11 Verantwoordingsdebat 2013

Aan de orde is het verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over het jaar 2013, het rapport van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen (33942) en de Verantwoordingsbrief 2013 (33941).

Voorzitter: Van Miltenburg

De voorzitter:

Ik heet de minister-president en de minister van Financiën van harte welkom. Verder heet ik de mensen op de publieke tribune van harte welkom en ook de mensen die op een andere manier dit debat volgen. Natuurlijk heet ik ook de deelnemers aan dit debat welkom. Ik geef als eerste spreker het woord aan de heer Merkies van de SP. Voor de zekerheid zeg ik nog even dat we interrupties in tweeën doen: een vraag en eventueel een vervolgvraag.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. We bespreken vandaag de verantwoording van 2013, het eerste jaar waarin het kabinet-Rutte II volledig heeft geregeerd. Wat was dat nu voor een jaar? Het was een jaar van flinke bezuinigingen en als gevolg daarvan ook een jaar van flink dalende koopkracht, een jaar waarin de Nederlandse economie veel harder kromp dan in de meeste andere landen in Europa. Onze economie kromp maar liefst tweemaal zo hard als het gemiddelde van Europa en de eurozone. Het was een jaar van stijgende werkloosheid, tot het hoogste aantal werklozen ooit. In één jaar tijd kwamen er 100.000 werklozen bij. Alleen in Griekenland, Cyprus en Slovenië steeg het aantal werklozen harder.

Het was ook het jaar van het hoogste aantal faillissementen ooit. We kwamen uit op 12.000. Mogelijk komen daar dit jaar nog een aantal pomphouders bij, want de brief waar we al heel lang om vroegen, kwam vandaag, een paar dagen na de verkiezingen. Die brief is ronduit teleurstellend. Als je zelf vaststelt dat er na de accijnsverhoging een daling in de verkoop van lpg is van 18% en in de grensstreek zelfs van 37%, hoe kun je dan vervolgens zeggen dat dat allemaal past in een dalende trend? Als dat zo zou zijn, dan zeg je eigenlijk: we helpen al jaren de pomphouders aan de grens de vernieling in door de accijnsverhogingen en die trend zetten we door. Maar zelfs dat doet de werkelijkheid tekort. Want die afzetdaling van 37% in één jaar tijd is voor de pomphouders natuurlijk een drama.

De voorzitter:

Mijnheer Merkies, volgens mij is dit iets wat in 2014 aan de orde is, iets wat we zeker binnenkort nog gaan bespreken. Ik snap dat u de behoefte voelt om deze opmerking te maken, maar ik wil aan de leden van het kabinet meegeven dat ze hierop niet heel uitgebreid hoeven te reageren. Ik vraag u of u zich in dit debat kunt beperken tot de verantwoording van 2013.

De heer Merkies (SP):

We komen daar nog over te spreken, maar het is natuurlijk wel iets waarover we vandaag een brief hebben gekregen en het sluit aan bij mijn verhaal over het grote aantal faillissementen dat vorig jaar is uitgesproken. Wat mij bovendien stoort in de brief is dat het daarin alleen maar gaat over inkomsten voor de overheid, en helemaal niet over datgene waarom ik expliciet heb gevraagd, namelijk het aantal ontslagaanvragen en het verloop van het aantal faillissementen. Dat is wel erg jammer. Waarom wil het kabinet hier helemaal niets van weten? Dit is een verantwoordingsdebat, maar wat kun je nog verantwoorden als je niet bereid bent, de meest relevante gegevens bij te houden? Als je geen gegevens bij wilt houden over problemen waarmee pomphouders aan de grens te maken krijgen, hoe kun je jezelf dan nog goed verantwoorden?

De voorzitter:

Dan vind ik het toch nodig om nog eens te herhalen dat dit het verantwoordingsdebat over 2013 is, een jaar waarover het kabinet uitgebreide stukken naar de Kamer heeft gestuurd, waaruit blijkt dat het kabinet zeer bereid is zich te verantwoorden over 2013. Dát is het onderwerp van gesprek. Ik wil u vragen of u uw inbreng daartoe wilt beperken.

De heer Merkies (SP):

Ik leg juist mooi een link met de verantwoording.

2013 was ook het jaar waarin het aantal mensen met schulden flink is gestegen, evenals de gemiddelde hoogte van de schulden. Er zijn nu meer dan een half miljoen huishoudens met problematische schulden. Toen ik onlangs aandacht vroeg voor dit grote probleem, kreeg ik de indruk dat de minister van Financiën niet goed was doordrongen van de ernst van de situatie. Dat geldt eigenlijk ook voor de coalitie en D66, dat geeneens een motie wilde steunen waarin werd gevraagd om een plan van aanpak om die enorme private schuldenberg terug te dringen. Waarom wel die enorme focus op de publieke schulden maar niet op de private?

Vorige week kwam ook het bericht naar buiten dat het Rijk zelf bijdraagt aan de schulden van huishoudens doordat de Belastingdienst de beslagvrije voet niet in alle gevallen hanteert. Ook de Ombudsman, die al eerder sprak over het toenemend aantal klachten, noemde het negeren van de beslagvrije voet. Het kabinet wil geen plannen maken om de schulden van burgers terug te dringen, maar de minister zal het toch met ons eens zijn dat de overheid zelf het goede voorbeeld dient te geven en dat derhalve de beslagvrije voet moet worden gehanteerd om meer leed te voorkomen. Graag ontvangen wij op dit punt een reactie van het kabinet.

Vorig jaar zagen wij records op veel terreinen. Ik wijs op de cijfers aangaande de werkloosheid en de bedrijfsfaillissementen. Ook op het vlak van de binnenlandse bestedingen en de bedrijfsinvesteringen waren er forse minnen te zien. Welke rol heeft het kabinetsbeleid hierin gespeeld? Die records kunnen toch niet alleen het gevolg zijn van de internationale crisis? Nederland deed het immers in veel opzichten veel slechter dan andere landen.

Al de jaren dat de Nederlandse economie ver is achtergebleven, halen wij niet zomaar in. Al de jaren van achtergebleven koopkracht zijn niet in één keer weggevaagd als de koopkrachtdaling nu zou stoppen. Het werkt tenslotte cumulatief. In de afgelopen vier jaar zien wij een gemiddelde achteruitgang van de koopkracht van meer dan 5%. Het gaat om een gemiddelde achteruitgang, wat betekent dat het voor een aantal huishoudens nog veel zwaarder uitpakt. Ook in 2013 viel de koopkracht tegen ten opzichte van de raming. Ik was benieuwd hoe dat uitpakte voor de verschillende huishoudens, maar de koopkrachtcijfers, die voorheen altijd gepubliceerd werden in het Jaarverslag van Sociale Zaken, zijn ineens niet meer terug te vinden. Gewoonlijk vind ik die cijfers in tabelletje 41.2, maar ineens is dit tabelletje verdwenen. Waarom is dat? Of is het tabelletje toevallig op een andere plek verstopt? Wij hebben er een tijd naar gezocht, maar konden het niet vinden. Men kan dit tabelletje toch niet ineens vergeten zijn, want het gaat om cruciale informatie. Op Prinsjesdag krijgen wij ook altijd de macro-economische verkenningen, waarin eveneens koopkrachtcijfers zijn opgenomen. Die lieten ook voor 2013 een denivellerend beeld zien: 0,5% achteruitgang voor de rijksten onder de werkenden en maar liefst 2,25% achteruitgang voor de armsten onder de werkenden. Er is sindsdien veel gebeurd. Vindt de regering het net als ik onbevredigend dat wij bij het terugkijken op 2013 niet beschikken over de voornoemde cijfers? Dat maakt de verantwoording er niet beter op.

Bijvoorbeeld is veel kinderopvangtoeslag blijven liggen. Dat kun je bestempelen als een meevaller, maar tegelijkertijd betekent het dat de toeslag veel mensen voor wie de toeslag bestemd was niet heeft bereikt. Bij het opstellen van de koopkrachtcijfers werd er wel van uitgegaan dat zij dat geld zouden krijgen. Ik wil graag weten welke groepen het betreft en wat dit voor hen betekent. Bij de verantwoording over 2013 gaat het toch ook daarover? Naar mijn idee wordt er soms te gemakkelijk gesproken over meevallers in de zorg of meevallers in de sfeer van toeslagen, terwijl het in feite gaat om geld dat de mensen voor wie het bestemd was niet heeft bereikt. Mensen die het geld misschien heel hard nodig hadden.

Om de staatsfinanciën op orde te krijgen, moet niet alleen worden gekeken naar de uitgaven, maar ook naar de inkomsten. Ik heb daar ook vorig jaar tijdens het verantwoordingsdebat op gewezen. Ook in 2013 bleven de inkomsten flink achter bij de voorspelingen. Ruim 10 miljard minder aan belastinginkomsten dan geraamd. Een miljard minder aan accijnsopbrengsten dan geraamd. 2,7 miljard minder aan btw-opbrengsten dan geraamd. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk wordt gezegd dat deze tegenvallers worden veroorzaakt door een lagere consumptie. Dat lijkt ook mij het geval te zijn, maar veel belangrijker is natuurlijk om te weten wat de oorzaak van die lagere consumptie is. Kan het zijn dat de gevolgen van een verhoging van de indirecte belastingen zijn onderschat? Kan het misschien ook zijn dat de gevolgen van de bezuinigen zijn onderschat? Ik twijfel altijd aan wie van beide heren ik iets moet vragen, maar ik stel de vraag dan maar aan beide ministers.

Ik kom op de decentralisaties. Wat dat betreft is het natuurlijk jammer dat de minister van Binnenlandse Zaken er niet is. De Algemene Rekenkamer heeft veel aandacht besteed aan de decentralisaties in het verantwoordingsonderzoek en komt tot de conclusie dat er nog heel veel onduidelijk is rondom de decentralisaties. De Rekenkamer heeft het zelfs over een zwarte doos die moet worden geopend. Ook heeft het Rijk geen idee of de gemeenten al klaar zijn, zo stelt de Algemene Rekenkamer. De Rekenkamer heeft voorgesteld om in het najaar nog een evaluatiemoment in te bouwen om vast te stellen of de gemeenten er wel klaar voor zijn. Ik vond het overigens wel een beetje vreemd dat mevrouw Stuiveling erbij opmerkte dat het niet mag gaan om een go/no go-moment. Dat klinkt alsof de Algemene Rekenkamer na een flinke discussie het kabinet toch enigszins tegemoet wilde komen.

Wat, als bij dat evaluatiemoment wordt vastgesteld dat de gemeenten er niet klaar voor zijn en dat ook niet voor 1 januari kunnen zijn? Moet het kabinet dan zeggen: we stellen vast dat het de gemeenten niet gaat lukken om voor 1 januari klaar te zijn, maar toch gaan we er gewoon mee door? Het lijkt me dat de Algemene Rekenkamer dat niet kan bedoelen. Bij afwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken wil ik graag van de premier weten wat hij doet als hij vaststelt dat de gemeenten er voor het einde van het jaar niet klaar voor zijn. Waarin zit het verschil van mening tussen de Algemene Rekenkamer en het kabinet ten aanzien van het evaluatiemoment en de aanbeveling om een onafhankelijke transitieautoriteit in te stellen? Waarom neemt het kabinet beide aanbevelingen niet over?

Behalve de Algemene Rekenkamer hebben nog veel meer organisaties gewaarschuwd voor de gevolgen van de decentralisaties en de slechte voorbereiding. Ik heb het dan over onder andere het Centraal Planbureau, de Raad van State en, niet in de laatste plaats, de gemeenten zelf. 80% van de gemeenten vindt dat het kabinet te veel op gemeenten bezuinigt, waardoor die hun taken niet goed meer kunnen uitvoeren. Dat is immers gewoon wat het is: bezuinigingen. Met de drie decentralisaties — de jeugdzorg, de Wmo en de Participatiewet — waarover de Algemene Rekenkamer heeft gesproken is een bedrag gemoeid van structureel 3,5 miljard. Bezuinigen was het hoofddoel, niet de decentralisaties. Daarom moest het ook overhaast, om te voldoen aan de norm van Brussel.

Bij de Jeugdwet gaat het om een bezuiniging van 15%. Het recht op zorg komt te vervallen. De discussie had moeten gaan over de vraag wat wij goede zorg vinden voor kinderen en hun ouders. Maar waar ging de discussie over? Over de vraag hoe we de 3%-norm halen. Die combinatie van enorm bezuinigen en het bij de gemeenten over de schutting kieperen van het probleem, en dat alles in een veel te korte tijd, is gewoon vragen om moeilijkheden. Dat maakt een toch al kwalijke bezuiniging alleen nog maar erger.

We spreken hier over decentralisaties, maar eigenlijk is het een dekmantel voor een bezuinigingsoperatie. Bij de Participatiewet gaat het om 70.000 plekken in de sociale werkplaatsen die verdwijnen. Eigenlijk gaat het over mensen die niet meer de begeleiding krijgen die ze nodig hebben om hun werk goed te kunnen blijven doen. Over mensen die straks, dankzij dit kabinet, aan de zijlijn staan en die alles zullen doen, behalve participeren, in tegenstelling tot wat de titel van de wet suggereert. In combinatie met een overhaaste verschuiving naar de gemeenten wordt het probleem van die bezuinigingen alleen maar vergroot. We hebben het over decentralisaties, maar eigenlijk gaat het over ouderen die geen plek in verzorgingshuizen meer krijgen noch thuis hulp in de huishouding. Hun begeleiding komt te vervallen, zodat ze thuis geïsoleerd raken. Dat houden de bezuinigingen die uit de wijzigingen van de Wmo, de Wet maatschappelijke ondersteuning, voortvloeien, eigenlijk in.

De uitvoering van die wet wordt ook nog eens overgeheveld naar de gemeenten, terwijl het kabinet geen flauw idee heeft of zij klaar zijn om het stokje van het Rijk over te nemen. Die combinatie is gewoon een recept voor problemen. Laten we in ieder geval een ding met elkaar afspreken in de wetenschap dat dit desastreuze beleid bij gemeenten verschillend zal uitpakken, zoals het altijd doet: dat het kabinet niet tegen gemeenten waar het uit de hand loopt, zegt dat het probleem bij hen ligt, aangezien er ook gemeenten zullen zijn waar het niet zo slecht gaat en waar het misschien beter gaat. Sommige gemeenten zullen om wat voor reden dan ook de klap beter kunnen opvangen. Dat is altijd zo. Maar laat het kabinet de hand in eigen boezem steken als het in sommige gemeenten misgaat in plaats van die gemeenten daarvan de schuld te geven. Wanneer het kabinet het onmogelijke van gemeenten vraagt, weet het wat het kan verwachten.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. Verantwoordingsdag gaat voor mij over twee zaken: een terugblik op 2013 en een verificatie of het belastinggeld goed besteed is. 2013 was economisch gezien een zwaar jaar. Een terugblik op het jaar 2013 levert dan ook een gemengd beeld op, met twee gezichten.

In de tweede helft van 2013 blijkt uit de cijfers dat Nederland langzaam de goede kant op gaat. De export en de investeringen trekken aan en het consumentenvertrouwen neemt toe. We zijn er alleen nog niet. Dat is voor de VVD dus alle reden om koers te houden, om de financiën op orde te brengen in plaats van meer te blijven uitgeven dan we binnen krijgen. De staatsschuld is immers nog steeds opgelopen. Zij is veel te hoog en legt in de ogen van de VVD een hypotheek op toekomstige generaties. Er moet koers gehouden worden om het prille herstel te laten doorzetten, want veel mensen voelen daarvan helaas nog niets in het dagelijks leven of in hun portemonnee. Koers moet er verder worden gehouden om de noodzakelijke hervormingen door te zetten teneinde onze overheid, economie en samenleving krachtiger te maken voor de toekomst. Dat is nodig om mensen die het echt nodig hebben, ook in de toekomst een vangnet te kunnen bieden.

In 2013 kromp de economie licht, tegen de verwachtingen in. De werkloosheid liep fors op. De achterblijvende export en lage consumentenbestedingen waren de voornaamste redenen van de negatieve economische ontwikkeling. Achter deze cijfers gaan tekenen van herstel schuil. Voor het eerst in vijf jaar is het begrotingstekort onder de 3%, ook al willen we uiteindelijk naar 0% toe. In 2013 is er dankzij de effectieve aanpak van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het eerst sinds jaren geld over in de zorg. Het bedrag waarvoor de rijksoverheid garant staat, is ook omlaag gegaan. Bovendien is vanaf 2013 dus een licht herstel van de economie waar te nemen.

De afgelopen periode heeft het kabinet forse stappen gezet. Sinds het regeerakkoord van Rutte I zal er tegen eind 2017 voor maar liefst 51 miljard bezuinigd zijn. Hierdoor maken we de overheid kleiner. En een kleinere overheid die ruimte biedt, is nodig om meer groei te realiseren.

De Algemene Rekenkamer geeft aan dat de Tweede Kamer over steeds minder geld gaat. Ik vind dat eigenlijk wel mooi. Het liefst zou ik zien dat we over nog minder geld gingen, want alleen dan krijgen we echt een kleinere overheid die de nodige ruimte biedt.

We geven ook ruimte aan de lagere overheden door taken te decentraliseren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

In het regeerakkoord staan eigenlijk drie pijlers. We krijgen van de afgevaardigde van de VVD-fractie nu een soort overzicht van hoe de economie in elkaar zit, maar een de pijlers betreft duurzame groei. Kan mevrouw De Vries mij vertellen wat de VVD-fractie onder duurzame groei in tegenstelling tot ouderwetse fossiele economische groei verstaat?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Volgens mij houdt duurzame groei in dat je het structureel op orde gaat brengen, dat het niet van incidenten afhangt en dat je het op een verantwoorde manier doet, door niet te veel de problemen naar de toekomst te verschuiven.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Als ik het goed begrijp, heeft duurzame groei wat de VVD-fractie betreft niets met duurzaamheid te maken.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dat is daar ook onderdeel van.

Voorzitter. We geven dus ook ruimte aan de lagere overheden. Het is een grote operatie. Natuurlijk begrijpt de VVD de zorgen over de decentralisaties. De VVD heeft er vertrouwen in dat de gemeenten de taak die bij hen belegd wordt op een goede, verantwoorde en efficiënte manier zullen uitvoeren. Het wordt dicht bij de mensen geregeld en er kan meer maatwerk geleverd worden. De gemeenten zijn ook hard aan het werk om dat voor elkaar te krijgen. Het Rijk moet durven loslaten. De VVD gaat ervan uit dat de verantwoordelijk ministers de vinger aan de pols houden bij de voorbereiding en de implementatie. Daarom heeft de VVD geen behoefte aan een nieuw toetsmoment. Er gebeurt op dit moment al heel veel. Er is een coördinerend minister en er zijn regietafels. Ik ga ervan uit dat het kabinet dat kan bevestigen.

Hervormingen waar al lang over wordt gepraat maar weinig aan werd gedaan, komen van de grond. Er is gewerkt aan voorbereiding van de besluitvorming over belangrijke hervormingen op het gebied van wonen, zorg en arbeidsmarkt, waar dit jaar besluiten over zijn gevallen of gaan vallen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik hoor mevrouw De Vries zeggen dat de VVD-fractie geen behoefte heeft aan een nieuw toetsmoment. De Rekenkamer had twee aanbevelingen op dit punt. Een van de aanbevelingen was om een iets grotere transitieautoriteit op te zetten. We hebben er nu alleen een voor de jeugdzorg. De Rekenkamer zegt: prima, maar maak het wat groter. Hoe ziet de VVD-fractie dat?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Wij hebben niet de behoefte om weer van alles en nog wat op te tuigen. Er is volgens ons al heel veel in gang gezet. Wij gaan er ook van uit dat de verantwoordelijk minister, maar ook de coördinerend minister de vinger aan de pols houdt. Ik heb gevraagd aan het kabinet om te bevestigen hoe het daartegenaan kijkt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is opmerkelijk dat er geconstateerd is dat er voor de jeugdzorg wel een aparte transitieautoriteit zou moeten komen. Het lijkt mij juist logisch dat je dit in één keer voor alle decentralisaties meepakt en dat in één keer goed borgt. Waarom bij de jeugdzorg wel en bij de rest niet? Bij de jeugdzorg heeft de VVD er wel mee ingestemd.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik denk dat die transities lastig met elkaar te vergelijken zijn, dat je die niet allemaal op één hoop moet gooien en dat niet altijd dezelfde oplossingen werken. Er is een coördinerend minister gekomen, er zijn regietafels gekomen en er zijn nog een aantal andere zaken in gang gezet. Ik denk dat je dat ook z'n werk moet laten doen. Maar goed, zoals ik al zei, ben ik benieuwd naar de reactie van het kabinet daarop.

Voorzitter. Het kabinet is wat ons betreft op stoom, met dank aan de steun van de constructieve oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP. We zijn er echter nog niet. Er is nog veel werk te doen. We moeten nu doorpakken en koers houden.

Op Verantwoordingsdag is het ook belangrijk om te kijken of het belastinggeld rechtmatig is besteed. Dat is met 99,7% dik in orde.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik zat nog even te kauwen op het punt waar mevrouw Schouten zo-even over begon, namelijk over de coördinerend minister, die ervoor zou zorgen dat alles volledig integraal gaat. Ik heb daar toch zo mijn twijfels over. Wat vindt de VVD een belangrijk punt dat de verantwoordelijk coördinerend minister de afgelopen tijd heeft gerealiseerd, waardoor je echt kunt zeggen dat de integrale begeleiding van die heel belangrijke decentralisaties op een goede manier gewaarborgd is?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

U verwijst alleen naar de coördinerend minister, maar er zijn ook nog ministers verantwoordelijk voor de decentralisaties zelf. Er is heel hard gewerkt aan de informatievoorziening. Het is belangrijk dat de regietafels er zijn en dat er overleg is met de gemeenten om te bekijken hoe dat het beste geïmplementeerd kan worden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De Rekenkamer heeft dat natuurlijk ook allemaal meegenomen, maar toch constateert hij dat het belangrijk is om extra goed de vinger aan de pols te houden. Ik zal daar straks in mijn eigen inbreng op terugkomen. De VVD noemt hier het hebben van een coördinerend minister als een belangrijk gegeven, waardoor die extra aandachtspunten van de Rekenkamer eigenlijk niet hoeven te worden opgevolgd. Wat is dan het zichtbare van wat de coördinerend minister heeft gedaan waardoor dit niet nodig is?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dan herhaal ik mijn vorige antwoord. Ik denk dat er heel veel gebeurt op het gebied van informatievoorziening en de regietafels. Ik vind het jammer dat u zegt dat de komst van een coördinerend minister het enige is wat er is gebeurd. Ik denk dat er een veel groter pakket ligt. Ik heb gevraagd of het kabinet daarop kan terugkomen, om aan te geven wat er allemaal gebeurt om ervoor te zorgen dat de decentralisaties goed gaan. Wij gaan er ook van uit dat de ministers — de coördinerende minister, maar ook de ministers die verantwoordelijk zijn voor aparte decentralisaties — de vinger altijd goed aan de pols houden.

Voor ons is het net zo belangrijk om te bekijken of we met de inzet van al dat belastinggeld bereiken wat we wilden bereiken en of dat efficiënt gebeurt. Ofwel: worden de miljarden doelmatig en doelgericht ingezet? De overheid moet het belastinggeld natuurlijk goed besteden. De VVD is daarom blij dat de regering bovenop de aanpak van de fraude zit. Dan komt er ook meer naar boven. Er gebeurt al veel, meer dan in het verleden. De Algemene Rekenkamer constateert echter dat er nog scherper zicht moet komen op de omvang van de fraude. Het is natuurlijk mooi als dat kan. Hoe kan de aanpak van fraude volgens het kabinet nog verder worden verbeterd?

Ook de effectiviteit en de efficiency van sommige subsidies en stimuleringsmaatregelen vragen volgens de VVD aandacht. Op initiatief van de VVD is er een horizonbepaling gekomen voor subsidies, die binnenkort wettelijk wordt verankerd.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het gaat nu over fraude. Daar slaat de PVV natuurlijk direct op aan. Mevrouw De Vries houdt hier het verhaal dat het kabinet zo lekker bezig is en goed op stoom is. Misschien is het kabinet goed op stoom met het afbreken van Nederland. Mevrouw De Vries zegt dat het kabinet goed bezig is met het aanpakken van fraude, maar de Rekenkamer is heel kritisch en zegt dat dit wel aandacht heeft maar dat met de aanpak van fraude eigenlijk nog geen dubbeltje wordt opgehaald. Vindt mevrouw De Vries werkelijk dat het kabinet goed bezig is met het aanpakken van fraude?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Er zijn heel veel zaken in gang gezet, zoals de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit, de fraudeaanpak via bestandskoppelingen en de Fraudewet van SZW. We gaan de GBA, de Gemeentelijke Basisadministratie, verbeteren. Er komt extra capaciteit bij het UWV en bij de Belastingdienst. Al die maatregelen dragen bij aan beperking van de fraude. Ik heb het kabinet ook gevraagd of er dingen zijn waar wij meer aan zouden moeten doen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Er zijn inderdaad een paar wetjes en er is extra capaciteit. Dat geloof ik allemaal wel, maar hoeveel fraudegeld is er vorig jaar echt teruggehaald? We kijken nu immers terug naar 2013. Hoeveel onrechtmatig besteed belastinggeld is er vorig jaar teruggehaald? Weet u dat?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik durf dat bedrag ook niet te noemen. Ik heb de minister gevraagd of hij daar meer inzicht in kan geven en wat we nog meer kunnen doen om dit te verbeteren. Ik moet wel zeggen dat bij fraude natuurlijk geldt dat je niet kunt weten wat je niet weet. Dat is een van de kenmerken van fraude: het wordt niet altijd openlijk gedaan. Er zijn heel veel zaken in gang gezet waarmee wordt geprobeerd om daar grip op te krijgen.

Ik was aanbeland bij de subsidies. De horizonbepaling heb ik al even genoemd. Subsidieregelingen stoppen automatisch na vijf jaar, maar er moet eerst een evaluatie plaatsvinden voordat je überhaupt kunt doorgaan met zo'n regeling. Anders schrijf je een blanco cheque uit. Wij zijn benieuwd hoe het kabinet in de afgelopen periode in de praktijk invulling heeft gegeven aan die evaluatie van de subsidieregelingen. Dat daar aanleiding voor was, bleek ook uit een publicatie in de NRC, waarin de overheid via de subsidies als "pinautomaat" werd neergezet. Ook uit de bevindingen van de Algemene Rekenkamer komen zaken naar voren die minimaal de wenkbrauwen doen fronsen, bijvoorbeeld het effect van de maatregel voor zuinige auto's. Die maatregel heeft sinds 2007 mogelijk 5 miljard euro gekost, terwijl de CO2-besparing laag was. Dit was dus een zeer dure maatregel. Het geld is wel naar de auto's gegaan, maar ik vraag mij af of de lucht daar schoner van is geworden. Hoe kan er nog beter zicht komen op de effectiviteit van subsidies en op de risico's van subsidieregelingen? Hoe kunnen we het dorre hout kappen door subsidies te schrappen die niet doen wat zij moeten doen of die niet efficiënt zijn? Je kunt elke euro maar één keer uitgeven. Zeker in tijden van schaarste zijn deze vragen relevant.

De beleidsdoorlichtingen zijn een ander belangrijk instrument. Al het beleid moet een keer per vier jaar tot zeven jaar worden doorgelicht om te bekijken of het werkt. In de praktijk gebeurt dit echter niet altijd. Hoe kan het kabinet ervoor zorgen dat de Tweede Kamer eerder betrokken wordt bij de opzet en de vraagstelling? In dit opzicht mag de Tweede Kamer ook wel de hand in eigen boezem steken. Voor de evaluatie van beleid en van maatregelen is veel minder enthousiasme en aandacht dan voor het nieuwe beleid. We zijn blijkbaar meer geïnteresseerd in het maken van plannen dan in het bekijken of die plannen ook goed zijn geweest en goed worden uitgevoerd.

In het verlengde daarvan vindt de VVD het ook interessant om te kijken naar een verbetering van de productiviteit van de overheid. Vorig jaar is een rapport daarover gepubliceerd van Roland Berger Strategy Consultants. Volgens het onderzoek benut de Hervormingsagenda Rijksdienst nog maar een klein deel van het besparingspotentieel dat er is. Allereerst is meer zicht nodig op de productiviteit en de ontwikkeling. Welke mogelijkheden ziet het kabinet hiertoe? Als het goedkoper kan, vinden wij dat je het goedkoper moet doen.

Tot slot is transparantie over de besteding van belastinggeld naar onze mening cruciaal. De VVD ziet dan ook kansen in open data en open spending. Het is toch teleurstellend dat de Algemene Rekenkamer in zijn Trendrapport Open data constateert dat er bij het onderdeel verantwoording niets gebeurt met open data. Het is goed dat de subsidies dit jaar als open data beschikbaar zijn gesteld, maar kan dit ook structureel worden in de vorm van een openbaar subsidieregister? De Tweede Kamer heeft een belangrijke controlerende rol, maar met die open data kunnen wij 17 miljoen Nederlanders controleur maken van de regering, waardoor onderzoeksbureaus, universiteiten en journalisten nog meer controleur worden. Wat gaat de regering doen om open spending te bevorderen, wat is de ambitie van het kabinet en in welk tempo gaat dat gebeuren?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

We kennen de VVD natuurlijk als een partij die streeft naar een kleine overheid, maar de vraag is of we niet vooral een goede overheid moeten hebben en of de prioriteiten wel juist worden gesteld. Mevrouw De Vries refereerde net ook aan het aantal controles. Ik kan me nog herinneren dat minister Asscher met een soort code oranje waarschuwde voor Oost-Europeanen die de regels ontduiken. Als ik kijk naar de controles die zijn uitgevoerd, zie ik echter dat het aantal controles op het naleven van die regels tussen 2012 en 2103 met 30% gedaald is. We komen er dan toch niet door de overheid alleen maar kleiner te maken; het gaat toch ook om het maken van goede keuzes? Kan mevrouw De Vries eens reflecteren op dit voorbeeld? Vindt de VVD dat in dit geval de juiste keuzes zijn gemaakt?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Wij zijn inderdaad voor een kleinere overheid. Dat klopt, maar het kabinet heeft wel degelijk de keuze gemaakt om juist bij dit soort zaken te investeren in meer capaciteit. Dat geldt onder andere voor de Belastingdienst, maar ook voor de Inspectie SZW, het UWV en de SVB. Het doel daarvan is nu juist om de inzet op dat gebied te vergroten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Toch kan ik niet anders dan constateren dat er in 2012 7.000 controles waren en in 2013 nog maar 5.000. Misschien zijn er ergens anders wel enkele inspecteurs bij gekomen, maar dit zijn toch grote getallen. Ik weet nog dat ik een amendement indiende op een begroting van Infrastructuur en Milieu om ervoor te zorgen dat er meer inspecteurs zouden komen bij de ILT. Dat kostte 1,5 miljoen. Dat bedrag was op dat moment blijkbaar niet te vinden. Het gaat toch niet alleen om die kleinere overheid? Het gaat er toch ook om dat wij inzetten op de goede dingen? Hoe verklaart de VVD dan die daling, en wat vindt zij van dat aantal controles?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Het is goed dat veel controles plaatsvinden, maar je moet ook de goede dingen controleren. Ik denk dat het daar vooral om gaat. Daarom heb ik ook een pleidooi gehouden voor de productiviteitsverbetering. Je moet heel kritisch bekijken hoe je de processen inricht en hoe je dit het beste kunt organiseren. We zien dat de productiviteit bij de overheid in de afgelopen jaren is gedaald. Ik denk dat je daar ook heel erg naar moet kijken, wil je dit probleem kunnen oplossen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ga op dit thema nog even verder in. De Algemene Rekenkamer concludeert dat het beleid steeds meer op afstand van het Rijk komt te staan. Dat zegt mevrouw De Vries ook. Zij is daar heel blij mee, maar de Algemene Rekenkamer zegt vervolgens dat de daadwerkelijke besteding van de budgetten dus buiten de directe sfeer van de departementen plaatsvindt. De beoordeling die in de Tweede Kamer plaatsvindt, richt zich dan alleen op de vraag of dat geld netjes is overgeboekt, terwijl veel minder wordt gecontroleerd of het geld bij de uiteindelijke besteding op de juiste bestemming terechtkomt, de bestemming waarvoor het belastinggeld is opgehaald en waaraan het op de begroting is toegewezen. Wordt het er dus wel helderder en beter controleerbaar op als wij het ene na het andere budget decentraliseren naar de gemeenten en vervolgens zelf alleen maar constateren dat het inderdaad bij die gemeente is aangekomen?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik denk dat het dan gaat om de vraag hoeveel vertrouwen je in de gemeente hebt. Decentraliseren heeft inderdaad te maken met loslaten door het Rijk en met het geven van beleidsvrijheid aan gemeenten. Ik ga ervan uit dat de gemeenteraden in de gemeenten een goede controle uitoefenen. Het is dus niet zo dat er helemaal geen controle plaatsvindt. Ik heb vertrouwen in de gemeenteraden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Wat vindt mevrouw De Vries dan van de conclusie van de Algemene Rekenkamer, namelijk dat er druk komt te staan op de rechtmatigheid van de uitgaven omdat de Tweede Kamer en de regering een en ander niet kunnen zien? Vertrouwen is fantastisch, maar controle is beter. Dat hoor ik een flink aantal VVD-bewindspersonen met grote regelmaat zeggen. Dat geldt dus niet voor de uitgaven van al deze gedecentraliseerde budgetten?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

De gemeenteraden oefenen daar controle op uit. Het is niet zo dat er geen enkele democratische controle meer is. Zij moeten ook de keuzes maken voor wat zij willen gaan doen binnen die decentralisaties. Wij doen eigenlijk precies hetzelfde met bijvoorbeeld het Gemeentefonds. Ook daar laten wij de verantwoordelijkheid bij de gemeenteraden om de keuzes te maken voor wat zij willen gaan doen. De verantwoording daarvoor willen wij neerleggen bij de gemeenteraden, evenals de verantwoording voor de controle.

De heer Merkies (SP):

Ik heb een heel simpele vraag: waarop is dat vertrouwen gebaseerd? Je weet dat je bijvoorbeeld de jeugdzorg naar de gemeenten brengt en die heb je al enorm uitgekleed. Hoe weet je dan of dat geld uiteindelijk ook werkelijk bij de kinderen en hun ouders terechtkomt en niet wordt besteed aan iets heel anders, bijvoorbeeld aan een mooier stadhuis?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik blijf bij mijn verhaal. Wij hebben vertrouwen in de gemeenteraden. De gemeenteraden maken ook de keuzes. Het Rijk moet ook leren loslaten. De gemeenteraden moeten de beleidsvrijheid krijgen en zij moeten de keuzes zelf maken voor waar zij het geld nu precies voor willen inzetten. Die verantwoording moeten zij wat mij betreft afleggen aan de gemeenteraad.

De heer Merkies (SP):

Dus als het geld niet naar de sociale werkplaatsen, de ouderen en de jeugdzorg gaat, maar naar iets heel anders, vindt mevrouw De Vries dat eigenlijk prima?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik zeg niet dat ik dat prima vind. Ik zeg dat de verantwoordelijkheid voor de keuzes bij de gemeenteraad ligt. In de gemeenteraden zitten een heleboel partijen die ook in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn. En ja, wij hebben er inderdaad vertrouwen in dat die gemeenten daarmee de goede dingen zullen doen en dat ze het niet allemaal voor lantaarnpalen zullen inzetten. Dat zijn keuzes en wat ons betreft ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij de gemeenteraad.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Laat ik om te beginnen de regering en de Algemene Rekenkamer namens de CDA-fractie danken voor de uitgebreide rapportages die wij hebben ontvangen en die inzicht verschaffen in de besteding van de belastingmiddelen over 2013. Het is traditie en een goede gewoonte van het parlement om niet alleen debatten te voeren over de plannen voor het komende jaar, maar ook terug te blikken op wat er is gebeurd en wat de effecten zijn, om zo te proberen daaruit lessen te trekken.

Uit de rapportages die wij nu hebben ontvangen, blijkt dat 2013 een moeilijk en moeizaam jaar was. Ik zeg dat maar even voor wie dat vergeten was. De economie kromp met 0,8% en de werkloosheid liep op naar 660.000 personen. Hierdoor daalden ook de belastinginkomsten dramatisch, met 10,4 miljard euro ten opzichte van de verwachtingen. Nederland dreigde daardoor in 2013 en 2014 de 3%-tekortdoelstelling die wij onszelf hadden opgelegd — laat ik daar ook nog even aan herinneren — niet te halen en daarom moesten wij aanvullende maatregelen treffen. Wij weten ook hoe dat is afgelopen; wij hebben daar flinke politieke debatten over gehad. Naar ons oordeel zijn de gaten uiteindelijk voor een groot deel gedempt met extra belastingverhogingen en nivelleringen die de economie eigenlijk alleen maar verder hebben ontmoedigd. De consumentenbestedingen daalden ook sterk, ondanks de enthousiaste oproep van de minister-president om een auto of een boot te kopen. Hij zal zich die oproep vast nog herinneren. Ook het aantal faillissementen lag in 2013 10% hoger dan in 2012.

Wat mijn fractie ook zorgwekkend vindt, is de daling van de vijfde naar de achtste plaats op de lijst van meest innovatieve economieën van het World Economic Forum. Wij vinden het ook wel enigszins aanmatigend om het jaar 2013 als kantelmoment naar herstel te benoemen, zoals de minister van Financiën in het jaarverslag doet, en al helemaal om dat toe te schrijven aan het kabinetsbeleid. Wij lezen nu overal dat de minister van Financiën zelfs in Europees verband de belasting op arbeid wil verlagen om de economische groei te stimuleren. Dat is wat mijn fractie betreft een buitengewoon goede ontwikkeling, maar wel een beetje een late bekering.

Een voorbeeld van de belastingverhoging is de verhoging van de accijnzen. Ik zeg daar alvast bij dat ik het heb over 2013. Uit de verantwoording over 2013 blijkt namelijk dat er 1,1 miljard euro minder aan inkomsten binnenkwam dan was geraamd. Dat is zelfs een daling van de inkomsten ten opzichte van 2012, dus niet alleen ten opzichte van de verwachtingen maar ook ten opzichte van het voorgaande jaar. Mijn fractie heeft er steeds voor gewaarschuwd dat tariefstijgingen ten koste kunnen gaan van de schatkist en ook van banen in de grensstreek. Want voor 2014 — dit is de enige zin waarin ik vooruitblik — zie ik dat een opbrengststijging van 800 miljoen wordt geraamd, terwijl die in werkelijkheid alweer lijkt achter te blijven.

Wat zeggen deze enorme verschillen in de ramingen nu eigenlijk over de kwaliteit van de ramingen van het kabinet? Dan blijkt het CBS ook nog eens foute informatie aan te leveren. Hoe kunnen wij als Kamer lessen, serieuze beleidsmatige conclusies, trekken als het kabinet zich baseert op onjuiste informatie en niet weet wat oorzaak-gevolgrelaties bij accijnzen zijn?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik wil de heer Van Hijum er toch even op wijzen dat de PVV het CDA heeft gewaarschuwd voor die belachelijke accijnsverhogingen in 2013 en dat het niet zo is dat het CDA het kabinet heeft gewaarschuwd. Het CDA was namelijk degene die zijn handtekening zette onder die accijnsverhogingen in 2013. Weet u nog wel, het Kunduzakkoord? Dus dat er nu 1,1 miljard minder is opgehaald, is helemaal toe te schrijven aan het domme beleid van het CDA.

De heer Van Hijum (CDA):

Het aardige van zo'n debat is dat wij met elkaar terugkijken op een bewogen jaar en dat ik mij nog heel goed kan herinneren hoe de PVV in dat jaar wegliep toen het moeilijk werd en er moeilijke keuzes moesten worden gemaakt. Inderdaad, wij hebben er vaker met elkaar het debat over gevoerd dat er een akkoord is gesloten met maatregelen waarvan de timing weinig gelukkig was. Dat heb ik ook al eerder toegegeven.

Wij hebben ook in het afgelopen jaar voortdurend gezegd dat we goed moeten kijken wat nu de effecten van die tariefstijgingen zijn op het gedrag van mensen en op de inkomsten. Ook de waarschuwingen die we daarover hebben geuit, zijn terug te vinden in de cijfers die we nu met elkaar bespreken. Daaruit kun je ook echt de conclusie trekken dat tariefstijgingen contraproductief werken, zeker in deze situatie. Eigenlijk zou je de discussie met elkaar moeten voeren over de vraag wat er gebeurt als je nu de tariefstijgingen beperkt of zelfs verlaagt. Misschien zou je dan wel méér opbrengsten kunnen krijgen. Ik weet het niet, maar de modellen die we hanteren, verschaffen ons daarbij nauwelijks handvatten.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben blij met het voortschrijdend inzicht van het CDA. Als die dat eerder zou hebben gehad, waren we misschien niet weggelopen uit het Catshuis. Dat was de reden dat wij wegliepen. Wij tekenen niet voor domme maatregelen die meer geld kosten dan ze opleveren. Wij tekenen niet voor maatregelen die meer banen kosten dan ze opleveren. Het was het CDA dat ons met het mes op de keel daarvoor wilde laten tekenen. Maar ik ben blij met het voortschrijdend inzicht, want dan kunnen we verder met Nederland en dan stelt het CDA niet meer van die domme dingen voor. Maar de hand in eigen boezem op dit punt en mea culpa tegenover al die mensen die zitten te kijken, zou wel op zijn plaats zijn, want het was het CDA dat verantwoordelijk was voor de accijnsverhogingen in 2013, waarvan de heer Van Hijum nu zelf zegt dat ze desastreus waren voor Nederland.

De heer Van Hijum (CDA):

Interessante terugblikken verschijnen ook uit de hoek van de oud-collega's van de heer Van Dijck, die inzicht geven in wat nu de echte redenen waren voor de PVV om op te stappen. Dat was onderling gedoe en geruzie en geen verantwoordelijkheid durven dragen voor maatregelen. Dus als we op dat spoor verder gaan evalueren, kunnen we het onderwerp van het debat wel verder gaan verbreden. Dat lijkt me weinig zinvol.

Ik beperk me even tot de vragen die ik net heb gesteld. Ik vind het belangrijk dat wij beleidsmatige conclusies kunnen trekken uit wat nu de gevolgen zijn geweest van tariefstijgingen, of die inderdaad contraproductief hebben gewerkt of niet. Het kabinet komt met endogene economische ontwikkelingen. Het komt met zuinige auto's. Dat kan toch niet alles verklaren? Ik vind dat we daar een serieuze inhoudelijke discussie over moeten kunnen voeren. Wat is anders het nut van dit soort debatten?

