4 Pensioenonderwerpen

Aan de orde is het VAO Pensioenonderwerpen (toekomstgerelateerde onderwerpen) (AO d.d. 16/04).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Ik geef het woord aan de eerste spreker, de heer Klein van 50PLUS.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. In aansluiting op het VAO dien ik een drietal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gepensioneerden al vele jaren achtereen met meer koopkrachtverlies dan andere groepen in de samenleving worden geconfronteerd;

constaterende dat dit enerzijds het gevolg is van het kabinetsbeleid en anderzijds wordt veroorzaakt door het niet-indexeren dan wel korten van pensioenen;

overwegende dat de rekening van de crises gelijk over de gehele samenleving dient te worden verdeeld en dat het niet zo kan zijn dat één groep in de samenleving meer benadeeld wordt dan een andere;

overwegende dat gepensioneerden geen mogelijkheid meer hebben om hun financiën in positieve zin bij te stellen;

verzoekt de regering, bij het nieuwe ftk (financieel toetsingskader) een waardevast pensioen als uitgangspunt te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 207 (32043).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld dat de Sociale Verzekeringsbank de afkoop van een zogenaamd klein pensioen ten onrechte in mindering heeft gebracht op de AOW-partnertoeslag;

constaterende dat de Sociale Verzekeringsbank in afwachting van hoger beroep het huidige beleid zal blijven uitvoeren;

constaterende dat veel mensen door deze regeling financieel gedupeerd worden;

verzoekt de regering, de gedupeerden met terugwerkende kracht schadeloos te stellen indien de uitspraak van de rechtbank door het hof in hoger beroep wordt bekrachtigd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 208 (32043).

De heer Klein (50PLUS):

Tot slot heb ik een heel korte motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de invoering van de huishoudentoeslag voor 2015 niet door zal gaan;

constaterende dat de huidige MKOB-regeling in die huishoudentoeslag op zou gaan;

verzoekt de regering, de MKOB te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 209 (32043).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Wij hebben over veel onderwerpen gesproken. In twee minuten kan ik één onderwerp behandelen, namelijk de afkoop van kleine pensioenen. De heer Klein refereerde hier ook al aan. Die problemen blijven aanwezig. Mensen hebben soms een afkoopsom van €4.000. Als ze de belasting betaald hebben, als hun huurtoeslag is afgepakt en als de AOW-partnertoeslag vervallen is, blijft er soms niet meer dan een paar honderd euro over. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn.

Veel te lang heeft men elkaar de bal toegespeeld. Ook nu nog is de informatie op de websites van de regering, de AFM en de SVB ronduit misleidend. De SVB informeert mensen niet dat ze bezwaar moeten maken en doet dat bewust niet. Ik steun daarom van harte de motie van de heer Klein op dit punt. Ik vind het niet chic en eigenlijk misleidend. De AFM heeft teksten op de website staan die strafbaar zouden zijn als een financieel adviseur dat gedaan zou hebben. In de beantwoording van de Kamervragen slalomt de staatssecretaris daar heel vrolijk omheen. Dat kan niet. Zo gaan we niet met mensen om. Dit is het enige stukje pensioen van mensen. Het gaat om mensen die een klein pensioen hebben en dit in één keer moeten afkopen, waarna ze de rest van hun leven, in veel gevallen, van een kale AOW moeten rondkomen.

Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de afkoop van pensioenen nu ook voor de ingangsdatum van de AOW kan plaatsvinden;

verzoekt de regering, middels een nota van wijziging op de Verzamelwet pensioenen te regelen dat de afkoop standaard plaatsvindt na ingang van de AOW-leeftijd en dat er geen AOW-premie geheven wordt over de afkoopsom,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 210 (32043).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de afgelopen jaren bij de afkoop van pensioenen mensen belasting betaald hebben en AOW-premie, de huurtoeslag onterecht is gekort en de AOW-partnertoeslag wellicht onterecht is gekort;

constaterende dat mensen op deze wijze soms wel 20% of minder van de afkoopsom werkelijk ontvingen;

verzoekt de regering om, mogelijk in overleg met de pensioensector, een oplossing te vinden voor mensen die door deze handelswijze zwaar benadeeld zijn in de afgelopen vijf jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 211 (32043).

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen moties, maar wel een aantal vragen. Over de afkoop van kleine pensioenen heeft de staatssecretaris in het AO de toezegging gedaan dat zij voor de zomer met haar collega Wiebes met een nader bericht daarover zou komen. Heeft de staatssecretaris al overleg gehad met haar collega Wiebes?

De voorzitter:

Met de staatssecretaris van Financiën.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Met de staatssecretaris van Financiën. Excuus, voorzitter.

