27 Bedrijfslevenbeleid en innovatie

Aan de orde is het VAO Bedrijfslevenbeleid en innovatie (AO d.d. 11/06). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom evenals alle mensen die met ons meekijken en -luisteren langs digitale of analoge weg. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Tijdens het debat over innovatie en bedrijfslevenbeleid hebben wij het ook wel uitvoerig gehad over de nieuwe Nationale investeringsinstelling die door private partijen moet worden opgericht. Ik heb daarover een grondig meningsverschil met de minister van Economische Zaken. Ik wil de minister hierover in ieder geval nog twee vragen stellen. Is het voor private-equitypartijen straks ook mogelijk om via de Nationale investeringsinstelling te beleggen bij instellingen met een belangrijke publieke taak? En waarom wordt er niet gekeken naar de voorbeelden die wel in de notitie van de kwartiermaker worden genoemd, zoals de Kreditanstalt für Wiederaufbau, de Caisse des Dépôts et Consignations en de UK Green Investment Bank? Deze instelling zijn allemaal voor 100% in staatshanden. 

Ik dien twee moties in om de minister een zetje de goede kant op te geven. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat bij de nog op te richten Nationale investeringsinstelling (NII) de Nederlandse overheid "zal helpen om eventuele structurele belemmeringen weg te nemen die financieringsoplossingen in de weg staan" en een bijdrage zal leveren in de rol van "regelgever, projecteigenaar en stakeholder"; 

verzoekt de regering, de Kamer zo snel mogelijk te laten weten aan welke hulp gedacht moet worden en de Kamer tevens, gedurende het uitvoeren door de overheid van haar rol als regelgever, projecteigenaar en stakeholder, steeds nauwgezet te informeren over haar optreden in dezen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 135 (32637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de nog op te richten Nationale investeringsinstelling (NII) een "intermediair" moet zijn die beleggers, waaronder mogelijk ook private-equitypartijen, "in de gelegenheid stelt hun beleggingsambities in Nederland te vervullen"; 

van mening dat het niet wenselijk is dat Nederlandse instellingen met een omvangrijke en/of belangrijke publieke taak steeds meer en/of direct afhankelijk worden van financiering door binnenlandse dan wel buitenlandse beleggingsinstellingen met winstoogmerk; 

verzoekt de regering, het initiatief om een Nationale investeringsinstelling op te richten niet te laten aan private partijen, maar zelf zorg te dragen voor oprichting van een investeringsinstelling welke in staatshanden is en welke zelf langetermijnfinanciering zal arrangeren voor Nederlandse instellingen, al dan niet middels gebruikmaking van financiering door institutionele beleggers of gekwalificeerde beleggers, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 136 (32637). 

Ik wens de stenograaf veel succes met het uitschrijven van al die moeilijke namen. 

Mevrouw Klever (PVV):

Voorzitter. De minister is op de goede weg bij het tegengaan van oneigenlijke concurrentie bij het toegepast onderzoek. Problemen zijn er nog steeds op dit vlak, met name in de agrifoodsector. Enige aansporing lijkt mij dus op zijn plaats. We willen namelijk niet dat hoogwaardige kennis van private onderzoeksinstellingen over de grenzen wordt gejaagd. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat vooralsnog de publieke onderzoeksinstelling beoordeelt of een projectvoorstel al dan niet privaat gedaan kan worden; 

overwegende dat hierdoor onenigheid zal blijven bestaan tussen private en publieke onderzoeksinstellingen; 

verzoekt de regering om vast te stellen dat publieke projectvoorstellen te allen tijde minimaal zes weken voor aanvang online gepubliceerd dienen te worden, zodat private onderzoeksinstellingen in de gelegenheid worden gesteld om vooraf bezwaar te maken en indien nodig deze bezwaren onafhankelijk te laten toetsen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klever. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 137 (32637). 

