3 Vragenuur: Vragen Koolmees

Vragen van het lid Koolmees aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president over het bericht dat de lasten op arbeid 57,5% van alle belastingopbrengsten uitmaken. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Eurostat maakte gisteren bekend dat werken in Nederland zwaar wordt belast. D66 wil de belastingen op arbeid verlagen. Werken moet lonen en voor werkgevers moet het aantrekkelijk worden om mensen in dienst te nemen. Zeker de minister voor Werkgelegenheid moet dit belangrijk vinden. Dat belastingverlaging nodig is, bleek gisteren weer uit cijfers van het Centraal Planbureau. Sinds 1994 is de belastingdruk niet zo hoog geweest. 40,8% van ons nationaal inkomen dragen wij af aan de overheid. Cijfers van Eurostat lieten zien dat van onze belastingen maar liefst 57,7% uit belastingen op arbeid komt. In 2002 was dat nog minder dan de helft. Alleen de Zweedse overheid krijgt meer binnen uit belasting op werk. 

Zo veel belasting op arbeid kost banen. Voor mensen loont het niet om te gaan werken of om meer uren te gaan werken. Dit jaar zijn er 650.000 mensen werkloos. Een significante daling zit er nog niet in. Wat doet het kabinet? Het blijft vooral praten. VVD en Partij van de Arbeid ruziën met elkaar via congresspeeches en via de media, in plaats van samen de werkloosheid aan te pakken. De kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen, met daarin een belastinghervorming die zou leiden tot 140.000 extra banen, zou eerst voor 1 april komen, toen voor 1 juni, en nu komt het pas na de zomer. Het lijkt wel alsof het kabinet de urgentie niet voelt, terwijl de belastingdruk toeneemt en de werkloosheid oploopt. 

Ik heb drie vragen voor de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eerste vraag is: deelt de minister de analyse dat de belasting op arbeid omlaag moet? De tweede vraag is: wanneer komt het kabinet nu met een voorstel voor een ambitieuze belastinghervorming? De derde vraag is: is de minister het met D66 eens dat de belasting op arbeid snel, al in 2015, met minstens 1 miljard omlaag moet? 

Minister Asscher:

Voorzitter. Moet de belasting op arbeid omlaag? Zeker, dat is een streven dat wij delen. Het is goed om te beseffen dat in de cijfers van Eurostat niet alleen de directe belastingen, maar ook de premies en afdrachten worden meegenomen. Daarin voelen wij ook de pijn van de conjunctuur. Er wordt veel werkloosheid geleden en dat leidt tot hogere premies. Dat is in ieder geval een van de dingen die de komende jaren beter moeten gaan. 

Dan vraag twee: wanneer is er nu een reactie op Van Dijkhuizen te verwachten? De heer Koolmees gaf in zijn inleiding het antwoord op die vraag. Het antwoord is: na de zomer. 

Het antwoord op de derde vraag, namelijk wat wij in de begroting voor 2015 aan maatregelen zullen vinden, is: dat kunnen wij u melden op de derde dinsdag in september. In 2014 hebben wij de eerste schijf voor 1,5 miljard verlaagd en de arbeidskorting verhoogd voor 2 miljard euro. Dat zijn voorwaar maatregelen die ook de heer Koolmees zullen bevallen. 

De heer Koolmees (D66):

Zeker, voorzitter, ik ben er zelfs bij betrokken geweest. lk ben blij met het antwoord van de minister dat hij de ambitie deelt om de belasting op arbeid te verlagen. Tegelijkertijd constateer ik ook dat de reactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen lang op zich laat wachten. Zo laten wij weer een jaar voorbijgaan waarin wij niet een ambitieuze stap kunnen zetten om de lasten op arbeid te verlagen. Wij moeten natuurlijk ook een deugdelijke dekking hebben. Als wij de belasting willen verlagen, moet er ook geld voor zijn om dat te financieren. D66 geeft al langer aan dat de belastingen op arbeid naar beneden moeten, bijvoorbeeld door als overheid minder uit te geven. Het kan ook door de belasting te verschuiven; bijvoorbeeld minder belasting op arbeid en meer belasting op consumptie, verspilling en vervuiling. Verder zien wij een oplossing in het minder rondpompen van geld via de toeslagen, via de uitgavenkant dus. Mijn vraag in de tweede ronde: is de minister bereid om bij de belastinghervorming te kijken naar mogelijkheden om de uitgaven te verlagen en daarmee belastingverlaging op arbeid te kunnen financieren? 

Minister Asscher:

Als je de lasten op arbeid wilt verlagen en het huishoudboekje van de overheid op orde wilt houden, dan moet het geld gedekt worden. Dat kan door verschuiving of door op uitgaven te besparen. Beide zijn geen taboe, maar beide zijn evenmin gemakkelijk. In de statistieken van Eurostat en van het Centraal Planbureau zie je dat de afgelopen tien jaar de lasten op arbeid in Nederland zijn gestegen, terwijl de lasten op consumptie gelijk zijn gebleven en de lasten op vermogen zijn gedaald. Dat is iets om te betrekken bij onze afweging. 

Het tweede punt is dat wij heel stevig bezuinigen op de uitgaven voor sociale zekerheid en zorg. Je merkt dat je daar ook grenzen bereikt. Dat was in de vorige mondelinge vragen ook zichtbaar. Beide elementen zullen een rol spelen bij het voorbereiden van onze reactie op Van Dijkhuizen. 