Wanneer kunnen wij die berichtgeving tegemoet zien?

Tijdens het AO hebben we ongelooflijk veel onderwerpen behandeld, maar eigenlijk ook ongelooflijk veel onderwerpen geagendeerd die nog naar de Kamer toe moeten komen. Ik noem er een aantal: een groot wetsvoorstel rond pensioencommunicatie, een voorstel tot herziening van de pensioenregeling voor zpp'ers, een voorstel voor een algemeen pensioenfonds voor kleine pensioenfondsen om samen te gaan, en tot slot en niet onbelangrijk het nieuwe financieel toetsingskader. Over dat laatste onderdeel heb ik een vraag aan de staatssecretaris van Sociale Zaken. Kloppen de berichten dat wij dat wetsvoorstel niet voor de zomer tegemoet kunnen zien? Wij hebben daar in de media wat over gehoord. Ik mag toch hopen dat dit niet waar is.

Tot slot heb ik nog een vraag over zzp'ers en de vrijwillige doorzetting. Tijdens het AO is aan de orde geweest dat de overheid met haar grootste pensioenfonds ABP, die vrijwillige doorzetting maar beperkt heeft tot drie jaar. De staatssecretaris heeft ons beloofd om zo spoedig mogelijk contact op te nemen met haar collega van BZK om dit nog voor de zomer te regelen. Dat was in april en nu staan we staan hier. Heeft de staatssecretaris dat inmiddels gedaan?

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. De Partij voor de Vrijheid is tegen het verhogen van de pensioenleeftijd. Dat waren wij al en wij hebben ook laten zien in ons verkiezingsprogramma en de doorrekening ervan dat wij dat kunnen betalen. Rond de verhoging van de pensioenleeftijd zie je dat mensen vooral werkloos worden en dat jongeren doordat ouderen langer doorwerken, ook niet aan een baan komen. Dus het werkt op twee manieren heel slecht door in onze economie waardoor de mensen massaal werkloos worden. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkloosheid torenhoog is onder met name ouderen en jongeren;

overwegende dat het verhogen van de pensioenleeftijd de werkloosheid nog verder vergroot;

verzoekt de regering daarom om de pensioenleeftijd niet te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 212 (32043).

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg hebben we veel over toekomstonderwerpen gepraat, ook in de zin dat we nog op allerlei wetsvoorstellen aan het wachten zijn. Zeker niet het minst belangrijke daarvan is het wetsvoorstel over het nieuwe financiële toetsingskader, zeg maar over de nieuwe financiële spelregels voor pensioenfondsen. Evenals mevrouw Vermeij heb ik de vraag wanneer we dat voorstel mogen verwachten, want ook ik heb in de media signalen gelezen dat dit over de zomer heen zou gaan, hetgeen mij hoogst ongelukkig lijkt. In de brief die we hierover al eerder van de staatssecretaris kregen, verwees zij naar overleg dat nu nog loopt over een collectief DC-kader. Ik ben natuurlijk erg nieuwsgierig of zij ons kan vertellen hoe het met dat overleg staat en of daarin meters worden gemaakt. Ik vind het namelijk een buitengewoon belangrijke richting die mogelijk ook echt een zaadje kan zijn waaruit een nieuw stelsel kan opbloeien. Ik verneem hierover dus graag de stand van zaken.

Verder zit mijn fractie met smart te wachten op de toekomstverkenning. We hebben wel gemerkt dat een fors aantal zaken steeds in de vertraging schiet als het om pensioenen gaat. Kan de staatssecretaris hier nogmaals garanderen dat we de hoofdlijnenbrief waarin ook echt politieke keuzes mogelijk zijn met uitgewerkte beleidsvarianten voor de toekomst van ons pensioenstelsel, nog steeds in het voorjaar krijgen?

Ik heb nog enkele specifieke punten. Wij wachten natuurlijk vol spanning op het wetsvoorstel over de pensioenen van zelfstandigen en de mogelijkheid dat zij hun pensioen niet hoeven op te eten als zij onverhoopt in de bijstand terechtkomen. Wanneer mogen wij dat ontvangen?

Mijn volgende punt betreft de vrijwillige voortzetting, het besluit om als zelfstandige bij een pensioenfonds te blijven. Mevrouw Vermeij heeft hier ook over gesproken. Het ABP scoort op dat punt niet best. De staatssecretaris en haar collega van Binnenlandse Zaken zouden daarover in gesprek gaan. Hoe staat het daarmee?

