3 Vragenuur: Vragen Karabulut

Vragen van het lid Karabulut aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president over het bericht dat het gedwongen huwelijk fors vaker voorkomt. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Sarah, een jong meisje van inmiddels 20 jaar, daagt Nederland voor het gerecht na een Somalisch drama. Dit lazen wij vanochtend in dagblad Trouw en hoorden wij gisteravond in Nieuwsuur. Sarah was een kind van 16 jaar toen haar familie haar onder valse voorwendselen meelokte naar Somalië om haar daar uit te huwelijken aan haar neef. Sarah zegt: "De dag van het huwelijk was een nachtmerrie. Ik dacht niks, ik zag niks. Hij deed twee weken niks, maar op een dag werd hij helemaal boos." Sarah zei: "Doe niet zo gek joh, ik ga je aanklagen; jij bent een kinderverkrachter". Die avond verkrachtte hij haar. 

Dat dit het diepste zijn van een mens, een vrouw, een meisje raakt, hoef ik u, voorzitter, de minister en iedereen hier aanwezig niet te vertellen. Dat dit verboden en strafbaar is, daarover is de volksvertegenwoordiging en het overgrote deel van de Nederland het ook eens. Maar dat ónze Sarah na anderhalf jaar ploeteren en struggelen tegen deze situatie, tegen deze man en tegen deze familie weet te ontsnappen naar de Nederlandse ambassade in Ethiopië om daar vervolgens niet te worden binnengelaten, niet te worden geholpen, tot viermaal toe, is onacceptabel en beschamend voor ons land. Dit is niet alleen Sarah overkomen; het overkwam ook Alya, bij de ambassade in Saudi-Arabië. Het gaat om honderden meisjes, meisjes van wie wij het gezicht en de naam niet kennen, maar van wie de rechten als mens en als kind worden geschonden. 

Daarom mijn vraag aan de minister: hoe kan het dat deze meiden, die aankloppen bij onze overheid, de Nederlandse overheid, niet worden geholpen? Kan de minister garanderen dat vanaf nu, vanaf dit moment, ieder meisje dat aanklopt en iedere vrouw die aanklopt bij de ambassade, op alle manieren wél wordt geholpen? 

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik kan mij eigenlijk goed vinden in de omschrijving die mevrouw Karabulut gaf van het fenomeen huwelijksdwang: afschuwelijk en in alles het tegendeel van waar wij in dit land voor staan. Ik ga dat dus niet herhalen; ik ben dat met haar eens. 

De Nederlandse overheid beschouwt dit als een ernstig probleem. Er is sinds 2012 een groot aantal maatregelen genomen Mevrouw Karabulut noemde al het strafrecht en het burgerlijk recht. Zo wordt er gekeken naar de Paspoortwet. Er is vorig jaar een heel preventief programma opgezet. We zien dat dat meldingen oplevert en tot reacties leidt. De vraag van mevrouw Karabulut is nu meer specifiek wat Nederland doet in het buitenland en hoe onze ambassades zich opstellen. Nederlandse meisjes die in het buitenland in de problemen komen en zich melden bij de ambassade, krijgen hulp via consulaire bijstand. 

Vanwege de Wet bescherming persoonsgegevens kan ik nu niet ingaan op de twee individuele gevallen die mevrouw Karabulut noemde. Ik realiseer mij dat dat lastig is, bij de beantwoording van zo'n mondelinge vraag, maar dat kan en mag ik niet doen. Wel kan ik zeggen dat het van belang is of iemand al dan niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Anders mag onze ambassade soms niet helpen. Aan de posten, ambassades en consulaten in risicolanden is in juni een draaiboek verstuurd dat handelt over de manier waarop met slachtoffers dient te worden omgegaan en hoe daarin kan worden samengewerkt met ngo's. Daarnaast wordt per 1 januari een specifiek knooppunt ingesteld waarin de directie Consulaire Zaken en ambassades een aanspreekpunt hebben om ervoor te zorgen dat zij de begeleiding van slachtoffers zo goed mogelijk kunnen regelen, evenals hun beveiliging en opvang als zij terug in Nederland zijn. 