De belastingopbrengsten daalden flink. Dat het begrotingstekort desondanks onder de 3% dook, is te danken aan forse eenmalige meevallers aan de uitgavenkant. Het kabinet is toch wel een beetje gered door de 4G-veiling — 3,8 miljard — hogere gasbaten — 1,3 miljard — een beter EMU-saldo van lagere overheden — een kleine 2 miljard — en lagere rentelasten ondanks een groeiende staatsschuld. Maar ook de uitgaven onder de drie begrotingskaders zorg, sociale zekerheid en rijksbegroting in enge zin, vielen mee.

Ik wil met name nader stilstaan bij de gasbaten. Het lijkt erop dat 2013 wel eens het laatste jaar zou kunnen zijn waarin Nederland wordt gered door de gasbel. Voor 2014, 2015 en 2016 is al besloten om de gasproductie uit het Groninger veld te verminderen. Volgens een rapport van Energiebeheer Nederland leveren ook de kleinere gasvelden onder de Noordzee de komende jaren flink minder op dan gehoopt. Kan de minister van Financiën aangeven wat de financiële gevolgen daarvan zijn, aangezien het politiek zeer onzeker is of dit met de winning van schaliegas kan worden opgevangen? Daarover wordt nog volop discussie gevoerd. Dit pleit ervoor, nu al te starten met nadenken over vermindering van de afhankelijkheid van de gasopbrengsten. De vraag is, hoe het kabinet hierop anticipeert en of de minister bereid is om die stap vooruit te denken.

Bij de zorg vallen vooral de sterk dalende uitgaven voor geneesmiddelen op, maar de uitgaven voor de ziekenhuizen en voor de medisch-specialistische zorg overschrijden het afgesproken kader. De vraag is dus of minister Schippers van Volksgezondheid de uitgaven nu wel echt onder controle heeft. Hoe valt anders te verklaren dat de zorgpremie volgend jaar, in 2015, met €145 stijgt en het eigen risico met €45? Hiervan is volgens het kabinet immers maar €20 te verklaren door de overheveling van zorgtaken naar zorgverzekeraars. Kortom, onderliggend is er toch een forse groei van de zorguitgaven. Kan het kabinet aangeven of die uitgaven wel echt onder controle zijn?

Nederland is nog niet uit de buitensporigtekortprocedure. Hiervoor moet het tekort duurzaam onder de 3% zijn gebracht. Of dat lukt, zal de komende maanden blijken. Nu heb ik gezien dat de Voorjaarsnota net bij ons is binnengekomen, 20 minuten voordat het debat begon. Daaruit blijkt dat het tekort en de schuld ten opzichte van de ramingen dalen, maar ten opzichte van de cijfers van 2013 stijgen. Het tekort neemt dus toe van 2,5% in 2013 naar 2,7 in 2014. De schuld neemt toe van 73,5% naar 73,9%. Kan de minister dat bevestigen? Het is met dit soort cijfers net als met verwachtingen op het gebied van verkiezingswinst: het is maar wat je als basis en als referentiepunt neemt om uit te leggen of het de goede kant op beweegt. Ik bedoel dat uiteraard in algemene zin. Het klopt toch dat de situatie wel verslechtert ten opzichte van het beeld uit 2013? Wij zijn het er toch met elkaar over eens dat structureel gezonde overheidsfinanciën een herstel vergen van de economische groei en van banen, door verantwoorde lastenontwikkeling?. Daarnaast moeten wij de uitgaven verder beheersen, vooral in de zorg en de sociale zekerheid. Er is geen enkele reden om alvast meevallers te gaan "verjubelen". Ik zie daar in de Voorjaarsnota eerlijk gezegd weinig ruimte voor. Dat is ook weer in strijd met de begrotingsspelregels, maar daarvan heb ik al vaker gevraagd wat die in de praktijk nog betekenen.

Dan kom ik op de uitgavenbeperking. Mijn fractie heeft vanaf het begin constructief willen meedenken over de decentralisaties in het sociale domein. Ik herinner er nog maar even aan dat wij voor een aantal van die hervormingen hebben gestemd. Wij moeten echter geen problemen over de schutting kieperen. De Algemene Rekenkamer beveelt aan om in het najaar een extra beoordelingsmoment in te lassen. Dat sluit aan bij een aanbeveling die de commissie-Dijsselbloem — daar is ie — in het rapport over onderwijsherzieningen deed, namelijk om bij stelselwijzigingen voortaan een uitvoeringstoets te hanteren. Mijn fractie heeft eerder al tevergeefs gepleit voor een onafhankelijk onderzoek naar de haalbaarheid en de risico's van de decentralisaties. Dat mocht het helaas niet halen, maar is het kabinet nu wel bereid om deze aanbevelingen van de Rekenkamer over te nemen? aanvankelijk leek dat niet het geval te zijn, maar ik heb toch goede hoop dat dit debat iets kan opleveren. Is het kabinet daarnaast bereid om in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te bekijken hoe de verantwoordingslast in het sociale domein tot een minimum kan worden beperkt?

Als het gaat om de rechtmatigheid lijkt Nederland de begroting en de verantwoording behoorlijk op orde te hebben. Was dat ook maar het geval voor de Europese uitgaven, in gedeeld beheer. De Europese Rekenkamer heeft voor de negentiende keer op rij geen goedkeuring willen geven aan de Europese jaarrekening. Gelukkig zit er ook dit jaar weer een nationale lidstaatverklaring bij onze verantwoordingsstukken, wat betreft de uitgaven voor Europese middelen. Nederland is echter helaas maar een van de drie landen die deze traditie handhaven en dus op die manier verantwoording afleggen over de besteding van de Europese middelen. Mijn vraag aan de regering is of zij bereid is om de Nederlandse kandidaat-Eurocommissaris — wie weet wie dat zal worden? — als prioriteit mee te geven dat hij of zij zich inzet voor een verplichte nationale lidstaatverklaring.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Van Hijum refereert aan het rapport van de Rekenkamer, dat inderdaad een aantal kritische opmerkingen bevat over de decentralisaties. Ik probeer helder te krijgen waar het CDA nu precies staat. Stelt het CDA zich achter de aanbeveling van de Rekenkamer om tot een dergelijk wegingsmoment te komen, wat tot verder uitstel zou leiden, of niet?

De heer Van Hijum (CDA):

Wij zijn er voorstander van om in oktober een apart wegingsmoment te introduceren, zoals de Rekenkamer voorstelt. Ik hoop ook dat we daarover vandaag in de Kamer met het kabinet tot afspraken kunnen komen. Of dat tot uitstel gaat leiden, is op dit moment nog niet te zeggen. Dat zal ervan afhangen in welke mate er op dat moment voldaan wordt aan de criteria die gesteld worden om tot een verantwoorde decentralisatie te komen. Zijn de gemeenten er klaar voor? Is er volstrekte duidelijkheid over wet- en regelgeving en over de financiële kaders? Al dat soort zaken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De vinger aan de pols willen houden, is iets anders dan een weegmoment. Onder het vorige kabinet wilde het CDA volgens mij nog sneller decentraliseren, en nu moet er een apart weegmoment komen. Leidt dat niet alleen maar tot heel veel extra onduidelijkheid voor de gemeenten? Je zou er ook voor kunnen kiezen dat de Kamer een aantal keren gedurende het jaar waarin die transitie zijn beslag krijgt, integraal bekijkt hoe het loopt. Dat is iets anders dan een weegmoment, waarop je nog eens bekijkt of we er klaar voor zijn, ja of nee.

De heer Van Hijum (CDA):

Nu moet ik eerlijk zeggen dat de inzet van D66 mij op dit punt onhelder wordt. Ik meende net uit de vragen van mevrouw Van Veldhoven aan mevrouw De Vries af te leiden dat ook D66 voor zo'n weegmoment in het najaar is, maar ik begrijp nu dat dit niet het geval is. Wij zijn daar wel een voorstander van. Dat is niet nieuw. Ik heb anderhalf jaar geleden al in de commissie voor de Rijksuitgaven een eerste voorstel gedaan om te bezien of we hier een groot project van zouden kunnen maken. Daarna heb ik samen met de heer Merkies hier in de Kamer een motie ingediend met het voorstel om een aparte haalbaarheidstoets op die decentralisaties uit te voeren, waarbij ook het tempo van de wetgeving uiteindelijk afhankelijk gemaakt zou kunnen worden van de uitkomsten. Wat wij hier bepleiten, is in die zin niet nieuw, maar de Rekenkamer zet het nog eens heel stellig op papier: doe geen onverantwoorde dingen als je weet dat het gaat om een historisch omvangrijke operatie waarin je geen brokken wilt maken. Ik vind dat een buitengewoon verstandige aanbeveling en hoop echt dat we hier in die richting een conclusie kunnen trekken.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Over de rechtmatigheid heb ik al gesproken. Ik kom op de doelmatigheid. Besteden we de middelen op een goede manier? Bereiken we ermee wat we willen bereiken? Dat blijft natuurlijk altijd een belangrijk aandachtspunt.

Dan kom ik te spreken over openbaarheid en transparantie. Mevrouw De Vries had het al over de rijksuitgaven en open data. Die kunnen naar ons oordeel bijdragen aan scherpere evaluaties door de Kamer, door onderzoeksjournalisten of door maatschappelijke organisaties. Bovendien kunnen die data een nuttige bron van informatie vormen voor bedrijven en onderzoeksinstellingen. Ook de Rekenkamer wijst ons daar al een tijdje op. Hoe zorgt de minister, hoe zorgt het kabinet ervoor dat de rijksoverheid dat actief gaat oppakken? Hoe zorgt het ervoor dat ook de onderliggende data en transacties toegankelijk en bereikbaar worden voor derden, zodat de controlerende taak beter kan worden ingevuld?

In het bijzonder wil ik die vraag stellen over subsidies. Immers, elk jaar wordt een bedrag van ca. 6 miljard aan rijkssubsidies uitgekeerd en al in 2011 concludeerde de Rekenkamer dat bij de besteding daarvan grote vraagtekens te plaatsen zijn. Het grootste punt van kritiek daarbij is het gebrekkige zicht op de doelmatigheid. Helpen al die subsidies wel? Mevrouw De Vries had het er ook al over: vorige week bleek uit een onderzoek van NRC Handelsblad dat heel veel geld wordt verkwist, doordat de effectiviteit van regelingen niet wordt beoordeeld, de besteding van kleinere subsidies niet wordt gecontroleerd of de achtergrond van aanvragers niet wordt getoetst. Er zijn wel richtlijnen voor de verstrekking van subsidies, maar die worden volgens de Rekenkamer niet altijd gevolgd.

Is het kabinet bereid om het subsidiebeleid fundamenteel tegen het licht te houden? Het kan dat doen door in de eerste plaats scherper te toetsen of een subsidie eigenlijk wel het meest geschikte instrument is, door terughoudender te zijn bij de toepassing van kleine subsidies — die voorwaarde staat al in wat geloof ik de aanwijzing voor subsidies heet en waarvan zeer de vraag is of die wel gehandhaafd wordt — door de effectiviteit structureler te beoordelen en door transparantie te waarborgen via een structureel openbaar subsidieregister.

Dank overigens dat de minister van Financiën over 2013 die gegevens aan de Kamer heeft verschaft. Ik neem aan dat de verschillende commissies die handschoen zullen oppakken. Bovendien kunnen externe onderzoekers daarmee hun voordeel doen. Want voorbeelden zijn er genoeg. Zo bleek bij de regelingen voor duurzame energie dat ten onrechte subsidie is verstrekt voor co-vergisting, aangezien soms vervuilde of niet-toegestane stoffen mee worden vergist. Die duurzaamheidssubsidies via de SDE-regeling zullen de komende jaren verder fors in omvang toenemen. Mijn vraag is of de regering bereid is om voorafgaand aan het budget dat de komende jaren wordt ingezet ons een set evaluatiecriteria te doen toekomen aan de hand waarvan tussentijds de effectiviteit van de SDE-subsidies kunnen worden beoordeeld.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De Rekenkamer concludeert dat niet te controleren is of de brandstof van de co-vergisters duurzaam is. Als ik de woorden van de heer Van Hijum zo hoor, zou deze subsidiëring dan niet gewoon stopgezet moeten worden?

De heer Van Hijum (CDA):

Dat zou kunnen. Als daar echt mee wordt gesjoemeld, dan zou ik zeggen: stopzetten en terugvorderen. Overigens constateert de Rekenkamer dat het probleem is dat informatie tussen instellingen kennelijk niet altijd uitgewisseld kan worden. Dat lijkt dus een organisatorische voorwaarde te zijn waaraan tegemoet moet worden gekomen. Ik denk dat wij daar in algemene zin echter scherper op moeten worden. Dit soort dingen ondermijnt de bereidheid om subsidies te verstrekken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Misschien is de heer Van Hijum het dan ook eens met GroenLinks dat het stopgezet moet worden tot gegarandeerd kan worden, of goed aannemelijk gemaakt kan worden op papier, dat voldaan wordt aan de duurzaamheidsregels?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik vind dat in algemene zin in relatie tot de SDE-regeling, waarin straks honderden miljoenen omgaan, de eis gesteld mag worden dat daadwerkelijk een bijdrage moet worden geleverd aan hernieuwbare energie. Bij de effectiviteit van de subsidieregeling worden nog wel eens vraagtekens gezet. Ik denk dat het zeker de moeite waard zal zijn — misschien kunnen we daarin als Kamer samen optrekken — om vooraf eens wat scherper voorwaarden te stellen aan de besteding van de middelen zodat we niet achteraf zeggen: tjonge wat is er een hoop belastinggeld naartoe gegaan, maar waar is dat eigenlijk goed voor geweest?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben blij met dit voortschrijdend inzicht van het CDA op het punt van subsidies. Het CDA was immers altijd de partij van de subsidies. Jullie houden van subsidies. Nu krijgen we de kritische kanttekening van "moeten we er niet toch eens kritisch naar kijken". Wat mij betreft kunnen al die subsidies weg. Ik ben blij dat de heer Van Hijum mee wil denken. Wat vindt hij er nu eigenlijk van dat subsidies tot €125.000 — dat is toch geen kleingeld — niet eens financieel hoeven te worden verantwoord?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb daar toch wel grote bedenkingen bij. Ik snap de afweging die erachter zit. Die betreft de doelmatigheid; als je alles moet gaan controleren, wat kost het je dan wel niet aan administratief gedoe om die controle mogelijk te maken? Wegen kosten en baten dan nog wel tegen elkaar op? Juist daarom heb ik gevraagd naar de randvoorwaarde die eerder is gesteld aan het subsidiebeleid. We zouden namelijk heel terughoudend moeten zijn bij de toepassing van kleine subsidies. Ik vind dat we in het algemeen veel scherper moeten worden in de vraag of het wel nuttig is om via al dat soort kleine subsidies gedragsveranderingen te stimuleren. Kunnen daarvoor wellicht ook andere instrumenten worden ingezet? Ik geef één voorbeeld, namelijk dat van de subsidieregeling voor zuinige auto's waar ook mevrouw De Vries over sprak. Men kan zich afvragen of we er verstandig aan hebben gedaan om dat allemaal via fiscale prikkels te stimuleren. Is het niet veel beter om via bronbeleid en strenge eisen aan de industrie die omslag te bewerkstelligen? Dat laatste is denk ik toch het geval.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat is ook voortschrijdend inzicht: 5 miljard aan subsidies voor milieuvriendelijke auto's. Wij zeiden "doe dat niet, dat is grote onzin" maar dat mag je natuurlijk niet tegen de groene mensen in dit huis zeggen. Nu zitten we echter met de gebakken peren: 5 miljard is weggepompt. Het heeft niets opgeleverd. De Rekenkamer constateert: €1.000 voor elke ton CO2-reductie. Dat is een belachelijk rendement. Ik ben blij dat de heer Van Hijum voortschrijdend inzicht heeft en de vergroeningsagenda een beetje loslaat.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik moet nu echt verwijzen naar de inbreng van collega Omtzigt, die ook in reactie op deze regeling een heel kritische inbreng heeft geleverd, niet alleen in het afgelopen jaar, maar zeker ook in de jaren daarvoor. Subsidies kunnen nuttig zijn. Ik zeg niet dat we alle subsidies per se moeten afschaffen. Ik denk wel dat het verstandiger is kritischer te kijken naar het effect en de doelmatigheid, omdat het beeld van verkwisting — er blijft veel geld aan de strijkstok hangen en geld wordt frauduleus uitgegeven — krachtig is. Ik verwijs naar de voorbeelden die vorige week in de NRC stonden. Deze voorbeelden ondermijnen het draagvlak om daarvoor belastinggeld te betalen. Wij moeten hier met elkaar voor waken en daarom voeren wij deze verantwoordingsdebatten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dit is een heel interessante discussie. Binnenkort krijgen wij in de Kamer nog een discussie over de sluiting van vijf kolencentrales. Om de kolencentrales te kunnen sluiten, worden enkele honderden miljoenen aan belastinggeld bij de burgers neergelegd. Wij zouden ze ook via een norm kunnen sluiten. Is dit een voorbeeld waarvan het CDA zou zeggen: wij willen niet subsidiëren, maar een norm stellen zodat wij tegelijkertijd de lasten voor de burgers kunnen beperken?

De heer Van Hijum (CDA):

Als het gaat om het stimuleren van het verminderen van uitstoot door de industrie, is het stellen van normen en het eisen van de toepassing van best beschikbare technieken effectiever dan het stimuleren van gedragsverandering via subsidies. Het lijkt mij dat wij daarover een heel goede discussie kunnen voeren.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De algemene lijn is natuurlijk gemakkelijk gezegd. De vraag is welke concrete keuzes het CDA maakt. Zegt de heer Van Hijum concreet dat hij vindt dat die honderden miljoenen aan energiebelasting niet bij burgers moeten worden neergelegd en dat een uitstootnorm aan de centrales moet worden gesteld? Is dat de lijn van het CDA?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik zeg eerlijk dat ik hierin aan enige verkokering lijd. Ik zou dit graag eens met mijn collega belast met EZ willen bespreken. Ik zeg mevrouw Van Veldhoven toe dat als zij hierover serieus van gedachten wil wisselen, dit wat mij betreft zeker mogelijk is.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Van Hijum (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Op de SDE was ik al ingegaan.

Tot slot de risicoparagraaf. Mijn fractie vindt het een goede zaak dat ook in dit jaarverslag weer uitgebreid aandacht wordt besteed aan de risico's die de Staat loopt. De transparantie over dat onderdeel is de laatste jaren toegenomen en mijn fractie juicht dat toe. Een andere goede zaak is dat de garanties met 44 miljard zijn afgenomen tot 214 miljard. Dit is nog steeds een substantieel bedrag. Hier staat een toename aan leningen en achterborgstellingen tegenover van bijna 10 miljard. De minister heeft dit toegelicht in zijn presentatie van de jaarcijfers. Met de huidige staatsschuld lopen wij nog steeds een aanzienlijk renterisico, hoewel er nu een meevaller is door de lage rente. Een rentestijging met een procentpunt betekent een toename van de rente-uitgaven met 4,5 miljard euro. Wij hebben hier al eerder over gesproken. Wij weten niet hoe de rente zich op de lange termijn gaat ontwikkelen. Kan de minister aangeven hoe hij dit renterisico verder kan inperken, anders dan door het beperken van de staatsschuld? Is hij bereid daarvoor scenario's uit te werken voor de middellange termijn?

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Voor de eerste keer niet na de heer Van Dijck, maar ik heb gelukkig wel van tevoren van enkele ronkende teksten mogen genieten. Het is voor het eerst in vier jaar dat wij een missionair kabinet hebben dat verantwoording aflegt over beleid waarvoor het ook missionair aanwezig was. De kernvraag die wij onszelf moeten stellen, is: doet het ertoe, maakt het uit dat de PvdA onderdeel uitmaakt van dit kabinet? Ik zal proberen die vraag voor 2013 te beantwoorden.

Het regeerakkoord stoelt op drie pijlers: gezonde overheidsfinanciën, het mogelijk maken van vooruitgang en een rechtvaardige, eerlijke inkomensverdeling. Ik loop ze alle drie langs.

De overheidsfinanciën zijn op een verantwoorde manier teruggebracht, helaas met noodzakelijke extra maatregelen. Er is resultaat bereikt. Een begrotingstekort van 2,5% is per saldo onder de 3%-norm en beter dan tevoren was verwacht. Hiervoor waren wel meerdere maatregelen nodig, die soms pijnlijk zijn maar wel conform de voornemens en die wel conform de plannen zijn uitgevoerd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik zat nog even na te denken over een eerdere opmerking van de heer Nijboer, namelijk dat de vraag in dit debat is of het ertoe doet dat de PvdA deel uitmaakt van dit kabinet. Wij staan hier toch niet in de ledenvergadering van de PvdA? Wij vragen het kabinet om verantwoording af te leggen. Is de heer Nijboer bereid om het debat op die manier aan te vliegen?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik dacht van tevoren: dit verantwoordingsdebat heeft zo'n politiek gewicht dat ik best met zo'n introductie kan beginnen om een beetje de aandacht hierop te vestigen. Mijn beoordelingskader vanuit mijn sociaaldemocratische achtergrond betreft natuurlijk de zaken waarvoor wij zijn gekozen. Zijn die bereikt het afgelopen jaar? Een rechtvaardige inkomensverdeling, een duurzame economie, de overheidsfinanciën op orde; dat vinden wij belangrijk. Op die punten, die ook in het regeerakkoord staan, reken ik het kabinet af. Wat mij betreft, gaat het debat vandaag daarover. Tegen die achtergrond maakte ik zojuist die opmerking. Ik wil natuurlijk heel graag mijn parlementaire werk doen en alle beloftes die het kabinet heeft gedaan, de brieven die het heeft gestuurd en de voornemens die het heeft geuit vandaag beoordelen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat stelt mij dan iets meer gerust. Ik hoop dat wij met die bril het kabinetsbeleid kunnen bekijken. Uiteraard mag de heer Nijboer er vervolgens zijn eigen weging aan geven.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat doe ik heel graag.

Voorzitter. Het tweede blok is het mogelijk maken van vooruitgang. Wat de PvdA-fractie betreft, begint dat bij een van de oorzaken van de crisis waarin wij ons nu bevinden: het hervormen van de financiële sector. Daarin zijn grote stappen gezet. Ik noem een provisieverbod, een verdere vormgeving van de bankenunie, die dit jaar verder is voltooid, maar waarin in 2013 al grote stappen zijn gezet, en het terugleggen van de risico's van de belastingbetaler naar de beleggers. Bovendien worden bonussen gemaximeerd op 20%.

Een tweede pijler om vooruitgang mogelijk te maken, is dat als je ellende ziet en een groot deel van de economie, de woningmarkt, echt niet functioneert, je die dan ook hervormt en aanpakt. De hypotheekrenteaftrek wordt beperkt en het zeven jaar wachten op een huurhuis in steden wordt verleden tijd. Het ging weliswaar af en toe met wat geduw en getrek en met wat spanning gepaard, maar in een jaar is er wel een enorme hervorming gerealiseerd en is er wetgeving door beide Kamers gekomen om de woningmarkt weer toekomstbestendig te maken.

Een ander belangrijk element is de arbeidsmarkt. Mensen met een flexcontract meer zekerheden bieden, een sociaal akkoord dat rust geeft, het pensioenstelsel toekomstbestendig maken; al die stappen zijn in 2013 voor een groot deel gezet.

Tot slot, ook om collega Van Tongeren, met wie ik vandaag voor het eerst debatteer gerust te stellen, noem ik energie en een duurzame energievoorziening. Dat is ook een belangrijke pijler van het regeerakkoord. Ook daar zijn stappen in gezet en ook daar is overeenstemming over gekomen met veel verschillende organisaties om zo die ambities voor de toekomst waar te maken, zodat wij in de toekomst ook duurzame economische groei realiseren.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben blij dat dit meteen als een van de successen in de verantwoording over 2013 wordt genoemd, want het is voor mijn fractie ook een heel belangrijk onderwerp. Weet de heer Nijboer hoeveel duurzame energie erbij is gekomen in 2013?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb niet de CO2-staatjes allemaal paraat. Ik weet wel dat er een energieakkoord is gesloten, nadat er jaren is gesteggeld en onduidelijkheid was, nadat er van jaar op jaar nieuwe beleidsmaatregelen werden afgekondigd en er geen eenduidig beleid was, terwijl juist duurzame energie een langetermijnagenda vergt. Daarover is overeenstemming bereikt. Daarmee zal een goede basis worden gelegd voor die duurzame economische groei waar ik zo'n groot voorstander van ben.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Omdat u het zo duidelijk als een van de prioriteiten noemde, nam ik aan dat u in ieder geval even had gekeken. De groei van het aandeel hernieuwbare energie in 2013 was namelijk nul, 0%. Natuurlijk is er een energieakkoord afgesloten, waarvan een aantal delen zelfs nog moeten worden verfijnd — ik had het net over die kolencentrales — maar in 2013 is de groei 0%. Wat is de reactie van de PvdA daarop?

De heer Nijboer (PvdA):

Dat toont de urgentie van een duurzame energievoorziening eens te meer aan. Er wordt lacherig over gedaan, maar mevrouw Van Veldhoven weet als geen ander dat er een lange adem nodig is voor duurzaam energiebeleid en dat er eenduidigheid nodig is. Ik heb haar er vorig jaar zelf over horen praten: wissel niet steeds met die maatregelen, geef eenduidigheid, bereik overeenkomsten met elkaar. Dat was vorig jaar nog niet het geval. Het hoeft niet te verbazen dat het resultaat er nog niet was, want het energieakkoord, waarvoor ik het kabinet prijs, is pas vorig jaar gesloten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat was even een handige retorische redding van het feit dat het aandeel schone energie niet is toegenomen. Ik wil dezelfde vraag stellen die ik ook aan de VVD gesteld heb: wat verstaat de PvdA onder duurzame groei? Het is een van de drie pijlers uit het regeerakkoord en er is ongetwijfeld lang over nagedacht. Wat is duurzame economische groei in de optiek van de PvdA? Schiet dat wel een beetje op? Met duurzame energie schiet het niet op, maar schiet het wel op met die duurzame economische groei?

De heer Nijboer (PvdA):

Met duurzame energie worden grote stappen gezet en duurzame groei betekent zowel groei die groener is dan nu door minder fossiele energie te gebruiken als groei die gestoeld is op reële economische activiteiten en dus niet bijvoorbeeld op bubbels. Dat kunnen financiële of fiscaal gecreëerde bubbels zijn. Dat is ontzettend belangrijk, zodat je niet een boom-bursteconomie creëert, die niet duurzaam is. Ik kom daar later op terug. Het bestaat dus uit meerdere componenten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Als dat het geval is, wat is dan de visie van de PvdA op het afkicken van fossiel? De collega van D66 maakte helder dat we geen vooruitgang maken met schone energie, maar als er geen sprake is van een boom-burstsituatie, hoe staat het dan met het afkicken van de gasbaten, de opstanden tegen schaliegas, de verzakkingen door de kolenmijnbouw in Limburg, kortom alle ellende die fossiel in Nederland veroorzaakt met alle hoge kosten? Ziet de PvdA vooruitgang na een heel jaar zelf verantwoordelijk te zijn geweest voor het beleid van deze regering? Kan de heer Nijboer een paar lichtpuntjes noemen? Ik vraag niet om er drie, twee of een te vinden, maar zijn er lichtpuntjes te vinden?

De voorzitter:

De vraag is helder.

De heer Nijboer (PvdA):

Natuurlijk moeten stappen worden gezet onder andere op het gebied van windenergie. Sommigen vinden de ambitie van de regering al te gek worden. Ik zie de heer Van Dijck al knikken. Het is evident dat we de schuif moeten maken van fossiele energie naar veel meer duurzame energie. Het kabinet is daar ook goed mee bezig. Ik verwacht er goede resultaten van. We spreken daar in ieder geval volgend jaar verder over.

De derde pijler is eerlijk delen. Ik noem een paar voorbeelden van vorig jaar waaruit dit blijkt. De Wet normering topinkomens is het eerste wetsvoorstel geweest van dit kabinet. De exorbitante beloning in de semipublieke sector is daarmee aan banden gelegd. Een tweede voorbeeld is het maximeren van de bonussen tot 20% in de financiële sector. Het wetsvoorstel is nog niet behandeld, maar al wel aanhangig gemaakt. Het derde voorbeeld zijn pensioenen, die boven €100.000 niet meer aftrekbaar zijn. Heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk gemaakt, lage inkomens kregen extra ondersteuning en op uitkeringen wordt in tijden van crisis niet bezuinigd.

Dat neemt niet weg dat de werkgelegenheid de grootste zorg van de PvdA-fractie blijft. Mevrouw De Vries zei al dat 2013 twee gezichten heeft, want de ontwikkeling van de werkgelegenheid is gewoon niet goed geweest. Het is goed dat het kabinet een stimuleringspakket heeft aangekondigd voor dit jaar, dat het mkb meer krediet krijgt en dat het fiscale stelsel ook meer in het teken komt te staan van het stimuleren van werkgelegenheid, maar dat laatste blijft de grootste zorg van de PvdA, ook als zij terugkijkt op 2013.

Als sociaaldemocraat zie ik een belangrijke rol voor de overheid. Dat heb ik vorig jaar ook benadrukt. Iedereen moet zijn talenten kunnen ontplooien. Je moet steun krijgen als je pech hebt in het leven. Er moet een redelijke inkomensverdeling zijn en wat betreft de emancipatie ben ik erg blij — mevrouw Bergkamp is hier aanwezig — dat het wetsvoorstel gisteren door de Kamer is gekomen. Het is belangrijk dat de overheid in haar rol om de emancipatie te bevorderen, tegengaat dat je geen leraar mag zijn alleen omdat je homo bent.

Dit is een samenleving, waarin welvaart en welzijn samengaan. Daarom is het ook zo belangrijk dat de 253,6 miljard die in 2013 is uitgegeven om al die idealen te bereiken, kritisch tegen het licht worden gehouden, om altijd de ambitie te hebben om het beter te doen en te kijken of het beter kan. Daarmee kom ik op de uitvoering van het beleid in 2013, die vaak politiek onderbelicht is, hoewel de schijnwerpers er vol op gericht zijn als zich excessen voordoen.

De heer Merkies (SP):

De heer Nijboer begon zijn betoog met de vraag of het ertoe doet dat de PvdA in het kabinet zit. Ik kan mij wel voorstellen dat hij zichzelf die vraag weleens stelt. Hij heeft gelukkig nog wel "het eerlijk delen" als belangrijke insteek van de PvdA genoemd, maar de PvdA gaat er steeds sneller overheen. De beperking van de bonus wordt heel vaak genoemd, maar die moet er nog steeds komen. Overigens is dat een heel goed voorstel. Dat was aanvankelijk een initiatiefvoorstel van SP en PvdA, maar nu gaat het erom dat wij volgend jaar ingrijpende bezuinigingen hebben …

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Merkies (SP):

… 40% op de thuiszorg, 15% op de Jeugdwet. Wat betekent dat voor eerlijk delen?

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Merkies verweet mij eerst dat ik weinig aandacht aan eerlijk delen spendeerde, terwijl ik zo zes, zeven maatregelen noemde, niet eens met het boekje erbij, en terwijl de heer Van Hijum zei dat het kabinet te veel nivelleert. Dat is mijn eerste tegenwerping. De tweede vraag was: doet u het op een verantwoorde manier op dit moment? Het antwoord is eenduidig ja. Als de heer Merkies de koopkrachtplaatjes en de inkomensstrookjes van januari heeft gezien, dan heeft hij gezien dat de laagste inkomens er het meest op vooruitgingen en de hoogste inkomens inleverden. Dat is per saldo wat er gebeurde.

De heer Merkies (SP):

Dat laatste is gewoonweg niet waar, maar daar hebben wij al eerder discussies gehad. Mijn vraag ging echter over de decentralisaties: 40% bezuinigen op de thuiszorg. Dan heb ik het niet eens gehad over de 70.000 werkplaatsen in de sociale werkvoorziening die weggaan. Wat betekent dat voor eerlijk delen? Daar stapt de heer Nijboer wel heel erg snel overheen.

De heer Nijboer (PvdA):

Over decentralisaties kom ik zo ook nog te spreken, maar de PvdA-fractie gelooft echt dat er best wat regelingen zijn, vooral in de sociale zekerheid en de zorg, waarbij het beter is dat de gemeente die uitvoert dan dat wij hier in Den Haag bepalen wat er voor iedereen geleverd wordt. Immers, gemeenten weten beter wat er gebeurt, kennen de mensen en de omgeving beter en kunnen daarbij betere zorg en ondersteuning op de arbeidsmarkt bieden. Daar geloof ik echt in. Ik zal het kabinet daar direct ook nog over bevragen, omdat de Rekenkamer daar ook behartenswaardige woorden over heeft gezegd. Daar sta ik volledig achter. Dat vind ik echt sociaaldemocratisch. Dat vinden wij overigens al jaren, dus dat hoeft niet te verbazen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De heer Nijboer en ik hebben net geconstateerd dat er bij de pijler duurzame groei wel allerlei goede voornemens zijn maar geen voortgang, in elk geval geen voortgang die de heer Nijboer kan benoemen. Wat de pijler eerlijk delen betreft, werken de vele akkoorden die op dat terrein gesloten zijn, niet denivellerend ten opzichte van het regeerakkoord, in tegenstelling tot wat de heer Nijboer net zei, namelijk "wij zijn lekker aan het nivelleren"?

De heer Nijboer (PvdA):

Dat laatste heb ik niet in de mond genomen. En ten aanzien van duurzaamheid vind ik het een enorme prestatie om met 40 organisaties van allerhande gezindten overeenstemming te bereiken over de duurzame-energiepolitiek. Dat is een langetermijnpolitiek. Overigens houdt de fractievoorzitter van GroenLinks erg van langetermijnperspectieven. Ik vind het een enorme prestatie om dat verankerd te krijgen in de samenleving in het eerste jaar dat je regeert. Dat zal ook zijn vruchten afwerpen. Dus ik werp verre van mij dat er geen vooruitgang is geboekt. Dan kom ik op de inkomensverdeling, want het waren twee vragen. Je kunt gewoon zien dat de mensen met de laagste inkomens er het meest op vooruitgingen, bijvoorbeeld dit jaar, in 2014 alsook in 2013. Dat blijkt uit de koopkrachtplaatjes die het kabinet heeft verzonden. Overigens heb ik dit debat al een aantal keren gevoerd. Er wordt door een aantal maatregelen een eerlijke inkomensverdeling gerealiseerd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat was wel een antwoord maar niet op mijn vraag. Deze twee partijen zijn begonnen met het regeerakkoord. Als wij vervolgens de effecten van de akkoorden bekijken, dan zijn die volgens mijn fractie denivellerend. Ik geef twee voorbeelden: het eigen risico bij de zorgverzekering of de arbeidskorting voor de middeninkomens en hoge inkomens. Beide maatregelen werken denivellerend en stonden niet in het regeerakkoord, maar daar is men later wel mee akkoord gegaan. Hoe verhoudt zich dat tot eerlijk delen en de eerdere woorden van de heer Nijboer?

De heer Nijboer (PvdA):

Het voorbeeld van het eigen risico herken ik in het geheel niet, want de laagste inkomens zijn zelfs overgecompenseerd middels de zorgtoeslag. Die gaan erop vooruit doordat het kabinet een en ander niet heeft gedaan. Dus ik herken die vergelijking niet. Wel is er een keer een wijziging geweest —overigens was dat op een aangelegen punt van GroenLinks: de strafbaarstelling van illegaliteit — waarbij een deel van een fiscale verhoging die was voorgenomen en die overigens veel groter is dan 500 miljoen, geen doorgang heeft gevonden.

Ik kom op de uitvoering van het beleid. De rechtmatigheid ligt met 99,7% ruim boven de norm. Het is overigens een hele kunst om het tot zover achter de komma vast te stellen. Daarbij passen complimenten aan de ministeries van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, omdat daar helemaal geen onvolkomenheden zijn geconstateerd. Bij Defensie en Binnenlandse Zaken moet het wel beter. De vraag ligt dan ook voor de hand: wat gaat het kabinet daaraan doen?

De Rekenkamer heeft een tweetal thema's uitgebreid onderzocht. Het eerste thema is fraude. Daar heb ik vorig jaar zelf ook veel aandacht aan besteed in mijn bijdrage op Verantwoordingsdag. Fraude met sociale voorzieningen en fraude met belastingmiddelen zijn vergif onder het draagvlak van sociale voorzieningen die sociaaldemocraten als ik zo aan het hart gaan. Er is op verschillende terreinen wel enige inventarisatie gedaan door de Rekenkamer, maar het echte zicht op die fraude, laat staan het zicht op welke maatregelen nu het meest effectief zijn of waar het zich het waarschijnlijkst het meeste voordoet, is eigenlijk nog onvoldoende aanwezig. Zo wijst de Rekenkamer wel op carrouselfraude en op btw-fraude, maar is eigenlijk niet geïnventariseerd welke onderdelen van het fiscale stelsel het meest fraudegevoelig zijn, waar de omvang het grootst is en waar het risico daarop het grootst is. Ik wil het kabinet vragen om dat wel te doen, temeer omdat we in het regeerakkoord 157 miljoen beschikbaar hebben gesteld voor de Belastingdienst om extra maatregelen te nemen voor fraudebestrijding. Waar worden die middelen precies ingezet, waar worden die het meest efficiënt ingezet en hoe kunnen we die fraude met belastingmiddelen — die wordt geschat op zo'n 4 miljard, wat ik aan de lage kant vind als je internationale vergelijkingen bekijkt — voorkomen? Waar kan het beste in worden geïnvesteerd?

Tot slot op het punt van de fraude, en ik hoop dat dit de laatste keer is, wil ik vragen hoe het staat met het centraal aandeelhoudersregister. Dat is een initiatief van collega's Recourt en Groot. Zo'n register is belangrijk in de opsporing om te zien waar het geld zich nu eigenlijk bevind. De witteboordencriminaliteit moet ook worden aangepakt. Het kabinet staat daar welwillend tegenover, maar doet dat al een paar jaar. Het moet toch zo langzamerhand eens met een wetsvoorstel komen.

Ik kom op het tweede thema. Het klokje loopt overigens niet mee. Ik verwacht niet dat ik oneindig veel over mijn tijd ga, maar …

De voorzitter:

Ik ga het herstellen.

De heer Nijboer (PvdA):

Het tweede thema betreft de decentralisaties. Ik zei in antwoord op een vraag van de heer Merkies al dat het een goede ontwikkeling is dat we gemeenten meer mogelijkheden geven om de zorg en ook de arbeidsondersteuning te bieden aan de mensen, op de wijze waarop zij die het beste kunnen ontvangen, en daar ook meer vrijheid voor bieden. De Rekenkamer heeft daar echter wel wat opmerkingen bij. Ik vraag het kabinet om daarop te reageren. Hoe kijkt het kabinet aan tegen de transitieautoriteit of transitiecommissie? Er zijn verschillende termen in omloop. Ik wil daar graag een nadere uiteenzetting over, want het bericht van de Rekenkamer was vrij summier. Ook de informatievoorziening kan beter, zowel aan de Kamer, als aan de gemeenten. We willen als Kamerleden altijd van alles en nog wat weten, tot en met tabel 42i toe, maar het moet voor gemeenten ook wel werkbaar blijven.

Een ander punt is het vastgoed van het Rijk. Er zijn zorgen of de voorgenomen bezuinigingen wel worden gerealiseerd. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat dat gebeurt?

Een volgend punt betreft de autobelastingen. De PvdA is voorstander van vergroening, ook van vergroening van het autopark. Het is echter wel goed om te kijken tegen welke prijs dat gebeurt. De Rekenkamer geeft aan dat per ton CO2 — deze cijfers heb ik wel goed paraat — de normale kostprijs €10 is, maar bij deze vergroeningsmaatregelen €1.000 of meer. Dat is geen 1:100, waar we naartoe moeten, maar 100:1 en dat is niet de goede richting. Er heeft een leegloop plaatsgevonden. Ik vraag de regering om aan te geven hoe dat zo heeft kunnen gebeuren en of wellicht een onderdeel daarvan was dat er verschillende subsidieregelingen op elkaar werden gestapeld, zoals subsidieregelingen van het ministerie van Economische Zaken voor ondernemers met een groen wagenpark en fiscale regelingen van het ministerie van Financiën. Is van tevoren wel goed doorzien wat die cumulatieve effecten op bijvoorbeeld de grote Mitsubishi-wagens waren en hoe die in de toekomst kunnen worden voorkomen?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik begrijp dit punt, maar wat ik dan niet begrijp is waarom de PvdA een bijzonder kosteneffectieve maatregel op het gebied van autogebruik, namelijk Het Nieuwe Rijden … Misschien zegt dat de heer Nijboer iets. Ja, zie je wel, hij weet wat het is. Misschien past hij het ook toe, maar de meeste Nederlanders doen dat niet. Het Nieuwe Rijden is bijzonder kosteneffectief. Per vermeden ton CO2 is het de goedkoopste maatregel die die overheid kan verzinnen …

De voorzitter:

Uw vraag?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

… en de overheid heeft nu net in 2013 besloten om de subsidie voor de stichting die dat regelt in Nederland zo goed als af te bouwen. Er is een motie van onder andere mijn partij geweest …

De voorzitter:

Uw vraag?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

… die geen steun heeft gekregen van de PvdA.

De voorzitter:

De heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

In zijn algemeenheid roep ik hier op om zo efficiënt en effectief mogelijk met belastingmiddelen om te gaan en ook de vergroening op een zo goed mogelijke manier te organiseren. Het zal ongetwijfeld ook met de werkkostenregeling te maken hebben, waarin ook ruimte is voor werkgevers om hun werknemers te stimuleren om heel goed te werk te gaan. Daar is veel ruimte voor. Als zulk soort maatregelen er echter bij kunnen helpen, staan wij daar in beginsel altijd positief tegenover.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

In beginsel wellicht, maar als het op stemmen aankomt niet. Nog zo'n maatregel die bijna niets kost, is de verlaging van de maximumsnelheid van 130 km/u naar 120 km/u. Dat is hartstikke goedkoop en er wordt heel veel CO2-uitstoot door vermeden.