Ik wil ten slotte nog iets zeggen over de afkoop van kleine pensioenen. Ook ik ben natuurlijk erg benieuwd in hoeverre het gelukt is om vooruitgang te boeken. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat er op dit punt een verbetering moet komen. Kan de staatssecretaris al iets met ons delen?

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie steunt de aanpassing van de AOW-inkoopregeling die we tijdens het AO hebben besproken. Zij vraagt zich wel af waarom de staatssecretaris het advies van de Sociale Verzekeringsbank in dezen niet heeft opgevolgd en de hele regeling heeft afgeschaft. Ik hoor op dat punt graag nog een nadere toelichting.

We vinden het positief dat mensen van buiten Europa die zich in Nederland vestigen, geen AOW-rechten meer kunnen inkopen als ze hier niet blijven en werken. Het is immers niet de bedoeling dat zij daarna op kosten van de Nederlandse belastingbetaler buiten Europa van de oude dag kunnen genieten.

We hebben na afloop van het algemeen overleg een wetswijziging ontvangen. Waarom bleek die naast het besluit alsnog nodig? Is dit nu ook een spoedeisende wet met terugwerkende kracht?

Ik wil ten slotte een motie indienen over de AOW-inkoopregeling. Het doel daarvan is om in de sociale zekerheid eenduidige termijnen te hanteren, waardoor mensen beter weten waar ze aan toe zijn en het systeem eenvoudiger wordt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uniformering van termijnen de sociale zekerheid vereenvoudigt en de helderheid van overheidsregelgeving voor gerechtigden bevordert;

overwegende dat de regering met de termijn van vijf jaar voor de AOW-inkoopregeling aansluit bij de termijn voor het verlenen van het Nederlanderschap;

overwegende dat de regering met het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen, voorstelt deze termijn voor het verlenen van het Nederlanderschap te verlengen van vijf naar zeven jaar;

verzoekt de regering, de termijn waarna mensen hun AOW-rechten mogen inkopen volgens de nieuwe AOW-inkoopregeling te veranderen in zeven jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schut-Welkzijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 213 (32043).

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Door de verhoging van de AOW-leeftijd duiken heel veel mensen in het 65-plusgat. Ze werkten al niet meer en hun pensioenregeling was afgestemd op een AOW-leeftijd van 65. We hoorden van de week een positief bericht: er is een akkoord bereikt voor het gevangenispersoneel waarbij dat gat wordt gedicht. Goede voorbeelden verdienen navolging. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor substantieel bezwarende functies een principeakkoord is gesloten tussen de bonden en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie om het inkomensgat van gevangenispersoneel als gevolg van het verhogen van de AOW-leeftijd te overbruggen;

overwegende dat ook andere werknemers voor eenzelfde probleem gesteld zijn;

verzoekt de regering, soortgelijke oplossingen tot stand te brengen of te stimuleren, voor alle werknemers die te maken krijgen met een inkomensgat gedurende de periode tussen de 65-jarige leeftijd en de nieuwe AOW-leeftijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 214 (32043).

De heer Van Weyenberg (D66):

Begrijp ik het goed dat de heer Ulenbelt zijn motie specifiek richt op mensen die bijvoorbeeld vervroegd zijn uitgetreden vanwege een functioneel leeftijdsontslag en die dan worden geconfronteerd met de AOW-leeftijd? Begrijp ik het goed dat het hem puur te doen is om mensen die nu reeds niet meer werken?

De heer Ulenbelt (SP):

Ja, er zijn nogal wat mensen die met pensioen zijn gegaan, maar ook mensen die hun pensioen privaat hebben verzekerd bij een verzekeringsmaatschappij. Bij die verzekering was ervan uitgegaan dat de AOW-uitkering op 65-jarige leeftijd tot uitbetaling zou komen. Die komt er nu niet. Ik zoek inderdaad een oplossing in die zin dat die mensen, die niet langer hebben kunnen werken, alsnog een oplossing krijgen naar analogie van wat er voor gevangenispersoneel gelukkig is geregeld.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De heer Ulenbelt maakt het in zijn antwoord ingewikkelder, want wij hebben met name in overheidsdienst bepaalde groepen met FLO ofwel functioneel leeftijdsontslag. Begrijp ik het goed dat de heer Ulenbelt eigenlijk alle werknemers bedoelt, of ze nu functioneel leeftijdsontslag hebben of een verzekerde regeling, of ze nu bij een bedrijf zaten, zelfstandig waren of bij de overheid werkten? Of beperkt hij die groep?

