6 Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de aanvragers stel ik voor, het VAO Media-onderwerpen, het dertigledendebat over het bericht "Fuseren gemeenten plotseling minder urgent", het dertigledendebat over misstanden in jeugdinrichtingen en het debat over het bericht dat Nederland groeiend leverancier is van jihadstrijders en het rapport Dreigingsbeeld terrorisme Nederland van de agenda af te voeren.

Ik stel voor, de motie-Thieme (33551, nr. 16), de motie-Van Gerven (31016, nr. 40) en de motie-Van der Burg (33400-XVI, nr. 27) opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor deze moties opnieuw gaat lopen.

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

  • - maandag 25 november 2013 van 10.00 tot 18.00 uur van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu over het Meerjarenprogramma Ruimte, Infrastructuur en Transport (MIRT).

Ik stel voor, dinsdag aanstaande ook te stemmen over de ingediende moties bij de notaoverleggen over de consequenties van de Wet uniformering loonbegrip en over governance in het onderwijs.

Ik stel tot slot voor, toe te voegen aan de agenda:

  • - het VAO Pesten naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 28 mei, met als eerste spreker de heer Beertema van de PVV;

  • - het VAO Telecommunicatie naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 28 mei, met als eerste spreker mevrouw Klever van de PVV;

  • - het VAO Beleidsnota "Wat de wereld verdient. Een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen" naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 29 mei, met als eerste spreker de heer Sjoerdsma van D66.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stel ik voor, de behandeling van de wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van een verordening betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (33490) van de agenda af te voeren. Dit debat stond voor morgenavond op de agenda.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag mij af waarom het kabinet hierom vraagt. Wat is de toelichting hierbij?

De voorzitter:

Het kabinet geeft aan, te weinig voorbereidingstijd te hebben gehad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wij mogen er dus van uitgaan dat het voor volgende week wordt ingepland? Ik zie u nee schudden. Maar wel voor het zomerreces?

De voorzitter:

Daar kunt u niet van uitgaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Daar gaan wij het in de procedurevergadering nog even pittig over hebben!

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzichtig steun voor uw verzoek. Ik wil wel graag weten wanneer het debat dan op de agenda komt.

De voorzitter:

Dat kan ik u niet melden. Ik heb de staatssecretaris laten weten dat ik zeker niet kan garanderen dat het voor de zomer opnieuw op de agenda komt als zij het nu van de agenda wil laten afvoeren.

Mevrouw Lodders (VVD):

Mag ik dan om een toelichting van het kabinet vragen? Waarom wordt het debat van de agenda afgehaald? Wilt u tegelijkertijd vragen wanneer het voor de zomer alsnog ... Nee, dat kunt u niet toezeggen.

De voorzitter:

Nee, daar ga ik over. Ik geef net aan dat de kans niet heel groot is dat het voor de zomer op de agenda komt.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan graag een toelichting waarom het van de agenda moet.

De voorzitter:

Ik heb gezegd welke toelichting ik heb gekregen. Aan u het besluit – daarom leg ik het ook aan u voor – om hiermee akkoord te gaan of niet. Meer smaken heb ik helaas niet.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan een redelijk inhoudelijke vraag. Deze verordening moet ingaan op 1 september 2013. De VVD wil hierover dan ook graag een debat voeren.

De voorzitter:

Dat kan morgenavond. Dan gaat u niet akkoord met het voorstel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vind het een rare gang van zaken. Ik denk dat het goed is als de staatssecretaris de Kamer nu een brief stuurt met haar overwegingen. Morgen kunnen wij dan bij de regeling besluiten of wij de argumentatie voldoende vinden om het debat van de agenda af te voeren. Ik wil in de brief graag terugzien hoe de staatssecretaris de planning voor zich ziet. Misschien kunt u morgen iets zeggen over de mogelijkheid om het debat nog voor het zomerreces op een ander moment te agenderen.

De voorzitter:

U weet allemaal hoe vol mijn agenda is. Ik heb geprobeerd het in te plannen. Er was geen beperking. Nu is de voorbereidingstijd te kort en kan ik niet zeggen dat het alsnog kan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat begrijp ik, voorzitter, maar u zegt dat u het voor de zomer niet gegarandeerd voor elkaar krijgt als het nu van de agenda wordt gehaald. Dat is dan een afweging die wij morgen in de Kamer zullen moeten maken.

De voorzitter:

Precies om die reden leg ik het op deze manier aan u voor. Ik leg u een keuzemoment voor. Of wij doen het morgenavond of wij doen het dan niet, maar dan weet ik niet wanneer het wel de agenda komt.

Mevrouw Leijten (SP):

Het voorstel dat mevrouw Ouwehand deed – wij vragen om opheldering en wij besluiten morgen bij de regeling hoe wij verder gaan – vind ik het beste. Dan blijft het vooralsnog op de agenda staan en kan de staatssecretaris zich alvast inlezen. Als er Europeesrechtelijk geen belemmering is, kunnen wij morgen wellicht wel het besluit nemen. Nogmaals, ik denk dat mevrouw Ouwehand het juiste voorstel heeft gedaan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De GroenLinks-fractie steunt het voorstel van mevrouw Ouwehand.

De voorzitter:

Mevrouw Lodders, ik geef eerst de anderen het woord, want ik heb u al een aantal keren het woord gegeven.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ook de fractie van D66 kan het voorstel van mevrouw Ouwehand steunen.