De Nederlandse overheid zal er dus ook in het buitenland alles aan doen om alle Nederlandse meisjes of vrouwen die zich melden, passend te helpen met consulaire bijstand en om ze ook bij terugkomst in Nederland te helpen met goede opvang en ondersteuning. Ik kan helaas niet op twee individuele gevallen ingaan. Als de Kamer dat zou wensen, is de minister van Buitenlandse Zaken wel bereid om de dossiers van die twee personen vertrouwelijk met de Kamer te bespreken. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat laatste graag. Ik heb deze meiden gesproken en dat kunt u ook doen. Wellicht hebt u dat zelfs al gedaan, en anders adviseer ik u dat. Ik begrijp de moeilijkheid hiervan. Dit zijn individuele gevallen, maar die staan wel voor een structureel probleem. Het beperkt zich namelijk niet tot deze twee gevallen. Er zijn heel veel voorbeelden, of dat nu binnenlandse problematiek betreft, met kindhuwelijken die gesloten worden, of buitenlandse problematiek, met meiden die op een afschuwelijke manier worden achtergelaten, uitgehuwelijkt en verkracht. 

Ik vind dat het uitgangspunt moet zijn dat de consulaten in het buitenland deze meiden te allen tijde helpen; daarover wil ik vandaag wel een uitspraak van de minister. Als er op dat vlak een capaciteitsprobleem bestaat, moeten wij dat oplossen. Ik kom er niet met knooppunten of nog meer conferenties. Die vind ik allemaal prima, maar wij zijn absurd bezig. Wanneer er wel sprake is van huwelijksdwang en achterlating en wanneer meiden vervolgens aankloppen, zou het beschamend zijn als zij werden weggestuurd. Dat mag niet en dat kan niet. Ik vraag de minister om daarover een duidelijke uitspraak te doen. Ten tweede verzoek ik de minister om een meldpunt in het leven te roepen waar de meiden ook vanuit het buitenland naartoe kunnen bellen, net zoals de consulaten en de medewerkers van de consulaten zelf. 

Minister Asscher:

In de eerste plaats wil ik het toch even opnemen voor de medewerkers van Buitenlandse Zaken, want hun wordt, in ieder geval in de sfeer van de rapportage van Nieuwsuur van gisteren, onrecht aangedaan. Daar wordt heel hard gewerkt … 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat was zeker niet mijn bedoeling, voorzitter. 

Minister Asscher:

Dat weet ik, maar voordat wij het hebben over een structuur waarin mensen niet geholpen worden, wil ik toch opgemerkt hebben dat zij hun uiterste best doen. Daarom kan ik, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, heel helder antwoord geven: ja, Nederlandse meisjes of vrouwen die zich melden bij onze ambassades in het buitenland, zullen worden geholpen. Zij krijgen consulaire bijstand. Dat is soms ingewikkeld, want het gaat soms om heel ingewikkelde gevallen. Vandaar dat de medewerkers van Buitenlandse Zaken contact leggen met ngo's, mensenrechtenorganisaties en hulporganisaties ter plekke. Vandaar dat zij zich ook moeten bekommeren over hoe het met die meisjes of vrouwen gaat als zij weer terug in Nederland zijn. Maar het antwoord is dus helder: ja, de Nederlandse overheid helpt Nederlandse vrouwen en meisjes die zich melden bij onze ambassades en consulaten in het buitenland. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn tweede vraag. Is de minister bereid om een meldpunt in het leven te roepen waar de meiden, ook vanuit het buitenland, naartoe kunnen bellen, waarmee contact gelegd kan worden en waarlangs de coördinatie zo nodig ook kan plaatsvinden? 

Minister Asscher:

Ik weet nu niet of dat de meest effectieve manier is. Wij hebben het meldpunt in het binnenland en daarnaast kunnen vrouwen zich melden bij de consulaten. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik haar eind dit jaar zal informeren over de voortgang van onze aanpak van het fenomeen huwelijksdwang. Laten wij afspreken dat ik dan op die vraag in zal gaan. Dan kan ik daarop een beredeneerd antwoord geven. 

De heer Sjoerdsma (D66):

De kwestie die hier wordt aangeroerd, is zeer ingewikkeld en onwaarschijnlijk naar. De vraag is natuurlijk wel of dit niet ook gedeeltelijk te maken heeft met de enorme bezuinigingen die onder de kabinetten-Rutte I en II op het postennet zijn doorgevoerd. De helft van de posten bestaat uit nog maar een of twee man. Is ons ambassadenetwerk überhaupt nog in staat om de consulaire bijstand te bieden die minister Asscher schetst? 