De heer Koolmees (D66):

Laat ik positief afsluiten. Ik ben blij met het antwoord van de minister. Er worden goede stappen gezet. Er wordt inderdaad bezuinigd op uitgaven voor sociale zekerheid en zorg, maar tegelijkertijd zien wij allemaal dat het minder meer is. De uitgaven van de overheid blijven stijgen. Tot nu toe hoorde ik de PvdA vooral spreken over belastingverschuivingen en niet over verlaging van de uitgaven. Ik vind het positief dat de minister serieus wil kijken naar het verlagen van de uitgaven om die belangrijke ambitie om de lasten op arbeid te verlagen te kunnen financieren. Ik ben hier zeer tevreden mee. 

Minister Asscher:

Ik wijs er ten overvloede op dat ik de Kroon dien en geen partijstandpunt behartig. Wij zijn heel serieus aan het kijken hoe wij in het kader van de werkgelegenheid voor de toekomst ons fiscale stelsel kunnen verbeteren. 

De heer Merkies (SP):

Volgens Eurostat zijn in Nederland niet alleen de lasten op arbeid heel hoog. maar is ook de belasting op kapitaal zeer laag. Daarom verbaast het mij dat D66 mijn motie niet heeft gesteund. Die motie roept immers juist op om de belasting op vermogen te verhogen en de belasting op arbeid te verlagen. De vragen van de heer Koolmees verbazen mij dan ook. Mijn vraag gaat over de tegenhanger. Ik vind het jammer dat ik die vraag niet aan de heer Koolmees mag stellen. 

De voorzitter:

U moet heel snel een vraag stellen aan de minister, want u bent door uw tijd heen. 

De heer Merkies (SP):

In Nederland gaat het om 14,2% belasting op kapitaal als totaal van het geheel. In andere landen bijvoorbeeld … 

De voorzitter:

En uw vraag is? 

De heer Merkies (SP):

In Engeland is dat 27,4%, bijna tweemaal zo veel. Hoe rechtvaardigt de minister dat die belasting op kapitaal zo veel lager is in Nederland? 

Minister Asscher:

Wij hebben een staatssecretaris die speciaal belast is met fiscale zaken en die daarover met de Kamer debatteert. Ik ben hier uitgenodigd om te spreken over de werkgelegenheid. Ik zou het goed vinden als het goedkoper werd om mensen in dienst te nemen en aantrekkelijker om te gaan werken. Wil je dat financieren, dan moet dat ergens vandaan komen. Daarbij kun je ook de belasting op andere zaken betrekken, zoals op consumptie en vermogen. 

De heer Merkies (SP):

Maar u staat hier namens het kabinet. 

De voorzitter:

Mijnheer Merkies, ik geef het woord aan mevrouw Schouten. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Dit kabinet heeft al aangekondigd dat het met een lastenverlichting voor de hogere inkomens zal komen ter hoogte van 500 miljoen. Is de minister met mij van mening dat, als er een verdere lastenverlichting wordt gevonden voor arbeid, die moet worden ingezet voor de laagste inkomens? 

Minister Asscher:

Een van de drie pijlers van het regeringsbeleid is een evenwichtige inkomensverdeling. Je weet dat in een crisis mensen met lage inkomens vaak harder worden geraakt. Daar houden wij ieder jaar rekening mee. In augustus, bij de voorbereiding van de begroting, is er aparte besluitvorming over de koopkracht. Ook dit jaar zullen wij met nadruk kijken naar de koopkrachtplaatjes voor alle Nederlanders, dus ook die aan de onderkant. 

De heer Nijboer (PvdA):

De PvdA is er groot voorstander van dat de belasting op werken wordt verlaagd en dat het aantrekkelijk wordt voor bedrijven om mensen aan te nemen. Wij zien in de staatjes van Eurostat dat juist kapitaal de afgelopen jaren het meeste heeft gewonnen. Is het kabinet bereid om te kijken naar die constructies waar mensen geld naar het buitenland doorsluizen, en naar het grote vermogen dat zo scheef verdeeld is in Nederland? Is het bereid om die mensen een eerlijke bijdrage te laten leveren en tegelijkertijd daarmee lagere lasten op werkgelegenheid en het bestrijden van de werkloosheid te financieren? 

Minister Asscher:

Ik begrijp het ongeduld van de Kamer. Dat is door de heer Koolmees eloquent naar voren gebracht. De Kamer wacht al even op antwoorden. Ik wil mijn collega echter niet voor de voeten lopen. Wij hebben een gemeenschappelijke ambitie om werkgelegenheid te creëren, om werken lonend te maken, om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken om mensen in dienst te nemen. Uit welke andere belastingen en uit welke uitgavenvermindering wij dat gaan dekken en hoe dat stelsel er dan uitziet, krijgt u in contouren te zien in onze reactie op het rapport-Dijkhuizen. Die reactie is na de zomer te verwachten. 

De voorzitter:

Wanneer na de zomer? 

Minister Asscher:

Na de zomer. 

De voorzitter:

De komende zomer? 

Minister Asscher:

Ik spreek over de zomer van 2014. 

De voorzitter:

Dank voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer. 

Naar boven