Mevrouw Klever (PVV):

Verder wil mijn fractie niet dat pensioenfondsen met overheidsgeld worden verleid om hun geld te investeren in risicovolle projecten. Wat de PVV betreft mag er niet worden gegokt met onze pensioengelden. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er publieke middelen worden besteed om de Nationale investeringsinstelling (NII) op te richten; 

overwegende dat de NII bedoeld is om institutionele beleggers te verleiden om te investeren in zaken waar ze dat voorheen nalieten, onder andere vanwege de vele onzekerheden; 

van mening dat het onwenselijk is dat er op deze manier met pensioengelden gegokt wordt; 

verzoekt de regering om de oprichting van de Nationale investeringsinstelling (NII) stop te zetten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klever. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 138 (32637). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik heb drie moties, dus ik ga maar gauw van start. De eerste motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat decentrale overheidsaanbestedingen vanaf €207.000 verplicht Europees moeten worden aanbesteed; 

overwegende dat decentrale overheden door het huidige plafond van €207.000 weinig ruimte hebben om lokaal aan te besteden en een sterk en zelfverzekerd Europa ook weet wat het niet moet doen; 

verzoekt de regering, zich in Europa sterk te maken om voor de decentrale overheden het plafond van Europees aanbesteden voor diensten en leveringen te verhogen van €207.000 naar €1.000.000, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 139 (32637). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De tweede motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit onderzoek van Actal blijkt dat de regeldruk voor kleine ondernemers in de afgelopen zeven jaar slechts met 3% is gedaald; 

overwegende dat het voor de Nederlandse economie van groot belang is dat de regeldruk voor deze ondernemers daadwerkelijk en aanzienlijk vermindert; 

overwegende dat Actal heeft geconstateerd dat de oorzaken van de geringe afname van de regeldruk bij ondernemers met maar enkele werknemers niet geheel duidelijk zijn, en daarom de aanbeveling heeft gedaan om nader te onderzoeken waarom de regeldruk voor deze ondernemers zo weinig is afgenomen; 

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de oorzaken van de geringe afname van de regeldruk voor kleine ondernemers, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 140 (32637). 

Tegen mevrouw Mulder zeg ik: u kunt wat rustiger spreken, want u hebt nog een minuut. U hebt alle tijd, tenzij het een heel lange motie is. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat valt mee, voorzitter. 

De derde motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Europa het "think small first"-principe kent, dat is beschreven in richtlijn 2013/34/EU; 

constaterende dat Nederland tot op heden nog niet alle mogelijke vrijstellingen van verplichtingen voor micro-ondernemingen heeft overgenomen in wet- en regelgeving; 

overwegende dat het bovengenoemde principe tot doel heeft gunstige voorwaarden te creëren voor de groei en het duurzame concurrentievermogen van de kleine en middelgrote ondernemingen in Europa; 

verzoekt de regering, bij nieuwe wet- en regelgeving het "think small first"-principe toe te passen door de in artikel 36 van richtlijn 2013/34/EU geregelde vrijstellingen van verplichtingen voor micro-ondernemingen maximaal te benutten en deze zo spoedig mogelijk te implementeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 141 (32637). 

Ik dank mevrouw Mulder, die keurig binnen de tijd is gebleven. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie heeft een tweetal moties. De eerste gaat over de Nederlandse investeringsinstelling. In tegenstelling tot de SP zijn wij er een groot voorstander van dat het een private organisatie gaat worden. We hebben echter nog wel een verzoek aan die organisatie. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Nederlandse investeringsinstelling een bijdrage wil leveren aan het financieren van achtergestelde mkb-leningen door institutionele beleggers en daarmee bijdraagt aan economische groei; 

overwegende dat er behoefte is aan financiering van kleinere mkb-leningen vanuit het midden- en kleinbedrijf; 

constaterende dat de kwartiermaker op dit moment een ondergrens van minimaal €250.000 financieringsbehoefte stelt voor het werkterrein van de Nederlandse investeringsinstelling; 

verzoekt de regering, aan het bestuur van de Nederlandse investeringsinstelling te verzoeken om te onderzoeken of projecten met een financieringsbehoefte vanaf €100.000 ook door de Nederlandse investeringsinstelling zouden kunnen worden gefinancierd in de vorm van achtergestelde mkb-leningen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aukje de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 142 (32637). 

Mevrouw Gesthuizen heeft een vraag over de motie die tegengesteld is aan die van haar. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Jazeker, voorzitter. Overigens is die motie niet helemaal tegengesteld, want mevrouw De Vries heeft het volgens mij vooral over het MKB-Fonds, terwijl ik het vooral had over de investeringen die middels de NII in de publieke sector of de semipublieke sector zouden moeten worden gedaan. Hoor ik mevrouw De Vries nu zeggen dat zij vindt dat de NII zelf achtergestelde kredieten moet gaan verstrekken? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik heb het over het voorstel voor het mkb van de kwartiermaker zoals dat is neergelegd in het inrichtings- en realisatieplan. Daarin worden voorstellen gedaan om achtergestelde leningen te verstrekken. Dat moet in een gecombineerd fonds. Wij vinden dat bekeken moet worden of die grens omlaag zou kunnen, omdat er op dit moment bij mkb'ers een heel grote behoefte is aan achtergesteld kapitaal. 