De heer Monasch (PvdA):

Op zich steunen wij de lijn die onder anderen door mevrouw Ouwehand is voorgesteld. Morgenmiddag kunnen wij tijdens de regeling van werkzaamheden alsnog een beslissing nemen.

De voorzitter:

Ik stel voor dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet. Ik stel voorts voor om vooralsnog de aanvankelijke planning te handhaven, waarna de zaak morgen terugkomt bij de regeling van werkzaamheden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Knops.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. De onrust op de woningmarkt is enorm. Die onrust is alleen maar toegenomen. Eerst lekten vanuit het ministerie voor Wonen en Rijksdienst berichten uit en later werd door de minister het spreekwoordelijke blok in de vijver gegooid. Daardoor staat de toekomst van de corporaties op zijn kop. Er is veel onduidelijk. De Kamer moet een en ander via de media vernemen, terwijl de parlementaire enquêtecommissie net begonnen is met de analyse van de woningsector en het bekijken van mogelijke oplossingen. Wij willen derhalve graag zo spoedig mogelijk een debat met de minister voor Wonen en Rijksdienst.

De voorzitter:

Het verzoek is om steun te verlenen aan een debat met de minister voor Wonen en Rijksdienst.

Mevrouw Agema (PVV):

Wij steunen dit verzoek. De Kamer is aan zet. De minister komt op een ontijdig moment met een stelselwijziging.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik sluit mij helemaal aan bij de woorden van de heer Knops. De Kamer is nu bezig met een onderzoek. Dat moet eerst goed afgerond worden. Dit soort berichten bevalt ook ons niet. Wij steunen derhalve het verzoek van de heer Knops.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De GroenLinks-fractie kan zich aansluiten bij de woorden van mevrouw Schouten en de heer Knops.

De heer Monasch (PvdA):

Er is op tal van plekken aangegeven dat er een novelle komt op de herziene Woningwet. Daarover is ook iets opgenomen in het regeerakkoord. Die novelle is in voorbereiding en het is goed gebruik dat het parlement over een novelle discussieert op het moment dat die naar de Kamer gestuurd wordt. Ik wil vasthouden aan die procedure. Om die reden geef ik geen steun aan het houden van een debat.

De heer Klein (50PLUS):

Ook de fractie van 50PLUS geeft steun aan het debat, want als de informatie eenmaal naar buiten gekomen is, lijkt het mij verstandig dat wij erover discussiëren.

Mevrouw Leijten (SP):

Daar sluit ik mij bij aan. Als er in de media over wordt gesproken, moet ook de Kamer erover kunnen spreken. Ook wij geven dus steun aan het houden van een debat.

Mevrouw Visser (VVD):

Wij geven geen steun aan een debat. Wij willen netjes de parlementaire weg volgen. Er ligt een regeerakkoord. Daarin is aangekondigd dat er ook naar de corporatiesector en de taken van de corporatiesector zal worden gekeken. De minister heeft meermalen aangekondigd dat hij met een novelle zou komen. Wij wachten dat gewoon af. Misschien kan de minister wel gevraagd worden wanneer hij verwacht met de novelle te komen, zodat wij het debat zo spoedig mogelijk daarna kunnen voeren in de Kamer. Wij geven echter geen steun aan het voeren van een debat in dit stadium.

De voorzitter:

U wilt graag een brief, begrijp ik.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ook de D66-fractie geeft geen steun aan het debat. Volgens mij wordt er half juni een algemeen overleg gehouden, waarin de heer Knops zijn zorgen met ons kan delen.

De voorzitter:

Mijnheer Knops, u hebt niet de steun van de meerderheid van de Kamer.

De heer Knops (CDA):

Dit is de wereld op haar kop. Er wordt van alles in de media geroepen, maar een aantal fracties in de Kamer zegt dat het allemaal prima is en dat er geen debat over hoeft te worden gevoerd. Zij vragen niet eens om een brief. Ik vind dat echt onbestaanbaar. Terwijl de parlementaire enquêtecommissie, die door de Kamer is ingesteld en waarin ook VVD, PvdA en D66 zitting hebben, een belangrijke stelselwijziging analyseert, onderzoekt en met aanbevelingen komt, vindt men het normaal dat er via een lek informatie in de media komt, waarover uitgebreid gespeculeerd wordt. Men vindt het ook niet nodig om steun te geven aan een verzoek tot het voeren van een debat daarover. Onbestaanbaar!

De voorzitter:

Anders dan de Knops heb ik wel gehoord dat er verzocht wordt om een brief. Ik neem aan dat u daar geen bezwaar tegen hebt.

De heer Knops (CDA):

Ik vind brieven geweldig, maar ik vind het veel interessanter om met de minister over deze zaak in debat te gaan. Ik doe een beroep op de VVD en de PvdA om die brug nu eens daadwerkelijk te slaan, de hand uit te steken en hierover te spreken. Het gaat niet om zomaar iets. Het brengt veel onrust in de sector teweeg. De minister roept elke keer dat wij stabiliteit moeten creëren. De heer Rutte zegt dat wij auto's moeten kopen. Dat is allemaal fantastisch, maar volgens mij moeten wij gewoon praten over de stelselwijziging die nu voorligt. Ik vind het onacceptabel dat nu wordt gezegd dat wij dat wel op een later moment, of een keer voor de zomer doen.

