3 Behandelvoorbehoud inzake Plant- en diergezondheidspakket

Aan de orde is het VAO Behandelvoorbehoud inzake Plant- en diergezondheidspakket (AO d.d. 18/09).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van harte welkom.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Goedemorgen op deze mooie dag. Die gaat nog lang duren maar we gaan weer fris van start. Ik was blij met de brief van de staatssecretaris in reactie op Bionext. Toch rest mij nog een vraag die bedoeld is om in een tijdig stadium de Brusselse plannen in een goede richting te sturen. Gaat de staatssecretaris in Brussel aangeven dat een harmonieuze afstemming met de biologische sector een voorwaarde is voor akkoord gaan met de Controleverordening? Gaat zij ervoor zorgen dat de biologische sector ook bij de teeltverordeningen de kans krijgt om aan tafel te gaan zitten bij de expertgroepen en andere consultaties?

Ik wil nog een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om te voorkomen dat ingrijpende maatregelen bij dierziekten, zoals een ophokplicht of preventieve ruimingen, vanuit Brussel dwingend kunnen worden opgelegd, zonder expliciete en specifieke voorafgaande toestemming van de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33643).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Afronding van het debat over het plant- en diergezondheidspakket betekent dat er in Europa allerlei afspraken zullen worden gemaakt over wat we willen en niet zelf nog mogen doen op het gebied van plantveiligheid en diergezondheid. Ik heb van harte de motie van de SP zojuist mede ondertekend, omdat de Partij voor de Dieren zich zorgen maakt over de beleidsvrijheid op het gebied van diergezondheid. Ik hoop dat de staatssecretaris de motie zo uitlegt dat zij eigen vrijheid houdt om af te wijken van Europese regels als wij dat hier nodig achten.

Ik weet dat de staatssecretaris de zorgen van de Kamer deelt over het gebruik van biologisch uitgangsmateriaal in de Europese Unie. Dat is eigenlijk alleen in Nederland nu goed geregeld. Ik weet ook dat zij met ons deelt dat er voor de Nederlandse veredelaars grote economische kansen liggen, als in de hele Europese Unie het gebruik van biologisch uitgangsmateriaal beter wordt geborgd.

Ik dank de staatssecretaris voor de brief die ze heeft gestuurd. Welke kansen ziet zij in het voorliggende teeltvoorstel om die betere borging van het gebruik van biologisch uitgangsmateriaal te bevorderen? Of zitten er bedreigingen in dat teeltvoorstel? Dat kan ik me ook voorstellen. We hoeven in dit VAO daar niet een uitgebreide reactie van de staatssecretaris op, maar het is belangrijk om op dit punt bij de behandeling van dat teeltvoorstel goed op te letten hoe we dat biologisch uitgangsmateriaal goed kunnen borgen. Dat waren mijn vragen voor dit moment.

De voorzitter:

Ik zie dat er bij de andere Kamerleden geen behoefte is aan verdere woordvoering in deze termijn van de Kamer. Ik geef de staatssecretaris even de mogelijkheid om de motie te lezen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zal proberen om kort en bondig te antwoorden. De heer Van Gerven heeft aangegeven dat hij op twee punten graag een positief antwoord wil betreffende de betrokkenheid van de biologische sector. Het antwoord luidt twee keer volmondig "ja".

De heer Van Gerven heeft samen met mevrouw Ouwehand een motie ingediend. Daarin geeft hij aan dat Nederland ook zelf bevoegdheden zou moeten houden bij de dierziektebestrijding. Het is natuurlijk, ook voor Nederland, van belang dat er in de Europese Unie een geharmoniseerde basis is voor de bestrijding van dierziekten, maar dat wil niet zeggen dat in alle gevallen dezelfde bestrijdingsaanpak is voorgeschreven door de Commissie. Naar mijn mening biedt de verordening binnen de bestrijdingsverplichting beleidsvrijheid aan de lidstaten om op basis van een goedgekeurd bestrijdingsplan nationale keuzes te maken bij die bestrijding, bijvoorbeeld voor het inzetten van vaccinaties. Dat kan dus. Vanzelfsprekend wordt ook de Tweede Kamer daarbij geconsulteerd. Ik vat de motie dus op als ondersteuning van het beleid.

De voorzitter:

Mijnheer Geurts, ik zie u naar de interruptiemicrofoon lopen. Het is ongebruikelijk dat een ander lid dan de indiener een vraag stelt over de reactie op de motie, maar aangezien wij er de tijd voor hebben, wil ik het u toestaan.

De heer Geurts (CDA):

Ik snap dat het ongebruikelijk is, maar het antwoord van de staatssecretaris is ook ongebruikelijk. Het is echt heel bijzonder dat zij bevoegdheden die zij heeft, met de Kamer gaat delen. Zij heeft de bevoegdheid om zonder met de Kamer te overleggen over te gaan tot preventieve ruimingen of een ophokplicht. Ik hoop niet mee te maken dat zij met de Kamer gaat overleggen of zij dat wel of niet moet doen. Dat is echt absurd.