De heer Nijboer (PvdA):

Of dat het wagenpark vergroent, waag ik te betwijfelen. Dit is gewoon zo afgesproken en daar gaan wij ook niet aan tornen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Nijboer (PvdA):

Een ander punt is de grip die we hebben op de semipublieke sector. Volgende week begint de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties met openbare verhoren. Daaruit zullen ongetwijfeld lessen worden getrokken over de wijze waarop we de publieke taak van huisvesting hebben gerealiseerd en welke maatregelen en instrumenten het parlement had om daarop toe te zien. Er zullen ongetwijfeld verbeteringen uit voortvloeien. Dat geldt ook voor andere sectoren. De Rekenkamer wijst terecht op de premiegefinancierde delen van onze rijksbegroting, dus de zorg en de sociale zekerheid. Vooral over de zorg heeft de PvdA-fractie zorgen. Er zijn nu meevallers op het departement — de heer Van Hijum sprak daar terecht over — maar het is juist goed om deze tijd te gebruiken om meer grip te krijgen op de uitgaven binnen het departement van Volksgezondheid en de uitgaven die via of indirect via het departement van Volksgezondheid lopen. Wat betekent een wijziging in het stelsel budgettair? We hebben daarover gisteren met de directeur van het Centraal Planbureau gesproken. Hoe is het mogelijk dat we pas na twee of drie jaar weten wat er echt is uitgegeven in ziekenhuizen? Hoe krijgen we meer grip op de verschillende uitgavencategorieën, met al die verschillende marktvormen van privaat tot bijna publiek en alles wat ertussen zit? Is de minister bereid om daarnaar te kijken, om die grip te vergroten en om ons daarover in te lichten samen met het CPB, dat nu een heel traject is gestart?

De rente is historisch laag en de looptijd van de rente in bijvoorbeeld Engeland is twaalf jaar. In Nederland is die gemiddeld zeven jaar. Wat is eigenlijk de oorzaak van dit verschil? Zijn er ook argumenten te vinden om de looptijd iets te verlengen? Juist als de rente laag is, kun je immers gemiddeld lang lenen, zoals je dat met een koophuis ook doet. Ik heb geen rentevisie. Ik weet ook niet wat de renteontwikkeling is, maar ik vind het wel een relevante vraag. Als je Nederland vergelijkt met andere landen en je ziet dat Engeland twaalf jaar financiert en wij zeven jaar, is het goed om daar eens naar te kijken. Is de minister daartoe bereid?

Mijn laatste punt is de stabiliteit van de begroting. Dat is een bekend punt. Ik heb verscheidene keren gewezen op de boom and bust economy die is ontstaan door de opgeblazen balansen in de Nederlandse samenleving: grote pensioenpotten, grote schulden en groot huizenbezit. Dat zorgt voor fragiliteit, zowel in de economie als voor de begroting. Ik zou het goed vinden als het kabinet in reactie op de commissie-Van Dijkhuizen ook stabiele belastinginkomsten als belangrijk element zou meenemen, naast het kijken naar de effectiviteit — ik zei daarover al iets in de sfeer van de autobelasting — het aanpakken van constructies, vergroening en het meer belasten van vermogens. Dat alles staat ten dienste van lagere lasten op arbeid, vooral aan de onderkant, zodat werken loont en er meer banen worden gecreëerd.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik liep allereerst naar mijn collega's toe, omdat ik dacht dat ik iets gemist had over de decentralisaties. Ik begreep dat daar een aantal algemene vragen over gesteld is. Ik heb de heer Nijboer echter niet expliciet gehoord over de nadrukkelijke oproep van de Algemene Rekenkamer om in het najaar een heroverwegingsmoment in te lassen. Bij deze operatie gaat het om 800.000 mensen die zorg- en hulpbehoevend zijn en een grote overdracht van taken naar gemeenten die in de historie niet eerder in deze omvang is voorgekomen. Ik kan mij voorstellen dat juist de PvdA het verstandig zou vinden om in het najaar nog eens goed te bekijken of de rijksregelgeving en de financiële verantwoordelijkheden volstrekt duidelijk zijn en of de gemeenten op deze grote taak zijn toegerust. Wat vindt de heer Nijboer daarvan?

De heer Nijboer (PvdA):

De Rekenkamer heeft drie aanbevelingen aan de Kamer gedaan. De eerste aanbeveling ging over de transitieautoriteit en de transitiecommissie. Ik heb daar waarderende woorden over gesproken. Ik heb het kabinet gevraagd hoe het daar tegenover staat. De PvdA staat daar in beginsel positief tegenover. De tweede aanbeveling is het verbeteren van de informatievoorziening, ook van de informatievoorziening die van lokale overheden wordt gevraagd. Hier ben ik het ook mee eens. De derde is het heroverwegingsmoment. Ik ben geen voorstander van dat laatste, omdat gemeenten zelf graag duidelijkheid wensen. Als wij nu boven de markt laten hangen dat het over een halfjaar allemaal anders kan zijn, maken wij het de gemeentebestuurders juist moeilijk om de grote verantwoordelijkheid die ze krijgen, goed uit te voeren. Daar ben ik geen voorstander van.

De heer Van Hijum (CDA):

Nu hebben wij in de Kamer al verschillende onderzoekscommissies gehad, zoals de commissie-Dijsselbloem, die onderzoek deed naar de vernieuwing in het onderwijsbestel. Ik heb daarnaar verwezen. Die onderzoekscommissies adviseren nadrukkelijk om uitvoeringstoetsen te hanteren op het moment dat de Kamer grote hervormingen en operaties plant. Wat pleit er in een keer tegen om dat bij deze bij uitstek omvangrijke operatie ook te doen?

De heer Nijboer (PvdA):

Een uitvoeringstoets is heel iets anders dan een "go/no go"-moment twee maanden voor de invoering van hartstikke belangrijke wetten. Dat is een wereld van verschil. Natuurlijk organiseert de Kamer dit op alle onderdelen en ook meer samenhangend. Want dat laatste is eigenlijk het punt dat de Rekenkamer vooral inbrengt. Wij doen dit in de jeugdzorg, in de sociale werkvoorziening en in de zorg. Dit Rekenkamer zegt: doe dit samen, want dit hangt met elkaar samen; doe dit beter, organiseer dat beter. Daar ben ik voorstander van, ook qua uitvoering. Dat is echter heel iets anders dan een "go/no go"-moment in november waarbij alles weer gaat schuiven en niemand weet waar hij precies aan toe is en waarbij er van tevoren geen helderheid wordt gegeven. Dat vind ik geen verstandig idee.

De heer Tony van Dijck (PVV):

In het betoog van de heer Nijboer mis ik de banen. Tot vorige week, nog geen week geleden, was het: banen, banen, banen. Ze kwamen zelfs met een norm van 5%. Mijnheer Nijboer, ik kan u vertellen dat wij die norm van 5% hadden. Vlak voordat de PvdA in vak-K ging zitten, was de werkloosheidsnorm 5% in Nederland. Sinds de PvdA aan het roer staat doordat ze deelneemt aan dit kabinet, dus sinds de PvdA in vak-K is aangeschoven, is het aantal werklozen met 200.000 toegenomen. Is dat nu vanwege de economie of heeft dit kabinet wel degelijk heel veel banen vernietigd met zijn beleid?

De heer Nijboer (PvdA):

Dit debat is al vele keren gevoerd. Nederland, een land met een grote financiële sector, zal een internationale, financiële crisis merken. Dat zal iedereen gemerkt hebben. Ik heb al vele malen tegen de heer Van Dijck gezegd dat juist de PvdA-fractie heeft aangedrongen op een stimuleringspakket naast een verantwoorde begroting. Ook heeft de PvdA aangedrongen op ondersteuning van de kredietverlening aan het mkb, op het investeren in Nederland door pensioenfondsen. Dit alles is gebeurd om de werkgelegenheid op gang te brengen. De PvdA heeft ook aangedrongen op middelen om mensen die werkloos worden, zo snel mogelijk naar een baan te krijgen en op middelen voor sectorplannen om de werkgelegenheid te stimuleren. Dat hebben wij dus juist proberen te doen, maar de financiële crisis die ons allen raakt, zal elke partij geraakt hebben. Het is een illusie om te denken dat als de heer Van Dijck … Sterker nog, ik durf de bewering wel aan dat wij uit de EU gestapt waren, als de heer Van Dijck aan de knoppen zat. Dan zouden de rapen pas echt gaar zijn.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik wil de heer Nijboer er toch even op wijzen dat wij ons verkiezingsprogramma hebben laten doorrekenen en als enige partij uit de bus kwamen met meer banen. Want hoe krijg je meer banen? Niet door de btw te verhogen, niet door de accijnzen te verhogen, niet door allerlei onzinnige belastingverhogingen, waardoor de helft van de winkels hier in de stad zijn deuren kan sluiten. Daar is de PvdA voor verantwoordelijk. Dat is gewoon dom beleid geweest. Wij zien het aan de belastinginkomsten. Het heeft niks opgeleverd, alleen — dat moet ik de heer Nijboer meegeven — 200.000 werklozen. Proficiat.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik bestrijd de eenvoudige visie van de PVV op de economie. Ik verwijs alleen maar naar het voorstel om uit de euro te stappen. Dat zou desastreuze gevolgen voor bedrijven hebben en vooral voor de mensen die daar werken.

De heer Merkies (SP):

Wil de heer Nijboer wel weten of gemeentes er 1 januari aanstaande klaar voor zijn? De Algemene Rekenkamer heeft nadrukkelijk gezegd dat het geen "go/no go"-moment zal zijn. Volgens mij haalt de heer Nijboer de Rekenkamer dus verkeerd aan. Wetend dat de Rekenkamer dat zo expliciet heeft gezegd, vraag ik de heer Nijboer of hij wél voor een evaluatiemoment in het najaar is.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik wil dat de gemeenten daar klaar voor zijn. Het zou ook wel heel vreemd zijn als ik dat zou ontkennen. Ik reageerde op het voorstel van de heer Van Hijum om een expliciet besluitvormingsmoment te hebben om het wel of niet te laten doorgaan. Daar reageerde ik op. Ik ben daar geen voorstander van.

De heer Merkies (SP):

Natuurlijk wil de heer Nijboer dat ze er klaar voor zijn, maar dat was natuurlijk niet mijn vraag. Wil hij weten óf ze er klaar voor zijn? Het zou zomaar kunnen dat dat niet het geval is. Is hij het eens met het voorstel van de Algemene Rekenkamer, die geen "go/no go"-moment voorstelt, maar een evaluatiemoment in het najaar?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb gezegd dat ik twee van de drie voorstellen van de Rekenkamer onderschrijf. Het derde niet. Van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, maar ook van individuele wethouders hoor ik de belangrijke oproep aan Den Haag: geef ons duidelijkheid, wees duidelijk, laat het niet boven de markt hangen, vertel ons wat er precies gaat gebeuren. Dat zou je allemaal overhoop halen als je het voorstel van de heer Merkies zou volgen.

Tot slot. 2013 was een roerig, onrustig jaar. SNS werd genationaliseerd en er werden een woonakkoord en een begrotingsakkoord gesloten. Soms gaf dat een onrustig beeld. Gisteren sprak ik een Amerikaan. Hij zei dat het wellicht "typically Dutch" was: met zoveel partijen samenwerken en vooral resultaten boeken. Al met al oordeelt de PvdA dat dat een hele prestatie is.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. De crisis is voorbij, zo hoorden wij de minister van Financiën een paar weken geleden zeggen. Hij had die woorden nog niet uitgesproken of wij kregen een krimp van 1,4% voor onze kiezen. Hoezo de crisis is voorbij? 2013 was een desastreus jaar. De economie kromp met bijna 1% en er gingen 140.000 banen verloren. Een recordaantal van 12.000 bedrijven ging failliet. Nog nooit gingen zoveel banen in Nederland verloren. De werkloosheid staat met bijna 700.000 mensen op recordhoogte. Alleen al de afgelopen vijf maanden kwamen er 100. 000 werklozen bij. Mensen worden massaal de WW en de bijstand ingejaagd. De teller staat nu op 426.000 mensen in de bijstand. Dat is het hoogste aantal in vijftien jaar. Daarnaast zijn er 450.000 mensen werkloos. Dat is het hoogste aantal ooit. Wij zien de consumptie en de koopkracht jaar in jaar uit dalen.

En deze minister van Financiën presenteert vol trots een tekort van 2,5%. Het is de minister van goed nieuws. Dit tekort is heel creatief tot stand gekomen. Als wij de eenmalige meevallers, zoals die van de frequentieveiling of de verkoop van hybride auto's eind vorig jaar niet meetellen, als wij de nationalisatie van SNS wel meetellen, als wij de buffer van DNB die door deze minister is afgeroomd meetellen, dan zou het tekort er heel anders uitzien. Wat is het feitelijke tekort als je al die eenmalige meevallers niet zou meenemen?

Dat het beleid desastreus uitpakt, zien wij ook aan de inkomsten. De heer Van Hijum zei het al: die vielen 10 miljard tegen. De btw viel 4 miljard lager uit dan gepland, de inkomstenbelasting en de winstbelasting 2 miljard en de accijnzen 1,2 miljard. De domme 9 miljard aan belastingverhogingen van het Kunduzakkoord hebben duidelijk meer gekost dan opgeleverd, niet alleen aan de schatkist, maar ook aan economische schade en werkloosheid. Het kabinet dendert echter door als een blind paard. Kijk wat er gebeurt met de accijnzen: de pomphouders schreeuwen moord en brand. Het kabinet sluit de ogen en de staatssecretaris zegt dat hij de verkopen ziet terugvallen, maar dat het niet aan de accijnsverhoging ligt. Misschien heeft de minister er meer verstand van, dus ik vraag hem: waar ligt het dan wel aan? Als één liter benzine over de grens 20 cent goedkoper is, gaan mensen natuurlijk in België en Duitsland tanken. Ondertussen gaat het ene na het andere tankstation failliet. Het CBS toonde gisteren aan dat er in maart maar liefst 50 miljoen liter minder diesel is getankt. Waar ligt het aan, als het niet aan de accijnsverschillen ligt?

Door de maatregelen van het kabinet werd ook de huizenmarkt onderuit geschoffeld. De huizenverkoop was in 2013 gehalveerd tot 110.000. De prijzen zijn maar liefst 20% gedaald en ze dalen nog verder. De minister doet ons geloven dat we voorbij het dieptepunt zijn, maar de huizenprijzen dalen gewoon verder. De huren stegen vorig jaar gigantisch, met 4,7%. Dat is de grootste stijging sinds 20 jaar. Ook dit jaar gaan de huren verder omhoog. Iedereen wordt de straat opgejaagd.

We zagen vorig jaar een zorgmeevaller van 1 miljard. Een meevaller in de zorg: dat hadden we nog nooit eerder meegemaakt. Tegelijkertijd zagen we echter dat patiënten 1 miljard meer moeten betalen vanwege het hoger eigen risico. De zorg is dus niet goedkoper geworden, maar duurder en minder toegankelijk. Ook zien we dat de zorgverzekeraars overmatig veel geld zijn gaan oppotten, maar liefst 4 miljard boven op de kapitaaleis van DNB. Waarom worden deze miljarden niet gewoon teruggegeven aan de burgers door premieverlaging? Het CPB voorspelt voor volgend jaar een premiestijging van €144 en een stijging van het eigen risico met €45. Dit is volstrekt onnodig en onacceptabel.

Terwijl de problemen in eigen land zich opstapelen, blijft Nederland miljarden naar Brussel gooien. In 2013 maakte de minister 6,7 miljard aan Brussel over. Daarvoor kregen we 1,3 miljard aan subsidies terug. Het EU-lidmaatschap kostte in 2013 maar liefst 5,5 miljard netto! Dat is netto €785 per gezin, een kleine vakantie. En wat krijgen we hier voor terug? Het ergste is niet alleen dat wij geld naar Brussel gooien om het door Brussel aan andere landen te laten uitdelen, maar ook dat die andere landen te beroerd zijn om zich te verantwoorden over waar ze ons belastinggeld aan hebben besteed. 5,5 miljard geven wij aan Brussel en aan andere lidstaten en jaar in jaar uit — ik geloof dat het al het negentiende jaar op rij is — verantwoorden deze landen zich niet. Hoe lang denkt deze minister-president dat vol te houden?

Vanaf volgend jaar gooit het kabinet ook 8,2 miljard over de schutting van de gemeenten. Daarvoor moeten zij 800.000 hulpbehoevenden en zorgbehoevenden ondersteunen, boven op de 425.000 bijstandsgerechtigden; ik zei het al. Zijn de 403 gemeenten daar wel klaar voor? Wij twijfelen daar nog meer aan nu de Rekenkamer de noodklok luidt. Maar het kabinet houdt zich doof. Waarom komt er geen extra beoordeling in het najaar en waarom komt er geen onafhankelijke transitieautoriteit? Waar is dit kabinet bang voor?

Tot slot zeg ik iets over fraude, een van onze speerpunten. Burgerinitiatief 1 Overheid heeft berekend dat mogelijk 4 miljard wordt gefraudeerd met belastingen, 3 miljard in de zorg en 1 miljard met uitkeringen. 8 miljard aan potentiële fraude is geen klein bier! En wat doet deze minister daaraan? Hij komt met een beetje wetgeving, maar echt ophalen, stoppen en vervolgen van die fraudeurs gebeurt niet. Ook deelt de overheid elk jaar 6 miljard aan subsidies uit, zonder te weten hoeveel er gefraudeerd wordt. Helemaal frappant is dat de gemaakte kosten voor subsidies tot €125.000 niet eens financieel hoeven te worden verantwoord. Dat is een cadeautje van Wouter Bos van vlak voor de verkiezingen; ik zat er zelf bij. Dan vraag je er natuurlijk om, belazerd te worden. Gaat de minister van Financiën, hoewel hij ook van PvdA-huize is, dat onzinnige voorstel van de heer Bos terugdraaien? Zegt hij met andere woorden tegen de burgers van het land dat elke euro belastinggeld moet worden verantwoord, ook al is het een subsidie?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Voor het eerst in vijf jaar legt een missionair kabinet verantwoording af over een volledig jaar van eigen beleid. De minister van Financiën zei het vorige week met enige trots en glimmende ogen, bijna net zo glimmend als de ogen waarmee de woordvoerder van de PvdA net aan zijn betoog begon. Ik begrijp die trots. Het is een hele prestatie voor een "bijzonder stabiel meerderheidskabinet", zoals de premier het bij de start noemde. Het is in ieder geval bijzonder. Maar is het ook bijzonder stabiel?

Een meerderheid in de Eerste Kamer bleek niet vanzelfsprekend, ook al kwam het gevaar niet altijd uit de oppositie. Na het zorgpremieoproer onder leiding van VVD-senator Hermans bleef het kabinet vorig jaar ternauwernood een nacht van Duivesteijn over het woonakkoord bespaard. Van je vrienden moet je het maar hebben, zou ik bijna zeggen. Een gewaarschuwd premier telt voor twee, zou je denken, maar pas nadat de pensioenplannen strandden in de Eerste Kamer, besloot het kabinet om eindelijk echt bruggen te gaan slaan naar andere partijen in de Tweede Kamer.

D66 kondigde bij de start van dit kabinet al aan dat wij constructief oppositie zouden gaan voeren: aansporen waar gewenst en bijsturen waar nodig. Dat hebben we gedaan en dat zullen we ook blijven doen. De grote hervormingen waar D66 al jaren op aandringt, komen nu namelijk eindelijk tot stand. Jarenlang blokkeerden VVD en CDA bijvoorbeeld elke hervorming van de hypotheekrenteaftrek. Het ontslagrecht zat muurvast. En de AOW-leeftijd verhogen? Op zijn vroegst in 2020, vond de PvdA. Maar ook zij zien nu gelukkig in dat die hervormingen hard nodig zijn om de Nederlandse economie er weer bovenop te krijgen, om mensen nieuwe kansen te geven, kansen op een huis, op een baan, en natuurlijk om de overheidsfinanciën gezond te maken.

Inmiddels zijn veel wetten door de Tweede Kamer. Als ook de Eerste Kamer de wetten steunt, resteert de vraag: wat nu? Is Nederland af? Nee, want wat het kabinet tot nu toe heeft gedaan is, met alle respect, toch het wegwerken van achterstallig onderhoud. Er liggen nog heel grote uitdagingen voor ons. In 2013 kromp de economie met 0,8%. De begroting is met een tekort van 2,5% nog niet in evenwicht. De werkloosheid is sinds 1995 niet zo hoog geweest. Ook is onze economie nog verre van duurzaam; dat kwam zonet al even aan de orde. In 2013 groeide het aandeel hernieuwbare energie met maar liefst 0%. Het aandeel hernieuwbare elektriciteit daalde zelfs. Ondanks alle windmolens is 95% van onze stroom gewoon hartstikke grijs.

D66 wil die problemen de komende jaren hard aanpakken. Een belastinghervorming kan bijvoorbeeld 140.000 banen opleveren, zo stelde de commissie-Van Dijkhuizen. Er zijn kansen zat op nieuwe, duurzame economische groei, zo blijkt uit het WRR-rapport. Maar wat wordt dan de gezamenlijke agenda van de VVD en de PvdA? De ideeën van deze partijen lopen namelijk ver uiteen. Dat werd vorige week weer pijnlijk duidelijk, toen de premier werd teruggefloten om zijn Europese prioriteiten. 's Ochtends had hij er nog vijf, maar na een belrondje met zijn collega's bleken het er 50 te zijn. Zijn de VVD en de PvdA het eigenlijk al eens over de interpretatie van het kinderpardon? En wat moet nu het doel zijn van zo'n belastingherziening, afschaffen van toeslagen of toch maar niet? Het vorige kabinet met de Partij van de Arbeid, Balkenende IV, was een kabinet van de stilstand. Hoe zorgt deze premier ervoor dat Rutte II daar niet in verzandt?

Na deze algemene evaluerende woorden kom ik op een aantal concrete punten uit de verslagen van de Rekenkamer. Het eerste betreft het belang van een zorgvuldige decentralisatie van de jeugdzorg, de Wmo en de Participatiewet; dit is ook door alle andere woordvoerders benadrukt. Over die decentralisaties is jarenlang nagedacht, gesproken en onderhandeld, en nu moet het gewoon gebeuren. Uitstel is onverstandig; dat vindt ook de Algemene Rekenkamer. Natuurlijk zal op 1 januari 2015 niet alles vlekkeloos gaan. Maar het is ook een illusie om te denken dat het een jaar later volledig anders zou zijn.

Wel is de vraag of wij er alles aan doen om die overgang zo goed mogelijk te laten verlopen. De komende maanden, het komende jaar zijn daarbij cruciaal. De wetten worden definitief, de budgetten per gemeente worden duidelijk, de uitvoering moet gaan lopen. Daarom vindt D66 het verstandig om de komende maanden extra de vinger aan de pols te houden. De decentralisaties zijn tot nu te veel gezien als losstaande trajecten. Ieder werkt vanuit zijn eigen koker — SZW doet de Participatiewet, VWS de Wmo, VWS en V en J de Jeugdwet — terwijl het juist de bedoeling was dat die verkokering doorbroken zou worden. Om die bedoeling te versterken, wil D66 graag dat het kabinet in samenhang over de uitvoering van de decentralisaties gaat rapporteren. Daarom vragen wij het kabinet om periodiek een integrale voortgangsrapportage naar de Kamer te sturen. Kan de minister-president dat toezeggen?

De heer Merkies (SP):

Het is mij niet helemaal duidelijk waar D66 staat, zoals ik zonet ook al merkte bij het interruptiedebatje van mevrouw Van Veldhoven met de heer Van Hijum. Is D66 nu voor een evaluatiemoment in het najaar? Zo nee, waarom niet?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wij zijn niet voor een evaluatiemoment in het najaar, maar wel voor zorgvuldig begeleiden van de decentralisatie die het komende jaar haar beslag zal krijgen. Een evaluatiemoment in het najaar creëert alleen maar het gevoel dat er een "go/no go"-moment is. Dat lijkt ons niet het goede signaal aan gemeenten. Het goede signaal aan gemeenten is dit: wij gaan dit nu doen met elkaar, maar wij zijn erbij, mét u, om ervoor te zorgen dat wij die decentralisatie zorgvuldig uitvoeren.

De heer Merkies (SP):

Wat is dan precies het verschil met die rapportages? Ook als het gaat om een rapportage — je mag het wat mij betreft "rapportage" noemen — wil je daarin toch de cruciale vraag aan de orde laten komen: zijn de gemeenten vóór 1 januari 2015 klaar? Wil mevrouw Van Veldhoven die vraag dan niet beantwoord zien?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik denk dat er geen eenduidig antwoord te geven is op zo'n vraag. Wat je wilt weten, is: waar lopen gemeenten tegenaan wanneer ze de decentralisatie van die drie kokers, die eigenlijk echt als aparte trajecten zijn behandeld, samen op een bordje krijgen? Wat zien zij als ze kijken naar de betekenis van al die maatregelen met elkaar? Ze kunnen wel klaar zijn voor het ene traject, maar het bij elkaar nemen van die drie trajecten levert ook issues op. Daarom vinden we het zo belangrijk dat er nu eens integraal naar gekeken wordt en dat we die integrale decentralisatie als Kamer goed begeleiden. Zaken als vastgoedproblematiek en de precieze verdeling van budgetten kunnen we van tevoren goed bedenken, maar pas in de uitvoering blijkt of er aandachtspunten zijn waarover we het met elkaar nog een keer over willen hebben. Dat doe je niet op één moment, maar door met elkaar goed ernaar te kijken en extra de vinger aan de pols te houden.

De heer Van Hijum (CDA):

Mevrouw Van Veldhoven doet het nu voorkomen alsof de Rekenkamer zegt dat als je medio oktober een herbeoordelingsmoment hebt, er een soort doek valt ten aanzien van de decentralisaties. Dat doet volgens mij geen recht aan het advies. De Rekenkamer zegt dat er op dit moment een aantal onzekerheden zijn. Een aantal daarvan is door mevrouw Van Veldhoven genoemd: hoe het zit met alle doelgroepen, of duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is, of partijen klanten niet op elkaar afwentelen, de financiële kaders, de wetgeving en al dat soort zaken, de uitvoeringsgereedheid van gemeenten. Het is mogelijk om in oktober na te gaan of aan al die voorwaarden wordt voldaan. Dan is er ook nog de mogelijkheid om daaraan iets te doen als blijkt dat dat niet zo is. De Rekenkamer zegt dat het juist daarom belangrijk is om niet te laat in het jaar te gaan zitten, maar medio oktober als laatste. Ik begrijp niet waarom mevrouw Van Veldhoven niet zegt dat dat een goed idee is, terwijl zij wel de vinger aan de pols wil houden en iets wil kunnen doen als er iets mankeert.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik wil het niet herhalen. In de perceptie van mensen draait zo'n moment om de vraag: gaan we dan door of niet? Bovendien wordt met één moment geen recht gedaan aan de vraagstukken die leven. Dat zijn vraagstukken die gaan om de begeleiding van de transitie. Dan ben je er niet met één moment.

De heer Van Hijum (CDA):

Dit is niet echt een reactie op mijn vraag. Er is ook niet één moment waarop de conclusie wordt getrokken. Er is één moment waarop beoordeeld wordt of op dat moment de uitvoeringsorganisatie in paraatheid is om de decentralisatie aan te kunnen. Als dat niet zo is, dan kunnen er voor die tijd ook nog dingen gerepareerd worden. Verder is het mogelijk dat men zegt: het lukt niet meer. Dat zou kunnen. Als dat de conclusie is, dan zouden we wel heel dom zijn om in blinde vaart door te gaan met die decentralisatie. Kortom, ik begrijp niet waar mevrouw Van Veldhoven zo bang voor is.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Van Hijum geeft precies aan waarom we het niet moeten doen met één moment. Dan gaan we namelijk wachten tot oktober voordat we de signalen serieus nemen en kijken waar we met elkaar gemeenten duidelijkheid moeten geven, waar we misschien nog bepaalde zaken moeten aankaarten en oplossingen moeten aandragen. Waarom zouden we willen wachten tot oktober om dan al dan niet te concluderen dat we te laat zijn? Laten we vanaf nu een jaar lang zorgvuldig de vinger extra aan de pols houden in een tijdelijke Kamercommissie — daar kom ik zo meteen nog op — die integraal naar de decentralisatie kan kijken. Laten we dat niet toesturen naar één moment in oktober wat dan hét moment is waarop we kijken of ze klaar zijn.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik moet zeggen dat ik meevoel met mevrouw Van Veldhoven. Ik zit alleen nog even te kijken wat zij nu precies voor ogen heeft. Mijn fractie wil voorkomen dat die ruim 400 gemeenten straks alleen maar informatie aan het aanleveren zijn naar ons toe in plaats van al hun energie te richten op een goede implementatie van alle transities. Deelt mevrouw Van Veldhoven die mening en hoe voorkomt zij met dit voorstel dat we straks een ontzettende informatie-load op die gemeenten leggen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben het van harte eens met de woorden van mevrouw Schouten. Het doel van die commissie moet zijn om de decentralisatie te faciliteren. Wij moeten kwesties oplossen en vragen beantwoorden die leven bij die gemeenten. Wij moeten niet degenen zijn die een enorme informatievraag neerleggen bij die gemeenten, want zij moeten zeker hun energie steken in het uitvoeren van de decentralisaties. Ik vraag de regering om ervoor te zorgen dat wij een integrale rapportage krijgen, maar wel op een manier die niet op een te grote last voor de gemeenten neerkomt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De term "voortgangsrapportage" is dan misschien wat misleidend. Wij gaan dan direct in grote projecten denken en daarvoor ben ik een beetje huiverig. Als wij het inderdaad zo kunnen inrichten dat het dienstbaar is aan de gemeente en aan de overgang, willen wij wel bekijken hoe wij daaraan vorm kunnen geven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat is absoluut het doel hiervan. Het gaat erom dat wij, waar dit noodzakelijk is, de gemeenten helpen bij het zorgvuldig vormgeven van de decentralisaties, die voor zo veel mensen zo belangrijk zijn. Ik denk dat wij dan invulling geven aan de zorg van de Rekenkamer, zij het op een iets andere manier.

Ik heb in het interruptiedebatje met de heer Van Hijum al aangegeven hoe wij denken over het doorbreken van de verkokering, niet alleen bij het kabinet, maar ook in de Kamer. Wij stellen voor een tijdelijke Kamercommissie decentralisatie in te stellen, die de overheveling begeleidt tussen nu en de Verantwoordingsdag 2015. Tegen mevrouw Schouten zeg ik erbij, dat die commissie niet in de uitvoering extra eisen zal opleggen aan de gemeenten. De Kamercommissie zal problemen snel moeten identificeren en wegnemen. In tweede termijn zal ik een uitspraak van de Kamer vragen over dit voorstel.

De verkokering bij decentralisaties roept nog een andere vraag op. Waar is de minister van Binnenlandse Zaken?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik beloof dat ik hierna niet meer op dit punt zal terugkomen, maar "een tijdelijke commissie decentralisatie"? Ik vraag mij toch echt af waar D66 het afgelopen anderhalf jaar was, toen wij voorstellen deden om dit project als groot project aan te wijzen en op die manier als Kamer ook de begeleiding van die transities ter hand te nemen. Waar was D66 toen ik samen met de heer Merkies een voorstel indiende om ook de risico's en de haalbaarheid van decentralisaties te onderzoeken? Wij zitten nu een paar maanden voor 1 januari 2015 en dan komt mevrouw Van Veldhoven met een Kamercommissie?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Een groot project — ik heb er laatst ook naar gekeken voor een andere kwestie — betekent nogal wat. Het betekent enorme accountantsverklaringen en zeer gestructureerde, zeer regelmatige en grote rapportages waarvoor gemeenten heel veel moeten aanleveren. Wij schenken dan te veel aandacht aan wat voor ons van belang is, terwijl deze tijdelijke commissie bedoeld is om gemeenten te helpen bij de issues waar zij tegenaan lopen. Dit is een groot verschil. Op het moment dat de heer Van Hijum die voorstellen deed, waren veel dingen nog niet helder. Zij zijn dat nu wel. Ik wil dat wij datgene wat wij hebben besloten, zorgvuldig met elkaar gaan uitvoeren. Dit is een heel andere insteek.

De heer Van Hijum (CDA):

Toen wij die voorstellen deden, waren inderdaad heel veel dingen nog niet helder. Dit was ook precies de reden waarom wij die voorstellen deden. Het is een grote decentralisatie waarbij heel veel niet helder is. Wij hebben gezegd dat het geen formele status van groot project hoeft te hebben, maar dat wij wel graag de gedachte erachter met elkaar willen delen om als Kamercommissie — in dit geval gaat het om de commissie voor de Rijksuitgaven — de minister van Binnenlandse Zaken kritischer te kunnen volgen. D66 gaf herhaaldelijk niet thuis en nu, een paar maanden voor de ingangsdatum, moeten wij als Kamer opeens iets gaan doen. Ik vind dat heel merkwaardig.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik kan alleen maar hopen dat als het CDA vindt dat het precies hetzelfde is, het CDA consistent is en dit voorstel van harte zal omarmen en de motie erover zal steunen. Wij kunnen dan nu in ieder geval met elkaar werken aan de zorgvuldige decentralisatie. Ik heb ook in de termijn van de heer Van Hijum gehoord dat hij dat belangrijk vindt.

Het doel van de tijdelijke Kamercommissie is niet het opleggen van extra eisen, maar het identificeren en wegnemen van problemen. De verkokering bij de decentralisaties roept nog een andere vraag op. Waar is de minister van Binnenlandse Zaken? Hij is heel onzichtbaar. Het lijkt erop of de bestuurlijke inrichting van Nederland meer wordt bepaald door de ministers van VWS, SZW en V en J dan door de minister van BZK. Jeugdzorgrisico's en werkbedrijven zijn straks de nieuwe bomen in het woud aan samenwerkingsverbanden dat voor raadsleden nu al zo moeilijk doordringbaar is. Dit frustreert de democratische controle. Zo verschuift de macht van lokale democratie naar regionale bureaucratie. Wij missen de minister van BZK niet alleen bij de gemeenten, ook de provinciale herindeling loopt hopeloos vast. Commissaris van de Koning de heer Remkes vraagt zelfs de premier om in te grijpen. Ik kan niet anders concluderen dan: de minister van BZK staat erbij en kijkt ernaar. Ik vraag de premier — onze voorzitter betitelde hem weleens als "de baas van het kabinet" — welke mogelijkheden hij ziet om de zwakke positie van de minister van BZK te versterken.

Ik vervolg met de bezuiniging bij de rijksdienst. Deze premier vindt dat de overheid niet klein genoeg kan zijn. Hiervoor is wat te zeggen, maar D66 wil vooral een goede overheid. Het programma Compacte Rijksdienst zou ministers moeten helpen bij het realiseren van een kleinere overheid. Door iemand anders werd al aangestipt dat dit programma steeds minder oplevert. Het doel was bijna 800 miljoen en dit is inmiddels al teruggeschroefd naar 600 miljoen. Die opbrengsten zijn ook nog eens slecht onderbouwd, zegt de Rekenkamer. Wij zien het overal. De ambities blijven overeind, maar de capaciteit ontbreekt en diezelfde kaasschaaf biedt op een bepaald moment geen soelaas meer. Wat D66 betreft, gaan we naar een simpelere en eenvoudigere overheid: slim kiezen in lijn met je prioriteiten. Is de premier dat met mij eens? Ik zie hem nog niet meteen knikken, wat ik natuurlijk wel had gehoopt. Ik zie in ieder geval de minister van Financiën knikken. Fijn, voorzitter.

Minister Rutte:

Wij knikken altijd voor elkaar.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

U knikt allebei. Het is fantastisch. En zo spontaan, geweldig! Maar ik heb een kritische vraag. Is het dan niet gek dat enerzijds minister Asscher met een code oranje waarschuwt voor de Oost-Europeanen die de regels ontduiken en dat anderzijds het aantal controles zo ver is gedaald? Het kwam net al even aan de orde in een interruptiedebatje met mevrouw De Vries.

Bij minister Opstelten is het andersom. Hij heeft bijna duizend agenten meer in dienst dan zijn bedoeling is. Die betaalt hij dan weer door te bezuinigen op het Openbaar Ministerie en het gevangeniswezen, waar ook weer grote problemen zijn. De staatssecretaris van Financiën snapt het wel. Hij erkent dat de Belastingdienst simpeler moet. Dat is een moedige stap waar mijn fractie volledig achter staat. Wij kijken uit naar de voorstellen.

Wij gaan ervan uit dat het niet bij de Belastingdienst blijft, want wij zien nog meer mogelijkheden. Ik neem aan dat de premier, die graag een kleinere overheid wil, hier serieus en met een open blik naar kijkt. Het legaliseren van de wietteelt levert bijvoorbeeld een bezuiniging op van 160 miljoen euro bij politie en justitie. Dat zijn zo'n 1.500 ambtenaren. Daarmee — dat zal ik ook tegen de PvdA zeggen — kun je heel wat illegale transporten controleren of fraudegevallen opsporen. Waarom durft het kabinet die stap niet aan? Hoe kijkt de premier aan tegen deze tegenstrijdige keuzes van het kabinet?

De Rekenkamer waarschuwt dat er de komende jaren veel ambtenaren nodig zijn om de uitgaven aan de decentralisatie te verantwoorden. Dit punt wisselde ik net al met mevrouw Schouten. Ik vraag mij af of dat eigenlijk wel de bedoeling is. Als je decentraliseert, laat je los. Wij willen dus niet gedetailleerd weten hoe gemeenten het doen, hoeveel euro ze precies steken in dagopvang of in taxivervoer. Belangrijk is natuurlijk wel dat gemeenten van elkaar kunnen leren en dat ook de Kamer inzicht krijgt in wat het effect van de besteding van ons belastinggeld is. Het is natuurlijk van belang om inzicht te houden in wat het effect is van die besteding is, want dat raakt aan de vraag of iets niet alleen rechtmatig, maar ook terecht is besteed. De Rekenkamer beveelt dan ook aan om een, zoals hij het mooi noemt, slim en slank informatiearrangement af te spreken. Het is niet echt jip-en-janneketaal, maar ik vraag toch hoe het kabinet dit gaat invullen. Wellicht scheelt dat heel wat ambtenaren in Den Haag.

De Rekenkamer heeft ook nadrukkelijk naar fraude gekeken. De kosten daarvan zijn jaarlijks 8 miljard. Dit zet de solidariteit onder druk. Mensen willen geen belasting betalen, als zij er niet op vertrouwen dat de overheid het geld goed besteedt. Daarom ben ik blij dat de motie van D66 voor de jaarlijkse frauderisicoanalyse is aangenomen. Wij gaan natuurlijk ervan uit dat het kabinet ook hier serieus werk van maakt. De brief van de Rekenkamer geeft op dit punt een aantal concrete aanbevelingen waarop wij het kabinet ook volgend jaar goed zullen controleren.

Niet alleen fraude zet de solidariteit onder druk, maar de animo om belasting te betalen verdwijnt ook als belastinggeld wordt besteed aan ineffectief beleid. Daarom maak ik mij zorgen over de evaluaties die het kabinet zelf uitvoert via beleidsdoorlichtingen. In 2013 voerde de overheid slechts 9 van de 21 geplande beleidsdoorlichtingen uit. Het is niet de eerste keer dat wij hierover spreken. Vorig jaar nog beloofde de minister van Financiën hier een verbeterslag, maar het spijt mij te moeten constateren dat hiervan niets terecht is gekomen. Kunnen wij afspreken dat hij nu wel de regie neemt en dit beter gaat doen en dat ministers tenminste een aparte brief sturen waarin zij motiveren waarom een beleidsdoorlichting vertraagd is? In deze context wil ik de kritiek van de Rekenkamer op de brede doeluitkering verkeer en vervoer in het bijzonder onder de aandacht brengen, omdat evaluatie hiervan ondertussen wel tijdig zou zijn.

Daarmee raken wij eigenlijk aan een algemener punt. Mensen vertrouwen erop dat de overheid haar eigen doelen haalt, zeker als zij ook anderen daarop toetst. Maar neem nu arbeidsgehandicapten. Terwijl het kabinet 125.000 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan een baan wil helpen, zijn bij de overheid minder jonggehandicapten in dienst dan in alle andere sectoren. Minister Asscher maakt zich terecht veel zorgen om de jeugdwerkloosheid, maar tegelijkertijd is de instroom van ambtenaren onder de 30 in vier jaar gehalveerd. In 2009 was nog een op de elf ambtenaren jonger dan 30 en in 2013 nog maar een op de zestien. Zo snel gaat de vergrijzing nu ook weer niet. Het ministerie dat wil dat de boetes op tijd worden betaald, laat zelf bijna een op de vijf rekeningen te lang liggen. Dat is vervelend voor het bedrijfsleven, maar het is eigenlijk onbegrijpelijk voor de mensen die dit horen. Ik geef het laatste voorbeeld. Terwijl minister Kamp door het hele land toert om overal windmolens neer te zetten, draait onze overheid op sjoemelstroom: grijze stroom, groengewassen in Noorwegen. "Sjoemelstroom" heet dat. Dat zijn waterkrachtcertificaten, die absoluut geen extra groene stroom toevoegen aan de hoeveelheid stroom die wij in Europa gebruiken, maar omdat Noorwegen niet meedoet met een Europees systeem, verkoopt het die aan de Europese Unie. De Noren gebruikten die waterkracht altijd al, maar nu plakken ze er een papiertje op en dat papiertje verkopen ze aan ons, zodat wij net kunnen doen alsof we extra groene stroom hebben gebruikt. Het voegt natuurlijk niet veel toe. Dat is sjoemelstroom: grijze stroom, groengewassen in Noorwegen. Het is niet uit te leggen.

Wat doe je eraan als je al dat soort dingen ziet? De Kamer heeft heel veel instrumenten: moties, grote projecten, parlementaire enquêtecommissies, we kunnen monitoren en meer informatie vragen, maar ik kwam tot de conclusie dat dit eigenlijk een kwestie is van cultuur. Dan helpt maar één instrument en dat is commitment. Ik ken deze premier als iemand van "afspraak is afspraak". Hij kan als geen ander invloed uitoefenen op de cultuur binnen zijn kabinet. Daarom wil ik graag iets met hem afspreken. Belooft hij zich hiervoor persoonlijk in te spannen? Wil hij dat commitment geven, zodat wij volgend jaar op Verantwoordingsdag samen met een grote glimlach kunnen constateren dat de overheid bij uitstek het goede voorbeeld geeft? Ik hoop natuurlijk daarop dadelijk een volmondig "ja" te horen.

Gaat er dan niets goed? Natuurlijk wel, want laten we niet vergeten dat de Rekenkamer 99,7% van onze uitgaven als rechtmatig beoordeelt. Complimenten daarvoor! Specifiek de complimenten aan de ministers van Buitenlandse Zaken, van Algemene Zaken en van Sociale Zaken, die volgens de Rekenkamer hun zaken goed op orde hebben. Ook de minister en de staatssecretaris van Volksgezondheid verdienen een compliment. Deze eeuw was de groei van zorguitgaven niet eerder zo laag als in 2013.