De voorzitter:

Mijnheer Knops, ik heb gehoord dat u brede steun hebt van een minderheid. U hebt dus wel steun voor een dertigledendebat. Ik kan proberen om dat debat zo snel mogelijk in te plannen.

De heer Knops (CDA):

Dank u wel. Ik zou daaraan willen toevoegen dat het heel goed zou zijn als de minister voorafgaand aan het debat een brief stuurt waarin hij aangeeft hoe het kan dat dit in de media is beland en wij dit uit de media hebben moeten vernemen. Die brief kan er snel zijn. We hebben in een ander orgaan regelmatig van gedachten gewisseld over de wijze waarop het kabinet procedeert in de richting van de Kamer. Het komt te vaak voor dat we via de media allerlei berichten van deze regering vernemen. Ik vind dat niet acceptabel. Ik ontvang dus graag voorafgaand aan het dertigledendebat een brief waarin de minister ook uitgebreid op dit punt ingaat.

De voorzitter:

Ik zal dit gedeelte van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet. En nogmaals, ik zal mijn best doen om dit debat in te plannen, met een spreektijd van drie minuten per fractie.

Het woord is aan mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb nog een rappel staan voor vragen die ik op 7 mei heb ingediend over de behandeling van mensen in de grensdetentie op Schiphol. We hebben nu net een uitstelbericht ontvangen. Ik wil hierbij vragen om een zo spoedig mogelijke beantwoording.

De voorzitter:

Ik zal dit gedeelte van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Mei Li Vos.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Voorzitter. Ik wil de schriftelijke vragen rappelleren die ik op 8 april heb ingestuurd over zzp'ers die door de Bbz-regeling in de knel komen.

De voorzitter:

Ik zal ook dit gedeelte van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Voordewind van de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil graag een plenair debat aanvragen over Syrië, met name over het opheffen van het wapenembargo. We hebben daarover het een en ander kunnen lezen in het verslag van de Europese Raad. Daarin staat ook dat er discussie over is. De ene lidstaat vindt dat het volkenrechtelijk niet kan, de andere lidstaat vindt van wel. Het gaat over het non-interventiebeginsel. Ik zou daarover graag zo snel mogelijk een debat willen voeren met de minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

Het verzoek is steun voor het houden van een debat.

De heer Omtzigt (CDA):

Het zal de heer Voordewind na gisteren niet verbazen dat de CDA-fractie dat verzoek steunt. Op pagina 3 van de brief staat inderdaad dat een aantal lidstaten alsmede de juridische dienst van de Raad van mening zijn dat wapenleveranties aan de oppositie in lijn kunnen zijn met het volkenrecht en dat andere lidstaten van mening zijn dat wapenleveranties in strijd kunnen zijn met het volkenrecht. Wij ontvangen voor het debat graag de adviezen die de juridische dienst van de Raad heeft opgesteld voor de Raad en die zijn meegedeeld door de juridische dienst van het ministerie aan minister Timmermans. Wij ontvangen ook graag de eigen appreciatie van de minister in verband met de vraag of wapenleveranties in strijd zijn met het volkenrecht of niet.

De heer De Roon (PVV):

De fractie van de Partij voor de Vrijheid vindt het leveren van wapens aan islamitische groeperingen en aan islamitische landen altijd een ongelofelijk slecht idee. Dat geldt natuurlijk ook voor Syrië. Ik steun dus graag het verzoek van de heer Voordewind en ik geef ook steun aan de aanvullende opmerking van de heer Omtzigt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De fractie van GroenLinks is voor een strikt embargo, dus we steunen het verzoek van de heer Voordewind.

De heer Sjoerdsma (D66):

De fractie van D66 steunt het verzoek voor een debat over Syrië en het wapenembargo.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook de SGP-fractie steunt het verzoek van de heer Voordewind. Ook wij zouden het op prijs stellen als er nog een aanvullende brief komt met de waardering van onze minister van Buitenlandse Zaken over de volkenrechtelijke kwestie.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb namens de SP-fractie in het vragenuur al verwezen naar de wapenexportcriteria van de Europese Unie zelf. Ik zou het debat ook graag daaraan willen relateren. Het gaat dan om de aspecten met betrekking tot de mensenrechtenschendingen in Syrië en het feit dat Syrië een spanningsgebied is.

De voorzitter:

Dat is dus steun voor dit verzoek.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik steun ook het verzoek om een debat.

De heer Servaes (PvdA):

Gisteren is hierover ook gesproken tijdens de regeling of het vragenuurtje of zelfs tijdens allebei. Toen is afgesproken om hierop morgen in de procedurevergadering terug te komen, omdat een algemeen overleg wellicht sneller te plannen is. We willen die lijn van gisteren vasthouden en daarom geef ik dus geen steun voor een debat nu.

De heer Verheijen (VVD):

Ik steun het verzoek om extra informatie, maar ik geef geen steun aan een debat. Het is ook ons voorstel om het mee te nemen in de procedurevergadering van morgen en vervolgens te kijken op welke manier daarover zo snel mogelijk inhoudelijk gedebatteerd kan worden met de minister.