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Gesthuizen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat heb ik allemaal gehoord, maar mijn vraag was of mevrouw De Vries inderdaad bedoelde dat de Nederlandse investeringsinstelling zelf achtergestelde kredieten moet gaan verstrekken. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Wij hebben het puur over het voorstel dat zelf door de kwartiermaker is gedaan en dat is gericht op het mkb. 

De voorzitter:

U kunt uw betoog vervolgen. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

We hebben een tweede motie. Die is bedoeld om een punt met betrekking tot start-ups nog wat kracht bij te zetten. Dit is een initiatief van mijn collega Anne-Wil Lucas. Ik heb daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het kabinet de ambitie heeft uitgesproken voor een blijvende top vijf-positie voor Nederland binnen de OECD vanaf 2020 voor snelle groeiers en groeiambitie bij ondernemers; 

overwegende dat het aantrekken van buitenlandse start-ups om zich in Nederland te vestigen belangrijk is voor het realiseren van die ambitie; 

voorts overwegende dat het voor het realiseren van die ambitie belangrijk is om te laten zien dat een levendig start-upecosysteem aanwezig is in Nederland; 

overwegende dat het daarvoor van belang is dat buitenlandse start-ups op een gemakkelijke manier informatie kunnen vinden over het start-upecosysteem in Nederland en de kansen die dit voor hen biedt; 

constaterende dat de website ondernemersplein.nl wel praktische informatie bevat die voor startende ondernemers van belang is, maar niet het wervende karakter heeft dat nodig is voor het aantrekken van buitenlandse start-ups; 

verzoekt de regering, een aantrekkelijke digitale toegangspoort te creëren om innovatieve start-ups uit het buitenland te enthousiasmeren om aan de slag te gaan in Nederland, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aukje de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 143 (32637). 

De volgende spreker van de zijde van de Kamer is wel aanwezig, maar heeft laten weten geen behoefte te hebben om te spreken. De minister geeft aan dat hij behoefte heeft aan een schorsing van twee minuten. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik begin met de twee vragen die zijn gesteld door mevrouw Gesthuizen. Zij vroeg zich af of private equity ook via de Nederlandse investeringsinstelling zou kunnen werken. Dat is niet de bedoeling. De Nederlandse investeringsinstelling is er echt op iets anders gericht. In Nederland hebben we een heel bijzondere situatie. Wij zetten namelijk een groot deel van ons spaargeld vast bij pensioenfondsen en verzekeraars, zodat wij straks als we gepensioneerd zijn, zeker weten dat we in aanvulling op ons pensioen en in aanvulling op onze AOW ook nog beschikken over een aanvullend pensioen, oftewel over een aparte verzekeringsuitkering. Dat is typisch Nederlands. Wij hebben daar heel veel geld vaststaan, namelijk 1,4 biljoen euro. Het is de bedoeling om ervoor te zorgen dat een zo groot mogelijk deel van dat geld — zoveel als verantwoord is en goed is voor de Nederlandse werkgelegenheid en de Nederlandse samenleving — ten goede komt aan de samenleving. Het is dan ook de bedoeling dat dit geld in Nederland wordt geïnvesteerd. 

Het is dus echt gericht op institutionele beleggers, op de pensioenfondsen en de verzekeraars. Zij zijn ook eigenaar van de Nederlandse investeringsinstelling. Zij bezitten de aandelen. Zij zorgen ook voor de financiering. De overheid heeft de zaak slechts financieel op gang gebracht, zodat er een kwartiermaker kan zijn, zodat hij een team heeft en zodat er een begin wordt gemaakt. Daar hebben we een bedrag voor gevraagd en gekregen bij de begrotingsbehandeling. Het gaat om een bedrag van 10 miljoen euro. We gebruiken maar een deel daarvan. De rest kan alternatief aangewend worden. Vanaf dat moment is het de verantwoordelijkheid van de institutionele beleggers zelf. Wij als overheid zijn er op allerlei manieren wel bij betrokken. Wij ondersteunen, denken mee en bespreken voorstellen. Maar financieel is het een zaak voor de pensioenfondsen en de verzekeraars, en dus niet voor de private-equitybedrijven. 