Staatssecretaris Dijksma:

De temperatuur loopt nu iets te hoog op, gezien hetgeen ik gezegd heb. Als sprake is van een situatie waarin snel gehandeld moet worden, zal ik vanzelfsprekend handelen; dan zie ik daarna wel of de Kamer dat verstandig vindt, met alle politieke risico's van dien. Tegelijkertijd moet ik de heer Geurts eraan herinneren dat hij zelf regelmatig een inbreng heeft, bijvoorbeeld over vaccinaties. Ik zie het zo: in crisissituaties ga ik niet uitgebreid de tijd nemen om met de Kamer te overleggen, want die tijd is er dan soms niet. Andersom voeren wij echter vaak een debat. Dat hebben wij recentelijk nog gedaan over de vraag of er een ophokplicht moet komen. Toen heeft de Kamer de vrijheid genomen om daarover iets te zeggen; dat heeft de fractie van de heer Geurts ook gedaan. Het zou toch vreemd zijn als ik nu zou zeggen dat dat nooit zou mogen. Wij moeten elkaar goed verstaan: als het nodig is om snel te handelen, zal ik dat gewoon doen, met of zonder toestemming van de Kamer, want dan gaan de inhoud en het belang van de bestrijding van de ziekte voor. Zo zie ik het en niet anders.

Mevrouw Ouwehand heeft mij verzocht om mij sterk in te zetten voor de borging van biologisch uitgangsmateriaal in de verordeningen. Dat is voor Nederland heel belangrijk; dat wil ik graag onderstrepen. Dit zal ik dus doen.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil hierover geen misverstand laten bestaan. In de motie staat wat er staat. Dat kan iedereen lezen. Het kan zijn dat wij elkaar in een situatie waarin snel handelen geboden is, snel moeten spreken. In de motie staat dat Europese maatregelen niet dwingend mogen worden opgelegd zonder expliciete en specifieke voorafgaande toestemming van de Kamer. Nederland gaat daar zelf over. Als dat echt aan de orde is, gaat de Kamer in overleg met de staatssecretaris. Zo staat het in de motie. Dat kan buitengewoon snel. Als het moet, kan de Kamer zo bij elkaar worden geroepen. Dan kan er ook snel gehandeld worden.

Staatssecretaris Dijksma:

De heer Van Gerven maakt het mij nu wel weer moeilijker. Ik begrijp de motie als volgt. De Kamer kan een bepaalde mening hebben op een moment dat de verordening speelt. Ik noem het voorbeeld van de heer Geurts, die een mening heeft over vaccinatie en wat daarbij hoort. Die discussie voert hij dan met mij in een tijd waarin er geen sprake is van een directe crisis. Dat lijkt mij ook de weg. Met de motie wordt niet beoogd om mij als het ware met de handen gebonden de arena in te sturen op het moment dat er iets aan de hand is. Als de indieners dat wel bedoelen, heb ik een probleem met deze motie. Als direct moet worden besloten wat er moet gebeuren, dan handel ik. Dat is nu ook het geval, bijvoorbeeld bij een uitbraak van aviaire influenza. Dan vraag ik daarna aan de Kamer of zij het daarmee eens is.

De indieners moeten nu wel even helderheid bieden over de motie. Ik begrijp inmiddels iets beter waar de inbreng van de heer Geurts op gestoeld was. Ik heb dat gewoon echt anders begrepen.

De voorzitter:

De motie geeft aanleiding tot een zeer interessante vorm van tekstexegese. Ik geef de heer Van Gerven nog eenmaal kort de gelegenheid om duidelijk te maken hoe de indieners de motie uitleggen. Ik geef vervolgens het woord aan de staatssecretaris en sluit daarna de beraadslaging.

De heer Van Gerven (SP):

Wij geven in de motie het volgende aan. Als vanuit Brussel bepaalde voorstellen worden gedaan om te handelen, en dat handelen moet snel gebeuren, dan moet de Kamer ook geconsulteerd worden, zodat hier ook over de maatregels gesproken kan worden. Het gaat er in essentie om dat Nederland zelf ook moet kunnen oordelen over de wijze waarop een bepaald probleem wordt aangepakt. Dat heeft de staatssecretaris overigens ook gezegd. Het kan dus niet alleen maar een dictaat vanuit Brussel zijn.

Staatssecretaris Dijksma:

Daarmee komt de heer Van Gerven volgens mij weer terug op zijn oorspronkelijke bedoeling. Hij zegt immers: als het gaat om de uitwerking van de verordening waarover Brussel een opvatting heeft en op grond waarvan Brussel Nederland dwingt om bepaalde maatregelen te nemen waarbij mogelijkerwijs de beleidsvrijheid in gevaar komt, dan wil ik daarover een debat voeren. Dat lijkt mij logisch, want dat is standaard onderdeel van de wijze waarop wij werken. Dan hebben wij dat debat. Maar als de heer Van Gerven iets anders bedoelt te zeggen, moet ik de motie ontraden. Als hij zegt dat ik voorafgaand aan het nemen van maatregelen in een crisissituatie eerst bij de Kamer langs moet gaan, moet ik de motie ontraden. De heer Van Gerven moet daar duidelijkheid over geven.

De voorzitter:

Volgens mij is de discussie over deze motie onnodig lang. We hebben een geschilpunt over de vraag of de staatssecretaris in een tijd van crisis eerst langs de Kamer moet. Wat is het korte antwoord van de heer Van Gerven op deze vraag?

De heer Van Gerven (SP):

Wij onderschrijven de laatste interpretatie. Dat is dus de laatste conclusie van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dat was ook de eerste conclusie. Daarmee blijft het advies van de staatssecretaris over de motie hetzelfde. Er zal dinsdag 12 november worden gestemd over de ingediende motie. Omdat nog niet alle woordvoerders bij het volgende VAO aanwezig zijn, schors ik de vergadering.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 10.30 uur tot 10.40 uur geschorst.

Naar boven