Minister Asscher:

Of je met veel of weinig mensen bent in die posten of die ambassades in het buitenland, de inzet van ons personeel in het buitenland is en blijft om alle Nederlandse vrouwen en meisjes die zich daar melden, die te maken hebben met huwelijksdwang — nogmaals, een afschuwelijke vorm van mensenrechtenschennis — bij te staan met consulaire bijstand. Het zal altijd een inspanningsverplichting zijn. De heer Sjoerdsma zegt het terecht: gevallen zijn soms waanzinnig complex en ingewikkeld. We gaan ons hier echter niet verschuilen achter wat voor capaciteitsprobleem dan ook. Dit is ongelooflijk belangrijk en zo wordt dat ook ervaren door onze mensen in het buitenland. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik ben blij dat dit kabinet en deze minister veel aandacht schenken aan preventie en het recht op zelfbeschikking van alle vrouwen, in het bijzonder deze vrouwen. We hebben net uitgebreid gehoord van onze collega hoe schrijnend de situaties kunnen zijn. We gaan er nog uitgebreid over debatteren. Vooruitlopend daarop is een van de meest prangende punten in de consulaire hulp, bij mijn weten, dat minderjarige meisjes die achtergelaten zijn zelf geen paspoort kunnen aanvragen omdat zij minderjarig zijn. Kan ik deze minister vragen om ervoor te zorgen dat aan deze meiden, die in nood verkeren, een nooddocument wordt verschaft en financiële ondersteuning wordt geboden zodat zij terugkeer naar Nederland kunnen regelen? 

Minister Asscher:

Ik wil hiermee even voorzichtig zijn want dit berust enerzijds bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Die gaat over de paspoorten. Anderzijds berust het bij de minister van Buitenlandse Zaken, die over de ambassades gaat. Ik moet dus even oppassen met wat ik al dan niet toezeg. Ik weet wel het volgende. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bestudeert op dit moment de mogelijkheden voor wijziging van de Paspoortwet. Die zou juist nodig zijn voor minderjarige slachtoffers van huwelijksdwang. Ten tweede heeft de Kamer eerder een motie van mevrouw Yücel aangenomen over onderzoek naar huwelijksdwang bij minderjarigen. Ik ben van plan om bij de brief die ik beloofde voor eind dit jaar over onze voortgang in de aanpak van huwelijksdwang daarop terug te komen en, hoe ingewikkeld ook, een nader onderzoek aan te kondigen naar dat fenomeen. Ik realiseer mij dat dit niet het concrete antwoord is op de vraag die gesteld is, maar daarvoor moet mevrouw Yücel bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Het is een heel pijnlijke affaire. Laten we het erop houden dat er verschillende versies bestaan van de versies die in Trouw zijn weergegeven en in Nieuwsuur zijn gemeld. Het lijkt mij heel goed om gebruik te maken van het aanbod om vertrouwelijk daarover door te spreken, want ik denk echt dat er nog heel veel kritische vragen zijn te stellen. In Trouw staat dat in het onderzoek dat het Verwey-Jonker Instituut heeft gedaan naar huwelijksdwang, onder druk van het ministerie een cijfer is genoemd. Dat cijfer is 181; zoveel gevallen zouden er zijn. Hulpverleners zeggen dat daarmee onterecht de suggestie wordt gewekt dat het probleem maar klein is. Het is kwantificeerbaar dus klein. Is het waar dat dat cijfer onder druk van het ministerie erin is gekomen? Erkent de minister dat het om een veel groter en niet-kwantificeerbaar probleem gaat dan nu blijkt uit de rapportage? 

Minister Asscher:

Dat getal van 181 is bekend. Dat is af te leiden uit de registraties, bij allerlei organisaties, van voorbeelden huwelijksdwang. We zijn er in deze Kamer nooit naïef over geweest dat het werkelijke aantal groter is. Het goede van het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut is dat het, door met een groot aantal experts te praten in heel het land, tot een betere schatting komt, namelijk 674. Bij iedere schatting, dus ook deze, hoort dat het in bandbreedtes gaat, dat het getal ook groter kan zijn, of kleiner. Wij hebben geen druk uitgeoefend op dat getal maar wij hebben wel behoefte aan zo veel mogelijk getallen, ook al zijn het schattingen, omdat dat meer zegt over de aard en omvang van het fenomeen. We zijn er altijd van uitgegaan dat het om honderden gevallen gaat en uit dit onderzoek blijkt dat dat inderdaad minimaal het geval is. Het onderstreept in mijn ogen de urgentie van het probleem, het doet niets af aan het feit dat er 181 geregistreerde voorbeelden zijn. We zijn er met elkaar terecht van uitgegaan dat het werkelijke probleem, te weten taboesfeer, zware druk vanuit familie, eer en angst, groter is dan wat uit de officiële registraties blijkt. 

De voorzitter:

Dank voor uw komst naar de Kamer, minister. 

Naar boven