Ik begrijp ook niet helemaal goed of de vraagstelling van mevrouw Gesthuizen inhoudt dat zij er eigenlijk voorstander van is. Het is namelijk niet zo dat private-equitybedrijven zich kenmerken door genoegen te nemen met een lager rendement dan pensioenfondsen en verzekeraars plegen te doen. 

De voorzitter:

Dat mag mevrouw Gesthuizen verduidelijken. Zij mag ook de vraag stellen die zij al van plan was te stellen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik ben helemaal niet gecharmeerd van het idee dat private-equity-instellingen ook zouden kunnen investeren, maar de minister schreef in zijn brief aan de Kamer dat het ook om buitenlandse institutionele beleggers gaat. Dat is duidelijk. Institutionele beleggers zijn verzekeraars en pensioenfondsen. Hij noemt in een zin daarvoor echter ook gekwalificeerde beleggers: alle gekwalificeerde beleggers, mits zij gekwalificeerde beleggers zijn volgens de Wet op het financieel toezicht. De wetgeving op dit terrein is nog in ontwerp. Wat mij betreft is dat een kleine opluchting, want ik ga de minister er wel echt aan houden. Het gaat dus om beleggers, niet zijnde private equity, ook niet als uiteindelijk blijkt dat private equity wellicht aangemerkt kan worden als een gekwalificeerde belegger. 

Minister Kamp:

Mevrouw Gesthuizen zegt dat de wetgeving er nog moet komen en dat we er nog verder over zullen spreken. Dat is prima. Mijn intentie is om ervoor te zorgen dat het Nederlandse pensioengeld meer in Nederland wordt belegd. Daar maken we een regeling voor. Zo'n regeling mag niet exclusief voor Nederlandse institutionele beleggers gelden. Hoewel er al verschrikkelijk veel in Nederland wordt geïnvesteerd, is het goed als vergelijkbare buitenlandse institutionele beleggers nog meer in Nederland kunnen investeren, ook in de overheidssfeer. Ik zit niet te lonken naar private-equitybedrijven. Daar zijn mevrouw Gesthuizen en ik het over eens. Hoe het precies met de gekwalificeerde beleggers uitpakt, zal ik graag met haar bespreken als de wetgeving aan de orde komt. 

Mevrouw Gesthuizen vroeg ook waarom we niet hebben gekeken naar buitenlandse alternatieven. Die buitenlandse alternatieven zijn altijd alternatieven waarbij de instelling 100% in bezit is van de overheid. Dat is de voorkeur van mevrouw Gesthuizen, maar het is niet mijn voorkeur. Als institutionele beleggers de verantwoordelijkheid hebben om verstandig met pensioengeld om te gaan en zij die verantwoordelijkheid moeten waarmaken door hun eigen beslissingen te nemen, heeft het zeker niet mijn voorkeur om er vervolgens een overheidsbedrijf tussen te zetten, dus tussen de institutionele beleggers en de beleggingen zelf. Ik denk dat het in de Nederlandse situatie juist heel goed is dat wij het geld aan de institutionele beleggers toevertrouwen en dat zij zelf ervoor zorgen dat de voorstellen die vanuit de overheid naar hen toekomen in de juiste vorm worden gegoten. Door het in de juiste vorm gieten wordt de kans groter dat zij in Nederland beleggen. Dat is het belang van de Nederlandse overheid en samenleving. Het moet dan ook niet strijdig zijn met het belang van de institutionele beleggers zelf. Daar is de NII voor bedoeld. 

De voorzitter:

Ik ben niet bij het algemeen overleg geweest, maar ik hoop niet dat we de discussie helemaal overdoen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Zeker niet, ik zal nog een simpele vraag stellen. Bij Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars kan ik me iets voorstellen bij het idee dat zij meevoelen met het belang van goede zorg of een goed schoolgebouw in bijvoorbeeld Drenthe. Maar de regeling is nadrukkelijk ook open voor buitenlandse investeerders en de NII zal deze nadrukkelijk proberen aan te trekken. Hoe moet ik nu zien dat een buitenlandse institutionele belegger hetzelfde hart heeft voor bijvoorbeeld een Nederlandse zorginstelling of een Nederlandse school? Ik vind dat erg moeilijk. 