De heer Ulenbelt (SP):

Als dit probleem in de overheidssector voor een deel wordt opgelost, is het kabinet er kennelijk van overtuigd dat hier sprake was van een onrechtvaardigheid. Anders los je het niet op. Die onrechtvaardigheid bestaat in een aantal situaties ook voor werknemers buiten de overheid. In de motie wordt inderdaad gevraagd om niet alleen voor deze ambtenaren maar ook voor werknemers deze problemen te helpen oplossen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng in dit VAO. Wij hebben inderdaad heel veel aan snee gehad tijdens ons algemeen overleg, dus het is ook logisch dat veel verschillende onderwerpen nu de revue passeren. Kortheidshalve ga ik in op de moties die zijn ingediend en op de vragen die mij zijn gesteld.

De heer Klein heeft de regering bij motie verzocht om bij het nieuwe ftk een waardevast pensioen als uitgangspunt te nemen. Ik zeg alvast tegen mevrouw Vermeij en tegen de heer Van Weyenberg, die hierover een vraag hebben gesteld, dat de Raad van State nog doende is om het advies af te ronden over het ftk. Zodra dat advies is afgerond, dat ik echt binnen een korte tijdspanne verwacht, ga ik als de drommel een nader rapport schrijven. Met alles wat in mij is wil ik ervoor zorgen dat het wetsvoorstel voor het zomerreces bij de Tweede Kamer landt. Dan is het natuurlijk aan de Tweede Kamer om de procedure verder ter hand te nemen.

Nog even rond het waardevaste pensioen, want dat is waar de heer Klein bij motie om vraagt. Uiteraard kijk ik binnen het ftk ook naar de gevolgen voor ouderen en voor jongeren. Dat is iets wat wij al regelmatig met zijn allen hebben besproken. Een waardevast pensioen is niet het uitgangspunt, dus deze motie moet ik in die zin ontraden, maar ik ga ervan uit dat wij tijdens de behandeling daarover nog menigmaal zullen doorspreken.

De voorzitter:

Ik geef eerst de heer Ulenbelt het woord over het voorgaande, naar ik aanneem.

De heer Ulenbelt (SP):

De staatssecretaris zegt dat het wetsvoorstel voor het zomerreces bij de Kamer komt. Het reces begint op 4 juli. Dat zou dus ook op 3 juli kunnen zijn. Is het de bedoeling van de staatssecretaris dat het wetsvoorstel op een zodanige termijn bij de Kamer wordt ingediend dat de Kamer het nog voor het zomerreces kan behandelen?

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat is natuurlijk aan de Kamer zelf, maar ik ben zelf ook lid geweest van uw Kamer en ik weet natuurlijk dat zo'n wetsbehandeling tijd kost. Het is geheel aan de Kamer maar ik kan me niet voorstellen dat de Kamer overnight het ftk behandelt. Ik zorg in ieder geval dat het wetsvoorstel voor het zomerreces bij de Kamer ligt.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat betekent dus dat het ook heel makkelijk zo kan zijn dat de Kamer pas in september aan de behandeling van dat wetsvoorstel kan beginnen. Zo interpreteer ik althans de woorden van de staatssecretaris, maar ik wil even verifiëren of dat waar is.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik moet dat aan uw Kamer laten.

De heer Klein (50PLUS):

De staatssecretaris geeft aan dat het waardevast pensioen voor het kabinet niet het uitgangspunt is. Overigens is het nog maar de vraag of het wordt gerealiseerd. Maar als dat niet het uitgangspunt voor het kabinet is, wat is het uitgangspunt dan wel?

Staatssecretaris Klijnsma:

Zoals ik al zei, zal het nieuwe ftk voor de zomer bij de Kamer landen. Ik kijk uit naar de debatten die wij dan rond het financieel toetsingskader met elkaar zullen hebben. Natuurlijk is dan ook helder welke uitgangspunten wij over en weer met elkaar zullen wisselen.

De heer Klein (50PLUS):

Ik moet dus concluderen dat het kabinet een waardevast pensioen niet al wil garanderen als uitgangspunt?

Staatssecretaris Klijnsma:

Als wij iets hebben geleerd de afgelopen jaren, is het wel dat je met echte garanties rond pensioenen heel voorzichtig moet zijn. Ik vind dat ik dit nu ook moet uitspreken. Dat betekent dat ik deze motie ontraad, met dien verstande dat wij tijdens de discussie over het ftk natuurlijk over tal van zaken spreken, niet in de laatste plaats over het intergenerationele, wat de pensioenen behelst.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 208 van de heer Klein die gaat over het schadeloos stellen van gedupeerden indien de uitspraak van de rechtbank door het Hof in hoger beroep wordt bekrachtigd. De heer Klein begrijpt dat ik de Kamer meegeef dat wij die uitspraak eerst hebben af te wachten, want zo gaan wij met elkaar om in dit land. Ik moet deze motie op dit moment dan ook ontraden.