Over het Infrastructuurfonds heb ik nog wel een specifieke vraag, nu ik de minister van Financiën hier toch zie zitten. Die gaat over de formulering van de dekking van de problemen met de Fyra. Daar hebben wij regelmatig met elkaar over van gedachten gewisseld en de formulering in het jaarverslag bevreemdde mij toch wat. Het leek net alsof de NS toch niet die 119 miljoen voor haar rekening zou nemen. De minister kan mij ook op dat punt geruststellen dat dit nog steeds gaat gebeuren.

Complimenten dus over de rechtmatigheid van de bestedingen, maar ook een waarschuwing. Het kabinet moet laten zien dat het nog vol ambitie zit om Nederland klaar te maken voor de toekomst en dat het niet is uitgeregeerd. Alleen dan kunnen we volgend jaar weer een verantwoordingsdebat voeren met een missionair kabinet, opnieuw een volledig jaar met een eigen beleid.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij leren nog eens wat in een debat: sjoemelstroom. Ik ben weer helemaal bijgepraat. Het is toch mooi dat het verantwoordingsdebat aangeeft dat het over alles gaat en over de breedte van de rijksbegroting.

Hoewel wij dit debat uiteraard met het kabinet voeren, wil ik toch eerst graag de felicitaties geven aan de Algemene Rekenkamer voor het feit dat hij al 200 jaar lang de inkomsten en de uitgaven van het Rijk controleert en ook kijkt of het geld daar terechtkomt waar het voor bedoeld is. Hiermee is de Rekenkamer een onmisbare schakel in onze rechtsstaat en helpt hij ons als volksvertegenwoordigers ook om onze controlerende taak richting het kabinet vorm en inhoud te geven. De Rekenkamer voorziet ons ook regelmatig van waardevolle adviezen. Ik heb de deskundigheid van de leden van de Rekenkamer hoog zitten. Ik vind dan ook dat wij altijd goed naar deze adviezen moeten kijken. Het doel is om uiteindelijk dat te kunnen waarmaken wat we aan de burger beloven. Wat dat betreft, is het niet alleen het kabinet dat vandaag verantwoording aflegt. De Kamer zal dat dagelijks moeten doen en misschien vandaag een beetje in het bijzonder.

Het is niet alleen een feestje voor de Algemene Rekenkamer maar wellicht ook voor het kabinet. Het is namelijk de eerste begrotingscyclus die bijna geheel voor rekening van deze ministersploeg komt. Wij hadden natuurlijk al wat kaders bij het Lenteakkoord gezet, waar het kabinet-Rutte/Asscher nog een beetje op heeft geleund, maar laten wij zeggen dat dit de eerste echte begrotingscyclus is voor dit kabinet.

Dan ga je automatisch terugblikken. Bij die terugblik moest ik ook nog even denken aan het verantwoordingsdebat van vorig jaar. Toen hield de heer Zijlstra namelijk een heel visionair betoog over een eiland, een liberaal eiland in zijn geval. Het waren bijna profetische woorden, want het kabinet bleek inderdaad op een eiland te leven. Het kreeg al gauw door dat er een soort reddingsboei naar de vaste wal gelegd moest worden als het wilde realiseren wat het zich had voorgenomen. Die reddingstroepen zijn uiteindelijk uitgegooid. Ik geef ruiterlijk toe dat mijn partij een van de reddingsboeien was. Wij hebben die rol opgepakt, voornamelijk vanuit het idee dat wij hier met z'n allen verantwoordelijkheid dragen voor dit land. Daarom moeten wij hier bekijken of wij de voorgelegde plannen in onze optiek zodanig kunnen verbeteren dat ze het land dienen.

Maar wij zijn er nog niet. De crisis ligt volgens de minister van Financiën achter ons. Ik denk dat heel veel mensen nog de realiteit van elke dag ervaren, in die zin dat er geen werk is of dat er nog heel veel stappen gezet moeten worden naar een groenere, duurzamere en innovatieve economie. Op dat soort punten moeten wij nog flink wat slagen maken.

Daarmee kom ik op mijn hoofdpunt van het debat van vandaag. De overheid kan het niet alleen, zo wordt vanuit Den Haag vaak gezegd. Heel vaak is dat een dooddoener. Dat is jammer, want zo steekt het volgens ons ook in elkaar. Dit kabinet heeft de verwachting gewekt dat "samen met de samenleving" geen dooddoener zou zijn, maar dat het daar invulling aan zou geven. De Koning heeft immers onder de politieke verantwoordelijkheid van de premier in september 2013 in zijn troonrede mooie woorden over de participatiesamenleving gesproken: "Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatiesamenleving mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving."

Dat zijn prikkelende zinnen, vanwege de spanning tussen de tekortreductie en de waarden van de verzorgingsstaat. Omdat mensen nu wel gevraagd wordt verantwoordelijkheid te nemen, rijst onmiddellijk de vraag: was dat voorheen dan anders? Namen mensen destijds geen verantwoordelijkheid? Ze zijn ook prikkelend omdat je wilt weten wat dat dan betekent voor het kabinetsbeleid. Streeft het kabinet die participatiesamenleving dan na? En waar zien wij dat dan aan? Hoe zien wij die passage uit de troonrede terug in het beleid, zodat het geen dooddoener wordt? Om die reden heeft mijn fractievoorzitter inmiddels al maanden geleden een brief hierover gevraagd. Die brief — beter gezegd: dat briefje — is er inderdaad gekomen. Ik zal hier en nu maar vast zeggen dat die drie A4'tjes ons zeer teleurstelden. Waar is namelijk de samenhang in het beleid? Waar is de achterliggende visie?

Hoe verhoudt zich de Wmo, waarin eigen verantwoordelijkheden en taken die je opneemt ten behoeve van een ander expliciet in de considerans staan vermeld, met bijvoorbeeld belastingwetgeving? Of waar is de onderwijsvisie, waar de maatschappelijke stage uit verdwenen is? Vandaag hebben wij ook het leenstelsel weer horen langskomen. Waar is de bestuurlijke visie, indien die al aanwezig zou zijn in ons land? Immers, niet alleen zijn de waterschappen, die ooit de bakermat waren van democratie en burgerparticipatie in ons land, ver van de burger af komen te staan, ook de vele, steeds grotere gemeenten hebben de weg naar de burger bepaald nog niet gevonden en andersom. Hoe zit het met de visie van dit kabinet op burgerschap?

Er is dus alle reden om het debat over die participatiesamenleving binnenkort met volle kracht aan te gaan. Ik zou de voorzitter dan ook willen vragen of zij bereid is om dit debat nog voor de zomer te agenderen.

Ik kom bij de decentralisaties, een onderwerp dat op verzoek van de Kamer dit jaar extra aandacht heeft gekregen in de verantwoording door het kabinet en in het verantwoordingsonderzoek door de Algemene Rekenkamer. Mijn fractie had graag gezien dat ook de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij dit debat aanwezig zou zijn. Ik heb daar gisteren een verzoek toe gedaan bij de regeling van werkzaamheden, maar ik constateer dat het kabinet het niet nodig vond. Maar dit is het centrale thema dat het komende jaar zal gaan spelen. En hij is degene die ook de coördinerend bewindspersoon voor deze megaoperatie is, die door het kabinet terecht wordt bestempeld als de grootste ontwikkeling in het binnenlands bestuur in de laatste decennia. Mijn fractie vindt dat het hoog tijd is dat deze minister zijn focus verschuift van superprovincie naar supertransitie. Tot nu toe is de minister van BZK volledig onzichtbaar op dit belangrijke dossier.

Regie is nodig. De vraag is of de gemeenten er klaar voor zijn om alle taken op het gebied van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en arbeidsparticipatie op te pakken en of de Kamer in staat is om deze beleidsterreinen los te laten en de gemeenten daadwerkelijk de ruimte te geven.

De Algemene Rekenkamer is kritisch over dat proces en heeft hierover twijfels geuit. Hij pleit er onder meer voor om in het najaar nog eens goed te kijken of het proces goed verloopt en of bijstelling nodig is. Momenteel zijn er bij de verschillende departementen transitieautoriteiten die de voortgang monitoren, maar het zou wat ons betreft goed zijn om, een beetje naar analogie van wat de Algemene Rekenkamer zelf heeft gezegd, een tijdelijke onafhankelijke transitieautoriteit sociaal domein in te richten, onder regie van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op dit moment is een dergelijke autoriteit al werkzaam op het terrein van de jeugdzorg. Wat ons betreft verbreden we dat, omdat wij denken dat dat uiteindelijk alleen maar de invoering ten goede zal komen. Gemeenten zullen beter in de startblokken kunnen komen te staan en ze zullen dan wellicht de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Ook zaken waarvoor nog kuilen in en hobbels op de weg zijn, kunnen we dan misschien ook gemakkelijker oppakken.

Dit komt volgens ons juist een tijdige invoering — wat ons betreft staat die datum niet ter discussie — ten goede. Ik zou graag een reactie van de minister op dit punt willen krijgen. Ik heb ook gehoord dat mevrouw Van Veldhoven van de fractie van D66 een dergelijk voorstel heeft gedaan. Ik ben benieuwd naar de reactie van het kabinet op dat punt. Het gaat ons nog niet eens zozeer om hoe het precies vormgegeven wordt, als het maar dienstbaar is aan de hele transitie en aan de wijze waarop wij dat als Kamer en kabinet goed kunnen begeleiden.

Een ander punt waar ik nog de aandacht voor wil vragen is het budgetrecht.

De heer Van Hijum (CDA):

Als het gaat om de zorg over de decentralisaties zitten we, denk ik, inhoudelijk niet zo heel ver van elkaar af. Ik hoor mevrouw Schouten er ook een aantal vragen over formuleren. Sluit zij echter uit dat de rapportages die we over de voortgang van de voorbereidingen krijgen, tot de conclusie zouden kunnen leiden dat de invoering op 1 januari 2015 toch onverstandig zou zijn?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik zie en hoor heel veel gemeenten die juist blij zijn met de duidelijkheid die er nu is en dat ze weten waar ze aan toe zijn, welke budgetten ermee samenhangen en die ook, in meer of mindere maten — dat geef ik eerlijk toe — klaarstaan om die transitie ook daadwerkelijk door te voeren. Ik denk dat die gemeenten er totaal niet mee geholpen zouden zijn als er nu weer onduidelijkheid ontstaat wanneer een en ander ingaat. Ik geloof wel dat we ook moeten kijken of we mogelijke hobbels of kuilen, als die er zijn, kunnen helpen weg te nemen. We hebben dat bij de jeugdzorg al gezien, want daar is al een dergelijke transitieautoriteit ingevoerd die het proces kan ondersteunen. Ik meen dat dat de volgorde is. Laten we niet alvast denken aan uitstel, maar laten we eerst eens kijken hoe we al die zaken goed kunnen begeleiden.

De heer Van Hijum (CDA):

Mijn suggestie was ook niet om daarmee te beginnen. Het gaat hier echter niet alleen om de gemeenten, maar ook om 800.000 zorgbehoevenden. Ook de Rekenkamer noemt de vraag of de continuïteit van zorg gegarandeerd is een van de onzekerheden. Zo is er een aantal factoren waarvan ik me kan voorstellen dat een conclusie erover zou kunnen zijn dat invoering niet verantwoord is, als je ze op een rij zet en de opgetelde balans ziet. Dat hoeft echter niet zo te zijn; de conclusie kan ook zijn dat je een aantal aanpassingen moet plegen die tot een wel verantwoorde invoering kunnen leiden. Mijn vraag aan mevrouw Schouten blijft echter: waarom sluit zij het op voorhand uit? Als je dit proces kritisch volgt, zou je die ruimte toch moeten laten en zou het goed zijn om een beoordelingsmoment met elkaar af te spreken?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Die transities vinden op verschillende terreinen plaats. Nu wordt heel specifiek naar de zorg gevraagd. Ik constateer dat 2015 een overgangs- en implementatiejaar is. Een aantal dingen zal dan in een bepaalde mate ingevoerd worden, zodat die overgang goed gerealiseerd kan worden. Ik heb nog niet de overtuiging dat we nu al moeten denken in termen van uitstel, fasering of iets dergelijks. Laten we eerst benadrukken hoe we ervoor kunnen zorgen dat het proces nog beter verloopt dan nu al het geval zal zijn.

De heer Merkies (SP):

Laat ik het mevrouw Schouten dan anders vragen: weet zij zeker dat de gemeenten per 1 januari 2015 klaar zullen zijn voor de decentralisaties?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik kan die vraag ook omdraaien: is de heer Merkies er zeker van dat ze er niet klaar voor zullen zijn?

De heer Merkies (SP):

Maar ik stel de vraag ...

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat zei ik om aan te geven dat er nu heel erg van tevoren wordt gezegd dat gemeenten er niet klaar voor zullen zijn. Ik denk dat we ernaar moeten kijken hoe we ervoor zorgen dat die gemeenten er wel klaar voor zijn. Dat moet de primaire focus zijn, omdat niemand erbij gebaat is dat er steeds maar weer onduidelijkheid is over invoeringsdata, fasering en de vraag of we er al dan niet mee doorgaan. Laat ik het heel concreet maken. Ik ben ook woordvoerder Sociale Zaken. Voor wat nu de Participatiewet is — eerst was dat de Wet werken naar vermogen — heb ik heel veel gemeenten op bezoek gehad. Zij zeiden: inhoudelijk hebben we wellicht van alles aan te merken op de wet, maar wat ons heel erg in de wielen heeft gereden is dat we op het ene moment dachten dat de wet er wel kwam en het volgende moment dat hij er niet kwam. Geef nu gewoon duidelijkheid, zeiden de gemeenten ook, want dan weten we waar we aan toe zijn en waar we naartoe moeten. Ik denk dat dat centraal moet staan en wij ons er vooral op moeten richten dat we ervoor zorgen dat de gemeenten het ook daadwerkelijk kunnen gaan doen.

De heer Merkies (SP):

Ik kan mij de reden dat mevrouw Schouten die wedervraag aan mij stelde heel goed voorstellen. We hebben immers geen totaalinzicht. Mijn inschatting is inderdaad dat ze er niet klaar voor zullen zijn, maar wat dat betreft heb ik ook niet de wijsheid in pacht. Dan is het toch logisch dat we samen zeggen: laten we een onafhankelijke partij daarnaar kijken, met een evaluatiemoment in het najaar? Dat is toch alleszins een redelijk voorstel van de Algemene Rekenkamer? Dan kun je toch niet van tevoren zeggen: ze zullen sowieso klaar zijn? Uit die evaluatie zou immers kunnen blijken dat ze er voor 1 januari 2015 misschien niet klaar voor zijn.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het wordt bijna een soort semantische discussie over wat de Algemene Rekenkamer precies heeft gezegd. Ik heb bijvoorbeeld het interview met mevrouw Stuiveling in de NRC gelezen. Daarin zegt zij heel duidelijk dat zij niet voor uitstel is; zij pleit ervoor dat dit proces goed begeleid gaat worden. Laat ik toch maar weer het voorbeeld van de jeugdzorg nemen. Op enig moment zagen we dat er wat meer voetangels en klemmen aan zaten om de veranderingen in de jeugdzorg allemaal goed in te voeren. Daar is toen op gereageerd door een transitieautoriteit in het leven te roepen. Ik zeg dus niet dat je op je handen moet gaan zitten als je ziet dat er problemen ontstaan. Alleen, ik denk dat je dan alle energie erop moet richten om ervoor te zorgen dat die problemen worden opgelost. Daarmee wordt de duidelijkheid gecreëerd waar iedereen baat bij heeft.

Dan kom ik bij het budgetrecht. Dat is het recht waarmee het in meerderheid liberale parlement in de loop van de negentiende eeuw zijn staatsrechtelijke positie claimde tegenover het kabinet en de regering. Ik hoor minister-president Rutte nu zeggen "liberale parlement", maar ik zei: het in meerderheid liberale parlement. Het innemen van een positie is echter niet hetzelfde als een positie behouden.

De laatste jaren heb ik een steeds unheimischer gevoel gekregen bij de vraag hoe wij als Kamer het budgetrecht tegenover het kabinet hoog houden. Formeel zit het goed: we keuren een begroting goed of af. Materieel echter zijn er steeds meer beperkingen. Inmiddels valt nog maar 44% van de collectieve uitgaven onder het budgetrecht van de Kamer. Ik denk daarbij aan de versterking van de EMU, die volgens de Raad van State gevolgen heeft voor het budgetrecht van de Kamer. Ik denk aan de vele onderwerpen waarover de Algemene Rekenkamer ons in november vorig jaar informeerde in relatie tot een bezinning op de Comptabiliteitswet. Ik denk ook aan mijn eigen motie over het onder de wet brengen van de premiegefinancierde uitgaven, waar de commissie voor Rijksuitgaven overigens ook nog waardevolle inzichten aan heeft gewijd; ik dank haar daarvoor. Ik denk aan de heel oude ergernis dat het reserveren van geld bij een begrotingsamendement, desondanks ruimte laat aan de minister om dat geld niet aan het doel uit te geven waarvoor het bestemd was.

Ik denk ook aan de manier waarop ons budgetrecht materieel wordt ingeperkt door een steeds groter deel van de begroting onder het deel "juridisch verplicht" te brengen, waardoor het dus, tenzij je het politiek heel hard speelt, niet voor amendering beschikbaar is. Ik wil dit onder de aandacht brengen van de minister, maar vooral ook van onszelf. Ik doe hierbij dan ook een voorstel aan onszelf om de commissie voor de Rijksuitgaven in samenwerking met het BOR nog eens goed te laten bekijken hoe wij de parlementaire positie inzake het budgetrecht kunnen versterken. Ik zal hierop in mijn tweede termijn terugkomen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil mij allereerst aansluiten bij de complimenten die de ChristenUnie gaf aan de Algemene Rekenkamer. Ook voor mij is het een leerzame middag, omdat ik niet wist dat de Rekenkamer dit al 200 jaar doet. Zo zie je maar weer: als je wat mensen uit gemengde commissies bij elkaar zet, kan het voor de Kamerleden weer een nieuw en leerzaam debat zijn.

De regering bestuurt, en legt elk jaar verantwoording af over de manier waarop zij dat gedaan heeft. Nu elke onderwijzer, thuishulp of huisarts tot in detail moet vastleggen wat hij doet, wat het kost en of het resultaat heeft, vindt GroenLinks het uiteraard essentieel dat de regering dat ook doet. Daarbij gaat het niet om goede bedoelingen of intenties; bij verantwoording afleggen gaat het om wat je bereikt hebt. Ik denk nog even aan mijn interruptiedebatje met de heer Nijboer. De intenties van deze regering op het gebied van schone energie zijn er. GroenLinks wil meer, maar die intenties zijn er. De realisatie loopt daar echter ver bij achter, en daar gaat dit debat over.

Toen de regering doorhad dat het haar ontbrak aan een meerderheid in de Eerste Kamer is het ene na het andere akkoord gesloten. Daar is vanmiddag al herhaaldelijk aan gerefereerd. Graag hoor ik van het kabinet of het met GroenLinks vindt dat daardoor het afleggen van verantwoording ingewikkelder en minder eenduidig is geworden.

Er zijn vandaag eigenlijk drie argumenten over tafel gegaan waarom het afleggen van verantwoording lastiger wordt. Het eerste argument kwam naar voren in een interruptiedebatje over de rechtmatigheid. Daar heeft de Algemene Rekenkamer ook een aantal opmerkingen over gemaakt en daarop hoor ik dus graag een reactie. Het tweede argument werd door mijn collega van de ChristenUnie beter uitgelegd dan ik dat kan. Het derde argument is het volgende. Als je een heleboel zaken wegzet in akkoorden met maatschappelijke partners, wordt het lastiger voor de Tweede Kamer om controle uit te oefenen en lastiger voor de regering om verantwoording af te leggen, omdat er met regelmaat gezegd wordt, zoals bijvoorbeeld bij het energieakkoord: ja, dat ligt aan VNO-NCW. Of: dat ligt aan de provincies; daar kunnen wij niets meer aan doen. Of: de milieubeweging heeft hiermee ingestemd.

Ik zou dus graag een reflectie van het kabinet willen op die drie punten. Hoe kijkt het kabinet aan tegen een heldere verantwoording en tegen de controletaak van de Tweede Kamer daarop? Ook is bijvoorbeeld genoemd de hoeveelheid geld waar wij nog naar kijken. De VVD is erg blij dat het steeds minder wordt. Mevrouw Schouten noemde de 44% waarnaar de Kamer nog kan kijken. Dat is toch aan de krappe kant.

Het regeerakkoord heeft drie pijlers, die GroenLinks heeft beoordeeld: houdbare financiën, duurzame groei en eerlijk delen. De eerste pijler is in ons oordeel heilig verklaard en de andere twee pijlers zijn daarvan in meerdere of mindere mate de dupe geworden. Hoe verhoudt bijvoorbeeld de hoge werkloosheid zich tot duurzame groei? Hoe verhoudt de toegenomen ongelijkheid zich tot eerlijk delen? En hoe verhouden de half miljoen huishoudens met problematische schulden — de SP meldde dat ook al — zich tot de houdbare overheidsfinanciën? Uit de cijfers blijkt nergens welk deel van onze economie onder duurzame groei of duurzame economie geschaard wordt. Het kabinet heeft even de tijd gehad om erover na te denken, en misschien kan de minister of de minister-president mij een heldere definitie geven van wat het kabinet verstaat onder duurzame groei en gewone, ouderwetse, fossiele groei.

Eerst wil ik echter, net als andere woordvoerders, stilstaan bij een zeer belangrijke conclusie uit de verantwoordingsstukken, namelijk de grote zorgen die de Algemene Rekenkamer heeft geuit over het overhevelen van taken naar de gemeenten. Net als de Algemene Rekenkamer maakt GroenLinks zich grote zorgen over deze overheveling. Gaat de minister alle aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer overnemen? Zo nee, waarom niet? En wanneer zullen de overgenomen aanbevelingen geïmplementeerd zijn? Meerdere woordvoerders hebben de aanbevelingen al genoemd: het instellen van één transitieautoriteit, een extra beoordelingsmoment in het najaar, enz. De aanbevelingen zijn zeker bij het kabinet bekend. Wij hebben het bij deze decentralisaties over de meest kwetsbare mensen in onze samenleving. Het zijn mensen die zijn aangewezen op dagbesteding, jeugdzorg of werken in een sociale werkplaats. Het advies van de Algemene Rekenkamer is het zoveelste signaal dat het dreigt mis te gaan met de overheveling van deze taken. Waarom maakt het kabinet dan niet heel veel meer werk van de aanbevelingen van de Rekenkamer? Het was nota bene een aanbeveling van de commissie-Dijsselbloem om bij dit soort majeure operaties een uitvoeringstoets vooraf te doen. Graag een reactie op dit punt. Die reactie zal er ongetwijfeld komen, omdat het veelvuldig aan de orde is gesteld.

Als je duurzaamheidswoordvoerders bij een debat hebt, komt het onderwerp misschien wat uitgebreider aan de orde dan bij andere verantwoordingsdebatten. In 2013 is Nederland weer niet vooruitgekomen met het opwekken van schone energie. Met CO2-uitstoot bungelen wij onderaan in Europa. Ik zou eigenlijk moeten zeggen dat wij een van de grootste uitstoters in Europa zijn. Met schone lucht halen wij de normen niet die Nederland zelf in Europa heeft afgesproken. Wij hebben met regelmaat om uitstel gevraagd.

In eerdere verantwoordingsdebatten heeft GroenLinks er een punt van gemaakt dat het weer niet gelukt is om het geld dat gereserveerd is voor schone energie, daar ook daadwerkelijk voor in te zetten. De regering, maar vooral coalitiepartner PvdA, roept met regelmaat heel hard in de media hoeveel miljarden er wel niet beschikbaar zijn voor schone energie, maar vervolgens wordt dat bedrag niet geheel uitgegeven. Hoe kijkt het kabinet daartegen aan? Hoe gaat men ervoor zorgen dat deze middelen, die bestemd zijn voor schone energie, daar ook daadwerkelijk aan uitgegeven worden? Moties van GroenLinks om deze vrijval wel te besteden aan de schone-energieambities, worden stelselmatig ontraden door de regering en vinden onvoldoende steun in deze Kamer. Waarom is dat zo? Het Deltafonds is ingericht om de gevolgen van klimaatverandering in Nederland op te vangen. Daar wordt op gekort, terwijl er geld overblijft op andere plekken waar wij proberen om meer schone energie te produceren, hetgeen ook een positief effect kan hebben op het opvangen of voorkomen van klimaatverandering. Ik zou graag van het kabinet horen of deze vrijval wederom gebruikt is om ambtenarensalarissen aan te vullen of dat het geld naar de algemene middelen is gegaan. De vorige keer is het gebruikt voor ambtenarensalarissen op het VROM-deel van EZ. Op deze wijze komen wij niet in de buurt van de energiedoelstellingen die dit kabinet ondersteunt.

Ik kom op de kinderopvang. De meevaller daarop leek opvallend hoog. Als simpele duurzaamheidswoordvoerder las ik in de kranten dat er een meevaller van een miljard zou zijn bij Sociale Zaken. Het leeuwendeel daarvan zou bij de kinderopvang vandaan komen. Vandaag blijkt uit de Voorjaarsnota dat het om een meevaller van 100 miljoen gaat. Wij willen horen hoe hoog de meevaller precies is. Waar zit de rest van de meevaller? De Rekenkamer concludeert dat onduidelijk is welk deel van de afname in het gebruik van kinderopvang komt door bezuinigingen en welk deel veroorzaakt wordt door conjuncturele ontwikkelingen. Om hier zicht op te krijgen gaat het SCP een onderzoek doen. Als blijkt dat minder mensen kinderopvang gebruiken vanwege de bezuinigingen, is het kabinet dan bereid een groter deel van die meevaller daar weer voor in te zetten? Graag een reactie op dit punt.

Ik kom nog even terug op die duurzame groei.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De Algemene Rekenkamer heeft wel meer geconcludeerd ten aanzien van de kinderopvang. Ik weet niet of mevrouw Van Tongeren dat ook gelezen heeft. Hij heeft onder andere geconcludeerd dat er eigenlijk veel te veel belastinggeld naar de kinderopvang gaat door de manier waarop deze opvang vormgegeven is. Deelt mevrouw Van Tongeren die mening?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat er veel te veel belastinggeld naar de kinderopvang gaat, is nogal een brede stelling. Ten opzichte van wat? Als je visie op de maatschappij is dat vrouwen — de zorg voor kinderen komt helaas toch nog vaak op de vrouw neer — volledig moeten kunnen deelnemen aan het arbeidsproces, zou je kunnen zeggen dat kinderopvang een basisvoorziening moet zijn. De basisschool is immers ook een basisvoorziening. GroenLinks zou veel liever zien dat er aaneensluitende dagarrangementen zijn voor kinderen. Nu heb je aparte voorschoolse opvang. Vervolgens zit een kind een tijdje op school, wat door iedereen wordt betaald, daarna is er weer een ander arrangement tijdens de lunch, dan weer de school die door iedereen wordt betaald en tot slot naschoolse opvang of kinderopvang. Dat vinden wij ten principale een wat rommelige manier van doen. Wij zouden daar graag een ander arrangement voor hebben.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat onze visies daarop uiteenlopen, lijkt me niet onbekend. Het gaat er echter om dat de Algemene Rekenkamer stelt dat de manier waarop de kinderopvang is vormgegeven onnodig veel geld kost. Je moet voor 52 weken afnemen en hebt daar geen flexibiliteit in. Daardoor worden de kosten kunstmatig hoog gehouden, wat uiteindelijk in de kinderopvangtoeslag terugkomt. Het is een heel concreet punt dat de Algemene Rekenkamer aanwijst en waarvan hij zegt dat daar geld verloren gaat, wat niet nodig is. Is de fractie van GroenLinks bereid om daar kritisch naar te kijken? Dat hoeft niet zozeer omdat ik dat vanuit mijn politieke visie zo vind, maar omdat de Algemene Rekenkamer, een onafhankelijk instituut, dit constateert.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat ligt heel erg aan je visie. Wat moet de markt leveren en welke voorzieningen vind je zo belangrijk dat je die uit algemene middelen wil bekostigen? Mevrouw Schouten kan haar hoofd schudden en glimlachen, maar dat is wel mijn mening. Een hele tijd is kinderopvang gesubsidieerd geweest, zeker voor de lage en de lage middeninkomens. Vervolgens zou het een volledig betaalde voorziening worden.

Als je kinderen een fatsoenlijke dagindeling wilt geven, is het in onze visie niet goed dat de markt het ene stukje doet en de overheid het andere stukje. De marktwerking in de kinderopvang, die uitgaat van de vraag of investeerders erin durven te investeren in plaats van de vraag wat in het belang van het kind is, stuit GroenLinks tegen de borst. Bij de lagere school kun je toch ook niet zeggen dat je maar 30 weken onderwijs voor je kind afneemt? Waarom zou je dat bij opvang wel doen? Het Scandinavische model waarbij je een complete dag hebt en er gekeken wordt naar het ritme van de kinderen ..., maar ik begrijp van de voorzitter dat we niet het hele kinderopvangdebat gaan overdoen.

De voorzitter:

Dat was inderdaad niet de bedoeling.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

GroenLinks kijkt daar dus redelijk fundamenteel anders tegenaan. Ik neem aan dat dit bij de fractie van de ChristenUnie bekend is.

Van de kinderopvang ga ik terug naar de duurzaamheid. In een interruptiedebatje met het CDA hadden we het over de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over biomassa en co-vergisters. Ik ben benieuwd naar de reactie van het kabinet hierop. Als niet gegarandeerd kan worden dat er in de co-vergisters geen verboden stoffen worden verbrand, is het kabinet dan bereid om de subsidie stop te zetten totdat we zeker weten dat het echt helpt om duurzamer te worden?

Een andere opmerking van de Rekenkamer is dat het begrip innovatie overal verschillend gebruikt wordt en dat daardoor niet te controleren is of het werkt. Ik zie dat het kabinet zich nu buigt over de definitie van innovatie op de mobiele telefoon. Wellicht kunnen we er straks een reactie op krijgen, want GroenLinks denkt namelijk dat innovatiegeld moet worden ingezet voor nieuwe ideeën, vergroening en voor verduurzaming. Op die manier kom je tot de groene economie. Onze jongens en meiden op de tu's doen de ene na de andere ontdekking, die vervolgens in Nederland nauwelijks werkgelegenheid of geld opleveren en vaak over de grenzen pas een kans krijgen.

Ik zie de minister verbaasd kijken, dus ik geef een voorbeeld. Ephicas is een inventie van de TU Delft. Dat zijn de zijkanten van vrachtauto's. Er wordt luchtvaarttechniek gebruikt om brandstof te besparen. Waar komt dat op de markt? In België. In Nederland is dat niet voor elkaar te krijgen. Ik heb er vier jaar aan getrokken. Ik heb onze minister van Infrastructuur elk jaar op drie of vier innovaties geattendeerd. Wij hebben één leverancier. Die heet volgens mij Peter Bakker, rijdt rond in Noord-Holland en heeft er op eigen kosten drie neergezet. Het wordt niet verbreed in Nederland.

De voorzitter:

Niet te veel naar de minister van Financiën kijken!

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Nee?

De voorzitter:

Dan wordt hij te veel afgeleid.

Gaat u afronden?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik probeer op alle plekken informatie te delen, want je weet nooit of er later wat mee gebeurt.

Voorzitter. Dat was het wat betreft Economische Zaken. Ik ga nu verder met Veiligheid en Justitie. Traditiegetrouw is de beleidsverantwoording toch een beetje een rommeltje op Veiligheid en Justitie. De Algemene Rekenkamer constateert verbeteringen, maar ik citeer: Het is minder slecht, maar nog altijd niet goed genoeg. Wanneer wordt het beter? De vele toezeggingen op dat terrein zijn niet gerealiseerd en vooral ten aanzien van de gesubsidieerde rechtsbijstand vindt de Algemene Kamer het opmerkelijk dat de staatssecretaris niet weet of gesubsidieerde rechtsbijstand toegankelijk is voor iedereen die het nodig heeft en die er recht op heeft. Snelheidshalve sluit ik aan bij de opmerking van D66 over het legaliseren van wiet.

Ik heb al een paar opmerkingen gemaakt over de meest kosteneffectieve maatregelen om de CO2-uitstoot van auto's te vermijden. Ik ben zelf een voorstander van het aanmoedigen van elektrisch vervoer, maar ik krijg toch graag een antwoord van het kabinet op de vraag waarom de allergoedkoopste en enorm effectieve maatregel, 130 afschaffen en teruggaan naar 120 in combinatie met een gedragscursus voor Het Nieuwe Rijden, niet wordt genomen. Die schone auto's leveren alleen de resultaten uit de testen op als de chauffeur het product, die schone auto, ook op een fatsoenlijke wijze gebruikt. We subsidiëren nu wel die auto's, maar dat levert natuurlijk nog steeds niets op als er als een gek mee wordt gescheurd.

De voorzitter:

Gaat u afronden? U bent eigenlijk al door uw tijd heen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik doe enorm mijn best, voorzitter.

Ik heb nog één vraag over de bijstand, omdat wij niet begrijpen hoe er geld over kan zijn. Ik begrijp dat als duurzaamheidswoordvoerder al helemaal niet. Klopt het dat de helft van de meevaller van het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit de budgetten van de bijstand komt? Als dat zo is, kan de minister dan bevestigen dat steden als Amsterdam met tientallen miljoenen worden gekort op hun bijstandsbudgetten? Wat ik al helemaal niet begrijp, is hoe je geld kunt overhouden op de budgetten voor de bijstand als het aantal mensen in de bijstand alleen al het afgelopen kwartaal met 13.000 is gestegen.

De voorzitter:

U moet nu echt gaan afronden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter, ik ben echt bezig met mijn laatste blaadje.

Wat GroenLinks betreft krijgt de omslag naar een echt duurzame economie topprioriteit van dit kabinet. Een echt duurzame economie zorgt voor meer duurzaam werk in eigen land, zorgt ervoor dat problemen niet op toekomstige generaties worden afgewenteld, zorgt ervoor dat er niet achterovergeleund wordt op de fossiele resultaten uit het verleden en staat voor groene innovatie. Het is een economie die ruimte biedt aan de talenten van iedereen …

De voorzitter:

Dankjewel.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

… en zorgt voor de behoeften van alle Nederlanders.

De voorzitter:

Op mijn lijst staat nu de heer Klein van 50PLUS. Ik zie hem niet in de zaal en daarom geef ik nu het woord aan de heer Bontes van de Groep Bontes/Van Klaveren.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. 2013 was een rampjaar. De economie kromp. De belastingen gingen door het dak. We zagen een faillissementenrecord en de werkloosheid groeide tot gemiddeld 650.000 mensen. Er is sprake van massawerkloosheid. Dit kabinet maakt Nederland niet sterker, maar zwakker. Het is tijd voor verandering. Het is tijd voor een welvaartsrevolutie. Wat Nederland meer dan ooit nodig heeft, is grootschalige lastenverlichting. Door de belastingen drastisch te verlagen zal de economie en het aantal banen fors groeien.

Precies een eeuw geleden werd in ons land de inkomstenbelasting geïntroduceerd. Wat zou er mooier zijn dan exact 100 jaar later de omvang van die belasting, in feite een boete op werken, enorm terug te brengen? Mijn fractie pleit voor een vlaktaks van 22% met een belastingvrije voet van €15.000. Iedereen wordt daar rijker van, ook de minima. Nettolonen zullen spectaculair toenemen. Mensen houden veel meer geld over in hun portemonnee. Deze vlaktaks kan worden ingevoerd zonder dat het de overheidsfinanciën per saldo raakt. Het toeslagencircus kan in het vlaktaksstelsel immers worden opgedoekt. Een vlaktaks zorgt dus niet alleen voor lagere lasten maar ook voor een eenvoudiger belastingstelsel. Toeslagenfraude zal tot het verleden behoren.

Wij willen niet alleen een lage vlaktaks, wij willen ook de btw verlagen. Wij staan voor één uniform btw-tarief van 15%. Ook deze wijziging kan budgetneutraal worden doorgevoerd. De koopkracht zal fors toenemen, de economie zal weer floreren. Nederland zal weer welvarend worden.

Naast veel lagere belastingen staan wij voor veel meer veiligheid. Veiligheid is de kerntaak van de overheid. Waar linkse partijen zoals de Partij van de Arbeid, de SP en de PVV honderden miljoenen op veiligheid bezuinigen, willen wij maar liefst 6 miljard in onze veiligheid investeren.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik dacht even dat ik in een aflevering van Van Kooten en De Bie was beland: hoge lonen, lage huren, onbelaste overuren. Maar dit is een serieus debat. Ik zou dus toch willen vragen waaruit deze lage belastingen, met een belastingvrije voet van €15.000 én een btw-verlaging, worden gefinancierd en wie daarvoor dan opdraait. Wil de heer Bontes de AOW afschaffen of het onderwijs door iedereen zelf laten betalen? Waaruit wil hij het financieren?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Laat ik vooropstellen dat bijvoorbeeld een vlaktaks van 22% is doorgerekend door gerenommeerde economen. U helpt mee dit land naar de donder te helpen. De werkloosheid is nog nooit zo hoog geweest. De plannen waarmee wij komen, worden allemaal doorgerekend. Ik garandeer u — ik hoop u gerust te stellen, mijnheer Nijboer — dat er een certificaat, een handtekening van het Centraal Planbureau onder komt. Het is niet zomaar een luchtballon, dit zijn concrete plannen, waarmee je Nederland welvarend maakt. Als u dit land op de been wilt helpen of wilt herstellen, zou u hier beter naar moeten luisteren in plaats van er de gek mee te steken. Er zijn ook andere meningen dan het nivelleringsfeest van de Partij van de Arbeid.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik zie daar met interesse naar uit. De heer Bontes zegt: wij gaan de belastingen met 30% verlagen, van 52% naar 22%. Het zou dan toch aardig zijn als een tipje van de sluier werd opgelicht: waaruit wordt dat gefinancierd? Gaat hij geen wegen meer aanleggen? Defensie afschaffen?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik zal een toelichting geven ...

De heer Nijboer (PvdA):

Geen WW-uitkeringen meer verstrekken? Waaruit gaat dat gefinancierd worden?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik zal een toelichting geven.

De voorzitter:

Mijnheer Bontes, u moet wachten tot u aan de beurt bent. Ga uw gang.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Wij zullen dat onder andere doen door dat hele toeslagencircus af te schaffen. Als je zo'n lage inkomstenbelasting hebt, is dat niet meer nodig. Daar beginnen we dus al mee. Ontwikkelingshulp is geld storten in een bodemloze put. We spreken daarbij wel over 4 miljard. De EU-bijdrage kan duidelijk naar beneden. Dan kom je al aan enorme bedragen. Op de zorg zullen wij verder moeten bezuinigen. Als wij zo doorgaan, zal over een aantal jaren, voor de volgende generaties, de helft van het inkomen van een gemiddeld gezin opgaan aan zorg. Wij zullen daarin dus moeten snijden, ook in het basispakket, ook in de overhead. Als je dat allemaal uitwerkt en doorrekent, kom je gewoon op een financiering van deze vlaktaks. Dan gaat dat mogelijk worden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Nogmaals, door gerenommeerde economen berekend, en nogmaals, het Centraal Planbureau gaat dat absoluut goed beoordelen. Daar zijn wij van overtuigd. Wij proberen het land welvarender te maken. Daar werd een beetje de gek mee gestoken, maar hoe zouden burgers kijken naar de Partij van de Arbeid, vraag ik me dan af.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Oké, dank u wel.

Voorzitter. Wij willen niet alleen een lage vlaktaks maar ook de btw verlagen. Wij staan voor één uniform btw-tarief van 15%. Ook deze wijziging kan budgetneutraal worden doorgevoerd. De koopkracht zal fors toenemen, de economie zal weer floreren, Nederland zal weer welvarend worden. Dat is de boodschap.

Naast veel lage belasting, staan wij voor veel meer veiligheid. Veiligheid is dé kerntaak van de overheid. Waar linkse partijen als de Partij van de Arbeid, de SP en de PVV honderden miljoenen op veiligheid bezuinigen, willen wij maar liefst 6 miljard in onze veiligheid investeren. Wij willen 1 miljard extra voor de politie en 5 miljard extra voor Defensie. Er moet een einde worden gemaakt aan het opheffen van onze krijgsmacht. Nederland moet zich houden aan de NAVO-afspraak om minstens 2% van het nationaal inkomen te besteden aan Defensie. De crisis in Oekraïne en de toenemende terreurdreiging wijzen ons op de feiten. Ook in deze tijd is een sterk leger van het allergrootste belang. Wij mogen onze veiligheid nooit in de waagschaal stellen.

Wij staan ook voor een veel strenger immigratiebeleid. Vorig jaar kwamen er in ons land maar liefst 162.000 immigranten bij; 162.000. Dat is een stad zo groot als Nijmegen, onze tiende stad. Mensen die voor onze samenleving een economische meerwaarde hebben, zijn wat ons betreft al dan niet tijdelijk welkom. Mensen die niets toevoegen, houden wij echter graag buiten de deur. De integratieproblemen zijn al veel te groot. Nederland is helaas niet meer de baas over zijn eigen grenzen. Ronald Reagan zei ooit: een land dat zijn grenzen niet meer kan controleren, is eigenlijk geen land meer. Zoals zo vaak had Reagan gelijk. Daarom pleiten wij voor een zogenoemde "opt-out" voor Nederland. Niet Brussel maar wijzelf moeten de baas zijn over onze eigen grenzen. Immigratiebeleid is geen taak voor de Europese Unie. De EU zou moeten worden omgevormd tot een nieuwe, moderne Europese economische gemeenschap. Wij zeggen: economische samenwerking ja, Europese superstaat nee.

Ik rond af. Nederland snakt meer dan ooit tevoren naar lage lasten, een kleine overheid, meer veiligheid, geen kansloze immigratie en minder bemoeienis uit Brussel. De fractie-Bontes/Van Klaveren zet zich daar elke dag keihard voor in.

De heer Merkies (SP):

De heer Bontes roept van alles over veiligheid. Laat ik hem één vraag stellen. Ik neem aan dat hij zich beroept op Keuzes in kaart, ons verkiezingsprogramma. Weet hij nog wat de PVV wilde bezuinigen op veiligheid en wat de SP wilde bezuinigen?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat weet ik nog. De PVV wilde 500 miljoen bezuinigen op veiligheid, dat klopt. Ik vond dat zeer pijnlijk. Nu ben ik een eenmansfractie en kan ik de veiligheid versterken en verstevigen. Ik behoor trouwens tot een tweemansfractie. Misschien wordt het nog meer.

De heer Merkies (SP):

Van de SP weet de heer Bontes het duidelijk niet. Dat was de helft.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat was de helft: 250 miljoen.