Minister Kamp:

Van institutionele beleggers verwacht ik niet dat zij zich verplaatsen in de belangen van de zorg in Drenthe. Ik verwacht van hen dat zij zich verplaatsen in de belangen van de pensioengerechtigden. Dat is waarvoor zij het geld hebben gekregen en dat belang moeten zij dienen. Het kan zijn dat zij zeggen dat zij meer in Nederland willen investeren, maar dat er allerlei voorstellen bij hen binnenkomen die zo klein zijn of in een zo verkeerde vorm gegoten dat ze er niet mee uit de voeten kunnen. In plaats van extra geld in Nederland te investeren, gaan ze naar het buitenland omdat het daar wel in de goede vorm wordt aangereikt. Wij zorgen ervoor dat het ook in Nederland in de goede vorm aan hen wordt aangeboden. Als het in de goede vorm wordt aangeboden door een school, een ziekenhuis of een zorginstelling, zijn er mogelijkheden om het door Nederlandse institutionele beleggers te laten financieren, maar ook door buitenlandse institutionele beleggers of door banken. Het is aan de instelling met een geldbehoefte zelf om uit te zoeken hoe ze de financiering gaat regelen. Wij willen ervoor zorgen dat via de NII de mogelijkheden voor de financiering zoekende instellingen verruimd worden, en wij willen de mogelijkheden creëren voor Nederlandse en buitenlandse institutionele beleggers om ja te zeggen tegen voorstellen, waar ze tot nu toe nee tegen moesten zeggen. Dat is de bedoeling van de NII. 

Mevrouw Gesthuizen heeft ons ook verblijd met twee moties. In de motie op stuk nr. 135 wordt de regering gevraagd, snel te laten weten aan welke hulp moet worden gedacht voor het wegnemen van eventuele structurele belemmeringen. Ook wordt de regering verzocht, de Kamer steeds nauwgezet te informeren over haar optreden in dezen. Ik zou niet weten waarom wij dat zouden moeten doen. Wij proberen ervoor te zorgen dat de institutionele beleggers meer van hun geld in Nederland beleggen. Wij zijn dus de vragende partij. Wij proberen het zo te organiseren dat de institutionele beleggers meer ja kunnen zeggen. Het kan zijn dat zij tegen ons zeggen: het gaat niet alleen om de precieze vorm en de omvang, maar er is ook een regel waar wij last van hebben en die regel zouden wij graag veranderd willen hebben. Als er een wettelijke regel veranderd moet worden, leggen wij dat natuurlijk aan de Kamer voor, met onze overwegingen. Dan vragen wij ook aan de Kamer of zij daarmee kan instemmen. Ik zou echter niet weten waarom wij kritisch zouden moeten zijn en de Kamer steeds nauwgezet zouden moeten informeren in allerlei rollen die wij hebben over wat er allemaal speelt. Wij moeten ervoor zorgen dat wij iets wat belangrijk is voor Nederland voor elkaar krijgen. Mocht dit inhouden dat de regels worden veranderd, is er geen enkele twijfel over de betrokkenheid van de Kamer daarbij. De motie ontraad ik. 

In de motie op stuk nr. 136 vraagt mevrouw Gesthuizen om de NII niet over te laten aan de private partijen, maar om het zelf te doen. Het is duidelijk dat wij hier heel uitdrukkelijk niet voor hebben gekozen. Wij kijken hier anders tegenaan dan mevrouw Gesthuizen en hebben dat ook tegenover de Kamer uitgebreid mogen motiveren. Daarom ontraad ik ook deze motie. 

In haar motie op stuk nr. 137 verzoekt mevrouw Klever de regering, publieke projectvoorstellen te allen tijde minimaal zes weken voor aanvang online te publiceren. Zij doelt erop dat wij in Nederland TO2-instellingen hebben. Dat zijn instellingen die voor een deel met overheidsgeld worden gefinancierd en die zich met toegepast onderzoek bezighouden. Dan loop je altijd het risico dat de door de overheid medegefinancierde instituten het bedrijfsleven oneerlijke concurrentie aandoen. Dat is een reëel risico, waartegen wij op de volgende manier zijn opgetreden. In de eerste plaats hebben wij ervoor gezorgd dat alles van die instituten wordt gepubliceerd. Ieder jaar gaan zij, als zij voor het volgende jaar bepaalde onderzoeken willen doen, het onderzoeksprogramma publiceren. Verder komt er een commissie. Als er een meningsverschil is over de toepassing van spelregels die wij recentelijk hebben ontwikkeld en die wij van toepassing hebben verklaard, kan de commissie zich daarover uitlaten. Ik denk dat het niet in ons belang is om daarbovenop ieder projectvoorstel dat vanuit zo'n instituut komt apart online te publiceren. Het is niet in het belang van het effectief functioneren van die instituten. 