De voorzitter:

Mijnheer Klein, een korte opmerking over de motie.

De heer Klein (50PLUS):

Het is even de afweging of je de motie al dan niet moet aanhouden. In de motie zeg ik alleen maar dat wij de uitspraak van het Hof afwachten. Het is logisch dat wij er dan pas op kunnen doorgaan. Op het moment dat het Hof zegt: u hebt ongelijk, is er natuurlijk een andere situatie. Maar als het Hof zegt dat de SVB op de verkeerde pad zit, moet je er iets aan doen. Het is dan toch logisch dat de staatssecretaris ook iets doet?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik kan dat alleen maar beamen. Als het Hof de uitspraak heeft gedaan, kijken wij natuurlijk altijd naar de gevolgen daarvan, samen met de Sociale Verzekeringsbank. Ik zou bijna willen zeggen: dat is zo klaar als een klont!

De heer Klein (50PLUS):

Dat betekent dus dat ontraden een beetje raar is. Ontraden gaat niet, want dan zeg je: ik wijs het af. Ik zal even moeten overwegen of het verstandig is om de motie aan te houden.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat lijkt mij ook, want de motie is nu prematuur. Zal ik het dan maar zo proberen te duiden?

Ik kom bij de motie op stuk nr. 209 waarin de regering wordt verzocht de MKOB te handhaven. Dat ligt uiteraard in de schoot van de toekomst. Ik kan daarover nu niets zeggen. Ook deze motie moet ik dus ontraden. De manier waarop wij met de huishoudentoeslag omgaan, is nu natuurlijk een punt van gesprek. De heer Klein weet dat ook. Een en ander zal in de Kamer wederom aan de orde komen en de MKOB zal daar ongetwijfeld een rol bij spelen.

De heer Klein (50PLUS):

Het kabinet heeft echter al besloten om de huishoudentoeslag 2015 niet in te voeren, om allerlei redenen, maar daarover hoeven wij het nu niet te hebben. Het enige wat wij vragen, is om de regeling van 2014 ook in 2015 te handhaven, zodat de koopkrachtondersteunende regeling voor ouderen, de MKOB, gewoon doorgaat. Want waarom zou deze worden afgeschaft?

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is goed gebruik dat de Kamer, voor de begrotingsbehandeling, inzicht krijgt in hoe een en ander over de jaarschijf 2015 wordt gedekt. De heer Klein weet dat er rond de huishoudentoeslag ook enkele zaken ingeboekt stonden op de rijksbegroting. De dekking voor de rijksbegroting komt dus in de Kamer aan de orde. Collega Asscher zal dat doen.

De voorzitter:

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Staatssecretaris Klijnsma:

Neem mij niet kwalijk: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal dat doen. Ik maak mij sterk dat de MKOB daarbij natuurlijk ook een gespreksonderwerp is. Op dit moment ontraad ik deze motie.

Ik kom bij de motie van de heer Omtzigt op stuk nr. 210. Daarin wordt de regering verzocht om in de Verzamelwet pensioenen te regelen dat de afkoop standaard plaatsvindt na het ingaan van de AOW-leeftijd. Ik hecht eraan — dat heb ik in het AO ook al gedaan — nog eens te beklemtonen dat ook ik het heel beroerd vind dat mensen hierdoor worden gedupeerd. Ik ben druk doende om er samen met mijn collega van Financiën, de heer Wiebes, en het pensioenveld, omdat het veld ook een verantwoordelijkheid op dit punt heeft, voor te zorgen dat die situatie zo spoedig mogelijk tot het verleden behoort. Ik heb de Kamer al toegezegd dat ik haar voor de zomer zal informeren over hoe ik in de gesprekken vaar. Dat ga ik ook zeker doen, maar ik vind het te snel om nu al toe te zeggen dat er geen AOW-premie wordt geheven over de afkoopsom. Ik ontraad de motie dus.