De voorzitter:

Mijnheer Voordewind, ik hoor geen steun van de meerderheid voor het houden van een debat. Ik hoor wel steun voor het verzoek om informatie, dus dat deel van het stenogram met de toegevoegde vragen van de diverse leden zal ik doorgeleiden naar het kabinet. U hebt steun van op zijn minst 30 leden en u hebt steun om morgen te proberen het debat op een andere manier snel te voeren. Ik kan het dertigledendebat op de lijst zetten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik dank de collega's die mijn verzoek wel hebben gesteund. Ik denk dat het een plenair debat waardig is omdat het hier gaat om een oorlogssituatie waarover Nederland zich inmiddels ook heeft uitgesproken. Als er geen meerderheid is voor een algemeen debat, moet ik terugvallen op een dertigledendebat. Ik steun uiteraard de verzoeken om informatie als het gaat om het spanningveld, de wapenexportcriteria en ook de volkerenrechtenaspecten.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik doe een klemmend beroep op de collega's van de coalitie. Het gebeurt eigenlijk nooit dat de gezamenlijke oppositie een plenair debat vraagt op het gebied van buitenlands beleid. De situatie in Syrië geeft hier alle aanleiding toe. Een dertigledendebat betekent gewoon dat het debat na het zomerreces plaatsvindt, wanneer we, met de huidige stand van zaken, 20.000 slachtoffers verder zijn. Ik doe het klemmende verzoek aan zowel de PvdA als de VVD om met het oog op wat hier is gebeurd, te bekijken of we hier zo snel mogelijk een gewoon debat over kunnen voeren.

De heer De Roon (PVV):

Ik sluit me graag aan bij het voorstel van de heer Omtzigt. Indien het toch een dertigledendebat blijft, is het ongelooflijk belangrijk dat we dit voor het zomerreces doen, want anders hoeft het niet meer. Vanaf 1 augustus stromen de wapens richting Syrië.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik steun het verzoek van de heer Omtzigt omdat het wapenverbod inderdaad vanaf 1 augustus niet meer van kracht is. Het debat zal dus voor die datum moeten hebben plaatsgevonden. Ik wil graag zo snel mogelijk een plenair debat.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb in mijn bijdrage aan het vragenuur ook de datum van 1 augustus genoemd. Ik heb gewezen op het feit dat het dan reces is. Ik denk dat coalitiepartijen zich moeten realiseren dat wanneer wij niet nog voor de zomer hierover een debat gaan voeren, het debat in de zomer gevoerd zal moeten worden. De fracties zullen dan terug moeten komen van vakantie, ook de fracties van de VVD en de PvdA die dit debat nu blokkeren. Ze kunnen daar nu vast rekening mee houden met hun planning, want het debat zal dan wel degelijk in de zomer worden gevoerd.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben even naar voren gelopen omdat ik met klem aan de voorzitter wil vragen toch ruimte te bieden voor een debat als dit. Het is een zaak met een enorm belang. Er vallen inderdaad dagelijks honderden, zelfs duizenden doden en het is enorm belangrijk dat de Kamer daarover kan spreken op een plek waar dit hoort bij een onderwerp als dit: de plenaire vergaderzaal. Als het een dertigledendebat wordt, kan het ook volgende week worden ingepland, gezien het belang van deze zaak. Dat wil ik bij u neerleggen, voorzitter. Ik wil verder enige treurnis uitspreken in de richting van de PvdA en de VVD die op deze wijze met een zaak als deze omgaan. Ik vind dit erg jammer.

De voorzitter:

Ik zal mijn uiterste inspanning verrichten om dit debat in te plannen. Dit heb ik zojuist ook aan de heer Knops beloofd, die ook een heel belangrijk onderwerp zo snel mogelijk wil bespreken in de plenaire zaal. Het is een moeilijke opdracht die u mij geeft.

De heer Servaes (PvdA):

Ik teken aan dat nu de indruk wordt gewekt dat wij dit onderwerp niet belangrijk vinden. Natuurlijk vinden wij dit onderwerp belangrijk, heel belangrijk zelfs. Dat is de reden dat gisteren tijdens de regeling is gezegd: laten we tijdens de procedurevergadering kijken of we snel een AO kunnen plannen. De ervaring leert dat een AO sneller te plannen is dan een debat. Het gaat niet om het belang van het onderwerp, maar om de snelheid dat erover gesproken kan worden. Dat was de reden.

De heer Verheijen (VVD):

Ik sluit mij daarbij aan. Het belang is voor iedereen duidelijk. Een AO is snel te plannen. Als het onderwerp belangrijk is, zit er volgens mij geen hiërarchie tussen een AO of een plenair debat. Laten we dit gewoon snel plannen in AO-verband!

De heer Omtzigt (CDA):

Volgens mij is er wel sprake van hiërarchie, maar ik neem hier kennis van. Ik vind wel degelijk debatten die u voorzit belangrijker dan de commissiedebatten, voorzitter. Ik vind ook de plek die het heeft belangrijker.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dit als een compliment.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dacht: laat ik het eens proberen.

Mocht dit allemaal niet doorgaan, dan wil ik graag weten of de gevraagde informatie hier volgende week dinsdag kan zijn zodat die wel kan worden meegewogen in verdere stappen die wij hier nemen.

De voorzitter:

Dat verzoek zal ik nog toevoegen aan het stenogram dat naar het kabinet gaat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Misschien een korte reactie, als u mij toestaat.