Bovendien moeten wij ons heel goed realiseren dat deze instituten van het allergrootste belang zijn voor de Nederlandse economie en voor de werkgelegenheid in Nederland. Dit zijn instituten die die als een brug functioneren tussen wat er aan fundamenteel onderzoek wordt gedaan en wat aan onder productontwikkeling door het bedrijfsleven wordt gedaan. Daartussen heb je het toegepast onderzoek. Daarin spelen deze instituten ook een belangrijke rol. Ook in andere landen bestaat daarover geen enkele twijfel over. In Duitsland wordt er door de overheid nog veel meer geld aan dit doel besteed. Ik denk dat wij blij moeten zijn met de instituten die wij hebben. Er is geen reden om het hen lastiger te maken dan nodig is. Wat nodig is, is wat ik zojuist heb gezegd, namelijk wat wij al aan voorstellen hebben gedaan en aan maatregelen hebben genomen. Daarbij zou ik het willen laten. Om die reden ontraad ik de motie van mevrouw Klever. 

De voorzitter:

Een helder betoog. Mevrouw Klever heeft een verduidelijkende vraag. 

Mevrouw Klever (PVV):

Ik ontken niet het belang van de publieke onderzoeksinstellingen, maar de minister heeft zelf in zijn brief gezegd dat alles wat privaat kan worden gedaan, niet gedaan moet worden met instellingen die door publiek geld gefinancierd zijn. Ik heb een overzicht van 17 private kennisaanbieders — dat overzicht heeft de minister ook, want het is ook naar het ministerie gestuurd — met 103 projecten, waarvan het overgrote deel ook privaat had kunnen worden gedaan. De minister is op de goede weg, maar kennelijk loopt het nog niet goed. Het enige wat ik aan de minister vraag, is of hij de private aanbieders een eerlijke kans wil geven om in te schrijven op projecten die zij ook kunnen doen. 

Minister Kamp:

Wij hebben drie dingen gedaan. Wij hebben in de eerste plaats spelregels gemaakt … 

De voorzitter:

Ik onderbreek u even. Ik neem aan dat dit ook bij het algemeen overleg aan de orde is geweest. Wilt u zo beknopt mogelijk op de vraag reageren? 

Minister Kamp:

Ik doe dat. Wij hebben drie dingen gedaan. Wij hebben spelregels gemaakt om publiek en privaat uit elkaar te halen. Wij hebben tegen de instituten gezegd dat zij zich moeten beperken tot hetgeen niet van de private partijen is. Wij hebben in geval van verschil van mening daarover een geschillencommissie die dat allemaal gaat beoordelen. Wij hebben ervoor gezorgd dat er bij alle private partijen inzicht is in wat de instituten doen door ieder jaar vooraf het onderzoeksprogramma openbaar te laten maken, zodat de private partijen daarop kunnen reageren. Ik denk dat wij daarmee de zaak optimaal hebben geregeld. Ik herhaal dat ik de motie van mevrouw Klever op stuk nr. 137 ontraad. 

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Klever op stuk nr. 138. Daarin staat dat er gegokt wordt met pensioengelden, dat de oprichting van een nationale investeringsinstelling moet worden stopgezet en dat institutionele beleggers worden verleid om hun geld te investeren in zaken waar zij dat voorheen nalieten. De institutionele beleggers bepalen zelf waar zij hun geld in steken. Zij doen dat met het oog op het belang van degenen die hun geld aan hen hebben toevertrouwd. Er is absoluut geen sprake van dat wij de institutionele beleggers willen verleiden om iets anders te doen dan zij eigenlijk zouden willen. De institutionele beleggers denken dat zij heel goed in zorginstellingen kunnen investeren — dat doen zij in het buitenland ook — maar in Nederland krijgen zij die te klein aangeboden en bovendien in een vorm waarin zij zelf heel veel onderzoek moeten verrichten. Daar hebben zij geen mensen voor. Dat willen zij niet. Als wij dus willen dat zij er in Nederland ook geld in steken, moeten wij zorgen dat het grotere projecten zijn en in een betere vorm. Daar zorgen wij dan voor. Daar zorgen zij zelf voor met hun NII. Vervolgens kunnen zij zelf besluiten of zij het al of niet willen doen. Van gokken en verleiden is dus allemaal geen sprake. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 138. 

