6 Vragenuur: Vragen Van Dekken

Vragen van het lid Van Dekken aan de staatssecretaris van Economische Zaken over het bericht "Toezicht op voedselveiligheid wegbezuinigd".

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. Ik vraag aandacht voor het toezicht op de voedselveiligheid of, beter gezegd, het gebrek daaraan. De Tweede Kamer heeft er zelf voor gewaarschuwd dat de affaires met paardenvlees en poepvlees niet de laatsten zouden zijn, in relatie tot de volksgezondheid en de productie van ons voedsel. Men kan veel zeggen over de Tweede Kamer, maar dat hebben we allemaal goed gezien. Er is namelijk weer een affaire aan het licht gekomen. Nu zou de Voedsel- en Warenautoriteit zijn uitgebeend, weg verdund en kapot bezuinigd. Het zou zelfs zo erg zijn dat voedselinspecteurs geen filet americain meer zouden lusten. Er is forse kritiek van vakbond Abvakabo op de werkdruk van inspecteurs. Ook bestaat het idee dat het handelsbelang boven de volksgezondheid zou gaan. Dat is niet misselijk, maar je zou er wel misselijk van kunnen worden.

Ik heb drie vragen aan de staatssecretaris over de voedselveiligheid. Maakt het volgens de staatssecretaris uit dat de Voedsel- en Warenautoriteit onder Economische Zaken valt of juist onder het ministerie van Volksgezondheid? Vindt de staatssecretaris dat de Voedsel- en Warenautoriteit genoeg gezag heeft ten opzichte van het bedrijfsleven? De volgende vraag is ook heel belangrijk: kan de staatssecretaris garanderen dat de volksgezondheid altijd boven het handelsbelang gaat? De PvdA hecht daar zeer aan, bijvoorbeeld vanwege de Q-koortskwestie.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Dank voor de gelegenheid om, ook weer na recente publiciteit over het toezicht in de vleessector, in de Kamer te mogen verschijnen en te spreken over de vraag wat er in mijn ogen aan de hand is.

Wij hebben inderdaad al vaker gesproken over problemen in de vleessector, de hele keten, en het toezicht daarop in het bijzonder. Dat heeft enkele maanden geleden al ertoe geleid dat ik de Onderzoeksraad Voor Veiligheid heb gevraagd om de fundamentele toezichtdiscussie met ons te voeren en aan te geven wat eigenlijk aan de hand is en op welke wijze wij de problemen die er zijn, kunnen verbeteren. Daarnaast hebben wij recent gesproken over problemen bij met name de slachterijen roodvlees. Ik heb de Kamer voorgesteld om op korte termijn het toezicht op en de vormgeving van het toezicht structureel te verbeteren, de capaciteit op orde te brengen, de handhavingscultuur te versterken en de effectiviteit van het toezicht te verbeteren.

De heer Van Dekken vraagt of dit de laatste keer is dat wij over deze dienst spreken. "Waarschijnlijk niet", suggereert hij. Ik ben dat met hem eens. Het is waar dat de dienst veel voor de kiezen heeft gehad. Er is gefuseerd en in de afgelopen jaren is minder capaciteit beschikbaar gekomen. Dat heeft ertoe geleid dat we bij de Voorjaarsnota het voorstel hebben gedaan om een aantal bezuinigingen terug te draaien. Daarmee zijn wij er echter niet. Om te voorkomen dat we hier bij elk incident weer staan om de discussie te voeren, zeg ik toe dat ik samen met de collega van VWS een plan van aanpak opstel en dat naar de Kamer stuur. Dat is niet binnen twee weken klaar. Daar hebben wij minimaal een maand voor nodig. Daarbij kijken wij naar de dienst en maken wij een risicoanalyse in de zin van: waar moet er een beter toezicht komen? Er moet een handvat zijn om de prioriteitstelling binnen het toezicht en de NVWA op orde te hebben. Ook moeten de maatregelen die er al zijn versneld kunnen worden doorgevoerd.