De voorzitter:

Uw fractievoorzitter heeft net ook al een korte reactie gegeven. Hij heeft daarbij een klemmend beroep op mij gedaan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

In de tweede ronde is door de leden nog een aantal opmerkingen gemaakt. Het lijkt mij logisch als ik daar nog een korte afsluitende reactie op mag geven. Er wordt gezegd dat dit prima in een AO zou kunnen. Het gaat hier echter om een burgeroorlog en om het leveren van wapens, dus om mogelijk extra slachtoffers. Ik denk echt dat het het waard is om dit in een plenair debat te bespreken, hier in deze zaal, onder leiding van u. Nogmaals verzoek ik u om dit debat niet een aantal weken uit te stellen, maar het gezien de urgentie volgende week in te plannen.

De voorzitter:

Ik heb u heel goed gehoord. Ik heb de heer Knops zo-even ook heel goed gehoord. Ik zal met al uw gevoelens rekening proberen te houden en ik zal kijken wat de mogelijkheden zijn. Dit deel van het verslag zal ik doorgeleiden naar het kabinet, maar dat had ik al gezegd. In dit debat gelden spreektijden van drie minuten per fractie.

De heer Voordewind heeft nog een verzoek.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb nog een verzoek tot spoedige beantwoording van Kamervragen die ik samen met collega's Voortman en Schouw op 24 mei heb ingediend. Ze gaan over de honger- en dorststakers, de asielzoekers die in vreemdelingendetentie zitten. Omdat het hier gaat om mensen die in honger- en dorststaking zijn, hadden we de staatssecretaris verzocht deze vragen te beantwoorden voor afgelopen dinsdag 12.00 uur. We hebben geen antwoorden gezien. Ik wil daarom een klemmend beroep doen op de staatssecretaris om deze vragen alsnog zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

De voorzitter:

Ik zal dit gedeelte van het stenogram ook doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Het kabinet heeft beloofd dat het uiterlijk vorige week een brief over bijensterfte zou sturen, naar aanleiding van het AO op 16 mei. Die brief is er nog niet en morgenochtend staat het VAO geagendeerd. Ik zou u willen vragen om dat VAO door te schuiven naar volgende week. De PvdA wil vast meedoen met onze moties. Voor het opstellen daarvan hebben we wel even wat tijd nodig, maar de brief is er nog niet. Kan het VAO dus worden verschoven naar volgende week? En kunt u de staatssecretaris vragen om de brief vandaag of uiterlijk morgen nog te versturen?

De voorzitter:

Als daar geen bezwaar tegen is, lijkt mij dat geen probleem. Ik zal dit gedeelte van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Leijten van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Vorige week stond ik hier om antwoord te vragen op een serie Kamervragen over het te snel ontruimen van kamers in verzorgings- en verpleeghuizen. Ik heb daar nog steeds geen antwoord op. Als ik de antwoorden maandag niet heb, zal ik ze aanmelden voor mondelinge vragen.

De voorzitter:

Ik zal dit gedeelte van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Jadnanansing.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Gisteravond werd bekend dat de opgaven van het vwo-examen Frans waren uitgelekt en op internet stonden. Duizenden jongeren zaten tot vanmorgen in de stress. Drie uur voor het examen werd bekend dat het examen pas morgen zal plaatsvinden. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Belangrijker nog is de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit nooit meer gebeurt. Hoe kunnen we dit voorkomen? Ik wil graag een debat, voorafgegaan door een brief van de staatssecretaris. De brief wil ik graag ontvangen voor morgen 13.30 uur, dus voor het examen.

De heer Van Weyenberg (D66):

De fractie van D66 steunt dit verzoek volledig. Dit is voor scholieren buitengewoon vervelend. Het roept heel veel vragen op. Dat rechtvaardigt wat mijn fractie betreft een snel debat.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wij steunen het verzoek om een brief. Laten we het debat daarna in een algemeen overleg voeren, gezien het belang van het onderwerp. Ik begreep zojuist dat het dan sneller aan de orde is.

De heer Rog (CDA):

Het is juist dat eindexamenkandidaten in de stress zitten. Dat komt door de maatregelen van dit kabinet. Het leenstelsel hangt namelijk als een zwaard van Damocles boven hun hoofd. Het CDA steunt het verzoek om een brief. Verder wil het de staatssecretaris en zijn ambtenaren zo veel mogelijk vrijmaken om ervoor te zorgen dat de vwo-scholieren hun examen morgen in goede orde kunnen maken.

De voorzitter:

Ik hoor geen steun voor het houden van een debat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Steun voor de brief. Ik zoek even naar de balans tussen het onderwerp dat we net hebben besproken, waarbij de Partij van de Arbeid-fractie heeft aangegeven dat zij een burgeroorlog niet belangrijk genoeg vindt voor een plenair debat, en dit onderwerp, waarover de PvdA-fractie wel een plenair debat wil voeren. Ik ben de weg bij de Partij van de Arbeid dus kwijt. Als de Partij van de Arbeid alsnog tot het inzicht komt dat het vorige onderwerp plenair moet worden besproken, overweeg ik dit verzoek om een debat van mevrouw Jadnanansing ook te steunen.

De voorzitter:

Dat betekent dat u het verzoek op dit moment niet steunt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat klopt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het is buitengewoon pijnlijk dat het examen is uitgelekt. Het is dus prima om daar een brief over te vragen. Ik vraag me echter af wat een debat hieraan zal toevoegen. Ik heb al horen zeggen: dat kan, mits in het Frans. Dat zou nog kunnen.

De voorzitter:

Maar niet in de Tweede Kamer. Daar spreken we Nederlands.