De heer Merkies (SP):

Maar goed, dit is wel waar de heer Bontes mee heeft ingestemd. De heer Bontes heeft met een tweemaal zo grote bezuiniging op veiligheid ingestemd als de SP voorstelde.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Als je in een fractie zit, moet je helaas compromissen sluiten en water bij de wijn doen. Veiligheid heeft bij mij altijd hoog op de agenda gestaan. Ik maak geen deel meer uit van de PVV en kan dus met nieuwe plannen komen. De PVV verkocht zichzelf altijd als law-and-orderpartij maar bezuinigde er wel een half miljard op. Ik ben daar vrij en los van dus ik kan dat anders inkleden. Dat is toch volstrekt duidelijk? Dit lijkt mij een overbodige vraag van de heer Merkies. Hij probeert te verdoezelen dat hij zelf 250 miljoen euro wilde bezuinigen op veiligheid. Dat is de SP.

De heer Merkies (SP):

Ik werd hier aangevallen. De heer Bontes wist het niet. Hij riep maar wat en ik moest hem zelf vertellen hoe hoog het was.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik ben begonnen met de PVV. De heer Merkies vroeg wat de PVV wilde bezuinigen in de doorrekening van het verkiezingsprogramma door het Centraal Planbureau. Ja, dat wist ik. Ik heb dat gezegd en later kwam de heer Merkies nog even snel zeggen dat de SP 250 miljoen minder wilde dan de PVV. Ga dan niet de feiten omdraaien!

De voorzitter:

Wij zijn hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt van 18.28 uur tot 19.34 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de beantwoording van de regering in de eerste termijn van het verantwoordingsdebat 2013.

Het woord is aan de minister-president.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor alle vragen en opmerkingen in eerste termijn. Het is goed om aan het begin van dit jaarlijkse verantwoordingsdebat vast te stellen dat het economisch herstel in de loop van 2013 lijkt te zijn ingezet. Het is nog pril. De laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek laten zien dat wij er nog lang niet zijn. Wij zien wel dat een aantal onderliggende indicatoren — ik noem export, consumentenvertrouwen en bedrijfsinvesteringen — op groen staan en dat is positief. Het geleidelijk terugkerende vertrouwen van bedrijven en consumenten vraagt om een stabiele en herkenbare koers. Het is mede dankzij de constructieve opstelling van fracties in de Kamer — dit zijn uiteraard de coalitiefracties, maar ook fracties buiten de coalitie — dat het kabinet in 2013 uiteindelijk een aantal grote stappen heeft kunnen zetten om de drie hoofddoelen te realiseren. Ik heb daarvoor grote waardering, want zo brengen wij Nederland verder. Wij doen dat door de overheidsfinanciën op orde te brengen, door te hervormen, door de structuur van onze economie te versterken, door iedereen in de beweging mee te nemen en door een goed sociaal vangnet overeind te houden en te voorkomen dat mensen door het ijs zakken.

Het EMU-saldo is in 2013 voor het eerst sinds vijf jaar weer onder de 3% beland. In oktober heeft het kabinet met de fracties van D66, de ChristenUnie en de SGP afspraken kunnen maken over de begroting 2014. Dit betekent niet dat wij er zijn, want ook in 2013 gaven we nog steeds 15 miljard meer uit dan er binnenkwam. De komende jaren is de begroting naar verwachting ook nog niet in evenwicht. Wij zien wel dat herstel van het tekort binnen bereik begint te komen. Het kabinet had dit bij het aantreden ook voorzien. Het jaar 2013 heeft verder in het teken gestaan van het voorbereiden van grote hervormingen op de woningmarkt, op de arbeidsmarkt, op het terrein van pensioenen, op de terreinen van onderwijs, zorg en duurzame energie, maar vooral ook in het sociale domein, waar drie grote decentralisaties op stapel staan die zorg en werk dichter bij de mensen organiseren.

Het kabinet heeft het afgelopen jaar gezocht naar draagvlak voor deze hervormingen, naar een draagvlak in de samenleving, maar uiteraard ook hier in het parlement. Ik ben verheugd dat dit ertoe heeft geleid dat sommige hervormingen, zoals op de woningmarkt en gisteren nog op het terrein van de pensioenen, inmiddels goedkeuring van het parlement hebben gekregen. Andere voorstellen zijn hier in de Tweede Kamer behandeld en worden op korte termijn besproken in de Eerste Kamer.

Tegen de achtergrond van al die ontwikkelingen moet het mij van het hart dat de allerbelangrijkste prioriteit voor deze coalitie, voor Lodewijk Asscher, mijzelf en het hele kabinet, herstel van werkgelegenheid is oftewel het bestrijden van de werkloosheid. Die is in 2013 verder opgelopen en ook dit jaar loopt die nog verder op. Het kabinet heeft veel gedaan om de werkloosheid op korte termijn te beperken, vooral onder specifieke groepen zoals jongeren, maar uiteindelijk is het voor het aantrekken van de werkgelegenheid noodzakelijk dat er nieuwe economische groei komt. Er moet groei zijn die structureel is. Ook daarom is het van belang om koers te houden en de fundamenten onder onze economie verder te versterken.

Dit was bij wijze van inleiding. Zoals u ziet, zullen de minister van Financiën en ik vanavond samen het debat voeren met uw Kamer. Een aantal fracties heeft gisteren ook gevraagd om de aanwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, omdat hij coördinerend bewindspersoon is voor de drie grote decentralisaties waar wij op dit moment aan werken in het sociale domein. Hij is echter verhinderd en met een goede reden, want vandaag vindt De Decentralisaties Dag plaats in Den Bosch. Dat is een grote bijeenkomst over de drie decentralisaties in het sociale domein, bedoeld niet alleen ter informatie, maar ook ter ondersteuning van gemeenten. Minister Plasterk is vanmiddag en ook vanavond aanwezig bij deze bijeenkomst om daar vanuit zijn coördinerende taak voor de drie decentralisaties toe te lichten wat de laatste ontwikkelingen zijn. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat u dat toejuicht. Vandaar dat de minister van Financiën en ik zullen proberen om de vele vragen ook over dit onderwerp zo goed mogelijk te beantwoorden, omdat de coördinerend minister op dit moment zijn werk aan het doen is.

Ik kan u verklappen dat de minister van Financiën het leeuwendeel van de beantwoording voor zijn rekening zal nemen. Hij doet dat van harte. Ik zal ingaan op enkele concrete vragen over de fraude. De vragen van mevrouw Schouten over de participatiesamenleving komen naar ik aanneem nader aan bod als wij er nog een afzonderlijk debat over voeren met uw Kamer, zoals zij ook vroeg. Ik laat die opmerkingen over de participatiesamenleving nu onbesproken. Die komen terug als wij met elkaar komen te spreken over dat onderwerp.

Laat ik beginnen met in te gaan op een vraag van mevrouw Van Veldhoven over de stand van zaken van de uitvoering van het regeerakkoord. Bent u klaar, was eigenlijk de vraag. Nee, helaas niet. Er moet nog heel veel gebeuren. Het goede nieuws is dat naar mijn overtuiging ook na 2017 een volgend kabinet nog zijn handen vol heeft, maar zeker ook dit kabinet zal nog hard aan het werk zijn. U kunt vinden in het geactualiseerde wetgevingsoverzicht van de minister van Veiligheid en Justitie, zoals dat is gepubliceerd op Verantwoordingsdag, dat het kabinet het afgelopen jaar een groot aantal wetsvoorstellen ter uitvoering van het regeerakkoord bij uw Kamer heeft ingediend en zal indienen. Het kabinet ligt op schema. De belangrijkste hervormingsmaatregelen staan nu in de steigers.

We zitten nu in de fase van de kabinetsperiode dat het aankomt op de uitvoering. Daar zijn wij vreselijk hard mee bezig, maar dat betekent niet dat wij klaar zijn met de hervormingen. Bijvoorbeeld het huishoudboekje is nog niet op orde. Wij geven nog steeds miljarden meer uit per jaar dan er binnenkomt, dus het blijft onze ambitie om uiteindelijk tot een begrotingsevenwicht te komen. Een tekort van 3% is geen norm, maar een uiterste limiet. Wij zijn nu hoogstens op weg naar een begrotingsevenwicht. Ook daarom geldt dat wij koers moeten houden en door moeten gaan met het versterken van de economie door hervormingen en herstel van de overheidsfinanciën, waarbij wij bijvoorbeeld ook kijken naar het vraagstuk van het belastingstelsel als zodanig. Natuurlijk — ik zei het eerder — stellen wij alles in het werk voor meer werkgelegenheid, voor meer banen. Daar ligt voor ons kabinet de hoogste prioriteit. Wij zijn zeer gemotiveerd en vastberaden om daaraan invulling te geven.

Er zijn vragen gesteld over de fraudebestrijding: hoe moet die verder worden verbeterd? Mevrouw De Vries vroeg daarnaar en ook anderen hebben daaraan gerefereerd. Laat ik allereerst zeggen dat ik het eens ben met de constatering dat het kabinet veel doet om fraude aan te pakken. Ik ben het ook eens met de oproep van mevrouw De Vries dat het nog beter kan. Wij werken daar hard aan. Wij zijn vorige zomer gestart met een rijksbrede aanpak van fraude. Er loopt een actieprogramma waarvoor de minister van Veiligheid en Justitie de algemene verantwoordelijkheid heeft genomen en waarover hij ook namens het kabinet in december een brief heeft gestuurd aan de Kamer. Het fraudebestendiger maken van regelingen is bij alle vormen van fraude natuurlijk stap één, want je wilt vooral proberen te voorkomen. Dat is altijd beter dan genezen.

Maar daarnaast is het van belang dat de informatie op orde is en dat die optimaal kan worden benut, bijvoorbeeld door de kwaliteit van de Basisregistratie Personen te verbeteren en door gegevens te delen. Daarnaast wordt in het kader van deze belangrijke activiteiten geïnvesteerd in toezicht. Voorbeelden zijn uitbreiding van de controlecapaciteit van het UWV en de Sociale Verzekeringsbank, met in totaal 260 fte's, zoals ook eind vorig jaar aan de Kamer is gepresenteerd. Ik wijs ook op de aanvullende maatregelen om fraude met studiefinanciering tegen te gaan, die de minister van Onderwijs de Kamer vorige maand heeft toegezonden. Natuurlijk hoort daar ook een versterking van de opsporing bij, bijvoorbeeld door meer FIOD-rechercheurs en resultaatafspraken over het aantal fraudezaken. We zijn verder bezig met het afpakken bij criminelen en fraudeurs van wat zij menen te hebben binnengehaald. We maken daar scherpe afspraken over. In het najaar ontvangt de Kamer een nadere voortgangsrapportage van mijn collega van Veiligheid en Justitie met de resultaten van alle maatregelen.

In dat kader is ook gevraagd naar het centraal aandeelhoudersregister, als onderdeel van het rijksbrede programma tegen fraude. Naar verwachting zal dit in de loop van 2015 operationeel zijn. De minister van Economische Zaken heeft een wetsvoorstel in voorbereiding en zal de Kamer daar nog dit jaar over informeren. Het register gaat zorgen voor betere controle, voor toezicht en voor handhaving door actuele informatie te bieden over aandeelhouders en hun belangen en rechtspersonen. Dat is belangrijk voor het voorkomen van misbruik van rechtspersonen.

Mevrouw Van Veldhoven heeft mij een bijna persoonlijke vraag gesteld, waarop ik heel kort wil antwoorden. In mijn aantekeningen staat "ja".

Ik kom op het legaliseren van de hennepteelt. Dat levert veel geld op, zei mevrouw Van Veldhoven en zij vroeg waarom de regering dat dan niet doet. Over het Nederlandse softdrugsbeleid voert de Kamer begin juli een debat met de minister van Veiligheid en Justitie. Daarbij staat een brief van de minister van Veiligheid en Justitie op de agenda, waarin uiteen wordt gezet waarom legalisering of regulering van wietteelt in Nederland niet aan de orde is. Legaliseren kan niet in verband met de internationaalrechtelijke verdragsverplichtingen waaraan Nederland gebonden is en ook wil blijven. Het zou bovendien grote schade toebrengen aan de internationale samenwerking met de ons omringende landen in de bestrijding van drugscriminaliteit.

De heer Van Hijum heeft mij een vraag gesteld over de nieuwe Europees Commissaris vanuit Nederland en in het bijzonder de kwestie van het verantwoorden van waaraan belastinggeld is besteed. Ook de heer Van Dijck heeft daaraan gerefereerd. Om te beginnen, is het natuurlijk onbekend wie vanuit Nederland de Europees Commissaris zal worden. In dat opzicht is niet op voorhand te zeggen dat deze taken überhaupt bij het takenpakket van de EU-Commissaris passen. Belangrijker is echter dat de Nederlandse Commissaris natuurlijk wel ervaringen uit Nederland meeneemt bij het uitoefenen van zijn of haar werkzaamheden in de Commissie. Maar dat de Commissie als zodanig conform artikel 17 van het EU-Verdrag haar verantwoordelijkheden onafhankelijk uitvoert. De leden van de Commissie vragen noch aanvaarden instructies van enige regering, instelling, orgaan of instantie. Vanuit dat oogpunt kan ik de vraag niet positief beantwoorden.

Ik deel wel het ongenoegen van de PVV dat andere lidstaten hetzelfde doen als wij. Wij zullen wat dat betreft het goede voorbeeld moeten geven en mensen moeten overtuigen. Ik zeg er meteen bij dat, gezien het beperkte draagvlak hiervoor, het niet de verwachting is dat een verplichte nationale verklaring op korte termijn is te realiseren. Het kabinet zet nu concreet in op een zo optimaal mogelijke invulling van een vrijwillige nationale verklaring, die mede op aandringen van Nederland is opgenomen in het financieel reglement.

Voorzitter. Ik heb de vragen beantwoord die mij regarderen. Ik mag u in overweging geven, de minister van Financiën de verdere beantwoording voor zijn rekening te laten nemen.

De voorzitter:

Ik ga dat nog niet doen, want mevrouw Van Tongeren heeft nog een aantal vragen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik zou toch erg benieuwd zijn naar de mening van de minister-president over het begrip "duurzame groei", omdat dit zo prominent in het regeerakkoord staat. De minister-president is natuurlijk als eerste verantwoordelijk voor het uitvoeren daarvan. Ik zou het jammer vinden als dat alleen verwezen wordt naar de minister van Financiën, hoe belangrijk zijn rol ook is in het kabinet.

Minister Rutte:

Dat snap ik. Ik zou hier een betoog kunnen houden uit de grond van mijn hart over dit belangwekkende thema. Ik zou ook niets liever willen doen dan dit debat nu voeren, maar ik weet dat de minister van Financiën zich er zeer op verheugt om dat debat met de Kamer te voeren. Het zou buitengewoon flauw zijn om hem die kans te ontnemen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het hoeft van mij geen uitvoerig debat te zijn, maar ik blijf het jammer vinden dat de minister-president niet een korte definitie kan geven van wat hij verstaat onder duurzame groei. En wat is nou het verschil met de ouderwetse fossiele economische groei?

Minister Rutte:

Dit trekt een debat open met veel facetten en aspecten. De vraagstelster is natuurlijk zelf als oud-voorzitter of -directeur van Greenpeace op dit punt een geduchte tegenstander of misschien zelfs wel medestander in dat debat. Mede vanuit dat oogpunt is het goed dat de heer Dijsselbloem deze vragen beantwoordt.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is vandaag Verantwoordingsdag. Deze minister-president maakt elk jaar met het grootste gemak 7 miljard van ons belastinggeld over naar Brussel. Hij vraagt zich niet eens af waar dat geld blijft. Kennelijk vindt hij het niet nodig dat andere lidstaten zich verantwoorden over hoe zij onze 7 miljard aan belastinggeld besteden, geld waar Nederlanders keihard voor moeten werken. Hij legt zich er namelijk bij neer dat er negentien jaar op rij geen goedkeurende verklaring wordt afgegeven door de Europese Rekenkamer en dat lidstaten het vertikken te verantwoorden waar ze al die miljarden aan besteden.

Minister Rutte:

Hier trekken de PVV en het kabinet aan dezelfde kant van het touw. Ik zou dolgraag willen dat het lukte een meerderheid te krijgen in Europa om dit af te dwingen. Politiek feit is dat dat nu niet lukt. Vandaar dat wij alles doen om daar zo dicht mogelijk bij te komen. Overigens zou de heer Van Dijck kunnen helpen door in ieder geval de begroting van de Unie per jaar met 200 miljoen te verlagen door voortaan moties te steunen die ervoor pleiten dat het Europees Parlement op één plek vergadert. Dan hebben wij nog niet die verplichte lidstaatverklaring, die ik graag zou willen, maar dan hebben wij wel 200 miljoen minder uitgaven per jaar. Het is jammer dat dat tot nu toe niet is gelukt. Ik neem ook aan dat de 25 zetels van het Front National voorlopig niet voor zo'n voorstel zullen stemmen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De minister-president probeert mij weer uit de tent te lokken.

Minister Rutte:

Geenszins!

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik zal daar deze keer niet op ingaan, want daar hebben wij lang genoeg over gesproken. "Iedereen die dat verkondigt, is een grote leugenaar", hebben wij gisteren gezegd en dat blijven wij zeggen. Maar waar het om gaat, is dat deze minister-president 7 miljard overmaakt van ons belastinggeld en niet eens met de vuist op tafel slaat, à la Thatcher, en zegt: ik wil weten waar dat geld blijft, anders maak ik niks meer over! Wij hebben vaker voorgesteld dat de minister-president zijn eerstvolgende veto gebruikt en zegt: luister, wij eisen een lidstaatverklaring, anders krijg je van ons geen dubbeltje meer! Maar deze minister-president laat zich al negentien jaar misbruiken door te zeggen: wij knokken ervoor, wij trekken aan dezelfde kant van het touw. Hij trekt niet aan dezelfde kant van het touw. Als hij aan dezelfde kant trekt, dan gebruikt hij zijn veto, slaat hij met zijn vuist op tafel en zegt: dit gaat mij niet gebeuren. Dat is leiderschap!

Minister Rutte:

Het bijzondere is dat de heer Timmermans gisteren voor leugenaar werd uitgemaakt toen hij het feit voorhield aan PVV-woordvoerder Madlener dat de PVV-afgevaardigden in het Europees Parlement tegen de motie hebben gestemd waarin het pleidooi werd gehouden om te komen tot één vergaderplek. Ik begrijp dat ook wel, want de PVV werkt natuurlijk samen met het Front National. Dat komt uit Frankrijk. Dat wil natuurlijk Straatsburg handhaven als vergaderplek. Toen werd Timmermans uitgemaakt voor leugenaar. Nu word ik uitgemaakt voor leugenaar. Ik beschouw het maar als een badge of honour dat wij leugenaars zijn als wij de feiten hier benoemen.

De voorzitter:

Vóór ik mevrouw Van Veldhoven het woord geef, wil ik graag voor de Handelingen opnieuw hebben opgemerkt dat ik het gebruik van het woord "leugenaar" in de richting van leden van het kabinet niet gepast vind. Ik wil het woord geven aan mevrouw Van Veldhoven.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Maar ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Ik stel een duidelijke vraag.

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven heeft nu het woord.

Mevrouw Van Veldhoven, gaat u uw gang.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dank u wel, voorzitter. Mag ik u allereerst danken voor uw opmerking dat wij netjes dienen om te gaan met mensen die te gast zijn in dit huis?

De vraag die ik aan de premier wilde stellen heeft te maken met zijn streven naar een kleinere overheid. In mijn betoog heb ik gezegd dat wij twee dingen kunnen doen: wij kunnen inzetten op een compactere overheid door overal de kaasschaaf overheen te halen of wij kunnen heel duidelijke keuzes te maken. Ik heb een paar voorbeelden genoemd van situaties waarvan mijn fractie denkt dat daarin niet echt een keuze wordt gemaakt die in lijn is met wat je zou willen. Ik wil graag de reactie van de minister-president daarop horen. Wat is zijn ambitie bij het streven naar die compactere overheid?

Minister Rutte:

Die vragen zitten ook in de pakketbeantwoording waar de minister van Financiën zo op zal ingaan, maar ik laat mij graag uitdagen daar iets over te zeggen. Dit kabinet stelt zich ten doel te komen tot een krachtige kleinere staat, een krachtige kleinere overheid. Liberalen praten liever over "staat", zo houd ik mevrouw Van Veldhoven voor, omdat "overheid" zo boven ons geplaatst klinkt. Vandaar dat liberalen het meestal over "de staat" hebben. Wij pleiten dus voor een krachtige, kleine staat. Bij dat pleiten voor zo'n kleine krachtige staat is het inderdaad van belang dat je keuzes maakt, bijvoorbeeld wat je wel doet en wat je als overheid, als staat, als ambtelijke organisatie niet doet. Wat we nu bijvoorbeeld aan het doen zijn met die grote decentralisaties, is een prachtig voorbeeld van zaken die niet op het nationale niveau thuishoren, maar op het gemeentelijke niveau. Je kunt daarbij ook besparingen inboeken, al was het maar omdat op het gemeentelijk niveau de samenhang tussen de verschillende activiteiten belangrijke besparingen met zich brengen. Ik heb dat zelf elf jaar geleden ook meegemaakt, toen de bijstand werd gedecentraliseerd naar de gemeenten. Toen konden we daar een kwart miljard van afboeken en niet omdat wij bezuinigden, maar omdat het Centraal Planbureau had berekend dat decentralisatie een kwart miljard minder kosten met zich bracht, simpelweg omdat de uitvoering efficiënter zou worden en meer mensen aan het werk zouden blijven. Dat zijn voorbeelden van hoe je dat met kleinere overheidsbudgetten, met een kleinere organisatie vanuit de centrale staat, maar ook door keuzen te maken, kunt doen.

Een tweede is dat je ook altijd scherp zult moeten zijn op de omvang van je organisaties. Het is niet alleen keuzes maken, maar elk bedrijf, elke grote organisatie moet iedere vijf jaar reorganiseren, want dan is het toch weer uitgedijd, hoezeer je ook focus hebt gehouden. Dat gaat nu eenmaal zo. Dat blijkt een soort wetmatigheid te zijn. Dat is het tweede wat je altijd zult moeten doen en waar dit kabinet ook druk mee bezig is. Dus de bijna sociologisch te voorspellen neiging tot uitbreiden terug wieden, maar vooral ook keuzes maken, waardoor die overheid, die staat kleiner kan worden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ondanks de grote aangekondigde decentralisaties, heeft het programma Compacte rijksdienst toch nog maar 600 miljoen opgebracht. Het is dan ook teruggeschroefd van 800 naar 600. Ook van de onderbouwing daarvan wordt door de Rekenkamer gezegd dat die niet zeker is. Vandaar dat ik aan de minister-president vraag welke keuzes hij denkt dat we nog kunnen maken om ervoor te zorgen dat we die hoeveelheid geld, die we eigenlijk met elkaar hebben ingeboekt, dan wel gaan realiseren.

Minister Rutte:

Het belangrijkste is natuurlijk de afspraken uitvoeren. Dat is moeilijk, want ambtelijke organisaties zeggen natuurlijk ten principale: we zijn voor. Ik kan wel verklappen dat de minister-president en de minister van Financiën in de ministerraad een bijzonder bondje hebben, want niemand is blij met de minister van Financiën als hij probeert om de uitgaven onder controle te houden. Nu doet deze dat uiterst charmant, maar toch, als het erop aankomt is het niet altijd heel populair. Ik had vandaag in de ministerraad nog een moment waarop ik zo'n ingrijpen door de minister van Financiën van een klein grapje voorzag. Daarmee leek het dat ik hem niet onmiddellijk steunde en ik direct gecorrigeerd werd. Toen heb ik opnieuw volledig steun gegeven, ook in die specifieke discussie. Die band is dus heel belangrijk.

Ik heb diezelfde afspraak gemaakt met de minister voor Wonen en Rijksdienst, want ook daarvoor geldt, wat betreft het terugbrengen van de omvang van de overheid, dat het alleen werkt als hij en ik het altijd eens zijn en dat ook als we het niet eens zijn, regel één geldt, namelijk dat we het altijd eens zijn.

Overigens, als u op zoek bent naar woonruimte in het centrum van Den Haag, dan vallen de gebouwen van de ministeries van Buitenlandse Zaken, van Infrastructuur en Milieu en van Sociale Zaken vrij. En er valt nog een gebouw vrij. Er komen dus allemaal panden leeg te staan en die zullen moeten worden herontwikkeld. Het is echter wel een echt zichtbaar en tastbaar bewijs dat de centrale staat echter kleiner aan het worden is. Er komen straks namelijk drie of vier grote panden leeg te staan.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik wil u er als voorzitter even op wijzen dat u ook moet bewaken dat de minister-president antwoord geeft op mijn vragen. Ik stel hem twee keer een concrete vraag en twee keer komt hij met een onzinopmerking die niets met de vraag te maken heeft. Dat laat u toe en u zegt dan: ga maar weer zitten. Dat is ook uw verantwoordelijkheid als voorzitter.

Ik zal de vraag echter nog een keer stellen. Waarom, minister-president, staat u toe dat er 7 miljard van ons belastinggeld wordt gespendeerd door andere lidstaten en door Brussel en vraagt u niet eens om een fatsoenlijke verantwoording van de manier waarop dat geld is besteed? Het is nu in dit huis Verantwoordingsdag, ook voor de belastingcenten die naar Brussel worden gestuurd.

Minister Rutte:

Als de heer Van Dijck geagiteerder of hijgeriger gaat praten, is het nog niet zo dat we het dan meer oneens zouden zijn. We zijn het namelijk eens. Dit moet goed geregeld worden en daar werken we hard aan. Wij proberen coalities te smeden in Europa, waardoor we dit ook kunnen afdwingen, maar dat is nog niet gelukt. Het lukt niet altijd om meerderheidscoalities tot stand te brengen; op dit punt is het nog niet gelukt. Dat neemt niet weg dat wij daar precies hetzelfde over denken. De heer Van Dijck kan wat dit punt betreft rustig gaan slapen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben blij dat we er hetzelfde over denken, maar de regering trekt al negentien jaar aan dat touw en er komt geen beweging in. Wordt het niet eens tijd om iets meer te laten zien dan alleen maar aan een touw trekken en coalities proberen te smeden? De minister-president kan toch het eerstvolgende veto gebruiken en zeggen: luister. Maar het stond gisteravond niet eens op het prioriteitenlijstje. Waarom zet de minister-president niet bovenaan het prioriteitenlijstje: ik wil dat elke euro van ons belastinggeld wordt verantwoord in Europa, anders krijgen jullie niets meer? Dat had de minister-president in kunnen brengen en dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft lekker gegeten, maar stuurt ondertussen wel elk jaar zeven miljard van ons belastinggeld zonder te weten waar het blijft.

Minister Rutte:

Mijnheer Van Dijck, allereerst herhaal ik mijn vorige antwoord; we zijn het hierover eens. We werken er hard aan; u kunt daar zeker van zijn, maar de tactiek die u suggereert, zou totaal in ons eigen gezicht ontploffen. Dat is echt een naïeve, onzinnige tactiek. Over het doel dat we willen bereiken, zijn we het echter volkomen eens.

Ik blijf het betreuren dat u geen antwoord geeft op mijn vraag waarom u er niet aan bijdraagt — u moppert over het feit dat we die lidstaatverklaring niet krijgen — om in ieder geval de uitgaven aan de Unie met 200 miljoen te verlagen.

De voorzitter:

Als u zo duidelijk uitgelokt wordt, kan ik mijnheer Van Dijck de mogelijkheid tot een antwoord niet ontnemen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

We hebben het er al vaker over gehad. Ik wil deze leugen wel even blootleggen voor heel Nederland, dat maakt mij niet uit. Wij hebben tegen die motie gestemd omdat daarin niet stond dat Brussel vestigingsplaats werd, maar dat de vestigingsplaats open werd gehouden. De aanname van de minister-president dat wij tegen hebben gestemd vanwege Front National slaat nergens op. Hij kan dat ook niet bewijzen. Dat is dus een leugen. Het feit dat wij tegen Brussel hebben gestemd ...

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijck, ik wil niet meer dat u het elke keer over leugenaar hebt. U hebt een rijke woordenschat en ik kan er vaak naar luisteren, maar als u een vraag stelt aan de premier, kunt u dat ook met andere woorden proberen te doen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij hebben tegen die motie gestemd omdat er niet Brussel als enige vergaderplek stond, maar dat het kon variëren. In dat geval verhuizen we elk jaar naar een andere hoofdstad. Dat is de eerste reden. Als er Brussel als enige vergaderplek had gestaan — daarover hebben we vorige week gestemd — stemt de hele PVV er, inclusief de Europese fractie, volmondig mee in. De aanname dat wij tegen deze motie hebben gestemd vanwege Front National is nergens op gebaseerd; dat is ook een onwaarheid. Wat wil de minister-president nog meer weten? Drie keer heeft hij ons iets verweten, en drie keer is het niet waar. Dat wij tegen een motie hebben gestemd over Brussel als enige vergaderplek is niet waar, dat wij vorige week tegen de motie hebben gestemd met Brussel als enige vergaderplek is ook niet waar, want daar hebben we voor gestemd, en dat we dat gedaan hebben vanwege Front National is al helemaal niet waar. Drie keer een onwaarheid: dat maakt het een puntje, puntje, puntje.

Minister Rutte:

Toen Maarten Engwirda minister Van Aardenne ooit verweet dat hij een leugenaar was, zei voorzitter Dolman: dat mag u niet zeggen. Toen Engwirda vroeg wat hij dan moest zeggen, zei Dolman: u kunt hoogstens zeggen dat uw uitspraken op gespannen voet staan met de waarheid.

De voorzitter:

Maar ik vraag aan u …

Minister Rutte:

Dit even ter illustratie. Ik ga dat nu ook tegen de heer Van Dijck zeggen: zijn uitspraken staan echt op gespannen voet met de waarheid. Er lag een motie die vroeg om terug te gaan naar één vergaderplek. De heer Van Dijck had de kans om daarvóór te stemmen. Dat heeft hij niet gedaan. Daarmee heeft hij de unieke kans laten lopen om bij te dragen aan een coalitie die ervoor zorgt dat we de uitgaven van de Unie ieder jaar met 200 miljoen verlagen. Ik kan het niet anders zien. Daar kunnen wel allerlei tactiekjes achter zitten, maar dit zijn de feiten.

De heer Merkies (SP):

Vele organisaties hebben hun grote zorgen geuit over de decentralisaties. Ik noem de Raad van State, het Centraal Planbureau, nu ook de Algemene Rekenkamer. De gemeenten, toch wel belangrijk, geven dat zelf ook aan. Ik heb de premier dus ook expliciet het volgende gevraagd: wat nu als je constateert dat die gemeenten het niet gaan halen? Kan hij het zich niet voorstellen dat zij het per 1 januari 2015 niet gaan halen?

Minister Rutte:

De minister van Financiën en ik zijn hier samen om de vragen te beantwoorden. Als ik alle antwoorden moet geven voordat de minister van Financiën ze gaat geven, dan is het beter dat voortaan een van ons tweeën komt. Op dit punt verwijs ik dus echt naar de minister van Financiën, die met mijn volledige ondersteuning en mijn volledige backing dadelijk antwoord gaat geven in mijn geest. Alles wat hij gaat zeggen, word ik ook geacht te hebben gezegd.

De voorzitter:

Mijnheer Merkies, zullen we dan de beantwoording van de minister van Financiën afwachten?

De heer Merkies (SP):

Nou, ik wil daar graag nog wel iets over zeggen.

De voorzitter:

Nou …

De heer Merkies (SP):

Sorry, maar het is in tweeën …

De voorzitter:

Ja, dat is wel zo, maar dit is al een paar keer … gaat uw gang.

De heer Merkies (SP):

Wat ik hierover wil zeggen: we hebben niet voor niets de minister van Binnenlandse Zaken uitgenodigd. Die is er nu niet, dus leek het mij aardig om die vraag aan de premier te stellen. Niet voor niets aan de premier, omdat dit over zeer grote ingrepen gaat. Dan verwacht je toch dat de premier er zelf een opvatting over heeft of de datum van 1 januari haalbaar is voor gemeenten.

Minister Rutte:

Ik ben minister van Algemene Zaken; ik ben geen minister van Alle Zaken. Als ik hier over alle zaken moet debatteren, kan dat. Als dat hier regel wordt, word ik een soort kanselier als in Duitsland, met vergaande executieve bevoegdheden, en dan rapporteren de ministers aan mij. Nou, we zouden best eens met elkaar kunnen bespreken of dat een aantrekkelijk systeem is! Ik begrijp dat een gevolg daarvan zou zijn dat ik hier dan ook over alle beleidsterreinen het woord voer. We hebben in Nederland echter het model van de primus inter pares. Dat betekent dat ik de eenheid van het regeringsbeleid bevorder. Ik kan de heer Merkies verzekeren dat de antwoorden die de minister van Financiën zo dadelijk gaat geven, volledig in lijn zijn met de eenheid van het regeringsbeleid, en van a tot z weerspiegelen wat ik in de vergaderingen van de ministerraad heb ingebracht op deze belangrijke onderwerpen.

De heer Van Hijum (CDA):

Dit is een verantwoordingsdebat, en ik zou de minister-president willen vragen om eens te reflecteren op de ontwikkeling van de collectievelastendruk in de afgelopen jaren. Hij gaf zonet namelijk in zijn betoog aan dat hij de economische groei, de banengroei en de werkgelegenheid belangrijk vindt. Wat denkt hij dat de ontwikkeling van de collectievelastendruk tot boven de 40% in 2013 en nog verder in de jaren daarna, gaat betekenen voor de banengroei?

Minister Rutte:

De heer Van Hijum weet zelf natuurlijk ook hoe moeilijk dat soms is. We hebben in 2012, na de val van het kabinet, met ChristenUnie, D66, GroenLinks en de voormalige coalitiepartijen CDA en VVD heel moeilijke maatregelen genomen. Het CDA heeft toen verantwoordelijkheid genomen en dat waardeer ik zeer. Dat is toen een pakket geworden van zo'n 11 of 12 miljard, waarvan het overgrote deel lastenverzwaring was. Dat kon ook niet anders op die korte termijn. Dat is een verhouding die ik niet wil zien. Die was toen onvermijdelijk, ook door de politieke crisis. Het CDA heeft daarvoor verantwoordelijkheid genomen en de VVD en de andere partijen ook. Als je nu gaat kijken naar het geheel van het pakket van 51 miljard dat sinds 2010 wordt omgebogen, dan liggen de verhoudingen weer op een niveau dat mij nog steeds niet bevalt, maar dat historisch wel altijd ongeveer zo is: één derde lasten en twee derde uitgaven.

We zijn geconfronteerd met een ongekende crisis in Europa; een schuldencrisis die ook dreigt het hart van onze munt te raken en die het hart van onze economie heeft geraakt. Die crisis heeft ons genoodzaakt om vergaande hervormingen en ombuigingen door te voeren. Daarbij was het onvermijdelijk dat ook de collectievelastendruk toenam. Zouden we dat niet gedaan hebben, dan waren we niet in staat geweest om tot deze bedragen te komen, want het voor 100% halen uit hervormingen en bezuinigingen was simpelweg onmogelijk geweest. Het is ook historisch verklaarbaar dat dit niet gaat.

Nu moet de opdracht zijn om, als het historisch herstel aantreedt, ook te bezien waar mogelijkheden voor lastenverlichting zijn, zodat de collectievelastendruk kan gaan dalen. Ik ben het namelijk met de heer Van Hijum eens. Wat dat betreft past het CDA in een traditie waarin ook PvdA en VVD staan. Wij willen de collectievelastendruk niet hoog houden. Die willen wij met elkaar weer omlaag brengen. Een eerste stap hebben we natuurlijk kunnen zetten met de aangekondigde 0,5 miljard aan lastenverlichting voor de middengroepen die eind maart is bekendgemaakt.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is vooruitkijken. Ik wijs er nog even op dat dat een minder grote stijging van de collectievelastendruk tot gevolg zal hebben, maar het was een reflectie, waarvoor dank. Die staat echter een beetje op gespannen voet met de eerdere waarneming van de minister-president dat er in het belang van een beperkte staat meer stappen gezet hadden kunnen worden in termen van uitgavenbeperking, om daarmee ook lastenverlichting mogelijk te maken en de economie juist op het dieptepunt meer aan te jagen. Ik zou de minister-president toch willen uitdagen om eens te reflecteren op de vraag of 2013 in dat opzicht niet een gemiste kans heeft opgeleverd.

Minister Rutte:

Dat zou een boude stelling zijn. Ik bezie het totaal van bezuinigingen en ombuigingen tussen 2010 en 2017, oplopend naar de al genoemde 51 miljard, waarin in 2013 een grote stap is gezet en ook in 2014 weer een grote stap wordt gezet. Dat bouwt allemaal op naar 51 miljard, in de verhouding één derde lasten, twee derde uitgaven. De noodzaak is evident. De noodzaak ligt — ik schetste dat zonet — in de ernstige schuldencrisis, de klappen die onze economie heeft gehad en het feit dat simpelweg het groeipad van de overheidsuitgaven geen gelijke tred meer hield met het groeipad van onze economie. Sterker nog, de economie is in een aantal jaren gekrompen. Die delta was unsustainable; die konden we zo niet handhaven. Dat zou ook het vertrouwen van de financiële markten in de financierbaarheid van de Nederlandse staatsschuld ernstige schade hebben berokkend, met het risico van stijgende rentelasten.

Tegen die achtergrond hebben wij een ongekend pakket van hervormingen en bezuinigingen doorgevoerd en daar zijn we nog steeds mee bezig. Dat hebben wij in het vorige kabinet gedaan; het CDA heeft daar verantwoordelijkheid voor genomen. Dat doen wij met dit kabinet van PvdA en VVD met steun van ChristenUnie, SGP en D66. Het is ongekend. Mijn stelling is dat het in historisch perspectief vergelijkbaar, zo niet meer is dan in Lubbers I en Balkenende II is gebeurd. De snelheid van veranderingen, hervormingen en ombuigingen is ongekend. Als je dan ook nog de historische verhouding van een derde lasten en twee derde uitgaven meer naar de uitgaven had willen laten doorslaan, dan had je nog meer moeten snijden in voorzieningen van de sociale zekerheid en de gezondheidszorg, maar ook op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, waar wij al vergaande maatregelen nemen, buitenlands beleid, justitie, etc. Op onderdelen kom je eruit. Op onderdelen zouden de partij van de heer Van Hijum en mijn partij het eens zijn geworden. Op andere onderdelen zouden PvdA, GroenLinks en D66 elkaar misschien gevonden hebben. Maar uiteindelijk is het zaak dat je komt tot een pakket aan maatregelen dat draagvlak heeft bij een meerderheid hier en een meerderheid in de Eerste Kamer.

Mijn stelling is dat wij met elkaar de maximale rek hebben gevonden. Wij zien de resultaten: de tekorten dalen. Wij slagen erin om het vertrouwen te behouden van financiële markten, en de economie begint aan te trekken. Het is nu een kwestie van koers houden. Daarmee citeer ik voormalig kanselier van Duitsland Adenauer, meer van de familie van de heer Van Hijum dan van mijn familie. Geen experimenten. Wij zien dat het begint te werken. Het is nu van groot belang dat wij deze koers voortzetten.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik sluit meteen aan bij dit punt. Van die 51 miljard — ik heb het over de structurele bedragen voor 2017 en verder — kwam 19 miljard voort uit Rutte I. Het begrotingsakkoord voegde daar 10 miljard aan toe. Rutte/Asscher voegde daar volgens de jaarschijf 2017 16 miljard aan toe. Daar is later het aanvullend pakket van 6 miljard bij gekomen. Zo zijn wij tot 51 miljard gekomen. Het betreft dus een gezamenlijke verantwoordelijkheid van meer partijen dan de partijen die hier nu zitten. Gaat het daarbij om lasten of uitgaven? Van die 51 miljard gaat het bij slechts 12 miljard om lasten. Wanneer is de grote klap in de sfeer van de lasten gevallen? Dat is gebeurd in de begroting voor 2013, terug te leiden tot het lenteakkoord. Ik verwijt dat niemand; het zijn de feiten. Dat Lenteakkoord is onder grote tijdsdruk in elkaar gezet en bestond voor het overovergrote deel uit lastenverzwaringen. In de jaren daarna is de verhouding lasten/uitgaven radicaal omgekeerd ten opzichte van het lenteakkoord. Ik merk dit slechts op ter inkleuring van het betoog van de minister-president.

De minister-president heeft genoeg gezegd over de economische situatie waarin wij verkeren en waar wij in 2013 doorheen zijn gegaan met een krimp van 0,8%. Natuurlijk is de werkloosheid verder opgelopen. Het herstel is ingezet. Wij kunnen eindeloos discussiëren over de vraag of wij nu uit de crisis zijn of niet, maar de herstelfase is evident, zoals blijkt uit veel indicatoren. Het herstel van de arbeidsmarkt loopt daar zeker bij achter, een fenomeen dat wij vaker zien als wij uit een crisis komen. De ramingen van het Centraal Planbureau gaan overigens uit van een daling van de werkloosheid vanaf halverwege dit jaar.

De heer Van Hijum is ingegaan op het saldo van de begroting. Hij heeft mij gevraagd om te bevestigen van het saldo ten opzichte van wat wij over 2013 hebben gerealiseerd — dat is min 2,5 — in de raming voor 2014 zal verslechteren. Het antwoord daarop is ja, maar het blijft nog steeds ruimschoots onder de 3%. Ik plaats er een kanttekening bij. De 2,5% die wij nu aan de Kamer verantwoorden, is nog aan één onzekerheid onderhevig: de wijze waarop SNS moet worden geboekt. Dat is heel vervelend voor ons en voor de Kamer. Het zou kunnen betekenen dat er nog 0,3% van het saldo afgaat en dat wij op 2,8% uitkomen. Mocht dat onverhoopt zo zijn, dan kan ik de Kamer melden dat volgend jaar het saldo verbetert, want dan gaan wij van 2,8% naar 2,7%. Kortom, wij moeten de Kamer op dit punt nog in enige onzekerheid houden.

De heer Van Dijck vroeg wat het echte tekort is als je alle eenmalige maatregelen eruit filtert. Dat is een rare vraag. Net als in de begroting voor de komende jaren, zitten in de verantwoording altijd eenmalige maatregelen. Als je je verantwoordt over een afgesloten begrotingsjaar zitten daar eenmalige tegenvallers en meevallers in, dingen die je niet had voorzien en die nog geen ontwikkeling van de economie zijn. Uiteraard. De vraag wat het saldo geweest zou zijn als al het goede nieuws niet was gebeurd, lijkt me niet relevant. Die vraag zou je ook kunnen omdraaien: hoe hadden we er voorgestaan als al het slechte nieuws niet was gebeurd? Veel beter, mijnheer Van Dijck, dat is zonder meer waar.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat is zeker waar. Het ligt er natuurlijk aan of de eenmalige meevallers door de minister van Financiën zelf worden gecreëerd. Ik denk daarbij aan de 3,2 miljard die is afgeroomd van DNB en de fiscale prikkel om in het laatste kwartaal energiezuinige auto's te kopen. Dat zijn dingen die door maatregelen van de minister zijn bewerkstelligd en die direct hun weerslag hebben op de cijfers. Dat zien we meteen aan de krimp van 1,4% in het eerste kwartaal van dit jaar, doordat er geen auto meer verkocht wordt. Met andere woorden: de minister heeft een maatregel geïntroduceerd, waarmee hij een soort golf heeft gecreëerd waar iedereen in december op reageert. In het eerste kwartaal van dit jaar hebben we echter meteen weer een krimp doordat er geen auto meer verkocht wordt. Maar die 1% van het vierde kwartaal telt wel lekker mee in de groeipercentages.