De heer Omtzigt (CDA):

Het gaat niet om de uitkomst van de gesprekken. Ik ben ongeduldig maar ik wacht de gesprekken af. Het gaat om het volgende. Vindt de regering dat ze AOW-premie moet heffen over arbeidsinkomen in verband met de afkoopsom van een pensioen dat is bedoeld als pensioen dat wordt genoten na het ingaan van de pensioenleeftijd? Daar dient geen AOW-premie over te worden geheven. Dat is zo klaar als een klontje. Dat kan ook wettelijk worden geregeld. Daar heeft de pensioensector niets mee te maken en het overleg ook niet. Waarom wijst de regering dit af?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik stel de Kamer voor dat ik voor de zomer ook op dit punt inga. Ik begrijp de vraag heel goed, maar ik wil die graag in de constellatie van het geheel meenemen. Er zitten veel haken en ogen aan het feit dat mensen, voordat hun pensioengerechtigde leeftijd daadwerkelijk ingaat, worden geconfronteerd met het afkopen van dat kleine pensioen.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 211, ook van de heer Omtzigt. In die motie wordt de regering verzocht een oplossing te vinden voor mensen die zwaar benadeeld zijn. Ik heb al aangegeven dat ik voornemens ben om de Kamer voor het zomerreces te informeren over hoe ik ben gevaren met de pensioensector. Dat zal ik ook doen.

De voorzitter:

Alleen een vraag ter verheldering over het oordeel over de motie.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ja, we zijn gewend om een oordeel over de motie te krijgen, maar over de voorgaande motie was het oordeel niet helder, al is er wel inhoudelijk op ingegaan. Ik zou dat oordeel graag horen.

De voorzitter:

Dat is de motie op stuk nr. 210.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ontraad die motie. Neem me niet kwalijk dat ik de motie niet op die manier heb geduid. Ik heb verder gezegd dat ik in de brief die ik de Kamer wil doen toekomen voor het zomerreces, terugkom op de kwestie.

De voorzitter:

De heer Omtzigt over de motie op stuk nr. 211.

De heer Omtzigt (CDA):

Ja. In de beantwoording van de Kamervragen van gisteren zegt de staatssecretaris dat het haar spijt maar dat zij niet zal terugkomen op de oude gevallen. Begrijp ik dat de staatssecretaris nu toezegt om in de brief die voor de zomer komt alsnog een keer naar de oude gevallen te kijken? Als dat het geval is, houd ik mijn motie even aan. Ik vind het prima dat er nog een keer naar die oude gevallen wordt gekeken en dat het bijvoorbeeld mogelijk wordt gemaakt dat er alsnog coulant wordt omgegaan met de indiening van een bezwaar tegen een al vaststaande huurtoeslag. Dan ben je al een heel stuk verder voor die groep.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik wil geen verwachtingen wekken die ik niet kan waarmaken. De heer Omtzigt heeft de beantwoording van de vragen van gisteren goed geduid. Ik ben niet voornemens om zaken met terugwerkende kracht te repareren, maar ik wil graag met de pensioensector kijken naar wat er tot nu toe is gebeurd. De pensioensector heeft op onderdelen ook verantwoordelijkheden. Ik kom in mijn brief voor de zomer terug op hoe wij hier verder mee gaan. Ik wil echter geen verwachtingen wekken naar de mensen die hier tot nu toe mee zijn geconfronteerd.

De heer Omtzigt (CDA):

Dit betekent dat de staatssecretaris in helder Nederlands zegt: "U hebt een afkoopsom gehad. Uw levenslange pensioen is afgekocht voor €4.000. Door allerlei fouten bij de pensioenfondsen en bij de Belastingdienst is daarover voor €3.500 aan belasting geheven of toeslagen ingehouden, waarover u niet bent geïnformeerd. U hebt €500 gehad. Dat spijt mij bijzonder. U hebt de rest van uw leven geen pensioen meer, maar ik ga er niets aan doen." Dat is ongeveer wat de staatssecretaris deze mensen op dit moment vertelt.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dit is klip-en-klare tekst. Ik heb gezegd dat ik de Kamer natuurlijk inzicht verschaf in de wijze waarop ik met Financiën en met de pensioensector tot een goede oplossing wil komen. Dat ga ik doen. Ik ontraad overigens de aanneming van de motie.

Dan kom bij de inbreng van mevrouw Vermeij, die heeft gevraagd of ik voor de zomer wil komen met nadere berichtgeving over de afkoop. Ik heb al gezegd dat ik, zodra de Raad van State is bevallen van het advies, enorm snel aan de slag ga met het wetsvoorstel inzake het financieel toetsingskader (ftk). Zij heeft ook gevraagd hoe het zit het met zzp'ers en de vrijwillige voortzetting. Zeer binnenkort heb ik een afspraak met mijn collega van Binnenlandse Zaken, minister Plasterk, om hierover door te praten. Ook daarover wil ik de Kamer voor de zomer rapporteren.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dank voor het antwoord, maar het moet mij van het hart dat het mij enigszins teleurstelt dat dit nog niet is gebeurd. Juist daar waar de overheid zelf het goede voorbeeld kan geven, vind ik het van belang dat de Kamer er echt zwaar op drukt. Iedereen is het erover eens dat de vrijwillige voortzetting er moet komen. Wij hebben dat ook met elkaar afgesproken. Het grote overheidsfonds doet dit niet. Ik zou nogmaals tegenover de staatssecretaris willen benadrukken: datgene wat je je voorneemt en wat je uitstraalt naar de hele samenleving, doe dat alsjeblieft ook zelf en doe het een beetje snel.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dit is de inzet die ik zal betrachten richting mijn collega van BZK. Hij is binnen het kabinet natuurlijk eindverantwoordelijk voor het ABP.

