5 DigiD

Aan de orde is het VAO DigiD (AO d.d. 11/11). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom. Als eerste geef ik het woord aan de heer Taverne. Nee, wacht even. Ik doe het verkeerd. Excuus. Het woord is aan mevrouw Gesthuizen van de SP. Ik had de verkeerde lijst voor me. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. De heer Taverne en ik lijken sprekend op elkaar, dus ik begrijp de verwarring. We hebben immers dezelfde haardracht. 

We hebben met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een goed debat gevoerd over DigiD. Voor mij bleef er één punt over waarover ik niet tevreden ben. Ik maak me namelijk toch wel zorgen over de situatie waarin individuen terecht kunnen komen als er gefraudeerd wordt en dat niet aan henzelf te wijten is. Ik begrijp dat de minister zegt dat we moeten uitkijken dat het beleid niet dusdanig soepel is dat mensen bijna worden uitgenodigd om te frauderen, of heel erg slordig met zo'n DigiD omgaan. Tegelijkertijd wil ik dat mensen wel weten wat de procedure is als zij slachtoffer worden van fraude. Ook moeten zij zeker weten dat voor hen coulance wordt betracht als fraude buiten hun schuld plaatsvindt. Daarom heb ik de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat individuen onevenredig hard kunnen worden getroffen wanneer sprake is van fraude met hun DigiD; 

van mening dat zulks niet altijd individueel verwijtbaar is; 

constaterende dat de bancaire sector in staat is een grote mate van coulance te betrachten en bovendien zo duidelijk mogelijk communiceert met klanten waarop zij recht hebben indien zij het slachtoffer zijn geworden van fraude; 

verzoekt de regering, te onderzoeken welke verbeterpunten er mogelijk zijn ten aanzien van het compenseren van slachtoffers van fraude en het beleid ten aanzien van hulp bij fraude duidelijk te communiceren richting burgers, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 338 (26643). 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat was het, voorzitter. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik kan niet antwoorden voordat ik de motie ontvangen heb. 

De voorzitter:

We wachten even een paar tellen totdat de minister de motie heeft gekregen. Die mogelijkheid willen wij hem toch geven. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. We hebben dit VAO, omdat bij het AO bleek dat ik op het punt van de coulance richting slachtoffers niet bereid zou zijn om voldoende toezeggingen te doen. In mijn herinnering ging dat over de vraag of de schade niet door de overheid overgenomen zou kunnen worden. Uiteindelijk ligt nu een motie voor met een dictum dat minder ver gaat dan het verzoek in het AO, namelijk om te onderzoeken of er verbeterpunten zijn ten aanzien van het compenseren van slachtoffers van fraude en om het beleid ten aanzien van hulp bij fraude duidelijk te communiceren richting burgers. Dat laatste is sowieso een doelstelling. Ik had al toegezegd dat ik volgend jaar zal evalueren hoe het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude mensen bijstaat die het slachtoffer zijn geworden van fraude. Onderdeel daarvan zal zijn om in kaart te brengen wat de directe schade is die slachtoffers lijden en wat de eventuele indirecte schade zou kunnen zijn, en daarover te rapporteren. Ik vind dat het dictum zoals het nu uiteindelijk voorligt in lijn is met het beleid zoals ik dat zou willen voeren. Ik laat het oordeel over de motie dan ook graag aan de Kamer. 

In het AO heb ik al gezegd dat je niet in een situatie zou moeten komen waarin een soort carte blanche wordt gegeven en de schade hoe dan ook door de overheid wordt gedragen. Dat zei mevrouw Gesthuizen nu ook. Dat zou namelijk een heel verkeerde uitwerking kunnen hebben. Het strafrecht in het geval van fraude, maar ook het civielrecht in het geval van schade blijven natuurlijk van volle toepassing, ook wanneer die schade via een digitaal kanaal is ontstaan. Met die kanttekening laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

De voorzitter:

Mijnheer Moors, het is niet uw motie. Ik zie dat u wilt interrumperen, maar dat is ongebruikelijk. 

De heer Moors (VVD):

Ik ben benieuwd waarom de minister zegt dat de motie aan het oordeel van de Kamer is en niet gewoon zegt dat zij overbodig is. Het is namelijk staand beleid. 

Minister Plasterk:

Ik heb net het staartje van het vorige debat meegemaakt, waarin zich daarover een hele discussie ontspon. Ik kan alleen maar zeggen dat het het voornemen is van het kabinet om te doen wat in het dictum wordt gevraagd, namelijk om het te onderzoeken en erover te rapporteren. Dan weet de Kamer voldoende om een eigen oordeel te kunnen vellen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemming over de motie is aanstaande dinsdag. Ik dank de minister. 

Naar boven