, de liberale groep die zich hiermee bezighoudt. We kunnen zien dat er inmiddels verbeteringen zijn in de lonen van de mensen die in die bedrijfstak in Bangladesh werken. De lonen zijn met 70% verhoogd. 

Ik sluit af met het volgende. In 2013 is er in Duitsland een eerste conferentie geweest. Het is belangrijk om te melden dat er dit jaar in Pakistan een vervolgconferentie is tussen de verschillende betrokken partijen — dat zijn de opdrachtgevers, de fabrieken, de landen en de organisaties in de landen die zich met deze onderwerpen bezighouden — waarbij druk wordt gezet om dit proces verder de goede kant op te laten gaan. Er is nog heel veel te doen. Daarin verschilt de regering niet van mening met de heer Voordewind. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik herken zeker dat er het een en ander gebeurd is. Daar heeft de minister gelijk in. Er zijn inspecties uitgevoerd. Er zijn meer inspecteurs bij gekomen. We weten veel beter wat er mis is. Dat klopt allemaal. Het is mooi dat dat compensatiefonds zich ook wat meer vult. We zijn echter wel twee jaar verder. Mijn vraag aan de minister was of het kabinet bereid is om bedrijven in Nederland die zaken doen met de textielindustrie in Bangladesh op hun verantwoordelijkheid te wijzen. In mijn inleiding heb ik Benetton genoemd, maar er zijn ook kleinere bedrijven die in gebreke blijven. 

Er zijn inderdaad nieuwe vakbonden opgericht, maar we weten ook dat vakbonden zijn verboden en zijn opgeheven. Wij weten dat 61% van de aanvragen alleen al van dit jaar is afgewezen. Zo voortvarend gaat het dus ook weer niet met die vakbonden. Het is fijn dat een klachtenlijn is geopend, maar wat gebeurt er met die klachten? 

Kortom, zijn deze minister en minister Ploumen bereid om, als de laatste in juni weer op handelsreis gaat, de vakbondsrechten en een leefbaar loon weer bij de regering in Bangladesh aan de kaak te stellen? 

Minister Kamp:

Wij zullen dat onderwerp zeker niet loslaten. We wisten al dat het onze aandacht moest hebben, maar door zo'n afschuwelijke ramp van twee jaar geleden worden we nog eens extra met de neus op de feiten gedrukt. Wij realiseren ons heel goed dat er in dat land een grote cultuurverandering en veranderingen in de onderlinge verhoudingen moeten plaatsvinden. De vakbondscultuur veranderen doe je niet zomaar; daarvoor moeten we aandacht blijven houden en daarvoor moeten wij onze verschillende contacten met de regering van Bangladesh gebruiken. De verwijzing van de heer Voordewind naar de missie van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dit jaar is mijns inziens terecht. 

Wat betreft Benetton is ook bekend geworden dat het een bijdrage van ruim 1 miljoen Amerikaanse dollar heeft geleverd. Ik ben het met de heer Voordewind eens dat wij zowel op internationaal — mondiaal en Europees — als op nationaal niveau alle betrokken bedrijven erop moeten aanspreken dat ook het restant van de 30 miljoen die voor compensatie noodzakelijk er komt. Daarna gaat het door. 

Voor de vakbonden blijft druk nodig en die druk zullen wij ook blijven organiseren omdat wij van mening zijn dat je alleen met een redelijk evenwicht in de verhoudingen in zo'n land een veilige en duurzame situatie kunt laten ontstaan. Met de heer Voordewind ben ik van mening dat we daarmee niet de textielindustrie in Bangladesh om zeep helpen, maar dat wij ervoor zorgen dat die textielindustrie onder aanvaardbare voorwaarden en omstandigheden gaat werken. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik dank de minister wederom voor zijn positieve reactie. Ik denk dat we aan dezelfde kant staan als het gaat om de arbeidsomstandigheden en de drama's die tot nu toe hebben plaatsgevonden. Ik dank hem ook voor de toezegging zijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking te zullen overbrengen dat deze zaak ook weer op de agenda komt als zij in juni met de handelsdelegatie die kant opgaat. 

Wat betreft Benetton heb ik begrepen dat er inderdaad een bijdrage is overgemaakt, maar dat deze veel kleiner was dan zij geacht werd te zijn. Het belangrijkste is echter dat het fonds van 30 miljoen wordt gevuld en dat de mensen gecompenseerd worden voor de geleden schade. Het kabinet en wij staan daarin aan dezelfde kant. 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb namens mijn fractie het kabinet altijd gecomplimenteerd voor de actieve houding die het richting Bangladesh heeft aangenomen, uiteraard met name door de acties van minister Ploumen. Ik heb echter ook altijd wel zorg gehad over het feit dat je het probleem niet structureel oplost als je in een specifiek geval iets doet, hoe rechtvaardig dat ook is. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld uitwijken naar Cambodja, waar andere regels gelden. Uiteindelijk moeten de Nederlandse en de Europese consumenten zeker weten dat het product onder veilige omstandigheden en met een goed of redelijk loon is geproduceerd. Dat is uiteindelijk de oplossing. Misschien kan de minister daar iets over zeggen. Hoe kan het Nederlandse kabinet dat dichterbij brengen? 

Minister Kamp:

Terecht verwees de heer Van Ojik al naar mijn collega, mevrouw Ploumen, en haar inspanningen voor het verkrijgen van resultaten. Zo is het ook. Het is haar portefeuille en het zijn haar inspanningen. Een bespiegeling over hoe je dat uiteindelijk vanuit de Nederlandse consument kunt bevorderen, is iets waar we permanent aandacht voor moeten hebben. Ik ben daarvoor vanuit het perspectief van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking niet onmiddellijk de eerste aanspreekpartner voor de heer Van Ojik. Ik ben ook niet van plan om me hier met een jantje-van-leiden van af te maken, omdat ik van mening ben dat we het daar uiteindelijk wel van zullen moeten hebben. Wil je de omstandigheden in de wereld structureel verbeteren, dan kan dat niet zonder de consument. Die consument moet geïnformeerd zijn en die consument moet gemotiveerd zijn om de eigen verantwoordelijkheid te zien en te willen dragen. Hij of zij moet ervoor zorgen dat de dingen die hij of zij koopt, op een verantwoorde manier geproduceerd zijn. Het is een belangrijk punt en bijvoorbeeld op het gebied van de certificering is er ook al de nodige communicatie over geweest met de Kamer. Het lijkt mij gepast dat dit belangrijke onderwerp door de heer Van Ojik rechtstreeks met de eerstverantwoordelijke portefeuillehouder verder wordt uitgediept. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden. U mag zo meteen nog even terugkomen voor een andere set vragen, maar wij gaan eerst naar de vragen van de heer Krol. 

Naar boven