Maakt het uit of dat gebeurt onder leiding van EZ of VWS? Ik denk dat dat niet zo is. Voor het gehele kabinet heeft voedselveiligheid prioriteit en zo hoort dat ook. Ik begrijp ook niet dat je een tegenstelling zou kunnen zien tussen het exportbelang aan de ene kant en de voedselveiligheid aan de andere kant. Het is in ons belang dat die veiligheid niet ter discussie staat. Kortom, ik kom de Kamer graag tegemoet door samen met de minister van VWS tot een plan van aanpak te komen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik ben blij met het antwoord van de staatssecretaris over het plan van aanpak, gecombineerd met alles wat al gaande is. Het is goed dat dit gebeurt. Ik wil evenwel heel duidelijk weten of die volksgezondheid altijd boven het handelsbelang gaat. Ook hoor ik graag meer over de ministeriële verantwoordelijkheid voor de NVWA. Als de staatssecretaris die twee vragen even heel concreet beantwoordt, dan kan ik daarmee voor nu tevreden zijn.

Staatssecretaris Dijksma:

Er is een gedeelde verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid. Ook VWS moet daarvoor natuurlijk aan de lat staan. Daarnaast verzeker ik de Kamer dat voedselveiligheid voor het kabinet altijd prioriteit heeft. De heer Van Dekken sprak net over de situatie bij de Q-koorts. Daarover is met de Kamer een uitgebreid en lang debat gevoerd. Wij hebben vastgesteld dat er lessen zijn getrokken uit het verleden. Die leiden ertoe dat voedselveiligheid voor het kabinet van groot belang is en blijft. Daarover mag geen discussie bestaan.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. De effectiviteit en de autoriteit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit staan ter discussie. Ik stel de staatssecretaris twee vragen. Ten eerste: klopt het dat de afgelopen tien jaar de capaciteit is teruggebracht van 3.700 voltijdarbeidsplaatsen naar ruim 2.100 arbeidsplaatsen? Kloppen die cijfers? Ten tweede: is de staatssecretaris bereid om de privatisering — die vormt een groot probleem; de slager die zijn eigen vlees keurt — die leidt tot het zelf keuren van de slacht in Apeldoorn, stop te zetten?

Staatssecretaris Dijksma:

Op de precieze cijfers kom ik graag terug in de brief. De heer Van Gerven heeft er absoluut gelijk in dat de capaciteit is teruggebracht. Dat is gewoon zo. Dat is het gevolg van de fusies die hebben plaatsgevonden. De vraag is nu of we daarmee onaanvaardbare risico's lopen. Dat punt is in de publiciteit gebracht. Om die vraag te beantwoorden, moeten wij heel precies kijken naar de manier waarop de NVWA werkt en waarop het toezicht zich moet richten. Daarnaast moet een fundamentelere discussie worden gevoerd over de vraag hoe het systeem georganiseerd is, ook wat de privatisering betreft. Daarvoor vraag ik wel enige tijd. Ik verwacht namelijk dat de onderzoeksraad op het laatste punt ook het een en ander naar voren zal brengen. Voor mij ligt er geen taboe op die discussie. Als dat moet veranderen, moeten wij dat doen. Ik wil dat wel graag op basis van een gedegen verhaal doen, ook van die onderzoeksraad. Wij hebben de onderzoeksraad immers zelf om een onderzoek gevraagd.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De staatssecretaris zegt dat het niet uit zou moeten maken of de NVWA nu onder Landbouw, of Economische Zaken zoals dat nu heet, valt of onder Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Sinds het onder Economische Zaken valt — dat is de afgelopen tien jaar — zien wij dat het bergafwaarts gaat met het toezicht, mede door de draconische bezuinigingen. Als het de staatssecretaris niet uitmaakt of het onder Economische Zaken of onder Volksgezondheid valt, welk belang verzet zich er dan tegen om het onder Volksgezondheid te laten vallen? Als je dat doet, wordt voor eens en voor altijd duidelijk dat de prioriteit bij het kabinet — of het nu dit kabinet is of een toekomstig kabinet — te allen tijde ligt bij volksgezondheid. Welk belang verzet zich er nu tegen om de NVWA onder Volksgezondheid te laten vallen?