De heer Beertema (PVV):

Het is inderdaad heel pijnlijk, maar het is een incident. Het is niet nodig om hier nu met zo veel politiek geweld op te springen. Laat de sector het zelf oplossen. Een brief is prima, maar alstublieft geen debat.

Mevrouw Straus (VVD):

Ook namens de VVD steun voor een brief. Een debat gaat echter te ver.

De heer Klein (50PLUS):

Een debat hierover houden, staat in geen verhouding tot de problematiek. Het is, wat ons betreft, prima dat er een brief hierover komt. Die kunnen we prima in een AO bespreken, maar we steunen geen debat.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook de SGP wil wel een brief, maar geen debat.

De voorzitter:

Mevrouw Jadnanansing, u hebt niet voldoende steun voor het houden van een plenair debat.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Maar ik heb wel voldoende steun voor een brief. Graag morgen voor 13.30 uur, voor het examen. Het is prima dat de collega's het ook belangrijk vinden en dat we het niet alleen over het buitenland hebben maar vooral ook over het binnenland. Al onze jongeren hebben er belang bij om een goed eindexamen te kunnen doen.

De voorzitter:

Ik zal dit gedeelte van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil graag rappelleren naar aanleiding van onbeantwoorde schriftelijke vragen die ik op 25 april jongstleden samen met collega Voordewind heb gesteld aan de staatssecretarissen van VWS en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het initiatief Second Love.

De voorzitter:

Ik zal dit gedeelte van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Klein.

De heer Klein (50PLUS):

50PLUS wil graag rappelleren voor de onbeantwoorde schriftelijke vragen aan de minister van Veiligheid en Justitie over de hack op het Groene Hart Ziekenhuis.

De voorzitter:

Ik zal dit gedeelte van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Nederland wordt kapot bezuinigd en in Brussel wordt feestgevierd. De belastingen in Nederland worden verhoogd en in Brussel worden de belastingen verlaagd. De Nederlandse gepensioneerden worden gekort, terwijl men in Brussel lekker met 63 jaar met pensioen gaat. In dat kader hebben wij een dertigledendebat aangevraagd en informatie gevraagd aan minister Timmermans. Hoe zit het nu precies? Wat zijn de feiten? Wij hebben een brief gekregen waarin alle feiten ontbreken. Ik heb een lijstje gekregen met wat cijfers over salarissen, maar ik wil natuurlijk weten hoe veel ambtenaren die hoge salarissen verdienen. Hoe veel ambtenaren verdienen meer dan onze minister-president? Die antwoorden heb ik niet gekregen. Daarom vraag ik een nieuwe brief en uitstel van het debat tot we die informatie hebben.

De voorzitter:

U hebt het over het debat dat zo moet beginnen.

De heer Madlener (PVV):

Ja.

De heer Omtzigt (CDA):

Het gaat om informatie waar we al sinds oktober om vragen, namelijk informatie over de nettosalarissen. Ik zal de vraag heel precies stellen. Wij willen per categorie van € 500 weten – dus de categorie tussen € 2.000 en € 2.500 netto per maand, tussen € 2.500 en € 3.000 netto per maand tot meer dan € 16.000 netto per maand – wat die ambtenaren netto krijgen, inclusief de toeslagen, zoals de buitenlandtoeslag, de kindertoeslag en de partnertoeslag. De toeslagen die ik vergeten ben, moeten er ook bij. Dan kunnen we dit in de vergelijking meenemen. Brussel kan onze begroting heel goed controleren. Brussel kan onze begroting heel goed controleren en kan nagaan of onze pensioenhervormingen op orde zijn, maar is niet in staat om zelf te vertellen hoe zijn eigen pensioenhervormingen eruitzien. De antwoorden die ik binnen twee dagen van de EU-vertegenwoordiging heb gekregen, zijn completer dan de antwoorden die de heer Timmermans na een halfjaar praten in Brussel heeft gekregen. Dat is een beetje beschamend. Hij maakt zich een beetje overbodig als minister van Buitenlandse Zaken. Daarom zouden wij graag het debat uitstellen totdat we die informatie hebben.

De heer Van Bommel (SP):

Volgens mij was de Kamer gisteren heel duidelijk en eenstemmig over de precisie waarmee de informatie moest worden aangeleverd. Wij hebben nu een soort tabellen ontvangen waaruit we niets direct kunnen afleiden. Dat maakt een debat onmogelijk. Dan kun je net zo goed praten over alleen maar krantenberichten en we willen nu juist dat de minister die informatie aan de Kamer verschaft. Het is alsof hij wil meewerken aan een grote doofpot. Het lijkt erop dat we die gegevens niet mogen krijgen. Maar het gaat gewoon over publiek geld en over salarissen. Je kunt opzoeken wat Nederlandse ambtenaren verdienen. We moeten ook informatie kunnen krijgen over wat Brusselse ambtenaren en wat Nederlandse ambtenaren die in Brussel werken, verdienen. Die informatie moet er dus gewoon komen. Anders houden we voorlopig geen debat.

De heer Verheijen (VVD):

De inzet van dit kabinet en de minister van Buitenlandse zaken is prima. Wat ons betreft, kan het debat zo dadelijk gewoon doorgaan. Uiteindelijk is de aanvrager van het dertigledendebat daar verantwoordelijk voor. Ik ben niet voor uitstel. Dan denk ik dat hij het debat maar helemaal moet intrekken en dat we het op een andere manier moeten behandelen. Maar wat mij betreft, gaat het debat zo dadelijk gewoon door. Laten we er nu maar plenair over praten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Steun voor het verzoek van de heer Madlener. De informatie die de Kamer graag wil hebben, moet worden geleverd. Dan hebben we een goede basis voor een debat.