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Mulder op stuk nr. 139. Zij vraagt de regering om zich in Europa sterk te maken voor verhoging van het plafond voor aanbestedingen van diensten en leveringen. Dat plafond ligt volgens haar nu op €207.000. Dat is trouwens verschillend. Dat bedrag klopt voor diensten, maar voor leveringen ligt het lager. Zij zegt dat je dat moet verhogen naar 1 miljoen. De grenzen die wij op dit moment hanteren, worden ook Europees gehanteerd en ook in het WTO-verdrag. Het WTO-verdrag is uitgewerkt in een nader verdrag en daar staan ook weer diezelfde grenzen in. Wij zijn gehouden aan het WTO-verdrag. Als wij dat willen veranderen, moeten wij twee dingen doen. Wij moeten eerst Europa overtuigen dat het meer moet zijn en daarna moeten wij dat mondiaal doen. In Europa hebben wij dat met overtuiging geprobeerd. Ik ben het eens met mevrouw Mulder. Ik vind dat het hoger moet en ben het eens met haar grens van 1 miljoen. Het is echter niet gelukt. De meerderheid van de lidstaten in het Europees parlement heeft besloten dat het zo moet zijn als in de uitwerking van het WTO-verdrag staat, een grens dus van €207.000. Die strijd is helaas gestreden. Het heeft geen zin om die opnieuw aan te gaan, want wij hebben die strijd al gevoerd. Ik ontraad dan ook de motie op stuk nr. 139, niet vanwege een verschil van mening maar om wat ik zojuist heb gezegd. 

Mevrouw Mulder heeft ook de motie op stuk nr. 140 ingediend, waarin zij aan de regering vraagt om onderzoek te doen naar de oorzaken van de geringe afname van de regeldruk voor kleine ondernemers. Zij geeft ook aan dat daar een advies over is van Actal. Ik denk dat we dit belangrijke punt hier moeten bespreken, vandaar dat ik van plan ben om op dat advies van Actal te reageren. Ik zal die reactie doen toekomen aan de Kamer, zodat de Kamer daarover met mij van gedachten kan wisselen. Ik geef mevrouw Mulder in overweging om haar motie aan te houden tot we de discussie over dit specifieke onderwerp met de Kamer hebben kunnen voeren. Dat is mijn advies met betrekking tot de motie op stuk nr. 140. Mocht mevrouw Mulder besluiten om die motie toch nu in stemming te brengen, dan moet ik haar ontraden. 

Dan hebben we de motie op stuk nr. 141 van mevrouw Mulder, waarin zij de regering vraagt om bij nieuwe wet- en regelgeving het "think small first"-principe toe te passen. Zij zegt: je moet alle mogelijkheden die er zijn, alle vrijstellingsmogelijkheden die de Europese richtlijn op dit punt biedt, maximaal benutten. Dat gaat mij te ver. "Alle mogelijkheden maximaal benutten", dat weet ik niet. Er wordt een aantal vrijstellingsmogelijkheden gegeven. Ik heb daar veel sympathie voor, maar er kunnen ook goede overwegingen zijn om bepaalde mogelijkheden niet te benutten en te zeggen: vanwege afwegingen die we gemaakt hebben, willen we dat voor alle bedrijven laten gelden. Er zijn dingen te bedenken in de sfeer van arbeidsomstandigheden of in de milieusfeer. Dat moeten we niet bij voorbaat uitsluiten, zoals deze zeer stellig geformuleerde motie dat wil. Om die reden ontraad ik de motie. Ik zeg wel dat ik de implementatie van deze richtlijn verwacht in het najaar 2014. Bij die gelegenheid kunnen we dan ook verder van gedachten wisselen. Ook dat zou een overweging kunnen zijn voor mevrouw Mulder om haar motie op stuk nr. 141 aan te houden. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 142 van mevrouw Mulder. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 142 is een motie van mevrouw Aukje de Vries. 

Minister Kamp:

Ik had drie moties van mevrouw Mulder. 

De voorzitter:

En volgens mij hebt u die allemaal behandeld. Ik kijk even naar mevrouw Mulder. Dat is het geval. 