In de motie-Madlener op stuk nr. 212 wordt de regering verzocht, de pensioenleeftijd niet te verhogen. Het zal helder zijn dat ik deze motie ontraad. Wij zijn doende de pensioenleeftijd te verhogen en daar zijn heel goede redenen voor, omdat de gemiddelde Nederlander veel en veel ouder wordt dan zo'n 50 jaar geleden. Dan is het heel logisch dat je de tering naar de nering zet.

De heer Van Weyenberg wil graag weten wat de stand van zaken is rond het onderzoek naar een collectieve DC-regeling. Ik ben voornemens om, als ik het wetsvoorstel inzake het ftk aan uw Kamer presenteer, in mijn oplegbrief in te gaan op de stand van zaken rond het onderzoek naar de DC-regeling. Dat heb ik toegezegd aan het veld en aan de Kamer. Dat doe ik zeker.

Over de toekomstverkenning heb ik in het algemeen overleg gezegd dat ik voor de zomer inzicht zal verschaffen over de wijze waarop wij dat precies aan de vork gaan steken, zodat wij in het najaar de discussie kunnen gaan voeren en in het voorjaar van 2015 de rapportage daarover aan de Kamer kunnen doen toekomen.

Wat het wetsvoorstel inzake de pensioenen voor zzp'ers betreft: daar werken wij hard aan, samen met de zzp'ers zelf. Ik doe mijn best om na de zomer dat voorstel hier bij de Kamer te laten landen. De inzet was en is om met ingang van 1 januari dit wetsvoorstel te laten ingaan, zodat zzp'ers daarmee aan de slag kunnen.

Dan kom ik op de inbreng van mevrouw Schut. Zij heeft het vooral gehad over de inkoopregeling. De wetswijziging die ik de Kamer doe toekomen, heeft inderdaad terugwerkende kracht. Toen wij erover communiceerden dat de inkoopregeling op deze manier niet meer van kracht was, hebben wij met onmiddellijke ingang de zaak geregeld. Ik zou er niet voor zijn, de inkoopregeling helemaal af te schaffen, omdat er natuurlijk altijd jonge mensen met de ouders meegaan als de ouders een poosje in het buitenland gaan wonen. Dan is het heel plezierig als jonge mensen na verloop van tijd wel weer een volledige AOW kunnen opbouwen, met een inkoopregeling. Alleen maken we de inkoopregeling veel meer kostendekkend. Mevrouw Schut vraagt om de uniformering van het aantal jaren in de context van het verlenen van het Nederlanderschap. Dat ben ik zeer voornemens. Ik zal ook in het wetsvoorstel dat natuurlijk in de Kamer zal worden behandeld rond de inkoopregeling opnemen dat we analoog aan de Wet inburgering het aantal jaren zullen verhogen, als de Kamer instemt met de Wet inburgering op dat punt.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Kan ik hetgeen de staatssecretaris nu zegt, zo duiden dat ze de termijnen van het Nederlanderschap, dus wat er exact in die wet staat, koppelt aan hoe ze de AOW gaat wijzigen? Dus overal waar nu in de wet AOW staat vijf jaar, wordt dat vervangen door "gekoppeld aan het Nederlanderschap", zodat we daar niet later weer wetswijzigingen over krijgen? Kan ik het zo duiden?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik zal dat in de memorie van toelichting van de wet nog eens benadrukken. Die eenduidigheid is belangrijk voor mensen die van buiten Nederland hier komen wonen. Zij moeten weten dat zij in aanmerking komen voor het inkopen van hun AOW als zij hier een aantal jaren hebben gewoond. Dat aantal is vijf jaar, stel ik nu voor. Als de Wet inburgering echter door deze Kamer en ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen, dan zullen we de zaak analoog aan dat aantal jaren aanpassen, en dat is zeven jaar.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Dan stel ik voor dat ik mijn motie aanhoud, totdat de wijzigingen er zijn die de staatssecretaris ons in het vooruitzicht stelt.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Schut-Welkzijn stel ik voor, haar motie (32043, nr. 213) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Ulenbelt (SP):

De staatssecretaris kondigt nu een wetswijziging aan, maar begrijp ik het goed dat het recht op AOW dan afhankelijk wordt van het Nederlanderschap? Moet een Engelsman, die hier een hele tijd heeft gewerkt, daarna een tijd teruggaat naar Engeland en dan weer hierheen komt en zijn AOW wil inkopen, dan zeven jaar wachten in plaats van vijf jaar, terwijl dat voor Nederlanders niet zou gelden?