Staatssecretaris Dijksma:

Ik heb twee punten. Allereerst is de gedachte dat de NVWA altijd onder de verantwoordelijkheid van VWS heeft gevallen in het verleden historisch gezien niet helemaal correct. Het probleem is dat een deel van de dienst altijd al onder Landbouw viel en de Keuringsdienst van Waren onder VWS. Waar het gaat om voedselveiligheid is het nu al zo geregeld dat EZ en VWS een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. Daarom worden heel veel van de brieven over dat onderwerp ook medeondertekend door mijn collega van VWS en heeft VWS soms zelfs de leiding. Waarom is die verantwoordelijkheid gezamenlijk? Omdat het niet alleen maar gaat over de vraag hoe de NVWA in het toezicht zijn werk doet. Als je werkelijk wilt garanderen dat producten goed en veilig zijn, heb je de hele keten nodig. Daarom is die brede verantwoordelijkheid op zijn plaats.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het gaat erom wie er als eerste verantwoordelijk is en dat moet de minister van Volksgezondheid zijn. Dat was altijd al zo, tot het in 2003 allemaal werd overgeheveld naar Landbouw. Sindsdien verschijnt het ene rapport na het andere waaruit blijkt dat het bergafwaarts is gegaan. De mentaliteit is verslechterd en de nalevingsnormen zijn verslechterd. Wij moeten juist weer terug naar een systeem waarin duidelijk wordt dat volksgezondheid altijd voorop staat. Ik heb nog steeds van de staatssecretaris niet gehoord welk belang zich er nu tegen verzet om die NVWA onder het ministerie van VWS te laten vallen.

Staatssecretaris Dijksma:

Nogmaals, volgens mij voeren wij hier een schijndiscussie. Het gaat er namelijk niet om waar iets onder valt, maar om waar de verantwoordelijkheid ligt en of die wordt genomen. De voedselveiligheid in ons land is dus een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Los daarvan, zou het echt te gemakkelijk zijn om te denken je het probleem oplost door hier met departementen te gaan schuiven. Er is in de afgelopen jaren echt veel gebeurd. De dienst heeft inderdaad veel voor zijn kiezen gekregen. Dat lossen wij niet op met alleen het verschuiven van de Haagse werkelijkheid. Dat vraagt echt om een gedegen analyse en mogelijk om een aantal harde maatregelen. Ik ben bereid, net als de minister van VWS, om die te nemen. Daar moet de Kamer ons op aanspreken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De staatssecretaris zei dat wij hier spreken over een Haagse werkelijkheid. Zij lijkt te suggereren dat het er niet zo veel toe doet of EZ verantwoordelijk is of VWS. Afgelopen weekend werd het onderzoeksrapport bekend van de journalist Marcel van Silfhout. Dat is een prima rapport waarin een aantal oud-ministers werd geciteerd. Zij gaven aan dat juist op het moment dat de verantwoordelijkheid overging van VWS naar EZ de problemen begonnen. De exportpositie van onze agrarische sector is in het geding en de voedselveiligheid is in het geding. Ik vind het toch wel iets meer dan een Haagse discussie of een theoretische discussie.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mevrouw Dik-Faber?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Zou de staatssecretaris in de brief die zij naar de Kamer gaat sturen, in haar stappenplan, daar uitgebreider op willen ingaan?

Ik heb nog een tweede vraag. De staatssecretaris zei dat wij ervoor moeten zorgen dat wij hier niet keer op keer staan. Zij zegt ook dat er geen sprake is van incidentele problemen, maar van een structureel probleem. Wat mij betreft gaan we een uitvoerig en breed plenair debat voeren over deze zaak, die ook in het rapport van de heer Van Silfhout naar voren is gebracht.