Minister Dijsselbloem:

De optel- en aftreksom van alle meevallers en tegenvallers, endogeen of beleidsmatig veroorzaakt, geeft uiteindelijk een saldo. Daar hebben we nette definities voor en het CPB en het CBS zien daarop toe. Zo is het elk jaar. De heer Van Dijck zou pas een punt hebben als we in 2013 door allerlei ondeugdelijke eenmalige dingen het saldo hadden gemanipuleerd, maar dan zou hij dat onmiddellijk hebben gezien in de CPB-cijfers over 2014, 2015 en verder. Hij zou dan onmiddellijk zien dat we dit jaar en volgend jaar zwaar het rood in zouden gaan. Dat is niet zo. Het saldo gaat naar beneden. Als het CPB gelijk heeft, komen we volgend jaar ver onder de -3 uit. Natuurlijk zit daar de afrekening van eenmalige zaken uit 2013 in. Dat is altijd, elk jaar. Als die dominant zouden zijn, zouden we het volgende jaar nat gaan, maar dat gaat niet gebeuren. U hoeft mij niet te geloven, maar geloof dan in ieder geval het CPB.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is op zijn minst verdacht te noemen dat er een piek is van 1% groei in het vierde kwartaal van 2013. Toen riep de minister dat de crisis over was, want men had de stijgende lijn weer gevonden. Hij had het nog niet uitgesproken of we zagen in het eerste kwartaal van dit jaar alweer een krimp van 1,4%. Hoe verklaart de minister dat?

Minister Dijsselbloem:

Daar is toch al heel veel over gezegd en geschreven? Ik zou op basis van één kwartaalcijfer nooit zeggen dat we uit de crisis zijn of dat de crisis over is. Ik doe dat op basis van de definitie van een recessie. Als er meerdere kwartalen achter elkaar groei is, is de recessie voorbij en zitten we, in mijn woorden, in een herstelfase. Als de heer Van Dijck het met die definitie niet eens is, zij het zo. Zijn daarmee alle problemen in Nederland opgelost? Verre van dat! Dat heb ik er meteen achteraan gezegd. De heer Van Dijck wil een verklaring hebben waarom we in het eerste kwartaal zo'n slecht cijfer hebben. De grootste verklarende factor — de heer Van Dijck weet dat, hij vraagt naar de bekende weg — is het feit dat we een zachte winter hebben gehad en de gasbaten zeer zijn tegengevallen. Betekent dit dat de gasbaten over het hele jaar zullen tegenvallen? Dat is nog maar zeer de vraag. Dit is slechts één kwartaal. We zullen het zien. Er is geen reden om te zeggen dat we weer in een recessie zitten, want dat is niet zo. Sommige leden van de oppositie hebben er misschien politiek belang bij om de zaken somberder voor te stellen dan ze zijn. Dat is niet nodig. Er zijn problemen genoeg. Het is niet nodig om ze om politieke redenen op te blazen.

Een van de meevallers die we hebben gehad, is de rente. De heer Van Hijum heeft gewezen op de risico's die daaraan zitten, de rente kan immers stijgen. Dat is zonder meer waar. Hij heeft gevraagd of er scenario's voor zijn. Het is een terecht aandachtspunt. We hebben een prudente financieringsstrategie, vinden wij zelf. Die is nog ontwikkeld door mijn voorganger en met de Kamer gedeeld en besproken. De looptijd van nieuwe leningen van de overheid bedraagt gemiddeld zeven jaar. Ieder jaar moeten we dus grosso modo een zevende van de staatsschuld opnieuw financieren. Op die manier voorkomen we juist dat abrupte rentewijzigingen onmiddellijk doorwerken in de rentelasten van de overheid.

Ik heb eerder toegezegd dat we in de Miljoenennota 2015 met een nieuwe schokproef van de overheidsfinanciën zullen komen, waarin meerdere stressscenario's de gevolgen voor de staatsschuld zullen laten zien. Daarin zullen wij ook het effect van een hogere rente op de schuld meenemen. Dat is een concrete toezegging op de vraag van de heer Van Hijum om meerdere scenario's uit te werken en daarin te laten zien wat de risico's zijn van rentestijgingen.

Ook de heer Nijboer heeft gesproken over de financieringstermijn van de staatsschuld. Hij wees erop dat men in het Verenigd Koninkrijk een langere gemiddelde looptijd hanteert. Wij evalueren eens in de vier à vijf jaar het risicomanagement van de staatsschuld. Dat is voor het laatst door mijn voorganger in 2011 gedaan. Hij heeft daar toen ook met de Kamer over gesproken. Uit die analyse bleek dat een zevenjaarsportefeuille goede bescherming biedt om tijdelijke en kleine schokken in de rente op te vangen. Een verlenging van de gemiddelde looptijd kan nauwelijks extra bescherming bieden tegen extreme renteschokken, zo bleek uit de analyse toen. Dat is als benchmark voor de periode 2012 -2015 gecontinueerd. De eerstvolgende evaluatie staat in het ritme dat ik zojuist noemde, gepland voor 2015. We zullen dan opnieuw kijken naar de afruil tussen de kosten en de risico's van de gemiddelde looptijd van de staatsschuld. Dit gebeurt dus op basis van een beleidsmatige analyse die met de Kamer wordt gedeeld en die wij eens in de zoveel tijd herhalen.

De heer Merkies vroeg naar een belangrijk thema, namelijk naar schulden. In de inleidende hoofstukken van de Miljoenennota 2014 hebben wij daaraan aandacht besteed, omdat de crisis ten dele is te kenschetsen als een balanscrisis. Door risicovol beleid in het verleden waren er veel schulden ontstaan, niet alleen bij de overheid maar zeker ook bij huishoudens. Als gevolg van de crisis hebben de schulden zich op een aantal plekken in de samenleving verder opgebouwd. Overigens is ook de vermogenspositie van het mkb aanmerkelijk verslechterd. Ik heb de Kamer volgens mij in een debat over het Nationaal Hervormingsprogramma al toegezegd dat we in de Miljoenennota 2015 opnieuw aandacht aan dit thema zullen besteden.

Waar we het in dat debat niet over eens werden, was het verzoek om een gericht actieplan te ontwikkelen voor het terugdringen van schulden. Het hele macro-economische beleid en het beleid van de minister van Sociale Zaken zijn natuurlijk gericht op het wegwerken van schulden. Een van onze grootste remmende factoren op economisch herstel zijn op dit moment de aanwezigheid van schulden, bij de overheid en bij huishoudens, en de slechte betalingspositie van zowel het mkb als de banken die hun balansen nog moeten versterken. We komen er dus op terug in de Miljoenennota 2015 en zullen dan ook rapporteren over hoe het zich heeft ontwikkeld.

De heer Merkies heeft gevraagd waar de tabel met de koopkrachteffecten is gebleven. Hij wist zelfs het nummer van de tabel te noemen. Hij mist die tabel. Ik heb mij hierover laten informeren en men heeft mij gezegd dat die aparte tabel sinds de begroting 2014 is gesneuveld bij Sociale Zaken. Sindsdien gaat men in het kwalitatieve deel van het beleidsverslag wel in op de koopkrachtontwikkeling. Desalniettemin is de informatie die de heer Merkies wil, nog steeds te vinden. Die staat nu in het CEP 2013 van het Centraal Planbureau. Daar wordt de koopkrachtontwikkeling keurig weergegeven. De informatie is dus wel beschikbaar, maar niet langer in het jaarverslag van het ministerie van Sociale Zaken.

De heer Merkies (SP):

Het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau is al weer van even geleden. Sociale Zaken gaf verder een ander type koopkrachtcijfers, want het geeft de koopkrachtcijfers voor de verschillende typen huishoudens. Ik heb die cijfers tot nu toe elk jaar gekregen en ik vraag mij echt af waarom wij die cijfers dit jaar niet gewoon kunnen krijgen.

Minister Dijsselbloem:

Mijn informatie is dat deze tabel al eerder is gesneefd. Dezelfde informatie als die de heer Merkies vraagt, is echter nog steeds te vinden in het CEP 2013. Maar ik zeg toe dat ik aan de minister van Sociale Zaken het verzoek zal overbrengen om de specifieke tabel — de heer Merkies heeft het nummer genoemd — terug te brengen in de verslaglegging. Als hij meent dat dat niet kan of niet zinvol is, zal hij dat per brief aan de Kamer laten weten. Zij kan het debat daarover dan met hem vervolgen. Dat lijkt mij de beste weg.

De heer Merkies (SP):

Oké, heel graag. Vorig jaar stond het er in ieder geval nog in en in de jaren daarvoor ook. Wij hebben natuurlijk even teruggezocht. Ik hoop dat wij deze tabel snel kunnen krijgen.

Minister Dijsselbloem:

Ik breng het verzoek over aan de collega van Sociale Zaken en hij zal daarop reageren.

Ik vervolg met enkele opmerkingen over de zorg. Een terugkerend probleem, waarin de minister van VWS veel energie steekt, is de verantwoording over de zorguitgaven en de voortdurende vertraging daarin. Daarbij speelt natuurlijk dat er op dit moment heel veel veranderingen plaatsvinden, ook in de medisch-specialistische zorg, wat de verantwoording over 2012 en 2013 extra complex maakt. De minister heeft in afspraak met alle betrokken veldpartijen actie ondernomen om de complexiteit van de verantwoording zo veel mogelijk terug te dringen. Zij wil dan ook op die manier de verantwoording tot en met 2013 zo snel mogelijk afwikkelen. De Kamer is op 22 mei afzonderlijk geïnformeerd over de aanpak van de minister van VWS om de informatievoorziening over de zorguitgaven te verbeteren. Eind 2013 heeft de Kamer nog een volledige tussenrapportage ontvangen en vóór het zomerreces ontvangt zij een voortgangsrapportage. Het is namelijk een punt van aandacht voor de regering om dit te verbeteren.

De heer Van Dijck vroeg waarom meevallers in de zorg niet worden teruggegeven aan de bevolking. Dat gebeurt wel. Zo is in 2014 de gemiddelde premie met €100 gedaald. Onderschrijdingen in het Budgettair Kader Zorg komen in principe gewoon ten gunste van een lager tekort, dus een lagere overheidsschuld. Langs beide wegen vloeit dit dus terug naar ofwel de algemene middelen ofwel de koopkracht van burgers.

De heer Van Hijum heeft gevraagd of de zorgkosten nu wel echt onder controle zijn. Er zijn immers nog overschrijdingen in de medisch-specialistische zorg. Zoals men weet, vallen binnen het gehele BKZ de uitgaven 1,5 miljard lager uit dan in de startnota was voorzien, maar is er nog wel sprake van een overschrijding in de medisch-specialistische zorg. Deze is overigens al gehalveerd ten opzichte van 2012. Wij zijn er nog niet tevreden over, maar de trend is goed. Wij verwachten dat vanaf 2014, dus het lopende jaar, ook de medisch-specialistische zorg binnen de budgettaire kaders zal blijven. De Kamer kan mij daarop volgend jaar gerust nog een keer aanspreken. Ik kijk even verder door mijn notities. Sommige vragen zijn te ingewikkeld voor deze eenvoudige minister.

De heer Van Hijum heeft een vraag gesteld over de gasbaten. Is het kabinet bereid om na te denken over maatregelen om de begroting minder afhankelijk te maken van de gasbaten? Zoals wij eerder met elkaar hebben gewisseld, hebben wij in de meerjarencijfers al een afbouw van de gasbaten zitten. In de komende tien tot vijftien jaar zullen deze geleidelijk afnemen. Ze zijn eindig. Tussentijdse mee- of tegenvallers, die er gewoon kunnen zijn — zachte winters, strenge winters — vallen buiten het uitgavenkader. Wij hebben echter recent, naar ik meen in het notaoverleg over de Comptabiliteitswet, al toegezegd om dit onderwerp expliciet mee te geven aan de Studiegroep Begrotingsruimte voor zijn volgende advies.

Er zijn ook vragen gesteld over kinderopvang; daar is geld blijven liggen. Daar kun je positief en negatief naar kijken. Het positieve is dat het altijd fijn is als geld niet wordt uitgegeven, want dan vloeit dat op enig moment terug naar mij. Het negatieve is dat je wilt dat mensen participeren en dat kinderopvang daarin een ondersteunende rol speelt. Het SCP onderzoekt op dit moment de oorzaken en de gevolgen van de daling in het gebruik van de kinderopvang in 2012 en 2013. Uiteraard speelt de economie daarin mee, maar we hebben ook gericht bezuinigd. Die effecten zijn niet evident van elkaar te scheiden, maar de besparingen zijn groter dan geraamd. Er wordt gekeken naar de oorzaken daarvan. Welke ouders maken er minder gebruik van? Hoe hebben zij dan opvang geregeld? Wat zijn de gevolgen voor de arbeidsparticipatie? De resultaten van dit onderzoek zullen u rond de zomer bereiken. Dat is een onderzoek van het SCP.

Er zijn verder vragen gesteld over belastinginkomsten. De heer Merkies heeft gevraagd naar de tegenvallende inkomsten; 10 miljard, waarvan 2,7 miljard btw-ontvangsten. Heeft het kabinet het effect van de bezuinigingen op de indirecte belastingen onderschat? De belangrijkste verklaring voor de tegenvallende belastinginkomsten is natuurlijk gewoon een fors negatievere ontwikkeling van de economie. In plaats van een groei van 0,75% kregen we te maken met een krimp van 0,75%. Dat is een behoorlijk verschil in een jaar tijd. De belangrijkste onderliggende factor was de wereldhandel die ten opzichte van de verwachte ontwikkeling van de wereldhandel bijna werd gehalveerd. Dat was voor een land als Nederland een grote factor in de tegenvallende groei. Dat heeft effect gehad op de binnenlandse productie, op de werkgelegenheid, op de huizenmarkt en op de consumptie. Dat werkte in alle belastingen direct en indirect door. De particuliere consumptie, de ontwikkeling van investeringen in nieuwe woningen maar ook de investeringen in het onderhoud van woningen, de verkoop van bestaande woningen, de verkoop van auto's; dat zijn allemaal belangrijke indicatoren voor de ontvangst van indirecte belastingen. Dat zijn de verklarende factoren daarvoor.

Er zijn vragen gesteld door de heer Van Hijum en door de heer Nijboer en anderen over de accijnzen. Hoe staat het met de kwaliteit van de ramingen? Het CBS heeft foute cijfers aangeleverd, hoe kan dit nu? Het kabinet baseert zijn ramingen op de meest actuele cijfers van het CPB en de gerealiseerde ontvangsten over de afgelopen jaren. Gedragseffecten van beleidsmaatregelen worden meegenomen in de doorrekening, maar zoals bekend zijn de inkomsten zeer conjunctuurgevoelig. Ik heb dat net beschreven. De helft van de tegenvallers bij de accijnzen betreft tabaksaccijns. Die specifieke tegenvaller is al uitgebreid toegelicht aan de Kamer in de zogenaamde "grenseffectenrapportage" die op Prinsjesdag door toenmalig staatssecretaris Weekers naar de Kamer is gestuurd. De brandstofaccijnzen in 2013 vallen ook tegen, voornamelijk als gevolg van de lagere groei. In 2013 zijn de tarieven niet verhoogd anders dan de jaarlijkse indexatie. Wel weten we dat het wagenpark steeds zuiniger wordt. Ook dat is een verklarende factor.

Dan het punt van de foute cijfers.

De voorzitter:

De heer Van Hijum wil interrumperen op dit punt. De heer Van Hijum wacht eerst de reactie over de foute cijfers af? Dat is het geval.

Minister Dijsselbloem:

Het betreft een vraag van de heer Van Hijum. Het CBS maakt altijd eerst voorlopige cijfers; die worden later definitief gemaakt. Dat kan leiden tot een aanpassing van eerdere cijfers. Dat is gebruikelijk. Wat specifiek speelde, is een correctie op de cijfers over het verbruik van brandstof in het wegverkeer. Het CBS heeft vorig jaar eenmalig de cijfers over het verbruik van brandstof in het wegverkeer herzien. Dat is iets wat niet elk jaar gebeurt.

De heer Van Hijum (CDA):

Het debat over de accijnzen en de grensstreek voeren we op een ander moment. Mijn vraag gaat nu even sec over de modellen. Gelet op de enorme fluctuaties die de inkomsten ten opzichte van de ramingen laten zien, is mijn vraag of de elasticiteiten waarmee gewerkt wordt — de gevolgen van tariefstijgingen — op een betrouwbare manier worden voorspeld. Kunnen we daar überhaupt enige conclusies aan verbinden en lessen uit trekken op het moment dat we daarover spreken?

Minister Dijsselbloem:

Die modellen worden voortdurend geëvalueerd. De gedragseffecten zitten erin, maar niet per maatregel. Over het geheel genomen worden ze wel bij de ramingen betrokken. De economie is een belangrijke bepalende factor. Bij brandstof voor auto's geldt dat er allerlei langetermijnontwikkelingen zijn, als de introductie van zuinigere auto's en de fiscale stimulans voor de zuinige auto's, die de laatste jaren een grote vlucht heeft genomen. Ik stel voor dat de Kamer in detail het gesprek met de staatssecretaris voert. Dit kan in een generiek belastingdebat of bij het debat over de accijnzen dat de Kamer nog met hem zal voeren. De belangrijkste factor van de afwijking is de economie. Als wij de economische groei voor 2013 beter hadden kunnen ramen, hadden wij waarschijnlijk een heel andere begroting opgesteld.

De heer Nijboer heeft gevraagd wat de meest fraudegevoelige onderdelen zijn en of deze kunnen worden geïnventariseerd. Met andere woorden, waarin zou je het beste kunnen investeren als je geld gaat steken in fraudebestrijding? Ik denk niet dat het zinvol is hier nu veel woorden aan te besteden. Er is een lopend debat met de coördinatieminister van V en J over het fraudebeleid in het algemeen. Er is een specifiek debat met de staatssecretaris van Financiën, die recent een brief aan de Kamer heeft gestuurd over het verbeteren van het functioneren van de Belastingdienst in de komende jaren. De investering in fraudebestrijding hoort daarbij. Ik weet niet of wij hier en nu een gedetailleerd debat moeten voeren over de vraag hoe wij de investeringen in de Belastingdienst het beste kunnen richten op de fraudemaatregelen. Ik stel voor het debat daarover met de staatssecretaris te voeren.

De voorzitter:

De heer Nijboer wil toch een vraag stellen en dat lijkt verdacht veel op een debat.

De heer Nijboer (PvdA):

Wij zitten in een debat en dit maakt daarvan onderdeel uit. Ik ga ermee akkoord dat debat verder met de staatssecretaris te voeren. Een van de kernthema's van de Rekenkamer is fraudebestrijding, waarvan fiscale fraude een groot onderdeel uitmaakt. De Kamer heeft hier ook om gevraagd. Ik vind de vraag wat het meest fraudegevoelige deel van het fiscaal stelsel is en de vraag waarop het meeste inzet moet worden gepleegd, wel relevant. Ik vind het prima om er later op terug te komen, maar ik wil wel graag de toezegging horen dat het kabinet hierover nadenkt en de investeringen in de Belastingdienst, zoals ze in het coalitieakkoord zijn voorgesteld, daarop ent, zodat ze op de meest effectieve wijze worden ingezet en de fraude en de witteboordencriminaliteit worden aangepakt.

Minister Dijsselbloem:

Ik ga er toch iets over zeggen, omdat anders de indruk ontstaat dat wij niet weten waar de grootste kwetsbaarheid zit op het gebied van de Belastingdienst. De heer Nijboer of zijn collega de heer Groot kan vervolgens het debat met de staatssecretaris voortzetten. De meest fraudegevoelige processen die de Belastingdienst uitvoert, zijn met name die processen waar geld wordt uitgekeerd, zonder dat er actuele en betrouwbare contra-informatie voorhanden is. Ik geef drie voorbeelden: btw-teruggave of carrouselfraude, voorlopige teruggave inkomstenbelasting en toeslagen. Dit zijn drie kwetsbaarheden omdat daarover geen actuele en betrouwbare contra-informatie beschikbaar is. Ik stel voor om dat debat verder te voeren aan de hand van de stukken die de staatssecretaris daarover aan de Kamer heeft gestuurd, zoals de brief van 19 mei over de brede agenda van de Belastingdienst.

De heer Nijboer heeft gevraagd of stabiele belastinginkomsten als doelstelling worden meegenomen in de toekomst bij de stelselherziening belastingen. Het antwoord is uiteraard ja. De stabiliteit van grondslagen is voor de commissie-Van Dijkhuizen een belangrijke indicator.

Ik ga verder met de prijs van vergroening en de leegloop bij de autobelastingen. Daarvoor geldt dat de Rekenkamer daar terecht de vinger op legt. Het is ook onderkend. De staatssecretaris heeft al eerder toegezegd dat er medio 2014 een nieuwe autobrief zal worden gestuurd. Die gaat dan niet over de nieuwste merken en uitvoeringen, maar over de belasting op auto's. Die brief zal een nieuw beleidskader voor de periode tot en met 2019 neerleggen.

Dan kom ik met uw welnemen bij decentralisaties, een belangrijk thema waarover eigenlijk alle fracties hebben gesproken en waarnaar de Algemene Rekenkamer, ook op verzoek van de Kamer, specifiek heeft gekeken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik probeer even de minister te volgen of er nog een antwoord komt op de twee vragen die ik over effectiviteit heb gesteld wat betreft auto's en CO2-uitstoot. Komt dat later in het betoog of was dit het enige wat de minister gaat zeggen over auto's en CO2-uitstoot?

Minister Dijsselbloem:

Ja, dit is op dit moment het enige wat ik erover ga zeggen. Ik verwijs naar de autobrief die aanstonds uw Kamer zal bereiken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

In die autobrief zal ongetwijfeld niets opgenomen zijn over de effectiviteit. Dit is het verantwoordingsdebat over 2013. Ik heb gevraagd waarom dit kabinet niet heeft gekozen voor de meest efficiënte en effectieve maatregelen om de CO2-uitstoot van het autovervoer terug te brengen, namelijk door de maximumsnelheid terug te brengen dan wel, maar liefst beide, Het Nieuwe Rijden met kracht te bevorderen. Het is wetenschappelijk aangetoond, ook onder het vorige kabinet, dat dat verreweg het goedkoopst en meest efficiënt is.

Minister Dijsselbloem:

Het Nieuwe Rijden wordt volgens mij bevorderd door de overheid. Ik kom er tenminste weleens spotjes en andere campagne-uitingen over tegen. Sindsdien houd ik mij daar natuurlijk ook keurig aan en dat zal voor alle Nederlanders gelden. Maar als mevrouw Van Tongeren daarin verder zou willen gaan en als wij allemaal op cursus moeten, dan is dat niet de lijn van het kabinet.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Minister Dijsselbloem:

Het lijkt mij dat dit thema verder uitgediept kan worden in de commissie met in dit geval de staatssecretaris en misschien de minister van I en M.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het gaat over de verantwoording.

Minister Dijsselbloem:

Ik kan mij niet verantwoorden over beleid dat wij bewust niet gevoerd hebben. Dat bedoel ik eigenlijk te zeggen.

Bij decentraliseren geldt dat onderdeel van het grote proces, de drie decentralisaties die plaatsvinden, is dat wij ook beogen te ontkokeren, dat wij tegen onszelf en ook tegen de Kamer bij herhaling zeggen dat wij moeten durven loslaten en dat wij van de gemeenten verwachten dat zij integraal gaan werken en zich dus ook integraal kunnen verantwoorden. Ik denk dat de Algemene Rekenkamer dat heeft willen benadrukken, toen hij tegen ons en tegen de Kamer zei: durf het dan ook los te laten en zoek naar de volgende dingen. Het eerste is een integrale verantwoording over het transitieproces. De Rekenkamer noemde daarbij de tijdelijke onafhankelijke transitieautoriteit. Het tweede is een gezamenlijke en gedeelde informatieverzameling. Het derde is dat extra beoordelingsmoment. Ik zou daar graag op reageren, met name namens de minister van BZK, die zoals de minister-president zei elders druk is met de 3D-operatie. Hij is namelijk de vinger aan de pols aan het houden, zoals de Rekenkamer hem heeft gevraagd in zijn rol als coördinerend minister.

Het kabinet zou graag de suggestie van de Rekenkamer overnemen om tot een speciale transitiecommissie voor het gehele sociale domein te komen. De taak van de commissie is in onze ogen het monitoren van die drie transities, met name de overkoepelende thema's, maar ook gewoon specifieke knelpunten. Die knelpunten kunnen dan tijdig worden onderkend. Het Rijk en de gemeenten kunnen daarover worden geïnformeerd en daarop worden geattendeerd. Dat kan vervolgens leiden tot ondersteuning en advies. Dat sluit overigens weer zeer aan bij het advies van de Rekenkamer, niet alleen om zo'n commissie in te stellen — de Rekenkamer noemt het een autoriteit — maar ook om de vinger aan de pols te houden, zodat je aanvullende maatregelen kunt nemen of extra ondersteuning kunt bieden aan gemeenten waar het niet goed gaat. Dat is met name het oogmerk van deze speciale transitiecommissie die wij willen instellen.

Wij kiezen niet voor een apart eenmalig beoordelingsmoment, want dan barst onmiddellijk een discussie los over een "go/no go"-moment: kan het worden afgeblazen of uitgesteld? Ik geef u op een briefje dat er een diffuus beeld uitkomt als wij dit proces op deze manier gaan monitoren en deze commissie aan ons en dus via ons aan de Kamer daarover gaat rapporteren. Er zullen regio's zijn, die ver vooroplopen en er zullen regio's zijn, die achteraan hangen. In onze ogen kan dat er nooit toe leiden dat we het hele proces gaan stilzetten. De gemeenten die volop bezig zijn en op koers liggen — en dat zijn de meeste — mogen daarin niet worden gefrustreerd. We moeten er gewoon voor zorgen dat de achterblijvers op tijd worden onderkend en worden geholpen of worden aangejaagd. Dat is de benadering.

De heer Merkies (SP):

De Algemene Rekenkamer heeft niet voor niets de commissie-Dijsselbloem als voorbeeld genoemd, omdat deze ook heeft gepleit voor een evaluatiemoment. Dat is ook heel logisch. Zo wordt bijvoorbeeld de ICT aangehaald, waar het ook regelmatig voorkomt. Eigenlijk wil het kabinet, deze minister, de vraag niet beantwoorden of de gemeenten er per 1 januari 2015 klaar voor zullen zijn. Het kabinet zegt eigenlijk dat zij er sowieso klaar voor zullen zijn. Dat weten we niet en dat willen we juist laten onderzoeken. Wil het kabinet niet weten of de gemeenten er per 1 januari 2015 klaar voor zijn?

Minister Dijsselbloem:

Ik geniet van de offensieve benadering van de heer Merkies. Natuurlijk wil het kabinet dat weten, maar ik heb hem voorgehouden dat er geen eenduidig antwoord zal zijn. Er zijn naar mijn laatste informatie 403 gemeenten in Nederland en het beeld zal niet eenduidig zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat wij op tijd zien in welke regio's — veel taken zullen in regionaal verband worden aangepakt — of gemeenten men nog een achterstand heeft, bepaalde beslissingen niet heeft genomen of waar bestuurlijke kracht dan wel doorzettingsmacht blijkbaar ontbreekt. Daar moet je op ingrijpen. De eenduidige vraag of "ze" er klaar voor zijn? Zo eenvoudig is de werkelijkheid niet. Het gaat om 403 uiteenlopende gemeenten en drie decentralisaties die gezamenlijk moeten plaatsvinden. Ik heb de adviezen van de Rekenkamer gelezen en daar met de president over gesproken. Wat betreft de vergelijking met ICT merk ik op dat je bij het overschakelen naar een ICT-systeem een testrun doet en je je nog één keer afvraagt of je de knop wel kunt omzetten. Zo eenvoudig zal het bij dit proces niet gaan. Het is hier veel meer zaak om zo'n transitiecommissie te vragen om het geheel van het proces te bewaken omdat het zo samenhangend is en om tijdig te waarschuwen daar waar zij knelpunten ziet, zodat wij, de VNG of anderszins ondersteuning kunnen bieden. Daar zien wij veel meer waarde in. Dan is onze benadering.

Misschien mag ik meteen wat zeggen over de commissie-Dijsselbloem? De heer Van Hijum heeft erover gesproken en misschien ook de heer Merkies zelf wel. Ook mevrouw Van Tongeren heeft daar een opmerking over gemaakt. De commissie-Dijsselbloem heeft gepleit voor een uitvoeringstoets op een heel specifiek moment en wel nadat de behandeling door de Kamer klaar was. Ons advies aan de Kamer was om de eindstemming uit te stellen en dan de vraag te stellen of dit nu zo wel kon, gegeven alle omstandigheden, dat wil zeggen de factor tijd, de factor geld, de kennis die aanwezig moet zijn, et cetera. Daarna zou de eindstemming kunnen plaatsvinden. De Kamer had dat kunnen doen, maar heeft dat niet gedaan.

Dit is echt iets anders, want als je hier eenmaal die eindstemming hebt gehad, begint onmiddellijk de implementatie. Wanneer de Tweede Kamer zelfs nog voor de Eerste Kamer heeft gezegd dat dit het is, beginnen alle gemeenten in Nederland met de implementatie. Dat wil niet zeggen dat we de handen er dan van af moeten trekken omdat het klaar zou zijn. Om die reden vinden wij het een goed idee om een dergelijke transitiecommissie in te stellen, maar we zijn niet bereid om vlak voor de start nog aan de handrem te trekken. Daar komen grote brokken van. Dat moeten we niet doen. Wat ons betreft, zullen wij de commissie nog deze zomer instellen zodat zij na de zomer van start kan gaan. Zij houdt over de breedte van de drie decentralisaties de vinger aan de pols. Zij kan aan de bel trekken, specifieke thema's aanwijzen of in specifieke gemeenten op knelpunten wijzen en wij op onze beurt kunnen daar snel op reageren. Dat is onze benadering.

De heer Merkies (SP):

Nu hoor ik zelfs dat het tot grote brokken leidt. Ik vraag mij af wat die grote brokken dan zouden zijn. Het is duidelijk dat het kabinet er bang voor is, omdat het mogelijk zou leiden tot uitstel. Ik neem aan dat in antwoord daarop de Algemene Rekenkamer heeft gezegd dat het geen "go/no go"-moment is. Blijkbaar is het nog steeds een reden voor het kabinet om niet eens te willen weten of zij er klaar voor zijn, ondanks het feit dat de Algemene Rekenkamer dat heel duidelijk heeft gezegd. Natuurlijk, het is inderdaad niet eenduidig. De ene gemeente is er misschien meer klaar voor dan de andere, maar je kunt wel degelijk iets zeggen over de gemeentes in het algemeen. Zijn ze er in het algemeen klaar voor? Waarom wil het kabinet het antwoord op deze vraag gewoonweg niet weten?

Minister Dijsselbloem:

Mijn eerste reactie was dat ik de offensieve houding van de heer Merkies waardeerde, maar mijn waardering begint af te nemen, omdat hij mijn antwoord niet serieus neemt. Het kabinet wil het wél weten. Alleen, er zal geen eenduidig ja of nee uitkomen. Wij hebben te maken met 403 gemeentes, drie decentralisaties en allerlei verschillende samenwerkingsvormen. Wij vinden ook dat gemeentes het op verschillende manieren mogen doen als de integraliteit, kwaliteit et cetera maar gewaarborgd zijn. Dus wij zeggen het volgende. Laten wij dat nou heel zorgvuldig bewaken.

Wij nemen ten minste twee suggesties van de Rekenkamer over. In de eerste plaats is dat de transitiecommissie. In de tweede plaats wordt er op dit moment al hard gewerkt door de minister van BZK samen met de VNG om te komen tot een veel gestroomlijndere en meer gedeelde informatievoorziening. Dan krijg je van die termen als "enkelvoudige uitvraag, meervoudig gebruik". Dus in plaats van dat wij allemaal weer onze eigen monitor en eindeloos aparte informatiestromen genereren, zou er één informatiestroom moeten komen die de gemeenteraad bedient en die het mogelijk maakt om een en ander tussen gemeentes te vergelijken, te benchmarken — hoe doen wij het, hoe doen de buren het? — maar die ook meteen de dataset vormt die verticaal naar Den Haag gaat. Ook dat is ingewikkeld, maar daar wordt hard aan gewerkt. De VNG werkt daaraan samen met BZK. Dat is tweede opdracht of suggestie van de Algemene Rekenkamer die wij serieus nemen. Dat is niet eenvoudig, maar wij vinden dat dat belangrijk is en dat dat zou moeten.

Maar het volgende doen wij niet; daarmee kom ik ook terug op "grote brokken". Ja, mijn stelling is inderdaad dat je brokken veroorzaakt als je zou denken dat je in oktober of november nog aan de handrem zou kunnen trekken en de hele machine stil zou kunnen zetten. Er zijn namelijk al heel veel gemeentes die al heel ver zijn met het klaarzetten van alles. Er zijn al heel veel instellingen in de ouderenzorg, in de jeugdzorg et cetera die klaar zijn en die in regio's al afspraken hebben gemaakt of aan het maken zijn om het over te nemen volgend jaar. Dus er is echt een afwegingsmoment waarop je zegt: dit staat nu klaar; nu gaan wij bekijken wat er niet goed gaat. Dat moeten wij op tijd weten. Dan kunnen wij daarop bijsturen of, zoals de Algemene Rekenkamer zei, extra ondersteuning bieden. Daar ben ik het zeer mee eens.

De heer Van Hijum (CDA):

Laat ik beginnen te zeggen dat ik er op zich positief over ben dat het kabinet een aantal adviezen van de Rekenkamer overneemt, onder andere door ontwikkelingen te volgen met de transitieautoriteit. Dat kan natuurlijk helpen, maar ik blijf het verbazingwekkend vinden dat, als je echt van plan bent om die ontwikkelingen serieus te monitoren, er geen openheid en ruimte is om de conclusie te trekken dat invoering niet verantwoord zou kunnen zijn. Daarmee is niet gezegd dat die conclusie getrokken zal worden. Sterker nog, de Rekenkamer stuurt aan op medio oktober, omdat hij zegt: dan kun je nog alles in samenhang beoordelen en in het kader van de begroting en anderszins op deelonderwerpen nog aanpassingen doorvoeren, mocht dat nodig zijn. Waarom is ook die aanbeveling niet gewoon overgenomen?

Minister Dijsselbloem:

Dat heb ik gemotiveerd. De heer Van Hijum weet van de regio's waar hij vaak komt, hoezeer de gemeentes op dit moment werken om alles op tijd klaar te zetten. Als wij daar nu ineens een grote rode handrem boven gaan hangen, dan zal iedereen denken: wanneer gaan ze daaraan trekken? Ik vind dat een verkeerd signaal. Nogmaals, dan zijn wij echt bereid te interveniëren en gemeentes bij de hand te nemen et cetera waar het echt dreigt fout te lopen, overigens ook na 1 januari. Het is ook niet zo dat je op 1 oktober nog maar één keer hoeft te bekijken: "Gaat het goed? Nou ja, grosso modo gaat het goed. Vooruit maar." Nee, je moet voortdurend kijken. Je moet specifiek zijn en interveniëren waar knelpunten zijn. Je moet zelfs bereid zijn na 1 januari te bekijken hoe het gaat. Dus die commissie blijft daarna ook nog bestaan. Dan begint het immers pas echt. Veel knelpunten zul je van tevoren niet kunnen onderkennen, op papier ziet het er goed uit, op 1 januari begint het en dingen gaan fout. Dat zal gebeuren. Dit is een grote operatie; wij moeten elkaar niets wijsmaken. Ik vind ook dat de Rekenkamer het iets te veel heeft over het geven van zekerheid: het kabinet moet de zekerheid geven dat 403 gemeentes klaar zijn. Sorry, maar nu weer even de werkelijkheid. 403 gemeentes zullen alles doen wat mogelijk is om alles klaar te zetten, afspraken te maken, beleid te maken en te communiceren met en voorlichting te geven aan burgers over wie het gaat, maar op 1 januari begint het pas en dan komt de grote test. Dus op 1 oktober zekerheid geven — dat is de formulering van de Rekenkamer — dat kan niet.

De heer Van Hijum (CDA):

De minister-president had het net over "geen experimenten", maar ik denk dat we hier wel een heel groot experiment te pakken hebben en dat wij vanuit onze rol als medewetgever de zorgvuldigheid van de invoering van die wetten ook moeten bewaken. Ik vraag dit dus ook niet alleen vanuit de controlerende rol, maar ook vanuit de rol van medewetgever. We hebben hierover ook uitgebreid met de Rekenkamer gesproken. Die heeft het niet over een handrem, die zegt: nee, je moet op een aantal punten wel duidelijkheid hebben, niet alleen over de vraag of de gemeenten er klaar voor zijn, maar ook over de vraag of je geen onverantwoorde risico's neemt met de 800.000 mensen waar het hier over gaat en of de continuïteit van zorg gewaarborgd kan zijn. Ik zou het zeer betreuren als het kabinet op dat punt deze adviezen niet overneemt. Ik vind ook dat wij vanuit de Kamer — maar dit is meer een oproep aan collega's — hier tot het laatst buitengewoon scherp op moeten zijn.

Minister Dijsselbloem:

Er is echt niemand, zeker niet in deze Kamer en zeker niet in het kabinet, die niet vindt dat we buitengewoon scherp moeten zijn op dit invoeringstraject. Natuurlijk is het zo dat als de transitiecommissie op een gegeven moment de vinger legt bij een punt dat echt niet goed gaat, niet bij een of twee gemeenten maar breed, wij daar actie op zetten. We gaan dan natuurlijk niet met onze ogen dicht over die datum van 1 januari heen denderen. Dus als dat uw verzoek is, dan hebt u absoluut mijn toezegging. Als de transitiecommissie komt met bredere thema's die niet goed gaan, zullen wij daarop acteren. Maar dat is iets anders — ik geloof dat u het daar ook mee eens bent, als ik u goed beluister — dan dat we de suggestie wekken dat we dit najaar de hele trein nog stil kunnen zetten, want de schade is dan op een gegeven moment gewoon groter dan de schade die je eventueel zou willen voorkomen. Dan kun je veel beter gerichter zijn, dan wel thematisch gericht corrigeren, dan wel gemeenten specifiek ondersteunen. Dat is dan ook wat de transitiecommissie ons zal adviseren, als dat nodig is.

De transitiecommissie zal periodiek aan de minister van BZK rapporteren. Dat kan over het brede sociale domein gaan of over specifieke thema's of regio's. De transitiecommissie kan ook rechtstreeks aanbevelingen aan gemeenten geven waar zij denken dat er meer moet gebeuren. Dit past ook allemaal binnen de wetgeving die de Kamer inmiddels is gepasseerd. We hebben natuurlijk gecheckt of er dingen in geregeld zijn die zich slecht verhouden tot zo'n brede transitiecommissie. Dat is niet het geval. We gaan haar in goede samenspraak met de VNG inrichten. Het kan niet zo zijn dat de gemeenten nu weer iets uit Den Haag opgelegd krijgen. We gaan het dan ook echt met hun afstemmen, zodat het in het belang en het voordeel van de gemeenten is. Wij zullen voor de zomer een brief aan de Kamer sturen over de inrichting van deze commissie en de uitwerking die wij daar met de VNG aan zullen geven.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Even over de verantwoording, want daar spreken we vandaag over. Deze minister is van plan 8,2 miljard naar de gemeenten te sturen om die taken te doen. De Algemene Rekenkamer waarschuwde ons echter voor het feit dat dat bedrag niet ontschot, maar geoormerkt is. De vraag is dan natuurlijk — voordat we hier volgend jaar weer staan — hoe die 8,2 miljard verantwoord wordt.

Minister Dijsselbloem:

Ik weet niet precies waar de heer Van Dijck op doelt. We hebben, op aandringen van de Kamer, afgesproken dat het de eerste drie jaar in het deelfonds voor het sociaal domein zal komen. Daar komen ook middelen in die de gemeenten hebben. Daar komt dus bij elkaar een groter bedrag in; ik meen 11 miljard. Dat zal gewoon via de gebruikelijke wegen worden verantwoord. Waar ik mij dan weer over verbaas, is dat waar we eigenlijk zouden moeten nadenken over de vraag hoe we het verantwoordingsregime voor de gemeenten eenvoudiger kunnen maken — is toch eigenlijk de boodschap van de ARK, aan ons en aan de Kamer, namelijk durf los te laten — dat de ARK op dat punt niet helemaal consistent is en zegt: hou er wel de klem op. Natuurlijk wordt het geld verantwoord. U kunt zich gewoon als Kamer een oordeel vormen over de rechtmatigheid en doelmatigheid van die besteding, maar het wordt wel gedecentraliseerd, met enige beleidsvrijheid. We willen ook dat gemeenten de zorg veel meer integraal organiseren, bijvoorbeeld rond gezinnen. Wat schieten we er dan mee op als we de oude verantwoording willen houden per landelijke regeling? Het vergt dus ook enige ontspanning. Over het totaal van het budget zal echter gewoon verantwoording worden afgelegd.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Omdat die 11,2 miljard onder bestedingsvoorwaarden aan de gemeentes wordt gegeven, is de vraag natuurlijk wat er afgesproken is over de manier van verantwoording. Wordt er gewoon verantwoord zoals al het gemeentelijke budget, wat ontschot gebeurt? Of wordt het op een andere manier verantwoord, omdat het wél met bestedingsvoorwaarden is vrijgegeven? Is daarover iets afgesproken, of ligt dat nog helemaal open?