Staatssecretaris Klijnsma:

We hebben aan de Kamer het voorstel om de inkoopregeling aan te passen gepresenteerd, omdat we natuurlijk zagen dat de inkoopregeling soms benut werd op een wijze die we liever niet zagen, ik druk het maar zo uit. Dat betekent dat we een wijziging voorstellen in zowel de hoogte van het bedrag van inkoop als in het aantal jaren dat iemand in Nederland gewoond moet hebben voordat inkoop überhaupt mogelijk wordt. Het aantal jaren dat we in de wetswijziging hebben opgenomen, is vijf jaar. Het voorstel is nu om dat gelijk op te laten lopen met het aantal jaren dat voorgesteld wordt in de Wet inburgering. Dat betekent niet dat het Nederlanderschap hierbij als zodanig een rol speelt.

De heer Ulenbelt (SP):

Voor jonge kinderen, die een tijd naar het buitenland gaan, betekent dit dat ze hier weer zeven jaar moeten zijn, voordat zij kunnen inkopen. Er zijn hier al genoeg partijen die buitenlanders lopen te pesten, maar nu worden Nederlandse kinderen in het buitenland ook zwaar gedupeerd. Ik snap niet dat de staatssecretaris aan dit idiote voorstel van de VVD toegeeft.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Een vraag ter verduidelijking. Misschien kan de staatssecretaris het volgende toelichten of bevestigen. Zodra mensen zich in Nederland bevinden — bijvoorbeeld expats die naar het buitenland gaan of anderen die tijdelijk in het buitenland zijn en dan weer naar Nederland komen — beginnen ze, AOW op te bouwen. Het gaat alleen om de vraag of je het gat dat je hebt opgebouwd, kunt inkopen, en gedurende welke periode je dan een bijdrage moet hebben geleverd aan de Nederlandse samenleving. Zie ik het zo goed?

Staatssecretaris Klijnsma:

Het antwoord is "ja".

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ben nu in verwarring. Dat krijg je ervan als partijen wetsbehandelingen verwarren met AO's, zeg ik over de orde tegen de voorzitter.

De voorzitter:

Dat klopt helemaal.

De heer Van Weyenberg (D66):

Maar kondigt de staatssecretaris nu een nota van wijziging aan? Of zegt ze: nee, in het wetsvoorstel wordt al een link gelegd met de Rijkswet op het Nederlanderschap, dus dat gebeurt al automatisch? Komt er een nota van wijziging, of zit wat mevrouw Schut voorstelt al in de systematiek van het wetsvoorstel? Dit om scherp te krijgen wat ik van het kabinet mag verwachten.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik stel mij voor dat ik in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel aangeef dat de koppeling met de Wet op de inburgering aan de orde is.

De heer Van Weyenberg (D66):

We hebben de wet al liggen. De conclusie die ik trek is dat wat mevrouw Schut voorstelt, volgens de staatssecretaris reeds in de wet zit. Zij voelt slechts de behoefte om dat te verduidelijken, maar dan niet in de vorm van een nota van wijziging als het gaat om de wet zelf.

Staatssecretaris Klijnsma:

Naar aanleiding van deze discussie en wat mevrouw Schut daarbij heeft gezegd, zal ik nog even nauwgezet kijken naar wat er aan het papier is toevertrouwd. Mocht dat nog een verandering behoeven, dan kan de Kamer die van mij tegemoet zien.

De heer Ulenbelt heeft op stuk nr. 214 een motie ingediend, waarin de regering wordt gevraagd om het inkomensgat van al het overheidspersoneel te overbruggen. Deze motie moet ik ontraden, want het is goed gebruik dat tussen werkgevers en werknemers een aantal zaken rond arbeidsvoorwaarden wordt gewisseld. Dat is ook gebeurd bij het gevangenispersoneel. Dat staat werkgevers en werknemers vrij.

De voorzitter:

En uw oordeel over de motie?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ontraad de motie, zei ik al.

De heer Klein (50PLUS):

Een 50PLUSSER denkt altijd even na. Ik wil mijn motie op stuk nr. 208 aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Klein stel ik voor, zijn motie (32043, nr. 208) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt van 11.41 uur tot 11.52 uur geschorst.

Naar boven