De voorzitter:

Het is de bedoeling dat er korte vragen worden gesteld, mevrouw Dik. Dat geldt niet alleen voor u, maar voor alle woordvoerders die tot nu toe hebben gesproken.

Staatssecretaris Dijksma:

Het lijkt mij een uitstekend idee om in de brief ook precies in te gaan op de verantwoordelijkheidsverdeling. Daartegen heb ik geen enkel bezwaar. Als ik opmerkingen maak over Haagse werkelijkheden, wil ik daarmee helemaal niets afdoen aan het belang van kritiek, nog los van de vraag of je het met elk punt van kritiek helemaal eens bent. Volgens mij is het echt noodzakelijk dat er niet langer voortdurend discussie ontstaat over de vraag of ons toezicht op orde is. Volgens mij delen we dat en vinden we elkaar daarbij. Juist daarom heb ik de Onderzoeksraad Voor Veiligheid gevraagd om naar de keten in zijn geheel te kijken. Het lijkt mij uitstekend om daarover ook het debat te voeren, maar het is aan de Kamer zelf om daarover te beslissen. Als het kan, wil ik dat debat wel graag voeren op grond van een voorstel. Ik vraag de Kamer alleen: geef ons en de dienst wel de tijd om met een voorstel naar de Kamer te komen, want het moet ook een goed verhaal zijn.

De heer Schouw (D66):

Voedselveiligheid is het belangrijkst, ook voor D66. Het rapport heeft eigenlijk één ding duidelijk gemaakt, namelijk dat de Nederlandse voedselpolitie onvoldoende onafhankelijk van het departement kan opereren. Ziet de staatssecretaris dat probleem ook, net als de onderzoekers? En is zij bereid om te bezien hoe je die onafhankelijke positie van onze Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit in de toekomst kunt versterken?

Staatssecretaris Dijksma:

Dat laatste lijkt mij heel belangrijk. Ik zeg wel, in alle eerlijkheid, dat er in het rapport erg naar het verleden wordt gekeken. Ik vind het van belang dat die onafhankelijkheid staat. Ik vind het ook van belang dat we gezamenlijk vertrouwen hebben in niet alleen het werk van de dienst, maar ook in de onafhankelijkheid ervan. Die onafhankelijkheid is dus volgens mij bij uitstek een onderwerp om op in te gaan, dat ben ik met de heer Schouw eens.

Mevrouw Lodders (VVD):

De staatssecretaris zei dat we niet voor ieder incident naar de Kamer moeten komen. Die opmerking spreekt mij zeer aan. Fraude moet worden opgespoord. Als er fraude is opgespoord, wordt daarover bericht in de media en staan we hier met elkaar in de Kamer. Ik wil graag dat de staatssecretaris toezegt dat wij het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, de brief over het retributiestelsel en, als allerbelangrijkste, het plan van aanpak waarop de staatssecretaris doelt, in één keer met elkaar kunnen bespreken. Wij moeten niet voor ieder incident in de Kamer hoeven te staan.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik wil graag bekijken of dat mogelijk is. Ik wil het in ieder geval als volgt doen. Het plan van aanpak is voor een deel werk in uitvoering. Daarin moeten we in ieder geval de discussie over de retributie in één keer meenemen. Dat komt dan niet voor het herfstreces. Daarvoor hebben we namelijk minimaal een maand nodig. Ik kan me ook voorstellen dat het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid op langere termijn tot een meer fundamentele discussie zal leiden over de structuur van ons toezicht. Het is ook aan de Kamer om daarop toe te zien. De heer Van Gerven zei al dat we het daarover ook moeten hebben. Dan moeten we dat in tweeën knippen, maar de Kamer moet er zelf over beslissen hoe zij een en ander het liefst wil doen.

Naar boven