De heer Servaes (PvdA):

Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Verheijen. Er is zo langzamerhand sprake van heen-en-weergepraat in het kader van brieven die wel of niet goed genoeg zijn. Ik denk dat de stelling die de partij van de heer Madlener inneemt, toch wel duidelijk is, wat er ook in die brieven staat. Ik stel voor dat we straks gewoon het debat zullen voeren.

De voorzitter:

Mijnheer Omtzigt, u bent al aan het woord geweest. Hebt u nog een toevoeging?

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, en grote verbazing. We hebben dezelfde vraag immers ongeveer zeven keer gesteld. Het ging om een netto-nettovergelijking. Die hebben we niet ontvangen. De bijlagen van de brief van minister Timmermans die we vandaag hebben ontvangen, waren dezelfde bijlagen als die we hier tweeënhalve maand geleden al hadden ontvangen. Dat gaf hij trouwens ook zelf ruiterlijk toe in de brief. Er staat helemaal geen nieuwe informatie in. Dan heeft het geen zin om een brief te vragen. Het lijkt ons prettig om die informatie te hebben. Het was ook de afspraak dat we eerst informatie zouden ontvangen en dat er dan een debat zou plaatsvinden. Die informatie is er echter niet.

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, ik denk dat de heer Verheijen het Reglement van Orde goed heeft bestudeerd. U bent de aanvrager van dit debat. Als u niet wilt dat het debat vandaag wordt gehouden, dan haal ik het van de agenda en probeer ik het op een ander moment opnieuw in te plannen, en dan zal ik het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet, met het verzoek om zo precies mogelijk antwoord te geven op de vraag die de Kamer heeft gesteld.

De heer Madlener (PVV):

Maar er is ook nog zoiets als een informatieplicht aan de Kamer. Wij hebben breed informatie gevraagd en er is ook breed het gevoel dat die informatie niet is geleverd. Voorzitter, vindt u ook niet dat onze informatieplicht hier wordt geschonden? Er is keer op keer gevraagd om informatie, maar die krijgen we niet. De coalitie zegt nu – dat is niet toevallig – dat er dan maar geen debat of een debat zonder informatie moet plaatsvinden. Dat is toch een heel curieuze situatie?

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, als u problemen hebt met de informatievoorziening, stel ik voor dat u het debat wel laat doorgaan. De minister staat hier in de coulissen. Dan kunt u met de minister in uw eigen gekozen woorden van gedachten wisselen over de informatievoorziening. Dat kan ik niet doen. De minister is beschikbaar om dat debat nu te voeren. Die mogelijkheid is er. Hij is er toch. Dat zou dus wel praktisch zijn.

De heer Madlener (PVV):

Ik heb liever wel een debat. Ik vind niet dat dit een schoonheidsprijs verdient. Ik vind ook dat u er als voorzitter voor moet zorgen dat wij de informatie krijgen waarom is gevraagd voordat wij een debat voeren. Maar goed, ik heb liever wel een debat.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter, u hebt gelijk. We kunnen die vragen ook mondeling aan de minister stellen, maar wij vragen om cijfers, niet om een paar cijfers maar om nogal wat cijfers. Daar moet misschien wat voor gerekend worden. Wij hebben een spreektijd van drie minuten. Dat wordt natuurlijk een debat van niets. Ik stel dus echt voor dat we het uitstellen. Om het nu af te doen met wat vragen, is echt zinloos. De minister kan immers ook geen rekensommen maken in zijn beantwoording.

De voorzitter:

Mijn voorstel was anders. Ik heb gezegd dat we het stenogram van dit gedeelte van het debat doorgeleiden naar het kabinet. Dus die vragen moeten beantwoord worden. Als de Kamer een probleem heeft met de manier waarop deze minister haar voorziet van informatie dan zeg ik: hij is nu beschikbaar en dan moet u die vragen zelf aan hem stellen. Dat neemt niet weg dat er nu een verzoek gedaan kan worden om, wanneer die brief binnen is, het opnieuw te agenderen. Dan kunt u alsnog over de inhoud praten. Mij nu vragen om een gesprek te gaan voeren, wat ik dan weer terug moet koppelen, terwijl de minister nu beschikbaar is, lijkt mij niet zo praktisch. Maar als u liever wilt dat het helemaal van de agenda afgaat, dan is dat ook aan u.

De heer Verheijen (VVD):

Heel veel steun voor uw stellingname, voorzitter. Ik doe tevens een beroep op de heer Madlener om dat debat zo meteen door te laten gaan. In plaats van hier alleen maar voortdurend suggesties te wekken dat de minister informatie achterhoudt zou ik zeggen: laat hem dan zo dadelijk maar uitleggen en met u in gesprek gaan over waar die knelpunten zitten. Mijn voorstel is om het debat zo dadelijk door te laten gaan.

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, u moet een oordeel vellen. Gaat het debat door of niet? Het is namelijk uw debat.

De heer Madlener (PVV):

Kijk, hier moet een debat over gevoerd worden. Als we het echter uitstellen, ben ik bang dat u weer gaat zeggen dat het pas na het zomerreces wordt. Als het uitgesteld wordt met een of twee weken, akkoord, maar niet tot na het zomerreces, want dan komt het te ver van de actualiteit af te staan.