Minister Kamp:

Dan dank ik u voor de hulp en ga ik verder met de motie op stuk nr. 142 van mevrouw De Vries. Zij vraagt het bestuur van de Nederlandse investeringsinstelling (NII) om te onderzoeken of projecten met een financieringsbehoefte vanaf €100.000 ook door de Nederlandse investeringsinstelling zouden kunnen gefinancierd in de vorm van achtergestelde mkb-leningen. De problematiek van de financiering is met name in kleine mkb-bedrijven groot. Dat mevrouw De Vries daarvoor op alle fronten naar oplossingen zoekt, is heel verstandig. Ik doe dat ook. Dit is een mogelijkheid. Op zichzelf vind ik het al heel mooi dat de kwartiermaker voor de NII ook de institutionele beleggers zo ver heeft gekregen dat zij bereid zijn om geld beschikbaar te stellen voor mkb-financieringen, mits in de goede vorm gegoten, en voor achtergestelde leningen aan het mkb, mits in de goede vorm gegoten. Dat is een heel belangrijke stap en daar ben ik erg blij mee. Er is ingeschat door de institutionele beleggers en door de kwartiermaker dat dit mogelijk zou zijn voor leningen vanaf €250.000. Mevrouw De Vries wijst erop dat het probleem vooral bij de kleinste bedrijven ligt, en wil dus dat wij proberen om nu ook wat voor elkaar te krijgen voor wensen vanaf €100.000. Ik ga dat proberen. Het is wel zo dat de stap die al gezet is, een grote stap is. Als die nog wat groter zou kunnen zijn en wij daar een oplossing voor zouden kunnen vinden, is dat prima. We moeten de beleggers niet kopschuw maken, anders gaat het helemaal niet door. Dat is ook niet de bedoeling van mevrouw De Vries. Als zij met deze uitleg kan instemmen, voldoe ik graag aan haar verzoek en laat ik het oordeel over deze motie over aan de Kamer. 

Mevrouw De Vries zegt in haar motie op stuk nr. 143 dat de overheid ervoor moet zorgen dat er een digitale toegangspoort komt om innovatieve starters uit het buitenland in Nederland krijgen. Ik denk dat dat een belangrijk punt is. Innovatieve starters zijn sowieso belangrijk. We hebben voor innovatieve starters in Nederland Ondernemersplein.nl, waar alles op staat wat ondernemers en startende ondernemers nodig hebben. Dat gaat over financiering, over regelingen en over alles wat je maar kunt bedenken. Ook staat er informatie op over bedrijfsovernames en andere dingen die ondernemers aangaan, zoals innovatiesubsidiemogelijkheden. Al die dingen waar een ondernemer mee zit, hebben wij gebundeld in Ondernemersplein.nl. Voor de belangrijkste zaken, zoals starters, overnames en financiering, hebben wij aparte vensters gemaakt, zodat zij daar makkelijk alle informatie gebundeld binnen Ondernemersplein.nl kunnen vinden. Ik denk dat wij dat vooral moeten vasthouden en dat wij dat heel goed kunnen gebruiken voor onze binnenlandse starters. 

Ik denk echter dat je voor buitenlandse starters meer nodig hebt. Het woord "Ondernemersplein.nl" ligt je niet voor in de mond als je uit bijvoorbeeld India komt, natuurlijk. Als buitenlandse starters iets willen in Nederland, is het overigens ook de vraag of zij de neiging hebben om naar een door de overheid opgezette website te gaan. Het kan heel goed dat er door particulier initiatief ontstane internationale websites of Nederlandse websites zijn die dat in een goede, aantrekkelijke vorm doen en dat de start-ups daar heel goed mee bereikt kunnen worden in het buitenland. Ik wil gaan kijken wat daarvoor beschikbaar is. Ik heb dat ook aangekondigd in de brief die wij de Kamer reeds hebben gestuurd over dit onderwerp. Ik vind dat dat deze mogelijkheden er moeten komen. Ik zal dus kijken wat er allemaal is, dus wat al particulier gedaan wordt en gedaan zou kunnen worden en hoe wij dat misschien zouden kunnen ondersteunen. Ik zal ook kijken of er nog specifieke behoeften zijn van buitenlandse start-ups waarvoor wij als overheid zelf iets moeten creëren, in aanvulling op wat privaat, particulier, al beschikbaar is. Ik wil dat graag bekijken. Als blijkt dat het belangrijk is om aanvullend als overheid ook nog wat te creëren, ben ik graag bereid om dat te doen. Als ik die motie van mevrouw De Vries op die manier mag uitleggen, laat ik het oordeel erover graag aan de Kamer. 

Voorzitter, ik hoop dat ik hiermee naar behoren heb gereageerd. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank u, minister. Bij stemmingen volgende week dinsdag zullen wij zien wat het resultaat van uw bijdrage aan dit debat is. 

De vergadering wordt van 18.27 uur tot 19.15 uur geschorst. 

Voorzitter: Bosma

Naar boven