Minister Dijsselbloem:

Nee, omdat het de eerste drie jaar in een apart deelfonds zit, moet het ook binnen dat deelfonds worden verantwoord. Daarover kun je overigens nog wel je gedachten hebben, maar zo hebben we het nu afgesproken, met name ook op aandringen van de Kamer. Na drie jaar wordt het ontschot.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Bij decentraliseren moeten we volgens mij oppassen dat we gemeenten straks gaan verplichten om allerlei potjes bij te houden, exact bij te houden hoeveel euro uit welk potje gaat, wat dan oud en nieuw geld is en hoe we dat nou gaan doen. Daarom heb ik in mijn inbreng gevraagd om de verantwoording meer te gaan meten op basis van het effect. Je kunt kijken hoeveel euro er wordt besteed aan taxivervoer, maar het gaat erom dat de mensen die taxivervoer nodig hebben, dat krijgen. Kan de minister van Financiën aangeven hoe hij van plan is om de informatie over de effecten op te halen en aan de Kamer te sturen? Gaat hij de verantwoording van het geld meer inrichten op basis van de effecten die ermee worden bereikt, of doet hij het toch nog steeds op basis van de input van het geld?

Minister Dijsselbloem:

Ik ga nu eerst een antwoord geven op een vraag die mevrouw Van Veldhoven niet heeft gesteld. Ik stel voor dat de minister van BZK in zijn brief over de transitiecommissie aangeeft welke informatie dat op gaat leveren, met welke regelmaat et cetera. Over de verantwoording van de gedecentraliseerde middelen zijn we nu volop in overleg met de VNG, om die veel meer te ontschotten en te zorgen dat gemeentes zowel horizontaal aan burgers en de gemeenteraad kunnen laten zien wat ze doen, als aan de Tweede Kamer en de departementen in Den Haag.

We zoeken inderdaad naar een wijze van verantwoording die iets zegt over het maatschappelijk beoogde effect. Het gaat er niet om of het voldoet aan regeling X of criteria X, Y en Z. Dan hebben gemeenten namelijk nog geen beleidsvrijheid. Dat proces is dus nog volop gaande. Het is een opdracht aan zowel de regering als de Kamer om de vrijheid op dit punt ook aan gemeenten te laten. Dat ben ik zeer met mevrouw Van Veldhoven eens.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik bedank de minister voor deze antwoorden. Dat zullen wij tegemoetzien. Daarbij is het voor mijn fractie ook nog van belang dat wij kijken naar zowel efficiency als effectiviteit. Je kunt een bepaald effect bereiken door er heel veel geld in te steken of door er heel slim een beetje geld in te steken. Die twee dingen zijn natuurlijk belangrijk om de echte best practices eruit te halen. Het is ook van belang dat gemeenten, wanneer ze van elkaar willen leren, zien waar de echte best practices zitten.

Minister Dijsselbloem:

Ik ben blij met de laatste toevoeging. Ik vind namelijk dat het in de toekomst met name aan de gemeenteraden is om te beoordelen of zij het op een slimme manier hebben gedaan of dat zij het geld veel te makkelijk hebben weggegeven met een klein effect. Dat geldt ook voor de verticale verantwoording, zeker.

Het budgetrecht van de Kamer zou worden uitgekleed; daar zijn verschillende vragen over gesteld. Ten dele heeft dat te maken met de decentralisaties, maar daarbij geldt naar het oordeel van het kabinet dat we echt op een andere manier zullen moeten verantwoorden. Het punt wordt ook gemaakt door mevrouw Van Tongeren in relatie tot akkoorden. Is het niet lastig om je als kabinet te verantwoorden als je allemaal akkoorden hebt gesloten? Dat is maar ten dele waar. Als het kabinet in het regeerakkoord een voornemen heeft opgenomen en daarna gaat onderhandelen met fracties in de Kamer of met maatschappelijke partijen, zoals bij het energieakkoord, dan kan het gebeuren dat het voorgenomen beleid wijzigt. Anders heb je geen gesprek met die maatschappelijke partijen. Dan zeg je gewoon: dit is wat wij gaan doen, boem. Als je echter met maatschappelijke partijen onderhandelt, kan er een ander resultaat uit voortvloeien. Vervolgens leg je verantwoording af over dat resultaat. Ik hoop dat ik daarmee enigszins de vraag van mevrouw Van Tongeren heb beantwoord. Ik zie het probleem met akkoorden in relatie tot verantwoording dus niet. Wij zijn gewoon aanspreekbaar op wat wij in die akkoorden hebben afgesproken. Of een en ander nou met sociale partners of met Kamerfracties is afgesproken: dat is het uitgangspunt van beleid en op basis daarvan verantwoorden we ons.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dan wil ik natuurlijk met plezier een concreter voorbeeld geven. In onze Nederlandse wetgeving hebben wij de Wet milieubeheer. Daarin staat dat elke investering in energie-efficiëntie die binnen vijf jaar terug te verdienen is, genomen moet worden. Dat is gewoon een kwestie van handhaven en van een verplichting. Nu is er in het energieakkoord afgesproken dat er pas per 1 januari 2015 gehandhaafd gaat worden op deze wet, die allang van kracht is in Nederland. Daar komt ook nog een lijst bij: als je deze maatregelen neemt is het wel oké. Dat maakt het lastiger voor de Kamer. Aan de ene kant zegt de regering, in dit geval minister Kamp: ik voer het akkoord uit dat ik heb gesloten met partners elders. Aan de andere kant zegt de Kamer dan: ja, maar er ligt allang een wet waardoor je dit allang had moeten uitvoeren. Ik zal de minister niet vermoeien met een lijst van voorbeelden, maar zo'n klem zit er op meer punten. Daarom denkt mijn fractie dat het ingewikkelder wordt om verantwoording af te leggen als er voor het kabinet een uitwijkmogelijkheid is om te zeggen: nou ja, oké, die wet voeren we nu even niet uit want we hebben met maatschappelijke partners afgesproken om dat pas per 1 januari 2015 te doen.

Minister Dijsselbloem:

Ik ken het voorbeeld natuurlijk niet, dus dat moet mevrouw Van Tongeren mij niet kwalijk nemen. Volgens mij is het als volgt. Als de Kamer tegen een minister die net een akkoord heeft gesloten, zou zeggen dat zij het er niet mee eens is en dat zij vindt dat de minister een maatregel wél moet nemen of moet handhaven, dan zal de Kamer daarin uiteindelijk leidend zijn. Uiteindelijk ontstaat er dan tussen kabinet en Kamer een positie, en die wordt dan beleid en dat gaan we dan weer verantwoorden. Dus nogmaals, ik zie het probleem met de verantwoording niet. Akkoorden worden hier gewoon aan de Kamer voorgelegd. De Kamer kan dan zeggen dat zij onderdelen daarvan niet wil. De meeste akkoorden landen ook in wetgeving, dus die worden gewoon in de Kamer behandeld. De Kamermeerderheid beslist dan of iets uitgangspunt van beleid wordt, en dat beleid gaan we dan weer verantwoorden. Zo moet het werken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik begrijp dat absoluut in zijn algemeenheid en nogmaals, ik zal de minister niet vermoeien met meer specifieke voorbeelden. In dit geval wordt echter een bestaande wet in Nederland, die niet ingetrokken wordt door het kabinet of wordt geamendeerd, tijdelijk buiten werking gesteld door een akkoord met maatschappelijke partners. Mijn fractie vindt dat vreemd en vraagt dan ook of dit soort zaken geen spanning met zich meebrengt. Daarom heb ik deze vraag ook in zijn algemeenheid gesteld in mijn inbreng. Mijn idee van een wet is namelijk dat de regering die te allen tijde moet uitvoeren.

Minister Dijsselbloem:

Ik ken het voorbeeld echt niet. Ik kan er geen zinnig woord over zeggen. Als de Kamermeerderheid vindt dat er iets is afgesproken dat zich niet verhoudt tot de wet of tot de wens van die Kamermeerderheid, zal het niet door kunnen gaan. Ik vermoed dat GroenLinks op dit punt niet de Kamermeerderheid heeft gekregen, maar dat weet ik niet. Ik ken het voorbeeld niet.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ook mevrouw Schouten heeft gevraagd naar het parlementaire budgetrecht. Wij hebben daar vaker discussies over gevoerd, bijvoorbeeld over sociale fondsen en zorguitgaven. Zij weet dat voor alle middelen op de rijksbegroting altijd het budgetrecht geldt, tot op het niveau van het begrotingsartikel. Ook heeft het parlement altijd zicht op rechtmatigheid en doelmatigheid, ook als de besteding en de verantwoording van die besteding plaatsvinden door een andere overheid of een uitvoeringsorganisatie. Dat geldt ook bij decentralisaties. De informatie over de besteding van deze middelen wordt gewoon aan het parlement verschaft, hopelijk op een manier die, in dit geval, voor de gemeentes behapbaar is en ten dienste kan staan aan hun horizontale verantwoording. Dat is wat ik daarover kan zeggen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het klopt dat wij daarover vaker discussies hebben gehad. We hebben van de commissie voor de Rijksuitgaven ook een uitvoerige analyse gekregen van de premiegefinancierde uitgaven. Daar heb ik ook mijn dank voor uitgesproken. Daar was mijn punt niet op gericht. Het gaat er meer om dat steeds meer zaken in de begrotingen juridisch verplicht lijken. Dat beperkt de Kamer om daar nog wat aan te doen. Mijn vraag was meer: kunnen we niet eens nader bekijken of dit niet het budgetrecht van de Kamer uitholt? Ik besef dat ik dat niet aan het kabinet moet vragen; het is ook meer een vraag aan onszelf.

Minister Dijsselbloem:

Hierbij speelt eigenlijk meer het volgende punt. Tot bepaalde uitgaven zijn we inderdaad juridisch verplicht, maar het gebeurt altijd op basis van wetgeving. Ik geef een voorbeeld. Als wij hier socialezekerheidswetgeving met elkaar hebben vastgesteld, verplicht dat ons, of soms de gemeenten, tot het doen van uitgaven. Dan kan de Kamer niet zeggen: ja maar wacht even, dat kan wel waar zijn van die wet, maar wij willen die uitgaven niet meer. In dat geval moet de Kamer de achterliggende wet wijzigen. Ik vind niet dat je kunt zeggen dat het feit dat bepaalde uitgaven verplicht zijn, bijvoorbeeld in de sociale zekerheid of voor de Zorgverzekeringswet, het budgetrecht uitholt. Daar ben ik het echt niet mee eens. De uitgaven vloeien juridisch voort uit wetten die hier in de Kamer worden vastgesteld. De Kamer moet zich er bij de behandeling van de wet rekenschap van geven dat haar budgetrecht wordt ingekaderd in de zin dat zij groen licht geeft voor het doen van bepaalde uitgaven. Zij kan niet ad hoc zeggen dat zij dat niet meer wil. Nee, dat is nu juridisch vastgesteld.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voor een deel klopt dat inderdaad. Ik zal niet bestrijden dat wij niet raar moeten opkijken als uit een door ons vastgestelde wet een juridische verplichting voortvloeit. Vorig jaar heb ik er een aantal voorbeelden van meegemaakt. Ook bij slotwetten gebeurt het vaker dat er zaken worden opgenomen waarvoor de Kamer geen mogelijkheden heeft om er iets van te vinden. Dat vind ik een fundamentele aantasting van het budgetrecht van de Kamer. Ik zal in het Presidium een verzoek doen — daar gaat de minister natuurlijk niet over — om bij onszelf nog eens te rade te gaan of wij dat allemaal goed hebben vastgelegd.

Minister Dijsselbloem:

Akkoord.

Er zijn vragen gesteld over open data, een thema waar de Rekenkamer heel actief in is en zeer voor pleit. Het kabinet is dat met de Rekenkamer eens. Zowel ondergetekende als de minister van BZK is daar nauw bij betrokken. Wij zoeken samen met de Rekenkamer naar manieren om het ter beschikking stellen van open data te versnellen en vergroten. In een lijst van 75 landen staan wij overigens erg hoog. Uit mijn hoofd zeg ik dat wij op de zevende plek staan in het beschikbaar stellen van open data, maar het verschilt heel erg per departement. Onderwijs scoort fantastisch. Je kunt per school zien hoeveel geld er naartoe gaat, inclusief onderwijsresultaten. Daarvoor ga je naar de website van de onderwijsinspectie. Op andere departementen is het nog veel minder. Soms is het ook gewoon veel moeilijker. Wij zoeken naar mogelijkheden om veel meer data te ontsluiten.

Een mooi voorbeeld is dat van de subsidie-uitgaven. Wij hebben op verzoek van de Kamer de uitgaven aan subsidies gedetailleerd verzameld en aan de Kamer ter beschikking gesteld. Die gegevens zijn ook via internet ontsloten, zij het natuurlijk ontdaan van privacygevoelige gegevens. Iedereen kan bij die hele dataset. Elke subsidietoekenning zit daarin. Iedereen kan daarin grasduinen en ernaar kijken. Dat is hoe open data moeten werken. Wij blijven de Kamer rapporteren over de manier waarop wij dat de komende jaren een vliegwiel gaan geven … of zo'n soort uitdrukking.

De heer Van Dijck heeft gevraagd naar subsidies tot €125.000. Hoeven die niet te worden verantwoord? Wil de minister dit onzinnige voorstel terugdraaien? De heer Van Dijck lacht erbij, dus ik besef dat hij het niet zo'n onzinnig voorstel vond. Het uniform subsidiekader zit als volgt in elkaar. Bij subsidies wordt vooraf beoordeeld hoeveel kosten er in totaal worden gemaakt om een prestatie te bereiken. Er wordt getoetst of het een zinvolle besteding van een subsidie is in relatie tot de te maken kosten en het verwachte effect. Vervolgens wordt besloten hoeveel subsidie wordt verstrekt, dus welke bijdrage de overheid levert. Er hoeft uiteraard niet 100% te worden gesubsidieerd. Het kan ook gaan om een impuls, zodat de subsidieontvangers ook zelf investeren. Conform het kader wordt bij subsidies tot €125.000 het subsidiebedrag verantwoord en gecontroleerd.

Daar zat een misverstand bij de heer Van Dijck. Hij dacht dat er verantwoord noch gecontroleerd wordt. Er wordt verantwoord én gecontroleerd op basis van de prestatie. Als die is geleverd, dan wordt het vooraf vastgestelde bedrag toegekend. Bedragen tot €125.000 zijn niet klein. Er vindt 100% controle op plaats. Voor de echt kleine subsidies, tot €25.000, geldt dat er een lumpsumbenadering wordt gehanteerd: geen afzonderlijke verantwoording, wel steekproefsgewijze controle. Dat gebeurt uiteraard op basis van risicoanalyses. Als er iets mis is, wordt het gewoon teruggevorderd. Er kan een boete worden opgelegd, maar dat gebeurt veel gerichter en niet voor 100%.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De minister zegt het goed: €125.000 is geen klein bedrag. Wat mij opvalt is dat de prestatie alleen achteraf wordt verantwoord. Dus als ik subsidie aanvraag om een evenement te organiseren, wordt dit beoordeeld en krijg ik €125.000. Vervolgens kijkt de minister alleen achteraf, op basis van een krantenartikel of zo, of het evenement echt georganiseerd is. Er wordt niet gekeken hoe die €125.000 besteed is. Is het hele bedrag besteed, heeft het evenement echt €125.000 gekost? Daar wordt allemaal niet naar gekeken. Dat wordt alleen vooraf bekeken, maar achteraf wordt er geen verantwoording afgelegd. Sorry, maar ik vind het raar dat zo wordt omgegaan met €125.000 belastinggeld, dat er alleen gekeken wordt of het evenement is georganiseerd. Ja? Oké, streep erdoor, het zal wel goed zijn.

Minister Dijsselbloem:

Er is een controle vooraf. Welke prestatie wordt er geleverd en tegen welke kosten is dat redelijk? Welke bijdrage kunnen wij in dit geval eisen van de subsidieontvanger? Dat wordt allemaal vooraf gecontroleerd. Achteraf wordt gekeken of de prestatie daadwerkelijk is geleverd. Dat wordt verantwoord en gecontroleerd. Vooraf wordt dus al gekeken waar het bedrag van €125.000 op gebaseerd is, waarvoor het geld nodig is, waar het specifieke bedrag vandaan komt en hoe het bedrag zich verhoudt tot hetgeen wordt geleverd. Achteraf wordt gekeken of geleverd is wat afgesproken was. Zo zit het in elkaar.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is toch niet zo raar om achteraf ook te kijken hoe het geld is uitgegeven en of het geld echt is besteed? Misschien was er voor het evenement maar €50.000 nodig en heeft het €125.000 gekost. Dat zou kunnen, want er wordt alleen gekeken of het evenement is georganiseerd, maar niet hoe het geld besteed is. De minister vraagt geen bonnetjes.

Minister Dijsselbloem:

Ik geloof dat het niet zo veel zin heeft om mijn antwoord te herhalen. Een deel van de controle vindt vooraf plaats, namelijk het vaststellen of het bedrag überhaupt nodig is, hoe het zich verhoudt tot de kosten die gemaakt moeten worden en hoe de kosten zich verhouden tot de prestatie die geleverd wordt. Het is een combinatie van specifieke controle op het bedrag vooraf, en een verantwoording en controle op de prestatie achteraf.

Er zijn vragen gesteld over de bedrijfsvoering bij Defensie en BZK. Beide ministeries hebben in 2013 veel problemen in de bedrijfsvoering aangepakt. Op basis van de aanbevelingen van de Rekenkamer zijn gerichte verbeteracties opgezet. De auditcommissies op beide departementen monitoren de voortgang van deze acties. In de commissievergaderingen kan dit met beide ministers verder worden besproken.

Kan de overheid het goede voorbeeld geven in het gebruik van groene energie? Dit was een van de vragen die mevrouw Van Veldhoven stelde, toen ze het had over het goede voorbeeld geven. Volgens mijn informatie staat in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2013 dat het totaalverbruik van gas en elektriciteit in 2013 is afgenomen met 4,6%. Dat is in volume. Dat is een belangrijk gegeven, omdat de prijzen ook zijn gedaald. Het gaat dus echt om een volumeafname. De afname komt voort uit een aantal maatregelen die in de rijksgebouwen, zowel bij renovatie als nieuwbouw, zijn genomen om veel energiezuiniger te bouwen. Het zijn allemaal energiebesparingsmaatregelen die worden genomen door de Rijksgebouwendienst. Dat heeft in een jaar tijd geleid tot 4,6% minder verbruik.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat is heel mooi, want energiebesparing is naast het vergroenen van onze energie ontzettend belangrijk. Het is nog steeds de schoonste en goedkoopste oplossing als je de energie helemaal niet gebruikt. Mijn vraag ging echter over de 95% van de energie die we nog wel gebruiken. Hebben we het dan over echt groene energie, of over sjoemelstroom? Daar had mijn vraag betrekking op. Ik ben natuurlijk blij met de informatie van de minister, maar mijn vraag blijft staan.

Minister Dijsselbloem:

Op de sjoemelstroom moet ik in tweede termijn terugkomen. In hoeverre het Rijk echt groene stroom aantrekt, was inderdaad de vraag van mevrouw Van Veldhoven. Zij houdt het antwoord tegoed in tweede termijn.

Voorzitter, ik ga proberen om er vanaf nu wat sneller doorheen te gaan.

Over het subsidieregister zijn vragen gesteld. De Kamer heeft een zeer omvangrijk overzicht ontvangen van alle subsidieontvangers. We hebben natuurlijk de gegevens die herleidbaar zijn tot natuurlijke personen, eruit gehaald in verband met de privacy. Deze gegevens zijn beschikbaar via rijksbegroting.nl. Wij kunnen bezien of we het in de toekomst ook beschikbaar kunnen stellen als onderdeel van het opendataproject.

De heer Van Hijum, maar volgens mij ook anderen, heeft gevraagd naar de effectiviteit van SDE-subsidies. Verder heeft mevrouw Van Veldhoven gevraagd om criteria. De minister van Economische Zaken zal op korte termijn bezien welke praktisch hanteerbare evaluatiecriteria gehanteerd kunnen worden om die effectiviteit te monitoren. Hij zal dat doen in overleg met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die de SDE-plus uitvoert. Hij zal de Kamer hierover te zijner tijd informeren. Er komen dus hanteerbare evaluatiecriteria om de effectiviteit scherper in beeld te brengen.

Mevrouw De Vries heeft gevraagd naar de beleidsdoorlichtingen. Hoe gaan we ervoor zorgen dat al het beleid eens in de vier tot zeven jaar wordt doorgelicht? Het is mij ook een doorn in het oog dat wij onze taakstelling voor en onze afspraken over het aantal beleidsdoorlichtingen in 2013 niet hebben gehaald. Ik ben daar dan ook niet tevreden over. De minister-president kan bevestigen dat ik in de ministerraad regelmatig zeur over het feit dat ze niet worden geleverd en dat ze niet altijd voldoende kwaliteit hebben. Ik heb het al eerder gedaan, maar ik roep de Kamer toch nog maar een keer op om ze ook allemaal te behandelen, want dat gebeurt nu niet. Ik weet een ding zeker: als de Kamer alle beleidsdoorlichtingen in algemene overleggen zou bespreken, dan krijgen die opeens een politieke lading. Als de Kamer ze vanwege haar drukke agenda op de plank legt, dan vrees ik dat ze niet de politieke lading krijgen die ze behoren te krijgen. In het kabinet maken we er in ieder geval afspraken over om ervoor te zorgen dat ze aan kwaliteit en tijdigheid winnen. Blijf mij hierover dus elk jaar pootje haken, want dan blijf ik ook alert.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter, ik liep even naar mevrouw De Vries om te vragen of zij wilde interrumperen. De minister van Financiën zei namelijk terecht dat zij dit punt heeft opgebracht.

Wat kunnen wij nog extra doen? Ik vraag dat, omdat we het vorig jaar ook met elkaar hadden over dit punt. Kunnen de ministers die hun beleidsdoorlichting niet op tijd af hebben bijvoorbeeld een brief naar de Kamer sturen met hun redenen waarom hun beleidsdoorlichting vertraagd is? Misschien helpt die afspraak de minister ook weer in de ministerraad.

De Rekenkamer zegt over de BDU dat die aandacht behoeft: de beleidsevaluatie daarvan is ver over tijd en het gaat om grote bedragen. Kunnen we afspreken dat die evaluatie er binnenkort is?

Minister Dijsselbloem:

Mevrouw Van Veldhoven helpt mij zeer met haar suggesties. Ik neem die dan ook graag over, ook al zal ik daarover volgende week in de ministerraad worden gekapitteld. Het lijkt mij een goed idee dat een minister aan de Kamer meldt waarom hij niet in staat is om een voorgenomen beleidsdoorlichting op tijd te leveren. Het is inderdaad een goed idee dat hij de Kamer dan schrijft: dit is de stand van zaken en ik heb om die en die reden vertraging. Dit zal de politieke druk zeker opvoeren en dat lijkt mij heel redelijk

Ik kan proberen om in tweede termijn op de BDU te reageren. Men kan dan nu even nagaan waar die in de planning staat. Ik kom dus in tweede termijn terug op de beleidsdoorlichting van de BDU.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Hartelijk dank voor deze heldere toezegging. Ik neem verder het signaal van de minister van Financiën ter harte dat wij in de Kamer op onze beurt die doorlichtingen serieus op de agenda moeten zetten.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Om de betrokkenheid van de Kamer te vergroten is het ook nodig dat de beleidsevaluaties zinnige informatie bevatten en dat er zinnige dingen voor worden onderzocht. Ik zou ook graag zien dat de Kamer vooraf betrokken wordt bij de opzet en de vraagstelling, omdat dit tot meer betrokkenheid van de Kamer zal leiden.

Minister Dijsselbloem:

Ook dit lijkt mij een zinvolle suggestie.

In de beleidsagenda bij de afzonderlijke departementale begrotingen treft mevrouw De Vries de voor het komende jaar voorgenomen beleidsdoorlichtingen aan. Dat staat in alle begrotingen. Het zou goed zijn als de Kamer daarover tijdens het begrotingsdebat of op een ander moment met de minister van gedachten wisselt. Zijn dit de goede thema's? Wat zijn de vragen die daarbij centraal staan? Dan kan de Kamer aan de hand van dat overzicht ook aangeven: wij zouden graag dat die of die invalshoek erbij wordt betrokken of dat dit punt wordt geëvalueerd. De planning wordt dus aan de Kamer toegestuurd. Dat is, denk ik, het goede moment om er met de bewindslieden over te spreken.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Wil je die discussie met de Tweede Kamer loskrijgen, dan is het naar mijn idee goed dat er ook vanuit het kabinet een indicatie wordt gegeven, en dat het kabinet niet alleen het thema benoemt maar ook de vraagstelling die eraan ten grondslag ligt. Zo kan daarover ook echt discussie loskomen.

Minister Dijsselbloem:

Bij beleidsdoorlichtingen gaat het, zoals men weet, altijd om een beleidsartikel, dat in zijn geheel wordt doorgelicht op de doelstellingen die beoogd worden met dat beleidsartikel. Er wordt bekeken of die eigenlijk wel worden gerealiseerd, of dat op een efficiënte manier gebeurt en of het effectief is, et cetera. Dat is dus een vast stramien van de beleidsdoorlichting. Het is niet zo dat wij per keer improviseren met onderzoeksvragen. Het vaste stramien is: u moet de effectiviteit van het beleid dat behoort bij dat begrotingsartikel evalueren. Naar aanleiding van een verzoek uit de Kamer bij een eerder debat, hebben wij onlangs in het kabinet afgesproken dat daarbij ook de prikkelende vraag komt: zou het ook met minder geld kunnen? Als u nu 20% minder geld had op dit begrotingsartikel, hoe zou u het dan doen? Mogelijk kwam deze suggestie van de heer Koolmees, zoals ik mevrouw Van Veldhoven hoor zeggen. Dit is inmiddels kabinetsbeleid geworden. Bij elke beleidsdoorlichting moet dus ook — niet per se met het oogmerk om onmiddellijk te bezuinigen maar wel om jezelf te dwingen om erover na te denken — de vraag aan de orde komen of het ook met 20% minder kan. Hoe zou je dat dan doen? Kan het slimmer? Ook dat is dus onderdeel van de vaste opzet en vraagstelling bij beleidsdoorlichtingen geworden.

Ik kom bij het staartje, in de categorie "overig". Ik zal bekijken wat ik daarvan gewoon gevoeglijk kan negeren. Een thema dat mevrouw Van Veldhoven en mij zeer bezighoudt is de Fyra. Mevrouw Van Veldhoven heeft blijkbaar een formulering in het jaarverslag van het Infrafonds aangetroffen die haar bevreemdde. Dit gaat over een efficiencyslag die de NS moet plegen om schade à 119 miljoen te compenseren met efficiencymaatregelen. Dat gaat gewoon gebeuren zoals afgesproken. De Kamer heeft daarover van mij een brief gekregen en er zijn toezeggingen gedaan. Er is ook een motie over dit onderwerp ingediend. Wij trekken hierbij aan dezelfde kant van het touw. Mocht daarover nog verwarring hebben bestaan, dan is die hierbij weer weggenomen.

De heer Nijboer heeft gevraagd naar de realisatie van de voorziene besparing op het vastgoed. De minister voor Rijksdienst heeft masterplannen voor de rijkshuisvesting opgesteld. Daarbij zijn ook verkoopopbrengsten geraamd. Die afstoot zal echter geleidelijk gaan. De markt is niet heel gunstig. In masterplannen is dit in ieder geval uitgewerkt. Deze zijn van start gegaan op 1 januari 2014. Wij hebben geen reden om geraamde resultaten nu al bij te stellen. Het is allemaal nog vrij recent geraamd, maar het blijven natuurlijk ramingen. De minister voor Rijksdienst zal hierover rapporteren.

Mevrouw Van Veldhoven heeft een ander voorbeeld genoemd bij de vraag of de overheid wel het goede voorbeeld geeft. Dat ging over het aantal arbeidsbeperkten en jongeren bij het Rijk. In 2013 is een resultaat behaald van 1.842 arbeidsbeperkten bij het Rijk. Daarmee is het 1 procentsquotum dat daarvoor blijkbaar gold, behaald. Zoals men weet, is in het sociaal akkoord afgesproken dat dit aantal moet toenemen. Het moet worden uitgebreid met 3.340, te behalen over tien jaar. Daaraan hebben wij ons gecommitteerd en wij zullen daarover in de komende jaren ook rapporteren. Het is natuurlijk zo dat het bij een krimpende rijksdienst lastig is om jongeren in dienst te nemen. Dat zie je terug. Dat is altijd zo: in krimpende organisaties stopt verjonging of wordt die heel beperkt. Wij hebben natuurlijk wel weer het Rijkstraineeprogramma, waarover sinds 2013 afgesproken dat de betrokken jongeren bij gebleken geschiktheid en goed functioneren een vaste aanstelling krijgen. Via die weg hebben wij een vaste instroomroute zeker gesteld om ervoor te zorgen dat er nog echt wel jongeren de departementen binnenkomen. Maar het is beperkter door de krimp van de rijksoverheid.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik merk dat het ook voor de minister van Financiën en ik neem aan voor het kabinet aandachtspunten zijn. Voor de komende tien jaar zijn inderdaad gewoon concrete afspraken gemaakt over de instroom van arbeidsgehandicapten bij het Rijk. De overheid als geheel doet het evenwel slechter dan alle andere sectoren. Natuurlijk gaan wij hier alleen maar over de rijksoverheid, maar toch zeg ik tegen het kabinet: breng dit punt alstublieft onder de aandacht wanneer u in contact bent met andere overheden. Bij de overheid in den brede gaat het nog niet goed genoeg. Dat blijft een aandachtspunt voor ons allen.

Minister Dijsselbloem:

Ik zeg toe dat ik via de minister van SZW, die op dat punt de grote trekker is, zal zorgen dat dat breed onder de aandacht wordt gebracht. Het is ook belangrijk omdat andere overheden, bijvoorbeeld in het kader van de decentralisatie, een stuk verantwoordelijkheid krijgen voor deze groep op de arbeidsmarkt.

Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd naar de middelen, dus geld, voor het bevorderen van schone energie. Blijft dat geld ook als het ongebruikt is voor dat doel beschikbaar? Sinds 2013 geldt voor deze gelden een interne begrotingsreserve. Dat wil zeggen dat als het geld niet daaraan wordt besteed, het wordt gestopt in de begrotingsreserve en daarvoor beschikbaar blijft. Dat is in het verleden niet altijd het geval geweest, dus ik begrijp waar de vraag vandaan komt, maar sinds 2013 is dat wel het geval. In 2013 is al 225 miljoen in de reserve gestort. Dat is overigens geen goed nieuws want we hadden het natuurlijk liever aan goede projecten uitgegeven in het kader van het bevorderen van duurzame energie, waar mevrouw Van Tongeren al de vinger bij legde.

Ik kom bij een onderwerp waar ik dag en nacht voor uit bed kom: de co-vergister. Ik weet niet wat het is, in alle eerlijkheid, maar ik ben blij en tevreden dat ik de Kamer kan melden dat het kabinet haar binnen twee weken zal informeren over de controleresultaten co-vergisting. Ik weet dat mevrouw Van Tongeren daarvan een belangrijk punt had gemaakt. Het gaat ook over de mogelijkheden — dat is zo mogelijk nog belangrijker — om de handhaving rond co-vergisting van dierlijke mest te verbeteren. Binnen twee weken ontvangt de Kamer de verlossende antwoorden op dat punt.

Hiermee wilde ik een punt zetten. Ik ben vast punten vergeten, maar misschien kunnen we in tweede termijn de losse eindjes nog oppakken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Sorry, voorzitter, maar ik heb tien concrete vragen gesteld en op maar drie een antwoord gekregen. Definitie van duurzame groei, definitie van innovatie, rechtsbijstand, meevaller kinderopvang en meevaller bijstand; als de minister alleen deze vragen beantwoordt, dan geef ik hem al een voldoende. Ik heb daar nog geen antwoord op gehad.

Minister Dijsselbloem:

Over kinderopvang heb ik gesproken. Een antwoord op de vraag over de bijstand heb ik niet paraat; daar kom ik graag in tweede termijn op terug. De definitie van duurzame groei: een groei die ook bestendig en houdbaar is op langere termijn, ook voor volgende generaties. De definitie van innovatie heb ik niet paraat, maar misschien kan mevrouw Van Tongeren haar achterliggende politieke bedoeling van de vraag toelichten, want anders krijgen we een definitiediscussie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het was een opmerking van de Algemene Rekenkamer. Ik neem aan dat de minister die gezien heeft. De Rekenkamer zegt dat er steeds wisselende definities worden gebruikt voor innovatie. Omdat niet duidelijk is wat innovatie is, is ook niet te controleren of het geld wordt uitgegeven aan innovatie. De Algemene Rekenkamer suggereert dat als je duidelijker maakt wat innovatie is in de bedoeling van deze regering, de Kamer kan zien of het geld inderdaad aan innovatie is uitgegeven. Ik vind dat een redelijk sluitend argument van de Algemene Rekenkamer.

Minister Dijsselbloem:

Ik ga er heel even over nadenken en dan kom ik er in tweede termijn op terug, temeer omdat ik denk dat als je innovatie definieert en van tevoren vastlegt, je bijna innovatie uitsluit. Dan krijg je een heel bureaucratische benadering van wat innovatie nu eigenlijk is, met criteria die door ambtenaren worden afgevinkt. Dan komt er iemand met een briljant plan, dat wordt langs het criterialijstje gelegd en dan wordt gezegd: dit is geen innovatie want het voldoet niet aan de definitie die de Rekenkamer heeft gesuggereerd. Ik vraag me af of het bij het karakter van innovatie past om dat beleidsmatig te definiëren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Toch wordt op een zekere grond besloten om daarvoor geld beschikbaar te maken. Wat is dan die grond? Die is dan gewoon: we hebben geld over en wat moeten we er anders mee doen? Dat lijkt mij echter onwaarschijnlijk. Er moet een gedachte aan ten grondslag liggen als er geld of een subsidieregeling beschikbaar gesteld wordt voor innovatie. Over die grondslag zou mijn fractie graag iets meer informatie krijgen. Het mag van mij ook per brief, als dat makkelijker is voor de minister. Er kan niet zomaar in een begroting of in een subsidieregeling worden gezet: doe er maar iets mee.

Minister Dijsselbloem:

Innovatiebeleid van de overheid vindt plaats via verschillende kanalen: fiscaal beleid, subsidiebeleid en geprogrammeerde onderzoeksgelden bijvoorbeeld. Per kanaal wordt op een andere manier getracht innovatie mogelijk te maken. Je kunt het niet definiëren, dat is eigenlijk mijn punt. In de fiscale stroom kunnen kosten die worden gemaakt voor research and development, met name personeelskosten, worden afgetrokken. Dit wordt dan verantwoord op basis van het type activiteiten en de kwalificatie van mensen. In het kanaal van de onderzoeksgelden kan het zo zijn dat de NWO programma's ontwerpt, criteria aanlegt en beoordeelt of door onderzoekers ingediende voorstellen voldoende innovatief zijn. Het wordt een heel omstandig betoog, maar op die manier is het innovatiebeleid ingericht.

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de beantwoording door de regering in eerste termijn.

De vergadering wordt van 21.29 uur tot 21.39 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering voor de Kamer in tweede termijn.

Het woord is aan de heer Merkies.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Wij hebben het onder andere gehad over vorig jaar, een jaar waarin het niet zo goed ging. Het valt mij op dat er altijd wel een excuus te vinden is: de wereldhandel, de winter. De wereldhandel ging best goed en de wereldgroei ging ook best goed, het ging alleen in Nederland niet goed. Wat de winter betreft, wij hebben een milde winter gehad en ik zou weleens willen horen of het kabinet de voorspoed in een ander jaar verklaart door de strenge winter. Dat zal wel niet het geval zijn.

Ik heb geen antwoord gehad op mijn vragen over de beslagvrije voet, wel op mijn vragen over de schulden. Ik begrijp dat er een verhaal komt bij de presentatie van de Miljoenennota. Maar goed, ik heb meer aan de orde gesteld over de schulden. Ik wil graag een integrale aanpak. Een van de dingen die ik expliciet heb genoemd, is dat de overheid het goede voorbeeld zou kunnen geven. Het gaat er dan om dat de beslagvrije voet niet door de Belastingdienst wordt gerespecteerd. Het probleem is dat bij de verrekening van de toeslagen de belastingvrije voet niet wordt gehanteerd. De mensen moeten zich zelf melden bij de Belastingdienst om te zeggen dat zij door de verrekening te weinig overhouden. De Belastingdienst zou dit ook kunnen constateren.

Ik dank het kabinet voor de toezegging voor de tabel over de koopkrachtcijfers. Desondanks dien ik hierover een motie in, die ik vervolgens aanhoud, als een stok achter de deur.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in afwijking van vorige jaren in de jaarverslagen geen gerealiseerde koopkrachtcijfers heeft gegeven voor de verschillende typen huishoudens;

verzoekt de regering, dat op korte termijn alsnog te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (33930).

De heer Merkies (SP):

Ik houd de motie aan en zij komt later misschien nog aan de orde.

Ik wil nog iets zeggen over de accijnzen. Wij hebben vandaag wel de brief gehad, maar ik heb het onderwerp toch aan de orde gesteld, omdat de pomphouders al sinds begin januari op een antwoord van het kabinet wachten. Het is dan heel wrang wat ze vandaag horen. Ik hoop dat wij snel dat debat kunnen voeren en ik hoop dat zij voor de zomer duidelijkheid krijgen. Het gaat wel degelijk — dat bleek in ieder geval wel uit de brief van vandaag — om een enorme terugval in de afzet. Ook uit de cijfers van het ministerie zelf blijkt dat het om een enorme teruggang gaat. Ik kan mij niet voorstellen dat de boodschap aan al deze pomphouders is dat je vervolgens niks doet. Ik hoop dat er iets meer van een boodschap richting hen is en ook dat er cijfers worden bijgehouden waardoor het kabinet zich kan verantwoorden. Dan gaat het ook over de ontslagen en over de faillissementen die zijn aangevraagd.

Ik kom bij de decentralisaties. Dat was natuurlijk een belangrijk punt. De premier zegt dat hij er niet over gaat. Hij kan natuurlijk best zeggen dat hij het aan de minister van Financiën overlaat, maar dit is niet zomaar iets. Hij zegt dat hij niet minister van alle zaken is, maar dit gaat wel om iets heel groots. Dit gaat om een grootscheepse operatie, de grootste decentralisatie die Nederland ooit heeft gekend. Het gaat zelfs om de grootste bezuinigingsoperatie ooit. Het gaat echt om iets heel groots. Ik vind dat het niet past bij een premier om te zeggen dat hij er niets over zegt.

Ik heb een vraagje over de transitieautoriteit. Er wordt nu over gesproken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Ik merk toch op dat een hoop gemeenten helemaal niet staan achter datgene waarmee de VNG heeft ingestemd. Ik ben overigens benieuwd wie er in die commissie of die autoriteit komen. Het wordt nu een commissie, hè? Dat wordt dan samen met Jorritsma besloten. Ik maak mij er toch enige zorgen over wie er dan in die commissie komen, ook als er met hen wordt gesproken over die ontschotting over drie jaar. Laten wij het maar in gewoon Nederlands zeggen. Het komt er gewoon op neer dat je geld dat je eerst kon uitgeven aan de jeugdzorg nu bijvoorbeeld kunt uitgeven aan stoeptegels of aan een nieuw gemeentehuis.

Ten slotte — ik zie al een lampje knipperen — heb ik nog een motie over het beoordelingsmoment. Je wilt gewoon weten of het voor de gemeenten haalbaar is of niet. Ik kan mij niet voorstellen dat het kabinet dat niet wil weten. Misschien krijg je wel juist brokken als je het te snel invoert. Omdat je die informatie wilt hebben, denk ik dat wij het advies van de Algemene Rekenkamer ter harte moeten nemen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de decentralisatie van de jeugdzorg, de maatschappelijke ondersteuning en de arbeidsparticipatie een complexe stelselwijziging inhoudt;

verzoekt de regering, de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om te komen tot een integraal beoordelingsmoment over te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies, Van Tongeren en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (33930).

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. Ik heb nog een aantal punten in tweede termijn. Het eerste punt is de fraude. Er is aangegeven wat er allemaal al gebeurt, maar wij hadden het kabinet toch nog uitgedaagd om er wat stappen verder in te zetten. Wat ons betreft, zou er nog meer samenwerking kunnen zijn in Nederland op het gebied van de informatie-uitwisseling. Ook de risico-inschatting vooraf bij het beleid en bij maatregelen zou wat ons betreft scherper kunnen. Graag krijgen wij daarop een reactie van het kabinet.

Het tweede punt betreft de open data. De minister geeft aan dat hij daarover in overleg is met de Algemene Rekenkamer. Op dit punt stond het punt verantwoording nog op 0%. Wij hebben gevraagd naar de ambitie, dus wij zouden graag in ieder geval een brief van de minister krijgen, eventueel na het zomerreces, waarin duidelijk wordt aangegeven wat wij precies gaan doen. De minister gaf aan dat de subsidies eenmalig als open data beschikbaar zijn gesteld en dat hij zal proberen om dat in de toekomst structureel te doen. Het lijkt ons goed om dat structureel te doen in een openbaar subsidieregister, zodat er transparantie is wat dat betreft.

Dan kom ik bij de beleidsdoorlichtingen. Ik begrijp dat de Tweede Kamer zelf er veel meer aan moet doen. Dat heb ik in mijn eerste termijn ook aangegeven, maar ik denk dat het ook belangrijk is dat de Tweede Kamer vooraf accenten kan aanbrengen, bijvoorbeeld als het om fraude gaat. Ik heb ook aangegeven dat wij veel meer zouden moeten gaan sturen op de productiviteit. Dat soort accenten zou de Tweede Kamer vooraf moeten kunnen aangeven bij die beleidsdoorlichtingen.

We hebben veel gesproken over die co-vergister, maar mijn algemene punt ging over de subsidies in totaliteit, de effectiviteit en de efficiency. Ik heb gevraagd wat daaraan verbeterd kan worden om daar in de toekomst ook een slag te kunnen maken. Deze vraag is echter niet beantwoord.

Met mijn laatste opmerking sluit ik mij aan bij mevrouw Schouten van de ChristenUnie. De VVD heeft bij monde van de heer Harbers en mijzelf in het verleden al een aantal keren naar voren gebracht dat duidelijk moet zijn wat de Tweede Kamer op korte termijn kan beïnvloeden. Een wet kunnen wij veranderen, dus laat er dan duidelijk bij staan welk deel vastligt vanwege wettelijke verplichtingen die we, als het goed is, nog kunnen aanpassen. In die zin steunen wij de opmerking van mevrouw Schouten.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Merkies stel ik voor, zijn motie (33930, nr. 3) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president en de minister van Financiën voor de antwoorden in eerste termijn. Het gaat langzaam beter, zo zegt de premier, maar het gaat nog heel voorzichtig. We moeten ons blijven inzetten om het begrotingstekort terug te dringen, want het is nog 15 miljard, zo gaf hij aan. Daar zijn wij het zeer mee eens. Dat zal ook primair moeten plaatsvinden langs de weg van economische groei, banengroei en het stimuleren van werkgelegenheid. Daarvoor is lastenverlichting toch de meest aangewezen weg. Wij hopen dat het niet bij woorden blijft en dat we er de komende jaren in zullen slagen die trend van de stijgende collectievelastendruk om te buigen. We zullen het debat daarover met het kabinet blijven voeren.

De heer Merkies heeft zojuist een motie over de decentralisaties ingediend, waarbij ik mij heb aangesloten. Ik herhaal dat ik op zichzelf tevreden ben met het feit dat het kabinet een aantal aanbevelingen van de Rekenkamer opvolgt, maar dat het specifieke punt van het beoordelingsmoment helaas toch blijft liggen. Ik vind het een overweging waard of de Kamer niet zelf de opdracht kan geven om die beoordeling in oktober door een organisatie te laten uitvoeren. Daar moeten wij maar eens over praten. Wij zijn per slot van rekening medewetgever en medeverantwoordelijk voor die zorgvuldige transitie.

Ik wil tot slot nog ingaan op de subsidies. Ik heb de minister van Financiën daarover een aantal zaken horen zeggen, maar ik zou graag een aantal moties willen voorstellen om ambities vast te leggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op 21 mei alle rijkssubsidies openbaar zijn gemaakt door middel van een lijst van verstrekte subsidies per ministerie;

overwegende dat de Algemene Rekenkamer opnieuw forse risico's signaleert ten aanzien van de rechtmatige en doelmatige besteding van subsidiegelden;

verzoekt de regering om een openbaar subsidieregister in te richten en hierbij aan te geven welk maatschappelijk doel wordt gediend met de subsidie en wanneer een subsidie wordt beëindigd, op basis waarvan de Kamer en derden zich eenvoudiger een oordeel kunnen vormen over de rechtmatige en doelmatige besteding van subsidiegelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (33930).

De heer Van Hijum (CDA):

Om het niet bij een algemene oproep tot meer oog voor doelmatigheid te laten, maar om daar ook een regeling uit te lichten, wil ik de volgende motie voorstellen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Rekenkamer wijst op het belang van een betere evaluatie van de effectiviteit van subsidies en controle van bestedingen;

constaterende dat op basis van de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE-plus) in 2014 in totaal 3,5 miljard euro beschikbaar is voor diverse vormen van hernieuwbare energie, en dat in 2013 bij de besteding onrechtmatigheden zijn geconstateerd;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de toetsing van de SDE-plusregeling aan de rijksregels en voorwaarden voor subsidieverstrekking, de fraudegevoeligheid en de wijze waarop de effectiviteit wordt beoordeeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33930).

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb daar één opmerking bij: dat het begrip "co-vergisting" bij de minister van Financiën met zijn landbouweconomische achtergrond zo veel verwarring opriep, heeft mij enigszins verrast, maar dat kan gebeuren.

Mijn laatste motie gaat over het punt dat mevrouw De Vries ook heeft aangekaart, namelijk de open dagen. Ook daarover hoop ik dat wij iets scherpere afspraken kunnen maken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland niet vooroploopt als het gaat om het openbaar maken van rijksuitgaven via open data;

overwegende dat een betrouwbaar openbaar bestuur te allen tijde moet kunnen aangeven waar en hoe het belastinggeld besteedt;

voorts overwegende dat het openbaar en toegankelijk maken van informatie over rijksuitgaven niet alleen de transparantie dient, maar ook voordelen biedt voor onderzoekers van onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven en de overheid zelf ten behoeve van het verbeteren en doelmatiger maken van beleid;

verzoekt de regering, stappen te ondernemen om alle overheidsuitgaven op transactieniveau op een overzichtelijke wijze openbaar en toegankelijk te maken en de Kamer bij de begroting voor 2015 over de voortgang te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33930).

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog een drietal punten voor de tweede termijn: de decentralisaties, het fraude-onderdeel en grip op de zorguitgaven.

Over de decentralisaties heeft de Rekenkamer een drietal aanbevelingen gedaan. Het kabinet heeft zojuist aangegeven twee van de drie over te nemen, precies zoals ik had verzocht in eerste termijn. Ik had een motie voorbereid over een transitiecommissie die de voortgang en samenhang in de gaten houdt, die de knelpunten en ontwikkelingen signaleert, die daar gesprekken over voert met gemeenten, die zicht houdt op de knelpunten om de voortgang te bewaken en die samenhangende uitvoering van decentralisaties bevordert. Maar ik heb de minister van Financiën zojuist goed gehoord. Hij heeft al die punten toegezegd in eerste termijn. Dat is ook de reden dat ik de motie die ik daarover had voorbereid, niet zal indienen.

De heer Van Hijum riep de collega's nog op om zelf ook scherp op de uitvoering te zijn. Dat zeg ik graag toe, want dat vind ik een zeer terechte oproep. Ik doe dat overigens niet alleen, maar vooral ook mijn collega-PvdA-woordvoerders die daarover gaan en die ook in groten getale aanwezig zijn bij dit debat doen dat.

Mijn tweede punt is fraude. Dat is een groot punt, waar ook de Rekenkamer de aandacht op vestigde. Ik heb zelf gevraagd welke maatregelen in de fiscaliteit het meeste bijdragen aan fraudebestrijding. De minister gaf daarop als antwoord: uitkeringen zonder adequate contra-informatie. Dat komt er eigenlijk op neer dat je geld uitkeert zonder precies te weten of er aan de voorwaarden wordt voldaan of wie het precies is. Ik denk dat dat juist is, maar tegelijkertijd vind ik witteboordencriminaliteit, waar veel geld in omgaat, ook een risicogebied, maar wij zullen daar verder over discussiëren aan de hand van de brief van de staatssecretaris. Die suggestie heeft de minister aangegeven. Die grijp ik graag aan.

Het derde punt is grip op de zorguitgaven. Het is een punt van aandacht voor de regering om dit te verbeteren. Dat is mooi. Het is een punt van grote aandacht van de volksvertegenwoordiging om dit ook te realiseren.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. 2013 was een desastreus jaar, een zwarte bladzijde in de geschiedenis, maar, zo hoor ik de minister-president zeggen, het was niet onze schuld. Het was niet de schuld van dit kabinet, want het was de wereldhandel, die erg zwak was. Maar de wereldhandel was helemaal niet zo zwak, want die groeide met 3%. Zelfs de Europese Unie groeide met 0,2%. Nederland was duidelijk het zwakste jongetje van de klas en bleef achter.

9 miljard lastenverzwaring in 2013 was gewoon dom. Maar het was niet de schuld van dit kabinet; het was de schuld van Kunduz; die afspraken waren al gemaakt, zo hoorde ik de minister-president zeggen. Dus deze minister-president hoeft zich niet te verantwoorden, want het is of de wereldhandel of Kunduz, maar zeker niet de minister-president.

Als we de balans opmaken, halen we het ene diepterecord na het andere in 2013. 140.000 banen gingen verloren, 12.000 bedrijven gingen failliet, 100.000 mensen stroomden de WW in en 30.000 mensen de bijstand, en de huizenverkoop halveerde ten opzichte van 2008. Maar dat is allemaal niet de schuld van dit kabinet.

Ik heb vier de moties. De eerste motie gaat over de subsidies. Ik heb al per interruptie gezegd dat het voor ons onverklaarbaar is dat subsidies tot €125.000 niet financieel hoeven te worden verantwoord. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de gemaakte kosten van subsidies tot €125.000 niet financieel hoeven te worden verantwoord;

overwegende dat hierdoor geen inzicht bestaat in onrechtmatige besteding van belastinggeld en dus mogelijk fraude in de hand wordt gewerkt;

verzoekt de regering om per direct deze subsidies te laten verantwoorden op geleverde prestatie en gemaakte kosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33930).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Mijn volgende motie gaat over de accijnzen en de grensstreek. Het kabinet negeert de problemen daar en kijkt weg. Het constateert zelf in de brief dat de verkopen van diesel en lpg gigantisch teruglopen, maar dat is kennelijk niet de schuld van de accijnsverhogingen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de accijnsverhogingen op lpg en diesel tot grote problemen en grote omzetverliezen leiden bij de pomphouders in de grensstreek;

verzoekt de regering, per direct de accijnsverhogingen op lpg en diesel terug te draaien en pompstationhouders voor de geleden schade in de afgelopen zes maanden te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33930).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Mijn derde motie gaat over de reserves bij de zorgverzekeraars. Die hebben, zoals bekend, 4 miljard opgepot, bovenop de eis van DNB. Ze zijn duidelijk bezig met potjes te creëren, die overmatig en onnodig zijn. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgverzekeraars een reserve hebben opgebouwd van 4 miljard bovenop de buffereis van DNB;

overwegende dat deze reserves zijn ontstaan door Zvw-premies en winstinhouding;

verzoekt de regering, deze bovenmatige reserves in te zetten voor verlaging van de Zvw-premies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tony van Dijck en Klever. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33930).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dan mijn laatste motie. De heer Van Hijum zei het al: de collectievelastendruk in Nederland is de afgelopen jaren gigantisch opgelopen en heeft het hoogste niveau in 20 jaar en dat voor een liberale premier, die nog zei dat Nederland belastingverlaging verdient. Het resultaat is dan ook krimp op de consumptie en dat al vier jaar op rij. Dat is slecht voor de economie. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland al langere tijd slechter presteert dan de meeste andere Europese lidstaten;

constaterende dat de binnenlandse consumptie al vier jaar op rij daalt en daardoor nauwelijks bijdraagt aan de economische groei;

overwegende dat de lastendruk in Nederland sterk is gestegen en op het niveau ligt van twintig jaar geleden;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een substantiële lastenverlichting, middels belasting- en accijnsverlaging, teneinde de binnenlandse vraag en consumptie weer aan te wakkeren, waardoor economische groei weer mogelijk wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33930).

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik hoor de heer Van Dijck zeggen dat hij voorstander is van belastingverlaging. Dat is natuurlijk mooi, maar is hij ook voorstander van een vlaktaks?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Elke vorm van belastingverlaging verwelkomen wij met open armen, maar zo'n vlaktaks als de heer Bontes voorstelt, zou — ik heb het even uitgerekend — tientallen miljarden gaan kosten. De vraag is dan natuurlijk waar je die vandaan haalt. Of je nu door de hond of door de kat gebeten wordt, dat zal de burgers in dit land niet zo veel uitmaken. Maar als de heer Bontes een goed verhaal heeft over belastingverlaging, zonder dat het pijn doet aan de andere kant, dan staan wij daar altijd voor open.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Pijn aan de andere kant, bedoelt de heer Van Dijck daar de socialistische standpunten van de PVV mee? Daar zal je het voelen, maar als het om de economie gaat, waarvoor de heer Van Dijck pleit, moet het goedkomen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Zoals gezegd verwelkomen wij elke vorm van lasten- en belastingverlaging, maar hoe betaal je het?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik zal het nog laten zien.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. We zitten in een periode van grote hervormingen. Mijn fractie was blij om te horen dat we op dit punt nog veel van het kabinet mogen verwachten. We zijn dus ook benieuwd naar de voorstellen die nog komen. Ik dank het kabinet voor de duidelijke toezeggingen op twee punten. Een commitment, kan ik wel zeggen. Zo gaat de premier zijn collega's achter de broek zitten voor het op tijd betalen van rekeningen, en zegt de minister van Financiën toe dat ook uitstel van beleidsdoorlichtingen voortaan verantwoord zal worden in de Kamer.

Wat de decentralisaties betreft — ik denk misschien wel het belangrijkste punt van dit debat, en ook in de kritiek van de Rekenkamer — ben ik heel blij dat het kabinet zegt de suggestie voor de transitiecommissie over te nemen. Daarmee zorgen we voor een integrale informatievoorziening aan de Kamer en zorgen we ervoor dat we problemen tijdig signaleren en ook kunnen ageren. Hiermee wordt voldaan aan mijn vraag in de eerste termijn naar de reguliere integrale informatievoorziening. De minister zei ook dat deze informatie naar de Tweede Kamer zal komen, wat natuurlijk heel erg belangrijk is.

Daarna is het aan ons, en dan spreek ik mijn collega-Kamerleden aan, om ervoor te zorgen dat ook wij ons huis op orde hebben en dat wij het kabinet niet in drie verschillende commissies vragen om met ons te spreken over de rapportages die het ons voorlegt. Daarom zal ik zo meteen een motie indienen die voorstelt om tot een tijdelijke Kamercommissie te komen. Zo kunnen wij deze rapportages integraal behandelen. Het lijkt mij dan logisch om de vaste Kamercommissie voor BZK het voortouw te laten nemen om precies te bepalen hoe deze integrale behandeling verder vorm moet krijgen. Het gaat ons natuurlijk om het effect.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat per 1 januari 2015 de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking treden, waarmee de verantwoordelijkheid voor die beleidsterreinen wordt gedecentraliseerd naar gemeenten;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer aanbevelingen doet om de decentralisaties zorgvuldig te begeleiden;

besluit tot het instellen van een tijdelijke commissie op basis van artikel 18 van het Reglement van Orde die, tot Verantwoordingsdag 2015, de taak heeft om daar waar nodig de voortgang in de implementatie van de drie decentralisaties integraal te bespreken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (33930).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

U zult zien dat ik de informatievraag aan het kabinet op het laatst nog heb doorgestreept, omdat het kabinet daar zo'n duidelijke toezegging over heeft gedaan.

De voorzitter:

De motie van mevrouw Van Veldhoven roept het Presidium op iets te doen. Het lijkt mij verstandig om er in de traditie van deze Kamer voor te zorgen dat deze motie eerst door het Presidium voorzien wordt van een appreciatie, alvorens wij haar in stemming brengen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Zeker, voorzitter.

De heer Van Hijum (CDA):

Voordat wij ons stemgedrag daarop bepalen zou ik wel willen weten of het tot de mogelijkheden behoort om alvast af te spreken dat wij medio oktober een vergadering van de commissie beleggen om de haalbaarheid van de decentralisaties te beoordelen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Van Hijum weet wellicht dat ik geen lid ben van de commissie voor Binnenlandse Zaken. Ik heb net ook duidelijk gemaakt dat ik vind dat men daar het voortouw moet nemen voor de inrichting van de precieze samenwerking tussen al die verschillende commissies. Wellicht kan de heer Van Hijum die vraag stellen via zijn collega in de commissie voor Binnenlandse Zaken.

Ik krijg nog antwoord van het kabinet op twee concrete punten. Komt er binnenkort een beleidsdoorlichting van de BDU op het puntje van de sjoemelstroom? Ook heb ik gevraagd naar enerzijds de effectiviteit en anderzijds de efficiency van de verantwoording van de integrale, horizontale informatie. Ik ben heel benieuwd naar de informatie die de Kamer daar later over zal krijgen. Ik denk dat dat heel belangrijk gaat zijn, ook in relatie tot discussies die wij hebben gevoerd over verantwoording, budgetrecht en lichte administratieve lasten voor gemeenten. Daarom kijken wij reikhalzend uit naar de voorstellen die daarover zullen komen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. In het verantwoordingsdebat wordt altijd teruggekeken op een jaar, maar ik constateer dat wij het deze keer wat breder hebben getrokken, en dat allerlei andere onderwerpen aan de orde zijn gekomen, die het echter altijd de moeite waard zijn om te bespreken.

Ik dank het kabinet voor het debat over de verantwoording en de belangrijke punten die daarbij door de Algemene Rekenkamer aan de orde zijn gesteld. Ik dank het kabinet voor de toezegging dat het rondom de decentralisaties een bredere autoriteit zal instellen, zoals dat nu bijvoorbeeld al bij de jeugdzorg het geval is. Juist om de Kamer ook op dat punt een goede positie te geven heb ik de motie van mevrouw Van Veldhoven medeondertekend, zodat we een en ander op elkaar kunnen laten aansluiten.

Dan rest mij nog het punt van het budgetrecht. Ik heb daar al wat woorden met de minister van Financiën over gewisseld in het besef dat het iets is waarover wij zelf gaan. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het budgetrecht tot de oudste en meest basale parlementaire rechten behoort van de Staten-Generaal in ons staatsbestel;

overwegende dat het budgetrecht hiermee het fundament is van de wetgevende en controlerende bevoegdheden van de Staten-Generaal;

overwegende dat het budgetrecht gewaarborgd dient te zijn en de Kamer voldoende zeggenschap dient te behouden over de begrotingsuitgaven;

verzoekt het Presidium, onderzoek te laten verrichten naar de stand van zaken met betrekking tot de reikwijdte van het budgetrecht en te onderzoeken hoe het budgetrecht, waar nodig, kan worden versterkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33930).

Ook bij deze motie meld ik de Kamer dat ik ervoor zal zorgen dat het Presidium de motie van een appreciatie zal voorzien voordat we erover gaan stemmen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Hartelijk dank, voorzitter. Deze motie is behoorlijk breed geformuleerd, maar dat is heel bewust gedaan. Ik wil het namelijk aan de Kamer zelf overlaten om te bezien hoe zij dit wil inrichten en hoe de analyse zal plaatsvinden waaruit mogelijk aanbevelingen voortkomen, zodat zij daarin niet beperkt wordt.

Rest mij nog om alle ambtenaren te bedanken. Het is een enorme klus om alle jaarverslagen in deze verantwoording gedetailleerd en goed weer te geven. Ik constateer dat niet alleen de rechtmatigheid heel hoog is geweest, maar dat ook de kwaliteit van de verslaggeving van hoog niveau was. Dat zeg ik persoonlijk.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik neem aan dat u namens de gehele Kamer hebt gesproken. Ik zie overal instemmend geknik.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begon mijn betoog met de drie pijlers uit het regeerakkoord, waarbij ik constateerde dat de eerste pijler, die van de houdbare overheidsfinanciën, de warme belangstelling van de minister-president en de minister van Financiën lijkt te hebben en de andere twee pijlers wat ondergesneeuwd zijn. Dat bleek al uit het feit dat noch de minister-president noch de minister van Financiën een definitie kon geven van wat er in het regeerakkoord wordt bedoeld met duurzame groei. Na enige pressie kwam de minister van Financiën met een paar, een beetje op de Brundtland-criteria gebaseerde, vlotte definities. Ik heb daar straks een motie over, die misschien gezien kan worden als een steun in de rug om die definitie wat aan te scherpen.

Ik ben blij dat de vrijval van de subsidieregeling SDE-plus nu niet naar algemene middelen gaat maar gereserveerd wordt. Ik had de minister van Financiën echter ook gevraagd wat we dan in het komende jaar doen om ervoor te zorgen dat er niet weer een vrijval is. We hebben die twee jaar achter elkaar gehad. De eerste keer ging het geld naar algemene middelen en de tweede keer werd het gereserveerd. De derde keer zou ik zeggen: geen vrijval meer.

Mijn volgende punt is de voortgang op het aandeel schoon. Als duurzame groei een pijler is van het regeerakkoord zou ik daarop van het kabinet toch een antwoord verwachten. Dat is niet gekomen. De meest effectieve en efficiënte maatregelen om CO2-uitstoot door auto's te vermijden worden bewust niet genomen door dit kabinet, maar duurdere maatregelen wel. Daar zou ik graag een klein beetje uitleg over gehad hebben. De Wet milieubeheer is bij het kabinet blijkbaar onbekend. Ik heb de ambtenaren, die heel hard werken, daar ook even op geattendeerd. Misschien heeft dit debat ook een leereffect op het kabinet.

Ik ben blij met de brief over de co-vergisters. Ja, er zijn veel ambtenaren verdwenen, maar dat was misschien een enkele vroegere VROM-ambtenaar te veel, gezien het gebrek aan antwoorden op dit onderwerp. Ik wacht ook nog op het antwoord op mijn vraag over de rechtsbijstand. Ik was dus eigenlijk toch wat teleurgesteld over de reacties in dit debat, terwijl ik in eerste instantie dacht: wat fijn dat ik dit van Jesse Klaver over mag nemen, want ik ga heel veel leren.

Ik heb twee korte moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer concludeert dat niet te controleren is of de gebruikte brandstof voor co-vergisters wel duurzaam is;

overwegende dat het huidige certificeringssysteem niet waterdicht is;

overwegende dat inspectieonderzoek uitwijst dat veel co-vergisters verboden stoffen verbranden;

verzoekt de regering, de subsidie voor de co-vergisters stop te zetten tot gegarandeerd kan worden dat zij voldoen aan de duurzaamheidsregels,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (33930).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik houd deze motie aan totdat wij de brief over de co-vergisters hebben ontvangen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het regeerakkoord berust op de pijlers eerlijk delen, de schatkist op orde en duurzame groei;

overwegende dat onduidelijk is wat de regering precies verstaat onder duurzame groei;

verzoekt de regering, uiterlijk september 2014 met een heldere definitie van en indicatoren voor de pijler duurzame groei te komen, zodat de effecten van het beleid op dit terrein meetbaar worden en door de Kamer gecontroleerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33930).

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (33930, nr. 14) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Zoals ik in eerste termijn al zei: 2013 was een rampjaar. Het is tijd voor verandering. Het is tijd voor belastingverlaging. Het is tijd voor een welvaartsrevolutie. En dat kan. Wij willen een lage vlaktaks, een lage btw en een lage vennootschapsbelasting. Tal van andere belastingen willen wij helemaal afschaffen.

Twee socialisten vroegen mij net hoe wij dit gaan betalen. Mijn antwoord: als het aan ons ligt, gaat de klassiek-liberale sloopkogel door de verzorgingsstaat. Dat is de samenvatting. Wij willen niet alleen snijden op de operatietafel, maar ook in de zorgbegroting. Wij bezuinigen op de sociale zekerheid, zoals echte rechtse partijen behoren te doen. Wij schaffen alle ontwikkelingshulp af en de afdrachten aan de EU worden wat ons betreft geminimaliseerd. Dan is er geld te over.

Het geld is niet van de Staat, maar van de mensen. Wij geven het geld terug aan de burgers van Nederland. Onze plannen zullen leiden tot een welvaartsexplosie. Dat is de weg naar ongekende economische groei en een gigantische toename van het aantal banen. De burger krijgt weer zeggenschap over zijn eigen geld. Weg met de Staat, die 52% van je inkomsten durft af te pakken. Weg met het socialisme. De Staat is niet de oplossing, de Staat is het probleem. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse economie zich gezien de lage groei en massawerkloosheid in een deplorabele toestand bevindt;

overwegende dat forse belastingverlaging het aangewezen middel is om economische groei te realiseren en banen te creëren;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk de btw te verlagen en een lage vlaktaks in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bontes en Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (33930).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veiligheid dé kerntaak van de overheid dient te zijn;

overwegende dat de Nederlandse krijgsmacht op zijn laatste benen loopt;

overwegende dat in NAVO-verband is afgesproken minstens 2% van het bnp aan defensie uit te geven;

verzoekt de regering, minimaal 2% van het nationaal inkomen te besteden aan defensie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bontes en Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (33930).

Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Het kabinet staat te trappelen om te reageren op de ingediende moties.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter. Allereerst het punt van de decentralisaties. Bij de algemene politieke beschouwingen ga ik op alle thema's in, maar het is mijn opvatting dat steeds één lid van het kabinet over een bepaald onderwerp moet spreken. Die persoon is er volledig op voorbereid. Zou ik er in algemene zin een aantal opmerkingen over maken, dan zouden er zomaar collega's kunnen zijn die mij verleiden om toch de diepte van het dossier in te gaan, terwijl dat helemaal is voorbereid door een collega in de taakverdeling. Dat is de reden waarom ik ervoor kies om vast te houden aan die lijn.

Mevrouw De Vries heeft een aantal behartigenswaardige zaken over fraudebestrijding gezegd. Ik ben het met haar punten eens. Ze maken deel uit van het actieplan van het kabinet. Van de gegevensuitwisseling worden de resterende knelpunten in beeld gebracht en waar mogelijk weggenomen, bijvoorbeeld op het terrein van faillissementsfraude en identiteitsfraude. Het inschatten van frauderisico's wordt een standaardonderdeel van het beleid. Dat is niet alleen bij nieuwe regelgeving, we zorgen er ook voor dat we signalen ontvangen over kwetsbaarheden die zich in de praktijk voordoen, zodat we vanuit de praktijk kunnen werken. Een en ander zal in de voortgangsrapportages regelmatig aan de Kamer worden gerapporteerd. Dank voor de gemaakte opmerkingen. Het kabinet is het ermee eens.

Ik kom bij het deel van de moties die ik zal behandelen. De motie op stuk nr. 9 van de heer Van Dijck heeft geen dekking en ontraad ik om die reden.

De motie op stuk nr. 11 ontraad ik. Het kabinet streeft op zich naar mogelijkheden voor lastenverlichting. Dat heb ik al gezegd. In deze motie zijn de context en het dictum echter te ongenuanceerd om een serieus uitgangspunt voor beleid te kunnen zijn.

De motie op stuk nr. 14 van mevrouw Van Tongeren ontraad ik. Ik ben er namelijk op tegen dat wij proberen om iedere pijler in het regeerakkoord te voorzien van heel precieze criteria. Zo werkt het niet. Het hele regeerakkoord is bedoeld om ieder van de drie pijlers uit te werken. Ik sprak mevrouw Van Tongeren net even in de wandelgangen. Ze zei dat ze zich zo op het debat had verheugd, omdat ze de heer Klaver vervangt en het graag over milieu en groei wilde hebben. Daar gaat het volgens haar te weinig over. Dat trek ik mij aan, dus ik ga haar een inhoudelijk antwoord geven. Dit antwoord kan misschien niet de teleurstelling wegnemen dat we de motie ontraden, maar ik denk dat het wel bijdraagt aan het gevoel dat wij het onderwerp serieus nemen.

De definitie van duurzame groei die ik gebruik, is van de heer Dijsselbloem. Volgens deze definitie heeft duurzame groei te maken met continuering. Mevrouw Van Tongeren zit zo goed in het onderwerp dat zij er natuurlijk nog tien definities naast kan leggen. Als ik het echter in mijn eigen woorden mag samenvatten, gaat duurzame groei om economische groei die Nederland uiteindelijk minder afhankelijk maakt van fossiele brandstoffen. Daarmee wordt het land in machtstermen ook minder afhankelijk van Rusland en het Midden-Oosten en wordt het voorbereid op een alleszins noodzakelijke energietransitie. Dat moet niet op een manier gebeuren waarbij we gaan consuminderen en de televisie van kleur op zwart-wit gaat, maar juist door gebruik te maken van de kansen die zich voordoen om tot extra economische groei te komen.

Ik ben ervan overtuigd, evenals het kabinet en de bewindslieden op dit terrein, dat Nederland hiervoor alles in huis heeft. Met de drie technische universiteiten, onze innovatieclusters, de regio rond Eindhoven en de andere Delta's in Nederland die zich bezighouden met specifieke onderzoekstrajecten, hebben we alles in huis om bij de wereldtop te horen. Ook op het terrein van de energietransitie moet Nederland de ambitie hebben om een aantal van de vijf tot tien buitengewoon grote uitdagingen die nog niet zijn opgelost, tot de zijne te maken en op te lossen.

We hebben in dat kader, ook bouwend vanuit de kracht van Nederland, een aantal terreinen benoemd waar wij in het bijzonder economische groeimogelijkheden zien, in combinatie met innovatie. Daartoe behoren ook het bijdragen aan de oplossing van een aantal wereldwijde problemen op het gebied van voedsel en voedselveiligheid, de bestrijding van het wassende water en de vergrijzing die zich in de hele wereld afspeelt. Over dit laatste onderwerp heeft de Nederlandse industrie unieke kennis in huis om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat mensen langer zelfstandig blijven en langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Een voorbeeld is de toepassing van de modernste technologieën, zoals de ontwikkeling van domotica bij Philips.

De vraagstukken over milieu, innovatie, energietransitie en het verminderen van onze energieafhankelijkheid gaan wat betreft het kabinet hand in hand. Het zijn allemaal bouwstenen voor de afweging die het kabinet wil maken, waar het de tweede pijler, duurzame groei, betreft. Ik hoop dat dit antwoord iets meer invulling geeft en de zaak wat serieuzer heeft gemaakt dan ikzelf mogelijk in eerste termijn deed.

Er liggen twee moties voor van de Groep Bontes/Van Klaveren op stuk nr. 16 en stuk nr. 17. Beide moties hebben geen dekking en daarom moet ik ze ontraden.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik beantwoord eerst een aantal openstaande vragen om vervolgens te reageren op de resterende moties, voor zover die tot de regering zijn gericht.

De heer Merkies vroeg naar de beslagvrije voet, omdat de Belastingdienst die niet zou respecteren. Dat zou een ernstige kwestie zijn en na terugkeer op mijn departement zal ik mij daar dan ook onmiddellijk in verdiepen. De heer Merkies krijgt vervolgens schriftelijk antwoord van mij.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd naar de brede doeluitkering, BDU, voor verkeer en vervoer vanuit het ministerie van I en M. De middelen van die BDU komen uit verschillende begrotingsartikelen. Dit is geen bevredigend antwoord, maar de systematiek van de beleidsdoorlichting houdt in dat we het per artikelonderdeel doorlichten. Dit geld is echter afkomstig van verschillende artikelonderdelen en dat maakt het complex. Dat laat onverlet dat ik het punt van mevrouw Van Veldhoven zie, want ik heb ook gelezen wat de Rekenkamer hierover schrijft. Wellicht kan zij in het wetgevingsoverleg over het jaarverslag van I en M met de bewindslieden van dit departement bespreken of het mogelijk is om de BDU-gelden een keer in zijn geheel te evalueren.

Mevrouw Van Veldhoven moet zich daarbij wel realiseren dat het natuurlijk het karakter van de BDU is dat het echt een brede doeluitkering is. De naam zegt het al en de bij de Wet BDU aangewezen overheden die dat geld krijgen, komt dan ook een grote mate van vrijheid toe om dat geld te besteden. Die gemeenten doen dat dan ook op zeer uiteenlopende wijze. Sommige leggen er bovendien ook nog eigen geld bij. Anderen besteden het weer in subsidieregelingen waar andere overheden gebruik van kunnen maken. Er is dus zeker een goede reden waarom het een brede doeluitkering heet. De Rekenkamer gaat daar misschien iets te makkelijk aan voorbij als zij schrijft: kunnen we dat niet even evalueren? Het is echt ingewikkeld!

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik neem de suggestie van de minister graag over.

Of deze middelen goed en efficiënt worden besteed, moet natuurlijk wel verantwoord kunnen worden. Het mag dan een brede doeluitkering zijn, het moet wel helder zijn waaraan het besteed is. Als het op een bankrekening staat, wordt het in ieder geval niet besteed, laat staan efficiënt en effectief ingezet. Dit blijft voor mij een punt van zorg. Dat het over meerdere artikelen is verspreid, is een technische kwestie die we moeten oplossen en het kan niet betekenen dat we afzien van een evaluatie en dat er geen verantwoording over wordt afgelegd. Ik zie aan de non-verbale communicatie dat het kabinet het daarmee eens.

Minister Dijsselbloem:

Daar zijn wij het zeker mee eens.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd naar sjoemelstroom, het vernieuwende woord van dit debat. Sjoemelstroom is groene stroom die eigenlijk geen groene stroom is, althans: het misschien wel is, maar niets toevoegt, omdat die stroom er al was. Dat is wat mevrouw Van Veldhoven "sjoemelstroom" noemt. De minister voor de Rijksdienst heeft de Kamer een brief geschreven over het inkoopbeleid, ook in relatie tot de inkoop van duurzame energie. Die brief is geagendeerd voor een overleg op 26 juni. Ik geloof dat de inhoud erop neerkomt dat wij ons hebben verplicht om 100% duurzame energie in te kopen. Dat gebeurt aan de hand van garanties van oorsprong, gvo's. Mevrouw Van Veldhoven zit hier uitstekend in en zij herkent dit dus helemaal; ik weet ook niet of ik mijn betoog hierover wel moet vervolgen. De aanbesteding gebeurt door middel van een elektronische veiling. Bij de veiling van 2013 ging 30% van het stroomverbruik door het Rijk naar gvo's die afkomstig waren van kleinschalige waterkracht- en windcentrales. Het is mogelijk dat de sjoemelstroom van mevrouw Van Veldhoven in die categorie zat. Ik kan dat niet helemaal duiden. Er is echter een algemeen overleg hierover voorzien met minister Blok, de minister voor WR, op 26 juni.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ga het daar verder bespreken. Een certificaat van oorsprong kan ook een certificaat zijn dat oorspronkelijk uit Noorwegen komt en daardoor is het probleem niet per definitie opgelost. We moeten het verder bespreken met minister Blok, maar ik bedank de minister natuurlijk wel voor zijn antwoord.

Minister Dijsselbloem:

Dank u wel.

Mevrouw Van Tongeren heeft een vraag gesteld over de rechtsbijstand. Het is voor ons soms lastig om een vraag te duiden. We hadden wel een vraag gehoord over de bestedingen aan de bijstand en het aantal bijstandsgerechtigden, maar een vraag over de rechtsbijstand is ons in de haast ontgaan. Ik tast nu dus enigszins in het duister in relatie tot de kern van de vraag.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren is graag bereid om dat nog even met u te delen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik citeer uit het verslag van de Rekenkamer: "De Rekenkamer bepleit een betere informatievoorziening aan de Tweede Kamer, onder andere over de gesubsidieerde rechtsbijstand. Het is opmerkelijk dat de staatssecretaris geen weet heeft of gesubsidieerde rechtsbijstand toegankelijk is voor iedereen die het nodig heeft en die er recht op heeft". Het komt dus uit de tekst van de Algemene Rekenkamer. Ik vroeg naar de mening van het kabinet hierover. Zou dit niet beter moeten? Gesubsidieerde rechtsbijstand raakt aan de toegang tot het rechtssysteem, een nogal fundamenteel grondrecht.

Minister Dijsselbloem:

Op twee wijzen wordt de vinger aan de pols gehouden. Ten eerste zal in het nieuwe stelsel inzichtelijk gemaakt worden hoeveel geschillen van rechtzoekenden die zich bij die versterkte eerste lijn hebben gemeld uiteindelijk via een andere manier dan een toevoeging, dus op een andere manier dan de gesubsidieerde rechtsbijstand, worden afgehandeld. Dat is één manier om te blijven bewaken. Ten tweede zal deze onderzoeksvraag worden meegenomen in de "geschilbeslechtingsdelta"; ik verzin die woorden niet. Dit is een periodiek onderzoek van het WODC, het wetenschappelijk centrum van Veiligheid en Justitie, naar het gedrag van burgers en bedrijven die geconfronteerd worden met juridische geschillen. In dat periodieke onderzoek zal de vraag worden meegenomen wat de effecten zijn van de stelselvernieuwing in de gesubsidieerde rechtsbijstand voor toegang tot het recht. U mag dat beschouwen als een toezegging. Het was al afgesproken maar ik denk dat het beantwoordt aan de zorg van de Rekenkamer.

Mevrouw De Vries heeft gevraagd naar het belang van open data ook in relatie tot de verantwoording. Ik ga mij hier zeker voor inzetten. Ik zal in de Miljoenennota op Prinsjesdag alle mogelijkheden hiervoor aangeven. Wij zullen daar dan specifiek op ingaan. Het is geen probleem. Het is ook zeker onze intentie om de verantwoordingsinformatie verder bekend te maken. Dat gaat dan niet alleen om het ontsluiten van de rapportage maar ook de onderliggende data zodat mensen daar zelf in kunnen grasduinen, onderzoeken, et cetera.

Ik kom bij de moties. De eerste motie (33930, nr. 3) is aangehouden. Ik had al toegezegd dat de minister van SZW zal reageren op dit verzoek; het gaat over de koopkrachttabel.

De tweede motie (33930, nr. 4) gaat over een integraal beoordelingsmoment in relatie tot de decentralisatieopgave. De Algemene Rekenkamer heeft gezegd dat er ultimo oktober een moment moet zijn. Wij vinden dat geen goede benadering. Ik ontraad daarom het aannemen van de motie. Wij zullen wel met de transitiecommissie permanent het proces en de voorbereidingen meten en bewaken, overigens ook na 1 januari. Eén moment geeft geen juiste beoordeling. Sterker nog, daarmee zouden wij zaken kunnen missen die zich later voordoen. Wij hebben veel liever dat continu wordt gekeken naar zowel overheden als, thematisch, naar de voorbereiding van deze belangrijke decentralisatie. Ik ontraad dus het aannemen van deze motie. We worden het op dit punt niet eens. Hopelijk worden we dat op de andere punten van het decentralisatieproces en de aanbeveling van de Rekenkamer wel.

Mevrouw De Vries heeft gevraagd of het overzicht van alle subsidieontvangers structureel openbaar kan worden gemaakt. Ik ben bereid de informatie die wij dit jaar over de subsidieontvangers beschikbaar hebben gesteld voortaan structureel beschikbaar te stellen en digitaal te ontsluiten. De informatie kan echter nooit helemaal openbaar zijn, omdat er soms privacygevoelige of bedrijfsvertrouwelijke gegevens aan vastzitten. Wij zullen daarin zover mogelijk gaan.

De voorzitter:

Dat betekent dat deze motie oordeel Kamer is?

Minister Dijsselbloem:

Dit is geen motie, maar een verzoek van mevrouw De Vries.

De motie op stuk nr. 5 is van de heer Van Hijum, die de regering verzoekt om een openbaar subsidieregister in te richten en daarbij aan te geven welk maatschappelijk doel wordt gediend met de subsidie en wanneer de subsidie wordt beëindigd. Een aantal van die elementen staan natuurlijk gewoon in de begrotingsstukken: het doel van de regeling en wanneer zij wordt beëindigd. Het openbaar maken van de verantwoording wie de subsidies heeft ontvangen, zeg ik graag toe. Wij hebben dat dit jaar al gedaan op rijksbegroting.nl, maar het zal een meer structurele vorm krijgen. Er komt een sterretje bij, privacy, maar ik neem aan dat de heer Van Hijum daar begrip voor heeft.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik trek mijn motie met deze toezegging in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Hijum (33930, nr. 5) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Dijsselbloem:

In de motie op stuk nr. 6 over de evaluatie van de SDE+-regeling wordt de regering verzocht om de Kamer te informeren over de toetsing aan de rijksregels. Ik denk dat de minister van EZ hiertegen geen bezwaar heeft en de Kamer hierover zal informeren. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat de minister de Kamer zal informeren over de criteria die de effectiviteit van de regeling beter verankeren en toetsbaar maken. Ik denk dat dit daarbij past. Als de heer Van Hijum de motie aanhoudt, zeg ik hem toe dat de minister van EZ op deze motie en de inhoud ervan zal reageren. Dat is een suggestie.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik houd de motie graag aan in afwachting van de reactie van de minister van EZ.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Hijum stel ik voor, zijn motie (33930, nr. 6) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dijsselbloem:

In de motie op stuk nr. 7 verzoekt de heer Van Hijum de regering om alle overheidsuitgaven op transactieniveau openbaar en toegankelijk te maken en de Kamer bij de begroting 2015 op Prinsjesdag over de voortgang te informeren. Het is mij niet duidelijk wat wordt bedoeld met "op transactieniveau". Ik ben wel bereid om in de Miljoenennota 2015 — ik heb dat zojuist toegezegd — nader in te gaan op de mogelijkheden en de concrete stappen die wij willen zetten in open data, het ontsluiten van informatie, ook informatie die is verbonden met de begroting. Misschien dat wij aan de hand van de voornemens die ik concreet maak, het debat kunnen vervolgen. Ik kan nu niet beloven dat ik alle overheidsuitgaven op transactieniveau kan ontsluiten. Dat kan ik niet overzien en ik kan het niet beloven. Misschien dat wij aan de hand van de voorstellen die wij in de Miljoenennota doen, deze discussie kunnen vervolgen. Ik zou de motie anders moeten ontraden.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik had zelf de term ook niet verzonnen. Hij kwam uit een symposium van deskundigen. Ik zal deze toezegging ook omarmen en de discussie bij de begroting verder voeren. Ik houd de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Hijum stel ik voor, zijn motie (33930, nr. 7) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dijsselbloem:

In de motie-Van Dijck op stuk nr. 8 wordt de regering verzocht per direct subsidies te verantwoorden op geleverde prestatie en kosten. Dit is de discussie die over het subsidiekader gaat. Ik wil deze motie ontraden. Wij hebben een zorgvuldig subsidiekader met de Kamer afgesproken, dat volgens mij eenduidig en zorgvuldig is en dat een uitdrukkelijke balans zoekt tussen de administratieve lasten en verantwoording. In het debat dat toen is gevoerd over dat subsidiekader, heeft de Kamer echt het accent gelegd op het feit dat de verantwoordingslast terug moet worden gebracht. Daar is een balans in gezocht. Ik denk dat die balans goed is. Er wordt wel degelijk vooraf gekeken naar de kosten en het realiteitsgehalte ervan in relatie tot de prestatie. Er vindt achteraf controle plaats en verantwoording op de prestatie. Als die niet wordt geleverd, wordt er teruggevorderd. Ik stel voor om die beleidslijn voor subsidies tot dit bedrag te handhaven.

Op de motie op stuk nr. 9 is de minister-president ingegaan.

De motie op stuk nr. 10 gaat over de bovenmatige reserves van de zorgverzekeraars. Daar gaan de verzekeraars uiteindelijk zelf over. Zij concurreren met elkaar op de premie. Dat heeft bijvoorbeeld dit jaar geleid tot een gemiddelde verlaging van de premie van €100. Daarom moet ik de motie ontraden.

De motie op stuk nr. 12 is gericht aan de Kamer en niet aan het kabinet. Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 13.

De motie op stuk nr. 14 is aangehouden, dacht ik. Heb ik dat goed begrepen?

De voorzitter:

Ja.

Minister Dijsselbloem:

De minister-president is ingegaan op de motie op stuk nr. 15 en dat geldt ook voor de andere moties. Daarmee ben ik door de moties heen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemming over de ingediende moties zal plaatshebben komende dinsdag.

Voordat ik de vergadering sluit, heb ik nog een mededeling aan de Kamer. De fractievoorzitter van 50PLUS heeft mij vandaag meegedeeld dat mevrouw Baay-Timmerman met ingang van heden geen deel meer uitmaakt van deze fractie. Mevrouw Baay-Timmerman heeft mij laten weten dat zij lid blijft van de Kamer als zelfstandig Kamerlid.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik heb nog een punt over de stemmingen over de moties. Twee moties zijn aan het Presidium gericht. Daarover zal het Presidium eerst een advies geven. Ik neem aan dat over die twee moties niet aanstaande dinsdag al wordt gestemd, maar dat ze automatisch op een later moment in stemming zullen komen.

De voorzitter:

Zodra het Presidium een ei heeft gelegd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Even voor de helderheid voor iedereen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Waarmee ik u een goede thuisreis kan wensen en een fijne Hemelvaartsdag.

Naar boven