De voorzitter:

Ik snap echt uw probleem en dat van velen. Ik heb geprobeerd, hier een oplossing voor u te creëren. Ik heb aangegeven dat er als nieuwe informatie komt, er altijd mogelijkheden zijn om een nieuw debat te voeren, hier of in een van de andere zalen, maar dat we in ieder geval nu een begin kunnen maken met het debat. Dat debat wilt u helemaal niet met mij wilt voeren maar met de minister, die nu beschikbaar is. We kunnen er dus ongeveer nu mee beginnen, als u dat wilt.

De heer Madlener (PVV):

Dan stel ik voor, ermee te beginnen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Het woord is aan mevrouw Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Vandaag is het rapport "Vreemdelingenbewaring of een lichter middel?" van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken gepubliceerd. Ik ben wel weer behoorlijk geschrokken van wat er in staat. Om het heel kort samen te vatten: er zitten hoogstwaarschijnlijk op dit moment mensen onschuldig en onterecht, dus niet rechtmatig, in de cel in Nederland. Het lijkt mij op zijn plaats om hierover een debat te voeren met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De collega die ik er in ieder geval over heb gesproken, is de heer Schouw. Ik vraag het debat dan ook mede namens hem aan.

De voorzitter:

Verzoek om steun voor een debat met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Uiteraard steun voor het verzoek, maar dan als het even kan zo snel mogelijk de reactie van het kabinet om die er vervolgens bij te betrekken. Dat kan misschien wel binnen twee, drie dagen, want ik neem aan dat het advies daar inmiddels wel bekend is.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik zou ook het verzoek willen steunen, maar zou dan wel het debat willen voeren op basis van een reactie van het kabinet. Daarbij zou ik eveneens de vraag willen betrekken of het kabinet kan aangeven hoe men recht zal doen aan het waardevolle rapport en op welke wijze de bezuiniging die is voorzien op vreemdelingendetentie ten bedrage van 60 miljoen euro van invloed is op de aanbevelingen in dat rapport.

De voorzitter:

Steun voor het verzoek om een debat, met daarbij het verzoek om een aanvullende brief.

Mevrouw Maij (PvdA):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft volgens mij al verschillende malen aangegeven dat hij een brief over vreemdelingendetentie gaat sturen. Ook vandaag bij de presentatie van het rapport heeft hij aangegeven dit voor de zomer te zullen doen. Dus ik zou willen voorstellen dat wij het debat voeren op het moment dat wij die brief van de staatssecretaris over de vreemdelingendetentie inclusief zijn reactie op dit rapport, hebben gekregen. Dus geen steun voor een debat nu.

De voorzitter:

Dus geen steun voor een debat, wel steun voor de brief.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dolmatov zou een incident zijn maar uit het rapport blijkt dat het juist iets structureels is. Dus steun voor het verzoek, voorzitter. Op het moment dat we het debat inplannen, kunnen we vragen of dat voorafgegaan kan worden door die brief waarin dan ook de reactie waarom mevrouw Maij vraagt, staat.

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. Het is al aangegeven door de staatssecretaris dat hij een reactie zal geven. Het is niets nieuws dat hij dat zal doen. Pas wanneer die reactie er ligt, is dat een passend moment voor een debat. Dus op dit moment geen steun voor een debat.

De voorzitter:

Mijnheer Schouw, volgens mij is dit verzoek mede namens u gedaan.

De heer Schouw (D66):

Ik heb even gewacht omdat het natuurlijk niet verrassend is dat Partij van de Arbeid en VVD dit verzoek niet steunen. Ik breng ook in herinnering dat wij in ieder geval een algemeen overleg hebben geagendeerd voor de tweede week van juni. Ik vraag of de VVD en de Partij van de Arbeid wel het verzoek steunen om een reactie op dit rapport te ontvangen voor de tweede week van juni opdat wij die bij het algemeen overleg kunnen betrekken. Zo niet, dan laten wij het lopen.

De voorzitter:

Ik heb beide partijen wel steun voor de brief horen uitspreken. Het debat is op 2 juni, zegt u? Dat is volgende week. O nee, het is de tweede week van juni.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik heb niet om een brief gevraagd. Volgens mij heeft de heer Voordewind als eerste die suggestie gedaan. Ik vind het prima als het kabinet een reactie op schrift geeft, want die kan bijdragen aan een beter debat.

Ik vraag u echter ook om, gezien de soms wat lastige verhoudingen in de procedurevergadering, al wel, hopelijk met permissie van de collega's, een dertigledendebat op de lijst te zetten. Als wij er uitkomen in de procedurevergadering, dan laat ik dat u dan onmiddellijk weten, want dan kan dat debat worden geschrapt, maar nu hebben wij dat in ieder geval vast.

Het spijt mij bijzonder. Ik heb in mijn toelichting gezegd dat het zeer waarschijnlijk is dat op dit moment mensen onrechtmatig vastzitten in ons land. Dat lijkt mij met of zonder een reactie van de staatssecretaris, de moeite van een debat meer dan waard.

De voorzitter:

Ik zal dit deel van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet. Ik zal het dertigledendebat aan de lijst toevoegen. Bij dit debat zal drie minuten spreektijd per fractie worden toegestaan.

Hiermee is een einde gekomen aan een wederom interessante regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven